Femke Dekker
Je verhaal de baas
Tien handreikingen voor een goed verhaal
Je verhaal de baas ©2013 Femke Dekker www.femkedekker.nl Dit is een gratis e-book over het schrijven van een verhaal. Hierin staan alle tips, voorbeelden en oefeningen die je eerder al via een e-mail nieuwsbrief hebt ontvangen nog eens bij elkaar. Stuur dit e-book gerust door naar vrienden en kennissen als je denkt dat ze er iets aan hebben. Voel je vrij om informatie en tips te delen op je blog, facebook-pagina of website, maar vergeet niet dat het auteursrecht op dit e-book bij mij ligt: Femke Dekker, schrijver en schrijfcoach. Je mag de informatie hieruit vrij gebruiken, maar laat wel weten waar je het vandaan hebt.
Onontbeerlijk gereedschap Je schrijft. Je vertrouwt je ideeën toe aan het papier. Maar je bent onzeker of je het wel goed doet. Of je verhaal wel spannend genoeg is, of je personages boeiend zijn. Of het verhaal niet te veel met je op de loop gaat, dat je het overzicht kwijtraakt. Daarom krijg je van mij gereedschap in handen dat onontbeerlijk is voor de schrijver. Om jou en je verhaal verder op weg te helpen naar dat ultieme einddoel: het verhaal dat iedereen wil lezen. Tien tips, voorbeelden, uitleg en oefeningen om je gereedschap te leren gebruiken. En een basishouding die iedere schrijver nodig heeft.
Observeer Al het schrijven begint met observeren. Als je niet kunt observeren, kun je niet schrijven. Daarom eerst dit: observeer.
Observeren doe je met al je zintuigen: je kijkt, je voelt (van binnen en van buiten), je proeft, je ruikt, je hoort. Sta even stil bij de dingen die om je heen gebeuren, zet je oordelend vermogen uit. Dan zie je wat mensen doen in bepaalde situaties, hoe ze op elkaar reageren. Je voelt hoe het is om boos te zijn, geërgerd, bang. Je voelt hoe een slok cappuccino in je mond aanvoelt, of hoe je koffiekop in je handen langzaam afkoelt. Je ruikt de bloesems in de lente, de geur van de zee, een vochtig huis. Je hoort hoe het afstrijken van een lucifer klinkt, een fietsband die opgepompt wordt. Al die dingen en nog veel meer. Hoe zien ze eruit, wat doen ze, hoe klinken ze? Merk de details op, want in de details zit de levendigheid van je verhaal, het zijn de kleine
dingen die je verhaal beeldend maken. Observeer, en zoek de woorden erbij.
Oefening: Zie, voel, hoor, proef, ruik en beschrijf Neem iets kleins. Dat gevoel van een slok warme thee in je mond, het geluid van wind door de bomen, de spiegeling van het licht op de fotolijst, je gevoel na het telefoontje van een goede vriend(in) die slecht nieuws heeft. Gebruik je zintuigen om het helemaal tot je door te laten dringen, en schrijf erover. Begin klein en breid het langzaam uit. Schrijf er minimaal een half a4-tje over. Probeer zoveel mogelijk het echte gevoel te vinden in passende, beeldende woorden.
Je personage bij de supermarkt Eén van de belangrijkste ingrediënten van een verhaal zijn de personages, en dan met name je hoofdpersoon. Komt die niet goed uit de verf, dan kan je plot nog zo goed in elkaar zitten of je verhaal heel spannend zijn, maar het zal nooit echt wat worden. Je lezer moet het gevoel hebben dat je personage een mens van vlees en bloed is, met al zijn zwaktes en eigenaardigheden. Ja, je lezer moet het gevoel hebben dat hij of zij je hoofdpersoon zomaar bij de supermarkt kan tegenkomen en er een praatje mee kan maken.
Ja maar... Hóe? Dat is een leuke tip hè? Maar ik hoor je denken: Hoe doe je dat?! Dat ga ik je nu vertellen. De eerste stap is dat je je personage heel goed kent. Héél goed. Door en door. Beter dan jezelf. En dan niet in de categorie hobby's, lievelingsmuziek, vieste eten, enzovoort. Nee, je moet echt weten wíe je personage is. Hoe ze is.
Hoe denkt hij of zij over bepaalde zaken? Hoe voelt hij zich in bepaalde situaties? Hoe reageert ze op voorvallen? Misschien is hij net gescheiden en heeft dat (tijdelijk) invloed op zijn stemming, op zijn doen en laten. Misschien is ze vroeger veel gepest en is ze nog steeds heel onzeker. Maar misschien zijn er helemaal geen zaken uit het verleden die nu nog van invloed zijn (of je hoofdpersoon dat nu weet of niet!)
Oefening Hoe zit dat met jouw personage? Wordt hij gauw boos, of gaat hij juist de confrontatie uit de weg? Is hij de gangmaker op feestjes, of gaat hij het liefst zo stil mogelijk in de donkerste hoek zitten? Is ze verlegen? Onhandig? Of is ze juist (veel te) zeker van zichzelf? Schrijf alles op wat je weet over je personage en stel overal minstens drie vragen bij. Hoe komen de invloed van het verleden en het karakter van je hoofdpersoon tot uiting in de buitenwereld?
Onderstaande vragen dienen als voorbeeld. Verzin zelf ook zoveel mogelijk vragen die betrekking hebben op specifiek jouw personage.
– hoe staat jouw hoofdpersoon in deze wereld? – wat is haar verhouding tot anderen? – heeft ze ergens profijt van, of juist last van? – waar staat ze op de maatschappelijke ladder? – heeft ze macht over iemand, of iemand over haar? – zijn er dingen die ze niet weet, niet kan of mag weten? – wat vindt ze van de positie die ze heeft in deze maatschappij? – zou ze willen dat die anders was, en heeft ze daar invloed op?
Maatschappij kan ook familie zijn, of buurt, of stam, of vul maar in.
Maak het je personage zo moeilijk mogelijk Een onmisbaar element voor een verhaal is het conflict. Zonder conflict heb je geen verhaal. Oftewel: Maak het je personage lekker moeilijk.
Verhaalconflict heeft niets te maken met ruzie. Het heeft wel alles te maken met een belemmerende factor voor je hoofdpersoon om te bereiken wat hij wil. Die belemmerende factor kan een ander personage zijn (de antagonist), of een omstandigheid. Het kan ook iets zijn dat vanuit je personage zelf komt: een karaktereigenschap, een ervaring uit het verleden of een vastgezet idee.
Zieke moeder Stel: je hoofdpersoon, laten we hem Daniël noemen, wil graag verre reizen maken. Je laat hem nagaan hoe lang zijn paspoort nog geldig is, hij zoekt een mooie bestemming uit,
koopt een vliegticket en boekt zijn hotel voor de eerste nacht. De middag voor vertrek loopt hij alles nog even na, en dan gaat hij op reis. Interessant verhaal? Niet echt. Wel interessant wordt het, als Daniël een zieke moeder heeft om voor te zorgen, en dus helemaal niet (langdurig) weg kan. Wat gaat hij doen? Blijft hij de rest van zijn leven verlangen naar het onbereikbare, of probeert hij van het idee af te komen dat hij altijd zelf voor zijn moeder moet zorgen? (Voel je dat er hiermee spanning in je verhaal ontstaat?)
Op zoek naar de schat Ander voorbeeld, voor een ander genre: je hoofdpersoon, laten we zeggen Fedra, wil op zoek naar de schat uit een bekende legende. Ze pakt haar spullen, zwaait haar familie en vrienden uit en gaat op weg. Drie weken later komt ze terug met de schat. Saai? Dat komt doordat het conflict ontbreekt. Het wordt pas echt een verhaal als die schat aan de andere kant van een berg ligt waar nog nooit iemand levend van is
teruggekeerd. Of als Fedra samen met een vriend reist en ze onderweg ruzie krijgen. Of als er ook nog anderen op jacht zijn naar de schat. Gaat het haar lukken om de schat te vinden? Overleeft ze de tocht? Al deze vragen, deze spanningselementen, komen voort uit het verhaalconflict.
Hij weet het zelf niet eens! Je hoofdpersoon hoeft zich niet altijd bewust te zijn van zijn belemmeringen. Je maakt je verhaal er zelfs (nog) spannender mee als je hoofdpersoon niet weet waarom het hem steeds maar niet lukt om te slagen. Misschien is het voor Daniël zo logisch dat hij zelf zijn moeder verzorgt, dat hij er niet eens bij stilstaat dat het ook anders kan. Of misschien is er een dieperliggende reden waarom hij niet op reis gaat, en is de zorg voor zijn zieke moeder een excuus... Je kunt het zo gek niet verzinnen, als je maar zorgt dat je hoofdpersoon tegengehouden wordt. Geef hem iets om over na te denken, iets om te overwinnen. Zo zorg je dat er een (spannend) verhaal ontstaat.
Oefening Bedenk een personage met een drijfveer en iets dat hem of haar belemmert het doel te bereiken. Je kunt ook een van bovenstaande voorbeelden gebruiken, of een verhaal dat je al hebt geschreven of waar je mee bezig bent. Als je personage en belemmerende factor duidelijk voor ogen hebt, schrijf dan een scène waarin het conflict dat hieruit ontstaat naar voren komt.
Het kaartenhuis van je verhaal Alles in een verhaal hangt met elkaar samen. Het één gebeurt niet zonder het ander en het ander omdat het één, of vanwege weer iets anders.
Dat is nu plot Plot is wat een verhaal een verhaal maakt. E.M. Forster gaf eens een heel mooi voorbeeld: 'The king died, and the queen died' is een opeenvolging van gebeurtenissen. 'The king died, and the queen died of grief' is een plot. De laatste zin geeft het causaal verband aan tussen de twee gebeurtenissen, en dat is precies wat plot is.
Een stevig bouwwerk De plot is het geraamte, het kaartenhuis van je verhaal. Een stevig bouwwerk van waaroms en omdatten, waarin alles, alles, alles met elkaar te maken heeft. De bovenste kaart heeft te maken met en is afhankelijk van de kaarten direct daaronder, maar ook die daaronder en daaronder, tot de
laatste aan toe. Hoe ver de ene oorzaak ook bij het andere gevolg vandaan lijkt te staan, ze hebben al-tijd met elkaar te maken. Altijd. Een stevig bouwwerk dus, maar ook fragiel. Want haal je er één onderdeel tussenuit, dan heeft het andere geen bestaansrecht meer, of staat op zijn minst te wankelen.
Vragen en graven Om zelf een samenhangend geheel van je verhaal te maken, moet je precies weten hoe het in elkaar steekt. Wie heeft waarmee te maken en waarom? Daar kom je achter door te plotten, door vragen te stellen over je verhaal, te zoeken naar oorzaak, gevolg en redenen. Naar waaroms en hoezo's.
Een voorbeeld Stel je voor dat je schrijft over een 15-jarig meisje dat zich anders voelt dan haar vriendinnen. Ze komt erachter dat de dingen die zij kan en doet, en die ze altijd heel gewoon vond, helemaal niet gewoon zijn. Zij is de enige met zulke
gaven. Ze leeft alleen met haar moeder en over haar vader weet ze niets.* Zoekend naar de waaroms van deze gegevens komt de schrijver erachter dat dit meisje uit een andere wereld komt, uit een familie waar iedereen zulke gaven heeft zoals zij. Dat haar moeder daar vandaan is weggevlucht, uit angst voor wat er met dit meisje zou gebeuren. Ze vertelt er niets over, omdat ze bang is dat het meisje ooit op zoek zal gaan naar haar familie, of dat zij hen zullen vinden. Deze antwoorden leiden weer tot nieuwe vragen, want waarom is deze moeder zo bang voor de familie? Wat zou er dan met het meisje gebeuren? De antwoorden op deze vragen leiden weer tot nieuwe vragen, en die antwoorden leiden naar nog meer vragen en die ... Net zolang totdat je alles weet, totdat je verhaal helemaal rond is.
Oefening Denk aan je hoofdpersoon. Wat wil ze, wat doet ze, wat overkomt haar? Stel honderd vragen, zoals in bovenstaand
voorbeeld. Waarom? Hoezo dan? Wat brengt haar daartoe? Hoe heeft ze dat gevonden? Waarom was ze daar? Wat heeft dat ermee te maken? Is dat echt wel zo? Enzovoort enzovoort. Diep je verhaal uit (en ontdek hoe leuk het is om te zien hoe het één met het ander te maken heeft en hoe nieuwe gebeurtenissen daaruit voortvloeien.) *Je snapt natuurlijk wel dat dit een volkomen willekeurig voorbeeld is, dat niets te maken heeft met welk bestaand boek dan ook en zeker niet met een boek dat ik zelf geschreven heb ... ;-)
Als dit nu maar goed afloopt! Ieder verhaal heeft spanning nodig. Spanning die maakt dat je lezer geboeid blijft, dat hij dóór wil lezen, wil weten hoe de hoofdpersoon dit probleem gaat oplossen, hoe het verhaal eindigt.
Van thriller tot liefdesroman Door je hele verhaal heen, op verschillende niveaus, lopen spanningsbogen. Van begin tot eind, van begin tot pakweg éénderde, van éénderde tot het eind, van tweederde tot het eind. Binnen en tussen hoofdstukken, binnen en tussen scènes, in dialogen, alinea's en zelfs zinnen. Niet het soort spanning dat je hebt in thrillers of misdaadromans, maar spanning die voorkomt in ieder verhaal, in ieder genre, voor elke leeftijd. Thriller, (literaire) roman, fantasy, kinderboek, ja, zelfs een liefdesroman of prentenboek. Spanning die ervoor zorgt dat een verhaal niet saai wordt.
Hoe gaat dít verder ...? Het gaat niet om levensbedreigende spanning waar je lezer hartkloppingen van krijgt, het gaat erom dat je lezer wil weten hoe het verdergaat en uiteindelijk: hoe het afloopt. In een liefdesroman is de grootste spanningsboog, degene die van begin tot eind loopt: Krijgen ze elkaar? In een fantasyverhaal kun je een kortere spanningsboog, die over een paar hoofdstukken loopt, creëren die begint als de hoofdpersoon erachter komt dat ze niet uit de wereld komt waar ze woont, en eindigt als ze weet waar ze dan wel vandaan komt. Tijdens die spanningsboog kun je alvast een nieuwe beginnen met de vraag of ze dan terug zou willen naar die wereld, en hoe ze daar komt*.
Klein en eenvoudig Spanningsbogen kunnen heel klein en heel eenvoudig zijn. Lezeressen van de liefdesroman weten bijvoorbeeld dat de manlijke hoofdpersoon een gruwelijke hekel heeft aan spaghetti. En laat dat nou net zijn wat de vrouwelijke
hoofdpersoon voor hem kookt als hij de allereerste keer bij haar komt eten... (Voel je 'm?) Meestal creëer je niet bewust een nieuwe spanningsboog. De aanzetten daartoe ontstaan vanzelf, namelijk steeds wanneer je een nieuwe verhaallijn introduceert. Als er een nieuwe situatie of probleem ontstaat. Als je hoofdpersoon een nieuw, ander personage ontmoet.
Sáái! Nu je weet wat spanningsbogen zijn en hoe je ze kunt inzetten voor je verhaal, weet je ook waar je naar moet kijken als je verhaal ergens inzakt of saai wordt. Negen van de tien keer ligt het aan (het ontbreken van) de spanningsboog. Misschien heb je ergens een nieuwe situatie laten ontstaan, en heb je vergeten de gebeurtenissen daaropvolgend op te bouwen naar een hoogtepunt. Er is een vlakke lijn in je verhaal ontstaan in plaats van een spanningsboog. Ga op zoek naar het punt waar de aanzet is ontstaan,
bouw vanaf dat punt de spanning verder op, laat haar op het hoogtepunt nog even voortduren en daarna bouw je haar weer af. Voilà: het is niet meer saai.
Oefening Schrijf een scène met een afgeronde spanningsboog. Zet een situatie neer, bouw de spanning op, laat haar even voortduren en bouw de spanning dan weer af. Je kunt ook een scène die je eerder al hebt geschreven herschrijven. Wees je bewust van de spanningsboog die van het begin van de scène tot het eind ervan doorloopt. Is je scène af? Kijk of je nog meer spanningsbogen kunt ontdekken. Ik kan me niet voorstellen dat er niet minimaal één meer is ontstaan. En waarschijnlijk heb je ook alvast de aanzet gemaakt tot de spanningsboog die doorloopt in de volgende scène. *Net als bij het vorige hoofdstuk, over plot, is dit natuurlijk een volkomen willekeurig voorbeeld, dat niets te maken heeft met welk
bestaand boek dan ook en zeker niet met een boek dat ik zelf geschreven heb en binnenkort overal verkrijgbaar is ... ;-)
Hapklare brokken Hoe deel je een verhaal in in hoofdstukken? Hoe weet je waar een hoofdstuk is afgelopen en je dus een nieuw moet beginnen?
Over hoofdstukken moet je niet te moeilijk denken. Ze zijn niet meer of minder dan een hulpmiddel om je verhaal in te delen. Maak je niet druk over de lengte; die verschilt per boek. In kinderboeken zijn de hoofdstukken meestal kort. In romans kunnen ze wat langer zijn, maar ook daarin vind je soms heel korte hoofdstukken. Sommige romans bestaan uit delen: hoofdstukken die zo lang zijn dat je niet meer over hoofdstukken spreekt.
Verhaal binnen je verhaal Hoofdstukken geven overzicht. Voor jezelf, tijdens het schrijven, en als het verhaal af is, voor je lezer. Zie ieder hoofdstuk als een verhaal binnen je verhaal: een afgerond
stukje uit het grote geheel. Je verhaal bestaat uit ontwikkelingen, gebeurtenissen en problemen. Elk van die drie bestaat uit verschillende fases. Een probleem kondigt zich aan, je hoofdpersoon piekert zich suf over de oplossing, maakt vervolgens een keuze hoe hij dat probleem oplost, pakt het vervolgens aan en het probleem is opgelost. Ziehier je indeling in hoofdstukken.
Jaha, maar ... Ja, maar dit is wel heel simpel gesteld, zeg je misschien. Zo simpel is het ook. Wat ik je hier voorstel met probleem, geldt ook voor de ontwikkeling van je hoofdpersoon, voor ontwikkeling in je plot, voor één of meer gebeurtenissen. Je hele ingewikkelde verhaal kun je terugbrengen tot een eenvoudige basis, de kapstok waaromheen je je verhaal opbouwt. Iedere gebeurtenis, iedere ontwikkeling, kun je je voorstellen als een lijn, die je kunt opdelen in deelgebeurtenissen en deelontwikkelingen. Ja maar, een verhaal bestaat uit veel meer dan vijf hoofdstukken. Ik heb er wel vijfentwintig! Klopt. Mijn boek
Argadwyn bestaat uit vierendertig hoofdstukken. Mijn hoofdpersoon maakt ook een hele ontwikkeling door, en steeds steken er weer nieuwe problemen de kop op. De oplossing van het ene probleem leidt tot het volgende dilemma. Een gebeurtenis staat nooit op zichzelf.
Oefening 1 Pak een willekeurig boek, bijvoorbeeld het boek dat je op dit moment aan het lezen bent, of je lievelingsboek. Ga per hoofdstuk na wat de hoofdlijn is. Zoek het afgeronde geheel. Kijk op welk punt een hoofdstuk eindigt en probeer te bedenken waarom de schrijver daar gestopt is. Waarom begint op dat moment in het verhaal een nieuw hoofdstuk?
Oefening 2 Kijk naar het verloop van de hoofdstukken in jouw verhaal. Wat gebeurt er in het eerste hoofdstuk, wat in het tweede, derde, enzovoort? Hoe heb je de informatie verdeeld? Is je hoofdstukindeling logisch afgebakend? Of zou je het nu anders doen?
Maak van een olifant een mug Kleine dingen zijn vaak het meest veelzeggend. Hoe eenvoudiger, hoe beter. Op tv zie je zelden een eindeloos groot vluchtelingenkamp met duizenden hongerende mensen. Nee, je ziet één schamel tentje en een kind met dunne armpjes en grote ogen.
Dat hakt erin. Voor verhalen werkt het net zo. Als je iets duidelijk wilt maken: een situatie, een karaktereigenschap, een omgeving, kies dan één sprekend detail.
Dat maakt alle andere woorden overbodig. Heeft je hoofdpersoon het koud? Ik bedoel: ijskoud? Ga daar geen eindeloze beschrijvingen aan wijden. Schrijf gewoon dat hij geen lucifer kan afstrijken omdat hij zijn vingers niet kan bewegen. Of dat ze haar laarzen uittrekt en
merkt dat ze haar tenen niet meer voelt. Woont je hoofdpersoon in een land met een tirannieke heerser? Schrijf dat die heerser naar het dorp van de hoofdpersoon komt en een paar kinderen meeneemt omdat de dorpelingen geen belasting hebben betaalt.
Duidelijker kan niet. Zoek voorbeelden die dichtbij je hoofdpersoon staan, die hem of haar echt raken. Als je hoofdpersoon ergens van onder de indruk is, is je lezer dat ook.
Oefening Bedenk een situatie of karaktereigenschap die heel groot of ingewikkeld lijkt. Bedenk er een voorbeeld bij, door je dingen af te vragen als: waar blijkt dat dan uit? Of: hoe ziet dat er dan uit? Hoe reageert hij of zij dan? Hou het zo klein en dichtbij mogelijk. Schrijf met dit voorbeeld een scène.
Eén keer is genoeg Vaak denken schrijvers dat ze niet duidelijk genoeg kunnen zijn. In de ene scène na de andere laten ze hetzelfde zien. Bijvoorbeeld dat hun hoofdpersoon niet op kan schieten met haar moeder. De ene keer laten ze het zien met een moeizaam verlopend telefoongesprek, de andere keer lopen de ergernissen hoog op.
Daar zit je lezer niet op te wachten. Herhaling is funest voor je verhaal. Het vertraagt niet alleen de ontwikkeling, maar wat nog veel erger is: je lezer gaat zich vervelen. Je verhaal wordt saai. Als je meerdere scènes schrijft die in de kern hetzelfde vertellen, bezorg je je lezer het gevoel: dat wist ik al. Krijgt je lezer dat gevoel vaker, dan zal hij het boek wegleggen om nooit meer verder te lezen. Je kunt niet steeds dezelfde informatie geven. Hoezeer de handelingen of de plaats ook verschillen, hoezeer je zelf ook denkt dat de scènes totaal anders zijn, je
herhaalt dezelfde informatie. Niet doen.
Wat dan wel? Schrijf één scène waaruit de belangrijkste informatie duidelijk blijkt. Of het nu over de moeder en dochter gaat, over een karaktereigenschap of iets dat speelt in een vreemde wereld. Laat één keer zien dat Carolien een bril draagt. Daarna dat ze ermee gepest wordt. Laat één keer zien dat je hoofdpersoon een moeizame relatie met haar moeder heeft. Daarna hoe dat haar leven beïnvloedt. Laat één keer zien dat er in jouw wereld 'hogere' en 'lagere' mensen zijn. Daarna hoe dat de vriendschap tussen de twee belangrijkste personages bemoeilijkt.
Oefening Bekijk de scènes in je verhaal. Probeer te zien wat er achter de directe gebeurtenissen ligt. Wat vertelt deze scène eigenlijk? Komen er meer scènes voor die hetzelfde vertellen? Kan er bij je lezer het gevoel ontstaan: dat wist ik
al? Kies dan de beste scène met die informatie uit. De rest kan weg. In de volgende scène over dit onderwerp, bouw je verder. Waarom is die informatie zo belangrijk? Wat moet je lezer nu weten?
Pas op voor de dialoog Veel (beginnend) schrijvers vinden het moeilijk om een goede dialoog te schrijven.
Dialogen zijn ook moeilijk. Misschien wel het moeilijkst van het hele verhaal. Ga maar na: je wilt het zo natuurlijk mogelijk laten overkomen, maar een échte dialoog, zoals je die dagelijks hoort, kun je niet opschrijven. Mensen maken hun zinnen niet af, herhalen zichzelf, ze onderbreken zichzelf en elkaar, ze gaan eindeloos door over hetzelfde. Dat is funest voor je verhaal. Wat je wilt, is een dialoog die natuurlijk lijkt, maar die je in het echte leven nooit zult horen.
Sommige schrijvers denken dat dialogen makkelijk zijn. Het grootste deel van hun verhaal bestaat zelfs uit dialoog. Ergens in een doos met oude manuscripten ligt er van mij ook zo'n verhaal. Het idee is heel leuk en het had een heel
spannend verhaal kunnen worden, ware het niet dat ik bijna alles in dialoogvorm heb geschreven. Daarmee heb ik het verhaal totaal om zeep geholpen. Geloof me, er is geen doorkomen aan. In plaats van spannend, is het doodsaai, oeverloos gezwets.
Alles in een verhaal heeft een functie, schreef ik al eerder. Dat geldt ook voor dialoog. Denk er daarom goed over na waarom je op een bepaald punt in je verhaal de dialoogvorm wilt gebruiken. Want voor je het weet breng je, zoals ik een jaar of vijftien geleden, je verhaal om zeep.
Want wat er al niet mis kan gaan! mijn personages hadden nauwelijks een eigen stem; het hele verhaal werd uitgelegd in de dialoog; het was een grote brij van oeverloos gezwets.
Stel: je personages gaan naar een café om gezellig wat te drinken. Je schrijft deze dialoog:
'Wat wil jij drinken?' 'Ik neem wel koffie. Of nee, daar kreeg ik vorige keer zo'n hoofdpijn van. Doe maar thee.' 'De koffie is hier wel erg lekker. De cappuccino ook, trouwens, die had ik vorige keer.'
Als je zo doorgaat, hebben je personages na pakweg een halve pagina eindelijk hun drankje besteld. Wat schiet je verhaal daarmee op?
Of je denkt dat je belangrijke informatie in je dialoog verwerkt. Je personages waren jaren geleden bevriend en komen elkaar nu weer tegen: 'Je was toen zo verliefd op Marco. Hoe is dat eigenlijk gegaan?' 'We hebben nog een paar jaar wat gehad, maar op een gegeven moment was het vuur er wel uit.' 'Echt waar? Jullie waren zo close toen. We vonden jullie maar een klef stel, hahaha. Jullie konden gewoon niet van elkaar afblijven. Je zat altijd bij hem op schoot.'
Arme lezer die zich hier doorheen moet worstelen!
Je hebt maar heel weinig woorden nodig om een situatie te schetsen: 'Hoe gaat het met je,' vroeg Gerson. Edward sloeg zijn ene been over het andere en leunde achterover in zijn stoel. 'Dat heb je me nog nooit gevraagd.' 'Ik meen het, Ed.' De lach viel van zijn gezicht. 'Waarom vraag je dat? Is er iets?'
Dit is een fragment uit het Boekenweekgeschenk Een mooie jonge vrouw, van Tommy Wieringa. De dialoog gaat nog verder, maar in deze paar zinnen gebeurt al heel veel. Als lezer zit je op het puntje van je stoel: wat is hier aan de hand? Wat speelt er zich tussen deze twee mannen af? Geen oeverloos gezwets, geen uitleg. Een dialoog op het scherpst van de snede.
Oefening Bedenk een scène waarin je wilt laten zien wat de verhouding is tussen twee personages, hoe ze op elkaar reageren. Bijvoorbeeld iemand die boos is op zijn buurman omdat diens kat weer in zijn tuin heeft gepoept. Of twee vriendinnen waarvan de één iets moet vertellen dat ze heel lastig vindt. Of je neemt een scène die je al geschreven hebt.
Bedenk hoe je de dialoog zodanig kunt inzetten dat die echt wat toevoegt aan je verhaal. Laat je de karakters van je personages zien? Komt het duidelijk naar voren hoe ze over elkaar denken (zonder dat je dat letterlijk zegt)? Breng je de situatie in beeld zonder die uit te leggen? En tot slot: kun je dit op geen enkele andere manier zo goed laten zien als in de dialoogvorm?
Weg met die zooi Vooral beginnend schrijvers denken dat alles belangrijk is. Wat voor kleding hoofdpersoon draagt, hoe zijn huis eruitziet, hoe hij koffie bestelt, dat de buurvrouw zegt dat het mooi weer is. Want dan krijg je een goed beeld van de omgeving, dan leert de lezer hoofdpersoon goed kennen. Niets is minder waar. Het is zelfs uitermate saai en oninteressant. Het vertraagt je verhaal, haalt de spanning eruit en, in het ergste geval, lezer denkt: laat maar en legt het boek weg. Daarom is mijn laatste tip: Haal dat allemaal weg.
Verminder je verhaal met de helft. Dat is even slikken! Uur na uur, dag na dag, avond aan avond, ja, zelfs tot in de kleine uurtjes heb je zitten schrijven, zitten zwoegen, zitten worstelen. En nu zeg ik doodleuk dat je de helft van je verhaal weg moet gooien. Ja, dat zeg ik. Schrap die zooi. Hoe minder woorden, hoe beter. En weet je waarom?
Omdat je wilt dat je verhaal goed is. Dat het prettig leest. Dat je lezer meegesleept wordt, geraakt en geroerd. Door jouw verhaal. Dat bereik je niet met overbodig geneuzel. Dus. Weg ermee. Het enige dat je mag laten staan, is wat echt belangrijk is. Het enige dat blijft, is wat niet weg kán, omdat je verhaal dan onduidelijk wordt, niet klopt of volledig instort. Of het nu gaat om dialoog, beschrijving of handeling: alles wat niet bijdraagt aan je verhaal, dat het niet verder brengt, moet weg.
Het kán niet weg, het móet weg. Als je dat durft, als je dat gedaan hebt, is dit wat er overblijft: een dijk van een verhaal dat staat als een huis, waarin alles klopt, waarin geen woord te veel staat en waarin alles als een puzzel in elkaar schuift. Er is geen speld tussen te krijgen. Als je lezer dit uit heeft, blijft hij verbluft zitten, gedachteloos, en na enige tijd prevelt hij: Wauw...
Dát wil je. Dus. Schrappen maar. Kill your darlings.
Oefening Schrijf een scène waarin twee mensen (man en vrouw, vriendinnen, zussen, jongen en meisje op eerste afspraak, moeder en zoon, wie dan ook) samen ergens koffie gaan drinken. Het hoeft maar een klein stukje te zijn, bijvoorbeeld dat ze binnenkomen, jas uitdoen, een plekje zoeken en bestellen.
Klaar? Lees je scène en schrijf hem dan nog eens, maar nu met een maximale lengte van een paar regels. Als het goed is, blijft de alleen essentie over.
Nog ietsje meer hulp Met dit e-book heb ik nog lang niet alles gezegd wat er te zeggen is over het schrijven van een verhaal. Toch hoop ik dat je meer inzicht hebt gekregen in het schrijfproces en dat je nu beter in staat bent om je eigen verhaal onder de loep te nemen en te verbeteren waar nodig. Ik kan me voorstellen dat je dat lastig vindt. Dit zijn nu eenmaal algemene tips en adviezen, die niet ingaan op specifieke scènes uit jouw verhaal, of die je verder helpen met jouw eigenwijze personages. Eigenlijk zou je wel wat dieper in willen gaan op jouw verhaal. Persoonlijk, gericht advies om je door die moeilijke scènes en lastige situaties heen te helpen. Dat kan. Als je verhaal helemaal af is, maar je wilt nog even zeker weten dat alles lekker loopt, dat je geen losse lijntjes hebt of dat het wel wat spannender kan, dan kun je je manuscript door mij laten beoordelen. Klik op deze link: http://www.femkedekker.nl/schrijversworkshops/manuscriptbeoordeling/
Ik kan je ook helpen als het tijdens het schrijven maar niet wil lukken. Op de een of andere manier lopen je personages steeds de andere kant op, je krijgt je verhaallijnen niet helder, of je plot vertoont hiaten. Dan kun je bij me terecht voor intensieve schrijfcoaching. Klik dan op deze link: http://www.femkedekker.nl/schrijversworkshops/intensieve-schrijfcoaching/
Ik wens je heel veel succes en plezier met het schrijven van jouw verhaal. Zet 'm op!