feedback op afstand Gebruikershandleiding voor docenten Lies Alons & Femke Scheltinga
Deze uitgave maakt onderdeel uit van het product ‘Feedback op afstand’. Dit product is voortgekomen uit een door Expertisecentrum Nederlands en ITTA (UvA) ingediend voorstel ten behoeve van de ‘Call for Proposals 2012’, uitgezet door School aan Zet.
In de pilotfase hebben diverse scholen ervaring opgedaan met Feedback op afstand. Zij hebben het instrument uitgeprobeerd en voorzien van verschillende vormen van feedback. De auteurs danken de docenten van Vmbo Compaen in Zaandam, Calvijn met Junior in Amsterdam, Johan de Witt Scholengroep in Den Haag en de Rientjes Mavo in Maarssen voor hun bijdrage.
© Utrecht, 2013
Titel: Feedback op afstand Auteur(s): Lies Alons, Femke Scheltinga Coördinatie: Job Christians, Gea Spaans Vormgeving en fotografie: ONS creatief bureau Deze uitgave is digitaal beschikbaar via cfp.schoolaanzet.nl
School aan Zet wordt uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van OCW, de PO-Raad en de VO-raad.
2
INHOUDSOPGAVE
1.
Inleiding
4
2.
Begeleiding op school
6
3.
Inzet feedback op afstand
8
3.1 De lerende docent
9
3.2 De begeleidende docent
10
4.
De zelfreflectielijst
13
5.
Inzet in verschillende vormen van ondersteuning
14
6.
Praktische zaken
16
6.1 Informeren van leerlingen
16
6.2 Een goede opname maken
16
7.
Aanmelden en inloggen
17
Literatuur
18
Bijlage
19
3
Hoofdstuk 1
Inleiding Voor startende docenten is toegankelijke ondersteuning bij het lesgeven van essentieel belang voor hun professionele ontwikkeling op de werkvloer. Onvoldoende begeleiding van deze docenten kan ertoe leiden dat zij snel weer afscheid nemen van het docentschap. Begeleiding kan startende docenten helpen vaardigheden in de praktijk te ontwikkelen die slechts beperkt in de (voor)opleiding aan bod kwamen. Door goede begeleiding krijgen deze docenten de kans om in de praktijk bij te leren, zowel pedagogisch-didactisch als vakinhoudelijk. Zo leren zij omgaan met verschillende praktijksituaties. En door de begeleiding krijgen zij de kans zich te ontwikkelen tot kwalitatief goede docenten. Uit onderzoek blijkt immers dat de kwaliteit van de docent van essentieel belang is voor de kwaliteit van het onderwijs en dus voor het leren van de leerlingen. De ontwikkeling van een reflecterende houding zorgt daarbij voor docenten die, ook in de toekomst, hun eigen les ‘kritisch’ onder de loep blijven leggen. Ook voor zittende docenten is het van belang om te blijven reflecteren op de uitvoering van hun onderwijsactiviteiten en deze te optimaliseren door professionalisering. Ook deze docenten moeten zich immers blijven ontwikkelen, het liefst zo dicht mogelijk bij de dagelijkse onderwijspraktijk. Uit verschillende studies naar de professionele ontwikkeling van leraren (zie o.a. de reviewstudie Effectieve kenmerken professionaliseringsinterventies van leraren, Van Veen, Zwart, Meirink & Verloop, 2010), komt naar voren dat er een relatie gelegd kan worden tussen de kwaliteit van de leraren, hun lesgeven en het leren van leerlingen, wanneer de inhoud van de interventie betrekking heeft op de dagelijkse onderwijspraktijk en in het bijzonder op de (vak) didactiek en het leerproces van de leerlingen. Een ander kenmerk dat in veel studies aan bod komt is het zelf actief leren, d.w.z. het observeren van expertleraren of het zelf worden geobserveerd, gevolgd door interactieve feedback en discussie. Samenwerking tussen leraren (interactie, discussie en feedback onderling) wordt als potentieel krachtig leermiddel gezien. Ook recent onderzoek (Thurlings, 2014) laat zien dat activiteiten waarin leraren op gelijkwaardige basis met elkaar leren, leiden tot positieve opbrengsten op het niveau van de individuele leraar – zijn kennis en lesgedrag – en bij leerlingen. Leren van en met elkaar, zowel door startende als door zittende docenten, is dan ook van cruciaal belang voor de kwaliteit van het onderwijs. In beide gevallen is de begeleiding van docenten van cruciaal belang. Deze begeleiding kan op verschillende manieren vorm krijgen.
4
De school moet ervoor zorgen dat er duidelijke afspraken worden gemaakt over de begeleiding en de begeleiding faciliteren door mogelijkheden en instrumenten beschikbaar te stellen.
“Het inplannen van een afspraak met een ervaren docent is vaak lastig door de volle roosters. Dat is nu niet nodig meer.” Feedback op afstand is een instrument dat in verschillende vormen van begeleiding kan worden ingezet als instrument. Het is een webapplicatie (VideoFeedbackSysteem) waarin docenten elkaar om feedback kunnen vragen op de inhoud van hun lessen. Het biedt de mogelijkheid om online, op een zelfgekozen moment, feedback te vragen en geven op een lesfragment dat aansluit bij de leervraag. Het instrument kan ook worden geïmplementeerd in het Ontwikkelmodel Lerende Organisatie (VO) van School aan Zet en een plek krijgen in het introductie- en begeleidingsprogramma van startende en zittende docenten. In de praktijk betekent dit dat Feedback op afstand kan worden ingezet voor: 1. Startende docenten in het voortgezet onderwijs, als onderdeel van een inductietraject. 2. Zittende docenten in het voortgezet onderwijs, als onderdeel van een begeleidingstraject, tijdens collegiale consultatie of intervisie Feedback op afstand stelt docenten, begeleiders en collega-docenten in de gelegenheid een vorm van informeel leren te organiseren, op de eigen werkplek, waarbij videobeelden worden gebruikt in de begeleiding en onderlinge coaching. De lerende docenten kiezen zelf situaties waarop ze feedback willen krijgen van hun begeleider of collega’s. In deze handleiding kunt u lezen over hoe en in welke situaties u, als lerende en/of begeleidende docent, kunt werken met Feedback op afstand.
5
Hoofdstuk 2
begeleiding op school: Begeleidingstraject Ondersteuningsprogramma’s voor beginnende docenten, ook wel inductieprogramma’s genoemd, zijn er in verschillende soorten, maten en aanpakken. Uit de theorie, maar ook uit voorbeelden uit de praktijk blijkt dat beginnende leraren behoefte hebben aan verschillende soorten ondersteuning. Eén van deze vormen is ondersteuning bij de professionele ontwikkeling, zowel pedagogisch, (vak)didactisch als vakinhoudelijk. Een goed inductieprogramma bestaat uit verschillende onderdelen, bijvoorbeeld (Snoek, 2010): • een mentorsysteem, waarbij mentoren op de werkplek directe ondersteuning geven, maar waarbij ook groepsbijeenkomsten (bijv. in de vorm van begeleide intervisie) kunnen plaatsvinden; • een expertsysteem, waarbij experts (bijv. ervaren collega’s of experts uit de lerarenopleidingen) relevante input leveren (bijv. in de vorm van seminars, colleges, trainingen of ondersteunende materialen); • een peersysteem, waarbij beginners (al of niet in dezelfde school) elkaar ondersteunen (ondersteund door een goede netwerkinfrastructuur); • een zelfreflectiesysteem (bijv. in de vorm van een portfoliosysteem). Om de begeleiding op school goed vorm te geven is het belangrijk een programma voor een begeleidingstraject op te stellen. Alle activiteiten die deel uitmaken van de begeleiding moeten een samenhangend programma vormen waarin de uitgangspunten, doelen en systematische werkwijze helder omschreven zijn. In een plan voor de begeleiding op school moeten in ieder geval de volgende punten aan de orde komen: 1. Welke docenten worden er begeleid? En wie begeleidt deze docenten? Geeft een ervaren docent algemene begeleiding? Wordt er vakspecifieke begeleiding gegeven? Vindt er intervisie of peer-coaching plaats? 2. Hoe leren docenten begeleiden? Om collega-docenten goed te kunnen begeleiden is het van belang dat docenten zich vaardigheden eigen maken: hoe kijk je naar een lesfragment? Waar let je op? En hoe geef je objectief feedback?
6
3. Welke afspraken worden gemaakt over de intensiteit? Denk hierbij aan het aantal uren per maand dat aan de begeleiding wordt besteed en de duur van het begeleidingstraject. Deze uren moeten worden ingeroosterd. 4. Welke instrumenten zijn beschikbaar? Voor systematische en planmatige begeleiding moeten docenten gebruik kunnen maken van passende observatieformulieren, een methode voor het geven van feedback, beoordelingscriteria, (zelf)reflectielijsten en checklists. 5. Welke stappen en fasen van begeleiding worden doorlopen? Er wordt een stappenplan vastgelegd waarin omschreven staat hoe de leervraag van een docent wordt bepaald en besproken. En of er vervolgens een video-opname of observatie plaatsvindt en met gebruik van welke gegevens (observatielijst, video, etc.) de nabespreking wordt gehouden.
7
Hoofdstuk 3
werken met feedback op afstand Verschillende instrumenten kunnen worden ingezet om docenten te ondersteunen in hun taak als begeleider of in hun rol als lerende docent. De instrumenten dragen bij aan de systematiek, doelgerichtheid en planmatigheid van de begeleiding. Feedback op afstand is een instrument dat hiervoor gebruikt kan worden.
“Mooi om zo mijn eigen ontwikkeling te volgen.” De webapplicatie biedt de lerende docent de mogelijkheid om aan de hand van een zelfreflectielijst zijn leervraag te bepalen. De docent kiest één aandachtspunt waar hij de komende lessen aan wil werken. Dit punt kan hij zelfstandig bepalen of hij specificeert zijn leervraag in een startgesprek met zijn begeleider. De leervraag kan voortkomen uit een concreet ervaren (probleem)situatie in de klas, maar kan ook te maken hebben met onderdelen die in de opleiding weinig aan bod zijn gekomen. Van belang is, dat de docent, eventueel in samenspraak met de begeleider, een analyse van sterke en zwakke punten maakt. De docent gaat vervolgens met de leervraag aan de slag in de voorbereiding en uitvoering van zijn les. Hij neemt een deel van zijn les op, passend bij de leervraag, en plaatst deze in de besloten omgeving van de webapplicatie. Bij het fragment formuleert hij nog eens de leervraag die hij had. Vervolgens stuurt hij via het systeem een uitnodiging naar zijn begeleider (collega, mentor, coach, etc.) om naar het lesfragment te kijken. De collega kan op ieder gewenst moment in het systeem inloggen en naar het lesfragment en de bijbehorende leervragen kijken en deze van passende feedback voorzien. Eventueel kunnen zij op een later moment gezamenlijk de lessen nog een keer bespreken. De webapplicatie kan ook in verschillende (leer)situaties worden ingezet waarbij het niet gaat om één-op-één begeleiding of begeleiding binnen het schoolteam. Denk aan collegiale consultatie, begeleiding vanuit een opleidings- of nascholingstraject, intervisie tussen collega’s et cetera. De mogelijkheden van gebruik op afstand en het flexibel in tijd inplannen maken het instrument functioneel om divers in te zetten.
8
3.1 Feedback op afstand: de lerende docent De docent gaat aan de slag met Feedback op afstand in een aantal stappen. Stap 1 - Zelfreflectie: observeer jezelf 1. Reflecteer op de competenties aan de hand van de zelfreflectielijst in Feedback op afstand. U kunt ter illustratie van iedere competentie een praktijkvoorbeeld bekijken. Op die manier kunt u vervolgens uw eigen didactisch handelen beter inschatten. 2. Kies vervolgens één competentie waaraan u in de komende periode in uw eigen lessen extra aandacht wilt besteden. Deze stap kan ook in gesprek met een begeleider of collega worden uitgevoerd. Stap 2 - Lesvoorbereiding en opname maken van de eigen les 1. Verwerk het aandachtspunt in uw lesvoorbereidingen (houd rekening met de keuze van het onderwerp en de klas waarin u de les geeft). 2. Geef de les en neem dat deel van de les op waarin de uitwerking van uw aandachtspunt aan de orde komt. Stap 3 - Lesfragment uploaden (zie de technische gebruiksaanwijzing op de website) 1. Plaats het lesfragment in de online omgeving Feedback op afstand. 2. Gebruik de Tags om aan te geven bij welke competentie uw aandachtspunt hoort. 3. Bekijk uw lesfragment en markeer de onderdelen waarop u op wilt reflecteren. 4. Formuleer bij ieder onderdeel uw leervraag c.q. leervragen. Stap 4 - Feedback vragen aan begeleider of collega 1. Nodig uw begeleider of collega uit om naar het fragment te kijken en op de leervraag te reageren door via het systeem een berichtje te sturen. Stap 5 - Feedback toepassen 1. Lees de feedback en reageer indien nodig. Formuleer eventueel een vervolgleervraag bij het fragment. 2. Probeer de tips van uw collega of begeleider uit in een volgende les. Eventueel kunt u hiervan weer een nieuwe opname maken. 3. Tevreden? Start eventueel opnieuw de zelfreflectielijst: selecteer een nieuw aandachtspunt, maak een nieuwe opname, enzovoort.
9
Stap 1 Zelfreflectie docent
Stap 5 Feedback toepassen in nieuwe les
Stap 2 Opname eigen les
Stap 3 Leervraag formuleren
Stap 4 Feedback vragen
3.2 Feedback op afstand: de begeleidende docent De begeleidende docent heeft een belangrijke taak in de ondersteuning en uitdaging die hij de lerende docent kan bieden. Om deze taak goed uit te kunnen voeren, moet hij ervaring hebben met de begeleiding van docenten of hij moet de gelegenheid krijgen zich te professionaliseren op het gebied van begeleiding en coaching. Het is van belang dat de begeleider met de docent duidelijke afspraken maakt over hoe de begeleiding wordt ingevuld: • Welke leervragen worden uitgewerkt? • Welke les(sen) bij welke klas wordt opgenomen? • Hoe wordt de les nabesproken of van feedback voorzien? Feedback op afstand kan in verschillende typen begeleidingstrajecten een plek krijgen. Uiteraard gelden een aantal uitgangspunten en werkvormen die maken dat de begeleiding effectief is. Hieronder noemen we een aantal punten die van belang zijn om succesvol te werken met Feedback op afstand.
“Met minimale inspanning een maximaal resultaat.” • Start met het vaststellen van de leervraag In de omgeving van Feedback op afstand kan de lerende docent een zelfreflectielijst invullen om zijn eigen leervraag vast te stellen.
10
Uiteraard kan ook van andere instrumenten of vragenlijsten, die op school of in de opleiding beschikbaar zijn, gebruik worden gemaakt. Het is van belang dat de leervraag direct aansluit bij de behoeften van de docent. Waar loopt hij in de praktijk tegen aan? Wat is onvoldoende aan bod geweest in de opleiding? Door het maken van een sterkte- en zwakteanalyse kan de docent inzicht krijgen op welk aspect hij feedback wil krijgen. • Samenhang tussen vaardigheden, momenten en interactie met de klas Bij het afbakenen van een leervraag is het belangrijk de samenhang tussen verschillende competenties en vaardigheden niet uit het oog te verliezen. Bijvoorbeeld: bij een vraag die zich voornamelijk richt op het klassenmanagement tijdens de instructie, moet ook de kwaliteit van de instructie worden bekeken. Ook kan een gebeurtenis eerder in de les van invloed zijn op de situatie tijdens het instructiemoment. In Feedback op afstand kunnen korte en langere fragmenten worden geplaatst. Het kan voor de begeleidende docent nuttig zijn om zich eerst een beeld te vormen van het volledige lesverloop. De begeleidende docent bekijkt een volledige les om te zien hoe de les gestart wordt, welke afspraken er gemaakt worden, hoe de instructie plaatsvindt, et cetera. Als er wordt gekozen voor een kort filmfragment kan de begeleidende docent prikkelende vragen stellen over de momenten in de les die ervoor of erna plaatsvonden. Deze vragen moeten tot reflectie op het lesverloop leiden. Mogelijk is dit een aanleiding voor het stellen van nieuwe, gerelateerde leervragen en het filmen van andere lesfasen.
“Het is leerzaam om je zelf op video terug te zien.” • Feedback geven In de omgeving van Feedback op afstand kan de begeleider feedback geven op de leervragen van de docent. Hij kan hierbij de bijbehorende lesfragmenten bekijken. De kwaliteit van de feedback die docenten krijgen, bepaalt sterk de opbrengst van hun leerproces. Het geven van goede feedback is cruciaal voor het leerresultaat. Dat betekent dat de interactie tussen docent en begeleider/collega aan een aantal eisen moet voldoen.
11
Uit onderzoek (Thurlings, 2014) blijkt dat vooral het gebruik van drie vraagtypen bijdragen aan effectieve feedback: - (echte) Open vragen - Oplossingsgerichte vragen - Verhelderende vragen, ook wel bekend als LSD: Luisteren, Samenvatten en
Doorvragen
Dit type vragen stimuleert de docent om expliciete doelen te formuleren en hierop terug te komen.
“Het is mooi dat je kunt kijken als je tijd hebt. Dan kun je er echt even voor gaan zitten.” In Feedback op afstand geeft de begeleider feedback op de leervraag van de docent waarbij hij aangeeft welke aspecten goed gaan en vragen stelt die sturen naar een mogelijke oplossing of een alternatieve aanpak in de klas. Met deze vragen kan de lerende docent ook zelf nog eens kritisch naar het eigen fragment kijken. Het is belangrijk dat de feedback niet als negatief ervaren wordt, maar dat de feedback uitdaagt om te reflecteren, te leren en te veranderen. Dat betekent dat de begeleider alleen feedback geeft op gedrag en/of activiteit dat te veranderen is. Ook is de feedback zo concreet mogelijk, gekoppeld aan dat wat je in het fragment ziet. Daarbij klinkt een ik-boodschap meestal minder aanvallend dan een jij-boodschap. En ten slotte kan de begeleider aansturen op verandering door te vragen naar mogelijke oorzaken en oplossingen. Ter illustratie kan de begeleider ook een voorbeeld geven van een aanpak die effectief zou kunnen zijn. Dus niet:
Maar wel:
Ik vind dat er weinig interactie is.
Ik zie dat leerlingen weinig aan het woord zijn bij het uitvoeren van de opdracht. Wat zou je kunnen doen om meer interactie uit te lokken?
Waarom schrijf je niets op het
Het valt me op dat je niets op het bord schrijft bij het
bord?
bespreken van de lesdoelen.
Er wordt niet goed gewerkt, vind
Het valt me op dat leerlingen niet echt opletten.
ik.
Kunnen ze je goed verstaan? Hoe kun je je stem beter gebruiken?
Ze zijn nogal onrustig, hè?
Ik vind het rumoerig zodra de leerlingen zelfstandig gaan werken. Is het duidelijk wat de leerlingen moeten doen? Hoe zou je voor meer structuur kunnen zorgen?
12
Hoofdstuk 4
de zelfreflectielijst De zelfreflectielijst in Feedback op afstand bestaat uit tien docentcompetenties die een rol spelen bij het didactisch handelen van de docent in de les. Ze sluiten aan bij de SBL-competenties t.w. Pedagogisch Competent (competentie 2) en Vakinhoudelijk en Didactisch Competent (competentie 3) die zijn geselecteerd voor het Bekwaamheidsdossier van de Wet BIO. De competenties in de zelfreflectielijst (zie bijlage 1 voor totale lijst) zijn onderverdeeld in vier categorieën: • Algemeen pedagogisch didactisch handelen • Didactisch handelen: aanbieden van de lesstof • Didactisch handelen: interactie in de les • Didactisch handelen: feedback geven Bij iedere competentie is, ter illustratie, een praktijkvoorbeeld opgenomen. Bij het praktijkvoorbeeld is een korte toelichting opgenomen over het fragment. Daarmee heeft de docent een referentiekader om zijn eigen didactisch handelen op dat onderdeel in te schatten. Daarnaast staat aangegeven op welke wijze de observatiepunten in het fragment zijn terug te zien. Het is natuurlijk ook mogelijk de zelfreflectielijst van de eigen school te gebruiken. In dat geval moet (op dit moment) met een papieren versie worden gewerkt.
DOCEREN DOCEREN REFLECTIE & ONTWIKKELINGGONTWIKKELIN & REFLECTIE
13
Hoofdstuk 5
INZET IN VERSCHILLENDE VORMEN VAN ONDERSTEUNING Feedback op afstand kan in verschillende vormen van begeleiding op de werkplek worden opgenomen. Het kan bijvoorbeeld gaan om: • Begeleiding vanuit een opleidings- of nascholingstraject • Collegiale consultatie • Intervisie tussen collega’s Het voordeel is steeds dat zowel de lerende als de begeleidende docent niet fysiek bij elkaar hoeven te komen. Ook is het moment om met de feedback aan de slag te gaan voor beide docenten flexibel in te plannen. Om te bepalen hoe Feedback op afstand het beste kan worden ingezet, kunnen de lerende en begeleidende docent bij een aantal vragen stilstaan:
“Ik begeleid ook docenten op een andere locatie. Afstand speelt nu geen rol meer.” 1. Ken ik de docent die ik begeleid voldoende om op basis van (korte) filmfragmenten een beeld te vormen van zijn/haar leerbehoeften en/of vaardigheden? Elke docent heeft een eigen stijl en beschikt over verschillende voorkennis en vaardigheden afhankelijk van de (voor)opleiding. Het is van belang hierbij aan te sluiten bij het geven van feedback. 2. Hoe zeker en veilig voelt de lerende docent zich als het gaat om het zien van eigen beelden en het ontvangen van feedback? Bespreek met elkaar hoe je dit kunt vergemakkelijken. Kijk eerst in de klas, kijk samen naar een fragment en laat ook fragmenten opnemen waarover de lerende docent zich zeker en tevreden voelt.
14
3. Is het mogelijk om de leervraag/leervragen af te bakenen of vragen meer lesaspecten in samenhang aandacht? Een kort fragment kan veel informatie geven maar het is van belang te realiseren dat in een les verschillende aspecten elkaar beïnvloeden. Bijvoorbeeld: het verloop van zelfstandig werken wordt beïnvloed door de instructie die gegeven werd. De actieve deelname van leerlingen wordt deels beïnvloed door het klimaat dat de docent weet te creëren. Is het mogelijk om op basis van één fragment feedback te geven, of zijn er meer fragmenten nodig of geeft een langer fragment meer informatie? 4. Geeft een filmfragment me voldoende informatie of mis ik zicht op de interactie in de klas? Bij de opstelling van de camera is het belangrijk of zicht op de docent alleen voldoende informatie geeft. Mogelijk is het van belang de leerlingen ook in beeld te brengen om zicht te krijgen op de interactie tussen leerlingen, en tussen de leerlingen en de docent. 5. Komt de leervraag voort uit een (gezamenlijke) intervisie of cursus? Een leervraag hoeft niet altijd voort te komen uit een persoonlijke vraag. Na een gezamenlijke studiedag, cursus of intervisie kan een aansluitende opdracht worden geformuleerd. Een aspect dat aan de orde is geweest, kan in beeld worden gebracht zodat hier op een later moment op gereflecteerd kan worden. Is het geleerde of besprokene ook in praktijk uitgevoerd? Wat gaat goed en wat kan anders? 6. Geeft Feedback op afstand voldoende aanknopingspunten of is aanvullende bespreking gewenst? Een voordeel van Feedback op afstand is dat de begeleidende docent een antwoord op een leervraag kan geven op een zelf gekozen moment. Het zal in de meeste gevallen gaan om een afgebakende leervraag die op afstand op basis van een filmfragment goed te beantwoorden is. Aanvullend zullen er momenten zijn waarop dieper wordt ingegaan op de leervragen en behoeften van de lerende docent.
15
Hoofdstuk 6
PRAKTISCHE ZAKEN 6.1 Informeren van leerlingen en ouders Ook leerlingen moeten wennen aan de aanwezigheid van een andere docent of een filmcamera. Het is belangrijk dat leerlingen op de hoogte zijn van het doel van de observaties, namelijk het bijleren van de docent. Als duidelijk wordt wat het doel is, zullen leerlingen de aanwezigheid van een andere docent of filmcamera accepteren. Als de observaties met enige regelmaat plaatsvinden, raken de leerlingen hier bovendien gewend aan. Bovendien moeten niet alleen de leerlingen, maar ook de ouders van tevoren geïnformeerd worden. Ook voor hen moet duidelijk zijn wat het doel is van eventuele filmopnames en hoe de fragmenten worden gebruikt. Ook ouders moeten hiervan op de hoogte zijn. 6.2 Hoe maak ik een goede opname van een deel van de les? Een goede opname met hoorbaar geluid is van belang om een goed beeld te krijgen van de les. De opnames kunnen op verschillende manieren worden gemaakt: • Een ander maakt de opname van de les, bijvoorbeeld een collega of een leerling. • Met een camera op statief die op een strategische positie in de klas staat en met de les ‘meeloopt’. • Met een tablet of iPad. • Met mobiele telefoon in houder. Het is van belang van tevoren goed vast te stellen of de situatie voldoende in beeld wordt gebracht. Is de docent voldoende in zicht? Is de klas in beeld als het om interactie gaat? Bij het gebruik van een statief gaat het om een vast beeld. Het is in dat geval belangrijk van tevoren de positie van de camera goed te bepalen. Bijvoorbeeld vanaf een kast achter in de klas. Let daarbij ook op voldoende geluidskwaliteit. Eventueel kunt u het opgenomen fragment bewerken, bijvoorbeeld als u maar een deel van het fragment wilt uploaden in Feedback op afstand. Hiervoor kunt u een videobewerkingsprogramma gebruiken, bijvoorbeeld Windows Movier Maker (gratis).
16
Hoofdstuk 7
AANMELDEN EN INLOGGEN De webapplicatie is te bereiken via de link: www.feedbackopafstand.nl Om van het systeem gebruik te maken is aanmelding nodig. Hierna kunt u inloggen in het systeem. Alle docenten die op een school met het systeem en registratie gaan werken, hebben een account nodig. Eén persoon binnen de school wordt aangesteld als beheerder. Deze persoon kan voor de school de accounts aanmaken. Per school kunnen er maximaal 10 gebruikers worden aangemaakt. Op www.feedbackopafstand.nl is een technische handleiding geplaatst voor de docentgebruikers en de beheerder. Zodra de lerende docent een aandachtspunt heeft bepaald en in een videofragment heeft vastgelegd, kan hij/zij één van de collega’s die een account hebben, uitnodigen om feedback te geven. Alleen de docenten die zijn uitgenodigd hebben toegang tot de filmfragmenten. Een gedetailleerde gebruikershandleiding is te bekijken op de site.
17
LITERATUUR Alons, L. e.a. (2006). Coachen op taal, in gesprek over taalgerichte didactiek. Enschede: SLO Eerde, van D., e.a. (2006) Kijkwijzer voor taalgericht vakonderwijs. Enschede: SLO Grift, van de G., e.a. (2012) Vakkundig meesterschap en meesterlijk vakmanschap, Rijksuniversiteit Groningen. Inspectie van het onderwijs (2011). De begeleiding van beginnende leraren in het voortgezet onderwijs. Utrecht. Kessels, Ch. (2010 ). The influence of induction programs on beginning teachers’ wellbeing and professional development. Ministerie OCW (2013). Begeleiding van beginnende leraren in het beroep. Raamplan voor regionaal te starten projecten. SBL-competenties, zie: www.onderwijswijscorporatie.nl Scheeren, J. & M. van Dijk (CAOP Research) (2011). Een leven lang leren door leerlingen en leraren in Nederland. Sectorbestuur Onderwijsarbeidsmarkt (SBO), Den Haag. Snoek, M. (2010). Begeleiding van beginnende leraren – een Europees aandachtspunt. Thurlings, M, e.a. (2011). Feedback als cruciale factor voor leerresultaat. In: Professionalisering van leraren op de werkplek. Heerlen: Ruud de Moor Centrum, Open Universiteit. Thurlings, M. & P. den Brok (2014). Leraren Leren als Gelijken: Wat werkt? Eindhoven School of Education, Technische universiteit. Van Veen, K. Zwart, R., Meirink, J. & Verloop, N. (2010). Professionele ontwikkeling van leraren: een reviewstudie naar effectieve kenmerken van professionaliseringsinterventies van leraren. Leiden: ICLON/Expertisecentrum Leren van Docenten.
18
BIJLAGE Zelfreflectie Feedback op afstand
Vaak
Algemeen pedagogisch-didactisch handelen 1.
Ik heb positief contact met leerlingen.
• Ik begroet de leerlingen aan het begin van de les.
• Ik bemoedig en waardeer.
• Ik ben benaderbaar en aanspreekbaar.
• Ik heb aandacht voor welbevinden.
• Ik sluit de les positief af.
2.
Ik structureer de les en de lesstof.
• Ik expliciteer lesdoelen aan het begin van de les.
• Ik heb een heldere lesopbouw.
• Ik plaats lesdoelen in een groter geheel.
• Ik werk met geordend materiaal .
• Ik hanteer duidelijke werkvormen.
3.
Ik stimuleer een positief werkklimaat.
• Ik stel duidelijke eisen aan de leerlingen en spreek hoge
verwachtingen uit.
• Ik stimuleer luisteren naar elkaar en vragen stellen.
• Ik daag leerlingen uit om actief mee te doen.
• Ik stimuleer samenwerking in verschillende vormen.
• Ik geef ruimte voor leren, alsook het maken van vergissingen
en fouten.
Didactische competentie: aanbieden lesstof 4.
Ik verbind vakinhoud aan voorkennis en ervaringen.
• Ik sluit aan bij de ervaringswereld van leerlingen.
• Ik koppel nieuwe begrippen aan achtergrondkennis.
• Ik bied een gemeenschappelijk referentiekader.
• Ik geef en vraag voorbeelden.
5.
Ik besteed aandacht aan denkprocessen.
• Ik toon werk/denkwijze (hardop denken).
19
Soms
Nooit
Vaak
• Ik geef uitleg over werk/denkwijze.
• Ik vraag naar werk/denkwijze.
• Ik stimuleer het verwoorden van oplossingen of het
geven van uitleg.
Didactische competentie: interactie in de les 6.
Ik stel verschillende soorten vragen.
• Ik stel verschillende soorten vragen (beschrijvende,
verklarend, evaluerend, etc.).
• Ik stel open vragen.
• Ik stel echte vragen.
• Ik vraag door.
• Ik laat leerlingen elkaar vragen stellen.
7.
Ik laat leerlingen vaak aan het woord.
• Ik speel vragen en antwoorden door.
• Ik verdeel beurten.
• Ik geef leerlingen denktijd.
• Ik luister met aandacht.
• Ik laat leerlingen op elkaar reageren.
8.
Ik zorg voor activerende werkvormen.
• Ik zorg voor activerende taken.
• Ik varieer in werkvormen passend bij leerdoel en kenmerken
van de leerlingen.
• Ik leg uit hoe leerlingen de taak moeten uitvoeren.
• Ik zorg voor interactie en discussie tussen leerlingen onderling.
9.
Ik geef ondersteuning bij uitvoering van taken. (zelfstandig
werken)
• Ik vraag naar voortgang.
• Ik nodig uit tot vragen stellen.
• Ik werk met uitgestelde aandacht.
• Ik loop rond en bied ondersteuning.
• Ik bewaak tijd en organisatie.
Didactische competentie: feedback geven 10.
Ik besteed aandacht aan nabespreking van taken.
• Ik evalueer of de lesdoelen zijn bereikt.
20
Soms
Nooit
Vaak
• Ik geef positieve feedback.
• Ik vraag en geef feedback op de taak (product).
• Ik vraag en geef feedback op de aanpak (proces).
• Ik vraag en geef feedback op de vorm.
21
Soms
Nooit
School aan Zet Lange Voorhout 20 | 2514 EE Den Haag Postbus 556 | 2501 CN Den Haag www.schoolaanzet.nl