Federal Public Service of Public Health, Food Chain Safety and Environment Directorate-General for the Organisation of Health Care Establishments

Federal Public Service of Public Health, Food Chain Safety and Environment Directorate-General for the Organisation of Health Care Establishments

BELGIAN HOSPITALS Typology - Organization - Quality Key figures General Hospitals Policy and Health Care Quality Management Unit of the Department of Health Care Policy

2001

Jaarlijkse Statistische Gegevens Information Statistiques Annuelles

Monsieur, Madame le Directeur,

Mijnheer, mevrouw de Directeur,

Je vous informe que le nouveau feed-back graphique de l’enquête annuelle dans les hôpitaux se rapportant à l’année 2001 peut être consulté sur le site internet : http://www.health.fgov.be/vesalius.

Hierbij kan ik u meedelen dat de nieuwe grafische feedback van de jaarlijkse enquête in de ziekenhuizen betreffende het jaar 2001 kan worden geraadpleegd op de website http://www.health.fgov.be/vesalius.

Ce document est le fruit d’une collaboration entre l’Administration fédérale, l’INAMI et les Administrations régionales et communautaires wallonne, bruxelloise et flamande.

Dit document is het resultaat van een samenwerking tussen de federale Administratie, het RIZIV en de gewesten gemeenschapsadministraties van Vlaanderen, Brussel en Wallonië.

Le feed back s’enrichit cette année des données d’évolution 2000 et 2001 et de l’exploitation des données de personnel.

De feedback wordt dit jaar aangevuld met evolutiegegevens over 2000 en 2001 alsook met een overzicht van het personeelsbestand.

J’espère que cet outil vous permet d’engager un dialogue constructif au sein de votre institution. A cet effet, il me semble important de diffuser les parties spécifiques aux services concernés.

Ik hoop dat dit instrument u zal toelaten een opbouwende dialoog binnen uw instelling aan te vatten. Daartoe lijkt het me belangrijk de specifieke delen onder de betrokken diensten te verspreiden.

Vos remarques et suggestions pour l’amélioration de ce feed-back sont les bienvenues et sont à adresser au service « des hôpitaux aigus et de la qualité des soins » de ma direction, V536, CAE B 1010 BRUXELLES.

Uw opmerkingen en suggesties ter verbetering van die feedback zijn welkom en moeten aan de dienst kwaliteit van mijn administratie, V536, RAC B 1010 BRUSSEL, worden gericht.

Au nom de mes collègues des administrations communautaires et régionales et moi-même, je vous souhaite bonne réception de ces documents qui, je l’espère, vous seront utiles et vous remercie pour votre participation.

Namens mijn collega’s van de gemeenschaps - en gewestadministraties en mijzelf, hoop ik dat u deze documenten in goede orde ontvangt en dat ze u van nut zullen zijn. Ik dank u alvast voor uw deelname.

I

INFORMATIONS GENERALES

ALGEMENE INLICHTINGEN

IDENTIFICATION Statistiques classiques hospitalières en Belgique (cf. AR du 12/02/99, MB du 05/08/99).

IDENTIFICATIE Klassieke ziekenhuisstatistieken in België (cf. KB van 12/02/99, BS van 05/08/99).

SOURCE Service Public Fédéral Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement, Direction générale Organisation des Etablissements de soins Service des hôpitaux généraux et de la qualité des soins.

BRON Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu Directoraat-generaal Organisatie Gezondheidszorgvoorzieningen Dienst algemene ziekenhuizen en kwaliteit gezondheidszorgen.

BUT(S) Description des aspects importants du paysage hospitalier belge pour l’année 2001 ou la situation au 31 décembre 2001.

DOELSTELLING(EN) Beschrijving van belangrijke aspecten van het Belgisch ziekenhuislandschap voor het dienstjaar 2001 of de toestand op 31 december 2001.

DOMAINES COUVERTS Information à caractère général sur les hôpitaux Nombre et types d’institutions Organisation hospitalière Activités sociales Informatique et télématique médicale Assurance qualité, organisation et gestion de la qualité dans les hôpitaux Informations spécifiques sur les programmes de soins, les services médicaux et médicotechniques, fonctions et départements : équipement organisation générale organisation et gestion spécifiques de la qualité

BESTREKEN DOMEINEN Informatie van algemene aard over de ziekenhuizen Aantal en soorten instellingen Ziekenhuisorganisatie Sociale activiteiten Medische informatica en telematica Toetsing, organisatie en beheer van de kwaliteit in de ziekenhuizen Specifieke informatie over zorgprogramma’s, medische en medisch-technische diensten, functies en afdelingen : uitrusting algemene organisatie specifieke organisatie en specifiek beheer van de kwaliteit

AUTORISATION POUR DISPOSER DE DONNÉES PARTICULIERES Service public fédéral Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement Direction générale de l’Organisation des Etablissements de Soins Direction de la politique des soins de santé Cité administrative de l’Etat Montagne de l’Oratoire V526, B-1010 Bruxelles Mme A. Simoens, Conseiller général : 02/210.47.12, [email protected]

TOELATING OM OVER BEPAALDE GEGEVENS TE BESCHIKKEN Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu Directoraat-generaal Organisatie Gezondheidszorgvoorzieningen Bestuursdirectie Gezondheidszorgbeleid Rijksadministratief Centrum Oratoriënberg V526, B-1010 Brussel Mevr. A. Simoens, Adviseur-generaal : 02/210.47.12, [email protected]

RENSEIGNEMENTS Service public fédéral Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement Direction générale de l’Organisation des Etablissements de Soins Direction de la politique des soins de santé Service des hôpitaux généraux et de la qualité des soins Cité Administrative de l’Etat Montagne de l’Oratoire V533, B-1010 Bruxelles Dr. P. Meeus : 02/210.47.90, [email protected] Coordination du questionnaire : D. Dicker : 02/210.47.98, [email protected] Informatique et banque de données : P. Vermylen : 02/210.47.86, [email protected] Aspects administratifs : P. De Bock : 02/210.47.66 ; [email protected]

INLICHTINGEN Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu Directoraat-generaal Organisatie Gezondheidszorgvoorzieningen Bestuursdirectie Gezondheidszorgbeleid Dienst algemene ziekenhuizen en kwaliteit gezondheidszorgen Rijksadministratief Centrum Oratoriënberg V533, B-1010 Brussel Dr. P. Meeus : 02/210.47.90, [email protected] Coordinatie van de vragenlijst : D. Dicker : 02/210.47.98, [email protected] Informatica en databank : P. Vermylen : 02/210.47.86,[email protected] Administratieve aspecten : P. De Bock : 02/210.47.66 ; [email protected]

PUBLICATIONS Service public fédéral Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement Direction générale de l’Organisation des Etablissements de Soins Direction de la politique des soins de santé Cité Administrative de l’Etat Montagne de l’Oratoire V503, B-1010 Bruxelles P. De Bock : 02/210.47.66; [email protected]

PUBLICATIES Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu Directoraat-generaal Organisatie Gezondheidszorgvoorzieningen Bestuursdirectie Gezondheidszorgbeleid Rijksadministratief Centrum Oratoriënberg V503, B-1010 Brussel P. De Bock : 02/210.47.66; [email protected]

II

INTRODUCTION ET MÉTHODOLOGIE Lettre d’introduction .......................................................................................... I Informations générales..................................................................................... II Table des matières .......................................................................................... III Méthodologie ...................................................................................................VI Description de la population hospitalière........................................................VII Description des variables...............................................................................VIII Explication des tableaux et graphiques ...........................................................IX I. INFORMATIONS A CARACTERE GENERAL

INLEIDING EN METHODOLOGIE Introductiebrief................................................................................................... I Algemene inlichtingen....................................................................................... II Inhoudstafel..................................................................................................... III Methodologie ...................................................................................................VI Het ziekenhuislandschap................................................................................VII Beschrijving van de variabelen......................................................................VIII Verklaring van tabellen en grafieken................................................................IX I. INLICHTINGEN VAN ALGEMENE AARD

EVOLUTION STRUCTURELLE................................................................................1 INFORMATIONS GENERALES...............................................................................2

STRUCTURELE EVOLUTIE ....................................................................................1 ALGEMENE INLICHTINGEN...................................................................................2

Propriétaire et sous traitance............................................................................2 Capacité ...........................................................................................................3 Conseils et comités ..........................................................................................4 Consommation .................................................................................................7

Eigenaar en uitbesteding..................................................................................2 Capaciteit..........................................................................................................3 Raden en comités.............................................................................................4 Verbruik............................................................................................................7

ACTIVITES SOCIALES............................................................................................8

SOCIALE ACTIVITEITEN.........................................................................................8

DOSSIER PATIENT ET ARCHIVES.......................................................................10

PATIËNTENDOSSIER EN ARCHIEVEN................................................................10

GESTION DU RCM, RIM, RPM..............................................................................11

BEHEER VAN MKG, MVG EN MPG ......................................................................11

INFORMATIQUE ET TELEMATIQUE MEDICALE.................................................12

MEDISCHE INFORMATICA EN TELEMATICA......................................................12

Disponibilité électronique d’information ..........................................................12 Réception électronique des résultats..............................................................12 Réception électronique des résultats dans la polyclinique..............................13 Echange de données électronique avec l’extérieur........................................13

Elektronische beschikbaarheid van informatie................................................12 Elektronische ontvangst van resultaten..........................................................12 Elektronische ontvangst van resultaten in de polikliniek.................................13 Elektronische uitwisseling van gegevens met de buitenwereld.......................13

COMITE D’HYGIENE HOSPITALIERE..................................................................14

COMITE VOOR ZIEKENHUISHYGIENE................................................................14

GESTION DE LA QUALITE....................................................................................16

KWALITEITSBEHEER............................................................................................16

SATISFACTION-COMMUNICATION.....................................................................19

TEVREDENHEID-COMMUNICATIE......................................................................19

La qualité du service au patient......................................................................19 La qualité du service au généraliste...............................................................19 La communication externe..............................................................................19

Kwaliteit van de dienstverlening aan de patiënt..............................................19 Kwaliteit van de dienstverlening aan de huisarts ............................................19 Externe communicatie ....................................................................................19

LIENS AVEC L’EXTERIEUR ..................................................................................20

EXTERNE SAMENWERKING................................................................................20

III

II.

DONNEES RELATIVES AUX PROGRAMMES DE SOINS, SERVICES MEDICAUX ET MEDICO-TECHNIQUES, FONCTIONS ET SECTIONS

II. GEGEVENS BETREFFENDE DE ZORGPROGRAMMA’S, MEDISCHE- EN MEDISCH-TECHNISCHE DIENSTEN,FUNCTIES EN AFDELINGEN

TYPOLOGIE DES HOPITAUX ...............................................................................21

TYPOLOGIE VAN DE ZIEKENHUIZEN.................................................................21

Hôpitaux aigus ........................................................................................22 Hôpitaux spécialisés ...............................................................................23 Hôpitaux psychiatriques ..........................................................................24

Acute ziekenhuizen.................................................................................22 Gespecialiseerde ziekenhuizen..............................................................23 Psychiatrische ziekenhuizen...................................................................24

IMAGERIE..............................................................................................................25

BEELDVORMING...................................................................................................25

MEDECINE NUCLEAIRE IN VIVO .........................................................................27

NUCLEAIRE GENEESKUNDE IN VIVO.................................................................27

LABORATOIRE......................................................................................................29

LABORATORIUM...................................................................................................29

ANATOMOPATHOLOGIE......................................................................................31

PATHOLOGISCHE ANATOMIE.............................................................................31

URGENCES SPECIALISEES.................................................................................33

GESPECIALISEERDE SPOEDGEVALLENZORG.................................................33

BLOC OPERATOIRE.............................................................................................36

OPERATIEAFDELING............................................................................................36

PHARMACIE..........................................................................................................38

APOTHEEK............................................................................................................38

STERILISATION.....................................................................................................40

STERILISATIE........................................................................................................40

TRANSFUSIONS ...................................................................................................42

TRANSFUSIES .....................................................................................................42

BANQUE DE TISSUS.............................................................................................43

WEEFSELBANK ....................................................................................................43

MATERNITE ET N*................................................................................................44

KRAAMKLINIEK EN N*..........................................................................................44

SERVICE NIC.........................................................................................................49

NIC DIENST ...........................................................................................................49

FONCTION P*........................................................................................................51

P* FUNCTIE...........................................................................................................51

MEDECINE DE LA REPRODUCTION...................................................................52

REPRODUCTIEVE GENEESKUNDE ....................................................................52

PEDIATRIE.............................................................................................................54

PEDIATRIE.............................................................................................................54

MORT SUBITE.......................................................................................................56

WIEGENDOOD ......................................................................................................56

SOINS INTENSIFS.................................................................................................58

INTENSIEVE ZORG...............................................................................................58

UNITE ASEPTIQUE ...............................................................................................60

ASEPTISCHE EENHEID........................................................................................60

TRANSPLANTATION D’ORGANES.......................................................................61

ORGAANTRANSPLANTATIES..............................................................................61

INSUFFISANCE RENALE CHRONIQUE ...............................................................62

CHRONISCHE NIERINSUFFICIENTIE..................................................................62

CARDIOLOGIE.......................................................................................................65

CARDIOLOGIE.......................................................................................................65

CHIRURGIE CARDIAQUE .....................................................................................68

HARTCHIRURGIE..................................................................................................68

IV

ONCOLOGIE..........................................................................................................71

ONCOLOGIE..........................................................................................................71

SOINS PALLIATIFS................................................................................................75

PALLIATIEVE ZORG..............................................................................................75

PRISE EN CHARGE DE LA DOULEUR .................................................................78

PIJNBESTRIJDING................................................................................................78

PROGRAMME DE NEUROCHIRURGIE................................................................79

PROGRAMMA VOOR NEUROCHIRURGIE..........................................................79

URGENCES PSYCHIATRIQUES...........................................................................81

PSYCHIATRISCHE SPOEDGEVALLEN................................................................81

HOSPITALISATION PSYCHIATRIQUE .................................................................83

PSYCHIATRISCHE HOSPITALISATIE..................................................................83

HOSPITALISATION DE JOUR PSYCHIATRIQUE.................................................85

PSYCHIATRISCH DAGZIEKENHUIS ....................................................................85

SERVICE GERIATRIE............................................................................................86

DIENST GERIATRIE..............................................................................................86

SERVICE S1-affections cardio-pulmonaires...........................................................88

DIENST S1-cardio-pulmonaire aandoeningen........................................................88

SERVICE S2-affections locomotrices .....................................................................89

DIENST S2-locomotorische aandoeningen............................................................89

SERVICE S3-affections neurologiques...................................................................90

DIENST S3-neurologische aandoeningen..............................................................90

SERVICE S5-affections chroniques........................................................................91

DIENST S5-chronische aandoeningen...................................................................91

SERVICE S6-affections en psycho-gériatrie...........................................................92

DIENST S6-psycho-geriatrische aandoeningen.....................................................92

READAPTATION FONCTIONNELLE.....................................................................93

REVALIDATIE........................................................................................................93

SERVICE GRANDS BRULES ................................................................................97

DIENST ZWARE BRANDWONDEN.......................................................................97

PSYCHOLOGUES .................................................................................................99

PSYCHOLOGEN....................................................................................................99

POLYCLINIQUE ...................................................................................................101

POLIKLINIEK........................................................................................................101

CHIRURGIE AMBULATOIRE...............................................................................107

AMBULANTE HEELKUNDE.................................................................................107

V

METHODOLOGIE

METHODOLOGIE

TYPE D'ETUDE Enquête annuelle rétrospective par questionnaire conforme à l’A.R. du 12/02/1999 (M.B.05/08/99) et l’A.M. du 02/04/1999 (M.B. 13/10/1999).

SOORT STUDIE Retrospectieve jaarenquête aan de hand van een vragenlijst conform het K.B. van 12/02/1999 (B.S. 05/08/99) en het M.B. van 02/04/1999 (B.S. 13/10/1999).

POPULATION ETUDIEE L’enquête concerne les hôpitaux belges, aigus, spécialisés et psychiatriques. Dans ce feedback, on entend par hôpital spécialisé, un hôpital ayant uniquement des services G et/ou Sp. Par hôpital aigu on entend tout hôpital général, y compris universitaire, à l’exclusion des hôpitaux spécialisés et des hôpitaux psychiatriques. Par hôpital psychiatrique , on entend tout hôpital pratiquant uniquement de la neuropsychiatrie et/ou de la psychiatrie.

ONDERZOCHTE POPULATIE De vragenlijst betreft de acute , gespecialiseerde en psychiatrische ziekenhuizen in België. In deze feedback wordt onder gespecialiseerd ziekenhuis een ziekenhuis verstaan dat enkel beschikt over G- en/of Sp-diensten. Onder acuut ziekenhuis verstaat men eder i algemeen ziekenhuis, met inbegrip van de universitaire, zonder de gespecialiseerde en de psychiatrische ziekenhuizen. Onder psychiatrisch ziekenhuis verstaat men iedere instelling die enkel neuropsychiatrische en/of psychiatrische activiteiten heeft.

PERIODE COUVERTE Le questionnaire classique existe depuis 1974. Les hôpitaux remplissent le questionnaire sur base de la situation au 31/12 de l’année précédente. Le contenu et la forme ont été entièrement revus depuis 1996. Il est entré en application en 2001 dans tous les hôpitaux sous sa forme actuelle.

BESTREKEN PERIODE De klassieke vragenlijst bestaat sinds 1974. De ziekenhuizen vullen de vragenlijst in op basis van de toestand op 31/12 van het voorgaande jaar. De inhoud en de vorm zijn sinds 1996 grondig herwerkt. In 2001 werd deze in zijn huidige vorm in alle ziekenhuizen van toepassing.

PROCEDURE DE COLLECTE Le Service public fédéral Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement, en collaboration étroite avec les Communautés et les Régions, gère l’ensemble du processus annuellement selon le planning idéal suivant : − début d’année : distribution des formulaires d’enquête sur support électronique (les hôpitaux doivent modifier les données qui ont évolué d’une année à l’autre)

INZAMELINGSPROCEDURE De Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, in samenwerking met de Gemeenschappen en Gewesten, beheert jaarlijks het volledig proces volgens de onderstaande vooropgestelde planning : − begin van het jaar : verspreiding van de enquêteformulieren op elektronische drager (de ziekenhuizen moeten de gegevens aanpassen die in vergelijking met vorig jaar veranderd zijn) − 1 mei: ontvangst van de ingevulde vragenlijsten, technische controle, validering van de gegevens en automatische controleprocedures met heen- en weerzenden in geval van onvolledige of incoherente gegevens. Er werden twee valideringsprocedures uitgevoerd : • coherentie ten opzichte van het voorgaande jaar • coherentie ten opzichte van de totale ziekenhuispopulatie − oktober: samenbundeling en analyse van de gevalideerde gegevens en overmaking van de gegevens aan Gemeenschappen en Gewesten voor de ziekenhuizen waarover zij bevoegd zijn. − december: feedback op papier of elektronisch (website)

−

− −

1er mai : réception des questionnaires complétés, contrôles techniques, validation des données et procédures de contrôle automatique avec aller-retour si données incomplètes ou incohérentes. Deux procédures de validation ont été effectuées : • cohérence par rapport à l’année précédente • cohérence par rapport à l’ensemble de la population hospitalière octobre : compilation et analyse des données validées et transmission aux Communautés et Régions des données des établissements les concernant. décembre : feed back papier ou électronique (website)

Chaque année, le questionnaire est réévalué en collaboration avec les Communautés et les Régions et adapté si nécessaire.

Ieder jaar wordt de vragenlijst, in samenwerking met de Gemeenschappen en de Gewesten, opnieuw geëvalueerd en desgevallend aangepast.

PRECAUTIONS GENERALES 1. Les réponses représentent l’institution dans son ensemble. Certaines institutions ont des activités réparties sur plusieurs sites. Etant donné que les réponses sont globalisées pour l’ensemble de l’hôpital fusionné, elles ne peuvent tenir compte de caractéristiques spécifiques. Exceptionnellement, si un hôpital fusionné l’année précédente a répondu pour chacun de ses sites, les différents sites sont traités comme des hôpitaux différents.

ALGEMENE VOORZORGSMAATREGELEN 1. De antwoorden geven een beeld van de instelling in haar geheel. Sommige instellingen hebben activiteiten op verschillende vestigingsplaatsen. Aangezien de antwoorden geglobaliseerd zijn voor het volledige ziekenhuis, is geen rekening gehouden met specifieke kenmerken. Uitzonderlijk, zullen voor het ziekenhuis dat vorig jaar gefusioneerd is en dat geantwoord heeft voor elk van zijn vestigingsplaatsen, de gegevens voor de verschillende vestigingsplaatsen afzonderlijk verwerkt worden. 2. De kwalificatie van de respondent kan heel sterk verschillen : aan de directeur worden geen aanbevelingen gegeven voor het delegeren van het invullen van de vragenlijst. 3. Behalve de voornoemde valideringen, werden de gegevens niet ter plaatse gecontroleerd door de administratie.

2. La qualification du répondant peut être très variable : aucune recommandation n’est donnée au directeur pour déléguer le remplissage du questionnaire. 3. En dehors des validations précitées, l’administration n’a pas contrôlé les données sur place.

VI

DESCRIPTION DE LA POPULATION HOSPITALIERE

HET ZIEKENHUISLANDSCHAP

NOMBRE D’HÔPITAUX BELGES AYANT REPONDU POUR L’ANNEE 2001

AANTAL BELGISCHE ZIEKENHUIZEN DAT GEANTWOORD HEEFT VOOR HET JAAR 2001

219 hôpitaux ziekenhuizen 120 56

monosites

aigus acute

64

33 multisites

221sites + 53.000 lits/bedden

32

spécialisés gespecialiseerde

monosites

1

multisites

66

psychiatriques psychiatrische

60 monosites

34 sites + 3.000 lits/bedden

6

multisites

72 sites + 16.000 lits/bedden

REFERENCES 1. A.R. du 12/2/1999 (M.B.5/8/99) modifiant l’A.R. du 14/12/1987 fixant les modalités et le délai de communication par le gestionnaire de l’hôpital de la situation financière des résultats d’exploitation, du rapport du réviseur d’entreprise et de tous renseignements statistiques se rapportant à son établissement.

REFERENTIES 1. K.B. van 12/2/1999 (B.S. 5/8/99) tot wijziging van het K.B. van 14/12/1987 houdende bepaling van de regels en de termijn volgens dewelke de beheerder van het ziekenhuis mededeling doet van de financiële toestand, van de bedrijfsuitkomsten, van het verslag van de bedrijfsrevisor en van alle statistische gegevens die met zijn inrichting verband houden.

2. A.M. du 2/4/1999 (M.B. 13/10/1999) explicitant le contenu des données statistiques et fixant les modalités de récolte et de transmission au Ministère de la Santé.

2. M.B. van 2/4/1999 (B.S. 13/10/1999) houdende nadere precisering van de inhoud van de statistische gegevens alsmede vaststelling van de regels van gegevensverzameling en overdracht van die gegevens aan het Ministerie van Volksgezondheid.

3. Formulaire d’enquête concernant les renseignements statistiques annuels au 31/12 de l’année précédente, rapport des établissements de soins au 01/01.

3. Enquêteformulier betreffende de jaarlijkse statistische inlichtingen op 31/12 van het voorgaande jaar, rapporten van de verzorgingsinstellingen op 01/01.

4. http://www.health.fgov.be/vesalius

4. http://www.health.fgov.be/vesalius

VII

DESCRIPTION DES VARIABLES

BESCHRIJVING VAN DE VARIABELEN

LES VARIABLES ANALYSEES Les variables analysées sont principalement la présence d’équipement, le type d’organisation et le type de gestion de la qualité dans les institutions. Par équipement on entend : un appareil, un service, un programme, une fonction, un service médico-technique. Par type d’organisation on entend : un comité, une personne qualifiée, des réunions multidisciplinaires. Par type de gestion de la qualité on entend : présence de registres, de rapports annuels, de diffusion de ceux -ci, l’existence d’audits, de collèges.

GEANALYSEERDE VARIABELEN De geanalyseerde variabelen zijn voornamelijk de aanwezigheid van uitrusting, soort van organisatie en de soort van kwaliteitsbeheer in de instellingen. Onder uitrusting verstaat men : apparatuur, een dienst, een programma, een functie, een medisch-technische dienst. Onder soort van organisatie verstaat men : een comité, een gekwalificeerd persoon, multidisciplinaire vergaderingen. Onder soort van kwaliteitsbeheer verstaat men : de aanwezigheid van registers, jaarlijkse rapporten, de verspreiding ervan, het bestaan van audits, colleges.

CALCUL On calcule le % d’institutions qui mentionnent disposer de ce type d’équipement, d’organisation ou de gestion de la qualité. Par % d’institutions, on entend le nombre d'institutions mentionnant l’existence de l’item (= numérateur) rapporté au nombre d'institutions dans la classe considérée (= dénominateur). Pour les valeurs numériques concernant les ressources humaines, on calcule la moyenne : la somme des valeurs est divisée par le total des répondants. Pour les variables numériques transformées en variables dichotomiques, la réponse ‘= 0’ devient ‘absence de l’item’ et les réponses ayant des valeurs supérieures à 0 deviennent ‘présence de l’item’.

BEREKENING Het % van de instellingen dat verklaart te beschikken over een bepaald type uitrusting, over een bepaalde soort kwaliteitsbeheer of over een bepaald type van organisatie, wordt berekend. Hieronder verstaat men het aantal instellingen dat een bepaald item vermeldt (= teller) in vergelijking met het totaal aantal instellingen in desbetreffende klasse (= noemer). Voor de numerieke gegevens met betrekking tot de human resources wordt het gemiddelde berekend : som van de waarden gedeeld door het aantal respondenten. Voor de numerieke variabelen die omgezet zijn in dichotome variabelen, wordt het antwoord ‘=0’ omgezet naar ‘ontbrekende informatie’, de positieve antwoorden (waarden>0) worden omgezet naar ‘aanwezigheid van het item’.

LES CRITERES DE VENTILATION Les variables peuvent être ventilées selon • le type d’hôpital ( hôpital aigu, psychiatrique ou spécialisé) • le type de service, de programme ou de fonction

UITSPLITSINGSCRITERIA De variabelen kunnen worden uitgesplitst op basis van • het soort ziekenhuis (acuut, psychiatrisch of gespecialiseerd ziekenhuis) • het soort dienst, programma of functie

PRECAUTIONS 1. Cfr. les biais mentionnés dans la partie méthodologie : précautions générales.

VOORZORGSMAATREGELEN 1. Men dient rekening te houden met de vertekeningen, die vermeld worden in de afdeling methodologie : algemene voorzorgsmaatregelen. 2. In deze feedback werden de antwoorden “weet het niet” opgenomen in de klasse “neen”, wat een onderschatting van de “ja”-resultaten kan meebrengen (refereer indien nodig naar de brutoresultaten in de aparte bijlage). 3. Voor de exacte en volledige formulering van de geanalyseerde variabelen, gelieve de vragenlijst (zie de website : http://www.health.fgov.be/vesalius) te raadplegen. De precieze vraag vindt men eveneens in de becijferde bijlage (beschikbaar op verzoek). 4. Bijzonderheden in verband met de items “Kwaliteitsevaluatie” : in de staafgrafieken “Organisatie en Kwaliteit” dient men er rekening mee te houden dat de manier om de kwaliteit te evalueren (interne of externe audit, college van gelijken) enkel kan aangekruist worden bij bevestigend antwoord op de vraag : ”Werd de kwaliteit van de activiteiten regelmatig geëvalueerd ?”.

2. Dans ce feedback, les réponses “ne sait pas“ ont été assimilées à la classe “non“ et pourraient engendrer une sous estimation des résultats “oui“ (se référer si nécessaire aux résultats bruts disponibles dans une annexe séparée). 3. Pour avoir le libellé complet et exact des variables étudiées, veuillez vous référer au questionnaire (voir site web : http://www.health.fgov.be/vesalius) ou à l’annexe chiffrée pour avoir la question détaillée (disponible sur demande). 4. Particularité des items “Evaluation de la qualité“ : dans les graphiques en barres “Organisation et Qualité“, il faut tenir compte du fait que la manière d’évaluer la qualité (audit interne, externe, revue de pairs) n’a pu être cochée qu’après avoir répondu affirmativement à la question : “La qualité des activités, est- elle régulièrement évaluée ?”.

VIII

EXPLICATION DES TABLEAUX ET GRAPHIQUES

VERKLARING VAN TABELLEN EN GRAFIEKEN

TABLEAUX ET GRAPHIQUES PROPOSES

VOORGESTELDE TABELLEN EN GRAFIEKEN

Les tableaux et graphiques proposés dans ce feed-back sont principalement :

De voorgestelde tabellen en grafieken zijn voornamelijk :

1.

Des tableaux donnant l’aperçu des hôpitaux qui ont répondu à la variable.

1.

Tabellen die een overzicht geven van het aantal ziekenhuizen die een antwoord gegeven hebben op de variabele.

2.

Des histogrammes reprenant la présence (exprimée en %) des items selon les critères de ventilation.

2.

Histogrammen die de aanwezigheid van dat item weergeven (in %) volgens de uitsplitsingcriteria.

3.

Les Box-plot ou graphiques appelés ‘boîte et moustache’ sont utilisés pour pouvoir comparer la distribution de variables numériques entre classes déterminées d’hôpitaux. La boîte montre les percentiles P25 (limite du bas) et P75 (limite du haut) P25 signifie percentile 25 (1er quartile) P50 signifie percentile 50 (médiane) P75 signifie percentile 75 (3eme quartile).

3.

De “Box-plot” grafieken worden gebruikt om tussen bepaalde klassen van ziekenhuizen de verdeling te vergelijken van numerieke variabelen. De “box” geeft de percentielen P25 (ondergrens) en P75 (bovengrens) aan. P25 betekent percentiel 25 (eerste kwartiel), P50 betekent percentiel 50 (mediaan), P75 betekent percentiel 75 (derde kwartiel).

4.

Les « pie » ou graphiques « en forme de tarte » sont utilisés pour illustrer la répartition de variables numériques (par exemple : le personnel, …).

4.

De grafieken « in taartvorm » worden gebruikt om de verdeling van de numerieke variabelen weer te geven (bijvoorbeeld : het personeel, ...).

5.

Histogramme d’évolution : ++ indique une variation brute positive de 3% ou plus ( dans le graphique) + indique une variation brute positive de moins de 3% = indique qu’il n’y a pas de variation indique une variation brute négative de moins de 3% - - indique une variation brute négative de 3% ou plus ( dans le graphique)

5.

Histogram van de evolutie : ++ betekent een positieve brutovariatie van 3% of meer ( in de grafiek) + betekent een positieve brutovariatie van minder dan 3% = betekent dat er geen variatie is betekent een negatieve brutovariatie van minder dan 3% - - betekent een negatieve brutovariatie van 3% of meer ( in de grafiek)

6.

Sauf indication dans le texte explicatif, la majorité des graphiques de la partie II (données relatives aux programmes de soins, services médicaux et médico-techniques, fonctions et sections) illustrent les éléments suivants : • l’équipement et l’organisation et la gestion de la qualité : le graphique illustre l’évolution des variables entre 2000 et 2001 • les ressources humaines : le graphique illustre la répartition en % des ressources humaines en fonction de l’effectif total (en ETP) • l’activité annuelle totale : le graphique illustre la proportion du type d’activité en % de l’activité totale

6.

Behalve wanneer aangeduid in de verklarende tekst, illustreren de meerderheid van de grafieken in het tweede deel (gegevens m.b.t. de zorgprogramma’s, medische- en medischtechnische diensten,functies en afdelingen) de volgende elementen : • uitrusting en organisatie en beheer van de kwaliteit : de grafiek illustreert de evolutie van de variabelen tussen 2000 en 2001 • human resources : de grafiek illustreert de verdeling in % van de human resources in functie van het totaal aantal FTE • totale jaarlijkse activiteit : de grafiek illustreert de proportie van het soort activiteit in % van de totale activiteit

UTILISATION DES LANGUES DANS LES EXPLICATIONS, TITRES ET LEGENDES DES GRAPHIQUES

TAALGEBRUIK IN TOELICHTINGEN, TITELS EN LEGENDEN VAN GRAFIEKEN

Le texte d’explication en français se trouve à gauche du graphique. Le texte d’explication en néerlandais se trouve à droite du graphique. Les titres des graphiques et les légendes sont en anglais.

De Franstalige tekst, staat links van de grafiek. De Nederlandstalige tekst, staat rechts van de grafiek. De titels en de legende van de grafieken zijn in het Engels weergegeven.

REFERENCE AUX DONNEES BRUTES DE L’ANNEXE

VERWIJZINGEN NAAR DE BRUTOGEGEVENS IN BIJLAGE

Dans le coin supérieur gauche de chaque page, entre parenthèses, se trouve la référence à la partie et/ou au chapitre de l’annexe. L’annexe reprend intégralement la même numérotation que le questionnaire.

In de linkerbovenhoek van elke bladzijde staat, tussen haakjes, de verwijzing naar het gedeelte en/of het hoofdstuk van de bijlage, die op zijn beurt integraal de nummering van de vragenlijst aanhoudt.

IX

Jaarlijkse Statistische Gegevens - 2001 Informations statistiques annuelles I GEGEVENS VAN ALGEMENE AARD INFORMATIONS À CARACTÈRE GÉNÉRAL

STRUCTURELE EVOLUTIE EVOLUTION STRUCTURE LLE Number of hospitals in Belgium according to the type of hospital (evolution between 1970-2002) 600 Psychiatric

500

Acute-Specialised 400 300 200 100 0 1970

1972

1974

1976

1978

1980

1982

1984

1986

1988

1990

1992

1994

1996

1998

2000

2002

Number of beds per 1000 inhabitants according to the type of hospital in Belgium (evolution between 1970-2002) Acute-Specialised 8

Psychiatric

6 4 2 0 1970

1972

1974

1976

1978

1980

1982

1984

1986

1988

1990

1992

1994

1996

1998

Capacity (number of beds/ number of hospitals) according to the type of hospital in Belgium (evolution between 1970-2002) 500

2000

2002

Acute-Specialised Psychiatric

400 300 200 100 0 1970

1972

1974

1976

1978

1980

1982

1984

1986

1988

1990

1992

1994

1996

1998

2000

2002

1

ALGEMENE INLICHTINGEN Gegevens/Données 2001 (Ref.I.1)

INFORMATIONS GENERALES 1/6

Acute Specialised Psychiatric total 120

33

66

219

EIGENAAR EN UITBESTEDING PROPRIETAIRE ET SOUS TRAITANCE Le graphique illustre le nombre de lits médian selon les 3 types d’hôpitaux, à savoir : • 120 hôpitaux aigus (P50=363 lits) (+) • 33 hôpitaux spécialisés (P50=80 lits) (+) • 66 hôpitaux psychiatriques (P50=205 lits) (=)

400

Le graphique illustre l’évolution des variables entre 2000 et 2001.

250

De grafiek toont de mediaan van het aantal bedden in de 3 typen ziekenhuizen : • 120 acute ziekenhuizen (P50=363 bedden) (+) • 33 gespecialiseerde ziekenhuizen (P50=80 bedden) (+) • 66 psychiatrische ziekenhuizen (P50=205 bedden) (=)

Number of beds according to the type of hospital (evolution 2000-2001) : P50

2000 2001

350 300

De grafiek illustreert de evolutie van de variabelen tussen 2000 en 2001.

200 150 50% de l’ensemble des hôpitaux ont entre 140 (P25) et 438 (P75) lits 50% des hôpitaux aigus ont entre 238 (P25) et 560 (P75) lits

100

50% van alle ziekenhuizen heeft tussen 140 (P25) en 438 (P75) bedden 50% van de acute ziekenhuizen heeft tussen 238 (P25) en 560 (P75) bedden 50% van de gespecialiseerde ziekenhuizen heeft tussen 48 (P25) en 120 (P75) bedden 50% van de psychiatrische ziekenhuizen heeft tussen 90 (P25) en 368 (P75) bedden

50 0

50% des hôpitaux spécialisés ont entre 48 (P25) et 120 (P75) lits

Acute

Specialised

Psychiatric

50% des hôpitaux psychiatriques ont entre 90 (P25) et 368 (P75) lits

Les 219 hôpitaux répondent comme suit au sujet de la soustraitance : (1) 42% mentionnent la sous-traitance partielle ou totale de l’entretien ménager (++) (2) 58% la sous -traitance partielle ou totale de l’entretien technique (+) (3) 89% la sous -traitance partielle ou totale de la buanderie (=)

4

(1) 42% vermeldt de gehele of gedeeltelijke uitbesteding van het huishoudelijk onderhoud (++) (2) 58% vermeldt de gehele of gedeeltelijke uitbesteding van het technisch onderhoud (+) (3) 89% vermeldt de gehele of gedeeltelijke uitbesteding van de was (=) (4) 29% vermeldt de gehele of gedeeltelijke uitbesteding van de keuken (=) (5) 34% vermeldt de gehele of gedeeltelijke uitbesteding van de sterilisatie (+) (6) 38% vermeldt de gehele of gedeeltelijke uitbesteding van de gegevensbehandeling en behandeling van de administratieve gegevens (-)

5


0

(4) 29% la sous -traitance partielle ou totale de la cuisine (=)

1

(5) 34% la sous -traitance partielle ou totale de la stérilisation (+)

2

(6) 38% la sous-traitance partielle ou totale du traitement de l’information et des données administratives (-)

3


De 219 ziekenhuizen antwoorden als volgt over de uitbesteding :

Subcontracting technical services or medico-technical services: % of the 219 hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001) 20

40

60

80

% 100

2000 2001

6

2

CAPACITEIT ALGEMENE INLICHTINGEN CAPACITE

Gegevens/Données 2001 (Ref.I.1)



33

66

219

CAPACITEIT CAPACITE Type of owner, manager according to the type of hospital (%)

Le graphique illustre les combinaisons des types de propriétaires et d’exploitants, privés ou publics , parmi les 3 types d’hôpitaux : (1) 120 hôpitaux aigus (2) 33 hôpitaux spécialisés (3) 66 hôpitaux psychiatriques

public - private private - private

public - public private - public

1 2 3 0%

20%

40%

60%

80%

100%

Distribution in % public/private – owner/ manager

Le graphique illustre les combinaisons les plus fréquentes quel que soit le type d’hôpital : • Propriétaire public, exploitant public (30%) (+) • Propriétaire privé, exploitant privé (69%) (+)

public - private private - private

De grafiek toont de combinatie van het type eigenaar en uitbater met publiekrechtelijk of privaatrechtelijk statuut in de 3 typen ziekenhuizen : (1) 120 acute ziekenhuizen (2) 33 gespecialiseerde ziekenhuizen (3) 66 psychiatrische ziekenhuizen

public - public private - public

De grafiek toont de meest voorkomende combinaties ongeacht het type van ziekenhuis : • Publieke eigenaar, publieke uitbater (30%) (+) • Private eigenaar, private uitbater (69%) (+)

2001 2000 0% Le graphique illustre la répartition des lits selon l’âge des bâtiments pour tous les types d’hôpitaux : 30% des lits datent de plus de 30 ans Moins de 20% des lits datent de moins de 10 ans

20%

40%

60%

80%

100%

Allocation of beds according to their age

Age beds <1965 Age beds 1975-1984 Age beds > or = 1995

Age beds 1965-1974 Age beds 1985-1994

De grafiek illustreert de verdeling van de bedden volgens de leeftijd van de gebouwen voor alle typen ziekenhuizen : 30% van de bedden is ouder dan 30 jaar Minder dan 20% van de bedden is jonger dan 10 jaar

2001

2000

0%

20%

40%

60%

80%

100%

3


Acute Specialised Psychiatric total


120

33

66

219

RADEN EN COMITÉS CONSEILS ET COMITES Parmi les 120 hôpitaux aigus, le nombre de ressources humaines médian (P50) par 100 lits pour le personnel stagiaire est de : (1) (2) (3) (4)

60

5 ETP de stagiaires médecins (-) 25 ETP de stagiaires infirmiers gradués (+) 25 ETP de stagiaires infirmiers brevetés (+) 4 ETP de stagiaires kinésithérapeutes (+)

P25

30 20

93% des réunions du comité médico-pharmaceutique (++)

(4)

85% des réunions du comité du matériel médical (++)

10 0

de

17% avoir un conseil infirmier (+) 61% avoir un comité de concertation entre le gestionnaire et les médecins hospitaliers (+) (7) 88% avoir un comité d’éthique hospitalier (+) (8) 80% mentionnent que les médecins chefs de service se réunissent régulièrement (+) (9) 57% avoir un rapport du département médical (+) (10) 29% diffuser le rapport aux autres services médicaux (-) (5) (6)

(11) 86% avoir une philosophie et des objectifs formalisés des soins infirmiers (+) (12) 95% que les infirmiers chefs de service se réunissent régulièrement (+) (13) 67% avoir un rapport du département infirmier (++) (14) 36% que le rapport est diffusé dans les services (+) Le graphique illustre l’évolution des variables entre 2000 et 2001.

5 FTE stagairs geneesheren (-) 25 FTE stagairs gegradueerde verpleegkundigen (+) 25 FTE stagairs gebrevetteerde verpleegkundigen (+) 4 FTE stagairs kinesitherapeuten (+)

De grafiek toont de variatie van het aantal stagairs.

1

(3)

(1) (2) (3) (4)

P75

50 40

Le graphique illustre la variation du nombre de stagiaires.

Les 219 hôpitaux répondent comme suit à propos l’organisation et de la gestion de la qualité : (1) 97% mentionnent des réunions du conseil médical (+) (2) 99% des réunions du comité d’hygiène hospitalière (+)

Van de 120 acute ziekenhuizen is de mediaan (P50) van het aantal human resources per 100 bedden voor de stagairs :

Number of FTE/100 beds, according to type of collaborator

2

3

4

Organisation and quality management: % of the 219 hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001) 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14

20

40

60

80

% 100

2000 2001

De 219 ziekenhuizen antwoorden als volgt betreffende de organisatie en het kwaliteitsbeheer : (1) 97% vermeldt bijeenkomsten van de medische raad (+) (2) 99% bijeenkomsten van het comité voor ziekenhuishygiëne (+) (3) 93% bijeenkomsten van het medisch farmaceutisch comité (++) (4) 85% bijeenkomsten van het comité voor medisch materiaal (++) (5) 17% heeft een verpleegkundige raad (+) (6) 61% een permanent comité voor overleg tussen de beheerder en de ziekenhuisgeneesheren (+) (7) 88% heeft een ethisch comité (+) (8) 80% vermeldt dat de geneesheren-diensthoofden regelmatig samenkomen (+) (9) 57% een rapport van het medisch departement (+) (10) 29% verspreidt dit rapport naar de andere medische diensten (-) (11) 86% heeft een beleidsvisie en geformaliseerde doelstellingen betreffende de verpleegkundige zorg (+) (12) 95% verklaart dat de hoofdverpleegkundigen geregeld samenkomen (+) (13) 67% heeft een rapport van het verpleegkundig departement (++) (14) 36% verspreidt dit rapport naar de diensten (+) De grafiek toont de evolutie van de variabelen tussen 2000 en 2001.

4




120

33

66

219

RADEN EN COMITÉS CONSEILS ET COMITES Les 219 hôpitaux répondent comme suit au sujet de la fréquence annuelle des réunions de conseils ou de comités suivants :

IN ACUTE HOSPITALS

De 219 ziekenhuizen antwoorden als volgt voor wat betreft de jaarlijkse frequentie van de vergaderingen van de volgende raden of comités :

Annual frequency of meetings in acute hospitals

du conseil médical (P50=12) (=) du comité permanent de concertation entre gestionnaire et les médecins hospitaliers (P50=10) (=) (3) du comité d’hygiène hospitalière (P50=6) (=) (4) du comité médico-pharmaceutique (P50=5) (=) (5) du comité du matériel médical (P50=5) (=) (1) (2)

le

50 % des hôpitaux aigus ont des réunions de médecins chefs de service de 4 à 12 fois par an.

max P75 P25 min

60 50 40 30 20 10 0 1

Les graphiques illustrent la variation du nombre de réunions dans les hôpitaux aigus, psychiatriques et spécialisés.

2

3

4

de medische raad (P50=12) (=) het permanent comité van overleg tussen de beheerder en de ziekenhuisgeneesheren (P50=10) (=) (3) het comité voor ziekenhuishygiëne (P50=6) (=) (4) het medisch farmaceutisch comité (P50=5) (=) (5) het comité van medisch materiaal (P50=5) (=) (1) (2)

50 % van de acute ziekenhuizen heeft 4 tot 12 keer per jaar vergaderingen van de geneesheren-diensthoofden.

5

De grafieken tonen de variatie van het aantal vergaderingen in de acute, psychiatrische en gespecialiseerde ziekenhuizen.

IN PSYCHIATRIC HOSPITALS Annual frequency of meetings in psychiatric hospitals

max P75 P25 min

60 50 40 30 20 10 0

1

2

3

4

5

IN SPECIALISED HOSPITALS

60

Annual frequency of meetings in specialised hospitals max P75 P25 min

40 20 0 1

2

3

4

5

5




33

66

219

RADEN EN COMITÉS CONSEILS ET COMITES

Parmi les 17% d’hôpitaux qui déclarent avoir un conseil infirmier ou paramédical, le graphique illustre la fréquence annuelle des réunions de ce conseil (P50=10) (=) selon les 3 types d’hôpitaux.

Meeting of the board of nursing : annual frequency max P75 P25 min

60 50 % des hôpitaux aigus ont des réunions des infirmiers chefs de service de 10 à 24 fois par an.

50 40

Voor de 17% van de ziekenhuizen, die een verpleegkundige of paramedische raad hebben, illustreert de grafiek de jaarlijkse frequentie van vergaderingen van deze raad (P50=10) (=) in de drie typen ziekenhuizen. 50 % van de acute ziekenhuizen heeft 10 tot 24 keer per jaar vergaderingen van de hoofdverpleegkundigen.

30 20 10 0 Acute

Parmi les 88% d’hôpitaux qui ont un comité d’éthique , le graphique illustre le nombre de requêtes par 100 lits présentées au comité d’éthique dans les hôpitaux aigus, spécialisés et psychiatriques (P50=3,4) (-).

Specialised

Psychiatric

Ethic committee : number of requests/100 beds

max P75 P25 min

70 60 50 40 30 20 10 0 Acute

Specialised

Van de 88% ziekenhuizen die over een ethisch comité beschikken, toont de grafiek het aantal aanvragen voorgelegd aan het ethisch comité per 100 bedden in de acute, gespecialiseerde en psychiatrische ziekenhuizen (P50=3,4) (-).

Psychiatric

6


INFORMATIONS GENERALES 6/6 VERBRUIK CONSOMMATION

Le graphique illustre la répartition dans les hôpitaux aigus de la consommation annuelle médiane (P50) par 100 lits . Par 100 lits, la médiane de consommation dans les hôpitaux est : (1) 1.106 milliers de kwh d’électricité (+) (2) 13 milliers de m3 d’eau (=) (3) 196 milliers de m3 de gaz (+) (4) 44 milliers de litres de fuel (-) (5) 88 tonnes de linge à nettoyer (+) (6) 161 m3 de déchets (+) • 44.300 kg et 199 m3 de déchets de type A • 64.640 kg et 92 m3 de déchets de type B • 63.222 kg et 132 m3 de déchets de type B1 • 10.823 kg et 86 m3 de déchets de type B2 • 33 kg et 0,7 m3 de déchets à risque radioactifs • 3 kg de déchets de mercure • 5.485 kg et 57 m3 d’autres types de déchets

120

33

66

219

De grafiek toont de verdeling op jaarbasis van de mediaan (P50) van het verbruik per 100 bedden in de acute ziekenhuizen.

Annual consumption (per 100 beds) in the 120 acute hospitals (evolution 2000-2001) 1200 2000 2001

1000


800 600 400 200


Per 100 bedden is de mediaan van het verbruik in de ziekenhuizen: (1) 1.106 duizend kwu elektriciteit (+) (2) 13 duizend m³ water (=) (3) 196 duizend m³ gas (+) (4) 44 duizend liter brandstof (-) (5) 88 ton te wassen linnen (+) (6) 161 m³ afval (+) • 44.300 kg en 199 m³ afval van het type A • 64.640 kg en 92 m³ afval van het type B • 63.222 kg en 132 m³ afval van het type B1 • 10.823 kg en 86 m³ afval van het type B2 • 33 kg en 0,7 m³ gevaarlijk radioactief afval • 3 kg kwikafval • 5.485 kg en 57 m³ andere soorten afval De grafiek illustreert de evolutie van de variabelen tussen 2000 en 2001.

0 1

2

3

4

5

6

7


SOCIALE ACTIVITEITEN Acute Specialised Psychiatric total ACTIVITES SOCIALES 120

33

66

219

1/2 Les 219 hôpitaux mentionnent les activités sociales suivantes : (1) (2) (3) (4) (5) (6) (7) (8)

Social activities: % of the 219 hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001) 0 20 40 60 80

88% mentionnent une bibliothèque pour les patients hospitalisés (-) 35% un suivi scolaire des enfants hospitalisés (-) 33% un service d’aide à domicile (=) 50% l’aide d’interprètes (+) 28% de la médiation interculturelle (++) 99% mentionnent être ouverts aux ministres du culte et aux conseillers laïcs (+) 33% mentionnent des possibilités d’hébergement pour les familles (+) 25% un espace de jeu pour les enfants des visiteurs (+)

De 219 ziekenhuizen vermelden de volgende sociale activiteiten :

100

1 2

2000

3

2001

4 5 6

(9) 72% des brochures pour les visiteurs (+) (10) 13% une crèche pour le personnel (+)

7 8



9 50% des hôpitaux ont entre 1,5 et 5,5 ETP d’assistants sociaux, entre 1,0 et 3,0 ETP d’infirmiers sociaux et entre 5 et 70 personnes bénévoles. La présence d’un médiateur interculturel (ventilée par type d’hôpital) est signalée dans 36% hôpitaux aigus (++), 0% d’hôpitaux spécialisés (- -) et 27% d’hôpitaux psychiatriques (++).

88% vermeldt een bibliotheek voor de gehospitaliseerde patiënten (-) (2) 35% biedt de gehospitaliseerde kinderen onderwijs aan (-) (3) 33% een dienst voor thuishulp (=) (4) 50% de hulp van een tolk (+) (5) 28% interculturele bemiddeling (++) (6) 99% vermeldt open te staan voor bedienaars van een eredienst of lekenraadgevers (+) (7) 33% vermeldt overnachtingsmogelijkheden voor de familie (+) (8) 25% vermeldt een speelruimte voor de kinderen van bezoekers (+) (9) 72% brochures voor de bezoekers (+) (10) 13% een crèche voor de kinderen van het personeel (+) (1)

%

10 %

%

50% van de ziekenhuizen heeft tussen 1,5 en 5,5 FTE maatschappelijk assistenten, tussen 1,0 en 3,0 FTE sociale verpleegkundigen en tussen de 5 en 70 vrijwilligers.

Intercultural mediation: % of the 219 hospitals mentioning the presence of one mediator (evolution 2000-2001)

De aanwezigheid van een interculturele bemiddelaar (uitgesplitst per type ziekenhuis ) wordt vermeld door 36% van de acute (++), 0% van de gespecialiseerde (- -) en 27% van de psychiatrische ziekenhuizen (++).

2000


100


80

2001 60 40 20 0 Acute

Specialised

Psychiatric

8


SOCIALE ACTIVITEITEN Acute Specialised Psychiatric total ACTIVITES SOCIALES 120

33

66

219

2/2 Les services sociaux des 120 hôpitaux aigus mentionnent des activités sociales pour 4 types de prise en charge : • 81% les patients en hospitalisation classique • 8% les patients au service d’urgence • 5% les patients en hospitalisation de jour • 6% les patients en revalidation

% of activities of the social service in classical hospitalisation Financial contacts Insurance contacts Legal contacts Aftercare Other 2001

Les activités mentionnées se répartis sent en cinq groupes : • principalement d’ordre financier (7% à 32%) • principalement des contacts avec organismes assureurs (11% à 26%) • principalement des contacts juridiques (2% à 3%) • principalement placements et aides à domicile (4% à 24%) • autres types d’activité (36% à 63%)

2000

Les graphiques montrent l’évolution de 2000 à 2001 de la répartition (en %) de chaque groupe d’activités selon la prise en charge (cidessus référencée) dans les hôpitaux aigus en hospitalisation classique (112 hôpitaux), aux urgenc es (85 hôpitaux), en hospitalisation de jour (87 hôpitaux) et en revalidation (61 hôpitaux).

2001 2000

0%

20%

40%

60%

80%

100%

% of activities of the social service in day hospitalisation

Financial contacts Legal contacts Other

0%

20%

40%

Insurance contacts Aftercare

60%

80%

100%

% of activities of the social service in day hospitalisation


De sociale diensten van de 120 acute ziekenhuizen vermelden sociale activiteiten voor 4 soorten opvang : • 81% van de patiënten in klassieke hospitalisatie • 8 % van de patiënten op de spoedgevallendienst • 5% van de patiënten in daghospitalisatie • 6% van de patiënten in revalidatie De vermelde activiteiten worden onderverdeeld in 5 groepen : • voornamelijk van financiële aard (7 tot 32%) • voornamelijk contacten met de verzekeringsinstellingen (11 tot 26%) • voornamelijk juridische contacten (2 tot 3%) • voornamelijk plaatsingen en thuishulp (4 tot 24%) • andere activiteiten (36 tot 63%) De grafieken tonen de evolutie tussen 2000 en 2001 van de verdeling (in %) van elke groep van activiteiten volgens de opvang (hierboven vermeld) van de acute ziekenhuizen in klassieke hospitalisatie (112 ziekenhuizen), op spoed (85 ziekenhuizen), in daghospitalisatie (87 ziekenhuizen) en in revalidatie (61 ziekenhuizen).


2001 2000 0%

20%

40%

60%

80%

100%

% of activities of the social service in rehabilitation



2001 2000 0%

20%

40%

60%

80%

100%

9

PATIËNTENDO SSIER EN ARCHIEVEN



DOSSIER PATIENT ET ARCHIVES Les 219 hôpitaux signalent avoir un dossier patient. Un dossier patient unique (c-à-d regroupant les spécialités) est renseigné dans 131/219 hôpitaux (60%).

• • •

57/120 (47%) hôpitaux aigus 30/33 (90%) hôpitaux spécialisés 44/66 (66%) hôpitaux psychiatriques

Le graphique illustre la proportion de dossiers uniques (par type d’hôpital) par rapport à la proportion de dossiers par spécialité. 50% des hôpitaux ont entre 0,8 et 6,3 ETP/100 lits pour s’occuper du service des archives (moyenne de 1,4 ETP pour 100 lits).

%

Global dossier Dossier by speciality

80 70 60

57/120 (47%) acute ziekenhuizen 30/33 (90%) gespecialiseerde ziekenhuizen 44/66 (66%) psychiatrische ziekenhuizen

De grafiek toont per type ziekenhuis de verhouding tussen de unieke dossiers en de dossiers per specialiteit.

50 40

50% van de ziekenhuizen stelt tussen de 0,8 en 6,3 FTE per 100 bedden te werk in de archiefdienst (gemiddeld 1,4 FTE per 100 bedden).

30 10

De mediaan van het aantal jaren dat de dossiers bewaard worden bedraagt 30 jaar.

0 Acute

Le graphique illustre l’évolution de la proportion du dossier unique par rapport aux dossiers par spécialité dans l’ensemble des hôpitaux.

219

Een uniek patiëntendossier (dat de specialiteiten groepeert) wordt vermeld door 131/219 ziekenhuizen (60%).

• • •

90

20

Le nombre médian d’années de conservation des dossiers est de 30 ans.

66

De 219 ziekenhuizen vermelden een patiëntendossier te hebben.

Global dossier or dossier by speciality : % of hospitals mentioning the item

100

33

Specialised

Psychiatric

De grafiek toont voor alle ziekenhuizen de evolutie van de verhouding tussen de unieke dossiers en de dossiers per specialiteit.

Global dossier or dossier by speciality : % of the 219 hospitals (evolution 2000-2001) Global dossier

Dossier by speciality

2001

2000

0%

20%

40%

60%

80%

100%

10


BEHEER VAN MKG, MVG, MPG GESTION DU RCM, RIM, RPM

Les 153 hôpitaux aigus et spécialisés répondent comme suit à propos de la gestion du RCM : (1) 92% mentionnent l’utilisation d’un formulaire pré-imprimé RCM (-) (2) 95% l’encodage par une personne spécialisée (+) (3) 98% l’existence d’un programme de contrôle RCM (+) (4) 78% l’exploitation interne des données du RCM (- -) Le graphique illustre l’évolution des variables entre 2000 et 2001. 50% des hôpitaux aigus ont entre 0,6 et 1 ETP/100 lits pour gérer le RCM (moyenne de 0,9 ETP pour 100 lits).

Les 153 hôpitaux aigus et spécialisés répondent comme suit à propos de la gestion du RIM : (1) 96% mentionnent l’utilisation d’un formulaire pré-imprimé RIM (-) (2) 99% l’existence d’un programme de contrôle RIM (+) (3) 80% l’exploitation interne des données du RIM (-) Le graphique illustre l’évolution des variables entre 2000 et 2001.

Management of the CMD: % of the 153 hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001) 2000

%

100 80 60 40 20 0

2001

2

3

Management of the NMD: % of the 153 hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001)

100

2000 2001

80 60 20 0

Le graphique illustre l’évolution des variables entre 2000 et 2001. 50% des hôpitaux psychiatriques ont entre 0,3 et 0,6 ETP/100 lits pour gérer le RPM (moyenne de 0,6 ETP pour 100 lits).

%

66

219

De 153 acute en gespecialiseerde ziekenhuizen antwoorden als volgt voor wat betreft het beheer van de MKG : (1) 92% vermeldt het gebruik van een voorgedrukt MKG formulier (-) (2) 95% de codering door een gespecialiseerd persoon (+) (3) 98% het bestaan van een controleprogramma voor MKG (+) (4) 78% de interne uitbating van de MKG gegevens (--)

De 153 acute en gespecialiseerde ziekenhuizen antwoorden als volgt voor wat betreft het beheer van de MVG : (1) 96% vermeldt het gebruik van een voorgedrukt MVG formulier (-) (2) 99% het bestaan van een controleprogramma voor MVG (+) (3) 80% de interne uitbating van de MVG gegevens (-) De grafiek illustreert evolutie van de variabelen tussen 2000 en 2001.

1 125 hôpitaux (59 hôpitaux aigus avec un service de psychiatrie et 66 hôpitaux psychiatriques) répondent comme suit à propos de la gestion du RPM : (1) 96% mentionnent l’utilisation d’un formulaire pré-imprimé RPM (+) (2) 95% l’encodage par une personne spécialisée (++) (3) 82% l’existence d’un programme de contrôle RPM (+) (4) 85% l’exploitation interne des données du RPM (++)

33

50% van de acute ziekenhuizen heeft tussen 0,6 en 1 FTE/100 bedden voor het beheer van de MKG (gemiddeld 0,9 FTE per 100 bedden).

4

40 50% des hôpitaux aigus ont entre 0,1 et 0,3 ETP/100 lits pour gérer le RIM (moyenne de 0,2 ETP pour 100 lits).

120


1

%


2

50% van de acute ziekenhuizen heeft tussen 0,1 en 0,3 FTE/100 bedden voor het beheer van de MVG (gemiddeld 0,2 FTE per 100 bedden).

3

Management of the PMD: % of the 125 hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001)

100 80 60

2000 2001

125 ziekenhuizen (59 acute ziekenhuizen met een dienst psychiatrie en 66 psychiatrische ziekenhuizen) antwoorden als volgt voor wat betreft het beheer van de MPG : (1) 96% vermeldt het gebruik van een voorgedrukt MPG formulier (+) (2) 95% de codering door een gespecialiseerd persoon (++) (3) 82% het bestaan van een controleprogramma voor MPG (+) (4) 85% de interne uitbating van de MPG gegevens (++) De grafiek illustreert de evolutie van de variabelen tussen 2000 en 2001.

40 20

50% van de psychiatrische ziekenhuizen heeft tussen 0,3 en 0,6 FTE/100 bedden voor het beheer van de MPG (gemiddeld 0,6 FTE per 100 bedden).

0 1

2

3

4

11

MEDISCHE INFORMATICA EN TELE MATICA


INFORMATIQUE ET TELEMATIQUE MEDICALE 1/2


33

66

219

IN THE HOSPITAL La présence d’un département d’information ou d’informatique médicale (Medical Information Department MID) est mentionnée dans 122 hôpitaux : 90/120 (75%) hôpitaux aigus (++), 6/33 (18%) hôpitaux spécialisés (++) et 26/66 (39%) hôpitaux psychiatriques (++). Le graphique illustre l’évolution des variables entre 2000 et 2001.

Medical information department: % of the 219 hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001)

%

100 80 60 40 20 0

2000 2001

Acute En particulier, les 120 hôpitaux aigus répondent comme suit à propos de la disponibilité électronique d’informations dans les unités de soins : (1) 35% mentionnent la disponibilité électronique des demandes d’examens de laboratoire (+) (2) 25% celle des demandes d’examens de radiologie (+) (3) 17% celle des demandes d’examens cliniques (+) (4) 23% celle des commandes de médicaments (++) Le graphique illustre l’évolution des variables entre 2000 et 2001

Specialised

On-line information: % of the 120 acute hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001)

%

100 80 60 40 20 0

2000 2001

1

En particulier, les 120 hôpitaux aigus répondent comme suit à propos de la réception électronique des résultats dans les unités de soins : (1) 92% mentionnent la disponibilité électronique des résultats de biologie clinique (++) (2) 78% celle des protocoles de radiologie (++) (3)

55% les résultats de médecine nucléaire (++)

(4)

40% celle des protocoles opératoires (++)

(5)

52% celle des protocoles d’anatomopathologie (++)

(6)

44% celle des lettres de sortie (++)

2

3

4

IN THE UNITS On-line results: % of the 120 acute hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001)

%

100 2000

80

2001

60 40 20 0

Le graphique illustre l’évolution des variables entre 2000 et 2001

1

2

3

4


Psychiatric

IN THE UNITS

%

De aanwezigheid van een medisch informatieof informaticadepartement (Medical Information Department MID) wordt vermeld door 122 ziekenhuizen : 90/120 (75%) acute ziekenhuizen (++), 6/33 (18%) gespecialiseerde ziekenhuizen (++) en 26/66 (39%) psychiatrische ziekenhuizen (++).

5

6

In het bijzonder antwoorden de 120 acute ziekenhuizen als volgt voor wat betreft de elektronische beschikbaarheid van informatie in de zorgeenheden : (1) 35% vermeldt de elektronische beschikbaarheid van de aanvragen inzake laboratoriumonderzoeken (+) (2) 25% de elektronische beschikbaarheid van de aanvragen inzake radiologische onderzoeken (+) (3) 17% de elektronische beschikbaarheid van de aanvragen inzake klinische onderzoeken (+) (4) 23% elektronische beschikbaarheid van de geneesmiddelenvoorschriften (++) De grafiek illustreert de evolutie van de variabelen tussen 2000 en 2001. In het bijzonder antwoorden de 120 acute ziekenhuizen als volgt voor wat betreft de elektronische ontvangst van resultaten in de zorgeenheden : (1) 92% vermeldt de elektronische beschikbaarheid van de resultaten van klinische biologie (++) (2) 78% de elektronische beschikbaarheid van de radiologieverslagen (++) (3) 55% de elektronische beschikbaarheid van de verslagen van nucleaire geneeskunde (++) (4) 40% de elektronische beschikbaarheid van de operatieverslagen(++) (5) 52% de elektronische beschikbaarheid van de verslagen van pathologische anatomie (++) (6) 44% de elektronische beschikbaarheid van de ontslagbrieven (++) De grafiek illustreert de evolutie van de variabelen tussen 2000 en 2001.

12

MEDISCHE INFORMATICA EN TELEMATICA



INFORMATIQUE ET TELEMATIQUE MEDICALE 2/2

33

66

219

AT THE POLYCLINIC En particulier, les 120 hôpitaux aigus avec une polyclinique répondent comme suit à propos de la réception électronique des résultats : (1) (2) (3) (4) (5) (6) (7)

48% mentionnent la disponibilité de la gestion des rendezvous (++) 80% celle des résultats de biologie clinique (++) 76% celle des protocoles de radiologie (++) 55% celle des protocoles de médecine nucléaire (++) 45% celle des protocoles opératoires (++) 52% celle des protocoles d’anatomopathologie(++) 53% celle des lettres de sortie (++)

%

100

In het bijzonder antwoorden de 120 acute ziekenhuizen met een polikliniek als volgt voor wat betreft het elektronisch ontvangen van de resultaten :

On-line results: % of the 120 acute hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001)

2000 2001

80 60 40

(1) (2) (3) (4) (5) (6) (7)

48% vermeldt de elektronische beschikbaarheid van het afsprakenbeheer (++) 80% van de resultaten van klinische biologie (++) 76% van de radiologieverslagen (++) 55% van verslagen van nucleaire geneeskunde (++) 45% van de operatieverslagen (++) 52% van de verslagen van pathologische anatomie (++) 53% van de ontslagbrieven (++)

20 Le graphique illustre l’évolution des variables entre 2000 et 2001.


0 1

2

3

4

5

6

7

OUTSIDE THE HOSPITAL L’échange électronique des données avec l’extérieur de l’hôpital (télématique) est mentionné dans 132 hôpitaux : 117/120 (97%) hôpitaux aigus (+), 2/33 (6%) hôpitaux spécialisés (-), 13/66 (20%) hôpitaux psychiatriques (++). En particulier, les 120 hôpitaux aigus répondent comme suit à propos d’échanges de données (télématique) avec l’extérieur de l’hôpital : (1) 91% mentionnent la disponibilité des résultats de biologie clinique (++) (2) 88% celle des protocoles de radiologie (++) (3) 57% celle des protocoles de médecine nucléaire (++) (4) 47% celle des protocoles opératoires (-) (5) 52% celle des protocoles d’anatomopathologie (++) (6) 73% celle des lettres de sorties (++)

De elektronische uitwisseling van gegevens met de buitenwereld (telematica) wordt vermeld door 132 ziekenhuizen : 117/120 (97%) acute ziekenhuizen (+) , 2/33 (6%) gespecialiseerde ziekenhuizen (-) en 13/66 (20%) psychiatrische ziekenhuizen (++).

On-line data exchanges: % of the 120 acute hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001)

% 100

2000

80

In het bijzonder antwoorden de 120 acute ziekenhuizen als volgt voor wat betreft de elektronische uitw isseling van gegevens met de buitenwereld (telematica) : (1) 91% vermeldt de beschikbaarheid van de resultaten van klinische biologie (++) (2) 88% van de radiologieverslagen (++) (3) 57% van de verslagen van nucleaire geneeskunde (++) (4) 47% van de operatieverslagen (-) (5) 52% van de verslagen van pathologische anatomie (++) (6) 73% van de ontslagbrieven (++)

2001

60 40 20 0


1

2

3

4

5

6


13

COMITE VOOR ZIEKENHUISHYGIENE COMITE D’HYGIENE HOSPITALIERE 1/2

Gegevens/Données 2001 (Ref.IV.1)

Les 218 hôpitaux répondent comme suit à propos du comité d’hygiène hospitalière : (1) 83% mentionnent avoir un registre du comité d’hygiène hospitalière (++) (2) 57% avoir un plan d’action annuel (+) (3) 51% avoir un programme de formation et d’éducation permanente (+) (4) 60% avoir un rapport annuel du comité d’hygiène hospitalière (++) Le graphique illustre l’évolution des variables entre 2000 et 2001.

% 100

2000

80

2001

60 40

50% des hôpitaux aigus ont entre 0,2 et 0,7 ETP d’infirmiers responsables de l’hygiène hospitalière pour 100 lits et entre 0,7 et 4 (11ème ) de médecins responsables de l’hygiène hospitalière pour 100 lits. Ils ont entre 6 et 7 réunions du comité par an. Les 219 hôpitaux répondent comme suit à propos des directives d’hygiène : (1) 97% mentionnent avoir des directives en matière d’entretien ménager et de désinfection de surface (+) (2) 82% avoir des directives en matière de lavage et de distribution du linge (+) (3) 95% avoir des directives en matière d’hygiène dans la préparation et la distribution de l’alimentation (+) (4) 51% avoir des directives en matière d’hygiène dans la préparation et la distribution de biberons à la biberonnerie (+) (5) 95% avoir des directives en matière de collecte et d’évacuation des déchets hospitaliers (+) (6) 89% avoir des directives en matière de lutte contre la vermine (+) Le graphique illustre l’évolution des variables entre 2000 et 2001. Les 120 hôpitaux aigus répondent comme suit à propos de la surveillance et de la prévention des infections nosocomiales : (1) 38% mentionnent participer à la surveillance des infections hospitalières organisée par l’Institut Scientifique de la Santé publique Louis Pasteur (+) (2) 100% avoir une politique en terme d’isolement des malades contagieux (+) (3) 100% utiliser un manuel de référence (+) (4) 80% établir un relevé mensuel des malades atteints d’une affection à germes multirésistants (++) (5) 93% avoir une politique de prescription des antibiotiques (+) Le graphique illustre l’évolution des variables entre 2000 et 2001. 50% des hôpitaux aigus ont déclaré entre 8 et 60 cas de maladies transmissibles à déclaration obligatoire.

Hospital Hygiene Committee : % of the 218 hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001)

20 0 1

%

2

3

Hygiene guidelines : % of the 219 hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001)

100 80 60 40 20 0

2000 2001

1

%

100 80 60 40 20 0

4

2

3

4

5

6

Prevention of nosocomial infections: % of the 120 acute hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001)

2000 2001

1

2

3

4

5


33

66

219

De 218 ziekenhuizen antwoorden als volgt voor wat betreft het comité voor ziekenhuishygiëne : (1) 83% vermeldt een register van het comité voor ziekenhuishygiëne te hebben (++) (2) 57% heeft een jaarlijks actieplan (+) (3) 51% heeft een permanent opleidings- en vormingsprogramma (+) (4) 60% heeft een jaarlijks rapport van het comité voor ziekenhuishygiëne (++) De grafiek illustreert de evolutie van de variabelen tussen 2000 en 2001. 50% van de acute ziekenhuizen heeft tussen 0,2 en 0,7 FTE verpleegkundigen verantwoordelijk voor de ziekenhuishygiëne per 100 bedden en tussen 0,7 en 4 (elfden) geneesheren verantwoordelijk voor de ziekenhuishygiëne per 100 bedden. Het comité vergadert 6 à 7 maal per jaar. De 219 ziekenhuizen antwoorden als volgt voor wat betreft de richtlijnen i.v.m. hygiëne : (1) 97% vermeldt richtlijnen over het huishoudelijk onderhoud en het desinfecteren van oppervlaktes (+) (2) 82% heeft richtlijnen over de was en de linnenverdeling (+) (3) 95% heeft richtlijnen over de hygiëne bij de bereiding en de distributie van het voedsel (+) (4) 51% heeft richtlijnen over de hygiëne bij de bereiding van de zuigflessen in het daartoe bestemde lokaal (+) (5) 95% heeft richtlijnen over het ophalen en verwijderen van ziekenhuisafval (+) (6) 89% heeft richtlijnen over de strijd tegen ongedierte (+) De grafiek illustreert de evolutie van de variabelen tussen 2000 en 2001. De 120 acute ziekenhuizen antwoorden als volgt voor wat betreft het toezicht en de preventie van nosocomiale infecties : (1) 38% vermeldt deelname aan het door het Wetenschappelijk Instituut voor Volksgezondheid Louis Pasteur georganisserde toezicht op ziekenhuisinfecties (+) (2) 100% heeft een beleid inzake de afzondering van besmettelijke patiënten (+) (3) 100% gebruikt een referentiehandleiding (+) (4) 80% een maandelijks overzicht van zieken die lijden aan een aandoening veroorzaakt door multiresistente kiemen (++) (5) 93% een beleid voor het voorschrijven van antibiotica (+) De grafiek illustreert de evolutie van de variabelen tussen 2000 en 2001. 50% van de acute ziekenhuizen heeft tussen de 8 en 60 gevallen van verplicht te melden overdraagbare ziekten gemeld.

14

COMITE VOOR ZIEKENHUISHYGIENE

Gegevens/Données 2001 (Ref.IV.1)

COMITE D’HYGIENE HOSPITALIERE 2/2 Les 120 hôpitaux aigus répondent comme suit à propos du relevé des infections nosocomiales suivantes : (1) (2) (3) (4)

51% mentionnent effectuer systématiquement occasionnellement un relevé des infections urinaires (- -) 73% effectuer systématiquement ou occasionnellement relevé des infections de plaies (++) 83% effectuer systématiquement ou occasionnellement relevé des infections respiratoires (+) 93% effectuer systématiquement ou occasionnellement relevé des infections sanguines (=)

ou

%

un

100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0

un un

Le graphique illustre l’évolution des variables entre 2000 et 2001. 50% des hôpitaux aigus qui ont une buanderie font des contrôles biologiques entre 1 à 4 fois par an (min=1, max=12). 50% des hôpitaux aigus qui ont une biberonnerie font des contrôles biologiques entre 2 à 6 fois par an (min=1, max=52). 50% des hôpitaux aigus qui ont un local pour l’hydrothérapie font des contrôles biologiques entre 4 à 12 fois par an (min=1, max=52).

Les 120 hôpitaux aigus répondent comme suit à propos de l’existence d’un règlement d’ordre intérieur : (1) (2) (3) (4)

Registration of nosocomial infections: % of the 120 acute hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001)

91% mentionnent avoir un règlement d’ordre intérieur pour le quartier opératoire (-) 74% avoir un règlement d’ordre intérieur pour le quartier accouchement (+) 67% avoir un règlement d’ordre intérieur pour le laboratoire (+) 44% avoir un règlement d’ordre intérieur pour le local d’autopsie (+)


2000 2001

1

2

3

4

Rules and procedures in the units : % of the 120 acute hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001)

%


33

66

219

De 120 acute ziekenhuizen antwoorden als volgt voor wat betreft het overzicht van de volgende nosocomiale infecties : (1) 51% vermeldt systematisch of bij gelegenheid een overzicht te maken van de urinewegeninfecties (- -) (2) 73% maakt systematisch of bij gelegenheid een overzicht van de wondinfecties (++) (3) 83% maakt systematisch of bij gelegenheid een overzicht van de luchtwegeninfecties (+) (4) 93% maakt systematisch of bij gelegenheid een overzicht van de infecties van het bloed (=) De grafiek illustreert de evolutie van de variabelen tussen 2000 en 2001. 50% van de acute ziekenhuizen die een wasserij heeft, houdt per jaar tussen de 1 en 4 keer biologische controles (min=1, max=12). 50% van de acute ziekenhuizen die een lokaal voor de bereiding van de zuigflessen heeft, houdt per jaar tussen de 2 en 6 keer biologische controles (min=1, max=52). 50% van de acute ziekenhuizen die een lokaal voor hydrotherapie heeft, houdt per jaar tussen de 4 en 12 keer biologische controles (min=1, max=52). De 120 acute ziekenhuizen antwoorden als volgt voor wat betreft het bestaan van een huishoudelijk reglement :

60

(1) 91% vermeldt een huishoudelijk reglement voor het operatiekwartier (-) (2) 74% heeft een huishoudelijk reglement voor het bevallingskwartier (+) (3) 67% heeft een huishoudelijk reglement voor het laboratorium (+) (4) 44% heeft een huishoudelijk reglement voor het autopsielokaal (+)

40


100 2000 2001

80

20 0 1

2

3

4

15

KWALITEITSBEHEER Gegevens/Données 2001 (Ref.IV.2)

Acute Specialised Psychiatric total GESTION DE LA QUALITE 1/3

120

33

66

219

IN THE UNITS Les 219 hôpitaux répondent comme suit concernant la gestion de la qualité des soins dans les unités de soins :

(2)

74% mentionnent avoir des indicateurs de qualité suivis de façon systématique au niveau de certains départements/services (+) 72% diffuser les résultats des indicateurs relevés (++)

(3) (4) (5)

11% diffuser ces résultats à l’extérieur (++) 74% avoir un registre des incidents dans les unités (++) 45% avoir un rapport annuel sur ces incidents (++)

(1)

Quality management in medical care : % of the 219 hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001) 100 2000

%

2001

80 60 40


De 219 ziekenhuizen antwoorden als volgt voor wat betreft het kwaliteitsbeheer in de zorgeenheden : (1) 74% vermeldt het bestaan van kwaliteitsindicatoren die in bepaalde departementen/diensten systematisch opgevolgd worden (+) (2) 72% verspreidt de resultaten van de opgevolgde indicatoren (++) (3) 11% verspreidt deze resultaten naar buiten (++) (4) 74% heeft een register van incidenten in de eenheden (++) (5) 45% heeft een jaarlijks rapport over deze incidenten (++) De grafiek illustreert de evolutie van de variabelen tussen 2000 en 2001.

20 0 1 Les 219 hôpitaux répondent comme suit concernant la gestion de la qualité des soins au niveau de l’institution : (1) (2)

76% mentionnent avoir des indicateurs de qualité suivis de façon systématique au niveau de l’institution (++) 72% diffuser les résultats des indicateurs relevés (++)

21% diffuser ces résultats à l’extérieur (++) 52% avoir une commission d’évaluation de la qualité des soins (+) (5) 58% avoir un rapport annuel sur la gestion de la qualité des soins (++) Le graphique illustre l’évolution des variables entre 2000 et 2001. (3) (4)

50% des hôpitaux ont entre 3 et 8 réunions par an de la commission d’évaluation de la qualité des soins (min=1, max=50). 50% des hôpitaux affectent par semaine les qualifications suivantes à la qualité : médecins : entre 1 et 8 heures, infirmières : entre 2 et 20 heures, paramédicaux : entre 1 et 10 heures et personnel administratif : entre 1 et 19 heures.

2

3

4

5 De 219 ziekenhuizen antwoorden als volgt voor wat betreft het kwalite itsbeheer in de instelling :

IN THE HOSPITAL Quality management in medical care : % of the 219 hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001)

%

100

2000

80

2001

60 40 20 0 1

2

3

4

5

(1) 76% vermeldt het bestaan van kwaliteitsindicatoren die in de instelling systematisch opgevolgd worden (++) (2) 72% verspreidt de resultaten van de opgevolgde indicatoren (++) (3) 21% verspreidt deze resultaten naar buiten (++) (4) 52% heeft een commissie voor de evaluatie van de zorgkwaliteit (+) (5) 58% heeft een jaarlijks rapport over het beheer van de zorgkwaliteit (++) De grafiek illustreert de evolutie van de variabelen tussen 2000 en 2001. 50% van de ziekenhuizen heeft per jaar tussen de 3 en 8 vergaderingen van de commissie voor de evaluatie van de zorgkwaliteit (min=1, max=50). Wekelijkse tijdsbesteding aan zorgkwaliteit bij 50% van de ziekenhuizen: geneesheren : tussen 1 en 8 uur, verpleegkundigen : tussen de 2 en 20 uur, paramedici : tussen 1 en 10 uur en administratief personeel : tussen 1 en 19 uur.

16


Les 120 hôpitaux aigus répondent comme suit concernant l’enregistrement et l’évaluation systématique des domaines suivants : (1) (2) (3) (4) (5) (6)

33% mentionnent l’enregistrement et l’évaluation systématique des complications chirurgicales (+) 93% des escarres et/ou des risques d’escarres (+)

%

(3) (4)

59% mentionnent avoir un service qualité (++) 46% avoir un service qualité qui dépend du directeur général (+) 18% avoir un service qualité qui dépend du médecin chef (+) 24% avoir un service qualité qui dépend du département infirmier (+)

(1)

40% avoir participé au projet « case management » (+)

(2)

83% avoir participé à d’autres projets organisés sous l’égide du SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement (-).


De 120 acute ziekenhuizen antwoorden als volgt voor wat betreft de systematische registratie en evaluatie van de volgende domeinen :

2000

60

2001

40 20 0 1

% 100 80 60 40 20 0


Les 120 hôpitaux aigus répondent comme suit concernant l’évaluation interne de la qualité :

Adverse events registration : % of the 120 acute hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001)

120

80


(1) (2)


100

76% des erreurs et des accidents (- -) 60% des réactions aux transfusions (+) 30% des réactions aux médicaments (-) 23% des accidents thromboemboliques (-)

Les 219 hôpitaux répondent comme suit concernant le service qualité :

GESTION DE LA QUALITE 2/3

2

3

4

5

6

Quality management organisation: % of the 219 hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001) 2000 2001

1

2

3

4

Participation in quality projects : % of the 120 hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001) 100 2000 80 2001 60 40 20 0 1 2

%

33

66

219

(1) 33% vermeldt de systematische registratie en evaluatie van chirurgische complicaties (+) (2) 93% van de doorligwonden en/of het risico op doorligwonden (+) (3) 76% van de vergissingen en ongevallen (- -) (4) 60% van de reacties op transfusies (+) (5) 30% van de reacties op medicatie (-) (6) 23% van de trombo-embolische ongevallen (-) De grafiek illustreert de evolutie van de variabelen tussen 2000 en 2001. De 219 ziekenhuizen antwoorden als volgt voor wat betreft de dienst kwaliteit : (1) 59% vermeldt een dienst kwaliteit te hebben (++) (2) 46% een dienst kwaliteit te hebben die afhangt van de algemeen directeur (+) (3) 18% een dienst kwaliteit te hebben die afhangt van de hoofdgeneesheer (+) (4) 24% een dienst kwaliteit te hebben die afhangt van het verpleegkundig departement (+) De grafiek illustreert de evolutie van de variabelen tussen 2000 en 2001. De 120 acute ziekenhuizen antwoorden als volgt voor wat betreft de interne evaluatie van de kwaliteit : (1) 40% heeft deelgenomen aan het project « case management » (+) (2) 83% heeft deelgenomen aan andere projecten georganiseerd onder begeleiding van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu (-) De grafiek illustreert de evolutie van de variabelen tussen 2000 en 2001.

17



GESTION DE LA QUALITE 3/3

120

33

66

219

PAR LES PAIRS DOOR DE GELIJKEN Les hôpitaux aigus qui mentionnent avoir le service/la fonction concerné répondent comme suit concernant la participation aux projets suivants :

Participation to a college of peers : % of the 120 acute hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001)

(1)

38% participer à un collège de pairs «urgences» (+)

(2) (3)

32% participer à un collège de pairs «SMUR» (=) 28% participer à un collège de pairs « transfusion » (- -)

1

100% participer à un collège de pairs « fécondation in vitro »

2

39% participer à un collège de pairs «soins intensifs» (+)

3

66% participer à un collège de pairs « néphrologie » (- -)

4

(4) (++) (5) (6)

(7) 31% participer à un collège de pairs «stimulation cardiaque» (- -) (8) 34% participer à un collège de pairs «cardiologie interventionnelle» (- -) (9) 31% participer à un collège de pairs «oncologie médicale» (+) (10) 25% participer à un collège de pairs «oncologie chirurgicale» (+) (11) 96% participer à un collège de pairs « radiothérapie » (+) (12) 39% participer à un collège de pairs «gériatrie» (+) Le graphique illustre l’évolution des variables entre 2000 et 2001.

0

5 6 7 8 9 10 11 12

20

40

60

80

De acute ziekenhuizen die de desbetreffende dienst/functie vermelden antwoorden als volgt voor wat betreft de deelname aan volgende projecten : % 100

2000 2001

(1) 38% neemt deel aan een college van gelijken «spoedgevallen» (+) (2) 32% neemt deel aan een college van gelijken «MUG» (=) (3) 28% neemt deel aan een college van gelijken « transfusie» (- -) (4) 100% neemt deel aan een college van gelijken « in vitro fertilisatie » (++) (5) 39% neemt deel aan een college van gelijken «intensieve zorgen» (+) (6) 66% neemt deel aan een college van gelijken « nefrologie » (- -) (7) 31% neemt deel aan een college van gelijken «hartstimulatie» (- -) (8) 34% neemt deel aan een college van gelijken «interventionele cardiologie» (- -) (9) 31% neemt deel aan een college van gelijken «medische oncologie» (+) (10) 25% neemt deel aan een college van gelijken «chirurgische oncologie» (+) (11) 96% neemt deel aan een college van gelijken « radiotherapie » (+) (12) 39% neemt deel aan een college van gelijken «geriatrie» (+) De grafiek illustreert de evolutie van de variabelen tussen 2000 en 2001.

18

TEVREDENHEID COMMUNICATIE

Gegevens/Données 2001 (Ref.IV.3 & IV.4)


SATISFACTION COMMUNICATION Les 219 hôpitaux répondent comme suit à propos de la qualité du service au patient : (1) 44% mentionnent un ombudsman qui traite les plaintes des patients (-) (2) 78% effectuer une enquête de satisfaction des patients (-) (3) 76% utiliser un questionnaire en vue d’apprécier le degré de satisfaction des patients (+) (4) 69% avoir une procédure formalisée pour le traitement des plaintes des patients (++) (5) 92% avoir des brochures explicatives pour les patients (+)

Quality of service given to the patient: % of the 219 hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001) 2000

%

2001

100 80 60 40 20 0


1 Les 219 hôpitaux répondent comme suit à propos de la qualité du service au généraliste : (1) 99% déclarent communiquer avec le généraliste par courier postal (+) (2) 94% par téléphone (+) (3) 82% par fax (++) (4) 56% par e-mail (++) (5) 72% mentionnent des réunions de concertation avec les généralistes (++) (6) 25% déclarent effectuer une enquête sur la satisfaction des médecins généralistes (+)

%

100 80 60 40 20 0


% 41% mentionnent un site web (+) 89% une adresse e-mail (++)


2

3

4

5

33

66

219

De 219 ziekenhuizen antwoorden als volgt voor wat betreft de kwaliteit van de dienstverlening aan de patiënt : (1) 44% vermeldt een ombudsman die de klachten van de patiënten behandelt (-) (2) 78% voert een tevredenheidsenquête uit bij de patiënten (-) (3) 76% gebruikt een vragenlijst om de graad van tevredenheid bij de patiënten te meten (+) (4) 69% vermeldt een geformaliseerde procedure om de klachten van de patiënten te behandelen (++) (5) 92% vermeldt verklarende brochures voor de patiënten te hebben (+) De grafiek illustreert de evolutie van de variabelen tussen 2000 en 2001. De 219 ziekenhuizen antwoorden als volgt voor wat betreft de kwaliteit van de dienstverlening aan de huisarts : (1) 99% verklaart te communiceren met de huisarts via brief (+)

Quality of service care given to the general practitioner: % of the 219 hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001)

2000 2001

(2) (3) (4) (5)

94% via telefoon (+) 82% via fax (++) 56% via e-mail (++) 72% vermeldt overlegvergaderingen met de huisartsen (++)

(6) 25% verklaart dat ze een enquête uitvoeren over de tevredenheid van de huisartsen (+)

6


Type of external communication: % of the 219 hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001)

De 219 ziekenhuizen antwoorden als volgt voor wat betreft de externe communicatie :

1

Les 219 hôpitaux répondent comme suit à propos de la communication externe : (1) (2)

120

2

100 80 60 40 20 0

3

4

5

2000 2001

1

(1) (2)

41% vermeldt een website (+) 89% een e-mailadres (++)

De grafiek illustreert de evolutie van de variabelen tussen 2000 en 2001. 2

19

EXTERNE SAMENWERKING

Gegevens/Données 2001 (Ref II.20)


LIENS AVEC L’EXTERIEUR

Les 120 hôpitaux aigus répondent comme suit concernant les liens avec l’extérieur de l’hôpital et les accords de collaboration : (1) 85% mentionnent avoir une concertation régulière avec les médecins de première ligne (++) (2) 70% avoir une concertation régulière avec les infirmières à domicile (++) (3) 90% avoir des accords de collaboration avec des associations ou plate-formes de soins palliatifs (++) (4) 81% avoir des accords de collaboration avec des organisations de soins à domicile (++) Le graphique illustre l’évolution des variables entre 2000 et 2001

120

External contacts outside the hospital: % of the 120 acute hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001)

% 100

2000

90

2001

80 70

33

66

219

De 120 acute ziekenhuizen antwoorden als volgt voor wat betreft de externe samenwerking en de samenwerkingsakkoorden : (1) 85% vermeldt regelmatig overleg met de eerstelijnsartsen (++) (2) 70% heeft regelmatig overleg met de thuisverpleging (++) (3) 90% heeft samenwerkingsakkoorden met verenigingen of platformen voor palliatieve zorg (++) (4) 81% heeft samenwerkingsakkoorden met verenigingen voor thuiszorg (++)

60


50 40 30 20 10 0 1

2

3

4

20

Jaarlijkse Statistische Gegevens - 2001 Informations statistiques annuelles

II GEGEVENS BETREFFENDE DE ZORGPROGRAMMA'S, MEDISCHE EN MEDISCH-TECHNISCHE DIENSTEN, FUNCTIES EN AFDELINGEN DONNÉES RELATIVES AUX PROGRAMMES DE SOINS , SERVICES MEDICAUX ET MEDICO-TECHNIQUES, FONCTIONS ET SECTIONS

TYPOLOGIE VAN DE ZIEKENHUIZEN Gegevens/Données 2001 (Ref.II.)

TYPOLOGIE DES HOPITAUX 1/4

Les différents types de services/fonctions/programmes mentionnés par les 219 hôpitaux (120 hôpitaux aigus, 33 hôpitaux spécialisés et 66 hôpitaux psychiatriques) sont présentés dans le tableau ci-contre selon l’ordre séquentiel du questionnaire.

De verschillende soorten diensten/functies/programma’s die door de 219 ziekenhuizen (120 acute, 33 gespecialiseerde en 66 psychiatrische ziekenhuizen) vermeld zijn, worden in de tabel hiernaast in de volgorde van de vragenlijst weergegeven. Acute

Specialised

Psychiatric

Total

S1-cardiopulmonary

19

9

4

32

S2-locomotric

31

15

0

46

S3-neurologic

23

14

0

37

S5-chronic diseases

13

10

1

24

S6-psychogeriatric

7

4

12

23

Geriatrics

107

9

2

118

Rehabilitation

97

17

16

130

Acute 120

Specialised Psychiatric 33

66

total 219

Acute

Specialised

Psychiatric

Total

Imagery unit

120

0

0

120

Nuclear in Vivo

112

0

0

112

Laboratory

118

4

2

124

Pathological anatomy

84

0

0

84

Emergency

117

0

0

117

Surgery

120

2

0

122

Dispensary

119

23

50

192

Sterilisation (centralised)

119

14

18

151

Blood - transplantation

118

2

0

120

Tissue bank

36

0

0

36

Maternity (NIC)

110 (19)

0

0

110 (19)

Reproductive medicine

51

0

0

51

Pediatrics

108

1

0

109

Sudden Death

68

0

0

68

Intensive Care function

115

0

0

115

Transplantation (removal)

32

0

0

32

Dialysis

62

0

0

62

Cardiac (surgery)

112 (31)

0

0

112 (31)

Oncology (radiotherapy )

119 (26)

0

0

119 (26)

Palliative fct (departm)

112 (45)

14 (6)

3

129 (51)

61

0

0

61

73 (109)

0

62 (40)

135 (149)

5

0

0

5

117

1

0

118

Neurosurgery Psychiatry (emergency) Seriously burned Day Surgery

21

Acute

TYPOLOGIE VAN DE ZIEKENHUIZEN

Gegevens/Données 2001 (Ref.II.)

Specialised Psychiatric

120

33

total

66

219

TYPOLOGIE DES HOPITAUX 2/4 Acute Hospitals Medical services, functions, programmes

0 Oncology Int. Care Cardiac A Palliative fct M-N* Pediatrics Geriatrics Psychiatry Sudden death Dialysis Neuro-surgery Reproductive med. Palliative departm Cardiac B Radiotherapy Impl. Embryos NIC S1 S2 S3 S5 S6

20

40

60

Medical technical services

80

% 100

% 0

99 96 93 93 92 90 89

20

40

60

80

100

Imagery unit

100

Emergency

98

Surgery

61

100

Sterilisation

99

Blood

98

Dispensary

99

Laboratory

98

57 52 51 43 35

Nuclear in vivo

93

26 Rehabilitation

22 21

81

Pathological anatomy

16 16

Tissue bank

70 30

26 Polyclinic Dep

19 11

Day surgery

6

En particulier, le graphique illustre la présence des différents services/fonctions/programmes médicaux parmi les 120 hôpitaux aigus .

types

100 98

de

En particulier, le graphique illustre la présence des différents types de services médicotechniques parmi les 120 hôpitaux aigus .

In het bijzonder toont de grafiek bij de 120 acute ziekenhuizen de aanwezigheid van verschillende soorten medische diensten/functies/programma’s .

In het bijzonder toont de grafiek bij de 120 acute ziekenhuizen de aanwezigheid van verschillende soorten medisch-technische diensten.

22



Acute


120

33

66

total 219

TYPOLOGIE DES HOPITAUX 3/4 Specialised Hospitals Medical services, functions, programmes 0

20

40

Geriatrics

27

S1

27

60

80

Medical technical services % 100

0

20

40

Sterilisation

60

100

70

Rehabilitation

52

45

42

Palliative fct S3

42

12

Laboratory S5

30

Blood

S6

%

42

Dispensary

S2

80

12

En particulier, le graphique illustre la présence des différents services/fonctions/programmes médicaux parmi les 33 hôpitaux spécialisés.

PolyclinicDep

types

6

36

de

En particulier, le graphique illustre la présence des différents types de services médicotechniques parmi les 33 hôpitaux spécialisés.

In het bijzonder toont de grafiek bij de 33 gespecialiseerde ziekenhuizen de aanwezigheid van verschillende soorten medische diensten/functies/programma’s .

In het bijzonder toont de grafiek bij de 33 gespecialiseerde ziekenhuizen de aanwezigheid van verschillende soorten medisch-technische diensten.

23



Acute


120

33

66

total 219

TYPOLOGIE DES HOPITAUX 4/4 Psychiatric Hospitals Medical services, functions, programmes

0

20

40

60

80

Medical technical services %

% 100

0

20

40

Dispensary Psychiatry

100

94

3

Laboratory

Rehabilitation

S6

80

76

Sterilisation

Geriatrics

60

27

3

24

18 PolyclinicDep

En particulier, le graphique illustre la présence des différents types services/fonctions/programmes médicaux parmi les 66 hôpitaux psychiatriques.

39

de

En particulier, le graphique illustre la présence des différents types de services médicotechniques parmi les 66 hôpitaux psychiatriques.

In het bijzonder toont de grafiek bij de 66 psychiatrische ziekenhuizen de aanwezigheid van verschillende soorten medische diensten/functies/programma’s .

In het bijzonder toont de grafiek bij de 66 psychiatrische ziekenhuizen de aanwezigheid van verschillende soorten medisch-technische diensten.

24

BEELDVORMING

Acute

IMAGERIE 1/2

120/120

Gegevens/Données 2001 (Ref.II.1)

Les 120 hôpitaux aigus répondent comme suit par rapport aux examens effectués dans le service d’imagerie : (1) 100% mentionnent faire des examens de radiodiagnostic (=) (2) 100% des examens d’échographie (=) (3) 98% des examens d’angiographie (=) (4) 99% des examens de tomographie axial transverse (CTscan) (-) (5) 43% des examens de tomographie à RMN (++) (6) 3% des examens de PET scan (=)

Examinations in the unit: % of the 120 acute hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001)

%

100 2000 80

2001

60

Specialised Psychiatric total 0/33

0/66

120/219

De 120 acute ziekenhuizen antwoorden als volgt betreffende de onderzoeken in de dienst beeldvorming : (1) 100% vermeldt radiodiagnostische onderzoeken uit te voeren (=) (2) 100% echografische onderzoeken (=) (3) 98% angiografische onderzoeken (=) (4) 99% onderzoeken met transversale axiale tomografie (CT-scan) (-) (5) 43% onderzoeken met NMR tomografie (++) (6) 3% onderzoeken met PET scan (=)

40 20 0 1

Parmi les hôpitaux aigus qui mentionnent avoir des activités d’imagerie, 120 hôpitaux répondent comme suit par rapport au nombre moyen de ressources humaines : L’équipe médicale se compose de 22,6 (11ème) de médecins radiologues et de 16,8 (11ème ) de médecins avec qualification en radiologie pédiatrique et/ou de 19,1 (11ème) de médecins avec qualification en angiographie diagnostique et/ou de 14,7 (11 ème ) de médecins avec qualification en angiographie interventionnelle et/ou de 22,5 (11ème) de médecins avec qualification complémentaire en sénologie et/ou de 40,3 (11ème) de médecins avec qualification en CT-scanner et/ou de 19,4 (11ème) de médecins avec qualification en neuroradiologie et/ou de 25,5 (11ème ) de médecins avec qualification en résonance magnétique nucléaire. Il y a 29,3 ETP d’autres ressources humaines reparties comme suit : (1) 4,3 infirmiers en imagerie médicale (ETP) (-) (2) (3) (4) (5) (6)

5,4 autres infirmiers gradués (ETP) (+) 4,2 autre personnel de santé (ETP) (+) 6,5 techniciens en imagerie médicale (ETP) (+) 7,2 personnel administratif (ETP) (+) 1,7 autre personnel (ETP) (-)

2

3

4

5

6

Human resources: distribution (%) of the 29,3 FTE by qualification (1) : (6) : others 6%

(5) : administrative staff 25%

(4) : technicians in medical imagery 22%

graduate nurses in medical imagery 15% (2) : other graduate nurses 18%

(3) : other healthcare staff 14%

Van de acute ziekenhuizen met activiteiten in beeldvorming, antwoorden 120 ziekenhuizen als volgt betreffende het gemiddeld aantal human resources : De medische equipe bestaat uit 22,6 (elfden) geneesherenradiologen en 16,8 (elfden) geneesheren met kwalificatie in de pediatrische radiologie en/of 19,1 (elfden) geneesheren met kwalificatie in de diagnostische angiografie en/of 14,7 (elfden) geneesheren met kwalificatie in de interventionele angiografie en/of 22,5 (elfden) geneesheren met bijkomende kwalificatie in senologie en/of 40,3 (elfden) geneesheren met kwalificatie voor CT-scanner en/of 19,4 (elfden) geneesheren met kwalificatie in neuroradiologie en/of 25,5 (elfden) geneesheren met kwalificatie in de nucleaire magnetische resonantie. De andere 29,3 FTE human resources zijn als volgt verdeeld : (1) 4,3 verpleegkundigen in de medische beeldvorming (FTE) (-) (2) 5,4 andere gegradueerde verpleegkundigen (FTE) (+) (3) 4,2 ander gezondheidspersoneel (FTE) (+) (4) 6,5 technici in de medische beeldvorming (FTE) (+) (5) 7,2 administratief personeel (FTE) (+) (6) 1,7 ander personeel (ETP) (-)

25

BEELDVORMING


Acute Specialised Psychiatric IMAGERIE 2/2

En particulier, les 120 hôpitaux aigus qui mentionnent avoir des activités en imagerie répondent comme suit à propos de l’organisation et de la gestion de la qualité : (1) 34% mentionnent avoir une antenne de radiologie dans le service d’urgence (=) (2) 23% avoir dans le service des salles spécifiques pour les enfants (-) (3) 14% avoir toujours un radiologue de garde sur place 24h/24 (--) (4) 20% avoir des candidats spécialistes en radiologie pour assurer la garde sur place 24h/24 (-) (5) 91% avoir toujours un infirmier/technicien en radiologie sur place 24h/24 (+) (6) 97% avoir toujours du personnel du service technique appelable 24h/24 (+) (7) 6% avoir un système de garde partagé avec d’autres institutions (+) (8) 88% avoir un manuel technique pour les examens les plus fréquents (+) (9) 53% participer à un registre pour le suivi de la qualité (++) (10) 64% avoir un rapport annuel du service d’imagerie (++) (11) 78% évaluer régulièrement la qualité des activités (++) (12) 65% évaluer régulièrement par un audit interne la qualité des activités (++) (13) 27% évaluer régulièrement par un audit externe la qualité des activités (++) (14) 32% évaluer régulièrement par un collège de pairs la qualité des activités (++) (15) 80% avoir des brochures explicatives destinées au patient (++) (16) 38% stocker les films classiques du service dans les archives centrales (-) (17) 18% stocker les films classiques du service dans le service (++) (18) 96% rendre au malade ou au médecin traitant les films classiques du service (+)

120/120

Organisation and quality management in the unit: % of the 120 acute hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001)

0 1 2

20

40

60

80

(1)

100 2000 2001

(2) (3) (4)

4

(6) (7)

6 (8)

8

(9)

9

(10)

10

(11)

11

(12)

12 (13)

13 14 15

(14) (15) (16)

16 17 18

120/219

%

(5)

7

0/66

In het bijzonder antwoorden de 120 acute ziekenhuizen met activiteiten in beeldvorming, als volgt voor wat betreft de organisatie en het kwaliteitsbeheer :

3

5

0/33

total

(17) (18)

34% vermeldt dat de dienst radiologie over een antenne in de spoedgevallendienst beschikt (=) 23% heeft in de dienst specifieke zalen voor kinderen (-) 14% heeft 24u/24 een radioloog van wacht ter plaatse (-) 20% heeft kandidaat-specialisten in de radiologie om de 24u/24 wacht ter plaatse te waarborgen (-) 91% heeft 24u/24 een verpleegkundige/technicus in de radiologie ter plaatse (+) 97% kan 24u/24 personeel van de technische dienst oproepen (+) 6% heeft een gezamenlijke wachtdienst met andere instellingen (+) 88% heeft een technische handleiding voor de meest voorkomende onderzoeken (+) 53% neemt deel aan een register voor de kwaliteitsopvolging (++) 64% heeft een jaarlijks rapport over de dienst beeldvorming (++) 78% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten (++) 65% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten via een interne audit (++) 27% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten via een externe audit (++) 32% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten via een college van gelijken (++) 80% heeft verklarende brochures voor de patiënt (++) 38% bewaart de klassieke films van de dienst in het centraal archief (-) 18% bewaart de klassieke films van de dienst in de dienst zelf (++) 96% overhandigt de klassieke films aan de patiënt of aan de behandelende geneesheer (+)

26


NUCLEAIRE GENEESKUNDE IN VIVO MEDECINE NUCLEAIRE IN VIVO 1/2

La présence d’une unité de médecine nucléaire est mentionnée dans 112/120 hôpitaux aigus (93%) (++) En particulier, les 112 hôpitaux aigus qui mentionnent avoir une unité de médecine nucléaire répondent comme suit : (1) 80% signalent que l’unité est rattachée à un service (- -) (2) (3) (4)

84% mentionnent des gamma caméras monoplan (-) 77% des gamma caméras biplan (++) 47% d’autres gamma caméras (++)

Equipment: % of the 112 acute hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001) %

100

2000

80

2001

60 40

Acute Specialised Psychiatric 112/120

0/33

0/66

total 112/219

De aanwezigheid van een eenheid nucleaire geneeskunde wordt vermeld door 112/120 acute ziekenhuizen (93%) (++) In het bijzonder antwoorden de 112 acute ziekenhuizen met een eenheid nucleaire geneeskunde , als volgt : (1) 80% verklaart dat de eenheid aan een dienst verbonden is (--) (2) 84 % vermeldt monoplane gammacamera’s (-) (3) 77% biplane gammacamera’s (++) (4) 47% andere gammacamera’s (++)

20 0 1

Parmi les hôpitaux aigus qui mentionnent avoir une unité de médecine nucléaire, 111 hôpitaux répondent comme suit par rapport au nombre moyen de ressources humaines : Pour 18,3 (11ème) médecins avec un diplôme de médecine nucléaire, il y a 5,4 ETP d’autres ressources humaines reparties comme suit : (1) 1,5 ETP d’infirmiers gradués (-) (2) 0,7 ETP d’infirmiers brevetés/diplômés (=) (3) (4) (5) (6)

2

3

4

Human resources: distribution (%) of the 5,4 FTE by qualification (6) : other human resources 30%

0,3 ETP de physiciens (=) 0,3 ETP d’ingénieurs (=) 1,1 ETP de personnel administratif (+) 1,6 ETP d’autres ressources humaines (=) (5) : administrative staff 20%

(1) : graduate nurses 27%

(2) : vocational trained nurses 12%

Van de acute ziekenhuizen met een eenheid nucleaire geneeskunde , antwoorden 111 ziekenhuizen als volgt betreffende het gemiddeld aantal human resources : Voor 18,3 (elfden) geneesheren met een diploma van nucleaire geneeskunde zijn er 5,4 FTE andere human resources, als volgt verdeeld : (1) 1,5 FTE gegradueerde verpleegkundigen (-) (2) 0,7 FTE gebrevetteerde/gediplomeerde verpleegkundigen (=) (3) 0,3 FTE fysici (=) (4) 0,3 FTE ingenieurs (=) (5) 1,1 FTE administratief personeel (+) (6) 1,6 FTE andere human resources (=)

(3) : (4) : physicists engineers 5% 6%

27


NUCLEAIRE GENEESKUNDE IN VIVO

Acute

MEDECINE NUCLEAIRE IN VIVO 2/2

Les 112 hôpitaux aigus qui mentionnent avoir une unité de médecine nucléaire répondent qu’ils ont une activité médiane (P50) annuelle de 5.320 examens (+)

(2) (3) (4) (5) (6)

54% mentionnent un contrôle systématique de la qualité des produits radioactifs injectées (+) 99% un contrôle de la qualité des appareils (+) 95% un registre avec les résultats des contrôles (++) 82% un règlement concernant la radioprotection du personnel (+) 41% mentionnent un registre pour le suivi de la qualité (++) 47% un rapport annuel du service (++)

0/33

0/66

total 112/219

De 112 acute ziekenhuizen met een eenheid nucleaire geneeskunde , antwoorden dat de mediaan (P50) van de activiteiten op jaarbasis 5.320 onderzoeken bedraagt (+).

Les 112 hôpitaux aigus qui mentionnent avoir une unité de médecine nucléaire répondent comme suit à propos de l’organisation et de la gestion de la qualité : (1)

112/120


Organisation and quality management in the unit: % of the 112 acute hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001)

0

20

40

60

80

De 112 acute ziekenhuizen met een eenheid nucleaire geneeskunde , antwoorden als volgt betreffende de organisatie en het kwaliteitsbeheer : %

(1)

100 (2) (3) (4)

1 2

(5) (6)

54% vermeldt een systematische controle van de geïnjecteerde radioactieve producten (+) 99% een controle op de kwaliteit van de toestellen (+) 95% een register met de resultaten van de controles (++) 82% een reglement betreffende de stralingsbescherming van het personeel (+) 41% vermeldt een register voor de kwaliteitsopvolging (++) 47% een jaarlijks rapport van de dienst (++)

3 4 5

2000 2001

6

28

LABORATORIUM


Acute LABORATOIRE 1/2

La présence d’un laboratoire sur le site est mentionnée dans 118/120 hôpitaux aigus (98%) (=)

Equipment in the laboratory: % of the 118 acute hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001)

En particulier, les 118 hôpitaux aigus qui mentionnent la présence d’un laboratoire sur le site répondent comme suit : (1) 100% mentionnent avoir un laboratoire de (bio-)chimie dans l’hôpital (=) (2) 99% un laboratoire de cytohématologie (=) (3) 98% un laboratoire d’immunohématologie (=) (4) 99% un laboratoire de bactériologie (+) (5) 71% un laboratoire de virologie (++) (6) 97% un laboratoire de parasitologie (+) (7) 86% un laboratoire de toxicologie (+) (8) 97% un laboratoire de sérologie (+) (9) 64% mentionnent pratiquer des examens par RIA dans les services (++)

118/120

0

20

40

60

80

Specialised Psychiatric 4/33

2/66

total 124/219

De aanwezigheid van een laboratorium op de site wordt vermeld door 118/120 acute ziekenhuizen (98%) (=) % 100

In het bijzonder antwoorden de 118 acute ziekenhuizen met een laboratorium op de site, als volgt :

1

(1)

2

(2) (3) (4) (5) (6) (7) (8) (9)

3 4 5 6 7

100% vermeldt een (bio)-chemisch laboratorium te hebben in het ziekenhuis (=) 99% een cytohematologisch laboratorium (=) 98% een immunohematologisch laboratorium (=) 99% een bacteriologisch laboratorium (+) 71% een virologisch laboratorium (++) 97% een parasitologisch laboratorium (+) 86% een toxicologisch laboratorium (+) 97% een serologisch laboratorium (+) 64% vermeldt dat er RIA -onderzoeken worden uitgevoerd in de diensten (++)

8 2000 2001

9

Parmi les hôpitaux aigus qui mentionnent avoir un laboratoire sur le site, 117 hôpitaux répondent comme suit par rapport au nombre moyen de ressources humaines : L’équipe médicale se compose de 11,8 (11ème) de médecins biologistes avec reconnaissance en RIA (-), de 19,3 (11ème) de médecins biologistes sans reconnaissance en RIA (-), de 3,9 (11ème ) d’autres médecins avec reconnaissance en RIA (=) et de 0,01 (11ème) d’autres médecins sans reconnaissance en RIA (=). Il y a 44,6 ETP d’autres ressources humaines réparties comme suit : (1) 1,1 ETP de pharmaciens biologistes avec reconnaissance en RIA (-) (2) 2,1 ETP de pharmaciens biologistes sans reconnaissance en RIA (-) (3) 31,3 ETP de technologues de laboratoire (+) (4) 2,2 ETP d’infirmiers (-) (5) 5,3 ETP de personnel administratif (+) (6) 2,4 ETP d’autres ressources humaines (=)

Human resources: distribution (%) of the 44,6 FTE by qualification (3) : laboratory technologists 69%

(2) : pharmacists biologists without RIA 5%

(4) : nurses 5% (5) : administrative staff 12%

(1) : pharmacists biologists with RIA 3%

(6) other human resources 6%

Van de acute ziekenhuizen met een laboratorium op de site, antwoorden 117 ziekenhuizen als volgt betreffende het gemiddeld aantal human resources : De medische equipe bestaat uit 11,8 (elfden) geneesherenbiologen met erkenning in RIA (-), 19,3 (elfden) geneesherenbiologen zonder erkenning in RIA (-), 3,9 (elfden) andere geneesheren met erkenning in RIA (=) en 0,01 (elfden) andere geneesheren zonder erkenning in RIA (=). De andere 44,6 FTE human resources zijn als volgt verdeeld : (1)

1,1 FTE apothekers-biologen met erkenning in RIA (-)

(2)

2,1 FTE apothekers-biologen zonder erkenning in RIA (-)

(3) (4) (5) (6)

31,3 FTE laboratoriumtechnologen (+) 2,2 FTE verpleegkundigen (-) 5,3 FTE administratief personeel (+) 2,4 FTE andere human resources (=)

29

LABORATORIUM


Acute LABORATOIRE 2/2

En particulier, les 118 hôpitaux aigus qui mentionnent la présence d’un laboratoire sur le site répondent qu’ils ont une activité médiane (P50) annuelle de : (1) (2) (3) (4)

118/120

800.000 examens (bio-)chimiques (+) 351.220 examens hématologiques (cyto. + immuno) (+) 82.191 examens microbiologiques (+) 2.555 examens toxicologiques (+)

4/33

2/66

total 124/219

In het bijzonder antwoorden de 118 acute ziekenhuizen met een laboratorium op de site, dat op jaarbasis de mediaan (P50) van de verschillende activiteiten bedraagt :

Total annual activity : distribution ( %) by type of examination (3) 8%


(4) 1%

(1) (2) (3) (4)

800.000 (bio-) chemische onderzoeken (+) 351.220 hematologische onderzoeken (cyto. + immuno) (+) 82.191 microbiologische onderzoeken (+) 2.555 toxicologische onderzoeken (+)

(2) 29% (1) 62%

En particulier, les 118 hôpitaux aigus qui mentionnent la présence d’un laboratoire sur le site répondent comme suit à propos de l’organisation et de la gestion de la qualité : (1) 94% avoir une liste des examens qui peuvent être effectués en urgence (++) (2) 87% avoir une garde permanente pour les analyses d’hématologie et de chimie (-) (3) 7% partager un système de garde avec d’autres institutions (=) (4) 33% avoir un système de qualité décrit dans un manuel pour l’ensemble des activités (+) (5) 61% avoir un système de qualité décrit dans un manuel pour une partie des activités (+) (6) 96% avoir un manuel concernant les règles de prélèvement d’échantillons (++) (7) 68% avoir un règlement d’ordre intérieur concernant la protection du personnel élaboré avec le comité d’hygiène (++) (8) 94% incinérer les déchets de laboratoire (+) (9) 47% avoir un rapport annuel de laboratoire (++) (10) 53% avoir des réunions de consensus sur la prescription des examens de laboratoire (++)

Organisation and quality management in the laboratory: % of the 118 acute hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001)

0

20

40

60

80

1 2 3 4 5 6 7 8 9

2000 2001

%

100

In het bijzonder antwoorden de 118 acute ziekenhuizen met een laboratorium op de site, als volgt betreffende de organis atie en het kwaliteitsbeheer: (1) 94% heeft een lijst van onderzoeken die dringend uitgevoerd kunnen worden (++) (2) 87% heeft een permanente wacht voor de hematologische en chemische analyses (-) (3) 7% heeft een gezamenlijke wacht met andere instellingen (=) (4) 33% heeft een in een handleiding beschreven kwaliteitssysteem voor het geheel van de activiteiten (+) (5) 61% heeft een in een handleiding beschreven kwaliteitssysteem voor een deel van de activiteiten (+) (6) 96% heeft een handleiding met richtlijnen inzake de afname van stalen (++) (7) 68% heeft een huishoudelijk reglement betreffende de bescherming van het personeel uitgewerkt met het comité voor hygiëne (++) (8) 94% verbrandt het laboratoriumafval (+) (9) 47% heeft een jaarlijks rapport over het laboratorium (++) (10) 53% heeft consensusvergaderingen over het voorschrijven van laboratoriumonderzoeken (++)

10

30

PATHOLOGISCHE ANATOMIE


Acute 84/120

ANATOMOPATHOLOGIE 1/2 La présence d’un laboratoire d’histopathologie et/ ou de cytologie est mentionnée dans 84/120 hôpitaux aigus (70%) (=) En particulier, les 84 hôpitaux aigus qui mentionnent la présence d’un laboratoire d’histopathologie et/ou de cytologie répondent comme suit : (1) (2) (3) (4)

99% mentionnent avoir un laboratoire d’histopathologie (+) 100% avoir un laboratoire de cytologie (=) 94% avoir une salle d’autopsie (+) 33% avoir accès à un microscope électronique (+)

Equipment: % of the 84 acute hospitals mentioning the item (evolution 2000-20001)

0

20

40

60

80


0/66

total 84/219

De aanwezigheid van een laboratorium voor histopathologie en/of cytologie wordt vermeld door 84/120 van de acute ziekenhuizen (70%) (=) %

100

In het bijzonder antwoorden de 84 acute ziekenhuizen met een laboratorium voor histopathologie en/of cytologie , als volgt :

1

(1)

2

(2) (3) (4)

99% vermeldt een laboratorium voor histopathologie te hebben (+) 100% heeft een laboratorium voor cytologie (=) 94% heeft een autopsiezaal (+) 33% heeft toegang tot een elektronenmicroscoop (+)

3 2000 2001

4

Parmi les hôpitaux aigus qui mentionnent la présence d’un laboratoire d’histopathologie et/ou de cytologie, 83 hôpitaux répondent comme suit par rapport au nombre moyen de ressources humaines :

Human resources: distribution (%) of the 6,6 FTE by qualification (2) : administratives staff 26%

Pour 22,8 (11ème) de médecins spécialistes (=), il y a 6,6 ETP d’autres ressources humaines réparties comme suit : (1) (2) (3)

4,5 ETP de technologues de laboratoire (=) 1,7 ETP de personnel administratif (=) 0,4 ETP d’autres ressources humaines (=)

Van de acute ziekenhuizen met een laboratorium voor histopathologie en/of cytologie, antwoorden 83 ziekenhuizen als volgt betreffende het gemiddeld aantal human resources : Voor 22,8 (elfden) geneesheer specialisten (=), zijn er 6,6 FTE andere human resources : (1) (2) (3)

(1) : laboratory technologists 67%

4,5 FTE laboratoriumtechnologen (=) 1,7 FTE administratief personeel (=) 0,4 FTE andere human resources (=)

(3) : other human resources 7%

31

PATHOLOGISCHE ANATOMIE


Acute 84/120

ANATOMOPATHOLOGIE 2/2 En particulier, les 84 hôpitaux aigus qui mentionnent la présence d’un laboratoire d’histopathologie et/ou de cytologie répondent qu’ils ont une activité médiane (P50) annuelle de : (1) (2)

• • • •

Total annual activity : distribution (%) by type of examination

6.697 examens en histopathologie (+) 7.226 examens en cytologie (-) 34 examens par microscopie électronique (- -) 10 autopsies (=) 89 décès de moins de 48h après l’admission (- -) 330 décès de 48h ou plus après l’admission (++)

En particulier, les 84 hôpitaux aigus qui mentionnent la présence d’un laboratoire d’histopathologie et/ou de cytologie répondent comme suit à propos de l’organisation et de la gestion de la qualité : (1) (2)

(3) (4) (5)

56% mentionnent avoir un système de qualité décrit dans un manuel (++) 49% avoir un règlement d’ordre intérieur établi avec le comité d’hygiène hospitalière pour la protection du personnel (+) 92% avoir des réunions de confrontation anatomo-clinique (++) 46% avoir un rapport annuel concernant les autopsies (+) 71% inviter régulièrement le médecin traitant aux autopsies (+)

(1) 50%

Organisation and quality management in the function: % of the 84 acute hospitals mentioning the item % (evolution 2000-2001) 0 20 40 60 80 100

• • • •

(1)

2000 2 3

2001

0/66

84/219

6.697 histopathologische onderzoeken (+) 7.226 cytologische onderzoeken (-) 34 onderzoeken met de elektronenmicroscoop (- -) 10 autopsies (=) 89 overlijdens minder dan 48 uur na opname (- -) 330 overlijdens 48 uur of meer na opname (++)

In het bijzonder antwoorden de 84 acute ziekenhuizen met een laboratorium voor histopathologie en/of cytologie, als volgt betreffende de organisatie en het kwaliteitsbeheer:

(2)

1

0/33

total

In het bijzonder antwoorden de 84 acute ziekenhuizen met een laboratorium voor histopathologie en/of cytologie, dat de mediaan (P50) van de verschillende activiteiten op jaarbasis bedraagt : (1) (2)

(2) 50%


(3) (4) (5)

56% vermeldt een in een handleiding beschreven kwaliteitssysteem te hebben (++) 49% heeft een huishoudelijk reglement betreffende de bescherming van het personeel opgesteld met het comité voor ziekenhuishygiëne (+) 92% heeft anatomo-klinische confrontatievergaderingen (++) 46% heeft een jaarlijks rapport over de autopsies (+) 71% nodigt regelmatig de behandelend geneesheer uit bij de autopsies (+)

4 5

32


La présence d’une garde médicale permanente avec présence sur le site d’un médecin sans disposer d’une fonction urgence spécialisée est mentionnée dans 3/120 hôpitaux aigus (2%) (+) et dans 4/33 hôpitaux spécialisés (12%) (-)

GESPECIALISEERDE SPOEDGEVALLENZORG URGENCES SPECIALISEES 1/3

La présence d’une fonction urgence spécialisée agréée est mentionnée dans 117/120 hôpitaux aigus (98%) (=) En particulier, les 117 hôpitaux aigus qui mentionnent la présence d’une fonction urgence spécialisée agréée répondent comme suit : (1) 100% mentionnent la présence d’une fonction urgence spécialisée agréée (=) (2) 100% avoir une garde médicale permanente avec présence sur le site d’un médecin (=) (3) 38% avoir une garde permanente pour les urgences externes seules (-) (4) 40% avoir une garde permanente pour les urgences externes et les soins intensifs (-) (5) 74% avoir une garde permanente pour les urgences externes et internes (=) (6) 99% être agréé pour le service 100 (+) (7) 80% participer à un SMUR (++) (8) 76% avoir une hélisurface près de l’hôpital (=) (9) 62% avoir un véhicule SMUR stationné à l’hôpital (++) (10) 63% avoir un véhicule d’intervention médicalisé attaché à l’hôpital (=) (11) 81% avoir un box d’isolement pour patients agités (++) (12) 89% avoir un équipement mobile pour les réanimations internes urgentes à l’hôpital (-)

Equipment in the unit: % of the 117 acute hospitals mentioning the presence of the item (evolution 2000-2001) 0

20

40

60

80

% 100

2 3

2000

4

2001

6 7 8 9 10 11 12

117/120


0/66

total 117/219

De permanente aanwezigheid van een medische wacht door een geneesheer zonder te beschikken over een gespecialiseerde functie spoedgevallenzorg wordt vermeld door 3/120 acute ziekenhuizen (2%) (+) en door 4/33 gespecialiseerde ziekenhuizen (12%) (-) De aanwezigheid van een erkende functie gespecialiseerde spoedgevallenzorg wordt vermeld door 117/120 acute ziekenhuizen (98%) (=) In het bijzonder antwoorden de 117 acute ziekenhuizen met een erkende functie gespecialiseerde spoedgevallenzorg, als volgt : 100% vermeldt de aanwezigheid van een erkende functie gespecialiseerde spoedgevallenzorg (=) (2) 100% heeft een permanente aanwezigheid van een medische wacht door een geneesheer (=) (3) 38% heeft een permanente wacht alleen voor de externe spoedgevallen (-) (4) 40% heeft een permanente wacht voor de externe spoedgevallen en de intensieve zorgen (-) (5) 74% heeft een permanente wacht voor de externe en interne spoedgevallen (=) (6) 99% is erkend voor de dienst 100 (+) (7) 80% neemt deel aan een MUG (++) (8) 76% heeft een landingsterrein voor helikopters (=) (9) 62% heeft een MUG-voertuig gestationeerd in het ziekenhuis (++) (10) 63% heeft een medische interventiewagen verbonden aan het ziekenhuis (=) (11) 81% heeft een isoleerruimte voor geagiteerde patiënten (++) (12) 89% heeft een mobiele uitrusting voor de dringende interne reanimatie in het ziekenhuis (-) (1)

1

5

Acute

33



Parmi les hôpitaux aigus qui mentionnent la présence d’une fonction urgence spécialisée agréée, 117 hôpitaux répondent comme suit par rapport au nombre moyen de ressources humaines :

Human resources: distribution (%) of the 31,2 FTE by qualification

L’équipe médicale se compose de 21,7 (11ème) de spécialistes porteurs du titre professionnel en médecine d’urgence (+), de 54,9 (11ème) d’autres spécialistes (-), de 21,3 (11ème) de candidats spécialistes (++) et de 34,0 (11ème ) de généralistes (++). Il y a 31,2 ETP d’autres ressources humaines réparties comme suit : (1) 13,6 ETP d’infirmiers gradués en soins intensifs et d’urgences (-) (2) 3,3 ETP d’infirmiers gradués pouvant justifier d’une expérience minimum de 5 ans dans cette fonction (-)

(6) : other healthcare staff 3% (7) administrative staff 7%

(3) (4) (5)

3,7 ETP d’autres infirmiers gradués (+) 0,1 ETP d’accoucheuses (=) 3,6 ETP d’infirmiers brevetés/diplômés (-)

(6) 0,8 ETP d’autres personnel de santé (-) (7) 2,3 ETP de personnel administratif (=) (8) 3,7 ETP de brancardiers ou de personnel de liaison (+) En particulier, les 117 hôpitaux aigus qui mentionnent la présence d’une fonction urgence spécialisée agréée répondent qu’ils ont une activité médiane (P50) annuelle de 19.393 patients accueillis aux urgences (-) répartie comme suit : (1) 593 patients arrivés aux urgences par le SMUR (-) (2) 1.812 patients arrivés aux urgences par le 100 (+) (3) 16.250 patients arrivés aux urgences par un autre moyen (-) Le graphique illustre la répartition des moyens d’arrivée (en %) en fonction du nombre total d’admissions aux urgences. 5.253 patients hospitalisés (non-soins intensifs) après avoir été accueillis aux urgences (+) (5) 439 patients transférés aux soins intensifs après avoir été accueillis aux urgences (-) (6) 104 cas transférés vers un autre hôpital pour des raisons médicales (+) Le graphique illustre la répartition des destinations des patients à la sortie (en %) en fonction du nombre total de sorties des urgences. (4)

(3) : other graduate nurses 12% (2) : graduate nurses with experience 11%

(5) : vocational (4) : trained midwifes nurses 0% 12%

(8) stretcherbearer 12%

(1) : emergency nurses 43%

Total annual activity : distribution (%) by type of admission (1) 4%

(2) 10%

(3) 86%

Total annual activity : distribution (%) by type of discharge (4) 27% (5) (6) 2% 1%

Acute 117/120


0/66

total 117/219

Van de acute ziekenhuizen met een erkende functie gespecialiseerde spoedgevallenzorg, antwoorden 117 ziekenhuizen als volgt betreffende het gemiddeld aantal human resources : De medische equipe bestaat uit 21,7 (elfden) specialisten met bijzondere beroepstitel in de urgentiegeneeskunde (+), 54,9 (elfden) andere specialisten (-) , 21,3 (elfden) kandidaatspecialisten (++) en 34,0 (elfden) huisartsen (++). De andere 31,2 FTE human resources zijn als volgt verdeeld : 13,6 FTE gegradueerde verpleegkundigen in de intensieve en spoedgevallenzorg (-) (2) 3,3 FTE gegradueerde verpleegkundigen die het bewijs kunnen leveren van minimum vijf jaar ervaring te hebben in deze functie (-) (3) 3,7 FTE andere gegradueerde verpleegkundigen (+) (4) 0,1 FTE vroedvrouwen (=) (5) 3,6 FTE gebrevetteerde/gediplomeerde verpleegkundigen (-) (6) 0,8 FTE ander gezondheidspersoneel (-) (7) 2,3 FTE administratief personeel (=) (8) 3,7 FTE brancardiers of liaisonpersoneel (+) In het bijzonder antwoorden de 117 acute ziekenhuizen met een erkende functie gespecialiseerde spoedgevallenzorg, dat de mediaan (P50) van de activiteiten op jaarbasis 19.393 op spoed ontvangen patiënten bedraagt (-). Deze is als volgt verdeeld : (1) 593 patiënten aangekomen op spoed via de MUG (-) (2) 1.812 patiënten aangekomen op spoed via de 100 (+) (3) 16.250 patiënten aangekomen op spoed via een ander middel (-) De grafiek toont de wijze van aankomst (in %) in functie van het totaal aantal opnames op spoed. (1)

a.

5.253 patiënten gehospitaliseerd (geen intensieve zorgen) na ontvangen te zijn op spoed (+) b. 439 patiënten getransfereerd naar intensieve zorgen na ontvangen te zijn op spoed (-) c. 104 patiënten getransfereerd naar een ander ziekenhuis wegens medische redenen (+) De grafiek toont de verdeling van de verschillende bestemmingen van de patiënten (in %) in functie van het totaal aantal ontslagen uit spoed.

34



En particulier, les 117 hôpitaux aigus qui mentionnent la présence d’une fonction urgence spécialisée agréée répondent qu’ils ont une activité médiane (P50) annuelle de 19.393 patients accueillis aux urgences (-) répartie comme suit :

• • • • • •

hospitalisation hospitalisation in IC

80 60 40 20 0 MET

100

Other

Le graphique illustre la répartition des hopitalisations simples et en soins intensifs en fonction du moyen d’arrivée aux urgences.

En particulier, les 117 hôpitaux aigus qui mentionnent la présence d’une fonction urgence spécialisée agréée répondent comme suit à propos de l’organisation et de la gestion de la qualité : (1) 74% mentionnent pouvoir faire appel à un interprète aux urgences (+) (2) 92% avoir un enregistrement spécifique de l’activité du service (+) (3) 83% avoir un rapport annuel (++) (4) 50% participer à un registre pour le suivi de la qualité (++)

% 20

40

60

80

100

1 3 4

2000

73% évaluer régulièrement la qualité des activités par audit interne (+) (7) 13% évaluer régulièrement la qualité des activités par audit externe (=) (8) 27% évaluer régulièrement la qualité des activités par un collège de pairs (++)

5

2001

(6)

8

117/219

74% kan beroep doen op een tolk op spoed (+)

(2)

92% heeft een specifiek registratie van de activiteit van de dienst (+) 83% heeft een jaarlijks rapport (++) 50% neemt deel aan een register voor de kwaliteitsopvolging (++) 79% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten (++) 73% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten via een interne audit (+) 13% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten via een externe audit (=) 27% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten via een college van gelijken (++)

(5) (6)

6 7

0/66

(1)

(3) (4)

2

79% évaluer régulièrement la qualité des activités (++)

(5)

0/33

total

In het bijzonder antwoorden de 117 acute ziekenhuizen met een erkende functie gespecialiseerde spoedgevallenzorg, als volgt voor wat betreft de organisatie en het kwaliteitsbeheer :

Organisation and quality management in the function: % of the 117 acute hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001) 0

117/120


In het bijzonder antwoorden de 117 acute ziekenhuizen met een erkende functie gespecialiseerde spoedgevallenzorg, dat de mediaan (P50) van de activiteiten op jaarbasis 19.393 op spoed ontvangen patiënten bedraagt (-). Deze is als volgt verdeeld : • 390 gehospitaliseerde patiënten gearriveerd via de MUG en ontvangen op spoed (+) • 110 naar intensieve zorgen getransfereerde patiënten, gearriveerd via de MUG en ontvangen op spoed (=) • 1.097 gehospitaliseerde patiënten gearriveerd via de 100 en ontvangen op spoed (+) • 115 naar intensieve zorgen getransfereerde patiënten, gearriveerd via de 100 en ontvangen op spoed (-) • 4.065 gehospitaliseerde patiënten gearriveerd via een ander middel en ontvangen op spoed (+) • 203 naar intensieve zorgen getransfereerde patiënten, gearriveerd via een ander middel en ontvangen op spoed (+) De grafiek toont de verdeling tussen de gewone hospitalisatie en de hospitalisatie in intensieve zorgen in functie van de wijze van aankomst op spoed

Total annual activity : distribution (%) by type of admission and referral (comparison hospitalisation-IC) % 100

390 patients hospitalisés après être arrivés par le SMUR et passés aux urgences (+) 110 patients transférés aux soins intensifs après être arrivés aux urgences par le SMUR (=) 1.097 patients hospitalisés après être arrivés par le 100 et passés aux urgences (+) 115 patients arrivés par le 100 passés aux urgences et transférés aux soins intensifs (-) 4.065 patients hospitalisés après être arrivés par un autre moyen et passés aux urgences (+) 203 patients transférés aux soins intensifs après être arrivés par un autre moyen et passés aux urgences (+)

Acute

(7) (8)

35

OPERATIEAFDELING BLOC OPERATOIRE 1/2


La présence d’un bloc opératoire est mentionnée dans 120/120 hôpitaux aigus (100%) (=) Ces hôpitaux répondent comme suit : (1) 98% mentionnent avoir un médecin responsable du bloc opératoire (=) (2) 51% avoir des salles d’opération centralisées dans une section (- -) (3) 93% avoir des salles d’opération climatisées (=) (4) 86% avoir un recyclage de l’air dans les salles d’opération climatisées (+) (5) 100% avoir une salle de réveil dans le bloc opératoire (+) Ces 120 hôpitaux ont une moyenne de 9,5 salles d’opération (P50 = 8) (+) dont 4,2 (P50 = 3) (-) non centralisées dans une section et 12,4 lits dans la salle de réveil (P50 = 10) (+).

20

40

60

80

120/120

% 100

1 2000 2001

2

(5) (6) (7) (8) (9)

2,3 ETP d’autre personnel de santé (-) 0,4 ETP de personnel biotechnicien spécialisé (-) 3,6 ETP de personnel d’entretien (-) 1,0 ETP de personnel administratif (+) 1,3 ETP d’autre personnel de salle d’opération (+)

0/66

122/219

(3) (4)

93% heeft operatiezalen met airconditioning (=) 86% heeft een luchtzuiveringsinstallatie in de zalen met airconditioning (+) 100% heeft een ontwaakzaal in de operatieafdeling(+)

Deze 120 ziekenhuizen hebben een gemiddelde van 9,5 operatiezalen (P50=8) (+), waarvan 4,2 (P50=3) (-) niet in een centrale afdeling en 12,4 bedden (P50=10) in de ontwaakafdeling (+).

4


ème

Pour 93,9 (11 ) d’anesthésistes, il y a 43,1 ETP d’autres ressources humaines réparties comme suit : (1) 9,2 ETP d’infirmiers de salle d’opération (-) (2) 15,1 ETP d’infirmiers gradués (+) (3) 0,3 ETP d’accoucheuses (-) (4) 10,1 ETP d’infirmiers brevetés/diplômés (+)

2/33

total

Deze ziekenhuizen antwoorden als volgt : (1) 98% vermeldt dat een arts verantwoordelijk is voor de operatieafdeling (=) (2) 51% heeft de operatiezalen in één centrale afdeling (- -)

(5)

3

5

Parmi les hôpitaux aigus qui mentionnent avoir un bloc opératoire, 117 hôpitaux répondent comme suit par rapport au nombre moyen de ressources humaines :


De aanwezigheid van een operatieafdeling wordt vermeld door 120/120 acute ziekenhuizen (100%) (=)

Equipment in the unit: % of the 120 acute hospitals mentioning the presence of the item (evolution 2000-2001) 0

Acute

(6) : specialised biotechnicians 1% (5) other healthcare staff 5%

(8) : administra(9) : other tive staff human 2% (7) : mainteresources nance staff 3% 8%

(4) : vocational trained nurses (3) : 23% midwifes 1%

(1) : operating room nurses 21%


Van de acute ziekenhuizen met een operatieafdeling, antwoorden 117 ziekenhuizen als volgt voor wat betreft het gemiddeld aantal human resources : Voor 93,9 (elfden) anesthesisten zijn er 43,1 FTE andere human resources, als volgt verdeeld : (1) 9,2 FTE verpleegkundigen in de operatiekamer (-) (2) 15,1 FTE gegradueerde verpleegkundigen (+) (3) 0,29 FTE vroedvrouwen (-) (4) 10,1 FTE gebrevetteerde/gediplomeerde verpleegkundigen (+) (5) 2,3 FTE ander gezondheidspersoneel (-) (6) 0,4 FTE gespecialiseerd biotechnisch personeel (-) (7) 3,6 FTE onderhoudspersoneel (-) (8) 1,0 FTE administratief personeel (+) (9) 1,3 FTE ander personeel in de operatiezaal (+)

36

OPERATIEAFDELING BLOC OPERATOIRE 2/2


En particulier, les 120 hôpitaux aigus qui mentionnent avoir un bloc opératoire répondent qu’ils ont une activité totale annuelle de : • 2.068.845 interventions avec un code égal ou supérieur à K40 (ou N75) (++) dont (1) 851.983 opérations avec un code égal ou supérieur à K120 (N=200) (+) (2) 61.691 opérations entre 21h et 8h et le week-end (+) (3) 1.155.171 autres interventions

Acute 120/120


0/66

total 122/219

In het bijzonder antwoorden de 120 acute ziekenhuizen met een operatieafdeling, dat de totale activiteit op jaarbasis de volgende” is : • 2.068.845 ingrepen vanaf (en met inbegrip van) code K40 (of N75) (++) waarvan (1) 851.983 operaties met code hoger of gelijk aan K120 (N=200) (+) (2) 61.691 operaties uitgevoerd tussen 21u en 8u en tijdens het weekend (+) (3) 1.155.171 andere interventies

Total annual activity : distribution (%) by type of operation

(1) 41% (3) 56%

(2) 3%

En particulier, les 120 hôpitaux aigus qui ont un bloc opératoire répondent comme suit à propos de l’organisation et de la gestion de la qualité : (1) 94% mentionnent avoir un règlement d’ordre intérieur sur la prévention de la transmission des infections (=) (2) 70% avoir un rapport annuel (++) (3) 63% évaluer régulièrement la qualité des activités en chirurgie (+) (4) 60% évaluer régulièrement par un audit interne la qualité des activités en chirurgie (+) (5) 8% évaluer régulièrement par un audit externe la qualité des activités en chirurgie (+)

Organisation and quality management in the operating room: % of the 120 acute hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001) 0

20

40

60

80

% 100

1 2

In het bijzonder antwoorden de 120 acute ziekenhuizen met een operatieafdeling, als volgt voor wat betreft de organisatie en het kwaliteitsbeheer : (1) 94% vermeldt een huishoudelijk reglement over de preventie van overdraagbare infecties (=) (2) 70% heeft een jaarlijks rapport (++) (3) 63% evalueert regelmatig de chirurgische activiteiten (+) (4)

2000 2001

(5)

60% evalueert regelmatig de chirurgische activiteiten via een interne audit (+) 8% evalueert regelmatig de chirurgische activiteiten via een externe audit (+)

3 4 5

37

Acute

APOTHEEK PHARMACIE 1/2


119/120 23/33

La présence d’un dépôt pharmaceutique sans officine est mentionnée dans 9/33 hôpitaux spécialisés (27%) (-) et dans 16/66 hôpitaux psychiatriques (24%) (=)

Equipment in the dispensary : % of the 119 acute hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001) %

Ces hôpitaux répondent comme suit :

• • • •

38% fournissent d’autres institutions en médicaments (++) 78% ont un pharmacien hospitalier titulaire à temps plein (-) 90% préparent des antiseptiques (+) 49% préparent de manière complète des cytostatiques (+) 56% préparent des solutions stériles sous flux laminaire (-) 52% avoir la préparation des cytostatiques de manière centralisée (-)

50/66

192/219

De aanwezigheid van een apotheekdepot zonder ziekenhuisapotheek wordt vermeld door 9/33 gespecialiseerde ziekenhuizen (27%) (-) en door 16/66 psychiatrische ziekenhuizen (24%) (=)

La présence d’une officine est mentionnée dans 192/219 hôpitaux (88%) (=)

• •

Specialised Psychiatric total

0

20

40

60

80

100 2000 2001

1 2 3

De aanwezigheid van een ziekenhuisapotheek wordt vermeld door 192/219 ziekenhuizen (88%) (=) Deze ziekenhuizen antwoorden als volgt : • •

38% levert medicijnen aan andere instellingen (++) 78% heeft een voltijds ziekenhuisapotheker (-)

• • •

90% bereidt antiseptica (+) 49% bereidt alle cytostatica (+) 56% bereidt de steriele oplossingen onder laminaire flow (-) 52% bereidt de cytostatica centraal (-)

•

4 5 6

Parmi les hôpitaux aigus qui mentionnent avoir une officine, 119 hôpitaux répondent comme suit par rapport au nombre moyen de ressources humaines (15,1 ETP) (+) (1) 3,7 ETP de pharmaciens avec spécialisation, assimilés ou 500h d’expérience (+) (2) 5,1 ETP d’assistants pharmaciens (+) (3) 4,1 ETP de personnel administratif (+) (4) 2,1 ETP d’autres ressources humaines (=)

Human resources: distribution (%) of the 15,1 FTE by qualification (4) : other human resources 14%

(3) : administrative staff 27%

(1) : pharmacists 25%

Van de acute ziekenhuizen met een ziekenhuisapotheek, antwoorden 119 ziekenhuizen als volgt voor wat betreft het gemiddeld aantal human resources (15,1 ETP) (+) (1) (2) (3) (4)

3,7 FTE apothekers met specialisatie, gelijkgesteld of met 500 uren ervaring (+) 5,1 FTE apothekersassistenten (+) 4,1 FTE administratief personeel (+) 2,1 FTE andere human resources (=)

(2) : pharmacists assistants 34%

38

APOTHEEK PHARMACIE 2/2


Acute 119/120

En particulier, les 119 hôpitaux aigus qui mentionnent avoir une officine répondent qu’ils ont une activité médiane (P50) annuelle de :

• • • •

• •

7 essais cliniques de médicaments commencés (+) 10 modifications ou adaptations du formulaire thérapeutique (=) 2 réactions adverses aux médicaments enregistrées et analysées (- -) 10 erreurs de médication enregistrées (- -)

(3) (4) (5) (6) (7) (8)

97% mentionnent une garde appelable 24h/24 (-) 29% avoir une garde appelable partagée avec d’autres institutions (- -) 99% faire un contrôle des armoires de stupéfiants dans les unités de soins (=) 44% avoir un groupe de travail « cytostatique » (+) 42% avoir le pharmacien qui participe au groupe de travail « cytostatique » (++) 45% avoir une politique d’encouragement de la pharmacovigilance (+) 89% avoir une gestion informatisée de la pharmacie (+) 82% avoir un système de distribution par dose unitaire (+)

23/33

50/66

total 192/219

In het bijzonder antwoorden de 119 acute ziekenhuizen met een ziekenhuisapotheek, dat de mediaan (P50) van de verschillende activiteiten op jaarbasis bedraagt:

• •

En particulier, les 119 hôpitaux aigus qui mentionnent avoir une officine répondent comme suit à propos de l’organisation et de la gestion de la qualité : (1) (2)


Organisation and quality management in the dispensary: % of the 117 acute hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001) 0

20

40

60

80

In het bijzonder antwoorden de 119 acute ziekenhuizen met een ziekenhuisapotheek, als volgt voor wat betreft de organisatie en het kwaliteitsbeheer : % 100

(1) (2) (3)

1 2

(4) (5)

3

(6)

4

(7) (8)

2000 5

7 aangevatte klinische studies met geneesmiddelen (+) 10 wijzigingen of aanpassingen van het therapeutisch formularium (=) 2 geregistreerde en geanalyseerde bijwerkingen van medicamenten (- -) 10 geregistreerde medicatiefouten (- -)

97% vermeldt een 24u/24 oproepbare wacht (-) 29% heeft samen met ander instellingen/sites een oproepbare wacht (- -) 99% verricht controles op de voorraden verdovende middelen in de eenheden (=) 44% heeft een werkgroep « cytostatica » (+) 42% vermeldt dat de apotheker deelneemt aan de werkgroep « cytostatica » (++) 45% heeft een beleid ter aanmoediging van de geneesmiddelenbewaking (+) 89% heeft een geïnformatiseerd beheer van de apotheek (+) 82% heeft een systeem voor distributie per eenheidsdosis (+)

2001

6 7 8

39

STERILISATIE STERILISATION 1/2


La présence d’un équipement de stérilisation au niveau central est mentionnée dans 151/219 hôpitaux aigus (69%) (=)

119/120

100 2000 2001

80


18/66

total 151/219

De aanwezigheid van een sterilisatietoestel op centraal niveau wordt vermeld door 151/219 acute ziekenhuizen (69%) (=)

Equipment in the central sterilisation service : % of the 151 hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001)

%

Ces hôpitaux répondent comme suit : (1) 99% mentionnent avoir un autoclave à vapeur (+) (2) 47% avoir un autoclave à oxyde d’éthylène (-) (3) 8% avoir un appareil au formol (-) (4) 18% avoir un appareil pour stériliser à basse température (+)

Acute

60

Deze ziekenhuizen antwoorden als volgt : (1) 99% vermeldt een stoomautoclaaf (+) (2) 47% heeft een autoclaaf met ethyleenoxide (-) (3) 8% heeft een toestel op formol (-) (4) 18% heeft een toestel om op lage temperatuur te steriliseren (+)

40 20 0 1

Parmi les hôpitaux aigus qui mentionnent la présence d’un équipement de stérilisation au niveau central 117 hôpitaux répondent comme suit par rapport au nombre moyen de ressources humaines (9,2 ETP) (+) (1) (2) (3)

2

3

4

Human resources: distribution (%) of the 9,2 FTE by qualification (1) : graduate nurses 13%

1,2 ETP d’infirmiers gradués (-) 1,0 ETP d’infirmiers brevetés/diplômés (+) 7,0 ETP d’autres ressources humaines (+)


Van de acute ziekenhuizen met sterilisatietoestellen op centraal niveau, antwoorden 117 ziekenhuizen als volgt met betrekking tot het gemiddeld aantal human resources (9,2 FTE) (+) : (1) (2) (3)

1,2 FTE gegradueerde verpleegkundigen (-) 1,0 FTE gebrevetteerde/gediplomeerde verpleegkundigen (+) 7,0 FTE andere human resources (+)

(3) other human resources 76%

40

STERILISATIE STERILISATION 2/2


58% des 119 hôpitaux aigus mentionnent faire des contrôles microbiologiques sur des appareils de stérilisations « rapides » (hors stérilisation centrale) (+)

119/120

0

En particulier, les 49 hôpitaux aigus qui mentionnent avoir un service de stérilisation totalement centralisé répondent comme suit à propos de l’organisation et de la gestion de la qualité :

1

20

40

60

80


18/66

total 151/219

58% van de 119 acute ziekenhuizen vermeldt dat er microbiologische controles op de « snelle » toestellen (buiten de centrale sterilisatie) gebeuren (+)

Organisation and quality management in the central sterilisation service : % of 49 acute hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001)

41% des 119 hôpitaux aigus mentionnent avoir la stérilisation totalement centralisée (- -)

(1) 57% avoir un infirmier gradué présent au cours de chaque cycle de stérilisation (++) (2) 100% conserver les paramètres de stérilisation dans un registre (+)

Acute

%

100 2000 2001

41% van de 119 acute ziekenhuizen vermeldt dat de sterilisatie volledig gecentraliseerd is (- -) In het bijzonder antwoorden de 49 acute ziekenhuizen met een volledig gecentraliseerde sterilisatiedienst, als volgt betreffende de organisatie en het kwaliteitsbeheer : (1) (2)

57% vermeldt dat er bij elke sterilisatiecyclus een gegradueerd verpleegkundige aanwezig is (++) 100% bewaart de sterilisatieparameters in een register (+)

2

41

Acute

TRANSFUSIES TRANSFUSIONS


118/120

La présence d’un dépôt de sang est mentionnée dans 118/120 hôpitaux aigus (98%) (=)

(1) (2) (3)

5% mentionnent disposer de leur propre banque de sang (=) 86% avoir un dépôt de sang centralisé (- -) 14% avoir plusieurs dépôts de sang à l’intérieur de l’hôpital (++)

En particulier, les 118 hôpitaux aigus qui mentionnent avoir un dépôt de sang répondent qu’ils ont une activité médiane (P50) annuelle de 1.261 malades ayant bénéficié d’une transfusion (-) et 13 malades ayant bénéficié d’une autotransfusion parmi les malades qui ont bénéficié d’une transfusion (-) En particulier, les 118 hôpitaux aigus qui mentionnent avoir un dépôt de sang répondent comme suit à propos de l’organisation et de la gestion de la qualité : (1) 92% mentionnent avoir un système d’alarme garantissant la température de conservation (++) (2) 31% avoir une politique pour favoriser l’autotransfusion (+) (3) 23% avoir une brochure expliquant les avantages de l’autotransfusion au patient (+) (4) 85% avoir des directives pour assurer la qualité de la pratique transfusionnelle (++) (5) 40% avoir un comité de transfusion (++) (6) 18% avoir une autre instance hospitalière qui contrôle la qualité de la pratique transfusionnelle (- -) (7) 58% avoir un registre des accidents/incidents de transfusion (++) (8) 25% établir un rapport annuel de la pratique transfusionnelle (+) (9) 37% participer à un registre pour le suivi de la qualité (++) (10) 63% évaluer régulièrement la qualité des activités (++) (11) 48% évaluer régulièrement la qualité des activités par un audit interne (+) (12) 19% évaluer régulièrement la qualité des activités par un audit externe (+)

2/33

0/66

total 120/219

De aanwezigheid van een bloedbank wordt vermeld door 6/120 acute ziekenhuizen (5%) (=)

La présence d’une banque de sang est mentionnée dans 6/120 hôpitaux aigus (5%) (=)

En particulier, les 118 hôpitaux aigus qui mentionnent la présence d’un dépôt de sang répondent comme suit :


De aanwezigheid van een bloeddepot wordt vermeld door 118/120 acute ziekenhuizen (98%) (=)

Equipment in the blooddepot: % of the 118 acute hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001)

%

100 80 60 40 20 0

In het bijzonder antwoorden de 118 acute ziekenhuizen met een bloeddepot, het volgende :

2000 2001

1

2

%

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12

20

40

60

80

5% beschikt over een eigen bloedbank (=) 86% heeft een gecentraliseerde bloeddepot (- -) 14% heeft verschillende bloeddepots binnen het ziekenhuis (++)

In het bijzonder antwoorden de 118 acute ziekenhuizen met een bloeddepot, dat de mediaan (P50) van de activiteiten op jaarbasis 1.260 patiënten die een transfusie ondergingen (-) bedraagt en van deze patiënten die een transfusie ondergingen, kregen er 13 een autotransfusie (-)

3

Organisation and quality management in the blooddepot: % of the 118 acute hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001)

0

(1) (2) (3)

100

2000 2001

In het bijzonder antwoorden de 118 acute ziekenhuizen met een bloeddepot, als volgt betreffende de organisatie en het kwaliteitsbeheer : (1) 92% vermeldt een alarmsysteem om de bewaartemperatuur te verzekeren (++) (2) 31% heeft een beleid ter promotie van de autotransfusie (+) (3) 23% heeft een brochure die de voordelen van een autotransfusie verklaart aan de patiënt (+) (4) 85% heeft richtlijnen voor het verzekeren van de kwaliteit van de transfusiepraktijk (++) (5) 40% heeft een transfusiecomité (++) (6) 18% heeft een andere ziekenhuisinstantie die de kwaliteit van de transfusiepraktijk controleert (- -) (7) 58% heeft een register voor de ongevallen/incidenten bij transfusie (++) (8) 25% stelt een jaarlijks rapport over de transfusiepraktijk op (+) (9) 37% neemt deel aan een register voor de kwaliteitsopvolging (++) (10) 63% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten (++) (11) 48% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten via een interne audit (+) (12) 19% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten via een externe audit (+)

42


WEEFSELBANK BANQUE DE TISSUS

Acute 36/120


0/66

total 36/219

La présence d’une ou plusieurs banques de tissus agréées est mentionnée dans 36/120 hôpitaux aigus (30%) (=)

De aanwezigheid van één of meerdere erkende weefselbanken wordt vermeld door 36/120 acute ziekenhuizen (30%) (=)

En particulier, les 36 hôpitaux aigus qui mentionnent la présence d’une ou plusieurs banques de tissus agréées répondent comme suit : • 893 allogreffes os/têtes fémorales sont fournies par 28 hôpitaux

In het bijzonder antwoorden de 36 acute ziekenhuizen met één of meerdere erkende weefselbanken, het volgende :

•

• •

•

277 allogreffes os/tympano-ossiculaires sont fournies par 5 hôpitaux 3.153 allogreffes de l’appareil locomoteur sont fournies par 7 hôpitaux 2 allogreffes « valvules cardiaques » sont fournies par 1 hôpital

• •

78 allogreffes de peau sont fournies par 3 hôpitaux 265 allogreffes de cornée sont fournies par 4 hôpitaux

• •

• • •

1.092 allogreffes de vaisseaux sont fournies par 2 hôpitaux 7 allogreffes de dents sont fournies par 1 hôpital 10 allogreffes de keratinocytes sont fournies par 2 hôpitaux

• • •

•

16 allogreffes de cellules bêta pancréatiques sont fournies par 1 hôpital 159 d’autres allogreffes sont fournies par 2 hôpitaux

•

•

•

• •

•

893 allogreffen van beenderen/femurkoppen werden geleverd door 28 ziekenhuizen 277 allogreffen van beenderen/oorbeentjes werden geleverd door 5 ziekenhuizen 3.153 allogreffen van het locomotorisch stelsel werden geleverd door 7 ziekenhuizen 2 allogreffen « hartkleppen » werden geleverd door 1 ziekenhuis 78 huidallogreffen werden geleverd door 3 ziekenhuizen 265 hoornvliesallogreffen werden geleverd door 4 ziekenhuizen 1.092 vaatallogreffen werden geleverd door 2 ziekenhuizen 7 tandallogreffen werden geleverd door 1 ziekenhuis 10 allogreffen van keratinocyten werden geleverd door 2 ziekenhuizen 16 allogreffen van beta-pancreatische cellen werden geleverd door 1 ziekenhuis 159 andere allogreffen werden geleverd door 2 ziekenhuizen

43

KRAAMKLINIEK EN N* MATERNITE ET N* 1/5


La présence d’une maternité est mentionnée dans 110/120 hôpitaux aigus (92%) (+) En particulier, les 110 hôpitaux aigus qui mentionnent la présence d’une maternité répondent comme suit : (1) (2) (3) (4)

17% mentionnent avoir un service NIC (-) 16% avoir une fonction P* (+) 29% avoir une salle d’opération dans le quartier accouchement (+) 86% avoir l’unité N* située dans ou à côté du service M (-)

0

Equipment in the service: % of the 110 acute hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001) 20 40 60 80

1 2000 2001

2

Acute 110/120


0/66

total 110/219

De aanwezigheid van een kraamkliniek wordt vermeld door 110/120 acute ziekenhuizen (92%) (+) %

100

In het bijzonder antwoorden de 110 acute ziekenhuizen met een kraamkliniek, het volgende : (1) (2) (3)

17% vermeldt een NIC-dienst te hebben (-) 16% heeft een P*-functie (+) 29% heeft een operatiezaal in de bevallingsafdeling (+)

(4)

86% vermeldt dat de N*-eenheid zich in of naast de M-dienst bevindt (-)

3

4

Parmi les hôpitaux aigus qui mentionnent la présence d’une maternité 110 hôpitaux répondent comme suit par rapport au nombre moyen de ressources humaines dans le bloc accouchement (13,9 ETP) (-) : (1) (2) (3) (4) (5)

11,2 ETP d’accoucheuses (-) 0,9 ETP d’infirmiers gradués (-) 0,2 ETP d’infirmiers brevetés (-) 1,0 ETP de puéricultrices (=) 0,5 ETP d’autre personnel de santé (+)

Human resources: distribution (%) of the 13,9 FTE by qualification (3) : vocational trained (2) : graduate nurses nurses 1% 7%

(4) : qualified child care workers 7% (5) : other healthcare staff 4%

Van de acute ziekenhuizen met een kraamkliniek, antwoorden 110 ziekenhuizen als volgt met betrekking tot het gemiddeld aantal human resources in de bevallingsafdeling (13,9 FTE) (-) : (1) (2) (3) (4) (5)

11,2 FTE vroedvrouwen (-) 0,9 FTE gegradueerde verpleegkundigen (-) 0,2 FTE gebrevetteerde verpleegkundigen(-) 1,0 FTE kinderverzorgsters (=) 0,5 FTE ander gezondheidspersoneel (+)

(1) : midwifes 81%

44



Acute 110/120


0/66

total 110/219

MATERNITY Parmi les hôpitaux aigus qui mentionnent la présence d’une maternité 110 hôpitaux répondent comme suit par rapport au nombre moyen de ressources humaines en maternité (19,9 ETP) (+) (1) 14,3 ETP d’accoucheuses (+) (2) 2,7 ETP de puéricultrices (=) (3) 2,9 ETP d’autre personnel de santé (+)


(2) : child care workers 13%

Van de acute ziekenhuizen met een kraamkliniek, antwoorden 110 ziekenhuizen als volgt betreffende het gemiddeld aantal human resources op de kraamafdeling (19,9 FTE) (+) (1) (2) (3)

(3) : other staff 15%

14,3 FTE vroedvrouwen (+) 2,7 FTE kinderverzorgsters (=) 2,9 FTE ander gezondheidspersoneel (+)

(1) : midwifes 72%

N* SERVICE Parmi les hôpitaux aigus qui mentionnent la présence d’une maternité 101 hôpitaux répondent comme suit par rapport au nombre moyen de ressources humaines dans le service N* (9,3 ETP) (+) (1) 2,6 ETP d’infirmiers gradués en pédiatrie avec expérience en néonatalogie (+) (2) 0,8 ETP d’autres infirmiers gradués en pédiatrie (+) (3) (4) (5) (6)

(7) (8)

2,4 ETP d’accoucheuses avec expérience en néonatalogie (+) 1,4 ETP d’autres accoucheuses (+) 0,7 ETP d’autres infirmiers gradués (-) 0,7 ETP d’infirmiers brevetés (-) 0,5 ETP de puéricultrices (+) 0,2 ETP d’autres personnel de santé (+)



(7) : qualified child care workers 6%

(5) : other graduate nurses 8% (4) : other midwifes 15%

(1) : (8) other healthcare pediatric nurses staff (neonato2% logy) 28% (2) : other pediatric nurses 8% (3) : midwifes (neonatology) 25%

Van de acute ziekenhuizen met een kraamkliniek, antwoorden 101 ziekenhuizen als volgt betreffende het gemiddeld aantal human resources op de dienst N* (9,3 FTE) (+) (1) 2,6 FTE gegradueerde pediatrisch verpleegkundigen met ervaring in neonatologie (+) (2) 0,8 FTE andere gegradueerde pediatrisch verpleegkundigen (+) (3) 2,4 FTE vroedvrouwen met ervaring in neonatologie (+) (4) (5) (6) (7) (8)

1,4 FTE andere vroedvrouwen (+) 0,7 FTE andere gegradueerde verpleegkundigen (-) 0,7 FTE gebrevetteerde verpleegkundigen (-) 0,5 FTE kinderverzorgsters (+) 0,2 FTE ander gezondheidspersoneel (+)

45



En particulier, les 110 hôpitaux aigus qui mentionnent la présence d’une maternité répondent qu’ils ont une activité médiane (P50) annuelle de 850 accouchements.

Total annual activity : distribution in % by type of delivery

La distribution par type d’accouchement est la suivante : (1) 73% par voie basse non assistés (-) (2) 11% par voie basse assistés (forceps, ventouses…) (-) (3)

Acute 110/120


0/66

total 110/219

In het bijzonder antwoorden de 110 acute ziekenhuizen met een kraamkliniek, dat de mediaan (P50) van de activiteiten op jaarbasis 850 bevallingen bedraagt. De verdeling per type van bevalling is de volgende : (1) 73% niet-geassisteerd vaginaal (-) (2) 11% geassisteerd vaginaal (vacuümextractor, forceps, …) (-) (3) 16% keizersneden (+)

(3) 16%

16% de césariennes (+) (2) 11%

(1) 73%

Les décès maternels pour les 110 hôpitaux aigus qui mentionnent la présence d’une maternité se répartissent comme suit (nombre) : (1) 17 décès maternels (2) 10 décès maternels évalués par l’équipe traitante (3) 6 autopsies de mères décédées Le graphique illustre le nombre de décès/autopsies.

N

Number of deceased/autopsies in the maternity

De maternale sterfte voor de 110 acute ziekenhuizen met een kraamkliniek is de volgende (aantal) :

20

(1) (2)

15

(3)

17 overleden moeders 10 overleden moeders waarvan het geëvalueerd werd door het behandelend team 6 lijkschouwingen van overleden moeders

overlijden

De grafiek toont het aantal overlijdens/lijkschouwingen.

10 5 0 deaths

evaluated deaths

autopsies

46


En particulier, les 110 hôpitaux aigus qui mentionnent la présence d’une maternité répondent qu’ils ont une activité médiane (P50) annuelle de 874 naissances vivantes.

KRAAMKLINIEK EN N* MATERNITE ET N* 4/5 Total annual activity : distribution (%) of the births in maternity, with or without a NIC-service in the hospital

L’activité totale annuelle de ces 110 hôpitaux se répartit comme suit : (1) (2)

72% des naissances sont rapportées par les hôpitaux aigus qui ne disposent pas de service NIC 28% des naissances sont rapportées par les hôpitaux aigus qui disposent d’un service NIC

(2) 28%

(2) (1) 72%

Total annual activity : distribution (%) of the births in maternities without NIC (1) 1%

(2) 13%

13% de nouveau-nés séjournent dans l'unité N* 86% de nouveau-nés séjournant en maternité

Le graphique illustre la répartition des destinations des nouveaunés à la naissance sur le nombre total de naissances vivantes dans les maternités sans service NIC. En particulier, les 19 hôpitaux aigus qui mentionnent la présence d’une maternité avec service NIC répondent qu’ils ont une activité médiane (P50) annuelle de 1.814 naissances vivantes. Parmi ces naissances, 3,9% sont des transferts intra-utérins.

(3) 86%

0/66

110/219

(1) 5%

(3) 76%

72% van de geboorten wordt gerapporteerd door de acute ziekenhuizen zonder NIC-dienst 28% van de geboorten wordt gerapporteerd door de acute ziekenhuizen met NIC-dienst

De grafiek toont de verdeling van de geboorten in een ziekenhuis met of zonder een NIC-dienst op het totaal aantal levende pasgeborenen. In het bijzonder antwoorden de 91 acute ziekenhuizen met een kraamkliniek zonder NIC-dienst, dat de mediaan (P50) van de activiteiten op jaarbasis 770 levende geboorten bedraagt. De totale jaarlijkse activiteit in deze 91 ziekenhuizen spreidt zich als volgt : (1) 1% van de pasgeborenen wordt naar andere ziekenhuizen getransfereerd (2) 13% van de pasgeborenen verblijft in de N*-eenheid (3) 86% van de pasgeborenen verblijft in de kraamkliniek De grafiek toont de verdeling van de bestemmingen van de pasgeborenen bij de geboorte op het totaal aantal levende pasgeborenen in de kraamklinieken zonder een NIC-dienst.

Total annual activity : distribution (%) of the births in maternities with NIC

L’activité totale annuelle de ces 19 hôpitaux se répartit comme suit : (1) 5% des nouveau-nés séjournent dans l'unité N* (2) 19% des nouveau-nés séjournent en NIC (3) 76% des nouveau-nés séjournent en maternité Le graphique illustre la répartition des destinations des nouveaunés à la naissance sur le nombre total de naissances vivantes dans les maternités avec un service NIC.

0/33

total

In het bijzonder antwoorden de 110 acute ziekenhuizen met een kraamkliniek, dat de mediaan (P50) van de activiteiten op jaarbasis 874 levende geboorten bedraagt.

(1)

L’activité totale annuelle de ces 91 hôpitaux se répartit comme suit : (1) 1% de nouveau-nés sont transférés dans d’autres hôpitaux (2) (3)

110/120


De totale jaarlijkse activiteit in deze 110 ziekenhuizen spreidt zich als volgt :

Le graphique illustre la répartition des naissances dans un hôpital avec et sans un service NIC sur le nombre total de naissances vivantes. En particulier, les 91 hôpitaux aigus qui mentionnent la présence d’une maternité sans service NIC répondent qu’ils ont une activité médiane (P50) annuelle de 770 naissances vivantes.

Acute

(2) 19%

In het bijzonder antwoorden de 19 acute ziekenhuizen met een kraamkliniek met NIC-dienst, dat de mediaan (P50) van de activiteiten op jaarbasis 1.814 levende geboorten bedraagt. Voor 3,9% was er een intra-uteriene transfer. De totale jaarlijkse activiteit in deze 19 ziekenhuizen spreidt zich als volgt : (1) 5% van de pasgeborenen verblijft in de N*-eenheid (2) 19% van de pasgeboren verblijft in de NIC-dienst (3) 76% van de pasgeboren verblijft in de kraamkliniek De grafiek toont de verdeling van de bestemmingen van de pasgeborenen bij de geboorte op het totaal aantal levende pasgeborenen in de kraamklinieken met een NIC-dienst.

47


En particulier, les 110 hôpitaux aigus qui mentionnent la présence d’une maternité répondent comme suit à propos de l’organisation et de la gestion de la qualité : (1) 95% mentionnent avoir un règlement d’ordre intérieur relatif aux conditions d’accès dans l’unité N* (+) (2) 74% distribuer ce règlement d’ordre intérieur aux parents (++) (3) 99% faire participer les parents aux soins avec l’équipe soignante (+) (4) 71% avoir un règlement d’ordre intérieur relatif aux modalités de transports des nouveau-nés à l’extérieur de l’hôpital (+) (5) 98% avoir un pédiatre qui examine systématiquement tout nouveau-né dès la naissance (-) (6) 99% avoir un pédiatre présent lors de tout accouchement à risque (=) (7) 87% avoir une concertation entre le responsable de l’accouchement et le pédiatre en cas de transfert intra-utérin (-) (8) 83% avoir une concertation entre le responsable de l’accouchement et le pédiatre en cas de transfert vers un NIC (--) (9) 57% participer à un registre pour le suivi de la qualité (+) (10) 74% évaluer régulièrement la qualité des activités (++) (11) 69% évaluer régulièrement la qualité des activités par un audit interne (=) (12) 26% évaluer régulièrement la qualité des activités par un audit externe (+) (13) 20% avoir un rapport annuel de l’activité de la fonction P* avec laquelle il y a un accord (++)


Organisation and quality management in the maternity : % of the 110 acute hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001) 0

20

40

60

80

% 100

1 2 3 4 5 6 7 8 9 2000 10 11

2001

Acute 110/120


0/66

total 110/219

In het bijzonder antwoorden de 110 acute ziekenhuizen met een kraamkliniek, als volgt betreffende de organisatie en het kwaliteitsbeheer : (1) 95% heeft een huishoudelijk reglement betreffende de toegangsvoorwaarden tot de N*-eenheid (+) (2) 74% overhandigt dit huishoudelijk reglement aan de ouders (++) (3) 99% laat ouders toe deel te nemen aan de door het verzorgend personeel verstrekte zorg (+) (4) 71% heeft een huishoudelijk reglement betreffende vervoersmodaliteiten naar een plaats buiten het ziekenhuis (+) (5) 98% heeft een kinderarts die iedere pasgeborene onmiddellijk na de geboorte onderzoekt (-) (6) 99% vermeldt de aanwezigheid van een kinderarts bij elke risicobevalling (=) (7) 87% vermeldt een overlegprocedure tussen de bevallingsverantwoordelijke en de kinderarts in geval van een intra-uteriene transfer (-) (8) 83% vermeldt een overlegprocedure tussen de bevallingsverantwoordelijke en de kinderarts in geval van een transfer naar een NIC-dienst (- -) (9) 57% heeft een register voor de kwaliteitsopvolging (+) (10) 74% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten (++) (11) 69% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten via een interne audit (=) (12) 26% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten via een externe audit (+) (13) 20% heeft een jaarlijks rapport over de activiteiten van de P*-functie waarmee een overeenkomst is afgesloten (++)

12 13

48

NIC DIENST SERVICE NIC 1/2


La présence d’un service NIC est mentionnée dans 19/120 hôpitaux aigus (16%) (+).

Annual activity: distribution (%) of the newborns by their weight at birth

Le nombre total de nouveau-nés ayant séjourné en NIC représente 6,8% des naissances (7.715 nouveau-nés vivants). Les 19 hôpitaux aigus qui mentionnent la présence d’un service NIC répondent que : • l’activité médiane (P50) annuelle est de 408 nouveau-nés ayant séjourné dans le service NIC (-). • 24% des nouveau-nés proviennent de transferts extra-utérins (-). • 20% des nouveau-nés sont placés sous ventilation artificielle pendant plus de 24h (- -)

(5) 3%

(1) 7%

Parmi ceux-ci, il y a (1) 65 décès survenus avant 8 jours de vie (2) 74 décès évalués par l’équipe soignante (3) 35 nouveau-nés autopsiés Le graphique illustre le nombre de décès/autopsies dans le service NIC.

(2) 12%

(3) 35%

En particulier, les 19 hôpitaux aigus qui mentionnent la présence d’un service NIC répondent qu’ils ont un nombre total de 368 nouveau-nés décédés au cours de leur séjour (5% des admissions).

19/120


0/66

total 19/219

De aanwezigheid van een NIC-dienst wordt vermeld door 19/120 acute ziekenhuizen (16%) (+). Het totaal aantal pasgeborenen die in NIC verbleven, vertegenwoordigt 6,8% van de geboorten (7.715 levende pasgeborenen). De 19 acute ziekenhuizen met een NIC-dienst antwoorden als volgt : • een mediaan (P50) van de activiteiten op jaarbasis van 480 pasgeborenen die in de NIC-dienst verbleven (-) • 24% van de pasgeborenen komt van intra-uteriene transfers (-) • 20% van de pasgeborenen wordt langer dan 24 uur onder kunstmatige beademing geplaatst (- -)

(4) 43%

La distribution du poids de naissance est de : (1) 7% < à 999g (2) 12% compris entre 1000 et 1499g (3) 35% compris entre 1500 et 2499g (4) 43% compris entre 2500 et 3999g (5) 3% = 4000g Le graphique illustre la répartition des nouveau-nés vivants en fonction de leur poids à la naissance.

Acute

De spreiding van het geboortegewicht is de volgende : (1) 7% < 999g (2) 12% tussen 1000 en 1499g (3) 35% tussen 1000 en 1499g (4) 43% tussen 2500 en 3999g (5) 3% = 4000g De grafiek toont de verdeling van de levende pasgeborenen in functie van hun geboortegewicht

Number of deceased/autopsies in the NIC-service 80 70 60 50 40 30 20 10 0

In het bijzonder antwoorden de 19 acute ziekenhuizen met een NIC dienst, dat in totaal 368 pasgeborenen overleden zijn tijdens hun verblijf (5% van de opnames). Waarvan, (1) 65 overleden pasgeborenen voordat ze 8 dagen oud zijn (2) 74 overlijdens geëvalueerd door het behandelend team (3) 35 pasgeborenen ondergingen een lijkschouwing De grafiek toont het aantal overlijdens/lijkschouwingen in de NICdienst.

deaths

evaluated deaths

autopsies

49

NIC DIENST SERVICE NIC 2/2


Parmi les hôpitaux aigus qui mentionnent la présence d’un service NIC, 18 hôpitaux répondent comme suit par rapport au nombre moyen de ressources humaines affectées au service NIC :

95% évaluer régulièrement la qualité des activités par un audit interne (++) (9) 74% évaluer régulièrement la qualité des activités par un audit externe (++) (10) 100% avoir une concertation avec les responsables des fonctions N* (++) (11) 100% avoir une liste des procédures à suivre pour garantir la continuité des soins (++) (8)

qualified child care worker 5%

(1) : pediatric nurses (neonatology) 54%

(2) : pediatric nurses 8%

Organisation and quality management in the NIC service: % of the 19 acute hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001) 0

20

40

60

80

% 100

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11


0/66

total 19/219

Van de acute ziekenhuizen met een NIC-dienst, antwoorden 18 ziekenhuizen als volgt met betrekking tot het gemiddeld aantal human resources op de NIC-dienst :



(5) 3,8 ETP d’accoucheuses avec expérience en néonatalogie (+) (6) 0,1 ETP d’autres accoucheuses (-) (7) 2,0 ETP de puéricultrices (+) (8) 1,9 ETP d’autres personnel de santé (+)

100% évaluer régulièrement la qualité des activités (++)

(5) : (6) : midwifes midwifes (neonatolo0% gy) 9%


(3) 6,0 ETP d’infirmiers gradués (-) (4) 2,7 ETP d’infirmiers brevetés/diplômés (+)

(7)

19/120

Human Resources: distribution (%) of the 42,8 FTE by qualification (7) :

Pour 35,8 (11ème) médecins, il y a 42,8 ETP d’autres ressources humaines (+) réparties comme suit : (1) 22,8 ETP d’infirmiers gradués en pédiatrie avec expérience en néonatalogie (+) (2) 3,5 ETP d’autres infirmiers gradués en pédiatrie (-)

En particulier, les 19 hôpitaux aigus qui mentionnent la présence d’un service NIC répondent comme suit à propos de l’organisation et de la gestion de la qualité : (1) 100% mentionnent avoir un pédiatre spécialisé ou expérimenté de garde en permanence (++) (2) 100% avoir un médecin réanimateur présent systématiquement dans l’équipe de transfert (++) (3) 100% avoir un règlement d’ordre intérieur qui précise notamment les conditions d’accès et les règles d’asepsie (++) (4) 100% permettre aux parents de participer aux soins avec l’équipe soignante (++) (5) 100% permettre aux parents l’accès en permanence à leur enfant (++) (6) 84% participer à un registre pour le suivi de la qualité (++)

Acute

2000 2001

Voor 35,8 (elfden) geneesheren, zijn er 42,8 FTE andere human resources (+) als volgt verdeeld : (1) 22,8 FTE gegradueerde pediatrisch verpleegkundigen met ervaring in neonatologie (+) (2) 3,5 FTE andere gegradueerde pediatrisch verpleegkundigen (-) (3) 6,0 FTE gegradueerde verpleegkundigen (-) (4) 2,7 FTE gebrevetteerde/gediplomeerde verpleegkundigen (+) (5) 3,8 vroedvrouwen met ervaring in neonatologie (+) (6) (7) (8)

0,1 FTE andere vroedvrouwen (-) 2,0 FTE kinderverzorgsters (+) 1,9 FTE ander gezondheidspersoneel (+)

In het bijzonder antwoorden de 19 acute ziekenhuizen met een NIC-dienst, als volgt voor wat betreft de organisatie en het kwaliteitsbeheer : (1) 100% vermeldt de permanente aanwezigheid van een ervaren of gespecialiseerde kinderarts (++) (2) 100% vermeldt de stelselmatige aanwezigheid van een reanimatie-arts in het transferteam (++) (3) 100% heeft een huishoudelijk reglement dat de toegangsvoorwaarden en regels inzake aseptie preciseert (++) (4) 100% laat toe dat de ouders aan de verzorging deelnemen (++) (5) 100% laat de ouders toe hun kind 24 uur per dag te bezoeken (++) (6) 84% neemt deel aan een register voor de kwaliteitsopvolging (++) (7) 100% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten (++) (8) 95% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten via een interne audit (++) (9) 74% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten via een externe audit (++) (10) 100% zegt regelmatig te overleggen met de verantwoordelijken van de N*-functies (++) (11) 100% beschikt over een lijst met procedures om de continuïteit van de zorg te garanderen (++)

50

P* FUNCTIE FONCTION P*

Gegevens/Données 2001 (Ref .II.11)

Acute 18/120

La présence d’une fonction P* est mentionnée dans 18/120 hôpitaux aigus (15%) (+)

En particulier, les 18 hôpitaux aigus qui mentionnent la présence d’une fonction P* répondent comme suit à propos de l’organisation et de la gestion de la qualité : (1) 100% mentionnent avoir un obstétricien (ou un médecin ayant les qualifications requises) de garde en permanence (=) (2) 94% faire examiner systématiquement tout nouveau-né dès la naissance par un pédiatre (++) (3) 100% avoir un pédiatre présent lors de tout accouchement à risque (=) (4) 100% avoir une procédure de concertation entre les 2 médecins responsables de la fonction P* (=) (5) 94% avoir une liste des procédures à suivre pour garantir la continuité des soins (=) (6) 83% avoir un rapport annuel de l’activité de la fonction régionale P* (+) (7) 28% envoyer une copie du rapport aux hôpitaux qui ont une convention avec leur fonction P* (-) (8) 83% avoir une consultation de conseil génétique organisée dans l’hôpital (- -) (9) 11% avoir une convention écrite avec un autre hôpital s’il n’y a pas de consultation de conseil génétique (-) (10) 94% participer à un registre pour le suivi de la qualité (=) (11) 94% évaluer régulièrement la qualité des activités (++) (12) 89% évaluer régulièrement la qualité des activités par un audit interne (+) (13) 67% évaluer régulièrement la qualité des activités par un audit externe (++)


0/66

total 18/219

De aanwezigheid van een P*-functie wordt vermeld door 18/120 acute ziekenhuizen (15%) (+)

Organisation and quality management in the P* function: % of the 18 acute hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001)

%

0

100

20

40

60

80

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

2000 2001

In het bijzonder antwoorden de 18 acute ziekenhuizen met een P*-functie, als volgt voor wat betreft de organisatie en het kwaliteitsbeheer : (1) 100% vermeldt een obstetricus (of een geneesheer met de vereiste kwalificaties) die permanent van wacht is (=) (2) 94% laat iedere pasgeborene stelselmatig door een kinderarts onderzoeken (++) (3) 100% vermeldt de aanwezigheid van een kinderarts bij iedere risicobevalling (=) (4) 100% zegt dat er een overlegprocedure bestaat tussen de beide artsen die voor de P*-functie verantwoordelijk zijn (=) (5) 94% heeft een lijst met de te volgen procedures om de continuïteit van de zorgen te garanderen (=) (6) 83% heeft een jaarlijks rapport van de activiteiten van de regionale P*-functie (+) (7) 28% stuurt een kopie van dit rapport naar de ziekenhuizen die een overeenkomst met hun P*-functie hebben (-) (8) 83% vermeldt genetische raadplegingen in het ziekenhuis (-) (9) 11% zegt een schriftelijke overeenkomst met een ander ziekenhuis te hebben indien er geen genetische raadpleging is (-) (10) 94% neemt deel aan een register voor de kwaliteitsopvolging (=) (11) 94% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten (++) (12) 89% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten via een interne audit (+) (13) 67% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten via een externe audit (++)

11 12 13

51

REPRODUCTIEVE GENEESKUNDE MEDECINE DE LA REPRODUCTION 1/2


La présence d’activité de médecine de la reproduction est mentionnée dans 51/120 hôpitaux aigus (42%) (+) En particulier, les 51 hôpitaux aigus qui mentionnent avoir des activités de médecine de la reproduction répondent comme suit : (1) 100% mentionnent poser des indications et diagnostics en matière de stérilité (=) (2) 100% informer les couples sur les techniques de procréation médicalement assistée (PMA) (=) (3) 92% réaliser tous les examens requis en vue d’une PMA (- -) (4) 69% réaliser les prélèvements de gamètes (+) (5) 47% réaliser le traitement des gamètes (- -) (6) 57% réaliser le transport des gamètes (-) (7) 39% réaliser la congélation et la conservation des gamètes (-) (8) 39% réaliser la congélation et la conservation des embryons (- -) (9) 47% réaliser l’implantation d’embryons (-) (10) 96% assurer le suivi psychologique, social et moral des couples (- -)

Parmi les hôpitaux aigus qui mentionnent avoir des activités de médecine de la reproduction 50 hôpitaux répondent comme suit par rapport au nombre moyen de ressources humaines : Pour 23,7 (11ème) médecins spécialistes en gy nécologie, ayant une expérience particulière pour les problèmes de fécondité (+) et 9,9 (11ème ) médecins ayant une expérience particulière en andrologie (+), il y a3,4 ETP d’autres ressources humaines (-) réparties comme suit : (1) 2,4 ETP d’autre personnel de santé (-) (2) 1,0 ETP de personnel administratif (+)

Acute 51/120

Equipment in the service: % of the 51 acute hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001) 0 20 40 60 80

% 100

1


0/66

total 51/219

De aanwezigheid van activiteiten in de reproductieve geneeskunde wordt vermeld door 51/120 acute ziekenhuizen (42%) (+) In het bijzonder antwoorden de 51 acute ziekenhuizen met activiteiten in de reproductieve geneeskunde , als volgt : 100% stelt indicaties en diagnoses inzake onvruchtbaarheid (=) (2) 100% informeert de echtparen over medisch begeleide voortplantingstechnieken (MBV) (=) (3) 92% voert alle voor MBV vereiste onderzoeken uit (- -) (4) 69% staat in voor de afname van gameten (+) (5) 47% staat in voor de behandeling van gameten (- - ) (6) 57% staat in voor het transport van gameten (-) (7) 39% staat in voor het invriezen en het bewaren van gameten (- -) (8) 39% staat in voor het invriezen en bewaren van embryo’s (- -) (9) 47% staat in voor het inplanten van embryo’s (-) (10) 96% verzekert de psychologische, sociale en morele begeleiding van echtparen (- -) (1)

2 3 4 5

2000

6

2001

7 8 9 10

Human Resources : distribution (%) of the 3,4 FTE by qualification (2) : administrative staff 30%

Van de acute ziekenhuizen met activiteiten in de reproductieve geneeskunde , antwoorden 50 ziekenhuizen als volgt met betrekking tot het gemiddeld aantal human resources : Voor 23,7 (elfden) geneesheren-specialisten in de gynaecologie met bijzondere ervaring inzake vruchtbaarheidsproblemen (+) en 9,9 (elfden) geneesheren met bijzondere ervaring inzake andrologie (+) zijn er 3,4 FTE andere human resources (-), als volgt verdeeld : (1) 2,4 FTE ander gezondheidspersoneel (-) (2) 1,0 FTE administratief personeel (+)


52

REPRODUCTIEVE GENEESKUNDE MEDECINE DE LA REPRODUCTION 2/2


En particulier, les 51 hôpitaux aigus qui mentionnent avoir des activités de médecine de la reproduction répondent qu’ils ont une activité totale annuelle de : (1) 11.584 cycles avec implantation d’embryon(s) (P50=83) (-) (2) 8.917 couples traités par fertilisation in vitro (P50=81) (-) (3) 3.718 grossesses induites parmi les couples traités par fertilisation in vitro (P50=36) (-) (4) 1.616 gros sesses à terme parmi les couples traités par fertilisation in vitro (P50=19) (-) Le graphique illustre la distribution de l’activité dans les centres de médecine de la reproduction.

500 450 400 350 300 250 200 150 100 50 0

En particulier, les 51 hôpitaux aigus qui mentionnent avoir des activités de médecine de la reproduction répondent comme suit à propos de l’organisation et de la gestion de la qualité :

P75 P25

2

3

1 2

un qui

3 4 5

0/33

0/66

total 51/219

In het bijzonder antwoorden de 51 acute ziekenhuizen met activiteiten in de reproductieve geneeskunde, dat ze een totale jaarlijkse activiteit hebben van : 1. 11.584 cycli met embryo-inplanting (P50=83) (-) 2. 8.917 echtparen behandeld met in-vitro fertilisatie (P50=81) (-) 3. 3.718 geïnduceerde zwangerschappen bij de echtparen behandeld met in-vitro fertilisatie (P50=36) (-) 4. 1.616 voldragen zwangerschappen bij de echtparen behandeld met in-vitro fertilisatie (P50=19) (-)

4

un un


De grafiek toont de verdeling van de activiteiten in de centra voor reproductieve geneeskunde.

Organisation and quality management in the service: % of the 51 hospitals mentioning the item % (evolution 2000-2001) 0 20 40 60 80 100

76% mentionnent avoir un rapport annuel (+) 72% participer à un registre pour le suivi de la qualité (=)

(3) 86% évaluer régulièrement la qualité des activités (+) (4) 78% évaluer régulièrement la qualité des activités par audit interne (+) (5) 29% évaluer régulièrement la qualité des activités par audit externe (- -) (6) 41% évaluer régulièrement la qualité des activités par collège de pairs (+) (7) 86% avoir une brochure d’information pour les couples consultent (++)

51/120

Annual activity : percentile 25 and 75 of activity

1

(1) (2)

Acute

2000 2001

In het bijzonder antwoorden de 51 acute ziekenhuizen met activiteiten in de reproductieve geneeskunde, als volgt voor wat betreft de organisatie en het kwaliteitsbeheer : (1) 76% vermeldt een jaarlijks rapport (+) (2) 72% neemt deel aan een register voor de kwaliteitsopvolging (=) (3) 86% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten (+) (4) 78% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten via een interne audit (+) (5) 29% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten via een externe audit (- - ) (6) 41% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten via een college der gelijken (+) (7) 86% heeft een informatiebrochure voor de koppels die op consultatie komen (++)

6 7

53

PEDIATRIE PEDIATRIE 1/2


La présence d’un service de pédiatrie est mentionnée dans 108/120 hôpitaux aigus (90%) (=) En particulier, les 108 hôpitaux aigus qui mentionnent avoir un service de pédiatrie répondent comme suit : (1) 98% mentionnent avoir une consultation pédiatrique spécifique (=) (2) 65% avoir des locaux spécifiques pour la pédiatrie dans le service d’urgence (++) (3) 90% avoir un mode de prélèvement sanguin adapté aux enfants (+) (4) 36% avoir un équipement radiologique spécifique aux enfants (+) (5) 37% avoir un hôpital de jour distinct pour les enfants (++) (6) 12% avoir une unité distincte de soins intensifs pour les enfants (=) (7) 20% avoir une ambulance adaptée aux enfants (++) (8) 99% avoir un espace de jeu dans le service de pédiatrie (=) (9) 60% avoir un enseignement organisé pour les enfants (- -) (10) 47% avoir un espace réservé à l’école dans le service de pédiatrie (-) (11) 71% avoir des séjours d’hospitalisation de jour dans l’unité de pédiatrie (=)

Acute 108/120

Equipment in the service: % of the 108 acute hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001) 0 20 40 60 80

% 100


0/66

total 109/219

De aanwezigheid van een dienst pediatrie wordt vermeld door 108/120 acute ziekenhuizen (90%) (=) In het bijzonder antwoorden de 108 acute ziekenhuizen met een dienst pediatrie , als volgt : (1) 98% vermeldt specifieke pediatrische raadplegingen (=)

1

65% heeft afzonderlijke lokalen voor pediatrie op de dienst spoedgevallen (++) (3) 90% heeft een op kinderen afgestemde vorm van bloedafname (+) (4) 36% heeft een radiologie-uitrusting specifiek voor kinderen (+) (5) 37% heeft een afzonderlijk dagziekenhuis voor kinderen (++) (6) 12% heeft een afzonderlijke eenheid intensieve zorgen voor kinderen (=) (7) 20% heeft een aan kinderen aangepaste ziekenwagen (++) (8) 99% heeft een speelruimte in de dienst pediatrie (=) (9) 60% organiseert onderwijs voor kinderen (- -) (10) 47% heeft een specifieke schoolruimte in de dienst pediatrie (-) (11) 71% heeft dagverblijven in de dienst pediatrie (=) (2)

2 3 4 2000

5

2001

6 7 8 9 10 11

Parmi les hôpitaux aigus qui mentionnent avoir un service de pédiatrie, 108 hôpitaux répondent comme suit par rapport au nombre moyen de ressources humaines : Pour 56,8 (11ème) médecins, il y a 22,1 ETP d’autres ressources humaines réparties comme suit : (1) 9,7 ETP d’infirmiers gradués en pédiatrie (+) (2) 4,3 ETP d’autres infirmiers gradués (=) (3) 3,6 ETP d’infirmiers brevetés/diplômés (+) (4) (5)

2,5 ETP de puéricultrices (-) 2,1 ETP d’autre personnel de santé (+)

Human Resources: distribution (%) of the 22,1 FTE by qualification (4) : qualified child care workers (3) : 11% vocational trained nurses 16% (2) : other graduate nurses 19%


(1) : pediatric nurses 45%

Van de acute ziekenhuizen met een dienst pediatrie , antwoorden 108 ziekenhuizen als volgt voor wat betreft het gemiddeld aantal human resources : Voor 56,8 (elfden) geneesheren, zijn er 22,1 FTE andere human resources, als volgt verdeeld : (1) 9,7 FTE gegradueerde pediatrisch verpleegkundigen (+) (2) 4,3 FTE andere gegradueerde verpleegkundigen (=) (3) 3,6 FTE gebrevetteerde/gediplomeerde verpleegkundigen (+) (4) 2,5 FTE kinderverzorgsters (-) (5) 2,1 FTE ander gezondheidspersoneel (+)

54

PEDIATRIE PEDIATRIE 2/2


En particulier, les 108 hôpitaux aigus qui mentionnent avoir un service de pédiatrie répondent comme suit : (1) 87% mentionnent avoir un pédiatre en permanence pendant la journée (+) (2) 100% avoir un pédiatre de garde appelable 24h/24 (+) (3) 36% avoir un pédiatre lié à l’hôpital qui travaille dans un institut médico-pédagogique (=) (4) 74% avoir un pédiatre lié à l’hôpital qui travaille à l’Office de la Naissance et de l’Enfance (=) (5) 13% répartir les enfants selon l’âge s’il y a plusieurs unités de pédiatrie (+) (6) 9% répartir les enfants selon la pathologie s’il y a plusieurs unités de pédiatrie (=)

Acute 108/120

Organisation and quality management in the service: % of the 108 hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001) 0 20 40 60 80

% 100

1 2 3


0/66

total 109/219

In het bijzonder antwoorden de 108 acute ziekenhuizen met een dienst pediatrie, als volgt : (1) 87% vermeldt dat er overdag permanent een kinderarts aanwezigheid is (+) (2) 100% vermeldt dat er 24u/24 een oproepbare kinderarts van wacht is (+) (3) 36% heeft een aan het ziekenhuis verbonden kinderarts die in een medisch-pedagogische instelling werkt (=) (4) 74% heeft een aan het ziekenhuis verbonden kinderarts die bij Kind en Gezin werkt (=) (5) 13% deelt de kinderen naar leeftijd in, indien er meerdere eenheden pediatrie zijn (+) (6) 9% deelt de kinderen naar pathologie in, indien er meerdere eenheden pediatrie zijn (=)

4 5

2000 2001

6

En particulier, les 108 hôpitaux aigus qui mentionnent avoir un service de pédiatrie répondent comme suit : (1) 50% mentionnent avoir un rapport annuel (++) (2) 30% avoir un registre pédiatrique pour le suivi de la qualité (=) (3) 68% évaluer régulièrement la qualité des activités (++) (4) 67% évaluer régulièrement la qualité des activités par un audit interne (++) (5) 6% évaluer régulièrement la qualité des activités par un audit externe (=) (6) 69% avoir des exceptions à la limite d’âge d’hospitalisation en pédiatrie (+) (7) 60% hospitaliser parfois les enfants ailleurs qu’en pédiatrie (+) (8) 46% avoir un accord écrit de collaboration avec d’autres hôpitaux concernant les transferts (++)

Organisation and quality management in the service: % of the 108 hospitals mentioning the item % (evolution 2000-2001) 0 20 40 60 80 100 1 2 3

2000 2001

4 5 6

In het bijzonder antwoorden de 108 acute ziekenhuizen met een dienst pediatrie, als volgt : (1) 50% vermeldt een jaarlijks rapport (++) (2) 30% heeft een pediatrisch register voor de kwaliteitsopvolging (=) (3) 68% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten (++) (4) 67% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten via een interne audit (++) (5) 6% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten via een externe audit (=) (6) 69% vermeldt uitzonderingen op de leeftijdsgrens voor hospitalisatie op de kinderafdeling (+) (7) 60% hospitaliseert de kinderen soms elders dan op de kinderafdeling (+) (8) 46% heeft een schriftelijke overeenkomst met andere ziekenhuizen inzake transfers (++)

7 8

55

WIEGENDOOD MORT SUBITE 1/2


La présence d’une section de diagnostic du risque de mort subite est mentionnée dans 68/120 hôpitaux aigus (57%) (++)

%

En particulier, les 68 hôpitaux aigus qui mentionnent avoir une section de diagnostic du risque de mort subite répondent comme suit : (1) 98% mentionnent avoir des lits d’investigation (=) (2) 87% des polysomnographes d’au moins 6 dérivations (- -) (3) 93% des moniteurs pour la surveillance cardio-respiratoire des enfants (=) (4) 51% des moniteurs pour la surveillance cardio-respiratoire des enfants à domicile (- -)

100


0/33

0/66

total 68/219

De aanwezigheid van een diagnostisch centrum voor het risico op wiegendood wordt vermeld door 68/120 acute ziekenhuizen (57%) (++)

Equipment in the service: % of the 68 acute hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001)

In het bijzonder antwoorden de 68 acute ziekenhuizen met een diagnostisch centrum voor het risico op wiegendood, als volgt :

90 80

2000

70

2001

60

(1) (2) (3)

50

(4)

40

98% vermeldt de aanwezigheid van onderzoeksbedden (=) 87% polysomnografen met minstens 6 afleidingen (- -) 93% monitoren op de afdeling voor het cardio-respiratoire toezicht op de kinderen (=) 51% monitoren voor het cardio-respiratoire toezicht op de kinderen thuis (- -)

30 20 10 0 1

Parmi les hôpitaux aigus qui mentionnent avoir une section de diagnostic du risque de mort subite, 58 hôpitaux répondent comme suit par rapport au nombre moyen de ressources humaines : Pour 20,1 (11ème) médecins, il y a 4,6 ETP d’autres ressources humaines réparties comme suit : (1) 2,8 ETP d’infirmiers gradués (+) (2) 0,9 ETP d’infirmiers brevetés/diplômés (=) (3) (4)

0,1 ETP d’accoucheuses (-) 0,7 ETP d’autre personnel de santé (+)

2

3

4

Human Resources: distribution (%) of the 4,6 FTE by qualification (4) : other healthcare staff 16%

Voor 20,1 (elfden) geneesheren, zijn er 4,6 FTE andere human resources : (1) 2,8 FTE gegradueerde verpleegkundigen (+) (2) 0,9 FTE gebrevetteerde/gediplomeerde verpleegkundigen (=) (3) 0,1 FTE vroedvrouwen (-) (4) 0,7 FTE ander gezondheidspersoneel (+)

(3) : midwifes 3% (2) : vocational trained nurses 19%

Van de acute ziekenhuizen met een diagnostisch centrum voor het risico op wiegendood, antwoorden 58 ziekenhuizen als volgt voor w at betreft het gemiddeld aantal human resources :


56

WIEGENDOOD MORT SUBITE 2/2


Les 68 hôpitaux aigus qui mentionnent avoir une section de diagnostic du risque de mort subite répondent qu’ils ont une activité médiane (P50) annuelle de : (1) 169 examens polysomnographiques pour les enfants sans facteurs de risque établis (+) (2) 99 examens polysomnographiques pour les enfants avec facteurs de risque établis (+)


0/33

0/66

total 68/219

De 68 acute ziekenhuizen met een diagnostisch centrum voor het risico op wiegendood, antwoorden dat de mediaan (P50) van de verschillende activiteiten op jaarbasis bedraagt : (1) 169 polysomnografische onderzoeken op kinderen zonder duidelijke risicofactoren (+) (2) 99 polysomnografische onderzoeken op kinderen met duidelijke risicof actoren (+)

Total annual activity: distribution (%) by type of examination

(2) 43% (1) 57%

Les 68 hôpitaux aigus qui mentionnent avoir une section de diagnostic du risque de mort subite répondent comme suit à propos de l’organisation et de la gestion de la qualité : (1)

De 68 acute ziekenhuizen met een diagnostisch centrum voor het risico op wiegendood, antwoorden als volgt voor wat betreft de organisatie en het kwaliteitsbeheer :

Organisation and quality management in the units of sudden infant death syndrome: % of the 61 hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001)

96% avoir intégré la section dans une unité de pédiatrie (-)

(1) %

(2) 56% avoir un rapport annuel (+) (3) 97% avoir des brochures pour les recommandations aux parents (++) (4) 50% avoir un registre pour le suivi de la qualité (++) (5) 76% évaluer régulièrement la qualité des activités (++) (6) 87% évaluer régulièrement la qualité des activités par un audit interne (++) (7) 21% évaluer régulièrement la qualité des activités par un audit externe (-)

0

20

40

60

80

100

1

(4) (5) (6)

2

(7)

3 4

(2) (3)

96% vermeldt dat het centrum integraal deel uitmaakt van een eenheid pediatrie (-) 56% heeft een jaarlijks rapport (+) 97% heeft een brochure met aanbevelingen voor de ouders (++) 50% houdt een register bij voor de kwaliteitsopvolging (++) 76% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten (++) 87% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten via een interne audit (++) 21% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten via een externe audit (-)

2000 2001

5 6 7

57

INTENSIEVE ZORG SOINS INTENSIFS 1/2


La présence d’une fonction soins intensifs est mentionnée dans 115/120 hôpitaux aigus (96%) (=) En particulier, les 115 hôpitaux aigus qui mentionnent avoir une fonction soins intensifs répondent comme suit : (1) 97% disposent en permanence d’une salle d’opération pour les interventions urgentes (=) (2) 93% disposer en permanence d’un service technique biomédical (-) (3) 100% disposer en permanence d’un appareil de radiographie mobile (+) (4) 86% disposer en permanence d’un appareil de dialyse mobile (++) (5) 99% disposer en permanence d’un équipement mobile pour les réanimations internes urgentes (+)

Acute

115/120 0/33

20

40

60

80

% 100

1 2 3 2000

4

0/66

115/219

De aanwezigheid van een functie intensieve zorgen wordt vermeld door 115/120 acute ziekenhuizen (96%) (=)

Equipment in the function: % of the 115 acute hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001) 0


In het bijzonder antwoorden de 115 acute ziekenhuizen met een functie intensieve zorgen, als volgt : (1) 97% vermeldt permanent te beschikken over een operatiezaal voor dringende ingrepen (=) (2) 93% beschikt permanent over een biomedische technische dienst (-) (3) 100% beschikt permanent over een mobiel toestel voor radiografie (+) (4) 86% beschikt permanent over een mobiel dialysetoestel (++) (5) 99% beschikt permanent over een mobiele uitrusting voor de dringende interne reanimaties (+)

2001 5

En particulier, les 115 hôpitaux aigus qui mentionnent avoir une fonction soins intensifs disposent d’un nombre médian (P50) d’équipement : (1) 12 lits dans la fonction soins intensifs (=) (2) 4 chambres individuelles dans la fonction soins intensifs (=) (3) 6 lits spécifiques aux enfants (=) (4) 10 appareils dans la fonction pour la ventilation artificielle (+) (5) 13 appareils de monitoring cardio-vasculaire dans la fonction (+) (6) 1 appareil de radiographie mobile (=) Le graphique illustre la variation du nombre des différents types d’équipement.

Equipment : percentile 25 and 75 of equipment in the service 25

P75 P25

20

In het bijzonder antwoorden de 115 acute ziekenhuizen met een functie intensieve zorgen, als volgt voor wat betreft de mediaan (P50) van de uitrusting : (1) 12 bedden in de functie intensieve zorgen (=) (2) 4 individuele kamers in de functie intensieve zorgen (=) (3) 6 bedden specifiek voor kinderen (=) (4) 10 toestellen voor kunstmatige beademing in de functie (+) (5) (+) (6)

15 10

13 toestellen voor cardiovasculaire monitoring in de functie 1 mobiel toestel voor radiografie (=)

De grafiek toont de variatie van het aantal verschillende soorten uitrustingen.

5 0 1

2

3

4

5

6

58

INTENSIEVE ZORG SOINS INTENSIFS 2/2


Parmi les hôpitaux aigus qui mentionnent avoir une fonction de soins intensifs, 115 hôpitaux répondent comme suit par rapport au nombre moyen de ressources humaines : L’équipe médicale se compose de 73,2 (11ème) de médecins (dont 16,6 (11ème) de médecins porteurs du titre professionnel particulier en soins intensifs) . Il y a 40,2 ETP d’autres ressources humaines réparties comme suit : (1) 19,9 ETP d’infirmiers gradués en soins intensifs et d’urgences (+) (2) 7,9 ETP d’infirmiers gradués pouvant justifier d’une expérience minimum de 5 ans dans cette fonction (-) (3) (4) (5)

(1) (1) : nurses in intensive and emergency care 49%

(2) : graduate nurses with 5 years experience 20%

0

20

(2) (3) (4) (5)


60

80

% 100

1 2 3

0/66

115/219

Van de acute ziekenhuizen met een functie intensieve zorgen, antwoorden 115 ziekenhuizen als volgt voor wat betreft het gemiddeld aantal human resources : De medische equipe bestaat uit 73,2 (elfden) geneesheren (waarvan 16,6 (elfden) geneesheren met een bijzondere beroepstitel in de intensieve zorgen). De andere 40,2 FTE human resources zijn als volgt verdeeld :

(5) : other (4) : vocational healthcare staff trained 5% nurses 10% (3) : other graduate nurses 16%


115/120 0/33

Human Resources: distribution (%) of the 40,2 FTE by qualification

6,5 ETP d’autres infirmiers gradués (+) 4,0 ETP d’infirmiers brevetés/diplômés (-) 1,8 ETP d’autre personnel de santé (+)

Les 115 hôpitaux aigus qui mentionnent av oir une fonction soins intensifs répondent comme suit à propos de l’organisation et de la gestion de la qualité : (1) 65% mentionnent avoir un rapport annuel (++) (2) 92% avoir un enregistrement spécifique au service pour le suivi de la qualité (++) (3) 88% évaluer régulièrement la qualité des activités (+) (4) 81% évaluer régulièrement la qualité des activités par audit interne (+) (5) 16% évaluer régulièrement la qualité des activités par audit externe (-) (6) 20% évaluer régulièrement la qualité des activités par un collège de pairs (+)

Acute

19,9 FTE gegradueerde verpleegkundigen in de intensieve zorg en spoedgevallenzorg (+) 7,9 FTE gegradueerde verpleegkundigen die het bewijs kunnen leveren minstens 5 jaar ervaring te hebben in deze functie (-) 6,5 FTE andere gegradueerde verpleegkundigen (+) 4,0 FTE gebrevetteerde/gediplomeerde verpleegkundigen (-) 1,8 FTE ander gezondheidspersoneel (+)

In het bijzonder antwoorden de 115 acute ziekenhuizen met een functie intensieve zorgen, als volgt voor wat betreft de organisatie en het kwaliteitsbeheer : (1) 65% vermeldt een jaarlijks rapport te hebben (++) (2) 92% heeft een specifieke registratie voor de dienst inzake kwaliteitsopvolging (++) (3) 88% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten (+) (4) 81% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten via een interne audit (+) (5) 16% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten via een externe audit (-) (6) 20% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten via een college van gelijken (+)

4 5 6

2000 2001

59


ASEPTISCHE EENHEID UNITE ASEPTIQUE

La présence d’une unité aseptique est mentionnée dans 19/120 hôpitaux aigus (16%) (++) La présence de chambres d’isolement protecteur autre que l’unité aseptique est mentionnée dans 44/120 hôpitaux aigus (37%) (++) En particulier, les 49 hôpitaux aigus qui mentionnent avoir une unité aseptique et/ou des chambres d’isolement protecteur répondent comme suit par rapport au nombre médian (P50) de lits : (1) 6 lits dans l’unité aseptique (=) (2) 4 lits dans des chambres d’isolement protecteur (-)

P75 P25

1

(3)

14 hôpitaux avec une unité aseptique et une chambre d’isolement protecteur (+)

Pour 21,5 (11ème) médecins, il y a 12,2 ETP d’autres ressources humaines réparties comme suit : (1) 9,1 ETP d’infirmiers gradués (+) (2) 1,9 ETP d’infirmiers brevetés/diplômés (=) (3) 1,1 ETP d’autre personnel de santé (-)

0/33

0/66

19/219

De aanwezigheid van kamers met een beschermende isolatie buiten de aseptische eenheid wordt vermeld door 44/120 acute ziekenhuizen (37%) (++)

2

De grafiek toont de variatie van het aantal verschillende soorten uitrustingen. Equipment : number of hospital with aseptic unit and/or isolation beds 40 30 20 10 0

2000 2001

Hospital A.U.

Le graphique illustre le nombre d’hôpitaux disposant des différents types d’isolement.

Parmi les hôpitaux aigus qui mentionnent avoir une unité aseptique, 17 hôpitaux répondent comme suit par rapport au nombre moyen de ressources humaines :

19/120

In het bijzonder antwoorden 49 acute ziekenhuizen met een aseptische eenheid en/of kamers met een beschermende isolatie , als volgt voor wat betreft de mediaan (P50) van het aantal bedden : (1) 6 bedden in de aseptische eenheid (=) (2) 4 bedden in de kamers met een beschermende isolatie (-)

Le graphique illustre la variation du nombre des différents types d’équipement. Les 49 hôpitaux aigus qui mentionnent avoir une unité aseptique (A.U.) et/ou des chambres d’isolement protecteur (I.B.) répondent comme suit : (1) 4 hôpitaux avec une unité aseptique (-) (2) 31 hôpitaux avec une chambre d’isolement protecteur (+)


De aanwezigheid van een aseptische eenheid wordt vermeld door 19/120 acute ziekenhuizen (16%) (++)

Equipment : percentile 25 et 75 de lits dans le service 10 8 6 4 2 0

Acute

Hospital I.B.

Hospital A.U.+I.B.

Human Resources: distribution (%) of the 12,2 FTE by qualification (3) : other healthcare staff 9% (2) : vocational trained nurses 16%


In het bijzonder antwoorden 49 acute ziekenhuizen met een aseptische eenheid (A.U.) en/of kamers met een beschermende isolatie (I.B.), als volgt : (1) 4 ziekenhuizen hebben een aseptische eenheid (-) (2) 31 ziekenhuizen hebben kamers met een beschermende isolatie (+) (3) 14 ziekenhuizen hebben een aseptische eenheid en kamers met een beschermende isolatie (+) De grafiek toont het aantal ziekenhuizen dat beschikt over de verschillende soorten isolatie.

Van de acute ziekenhuizen met een aseptische eenheid, antwoorden 17 ziekenhuizen als volgt voor wat betreft het gemiddeld aantal human resources : Voor 21,5 (elfden) geneesheren zijn er 12,2 FTE andere human resources, als volgt verdeeld : (1) 9,1 FTE gegradueerde verpleegkundigen (+) (2) 1,9 FTE gebrevetteerde/gediplomeerde verpleegkundigen (=) (3) 1,1 FTE ander gezondheidspersoneel (-)

60

ORGAANTRANSPLANTATIES TRANSPLANTATION D’ORGANES


Les 32 hôpitaux aigus qui prélèvent des organes répondent comme suit : (1) (2) (3) (4) (5) (6) (7) (8)

94% mentionnent faire des prélèvements de reins (+) 89% faire des prélèvements de foies (++) 66% faire des prélèvements de cœurs (- -) 19% faire des prélèvements de cœur-poumons (- -) 66% faire des prélèvements de pancréas (++) 3% faire des prélèvements d’intestin (-) 38% faire des prélèvements de moelle (++) 44% faire des prélèvements de poumons (- -)

20

40

60


32/120

0/33

0/66

32/219

De 32 acute ziekenhuizen, die organen wegnemen, antwoorden als volgt :

Annual activity: % of the 32 acute hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001) 0

Acute

%

80

100

1 2 3

(1) (2) (3) (4) (5) (6) (7) (8)

94% vermeldt het wegnemen van nieren (+) 89% vermeldt het wegnemen van levers (++) 66% vermeldt het wegnemen van harten (- -) 19% vermeldt het wegnemen van hart-longen (- -) 66% vermeldt het wegnemen van alvleesklieren (++) 3% vermeldt het wegnemen van darmen (-) 38% vermeldt het wegnemen van merg (++) 44% vermeldt het wegnemen van longen (- -)

4 5

2000

6

2001

7 8

Les 14 hôpitaux aigus qui transplantent répondent comme suit : (1) (2) (3) (4) (5) (6) (7) (8)

71% mentionnent faire des transplantations de reins (+) 57% faire des transplantations de foies (++) 57% faire des transplantations de cœurs (++) 21% faire des transplantations de cœurs-poumons (-) 50% faire des transplantations de pancréas (++) 0% faire des transplantations d’intestins (- -) 64% faire des transplantations de moelle (- -) 21% faire des transplantations de poumons (-)

Annual activity: % of the 14 acute hospitals mentioning the item % (evolution 2000-2001) 0

20

40

60

80

100

1 2 3

2000 2001

De 14 acute ziekenhuizen die transplantaties uitvoeren antwoorden als volgt : (1) (2) (3) (4) (5) (6) (7) (8)

71% vermeldt niertransplantaties (+) 57% vermeldt levertransplantaties (++) 57% vermeldt harttransplantaties (++) 21% vermeldt hart-longtransplantaties (-) 50% vermeldt alvleeskliertransplantaties (++) 0% vermeldt darmtransplantaties (- -) 64% vermeldt mergtransplantaties (- -) 21% vermeldt longtransplantaties (-)

4 5 6 7 8

61


CHRONISCHE NIERINSUFFICIENTIE INSUFFISANCE RENALE CHRONIQUE 1/3

La présence d’activités en insuffisance rénale chronique est mentionnée dans 62/120 hôpitaux aigus (52%) (+) En particulier, les 62 hôpitaux aigus qui mentionnent avoir des activités en insuffisance rénale chronique répondent comme suit : (1) 90% mentionnent avoir un service d’hémodialyse pour les patients en insuffisance rénale chronique (=) (2) 35% avoir un service de dialyse à domicile (+) (3) 63% avoir un service d’autodialyse collective (++) (4) 81% avoir des activités de dialyse péritonéale ambulatoire (++) (5) 14% avoir une infrastructure pour la dialyse pédiatrique (=) (6) 76% avoir un local avec des postes de dialyse réservés à des patients atteints d’hépatite B (+)

En particulier, les 62 hôpitaux aigus qui mentionnent avoir des activités en insuffisance rénale chronique répondent comme suit (1) 48% mentionnent avoir des appareils disponibles pour l’hémodialyse en centre (++) (2) 9% avoir des appareils disponibles pour la dialyse à domicile (-) (3) 30% avoir des appareils disponibles pour l’autodialyse collective (+) (4) 48% avoir des appareils de dialyse aiguë (++) (5) 63% avoir un lithotripteur (+)

Infrastructure: % of the 62 acute hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001) 0 20 40 60 80

% 100

Acute


62/120

0/33

0/66

62/219

De aanwezigheid van activiteiten i.v.m. chronische nierinsufficiëntie wordt vermeld door 62/120 acute ziekenhuizen (52%) (+) In het bijzonder antwoorden de 62 acute ziekenhuizen met activiteiten i.v.m. chronische nierinsufficiëntie , als volgt :

1 2 3

2000

(1)

2001

(2) (3) (4) (5) (6)

4 5

90% vermeldt een dienst voor chronische hemodialyse te hebben (=) 35% heeft een dienst voor thuisdialyse (+) 63% heeft een dienst voor collectieve autodialyse (++) 81% heeft ambulante peritoneale dialyse activiteiten (++) 14% heeft een infrastructuur voor pediatrische dialyse (=) 76% heeft een lokaal met gereserveerde dialyseposten voor hepatitis B patiënten (+)

6

0

Equipment : % of the 62 acute hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001) 20 40 60 80

1 2000 2

2001

% 100

In het bijzonder antwoorden de 62 acute ziekenhuizen met activiteiten i.v.m. chronische nierinsufficiëntie, als volgt : 48% vermeldt in het centrum toestellen ter beschikking te hebben voor hemodialyse (++) (2) 9% heeft toestellen ter beschikking voor thuisdialyse (-) (1)

30% heeft toestellen ter beschikking voor collectieve autodialyse (+) (4) 48% heeft toestellen voor acute dialyse (++) (5) 63% heeft een niersteenverbrijzelaar (+) (3)

3 4

5

62



En particulier, les 62 hôpitaux aigus qui mentionnent avoir des activités en insuffisance rénale chronique répondent qu’ils ont une activité médiane (P50) annuelle de :

Acute


62/120

0/33

0/66

62/219

In het bijzonder antwoorden de 62 acute ziekenhuizen met activiteiten i.v.m. chronische nierinsufficiëntie , dat op jaarbasis de mediaan (P50) van de verschillende activiteiten bedraagt:

Annual activity : percentile 25 and 75 of activity 140

95 patients dialysés au total (-) 30 nouveaux patients (+) 11 patients inscrits sur une liste d’attente de transplantation au 31/12/2001 (+) (4) 50 patients porteurs d’un greffon fonctionnel au 31/12/2001 (+) (5) 2 patients décédés, porteurs d’un greffon fonctionnel (=) (1) (2) (3)

Le graphique illustre la variation d’activité dans les centres d’insuffisance rénale chronique.

P75

120

P25

100 80 60 40

95 gedialyseerde patiënten in het totaal (-) 30 nieuwe patiënten (+) 11 patiënten ingeschreven op een wachtlijst voor transplantatie op 31/12/2001 (+) (4) 50 patiënten met een functioneel transplant op 31/12/2001 (+) (5) 2 overleden patiënten, drager van een functioneel transplant (=) (1) (2) (3)

De grafiek toont de variatie van de activiteit in de centra voor chronische nierinsufficiëntie.

20 0 1

En particulier, les 62 hôpitaux aigus qui mentionnent avoir des activités en insuffisance rénale chronique répondent qu’ils ont une activité médiane (P50) annuelle de :

2

3

4

5

In het bijzonder antwoorden de 62 acute ziekenhuizen met activiteiten i.v.m. chronische nierinsufficiëntie , dat op jaarbasis de mediaan (P50) van de verschillende activiteiten bedraagt:

Annual activity : percentile 25 and 75 of activity 120

(1) (2) (3) (4) (5) (+)

72 patients hémodialysés en centre (-) 2 patients dialysés à domicile (+) 25 patients en autodialyse collective (+) 7 patients en dialyse péritonéale ambulatoire (+) 28 patients suivis dans le service et ayant été transplantés

Le graphique illustre la variation d’activité dans les centres d’insuffisance rénale chronique.

100

P75 P25

80

(1) (2) (3) (4) (5)

72 in het centrum gehemodialyseerde patiënten (-) 2 thuis gedialyseerde patiënten (+) 25 patiënten in collectieve autodialyse (+) 7 patiënten in ambulante peritoneale dialyse (+) 28 getransplanteerde patiënten opgevolgd in de dienst (+)

60

De grafiek toont de variatie van de activiteit in de centra voor chronische nierinsufficiëntie.

40 20 0 1

2

3

4

5

63



Parmi les hôpitaux aigus qui mentionnent avoir des activités en insuffisance rénale chronique, 59 hôpitaux répondent comme suit par rapport au nombre moyen de ressources humaines : L’équipe médicale se compose de 27,4 (11ème) de médecins internistes avec une compétence particulière en néphrologie et de 4 (11ème ) de chirurgiens pratiquant la transplantation rénale. Il y a suit : (1) (2) (3) (4)


27,1 ETP d’autres ressources humaines reparties comme 8,5 ETP d’infirmiers en hémodialyse (-) 11,6 ETP d’autres infirmiers gradués (+) 4,5 ETP d’infirmiers brevetés/diplômés (-)

En particulier, les 62 hôpitaux aigus qui mentionnent avoir des activités en insuffisance rénale chronique répondent comme suit à propos de l’organisation et de la gestion de la qualité : (1) 92% mentionnent avoir en permanence un néphrologue au cours des dialyses hospitalières (+) (2) 87% avoir un rapport annuel (++) (3) 89% participer à un registre pour le suivi de la qualité (+) (4) 92% évaluer régulièrement la qualité des activités (+) (5) 60% évaluer régulièrement la qualité des activités par un audit interne (++) (6) 15% évaluer régulièrement la qualité des activités par un audit externe (- -) (7) 74% évaluer régulièrement la qualité des activités par un collège de pairs (-)

(1) : nurses in hemodialysis 31%

20

0/33

(1) (2) (3) (4)


62/120

40

60

80

0/66

62/219

De andere 27,1 FTE human resources zijn als volgt verdeeld :

(2) : other graduate nurses 43%

2,4 ETP d’autres personnel de santé (-)


Van de acute ziekenhuizen met activiteiten i.v.m. chronische nierinsufficiëntie, antwoorden 59 ziekenhuizen als volgt voor wat betreft het gemiddeld aantal human resources: De medische equipe bestaat uit 27,4 (elfden) geneeshereninternisten met een bijzondere bekwaming in de nefrologie en 4 (elfden) chirurgen die niertransplantaties uitvoeren.

Human Resources: distribution (%) of the 27,1 FTE by qualification (4) : other healthcare staff 9%

Acute

8,5 FTE verpleegkundigen in hemodialyse (-) 11,6 FTE andere gegradueerde verpleegkundigen (+) 4,5 FTE gebrevetteerde/gediplomeerde verpleegkundigen (-) 2,4 FTE ander gezondheidspersoneel (-)

In het bijzonder antwoorden de 62 acute ziekenhuizen met activiteiten i.v.m. chronische nierinsufficiëntie , als volgt voor wat betreft de organisatie en het kwaliteitsbeheer : % 100

1 2 3 4 5

2000

6

2001

(1) 92% vermeldt dat een nefroloog permanent aanwezig is tijdens de dialyses in het ziekenhuis (+) (2) 87% heeft een jaarlijks rapport (++) (3) 89% neemt deel aan een register voor de kwaliteitsopvolging (+) (4) 92% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten (+) (5) 60% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten via een interne audit (++) (6) 15% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten via een externe audit (- -) (7) 74% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten via een college van gelijken (-)

7

64

CARDIOLOGIE CARDIOLOGIE 1/3


La présence d’activités en cardiologie est mentionnée dans 112/120 (93%) hôpitaux aigus (++)

Acute

112/120 0/33

Equipment : % of the 112 acute hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001) 0 20 40 60 80

(A) 112 hôpitaux aigus (100%) ont un programme A .

% 100

112 (100%) mentionnent un programme P (pacemaker) ; 48/112 (43%) des programmes P sont isolés.

A

(B1) Le programme B1 de cardiologie diagnostique invasive est mentionné dans 64 hôpitaux, dont 26/64 (41%) sont isolés.

P

2000

B2

(B) 31 hôpitaux mentionnent un programme B (chirurgie cardiaque) dont 7/31 (23%) avec la transplantation (programme T) et 16/31 (52%) avec la cardiologie congénitale (programme C).

112/219

(A) 112 acute ziekenhuizen (100%) hebben een programma A. 112 (100%) vermelden een programma P (plaatsing van pacemakers); 48/112 (43%) heeft uitsluitend een programma P.

(B1) Het programma B1 (invasieve cardiologie) wordt gemeld door 64 ziekenhuizen waarvan 26/64 (41%) uitsluitend een programma B1 heeft.

B1

(B2) Le programme B2 de cardiologie interventionnelle est mentionné dans 38 hôpitaux, dont 7/38 (18%) sont isolés.

0/66

De aanwezigheid van cardiologische activiteiten wordt vermeld door 112/120 (93%) acute ziekenhuizen (++).

(P) (P)


(B2) Het programma B2 (interventionele cardiologie) wordt gemeld door 38 ziekenhuizen waarvan 7/38 (18%) uitsluitend een programma B2 heeft.

2001

(B) 31 ziekenhuizen melden een programma B (hartchirurgie) waarvan 7/31 (23%) met transplantaties (programma T) en 16/31 (52%) met congenitale cardiologie (programma C).

Human Resources: distribution (%) of the 95,6 elevenths doctors by qualification

Van de acute ziekenhuizen met cardiologische activiteiten, antwoorden 112 ziekenhuizen als volgt voor wat betreft het gemiddeld aantal human resources in de dienst cardiologie:

B E

Parmi les hôpitaux aigus qui mentionnent avoir des activités en cardiologie, 112 hôpitaux répondent comme suit par rapport au nombre moyen de ressources humaines dans le service de cardiologie : Pour 7,5 (ETP) de personnel de santé, il y a 95,6 (11ème) médecins reparties comme suit : (1) 23,7 (11ème ) cardiologues ayant une expérience actualisée en diagnostic cardiaque par cathétérisme (+) (2) 14,2 (11ème) cardiogues ayant une expérience actualisée en cardiologie interventionnelle (+) (3) 8,6 (11ème) cardiologues ayant une expérience actualisée en électrophysiologie (+) (4) 7,3 (11ème) cardiologues ayant une expérience actualisée en cardiopathie congénitale (+) (5) 5,5 (11ème) autres cardiologues (-) (6) 28,5 (11ème) médecins avec expérience dans l’implantation de stimulateurs cardiaques (+) (7) 7,8 (11ème) autres médecins (=) Le graphique illustre la répartition en % des médecins selon leur qualification (en fonction de l’effectif total en 11ème).

(6) : doctors exp. in placing pacemakers 29%

(1) : cardiologists (exp. in diagnostic catheterisation) 25%

(7) : other doctors 8%

(2) : cardiologists (exp. in invasive cardiology) 15%

(5) : other cardiologists 6% (4) : cardiologists (exp. in congenital cardiopathy) 8%

(3) : cardiologists (exp. in electrophysiology) 9%

Voor 7,5 (FTE) gezondheidspersoneel zijn er 95,6 (elfden) geneesheren, als volgt verdeeld : (1) 23,7 (elfden) cardiologen met een up-to-date ervaring in diagnostische hartkatheterisatie (+) (2) 14,2 (elfden) cardiologen met een up-to-date ervaring in interventionele cardiologie (+) (3) 8,6 (elfden) cardiologen met een up-to-date ervaring in electrofysiologie (+) (4) 7,3 (elfden) cardiologen met een up-to-date ervaring in congenitale cardiopathie (+) (5) 5,5 (elfden) andere cardiologen (-) (6) 28,5 (elfden) geneesheren met ervaring in het plaatsen van pacemakers (+) (7) 7,8 (elfden) andere geneesheren (=) De grafiek toont de verdeling in % van de geneesheren volgens hun kwalificaties (in functie van het totaal aantal in elfden).

65



En particulier, les 112 hôpitaux aigus qui mentionnent avoir des activités en cardiologie répondent qu’ils ont une activité médiane (P50) annuelle de : • 52 adultes traités par thrombolyse (-) • 550 adultes ayant eu un cathétérisme cardiaque diagnostique (à l’exception de cathétérismes interventionnels) (-) • 577 adultes ayant eu une coronarographie (-) • 238 adultes ayant eu un cathétérisme interventionnel pour dilatation des coronaires (-) • 215 adultes dilatés chez qui un stent a été placé (+)

•

•

48 adultes ayant eu un cathétérisme interventionnel pour trouble du rythme (=) 14 adultes ayant eu un cathétérisme interventionnel (à l’exception des indications de dilatations et de troubles du rythme) (+) 77 adultes chez qui un nouveau stimulateur a été placé (+)

•

14 adultes chez qui un stimulateur provisoire a été placé (-)

•

8 enfants ayant subi un cathétérisme cardiaque diagnostique (à l’exception des cathétérismes interventionnels) (-) 5 enfants ayant eu un cathétérisme interventionnel (-)

•

Acute

112/120 0/33

Total annual activity : distribution (%) of interventions by type of program new pacemaker catheterisation other catheterisation arythmias catheterisation with PTCA diagnostic catheterisation adults thrombolysis adults 100%

80%

60%

40%

•

Le graphique illustre la répartition d’activité en % selon les catégories suivantes : P = programme A+P B1 = programme A+P+B1 B = programme A+P+B B+T = programme A+P+B+T

20%

0% P

B1

B


B+T

0/66

112/219

In het bijzonder antwoorden de 112 acute ziekenhuizen met cardiologische activiteiten, dat op jaarbasis de mediaan (P50) van de verschillende activiteiten bedraagt : • 52 volwassenen ondergingen een thrombolyse (-) • 550 volwassenen ondergingen een diagnostische hartkatheterisatie (met uitzondering van de interventionele katheterisaties) (-) • 577 volwassenen ondergingen een coronarografie (-) • 238 volwassenen ondergingen een interventionele katheterisatie voor coronaire dilatatie (-) • 215 volwassenen gedilateerd met plaatsing van een stent (+) • 48 volwassenen ondergingen een interventionele katheterisatie voor ritmestoornissen (=) • 14 volwassenen ondergingen een interventionele katheterisatie (met uitzondering van dilatatie of wegens ritmestoornis) (+) • 77 volwassenen bij wie een nieuwe pacemaker geplaatst werd (+) • 14 volwassenen bij wie een voorlopige pacemaker geplaatst werd (-) • 8 kinderen ondergingen een diagnostische hartkatheterisatie (met uitzondering van de interventionele katheterisaties) (-) • 5 kinderen ondergingen een interventionele katheterisatie (-) De grafiek toont de verdeling van de activiteiten in % volgens de volgende categorieën : P = programma A+P B1 = programma A+P+B1 B = programma A+P+B B+T = programma A+P+B+T

66



En particulier, les 112 hôpitaux aigus qui mentionnent avoir des activités en cardiologie répondent comme suit à propos de l’organisation et de la gestion de la qualité : (1) 54% mentionnent avoir un rapport annuel (2) 93% tenir un registre des patients qui ont eu un stimulateur cardiaque (3) 62% tenir un registre des patients qui ont eu une procédure de cardiologie interventionnelle (4) 52% tenir un registre des patients qui ont eu une procédure thérapeutique liée à l’électrophysiologie cardiaque (5) 64% avoir des protocoles standardisés par pathologie, élaborés de façon multidisciplinaire (6) 79% évaluer régulièrement la qualité des activités (7) 68% évaluer régulièrement la qualité des activités par un audit interne (8) 20% évaluer régulièrement la qualité des activités par un audit externe (9) 46% évaluer régulièrement la qualité des activités par un collège de pairs Le graphique compare les fréquences des items (en %) selon 2 catégories de service, à savoir : les services dans les hôpitaux sans programme B (31 hôpitaux) et les services dans les hôpitaux avec programme B (81 hôpitaux).

Acute

112/120 0/33

Organisation et quality management : % of the acute hospitals mentioning the item (with or without program B) 0

20

40

60

80

% 100

1 2 3 4 5 6

0/66

112/219

In het bijzonder antwoorden de 112 acute ziekenhuizen met cardiologische activiteiten, als volgt voor wat betreft de organisatie en het kwaliteitsbeheer : (1) 54% heeft een jaarlijks rapport (2) 93% houdt een register bij van de patiënten bij wie een pacemaker geplaatst werd (3) 62% houdt een register bij van de patiënten die een interventionele cardiologische ingreep ondergingen (4) 52% houdt een register bij van de patiënten die een therapeutische procedure gekoppeld aan een elektrofysiologisch onderzoek ondergingen (5) 64% heeft per pathologie opgemaakte multidisciplinaire standaardprotocollen (6) 79% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten (7) 68% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten via een interne audit (8) 20% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten via een externe audit (9) 46% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten via een college van gelijken De grafiek vergelijkt de frequenties (in %) van de items bij twee groepen diensten : de diensten in de ziekenhuizen zonder programma B (31 ziekenhuizen) en de diensten in de ziekenhuizen met programma B (81 ziekenhuizen).

7 8


without program B program B

9

67


HARTCHIRURGIE CHIRURGIE CARDIAQUE 1/3

La présence d’activités en chirurgie cardiaque est mentionnée dans 31/120 hôpitaux aigus (26%) (-) En particulier, les 31 hôpitaux aigus qui mentionnent avoir des activités en chirurgie cardiaque répondent qu’ils ont un nombre médian (P50) de : (1) 26 lits d’hospitalisation y compris les lits de surveillance semi-intensive (-) (2) 8 lits de soins intensifs disponibles après une intervention en chirurgie cardiaque (=) (3) 2 salles d’opération équipée spécifiquement pour la chirurgie cardiaque avec circulation extra corporelle (=) Le graphique illustre la variation du nombre d’équipement dans les centres de chirurgie cardiaque.

35 P75 P25

25 20 15 10


31/120

0/33

0/66

31/219

Het uitvoeren van hartoperaties wordt vermeld door 31/120 acute ziekenhuizen (26%) (-)

Number of beds : percentile 25 and 75 of beds

30

Acute

Voor de 31 acute ziekenhuizen die hartoperaties uitvoeren, bedraagt de mediaan (P50) : (1) 26 bedden voor hospitalisatie, met inbegrip van de bedden voor semi-intensief toezicht (-) (2) 8 bedden op intensieve zorgen, beschikbaar na een hartoperatie (=) (3) 2 operatiezalen specifiek uitgerust voor hartoperaties met extracorporele bloedsomloop (=) De grafiek toont de variatie van het aantal uitrusting in de centra voor hartchirurgie.

5 0 1

En particulier, les 31 hôpitaux aigus qui mentionnent avoir des activités en chirurgie cardiaque répondent qu’ils ont une activité médiane (P50) annuelle de : (1) 329 interventions sous circulation extra corporelle (-) (2) 12 transplantations cardiaques (-) (3) 12 malformations cardiaques congénitales opérées (+)

2

3

Total annual activity : distribution (%) by type of intervention

(2) 1%

(3) 6%

In het bijzonder antwoorden de 31 acute ziekenhuizen, die hartoperaties uitvoeren, dat op jaarbasis de mediaan (P50) van de verschillende activiteiten bedraagt : (1) 329 ingrepen met extracorporele bloedsomloop (-) (2) 12 harttransplantaties (-) (3) 12 ingrepen voor congenitale hartmisvormingen (+)

(1) 93%

68


Parmi les hôpitaux aigus qui mentionnent avoir des activités en chirurgie cardiaque, 31 hôpitaux répondent comme suit par rapport au nombre moyen de ressources humaines en salle d’opération pour la chirurgie cardiaque : L’équipe médicale se compose de 38,5 (11ème) de chirurgiens disposant d’une compétence particulière en chirurgie cardiaque, de 44,6 (11ème ) d’anesthésistes avec une compétence en chirurgie cardiaque et de 11,5 (11ème) d’autres médecins. Il y a 13,7 ETP d’autres ressources humaines reparties comme suit : (1) 7,2 ETP d’infirmiers gradués (+) (2) 2,3 ETP d’infirmiers brevetés/diplômés (+) (3) (4)

3,0 ETP de perfusionnistes (+) 1,3 ETP d’autres personnel de santé (+)

Le graphique illustre la répartition en % des ressources humaines en fonction de l’effectif en ETP dans le bloc chirurgical.

Parmi les hôpitaux aigus qui mentionnent avoir des activités en chirurgie cardiaque, 28 hôpitaux répondent comme suit par rapport au nombre moyen de ressources humaines dans l’unité d’hospitalisation pour les patients cardiaques : Pour 36,3 (11ème) de médecins, il y a 20,2 ETP d’autres ressources humaines reparties comme suit : (1) 11,4 ETP d’infirmiers gradués (-) (2) 4,2 ETP d’infirmiers brevetés/diplômés (-) (3) 2,1 ETP de kinésithérapeutes (+) (4) 2,6 ETP d’autre personnel de santé (=) Le graphique illustre la répartition en % des ressources humaines en fonction de l’effectif en ETP dans l’unité d’hospitalisation.

HARTCHIRURGIE CHIRURGIE CARDIAQUE 2/3 Human Resources operating theatre : distribution (%) of the 13,7 FTE by qualification (4) : other healtcare staff 10% (3) : perfusionnists 21%

31/120

0/33

0/66

31/219

Van de acute ziekenhuizen die hartoperaties uitvoeren, antwoorden 31 ziekenhuizen als volgt voor wat betreft het gemiddeld aantal human resources in de operatiezaal voor de hartoperaties :

De andere 13,7 FTE human resources zijn als volgt verdeeld : (1) : graduate nurses 52%

(1) (2) (3) (4)

7,2 FTE gegradueerde verpleegkundigen (+) 2,3 FTE gebrevetteerde/gediplomeerde verpleegkundigen (+) 3,0 FTE perfusionisten (+) 1,3 FTE ander gezondheidspersoneel (+)

De grafiek toont de verdeling in % van de human resources in functie van het totaal aantal FTE in het operatiekwartier.

Human Resources cardiac unit : distribution (%) of the 20,2 FTE by qualification



De medische equipe bestaat uit 38,5 (elfden) chirurgen beschikkend over een bijzondere bekwaming in hartchirurgie, 44,6 (elfden) anesthesisten met een bekwaming in hartchirurgie en 11,5 (elfden) andere geneesheren.


(3) : kinesitherapists 10%

Acute


(1): graduate nurses 56%

Van de acute ziekenhuizen die hartoperaties uitvoeren, antwoorden 28 ziekenhuizen als volgt voor wat betreft het gemiddeld aantal human resources in de eenheid voor de hospitalisatie van hartpatiënten : Voor 36,3 (elfden) geneesheren zijn er 20,2 FTE andere human resources, als volgt verdeeld : (1) 11,4 FTE gegradueerde verpleegkundigen (-) (2) 4,2 FTE gebrevetteerde/gediplomeerde verpleegkundigen (-) (3) 2,1 FTE kinesitherapeuten (+) (4) 2,6 FTE ander gezondheidspersoneel (=) De grafiek toont de verdeling in % van de human resources in functie van het totaal aantal FTE in de eenheid voor hospitalisatie.

69


En particulier, les 31 hôpitaux aigus qui mentionnent avoir des activités en chirurgie cardiaque répondent comme suit à propos de l’organisation et de la gestion de la qualité : (1) 87% mentionnent avoir un rapport annuel (2) 84% avoir des protocoles standardisés par pathologie (3) 94% évaluer régulièrement la qualité des activités (4) 87% évaluer régulièrement la qualité des activités par audit interne (5) 26% évaluer régulièrement la qualité des activités par un audit externe (6) 48% évaluer régulièrement la qualité des activités par un collège de pairs (7) 87% participer à un enregistrement inter hospitalier des opérations cardiaques (8) 81% avoir des protocoles standardisés par pathologie, élaborés de façon multidisciplinaire (9) 94% avoir un coordinateur des activités de cardiologie (10) 55% avoir un registre unique pour tous les patients cardiaques Le graphique compare l’organisation et la gestion de la qualité dans les services de cardiologie et les services de chirurgie cardiaque parmi les hôpitaux ayant un programme cardiaque B.

HARTCHIRURGIE CHIRURGIE CARDIAQUE 3/3

Organisation and quality management : % of the 31 acute hospitals mentioning the item (cardiology-cardiac surgery) 0

20

40

60

80

% 100

1 2 3 4 5 6 7 8

cardiology cardiac surgery

Acute


31/120

0/33

0/66

31/219

In het bijzonder antwoorden de 31 acute ziekenhuizen die hartoperaties uitvoeren, als volgt voor wat betreft de organisatie en het kwaliteitsbeheert : (1) 87% vermeldt een jaarlijks rapport (2) 84% heeft standaardprotocollen per pathologie (3) 94% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten (4) 87% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten via een interne audit (5) 26% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten via een externe audit (6) 48% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten via een college van gelijken (7) 87% neemt samen met andere ziekenhuizen deel aan een registratie van de hartoperaties (8) 81% heeft per pathologie opgemaakte multidisciplinaire standaardprotocollen (9) 94% heeft een coördinator voor de cardiologische activiteiten (10) 55% heeft een uniek register voor alle hartpatiënten De grafiek vergelijkt de organisatie en het kwaliteitsbeheer tussen de diensten cardiologie en de diensten voor hartchirurgie bij de ziekenhuizen met een programma B.

9 10

70

ONCOLOGIE ONCOLOGIE 1/4


Le fait de traiter des patients cancéreux est mentionné dans 119/120 hôpitaux aigus (99%) (+). En particulier, les 119 hôpitaux aigus qui mentionnent traiter des patients cancéreux répondent comme suit : (1) 100% mentionnent traiter des patients cancéreux par chimiothérapie (+) (2) 99% traiter des patients cancéreux par chirurgie (+) (dont 44 hôpitaux dans une unité spécialisée) (3)

% 100 90 80 70 60

33% traiter des patients cancéreux par radiothérapie (+)

2000 2001

2

In het bijzonder antwoorden de 119 acute ziekenhuizen die kankerpatiënten behandelen als volgt : (1) 100% vermeldt dat ze kankerpatiënten behandelt met chemotherapie (+) (2) 99% behandelt kankerpatiënten met chirurgie (+) (44 ziekenhuizen beschikken over een gespecialiseerde eenheid) (3) 33% behandelt kankerpatiënten met radiotherapie (+)

In het bijzonder antwoorden de 119 acute ziekenhuizen die kankerpatiënten met chemotherapie behandelen als volgt : (1) 85% heeft een medisch-oncologische eenheid (++)

% 40

123/219

3

Equipment chemotherapy : % of the 119 acute hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001) 20

0/66

119/120 van de acute ziekenhuizen (99%) vermelden dat ze kankerpatiënten behandelen (+).

50 40 30 20 10 0

0


119/120 4/33

Equipment: % of the 119 acute hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001)

1

En particulier, les 119 hôpitaux aigus qui mentionnent traiter des patients cancéreux par chimiothérapie répondent comme suit : (1) 85% mentionnent avoir une unité de soins médicaux oncologiques (++) (2) 87% avoir un hôpital de jour oncologique (++) (3) 73% traiter aussi les patients hématologiques en hôpital de jour oncologique (++) (4) 3% avoir un hôpital de jour spécifique pour l’oncologie hématologique (-)

Acute

60

80

100

(2) (3) (4)

1

87% heeft een oncologisch dagziekenhuis (++) 73% behandelt ook de hematologische patiënten in het oncologisch dagziekenhuis (++) 3% heeft een speciaal dagziekenhuis voor de hematologische oncologie (-)

2

3 2000 4

2001

71



Parmi les hôpitaux aigus qui mentionnent traiter des patients cancéreux par chimiothérapie, 89 hôpitaux répondent comme suit par rapport au nombre moyen de ressources humaines : Pour 23,9 (11ème) de médecins oncologues, il y a 17,6 ETP d’autres ressources humaines reparties comme suit : (1) 2,9 ETP d’infirmiers en oncologie (-) (2) 1,4 ETP d’infirmiers en soins palliatifs (+) (3) 6,9 ETP d’autres infirmiers gradués (-) (4) 3,6 ETP d’infirmiers brevetés/diplômés (-) (5) 2,2 ETP d’autre personnel de santé (-) (6) 0,6 ETP d’autres ressources humaines (-) Le graphique illustre la répartition en % des ressources humaines en fonction de l’effectif en ETP pour la chimiothérapie.

Acute

119/120 4/33

Human Resources chemotherapy : distribution (%) of the 17,6 FTE by qualification (6) : other human (5) : other resources healthcare 4% (1) : nurses staff in oncology 12% 16% (2) : nurses in palliative care 8%


Specialised Psychiatric total 0/66

123/219

Van de acute ziekenhuizen die vermelden dat ze kankerpatiënten behandelen met chemotherapie, antwoorden 89 ziekenhuizen als volgt voor wat betreft het gemiddeld aantal human resources : Voor 23,9 (elfden) geneesheren-oncologen, zijn er 17,6 FTE andere human resources, als volgt verdeeld : (1) 2,9 FTE oncologisch verpleegkundigen (-) (2) 1,4 FTE verpleegkundigen in palliatieve zorgen (+) (3) 6,9 FTE andere gegradueerde verpleegkundigen (-) (4) 3,6 FTE gebrevetteerde/gediplomeerde verpleegkundigen (-) (5) 2,2 FTE ander gezondheidspersoneel (-) (6) 0,6 FTE andere human resources (-) De grafiek toont de verdeling in % van de human resources in functie van het totaal aantal FTE in de dienst chemotherapie.


Parmi les hôpitaux aigus qui mentionnent traiter des patients cancéreux par radiothérapie, 26 hôpitaux répondent comme suit par rapport au nombre moyen de ressources humaines : Pour 40,3 (11ème) de médecins (dont 38,1 (11 ème ) de radiothérapeutes agréés), il y a 17,7 ETP d’autres ressources humaines reparties comme suit : (1) 3,4 ETP d’infirmiers en radiothérapie (-) (2) 6,3 ETP d’autres infirmiers gradués (+) (3) 3,4 ETP d’infirmiers brevetés (+) (4) 1,3 ETP d’autre personnel de santé (+) (5) 2,1 ETP de physiciens (+) (6) 0,7 ETP d’ingénieurs (-) (7) 0,5 ETP de techniciens A1 ou A2 (=) Le graphique illustre la répartition en % des ressources humaines en fonction de l’effectif en ETP pour la radiothérapie.

Human Resources radiotherapy : distribution (%) of the 17,7 FTE by qualification (6) : engineers 4% (5) : physicists 12% (4) : other healthcare staff 7%


(7) : technicians A1 or A2 3%

(1) : nurses in radiotherapy 19%


Van de acute ziekenhuizen die vermelden dat ze kankerpatiënten behandelen met radiotherapie , antwoorden 26 ziekenhuizen als volgt voor wat betreft het gemiddeld aantal human resources : Voor 40,3 (elfden) geneesheren (waarvan 38,1 (elfden) erkende radiotherapeuten), zijn er 17,7 FTE andere human resources, als volgt verdeeld : (1) 3,4 FTE verpleegkundigen in radiotherapie (-) (2) 6,3 FTE andere gegradueerde verpleegkundigen (+) (3) 3,4 FTE gebrevetteerde/gediplomeerde verpleegkundigen(+) (4) 1,3 FTE ander gezondheidspersoneel (+) (5) 2,1 FTE fysici (+) (6) 0,7 FTE ingenieurs (-) (7) 0,5 FTE technici A1 of A2 (=) De grafiek toont de verdeling in % van de human resources in functie van het totaal aantal FTE in de dienst radiotherapie.

72



En particulier, les 118 hôpitaux aigus qui mentionnent traiter des patients cancéreux par chirurgie répondent comme suit à propos de l’organisation et de la gestion de la qualité : (1) 24% mentionnent avoir un rapport annuel (+) (2) 21% participer à un registre pour le suivi de la qualité (+) (3) 52% évaluer régulièrement la qualité des activités (+) (4) 42% évaluer régulièrement la qualité des activités par un audit interne (+) (5) 12% évaluer régulièrement la qualité des activités par un audit externe (+) (6) 23% évaluer régulièrement la qualité des activités par un collège de pairs (++)

Acute

119/120 4/33

Organisation and quality management in the service : % of the 118 acute hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001) 0 20 40 60 80 1

2000 2001

2


% 100

0/66

123/219

In het bijzonder antwoorden de 118 acute ziekenhuizen, die kankerpatiënten chirurgisch behandelen, als volgt voor wat betreft de organisatie en het kwaliteitsbeheer : (1) 24% vermeldt een jaarlijks rapport te hebben (+) (2) 21% neemt deel aan een register voor de kwaliteitsopvolging (+) (3) 52% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten (+) (4) 42% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten via een interne audit (+) (5) 12% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten via een externe audit (+) (6) 23% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten via een college van gelijken (++)

3

4

5

6

73



En particulier, les 26 hôpitaux aigus qui mentionnent avoir un service médico-technique de radiothérapie répondent comme suit: (1) 100% mentionnent avoir un simulateur (=) (2) 23% avoir un CT simulateur (=) (3) 27% avoir un CT simulateur équipé d’un CT scan (++) (4) 50% avoir un accélérateur linéaire de 8 Mev maximum (=) (5) 96% avoir un accélérateur linéaire de plus de 8 Mev (=) (6) 46% avoir un appareil de cobalt (avec radiothérapie isocentrique) (=) (7) 77% avoir un appareil pour la thérapie de surface et de contact (=) (8) 27% avoir un appareil de radiothérapie stéréotaxique avec dosimétrie (++) (9) 85% avoir un local spécifique pour la curiethérapie (++) (10) 73% avoir un appareil avec afterloading dans l’unité de curiethérapie (=)

En particulier, les 26 hôpitaux aigus qui mentionnent traiter des patients cancéreux par radiothérapie répondent comme suit à propos de l’organisation et de la gestion de la qualité : (1) 100% utiliser des coins lors de l’irradiation (=) (2) 100% utiliser des caches et/ou des collimateurs multilames lors de l’irradiation (=) (3) 88% utiliser des filtres compensateurs lors de l’irradiation (-) (4) 92% avoir une vérification systématique des faisceaux par gammagraphie (=) (5) 62% avoir une vérification systématique des faisceaux par imagerie portale électronique (++) (6) 88% avoir un système pour établir le plan de traitement en 2 dimensions (- -) (7) 100% avoir un système pour établir le plan de traitement en 3 dimensions (=) (8) 92% avoir un raccordement direct au CT scan (=) (9) 54% avoir un raccordement direct au RMN (++) (10) 96% utiliser systématiquement des masques (++) (11) 92% avoir une vérification de la dose par dosimétrie in vivo (++) (12) 100% avoir une unité de radiothérapie conforme aux dispositions des normes européennes de radioprotection (=)

Acute

119/120 4/33

Equipment in the radiotherapy department : % of the 26 acute hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001) 0

20

40

60

80

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

% 100

2000 2001

Organisation and quality management in the radiotherapy department of the 26 acute hospitals mentioning the item (evolution % 2000-2001) 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12

20

40

60


80

100

0/66

123/219

In het bijzonder antwoorden de 26 acute ziekenhuizen met een medisch-technische dienst voor radiotherapie , als volgt : (1) 100% vermeldt een simulator te hebben (=) (2) 23% heeft een CT-simulator (=) (3) 27% heeft een CT-simulator uitgerust met een CT-scan (++) (4) 50% heeft een lineaire versneller van hoogstens 8 Mev (=) (5) 96% heeft een lineaire versneller van meer dan 8 Mev (=) (6) 46% heeft een kobaltapparaat (met isocentrische radiotherapie) (=) (7) 77% heeft een toestel voor oppervlakte- en contacttherapie (=) (8) 27% heeft een toestel voor stereotactische radiotherapie met dosimetrie (++) (9) 85% heeft een specifiek lokaal voor curietherapie (++) (10) 73% heeft een toestel met afterloading in de eenheid voor curietherapie (=)

In het bijzonder antwoorden de 26 acute ziekenhuizen, die een dienst radiotherapie vermelden, als volgt voor wat betreft de organisatie en het kwaliteitsbeheer : (1) 100% gebruikt wiggen bij de bestraling (=) (2) 100% gebruikt blokken en/of multileaf collimatoren bij de bestraling (=) (3) 88% gebruikt bolussen bij de bestraling (- -) 92% heeft een stelselmatige verificatie van de bundels via gammagrafie (=) (5) 62% heeft een stelselmatige elektronische verificatie van de bundels (electronic portal imaging) (++) (6) 88% heeft een systeem om het behandelplan in twee dimensies uit te werken (- -) (7) 100% heeft een systeem om het behandelplan in drie dimensies uit te werken (=) (8) 92% heeft een directe verbinding met de CT-scan (=) (9) 54% heeft een directe verbinding met de NMR (++) (10) 96% gebruikt stelselmatig maskers (++) (11) 92% controleert de stralingsdosis via dosimetrie in vivo (++) (4)

2000 2001

(12) 100% heeft een eenheid die beantwoord aan de Europese normen betreffende stralingsbescherming (=)

74

PALLIATIEVE ZORG SOINS PALLIATIFS 1/3


La présence d’un service de soins palliatifs est mentionnée dans 45/120 hôpitaux aigus (38%) (++)


En particulier, les 45 hôpitaux aigus qui mentionnent avoir un service de soins palliatifs répondent comme suit à propos de l’organisation et de la gestion de la qualité : (1) 87% mentionnent avoir un rapport annuel (+) (2) 98% avoir un registre unique pour les patients (=) (3) 80% suivre la qualité de la prise en charge grâce à ce registre (++) (4) 82% avoir une brochure d’information sur les soins palliatifs (++) (5) 78% avoir une formation en soins palliatifs (++)

Organisation and quality management in the service: % of the 45 acute hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001) 20

40

60

80

6/33

0/66

51/219

Van de acute ziekenhuizen met een dienst voor palliatieve zorg, antwoorden 42 ziekenhuizen als volgt voor wat betreft het gemiddeld aantal human resources : Voor 10,1 (elfden) geneesheren, zijn er 11,5 FTE andere human resources en 16 vrijwilligers, als volgt verdeeld : (1) 3,8 FTE verpleegkundigen in de palliatieve zorg (+) (2) 3,7 FTE andere gegradueerde verpleegkundigen (+) (3) 2,7 FTE gebrevetteerde/gediplomeerde verpleegkundigen (+) (4) 1,3 FTE ander gezondheidspersoneel (+)


0

45/120

In het bijzonder antwoorden de 45 acute ziekenhuizen met een dienst voor palliatieve zorg, dat ze op jaarbasis een mediaan (P50) hebben van 94 nieuw geregistreerde patiënten (-)

(1) : nurses in palliative care 32%


Parmi les hôpitaux aigus qui mentionnent avoir un service de soins palliatifs, 42 hôpitaux répondent comme suit par rapport au nombre moyen de ressources humaines : Pour 10,1 (11ème) de médecins, il y a 11,5 ETP d’autres ressources humaines et 16 bénévoles reparties comme suit : (1) 3,8 ETP d’infirmiers en soins palliatifs (+) (2) 3,7 ETP d’autres infirmiers gradués (+) (3) 2,7 ETP d’infirmiers brevetés/diplômés (+) (4) 1,3 ETP d’autre personnel de santé (+)


De aanwezigheid van een dienst voor palliatieve zorg wordt vermeld door 45/120 acute ziekenhuizen (38%) (++)


En particulier, les 45 hôpitaux aigus qui mentionnent avoir un service de soins palliatifs répondent qu’ils ont un nombre médian (P50) annuel de 94 nouveaux patients enregistrés (+)

Acute

% 100

1

In het bijzonder antwoorden de 45 acute ziekenhuizen met een dienst palliatieve zorg, als volgt voor wat betreft de organisatie en het kwaliteitsbeheer : (1) 87% vermeldt een jaarlijks rapport (+) (2) 98% heeft een eenvormig patiëntenregister (=) (3) 80% kan aan de hand van dit register de kwaliteit van de zorg opvolgen (++) (4) 82% heeft een informatiebrochure over palliatieve zorg (++) (5)

78% heeft een opleiding in palliatieve zorg (++)

2 2000 3

2001

4 5

75



En particulier, les 45 hôpitaux aigus qui mentionnent avoir un service de soins palliatifs répondent comme suit: (1) 87% mentionnent faire appel à un oncologue ayant une expérience particulière en soins palliatifs (-) (2) 89% faire appel à un anesthésiste ayant une expérience particulière en soins palliatifs (+) (3) 71% faire appel à un gériatrie ayant une expérience particulière en soins palliatifs (=) (4) 78% faire appel à un médecin interniste ayant une expérience particulière en soins palliatifs (- -) (5) 64% faire appel à un psychiatrie ayant une expérience particulière en soins palliatifs (=) (6) 49% faire appel à un autre spécialiste ayant une expérience particulière en soins palliatifs (++) (7) 98% faire appel à un psychologue (++) (8) 98% faire appel à un assistant social (=) (9) 98% faire appel à un conseiller philosophique (-) (10) 96% faire appel à des volontaires/bénévoles (++) (11) 71% faire appel à d’autres personnes qualifiées (+) (12) 93% avoir une fonction de soins palliatifs (=)

Organisation and quality management in the service : % of the 45 acute hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001) 0

20

40

60

80

% 100

1 2 3 4 2000 5

2001

Acute


45/120

6/33

0/66

51/219

In het bijzonder antwoorden de 45 acute ziekenhuizen met een dienst palliatieve zorg, als volgt : (1) 87% doet beroep op een oncoloog met bijzondere ervaring inzake palliatieve zorg (-) (2) 89% doet beroep op een anesthesist met bijzondere ervaring inzake palliatieve zorg (+) (3) 71% doet beroep op een geriater met bijzondere ervaring inzake palliatieve zorg (=) (4) 78% doet beroep op een arts -internist met bijzondere ervaring inzake palliatieve zorg (- -) (5) 64% doet beroep op een psychiater met bijzondere ervaring inzake palliatieve zorg (=) (6) 49% doet beroep op een andere specialist met bijzondere ervaring inzake palliatieve zorg (++) (7) 98% doet beroep op een psycholoog (++) (8) 98% doet beroep op een maatschappelijk assistent (=) (9) 98% doet beroep op een filosofisch consulent (-) (10) 96% doet beroep op vrijwilligers (++) (11) 71% doet beroep op andere gekwalificeerde personen (+) (12) 93% heeft een erkende functie voor palliatieve zorg (=)

6 7 8 9 10 11 12

76



La présence d’une fonction soins palliatifs (S4) est mentionnée dans 112/120 hôpitaux aigus (93%) (+) En particulier, les 112 hôpitaux aigus qui mentionnent avoir une fonction de soins palliatifs répondent qu’ils ont un nombre médian (P50) de 81 nouveaux patients enregistrés dans la fonction (-) Parmi les hôpitaux aigus qui mentionnent avoir une fonction de soins palliatifs, 111 hôpitaux répondent comme suit par rapport au nombre moyen de ressources humaines : L’équipe médicale est composée de 6,3 (11ème) de médecins et de 6,3 (11ème) de médecins ayant une expérience en soins palliatifs. Il y a 6,0 ETP d’autres ressources humaines reparties comme suit : 0,2 ETP d’infirmiers en soins palliatifs (+) 1,3 ETP d’infirmiers en soins palliatifs + expérience en soins palliatifs (-) (3) 0,7 ETP d’autres infirmiers gradués (=) (4) 1,2 ETP d’autres infirmiers gradués + expérience en soins palliatifs (+) (5) 0,2 ETP de psychologues (+) (6) 0,3 ETP de psychologues + expérience en soins palliatifs (+) (7) 0,2 ETP d’assistants sociaux (+) (8) 0,3 ETP d’assistants sociaux + expérience en soins palliatifs (+) (9) 0,1 ETP d’infirmiers sociaux (=) (10) 0,2 ETP d’infirmiers sociaux + expérience en soins palliatifs (+) (11) 0,6 ETP d’autres ressources humaines (=) (12) 0,7 ETP d’autres ressources humaines + expérience en soins palliatifs (=)

(9) : social nurses 2%

(1) (2)

(8) : social workers + experience 4%

(7) : social workers 3%

En particulier, les 112 hôpitaux aigus qui mentionnent avoir une fonction de soins palliatifs répondent comme suit à propos de l’organisation et de la gestion de la qualité : (1) 85% mentionnent avoir un rapport annuel (++) (2) 83% avoir un registre unique pour les patients (++) (3) 72% % suivre la qualité de la prise en charge grâce à ce registre (++)

(12) : other (1) : nurses human in palliative resources + care experience 3% 12% (2) : nurses in palliative care + experience 23%

6/33

0/66

51/219

Van de acute ziekenhuizen, die een functie voor palliatieve zorg vermelden, antwoorden 111 ziekenhuizen als volgt voor wat betreft het gemiddeld aantal human resources : De medische equipe bestaat uit 6,3 (elfden) artsen en 6,3 (elfden) artsen met ervaring in palliatieve zorgen. De andere 6,0 FTE human resources zijn als volgt verdeeld : 0,2 FTE verpleegkundigen in de palliatieve zorg (+) 1,3 FTE verpleegkundigen in de palliatieve zorg + ervaring in palliatieve zorg (-) (3) 0,7 FTE andere gegradueerde verpleegkundigen (=) (4) 1,2 FTE andere gegradueerde verpleegkundigen + ervaring in palliatieve zorg (+) (5) 0,2 FTE psychologen (+) (6) 0,3 FTE psychologen + ervaring in palliatieve zorgen (+) (7) 0,2 FTE maatschappelijk assistenten (+) (8) 0,3 FTE maatschappelijk assistenten + ervaring in palliatieve zorg (+) (9) 0,1 FTE sociaal verpleegkundigen (=) (10) 0,2 FTE sociaal verpleegkundigen + ervaring in palliatieve zorg (+) (11) 0,6 FTE andere human resources (=) (12) 0,7 FTE andere human resources + ervaring in palliatieve zorg (=)

(3) : graduate nurses 12% (4) : graduate nurses + experience (6) : psycho20% logists + (5) : psychologists experience 3% 5%

20

45/120

(1) (2)

Organisation and quality management in the function : % of the 112 acute hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001) 0


De aanw ezigheid van een functie voor palliatieve zorg wordt vermeld door 112/120 acute ziekenhuizen (93%) (+) In het bijzonder antwoorden de 112 acute ziekenhuizen met een functie voor palliatieve zorg, dat ze op jaarbasis een mediaan (P50) hebben van 81 nieuw geregistreerde patiënten (-).


(11) : other human resources (10) : social 10% nurses + experience 3%

Acute

40

60

80

% 100

In het bijzonder antwoorden de 112 acute ziekenhuizen met een functie voor palliatieve zorg als volgt voor wat betreft de organisatie en het kwaliteitsbeheer : (1) 85% heeft een jaarlijks rapport (++) (2) 83% heeft een eenvormig patiëntenregister (++) (3) 72% kan aan de hand van dit register de kwaliteit van de zorg opvolgen (++)

1 2 3

2000 2001

77

PIJNBESTRIJDING Acute Specialised Psychiatric total

Gegevens/Données 2001 (Ref II.20)

PRISE EN CHARGE DE LA DOULEUR

Les 120 hôpitaux aigus répondent comme suit concernant la prise en charge de la douleur : %

(1) (2) (3)

86% mentionnent avoir une approche spécifique pour la prise en charge de la douleur (++) 71% avoir une approche pour la prise en charge de la douleur spécifiquement pour l’oncologie (++) 76% av oir une approche pour la prise en charge de la douleur pour les autres spécialités (++)


33

66

219

De 120 acute ziekenhuizen antwoorden als volgt voor wat betreft de pijnbestrijding:

Pain management: % of the 120 acute hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001) 2000

100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0

120

2001

(1) (2) (3)

86% vermeldt een specifieke benadering voor pijnbestrijding (++) 71% heeft een specifieke benadering voor de pijnbestrijding bij oncologische patiënten (++) 76% heeft een specifieke benadering voor de pijnbestrijding in andere specialismen (++)


1

2

3

78

PROGRAMMA VOOR NEUROCHIRURGIE PROGRAMME DE NEUROCHIRURGIE 1/2


La présence d’un programme de neurochirurgie est mentionnée dans 61/120 hôpitaux aigus (51%) (+). En particulier, les 61 hôpitaux aigus qui mentionnent avoir un programme de neurochirurgie répondent comme suit : (1) 72% mentionnent être équipé pour les interventions de neurochirurgie stéréotaxique (++) (2) 46% être assistés par informatique (++) (3) 59% être assistés par neuronavigateur (++) (4) 59% être équipés pour la neuroradiologie interventionnelle (++) (5) 41% être équipés pour la radiothérapie des lésions cérébrales (+) (6) 82% avoir une salle d’opération équipée spécialement pour les interventions neurochirurgicales (-) (7) 69% être équipé d’un laboratoire d’anatomo-pathologie (+) (8) 100% avoir tous les équipements d’électrodiagnostic (EEG, EMG et potentiels évoqués) (=) (9) 89% être équipés d’une infrastructure pour la réadaptation (+) (10) 28% avoir une convention avec un organisme officiel dans le cadre de la réadaptation (=) (11) 99% avoir une garde appelable pour les patients chirurgicaux (+)

20

40

60

80

% 100

1 2

61/120


0/66

total 61/219

De aanwezigheid van een programma voor neurochirurgie wordt vermeld door 61/120 acute ziekenhuizen (51%) (+).

Equipment in the service: % of the 61 acute hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001) 0

Acute

2000 2001

In het bijzonder antwoorden de 61 acute ziekenhuizen met een programma voor neurochirurgie , als volgt : (1) 72% vermeldt te beschikken over een uitrusting voor stereotactische neurochirurgische ingrepen (++) (2) 46% heeft computerondersteuning (++) (3) 59% wordt ondersteund door een neuronavigator (++) (4) 59% is uitgerust voor interventionele neuroradiologie (++) (5)

41% is uitgerust voor radiotherapie van hersenletsels (+)

(6)

82% heeft een operatiezaal specifiek uitgerust voor neurochirurgische ingrepen (-) 69% heeft een laboratorium voor pathologische anatomie (+) 100% beschikt over een volledige electrodiagnostische uitrusting (voor EEG, EMG en geëvoceerde potentialen) (=) 89% heeft de nodige infrastructuur voor revalidatie (+)

3 4 5

(7) (8) (9)

6 7

(10) 28% heeft een overeenkomst met een officiële instantie in het kader van revalidatie (=) (11) 99% heeft een oproepbare wacht voor chirurgische patiënten (+)

8 9 10 11

79

PROGRAMMA VOOR NEUROCHIRURGIE PROGRAMME DE NEUROCHIRURGIE 2/2


En particulier, les 61 hôpitaux aigus qui mentionnent avoir un programme de neurochirurgie répondent qu’ils ont un nombre médian (P50) annuel de 460 nouveaux patients (-) et de 48 opérations dont le K est supérieur ou égal à 700 (+).

61/120


(1) (2) (3)


Organisation and quality management in the service: % of the 61 acute hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001) % 20

40

60

80

100

1 2

2000 2001

3

0/33

0/66

total 61/219

Van de acute ziekenhuizen met een programma voor neurochirurgie, antwoorden 61 ziekenhuizen als volgt voor wat betreft het gemiddeld aantal human resources : De medische equipe bestaat uit 22,8 (elfden) geneesheren (waarvan 17,4 (elfden) neurochirurgen). De andere 12,1 FTE human resources zijn als volgt verdeeld :


0


In het bijzonder vermelden de 61 acute ziekenhuizen met een programma voor neurochirurgie , dat de mediaan op jaarbasis (P 50) 460 nieuwe patiënten (-) en 48 operaties waarvan de Kwaarde hoger of gelijk is aan 700 (+) bedraagt.


Parmi les hôpitaux aigus qui mentionnent avoir un programme de neurochirurgie, 61 hôpitaux répondent comme suit par rapport au nombre moyen de ressources humaines : L’équipe médicale se compose de 22,8 (11ème) de médecins (dont 17,4 (11ème) de neurochirurgiens). Il y a 12,1 ETP d’autres ressources humaines reparties comme suit : (1) 6,0 ETP d’infirmiers gradués (-) (2) 3,8 ETP d’infimiers brevetés/diplômés (-) (3) 2,3 ETP d’autre personnel de santé (-)

En particulier, les 61 hôpitaux aigus qui mentionnent avoir un programme de neurochirurgie répondent comme suit à propos de l’organisation et de la gestion de la qualité : (1) 87% mentionnent tenir un registre de l’activité neurochirurgicale (++) (2) 56% avoir un rapport annuel (++) (3) 44% participer à un registre pour le suivi de la qualité (+) (4) 77% évaluer régulièrement la qualité des activités (-) (5) 74% évaluer régulièrement la qualité des activités par un audit interne (+) (6) 18% évaluer régulièrement la qualité des activités par un audit externe (++)

Acute

6,0 FTE gegradueerde verpleegkundigen (-) 3,8 FTE gebrevetteerde verpleegkundigen (-) 2,3 FTE ander gezondheidspersoneel (-)

In het bijzonder antwoorden de 61 acute ziekenhuizen met een programma voor neurochirurgie, als volgt voor wat betreft de organisatie en het kwaliteitsbeheer : (1) 87% houdt een register bij van de neurochirurgische activiteit (++) (2) 56% heeft een jaarlijks rapport (++) (3) 44% neemt deel aan een register voor kwaliteitsopvolging (+) (4) 77% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten (-) (5) 74% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten via een interne audit (+) (6) 18% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten via een externe audit (++)

4 5 6

80

PSYCHIATRISCHE SPOEDGEVALLEN URGENCES PSYCHIATRIQUES 1/2


La présence d’urgences psychiatriques est mentionnée dans 109/120 hôpitaux aigus (91%) (+). En particulier, les 109 hôpitaux aigus qui mentionnent avoir des urgences psychiatriques répondent comme suit : (1) 47% mentionnent être équipé de locaux spécifiques réservés aux urgences psychiatriques (+) (2) 83% avoir une chambre d’isolement pour patients agités (+) (3) 74% avoir un bureau spécifique pour les entretiens psychiatriques (++) (4) 68% avoir un psychiatre en permanence pendant la journée (-) (5) 89% avoir un psychiatre de garde appelable 24h/24 (-) (6) 69% avoir l’aide d’interprètes pour les patients hospitalisés (++) (7) 64% travailler en réseau psychiatrique dans le cadre des urgences (++)

Acute 109/120

20

40

60

0/33

40/66

total 149/219

De aanwezigheid van psychiatrische spoedgevallen wordt vermeld door 109/120 acute ziekenhuizen (91%) (+).

Equipment : % of the 109 acute hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001) 0


%

80

100

1

2000

2

2001

3

In het bijzonder antwoorden de 109 acute ziekenhuizen met psychiatrische spoedgevallen, als volgt : (1) 47% beschikt over lokalen specifiek voor de psychiatrische spoedgevallen (+) (2) 83% heeft een isoleercel voor geagiteerde patiënten (+) (3) 74% heeft een lokaal specifiek voor het voeren van psychiatrische gesprekken (++) (4) 68% heeft overdag permanent een psychiater aanwezig (-) (5) (6)

4 5

(7)

6

89% heeft een 24u/24 oproepbare psychiater van wacht (-) 69% krijgt hulp van tolken voor de opgenomen patiënten (++) 64% werkt voor de spoedgevallen in een psychiatrische netwerk (++)

7

La présence d’urgences psychiatriques est mentionnée dans 40/66 hôpitaux ps ychiatriques (61%) (-)

Equipment : % of the 40 psychiatric hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001)

En particulier, les 40 hôpitaux psychiatriques qui mentionnent avoir des urgences psychiatriques répondent comme suit : (1) (2) (3) (4) (5) (6) (7)

60% mentionnent être équipé de locaux spécifiques réservés aux urgences psychiatriques (- -) 95% avoir une chambre d’isolement pour patients agités (+) 90% avoir un bureau spécifique pour les entretiens psychiatriques (=) 90% avoir un psychiatre en permanence pendant la journée (++) 98% avoir un psychiatre de garde appelable 24h/24 (++) 28% avoir l’aide d’interprètes pour les patients hospitalisés (++) 28% travailler en réseau psychiatrique dans le cadre des urgences (-)

0

20

40

60

80

De aanwezigheid van psychiatrische spoedgevallen wordt vermeld door 40/66 psychiatrische ziekenhuizen (61%) (-) % 100

In het bijzonder antwoorden de 40 psychiatrische ziekenhuizen met psychiatrische spoedgevallen, als volgt : (1)

1

(2) (3)

2 3

(4)

60% beschikt over lokalen specifiek voor de psychiatrische spoedgevallen (- -) 95% heeft een isoleercel voor geagiteerde patiënten (+) 90% heeft een lokaal specifiek voor het voeren van psychiatrische gesprekken (=) 90% heeft overdag permanent een psychiater aanwezig (++)

4

(5) (6)

5 6 7

2000 2001

(7)

98% heeft een 24u/24 oproepbare psychiater van wacht (++) 28% krijgt hulp van tolken voor de opgenomen patiënten (++) 28% werkt voor de spoedgevallen in een psychiatrische netwerk (-)

81

PSYCHIATRISCHE SPOEDGEVALLEN URGENCES PSYCHIATRIQUES 2/2


En particulier, les hôpitaux qui mentionnent avoir des urgences psychiatriques répondent qu’ils ont un nombre total annuel d’admission de : Pour les 109 hôpitaux aigus : • 33.243 urgences psychiatriques hospitalisées dans l’hôpital (+) • 3.837 urgences psychiatriques transférées dans un autre hôpital (-) • 38.795 autres urgences psychiatriques (+) Pour les 40 hôpitaux psychiatriques : • 6.133 urgences psychiatriques hospitalisées dans l’hôpital (-) • 473 urgences psychiatriques transférées dans un autre hôpital (-) • 1.419 autres urgences psychiatriques (-) Le graphique illustre la répartition des destinations des patients à la sortie en fonction du nombre total d’urgences psychiatriques. En particulier, les hôpitaux qui mentionnent avoir des urgences psychiatriques répondent qu’ils ont un nombre total annuel de transfert de : Pour les 109 hôpitaux aigus : • 881 urgences psychiatriques pour tentatives de suicide transférées dans un autre hôpital (-) • 413 urgences psychiatriques pour overdose transférées dans un autre hôpital (-) • 2.543 autres urgences psychiatriques transférées dans un autre hôpital (-) Pour les 40 hôpitaux psychiatriques : • 26 urgences psychiatriques pour tentatives de suicide transférées dans un autre hôpital (-) • 23 urgences psychiatriques pour overdose transférées dans un autre hôpital (=) • 424 autres urgences psychiatriques transférées dans un autre hôpital (-) Le graphique illustre la répartition des transferts par type d’admission.

Annual activity : distribution by type of referral (in %)

% 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0

acute hospitals psychiatric hospitals

hospitalisation

transfer

Annual activity : distribution of referral by type of admission (in %)

% 100

acute hospitals 80 psychiatric hospitals

60 40 20 0 suicide attempts

overdose

other

Acute 109/120


40/66

total 149/219

In het bijzonder antwoorden de ziekenhuizen met psychiatrische spoedgevallen, dat ze op jaarbasis een totaal aantal opnames hebben van : Voor de 109 acute ziekenhuizen : • 33.243 gehospitaliseerde psychiatrische spoedgevallen (+) • 3.837 naar een ander ziekenhuis getransfereerde psychiatrische spoedgevallen (-) • 38.795 andere psychiatrische spoedgevallen (+) Voor de 40 psychiatrische ziekenhuizen : • 6.133 gehospitaliseerde psychiatrische spoedgevallen (-) • 473 naar een ander ziekenhuis getransfereerde psychiatrische spoedgevallen (-) • 1.419 andere psychiatrische spoedgevallen (-) De grafiek toont de verdeling van de bestemming van de patiënten bij ontslag in functie van het totaal aantal psychiatrische spoedgevallen In het bijzonder antwoorden de 109 ziekenhuizen met psychiatrische spoedgevallen, dat ze op jaarbasis een totaal aantal transferts hebben van : Voor de 109 acute ziekenhuizen : • 881 psychiatrische spoedgevallen, naar een ander ziekenhuis getransfereerd voor zelfmoordpoging (-) • 413 psychiatrische spoedgevallen, naar een ander ziekenhuis getransfereerd voor overdosis (=) • 2.543 andere psychiatrische spoedgevallen, naar een ander ziekenhuis getransfereerd (-) Voor de 40 psychiatrische ziekenhuizen : • 26 psychiatrische spoedgevallen, naar een ander ziekenhuis getransfereerd voor zelfmoordpoging (-) • 23 psychiatrische spoedgevallen, naar een ander ziekenhuis getransfereerd voor overdosis (=) • 424 andere psychiatrische spoedgevallen, naar een ander ziekenhuis getransfereerd (-) De grafiek toont de verdeling van de transfers in functie van het type opname.

82


La présence d’hospitalisation psychiatriques est mentionnée dans 73/120 hôpitaux aigus (61%) (- - ). Parmi les hôpitaux aigus qui mentionnent avoir des hospitalisations psychiatriques, 73 hôpitaux répondent comme suit par rapport au nombre moyen de ressources humaines : Pour 35,2 (11ème) de psychiatres, il y a 31,3 ETP d’autres ressources humaines reparties comme suit : (1) 9,9 ETP d’infirmiers gradués (+) (2) 6,5 ETP d’infirmiers gradués en santé mentale (+) (3) (4) (5) (6) (7) (8)

6,5 ETP d’infirmiers brevetés/diplômés (-) 2,0 ETP de psychologues (+) 0,6 ETP de kinésithérapeutes (-) 1,4 ETP d’ergothérapeutes (-) 1,3 ETP de travailleurs sociaux (+) 3,2 ETP d’autre personnel de santé (-)

En particulier, 69 hôpitaux aigus mentionnent avoir en moyenne 13,6 (11ème ) de psychiatres affectés à la psychiatrie de liaison qui ont effectué en moyenne 602 avis de liaison.

La présence d’hospitalisation psychiatriques est mentionnée dans 62/66 hôpitaux psychiatriques (94%) (++). Parmi les hôpitaux psychiatriques qui mentionnent avoir des hospitalisations psychiatriques, 62 hôpitaux répondent comme suit par rapport au nombre moyen de ressources humaines : Pour 47,4 (11ème ) de psychiatres, il y a 136,9 ETP d’autres ressources humaines reparties comme suit : (1) 28,7 ETP d’infirmiers gradués (+) (2) 18,3 ETP d’infirmiers gradués en santé mentale (+) (3)

30,7 ETP d’infirmiers brevetés/diplômés (+)

(4) (5) (6) (7) (8)

6,7 ETP de psychologues (+) 3,9 ETP de kinésithérapeutes (+) 9,3 ETP d’ergothérapeutes (+) 6,4 ETP de travailleurs sociaux (+) 32,8 ETP d’autre personnel de santé (-)

PSYCHIATRISCHE HOSPITALISATIE HOSPITALISATION PSYCHIATRIQUE 1/2 Human Resources in acute hospitals : distribution (%) of the 31,3 FTE by qualification (6) : ergotherapists 5%


(8) : other healthcare staff 10% (1) : graduate nurses 32%

(5) : kinesitherapists 2% (4) : psychologists 6%


(2) : nurses in mental healthcare 21%

Acute 73/120


62/66

total 135/219

De hospitalisatie van psychiatrische patiënten wordt vermeld door 73/120 acute ziekenhuizen (61%) (- - ). Van de acute ziekenhuizen die psychiatrische patiënten hospitaliseren, antwoorden 73 ziekenhuizen als volgt voor wat betreft het gemiddeld aantal human resources : Voor 35,2 (elfden) psychiaters, zijn er 31,3 FTE andere human resources, als volgt verdeeld: (1) 9,9 FTE gegradueerde verpleegkundigen (+) (2) 6,5 FTE gegradueerde verpleegkundigen in de geestelijke gezondheidszorg (+) (3) 6,5 FTE gebrevetteerde/gediplomeerde verpleegkundigen (-) (4) 2,0 FTE psychologen (+) (5) 0,6 FTE kinesitherapeuten (-) (6) 1,4 FTE ergotherapeuten (-) (7) 1,3 FTE maatschappelijk assistenten (+) (8) 3,2 FTE ander gezondheidspersoneel (-) In het bijzonder vermelden 69 acute ziekenhuizen dat gemiddeld 13,6 (elfden) psychiaters aan de liaisonpsychiatrie zijn verbonden. Gemiddeld hebben zij 602 adviezen verstrekt.

Human Resources in psychiatric hospitals : distribution (%) of the 136,9 FTE by qualification (1) : graduate nurses 21%

(8) : other healthcare staff 24% (7) : social workers 5% (6) : ergotherapists (5) : 7% kinesitherapists 3%


(4) : psychologists 5%


De opvang van psychiatrische patiënten is gemeld in 62/66 psychiatrische ziekenhuizen (94%) (++). Van de psychiatrische ziekenhuizen die psychiatrische patiënten hospitaliseren, antwoorden 62 ziekenhuizen als volgt voor wat betreft het gemiddeld aantal human resources : Voor 47,4 (elfden) psychiaters, zijn er 136,9 FTE andere human resources, als volgt verdeeld : (1) 28,7 FTE gegradueerde verpleegkundigen (+) (2) 18,3 FTE gegradueerde verpleegkundigen in de geestelijke gezondheidszorg (+) (3) 30,7 FTE gebrevetteerde/gediplomeerde verpleegkundigen (+) (4) 6,7 FTE psychologen (+) (5) 3,9 FTE kinesitherapeuten (+) (6) 9,3 FTE ergotherapeuten (+) (7) 6,4 FTE maatschappelijk assistenten (+) (8) 32,8 FTE ander gezondheidspersoneel (-)

83

PSYCHIATRISCHE HOSPITALISATIE HOSPITALISATION PSYCHIATRIQUE 2/2


En particulier, les 73 hôpitaux aigus qui mentionnent faire des hospitalisations psychiatriques répondent comme suit à propos de l’organisation et de la gestion de la qualité : (1) 58% mentionnent avoir un rapport annuel (-) (2) 32% avoir un registre psychiatrique pour le suivi de la qualité (+) (3) 52% travailler en réseau psychiatrique dans le cadre des mesures juridiques (+) (4) 92% avoir une psychiatrie de liaison (++) (5) 63% avoir d’autres professionnels que des psychiatres attachés à la psychiatrie de liaison (+) (6) 48% travailler en réseau psychiatrique dans le cadre de la psychiatrie de liaison (++) (7) 70% admettre des enfants avec troubles psychiatriques en pédiatrie (++) (8) 29% admettre des enfants avec troubles psychiatriques en psychiatrie (++) (9) 48% travailler en réseau psychiatrique dans le cadre de la psychiatrie de liaison pour les enfants (++)

(3) (4) (5) (6) (8) (9)

68% mentionnent avoir un rapport annuel (+) 34% avoir un registre psychiatrique pour le suivi de la qualité (++) 27% travailler en réseau psychiatrique dans le cadre des mesures juridiques (-) 8% avoir une psychiatrie de liaison (-) 5% avoir d’autres professionnels que des psychiatres attachés à la psychiatrie de liaison (+) 10% travailler en réseau psychiatrique dans le cadre de la psychiatrie de liaison (+) 21% admettre des enfants avec troubles psychiatriques en psychiatrie (=) 2% travailler en réseau psychiatrique dans le cadre de la psychiatrie de liaison pour les enfants (+)

73/120

Organisation and quality management in the service: % of the 73 acute hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001) % 0

20

40

60

80

1 2 3

100 2000 2001

4 5 6 7 8 9

En particulier, les 62 hôpitaux psychiatriques qui mentionnent faire des hospitalisations psychiatriques répondent comme suit à propos de l’organisation et de la gestion de la qualité : (1) (2)

Acute

Organisation and quality management in the service: % of the 62 psychiatric hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001) 0 1 2 3 4 5 6

20

40

60

80

0/33

62/66

total 135/219

In het bijzonder antwoorden de 73 acute ziekenhuizen die psychiatrische patiënten hospitaliseren als volgt voor wat betreft de organisatie en het kwaliteitsbeheer : (1) 58% heeft een jaarlijks rapport (-) (2) 32% houdt een psychiatrisch register bij om de kwaliteit op te volgen (+) (3) 52% werkt in het kader van juridische maatregelen in een psychiatrisch netwerk (+) (4) 92% doet aan liaisonpsychiatrie (++) (5) 63% heeft ook leden van andere beroepsgroepen die aan de liaisonpsychiatrie zijn verbonden (+) (6) 48% werkt in het kader van de liaisonpsychiatrie in een psychiatrisch netwerk (++) (7) 70% neemt kinderen met psychiatrische problemen op in de pediatrie (++) (8) 29% neemt kinderen met psychiatrische problemen op in de psychiatrie (++) (9) 48% werkt in het kader van de liaisonpsychiatrie voor kinderen in een psychiatrisch netwerk (++)

In het bijzonder antwoorden de 62 psychiatrische ziekenhuizen die psychiatrische patiënten hospitaliseren als volgt voor wat betreft de organisatie en het kwaliteitsbeheer : % 100

2000 2001

(1) (2) (3) (4) (5) (6) (8)

8 9


(9)

68% heeft een jaarlijks rapport (+) 34% houdt een psychiatrisch register bij om de kwaliteit op te volgen (++) 27% werkt in het kader van juridische maatregelen in een psychiatrisch netwerk (-) 8% doet aan liaisonpsychiatrie (-) 5% heeft ook leden van andere beroepsgroepen die aan de liaisonpsychiatrie zijn verbonden (+) 10% werkt in het kader van de liaisonpsychiatrie in een psychiatrisch netwerk (+) 21% neemt kinderen met psychiatrische problemen op in de psychiatrie (=) 2% werkt in het kader van de liaisonpsychiatrie voor kinderen in een psychiatrisch netwerk (+)

84


La présence d’un hôpital psychiatrique de jour est mentionnée dans 25/120 hôpitaux aigus (21%) (-). Parmi les hôpitaux aigus qui mentionnent avoir un hôpital psychiatrique de jour, 25 hôpitaux répondent comme suit par rapport au nombre moyen de ressources humaines : Il y a en moyenne 5,6 ETP de ressources humaines reparties comme suit : (1) 1,1 ETP d’infirmiers gradués en santé mentale (+) (2) (3)

0,6 ETP d’infirmiers gradués (-) 0,6 ETP d’infirmiers brevetés/diplômés (+)

(4) (5) (6) (7)

0,3 ETP de kinésithérapeutes (-) 1,1 ETP d’ergothérapeutes (+) 1,1 ETP de psychologues (+) 0,8 ETP d’autre personnel de santé (+)

PSYCHIATRISCH DAGZIEKENHUIS HOSPITALISATION DE JOUR PSYCHIATRIQUE Human Resources in acute hospitals : distribution (%) of the 5,6 FTE by qualification

(7) : other healthcare staff 15% (6) : psychologists 19% (5) : ergotherapists 19%

Il y a en moyenne 14 places par hôpital de jour psychiatrique.

La présence d’un hôpital psychiatrique de jour est mentionnée dans 48/66 hôpitaux psychiatriques (73%) (++). Parmi les hôpitaux psychiatriques qui mentionnent avoir un hôpital psychiatrique de jour, 48 hôpitaux répondent comme suit par rapport au nombre moyen de ressources humaines : Il y a en moyenne 10,5 ETP de ressources humaines reparties comme suit : (1) 1,7 ETP d’infirmiers gradués en santé mentale (+) (2) (3)

0,6 ETP d’infirmiers gradués (+) 2,6 ETP d’infirmiers brevetés/diplômés (+)

(4) (5) (6) (7)

0,4 ETP de kinésithérapeutes (+) 1,6 ETP d’ergothérapeutes (+) 1,2 ETP de psychologues (+) 2,4 ETP d’autre personnel de santé (+)

Il y a en moyenne 38 places par hôpital de jour psychiatrique.



(1) : nurses in mental healthcare 16% (2) : other graduate nurses 6%

(6) : psychologists 11% (5) : ergotherapists 16%




48/66

total 73/219

De aanwezigheid van een psychiatrisch dagziekenhuis wordt vermeld door 25/120 acute ziekenhuizen (21%) (-). Van de acute ziekenhuizen met een psychiatrisch dagziekenhuis , antwoorden 25 ziekenhuizen als volgt voor wat betreft het gemiddeld aantal human resources : Er zijn gemiddeld 5,6 FTE human resources, als volgt verdeeld :

(2) (3)

Human Resources in psychiatric hospitals : distribution (%) of the 10,5 FTE by qualification


25/120

(1)

(2) : other graduate nurses 11% (4) : kinesitherapists 5%

Acute

(4) (5) (6) (7)

1,1 FTE gegradueerde verpleegkundigen in de geestelijke gezondheidszorg (+) 0,6 FTE gegradueerde verpleegkundigen (-) 0,6 FTE gebrevetteerde/gediplomeerde verpleegkundigen (+) 0,3 FTE kinesitherapeuten (-) 1,1 FTE ergotherapeuten (+) 1,1 FTE psychologen (+) 0,8 FTE ander gezondheidspersoneel (+)

Gemiddeld zijn er 14 plaatsen in het psychiatrisch dagziekenhuis.

De aanwezigheid van een psychiatrisch dagziekenhuis wordt gemeld in 48/66 psychiatrische ziekenhuizen (73%) (++). Van de acute ziekenhuizen met een psychiatrisch dagziekenhuis , antwoorden 48 ziekenhuizen als volgt voor wat betreft het gemiddeld aantal human resources : Er zijn gemiddeld 10,5 FTE human resources, als volgt verdeeld : (1) (2) (3) (4) (5) (6) (7)

1,7 FTE gegradueerde verpleegkundigen in de geestelijke gezondheidszorg (+) 0,6 FTE gegradueerde verpleegkundigen (+) 2,6 FTE gebrevetteerde/gediplomeerde verpleegkundigen (+) 0,4 FTE kinesitherapeuten (+) 1,6 FTE ergotherapeuten (+) 1,2 FTE psychologen (+) 2,4 FTE ander gezondheidspersoneel (+)

Gemiddeld zijn er 38 plaatsen in het psychiatrisch dagziekenhuis.

85


La présence d’un service de gériatrie est mentionnée dans 107/120 hôpitaux aigus (89%) (=) Parmi les hôpitaux aigus qui mentionnent avoir un service de gériatrie, 106 hôpitaux répondent comme suit par rapport au nombre moyen de ressources humaines : L’équipe médicale se compose de 16,4 (11ème) de gériatres et de 14,3 (11ème) d’autres médecins. Il y a 34,0 ETP d’autres ressources humaines réparties comme suit : (1) 1,5 ETP d’infirmiers gradués en gériatrie (+) (2) 8,4 ETP d’autres infirmiers gradués (+) (3) 13,5 ETP d’infirmiers brevetés/diplômés (+) (4) 1,5 ETP de kinésithérapeutes (-) (5) 1,5 ETP d’ergothérapeutes (+) (6) 0,4 ETP de logopèdes (-) (7) 0,2 ETP de psychologues (+) (8) 7,1 ETP d’autre personnel de santé (+) Les hôpitaux aigus qui mentionnent avoir un service de gériatrie répondent qu’ils ont une activité médiane (P50) annuelle de 492 patients hospitalisés (+) et de 34 patients ambulants (-) ayant bénéficié d’une réadaptation. La présence d’un service de gériatrie est mentionnée dans 9/33 hôpitaux spécialisés (27%) (+) Parmi les hôpitaux spécialisés qui mentionnent avoir un service de gériatrie, 9 hôpitaux répondent comme suit par rapport au nombre moyen de ressources humaines : L’équipe médicale se compose de 13,1 (11ème) de gériatres et de 25,8 (11ème) d’autres médecins. Il y a 31,6 ETP d’autres ressources humaines réparties comme suit : (1) 1,0 ETP d’infirmiers gradués en gériatrie (-) (2) 6,2 ETP d’autres infirmiers gradués (-) (3) 9,8 ETP d’infirmiers brevetés/diplômés (-) (4) 2,2 ETP de kinésithérapeutes (+) (5) 1,4 ETP d’ergothérapeutes (+) (6) 0,4 ETP de logopèdes (-) (7) 0,4 ETP de psychologues (+) (8) 10,3 ETP d’autre personnel de santé (-) Les hôpitaux spécialisés qui mentionnent avoir un service de gériatrie répondent qu’ils ont une activité médiane (P50) annuelle de 261 patients hospitalisés (+) et de 12 patients ambulants (-) ayant bénéficié d’une réadaptation.

DIENST GERIATRIE SERVICE GERIATRIE 1/2 Human Resources in acute hospitals : distribution (%) of the 34,0 FTE by qualification



(6) : speech therapists 1% (5) : ergotherapists 4%

(1) : geriatric nurses 4% (2) : other graduate nurses 25% (3) : vocational trained nurses 40%


Human Resources in specialised hospitals : distribution (%) of the 31,6 FTE by qualification

(8) : other healtcare staff 33%

(1) : geriatric nurses 3%


(7) : psychologists 1% (6) : speech therapists 1% (5) : ergotherapists 4%

(3) : vocational (4) : trained kinesithera- nurses pists 31% 7%

Acute 107/120


2/66

total 118/219

De aanwezigheid van een dienst geriatrie wordt vermeld door 107/120 acute ziekenhuizen (89%) (=) Van de acute ziekenhuizen met een dienst geriatrie , antwoorden 106 ziekenhuizen als volgt voor wat betreft het gemiddeld aantal human resources : De medische equipe bestaat uit 16,4 (elfden) geriaters en 14,3 (elfden) andere geneesheren. De 34,0 FTE andere human resources zijn als volgt verdeeld : (1) 1,5 FTE gegradueerde geriatrisch verpleegkundigen (+) (2) 8,4 FTE andere gegradueerde verpleegkundigen (+) (3) 13,5 FTE gebrevetteerde/gediplomeerde verpleegkundigen (+) (4) 1,5 FTE kinesitherapeuten (-) (5) 1,5 FTE ergotherapeuten (+) (6) 0,4 FTE logopedisten (-) (7) 0,2 FTE psychologen (+) (8) 7,1 FTE ander gezondheidspersoneel (+) De acute ziekenhuizen met een dienst geriatrie, antwoorden dat ze op jaarbasis een mediaan (P50) hebben van 492 gehospitaliseerde (+) en 34 ambulante (-) patiënten die een revalidatie ondergingen. De aanwezigheid van een dienst geriatrie wordt vermeld door 9/33 gespecialiseerde ziekenhuizen (27%) (+) Van de gespecialiseerde ziekenhuizen met een dienst geriatrie , antwoorden 9 ziekenhuizen als volgt voor wat betreft het gemiddeld aantal human resources : De medische equipe bestaat uit 13,1 (elfden) geriaters en 25,8 (elfden) andere geneesheren. De 31,6 FTE andere human resources zijn als volgt verdeeld : (1) 1,0 FTE gegradueerde geriatrisch verpleegkundigen (-) (2) 6,2 FTE andere gegradueerde verpleegkundigen (-) (3) 9,8 FTE gebrevetteerde/gediplomeerde verpleegkundigen (-) (4) 2,2 FTE kinesitherapeuten (+) (5) 1,4 FTE ergotherapeuten (+) (6) 0,4 FTE logopedisten (-) (7) 0,4 FTE psychologen (+) (8) 10,3 FTE ander gezondheidspersoneel (-) De gespecialiseerde ziekenhuizen, die een dienst geriatrie vermelden, antwoorden dat ze op jaarbasis een mediaan (P50) hebben van 261 gehospitaliseerde (+) en 12 ambulante (-) patiënten die een revalidatie ondergingen.

86

DIENST GERIATRIE SERVICE GERIATRIE 2/2


En particulier, les 107 hôpitaux aigus qui mentionnent avoir un service de gériatrie répondent comme suit à propos de l’organisation et de la gestion de la qualité : (6) 86% mentionnent disposer de ses propres locaux de réadaptation fonctionnelle (+) (7) 87% avoir une consultation à la polyclinique (+) (8) 77% pouvoir dispos er d’un avis multidisciplinaire (+) (9) 7% avoir un hôpital gériatrique de jour (=) (10) 76% avoir un moyen de transport adapté aux patients gériatriques (=) (11) 52% avoir un rapport annuel (=) (12) 47% participer à un registre pour le suivi de la qualité (-) (13) 77% évaluer régulièrement la qualité des activités (- -) (14) 64% évaluer régulièrement la qualité des activités par un audit interne (-) (15) 17% évaluer régulièrement la qualité des activités par un audit externe (-) (16) 38% évaluer régulièrement la qualité des activités par un collège de pairs (-) (17) 23% avoir un accord de collaboration avec un autre hôpital pour le programme gériatrie (++) (18) 93% avoir une concertation avec les maisons de repos (et de soins) de la région (-) En particulier, les 9 hôpitaux spécialisés qui mentionnent avoir un service de gériatrie répondent comme suit à propos de l’organisation et de la gestion de la qualité : (1) 78% mentionnent disposer de ses propres locaux de réadaptation fonctionnelle (++) (2) 44% avoir une consultation à la polyclinique (++) (3) 44% pouvoir disposer d’un avis multidisciplinaire (++) (4) 11% avoir un hôpital gériatrique de jour (- -) (5) 56% avoir un moyen de transport adapté aux patients (- -) (6) 56% avoir un rapport annuel (- -) (7) 44% participer à un registre pour le suivi de la qualité (++) (8) 78% évaluer régulièrement la qualité des activités (++) (9) 67% évaluer régulièrement la qualité des activités par un audit interne (++) (10) 11% évaluer régulièrement la qualité des activités par un audit externe (- -) (11) 22% évaluer régulièrement la qualité des activités par un collège de pairs (- -) (12) 78% avoir un accord de collaboration avec un autre hôpital pour le programme gériatrie (- -) (13) 100% avoir une concertation avec les maisons de repos (et de soins) de la région (++)

Acute 107/120

Organisation and quality management in the service : % of the 107 acute hospitals mentioning the item % (evolution 2000-2001) 0 20 40 60 80 100 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13

2000 2001

Organisation and quality management in the service : % of the 9 specialised hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001) 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13

20

40

60

80

% 100

2000 2001


2/66

total 118/219

In het bijzonder antwoorden de 107 acute ziekenhuizen met een dienst geriatrie , als volgt voor wat betreft de organisatie en het kwaliteitsbeheer : (1) 86% beschikt over eigen revalidatielokalen (+) (2) 87% houdt consultaties in de polikliniek (+) (3) 77% geeft een multidisciplinair advies (+) (4) 7% heeft een geriatrisch dagziekenhuis (=) (5) 76% heeft aan de geriatrisch patiënt aangepaste transportmiddelen (=) (6) 52% heeft een jaarlijks rapport (=) (7) 47% neemt deel aan een register voor de kwaliteitsopvolging (-) (8) 77% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten (- -) (9) 64% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten via een interne audit (-) (10) 17% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten via een externe audit (-) (11) 38% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten via een college van gelijken (-) (12) 23% heeft een samenwerkingsakkoord met een ander ziekenhuis voor het programma geriatrie (++) (13) 93% werkt samen met de rust- en verzorgingstehuizen in de regio (-) In het bijzonder antwoorden de 9 gespecialiseerde ziekenhuizen met een dienst geriatrie , als volgt voor wat betreft de organisatie en het kwaliteitsbeheer : (1) 78% beschikt over eigen revalidatielokalen (++) (2) 44% houdt consultaties in de polikliniek (++) (3) 44% geeft een multidisciplinair advies (++) (4) 11% heeft een geriatrisch dagziekenhuis (- -) (5) 56% heeft aan de patiënt aangepast transport (- -) (6) 56% heeft een jaarlijks rapport (- -) (7) 44% neemt deel aan een register voor de kwaliteitsopvolging (++) (8) 78% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten (++) (9) 67% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten via een interne audit (++) (10) 11% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten via een externe audit (- -) (11) 22% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten via een college van gelijken (- -) (12) 78% heeft een samenwerkingsakkoord met een ander ziekenhuis voor het programma geriatrie (- -) (13) 100% werkt samen met de rust- en verzorgingstehuizen in de regio (++)

87

DIENST S1 SERVICE S1


La présence d’un service S1 cardiopulmonaire est mentionnée dans 32/219 hôpitaux (15%) (++).

2,1 ETP de kinésithérapeutes (+) 3,4 ETP d’infirmiers gradués (+) 3,8 ETP d’infirmiers brevetés/diplômés (+)

(4) (5) (6) (7) (8) (9) (10)

0,4 ETP de logopèdes (+) 0,8 ETP d’ergothérapeutes (+) 0,3 ETP de psychologues (+) 0,5 ETP d’assistants sociaux (-) 0,2 ETP d’infirmiers sociaux (+) 0,2 ETP de diététiciens (+) 5,1 ETP d’autre personnel de santé (+)

En particulier, les 32 hôpitaux qui mentionnent avoir un service S1 répondent comme suit à propos de l’organisation et de la gestion de la qualité : (1) 47% mentionnent avoir des locaux pour la revalidation propres au service sp (- -) (2) 44% avoir un rapport annuel (++) (3) 44% participer à un registre pour le suivi de la qualité (- -) (4) 78% évaluer régulièrement la qualité des activités (- -) (5) 78% évaluer régulièrement la qualité des activités par un audit interne (- -) (6) 9% évaluer régulièrement la qualité des activités par un audit externe (=)

19/120


(10) : other healthcare staff 30% (9) : dieticians 1% (8) : social nurses 1% (7) : social workers 3% (6) : psycholo(5) : gists ergothera1% pists 4%


Organisation and quality management in the service S1 : % of the 32 hospitals % mentioning the item (evolution 2000-2001) 0 1 2

20

40

60

80

9/33

4/66

total 32/219

Van alle ziekenhuizen met een dienst S1, antwoorden 19 ziekenhuizen als volgt voor wat betreft het gemiddeld aantal human resources : Voor 10,3 (elfden) geneesheren zijn er 17,3 FTE andere human resources, als volgt verdeeld :


(4) : speech therapists 2%


De aanwezigheid van een cardiopulmonaire dienst S1 wordt vermeld door 32/219 ziekenhuizen (15%) (++).


Parmi tous les hôpitaux qui mentionnent avoir un service S1, 19 hôpitaux répondent comme suit par rapport au nombre moyen de ressources humaines : Pour 10,3 (11ème) de médecins, il y a 17,3 ETP d’autres ressources humaines réparties comme suit : (1) (2) (3)

Acute

100 2000 2001

(1) (2) (3) (4) (5) (6) (7) (8) (9) (10)

2,1 FTE kinesitherapeuten (+) 3,4 FTE gegradueerde verpleegkundigen (+) 3,8 FTE gebrevetteerde/gediplomeerde verpleegkundigen (+) 0,4 FTE logopedisten (+) 0,8 FTE ergotherapeuten (+) 0,3 FTE psychologen (+) 0,5 FTE maatschappelijk assistenten (-) 0,2 FTE sociaal verpleegkundigen (+) 0,2 FTE diëtisten (+) 5,1 FTE ander gezondheidspersoneel (+)

In het bijzonder antwoorden de 32 ziekenhuizen, die een dienst S1 vermelden, als volgt voor wat betreft de organisatie en het kwaliteitsbeheer : (1) 47% vermeldt revalidatielokalen eigen aan de sp-dienst te hebben (- -) (2) 44% heeft een jaarlijks rapport (++) (3) 44% neemt deel aan een kwaliteitsregister (- -) (4) 78% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten (- -) (5) 78% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten via een interne audit (- -) (6) 9% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten via een externe audit (=)

3 4 5 6

88



La présence d’un service S2 locomoteur est mentionnée dans 46/219 hôpitaux (21%) (++). Parmi tous les hôpitaux qui mentionnent avoir un service S2, 40 hôpitaux répondent comme suit par rapport au nombre moyen de ressources humaines : Pour 15,6 (11ème) de médecins, il y a 25,9 ETP d’autres ressources humaines réparties comme suit : (1) (2) (3)

4,1 ETP de kinésithérapeutes (-) 5,8 ETP d’infirmiers gradués (-) 6,9 ETP d’infirmiers brevetés/diplômés (+)

(4) (5) (6) (7) (8) (9) (10)

0,6 ETP de logopèdes (-) 1,7 ETP d’ergothérapeutes (+) 0,2 ETP de psychologues (+) 0,3 ETP d’assistants sociaux (-) 0,2 ETP d’infirmiers sociaux (-) 0,2 ETP de diététiciens (-) 5,9 ETP d’autre personnel de santé (+)

En particulier, les 46 hôpitaux qui mentionnent avoir un service S2 répondent comme suit à propos de l’organisation et de la gestion de la qualité : (1) 85% mentionnent avoir des locaux pour la revalidation propres au service sp (- ) (2) 46% avoir un rapport annuel (-) (3) 39% participer à un registre pour le suivi de la qualité (-) (4) 76% évaluer régulièrement la qualité des activités (-) (5) 72% évaluer régulièrement la qualité des activités par un audit interne (- -) (6) 11% évaluer régulièrement la qualité des activités par un audit externe (++)

Acute 31/120

(6) : psychologists 1% (5) : ergotherapists 6%

(1) (2) (3) (4) (5) (6) (7) (8) (9) (10)

(2) : graduate nurses 22% (3) : vocational trained nurses 27%


Organisation and quality management in the service S2 : % of the 46 hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001) 0

20

40

60

80

%

100

1 2 2000 3

0/66

46/219

Van alle ziekenhuizen met een dienst S2, antwoorden 40 ziekenhuizen als volgt voor wat betreft het gemidde ld aantal human resources : Voor 15,6 (elfden) geneesheren zijn er 25,9 FTE andere human resources, als volgt verdeeld :



15/33

total

De aanwezigheid van een locomotorische dienst S2 wordt vermeld door 46/219 ziekenhuizen (21%) (++).

Human Resources: distribution (%) of the 25,9 FTE by qualification (9) : (10) : other dieticians healthcare staff (8) : social 1% 23% nurses 1%


4,1 FTE kinesitherapeuten (-) 5,8 FTE gegradueerde verpleegkundigen (-) 6,9 FTE gebrevetteerde/gediplomeerde verpleegkundigen (+) 0,6 FTE logopedisten (-) 1,7 FTE ergotherapeuten (+) 0,2 FTE psychologen (+) 0,3 FTE maatschappelijk assistenten (-) 0,2 FTE sociaal verpleegkundigen (-) 0,2 FTE diëtisten (-) 5,9 FTE ander gezondheidspersoneel (+)

In het bijzonder antwoorden de 46 ziekenhuizen met een dienst S2, als volgt voor wat betreft de organisatie en het kwaliteitsbeheer : (1) 85% vermeldt revalidatielokalen eigen aan de sp-dienst te hebben (-) (2) 46% heeft een jaarlijks rapport (-) (3) 39% neemt deel aan een kwaliteitsregister (-) (4) 76% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten (-) (5) 72% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten via een interne audit (- -) (6) 11% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten via een externe audit (++)

2001

4 5 6

89



La présence d’un service S3 neurologique est mentionnée dans 37/219 hôpitaux (17%) (++).

2,0 ETP de kinésithérapeutes (-) 5,9 ETP d’infirmiers gradués (+) 7,7 ETP d’infirmiers brevetés/diplômés (+)

(4) (5) (6) (7) (8) (9) (10)

0,6 ETP de logopèdes (-) 1,5 ETP d’ergothérapeutes (-) 0,4 ETP de psychologues (-) 0,4 ETP d’assistants sociaux (-) 0,2 ETP d’infirmiers sociaux (-) 0,3 ETP de diététiciens (+) 9,3 ETP d’autre personnel de santé (+)

(9) : dieticians 1%

(2) (3) (4) (5) (6)

64% mentionnent avoir des locaux pour la revalidation propres au service sp (+) 49% avoir un rapport annuel (++) 24% participer à un registre pour le suivi de la qualité (- -) 65% évaluer régulièrement la qualité des activités (-) 59% évaluer régulièrement la qualité des activités par un audit interne (- -) 5% évaluer régulièrement la qualité des activités par un audit externe (-)



(7) : social workers 1% (6) : psychologists 1%

(5) : ergotherapists 5%



Organisation and quality management in the % service S3 : % of the 37 hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001) 0 20 40 60 80 100 1 2000 2 3


0/66

total 37/219

De aanwezigheid van een neurologische dienst S3 wordt vermeld door 37/219 ziekenhuizen (17%) (++). Van alle ziekenhuizen met een dienst S3, antwoorden 29 ziekenhuizen als volgt voor wat betreft het gemiddeld aantal human resources : Voor 15,0 (elfden) geneesheren zijn er 28,4 FTE andere human resources, als volgt verdeeld :



En particulier, les 37 hôpitaux qui mentionnent avoir un service S3 répondent comme suit à propos de l’organisation et de la gestion de la qualité : (1)

23/120


Parmi les hôpitaux qui mentionnent avoir un service S3, 29 hôpitaux répondent comme suit par rapport au nombre moyen de ressources humaines : Pour 15,0 (11ème) de médecins, il y a 28,4 ETP d’autres ressources humaines réparties comme suit : (1) (2) (3)

Acute

2001

(1) (2) (3) (4) (5) (6) (7) (8) (9) (10)

2,0 FTE kinesitherapeuten (-) 5,9 FTE gegradueerde verpleegkundigen (+) 7,7 FTE gebrevetteerde/gediplomeerde verpleegkundigen (+) 0,6 FTE logopedisten (-) 1,5 FTE ergotherapeuten (-) 0,4 FTE psychologen (-) 0,4 FTE maatschappelijk assistenten (-) 0,2 FTE sociaal verpleegkundigen (-) 0,3 FTE diëtisten (+) 9,3 FTE ander gezondheidspersoneel (+)

In het bijzonder antwoorden de 37 ziekenhuizen met een dienst S3, als volgt voor wat betreft de organisatie en het kwaliteitsbeheer : (1) (2) (3) (4) (5) (6)

64% vermeldt revalidatielokalen eigen aan de sp-dienst te hebben (+) 49% heeft een jaarlijks rapport (++) 24% neemt deel aan een kwaliteitsregister (- -) 65% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten (-) 59% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten via een interne audit (- -) 5% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten via een externe audit (-)

4 5 6

90



La présence d’un service S5 maladies chroniques mentionnée dans 24/219 hôpitaux (11%) (++).

est

1,3 ETP de kinésithérapeutes (+) 4,2 ETP d’infirmiers gradués (+) 6,8 ETP d’infirmiers brevetés/diplômés (+)

(4) (5) (6) (7) (8) (9) (10)

0,3 ETP de logopèdes (-) 0,7 ETP d’ergothérapeutes (+) 0,1 ETP de psychologues (+) 0,2 ETP d’assistants sociaux (-) 0,2 ETP d’infirmiers sociaux (+) 0,4 ETP de diététiciens (-) 8,3 ETP d’autre personnel de santé (+)

(9) : dieticians 2%

(2) (3) (4) (5) (6)

63% mentionnent avoir des locaux pour la revalidation propres au service sp (- -) 46% avoir un rapport annuel (+) 38% participer à un registre pour le suivi de la qualité (++) 75% évaluer régulièrement la qualité des activités (++) 71% évaluer régulièrement la qualité des activités par un audit interne (++) 0% évaluer régulièrement la qualité des activités par un audit externe (- -)

(2) : graduate nurses 19% (3) : vocational trained nurses 30%

(7) : social workers 1% (6) : psycholo-


gists 0%


%

1 2 3

20

40

60

10/33

1/66

total 24/219

(1) (2) (3) (4) (5) (6) (7) (8) (9) (10)

1,3 FTE kinesitherapeuten (+) 4,2 FTE gegradueerde verpleegkundigen (+) 6,8 FTE gebrevetteerde/gediplomeerde verpleegkundigen (+) 0,3 FTE logopedisten (-) 0,7 FTE ergotherapeuten (+) 0,1 FTE psychologen (+) 0,2 FTE maatschappelijk assistenten (-) 0,2 FTE sociaal verpleegkundigen (+) 0,4 FTE diëtisten (-) 8,3 FTE ander gezondheidspersoneel (+)

In het bijzonder antwoorden de 24 ziekenhuizen met een dienst S5, als volgt voor wat betreft de organisatie en het kwaliteitsbeheer :

Organisation and quality management in the service S5 : % of the 24 hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001) 0


De aanwezigheid van een dienst S5 voor chronische aandoeningen wordt vermeld door 24/219 ziekenhuizen (11%) (++). Van alle ziekenhuizen met een dienst S5, antwoorden 19 ziekenhuizen als volgt voor wat betreft het gemiddeld aantal human resources : Voor 12,7 (elfden) geneesheren zijn er 22,5 FTE andere human resources, als volgt verdeeld :




En particulier, les 24 hôpitaux qui mentionnent avoir un service S5 répondent comme suit à propos de l’organisation et de la gestion de la qualité : (1)

13/120


Parmi tous les hôpitaux qui mentionnent avoir un service S5, 19 hôpitaux répondent comme suit par rapport au nombre moyen de ressources humaines : Pour 12,7 (11ème) de médecins, il y a 22,5 ETP d’autres ressources humaines réparties comme suit : (1) (2) (3)

Acute

80

(1)

100 2000 2001

(2) (3) (4) (5) (6)

63% vermeldt revalidatielokalen eigen aan de sp-dienst te hebben (- -) 46% heeft een jaarlijks rapport (+) 38% neemt deel aan een kwaliteitsregister (++) 75% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten (++) 71% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten via een interne audit (++) 0% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten via een externe audit (- -)

4 5 6

91



La présence d’un service S6 psycho-gériatrique est mentionnée dans 23/219 hôpitaux (11%) (++). Parmi tous les hôpitaux qui mentionnent avoir un service S6, 17 hôpitaux répondent comme suit par rapport au nombre moyen de ressources humaines : Pour 8,6 (11ème) de médecins, il y a 24,4 ETP d’autres ressources humaines réparties c omme suit : (1) (2) (3) (4) (5) (6) (7) (8) (9) (10)

0,6 ETP de kinésithérapeutes (+) 5,3 ETP d’infirmiers gradués (-) 7,0 ETP d’infirmiers brevetés/diplômés (-) 0,2 ETP de logopèdes (+) 1,1 ETP d’ergothérapeutes (-) 0,5 ETP de psychologues (-) 0,4 ETP d’assistants sociaux (-) 0,1 ETP d’infirmiers sociaux (-) 0,1 ETP de diététiciens (=) 8,9 ETP d’autre personnel de santé (-)

7/120

(9) : dieticians 0%






(7) : social workers 2% (6) : psycholo-

(5) : ergothérapists 5%

gists 2%


20

40

60

80

% 100

1 2

4/33

12/66

total 23/219

Van alle ziekenhuizen met een dienst S6, antwoorden 17 ziekenhuizen als volgt voor wat betreft het gemiddeld aantal human resources : Voor 8,6 (elfden) geneesheren zijn er 24,4 FTE andere human resources, als volgt verdeeld : (1) (2) (3) (4) (5) (6) (7) (8) (9) (10)

0,6 FTE kinesitherapeuten (+) 5,3 FTE gegradueerde verpleegkundigen (-) 7,0 FTE gebrevetteerde/gediplomeerde verpleegkundigen (-) 0,2 FTE logopedisten (+) 1,1 FTE ergotherapeuten (-) 0,5 FTE psychologen (-) 0,4 FTE maatschappelijk assistenten (-) 0,1 FTE sociaal verpleegkundigen (-) 0,1 FTE diëtisten (=) 8,9 FTE ander gezondheidspersoneel (-)

In het bijzonder antwoorden de 23 ziekenhuizen met een dienst S6, als volgt voor wat betreft de organisatie en het kwaliteitsbeheer :

Organisation and quality management in the service S6: % of the 23 hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001) 0


De aanwezigheid van een psychogeriatrische dienst S6 wordt vermeld door 23/219 ziekenhuizen (11%) (++).

Human Resources : distribution (%) of the 24,4 FTE by qualification

En particulier, les 23 hôpitaux qui mentionnent avoir un service S6 répondent comme suit à propos de l’organisation et de la gestion de la qualité : (1) 63% mentionnent avoir des locaux pour la revalidation propres au service sp (- -) (2) 50% avoir un rapport annuel (++) (3) 38% participer à un registre pour le suivi de la qualité (++) (4) 71% évaluer régulièrement la qualité des activités (- -) (5) 67% évaluer régulièrement la qualité des activités par un audit interne (- -) (6) 0% évaluer régulièrement la qualité des activités par un audit externe (=)

Acute

2000 2001

(1) (2) (3) (4) (5) (6)

63% vermeldt revalidatielokalen eigen aan de sp-dienst te hebben (- -) 50% heeft een jaarlijks rapport (++) 38% neemt deel aan een kwaliteitsregister (++) 71% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten (- -) 67% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten via een interne audit (- -) 0% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten via een externe audit (=)

3 4 5

92

REVALIDATIE READAPTATION FONCTIONNELLE 1/4


La présence de locaux de réadaptation fonctionnelle mentionnée dans 97/120 hôpitaux aigus (81%) (+).

est

54/120 hôpitaux aigus (45%) mentionnent faire de la réadaptation fonctionnelle locomotrice . Parmi les hôpitaux aigus qui mentionnent faire de la réadaptation fonctionnelle locomotrice, 51 hôpitaux répondent comme suit par rapport au nombre moyen de ressources humaines : Pour 17,0 (11ème) de médecins, il y a 10,7 ETP d’autres ressources humaines réparties comme suit : (1) 0,6 ETP d’infirmiers gradués (-) (2) 0,9 ETP d’infirmiers brevetés/diplômés (-) (3) 6,4 ETP de kinésithérapeutes (+) (4) 0,4 ETP de logopèdes (-) (5) 1,4 ETP d’ergothérapeutes (+) (6) 0,1ETP de psychologues (-) (7) 0,9 ETP d’autre personnel de santé (+)

47/120 hôpitaux aigus (39%) mentionnent faire de la réadaptation fonctionnelle cardio-vasculaire Parmi les hôpitaux aigus qui mentionnent faire de la réadaptation fonctionnelle cardio-vasculaire, 41 hôpitaux répondent comme suit par rapport au nombre moyen de ressources humaines : Pour 11,5 (11ème) de médecins, il y a 4,7 ETP d’autres ressources humaines réparties comme suit : (1) 0,7 ETP d’infirmiers gradués (+) (2) 0,8 ETP d’infirmiers brevetés/diplômés (+) (3) (4) (5) (6) (7)

2,1 ETP de kinésithérapeutes (+) 0,1 ETP de logopèdes (+) 0,3 ETP d’ergothérapeutes (+) 0,2 ETP de psychologues (+) 0,5 ETP d’autre personnel de santé (+)

Human Resources locomotoric rehabilitation: distribution (%) of the 10,7 FTE by qualification (6) : psychologists 1% (5) : ergotherapists 13%






Human Resources cardiovascular rehabilitation : distribution (%) of the 4,7 FTE by qualification (6) : psychologists 5%


(5) : ergotherapists 6% (4) : speech therapists 2%




Acute 97/120


16/66

total 130/219

De aanwezigheid van revalidatielokalen wordt vermeld door 97/120 acute ziekenhuizen (81%) (+). 54/120 acute ziekenhuizen (45%) locomotorische revalidatie uitvoeren.

vermelden

dat

ze

Van de acute ziekenhuizen die locomotorische revalidatie uitvoeren, antwoorden 51 ziekenhuizen als volgt voor wat betreft het gemiddeld aantal human resources : Voor 17,0 (elfden) geneesheren zijn er 10,7 FTE andere human resources, als volgt verdeeld : (1) 0,6 FTE gegradueerde verpleegkundigen (-) (2) 0,9 FTE gebrevetteerde/gediplomeerde verpleegkundigen (-) (3) 6,4 FTE kinesitherapeuten (+) (4) 0,4 FTE logopedisten (-) (5) 1,4 FTE ergotherapeuten (+) (6) 0,1 FTE psychologen (-) (7) 0,9 FTE ander gezondheidspersoneel (+)

47/120 acute ziekenhuizen (39%) cardiovasculaire revalidatie uitvoeren.

vermelden

dat

ze

Van de acute ziekenhuizen die cardiovasculaire revalidatie uitvoeren, antwoorden 41 ziekenhuizen als volgt voor wat betreft het gemiddeld aantal human resources : Voor 11,5 (elfden) geneesheren zijn er 4,7 FTE andere human resources, als volgt verdeeld : (1) 0,7 FTE gegradueerde verpleegkundigen (+) (2) 0,8 FTE gebrevetteerde/gediplomeerde verpleegkundigen (+) (3) 2,1 FTE kinesitherapeuten (+) (4) 0,1 FTE logopedisten (+) (5) 0,3 FTE ergotherapeuten (+) (6) 0,2 FTE psychologen (+) (7) 0,5 FTE ander gezondheidspersoneel (+)

93


42/120 hôpitaux aigus (35%) mentionnent faire de la réadaptation fonctionnelle neurologique . Parmi les hôpitaux aigus qui mentionnent faire de la réadaptation fonctionnelle neurologique, 34 hôpitaux répondent comme suit par rapport au nombre moyen de ressources humaines : Pour 12,1 (11ème) de médecins, il y a 5,6 ETP d’autres ressources humaines réparties comme suit : (1) 0,3 ETP d’infirmiers gradués (-) (2) 0,5 ETP d’infirmiers brevetés/diplômés (-) (3) 2,7 ETP de kinésithérapeutes (-) (4) 0,6 ETP de logopèdes (-) (5) 1,0 ETP d’ergothérapeutes (-) (6) 0,2 ETP de psychologues (+) (7) 0,3 ETP d’autre personnel de santé (-)

REVALIDATIE READAPTATION FONCTIONNELLE 2/4 Human Resources neurologic rehabilitation: distribution (%) of the 5,6 FTE by qualification (7) : other healthcare staff (6) : psycholo6% gists 4%



Parmi les hôpitaux aigus qui mentionnent faire de la réadaptation fonctionnelle ORL, 29 hôpitaux répondent comme suit par rapport au nombre moyen de ressources humaines : Pour 3,9 (11ème) de médecins, il y a 2,3 ETP d’autres ressources humaines réparties comme suit : (1) 0,03 ETP d’infirmiers gradués (-) (2) 0,0 ETP d’infirmiers brevetés/diplômés (=) (3) 0,3 ETP de kinésithérapeutes (-) (4) 1,5 ETP de logopèdes (=) (5) 0,01 ETP d’ergothérapeutes (+) (6) 0,2 ETP de psychologues (+) (7) 0,3 ETP d’autre personnel de santé (-)

Human Resources ENT rehabilitation: distribution (%) of the 2,3 FTE by qualification (7) : other healthcare staff 12% (6) : psychologists 9%

97/120


16/66

42/120 acute ziekenhuizen (35%) neurologische revalidatie uitvoeren.

total 130/219

vermelden

dat

ze

Van de acute ziekenhuizen die neurologische revalidatie uitvoeren, antwoorden 34 ziekenhuizen als volgt voor wat betreft het gemiddeld aantal human resources : Voor 12,1 (elfden) geneesheren zijn er 5,6 FTE andere human resources, als volgt verdeeld : (1) 0,3 FTE gegradueerde verpleegkundigen (-) (2) 0,5 FTE gebrevetteerde/gediplomeerde verpleegkundigen (-) (3) 2,7 FTE kinesitherapeuten (-) (4) 0,6 FTE logopedisten (-) (5) 1,0 FTE ergotherapeuten (-) (6) 0,2 FTE psychologen (+) (7) 0,3 FTE ander gezondheidspersoneel (-)



38/120 hôpitaux aigus (32%) mentionnent faire de la réadaptation fonctionnelle ORL.


Acute





38/120 acute ziekenhuizen (32%) vermelden dat ze KNO revalidatie uitvoeren. Van de acute ziekenhuizen die KNO revalidatie uitvoeren, antwoorden 29 ziekenhuizen als volgt voor wat betreft het gemiddeld aantal human resources : Voor 3,9 (elfden) geneesheren zijn er 2,3 FTE andere human resources, als volgt verdeeld : (1) 0,03 FTE gegradueerde verpleegkundigen (-) (2) 0,0 FTE gebrevetteerde/gediplomeerde verpleegkundigen (=) (3) 0,3 FTE kinesitherapeuten (-) (4) 1,5 FTE logopedisten (=) (5) 0,01 FTE ergotherapeuten (+) (6) 0,2 FTE psychologen (+) (7) 0,3 FTE ander gezondheidspersoneel (-)


94


27/120 hôpitaux aigus (23%) mentionnent faire de la réadaptation fonctionnelle psychiatrique Parmi les hôpitaux aigus qui mentionnent faire de la réadaptation fonctionnelle psychiatrique, 22 hôpitaux répondent comme suit par rapport au nombre moyen de ressources humaines : Pour 9,6 (11ème) de médecins, il y a 4,3 ETP d’autres ressources humaines réparties comme suit : (1) 0,6 ETP d’infirmiers gradués (+) (2) 1,2 ETP d’infirmiers brevetés/diplômés (+) (3) (4) (5) (6) (7)

0,8 ETP de kinésithérapeutes (+) 0,1 ETP de logopèdes (+) 0,6 ETP d’ergothérapeutes (+) 0,7 ETP de psychologues (+) 0,3 ETP d’autre personnel de santé (+)

38/120 hôpitaux aigus (32%) mentionnent faire un autre type de réadaptation fonctionnelle Parmi les hôpitaux aigus qui mentionnent faire un autre type de réadaptation fonctionnelle, 21 hôpitaux répondent comme suit par rapport au nombre moyen de ressources humaines : Pour 10,3 (11ème) de médecins, il y a 4,4 ETP d’autres ressources humaines réparties comme suit : (1) 0,1 ETP d’infirmiers gradués (-) (2) 0,0 ETP d’infirmiers brevetés/diplômés (=) (3) 2,8 ETP de kinésithérapeutes (+) (4) 0,1 ETP de logopèdes (+) (5) 0,9 ETP d’ergothérapeutes (+) (6) 0,4 ETP de psychologues (+) (7) 0,1 ETP d’autre personnel de santé (+)

REVALIDATIE READAPTATION FONCTIONNELLE 3/4 Human Resources psychiatric rehabilitation: distribution (%) of the 4,3 FTE by qualification (7) : other healthcare staff 8% (6) : psychologists 15% (5) : ergotherapists 14% (4) : speech therapists 2%




(5) : ergotherapists 21% (4) : speech therapists 3%

97/120


16/66

27/120 acute ziekenhuizen (23%) psychiatrische revalidatie uitvoeren.

total 130/219

vermelden

dat

ze

Van de acute ziekenhuizen die psychiatrische revalidatie uitvoeren, antwoorden 22 ziekenhuizen als volgt voor wat betreft het gemiddeld aantal human resources : Voor 9,6 (elfden) geneesheren zijn er 4,3 FTE andere human resources, als volgt verdeeld : (1) 0,6 FTE gegradueerde verpleegkundigen (+) (2) 1,2 FTE gebrevetteerde/gediplomeerde verpleegkundigen (+) (3) 0,8 FTE kinesitherapeuten (+) (4) 0,1 FTE logopedisten (+) (5) 0,6 FTE ergotherapeuten (+) (6) 0,7 FTE psychologen (+) (7) 0,3 FTE ander gezondheidspersoneel (+)


Human Resources other rehabilitation: distribution (%) of the 4,4 FTE by qualification (7) : other healthcare staff 3%

Acute




38/120 acute ziekenhuizen (32%) vermelden dat ze een ander soort revalidatie uitvoeren. Van de acute ziekenhuizen die een ander soort revalidatie uitvoeren, antwoorden 21 ziekenhuizen vermelden als volgt voor wat betreft het gemiddeld aantal human resources : Voor 10,3 (elfden) geneesheren zijn er 4,4 FTE andere human resources, als volgt verdeeld : (1) 0,1 FTE gegradueerde verpleegkundigen (-) (2) 0,0 FTE gebrevetteerde/gediplomeerde verpleegkundigen (=) (3) 2,8 FTE kinesitherapeuten (+) (4) 0,1 FTE logopedisten (+) (5) 0,9 FTE ergotherapeuten (+) (6) 0,4 FTE psychologen (+) (7) 0,1 FTE ander gezondheidspersoneel (+)

95

REVALIDATIE Gegevens/Données 2001 (Ref.II.26)

-

Acute

READAPTATION FONCTIONNELLE 4/4

97/120

En particulier, les 81 hôpitaux aigus qui mentionnent avoir des activités de réadaptation en hospitalisation répondent qu’ils ont une activité médiane (P50) annuelle de : (6) 495 patients hospitalisés ayant bénéficiés d’une réadaptation locomotrice (+) (7) 308 patients hospitalisés ayant bénéficiés d’une réadaptation cardiaque (+) (8) 102 patients hospitalisés ayant bénéficiés d’une réadaptation vasculaire (-) (9) 364 patients hospitalisés ayant bénéficiés d’une réadaptation pneumologique (-) (10) 192 patients hospitalisés ayant bénéficiés d’une réadaptation neurologique (-) (11) 60 patients hospitalisés ayant bénéficiés d’une réadaptation logopédique (-) (12) 75 patients hospitalisés ayant bénéficiés d’une réadaptation urologique (-) (13) 44 patients hospitalisés ayant bénéficiés d’une réadaptation colo-proctologique (+)

Total annual activity in rehabilitation (hospitalisation): distribution (%) by type of rehabilitation

En particulier, les 74 hôpitaux aigus qui mentionnent avoir des activités de réadaptation en ambulatoire répondent qu’ils ont une activité médiane (P50) annuelle de : (1) 228 patients ambulatoires ayant bénéficiés d’une réadaptation locomotrice (-) (2) 92 patients ambulatoires ayant bénéficiés d’une réadaptation cardiaque (+) (3) 19 patients ambulatoires ayant bénéficiés d’une réadaptation vasculaire (+) (4) 32 patients ambulatoires ayant bénéficiés d’une réadaptation pneumologique (-) (5) 58 patients ambulatoires ayant bénéficiés d’une réadaptation neurologique (-) (6) 56 patients ambulatoires ayant bénéficiés d’une réadaptation logopédique (-) (7) 50 patients ambulatoires ayant bénéficiés d’une réadaptation urologique (-) (8) 14 patients ambulatoires ayant bénéficiés d’une réadaptation colo-proctologique (-)

Total annual activity in rehabilitation (ambulatory): distribution (%) by type of rehabilitation

(6) 3%

(7) 2% (8) 2%

(5) 10%

(4) 13% (3) 3%

(3) 0%

(4) 1%

(6) (7) (5) 3% 3% 8%

(2) 5%

(1) 79%

130/219

102 gehospitaliseerde patiënten voor vasculaire revalidatie(-)

(4)

364 gehospitaliseerde patiënten voor pneumologische revalidatie (-) 192 gehospitaliseerde patiënten voor neurologische revalidatie (-) 60 gehospitaliseerde patiënten voor logopedische revalidatie (-) 75 gehospitaliseerde patiënten voor urologische revalidatie(-)

(6)

(8)

(8) 1%

16/66

(3)

(7)

(2) 10%

17/33

total

In het bijzonder bedraagt de mediaan (P50) op jaarbasis van de activiteiten van de 81 acute ziekenhuizen, die antwoorden dat ze revalidatie in hospitalisatie uitvoeren : (1) 495 gehospitaliseerde patiënten voor locomotorische revalidatie (+) (2) 308 gehospitaliseerde patiënten voor cardiale revalidatie (+)

(5) (1) 57%


44 gehospitaliseerde patiënten voor colo-proctologische revalidatie (+)

In het bijzonder bedraagt de mediaan (P50) op jaarbasis van de activiteiten van de 74 acute ziekenhuizen, die antwoorden dat ze ambulante revalidatie uitvoeren : (1) 228 ambulante patiënten voor locomotorische revalidatie (-) (2)

92 ambulante patiënten voor cardiale revalidatie (+)

(3)

19 ambulante patiënten voor vasculaire revalidatie (+)

(4)

32 ambulante patiënten voor pneumologische revalidatie (-)

(5)

58 ambulante patiënten voor neurologische revalidatie (-)

(6)

56 ambulante patiënten voor logopedische revalidatie (-)

(7)

50 ambulante patiënten voor urologische revalidatie (-)

(8)

14 ambulante patiënten voor colo-proctologische revalidatie (-)

96

DIENST ZWARE BRANDWONDEN SERVICE GRANDS BRULES 1/2


Acute 5/120


0/66

total 5/219

La présence d’un service pour les grands brulés est mentionnée dans 5/120 hôpitaux aigus (4%) (=)

De aanwezigheid van een dienst voor zware brandwonden wordt vermeld door 5/120 acute ziekenhuizen (4%) (=)

En particulier, les 5 hôpitaux aigus qui mentionnent avoir un service pour les grands brulés répondent comme suit : (1) 100% mentionnent avoir une infrastructure pour la réadaptation aiguë et subaiguë des grands brûlés (=) (2) 80% avoir une salle d’opération (- -) (3) 100% avoir une installation de balnéothérapie (=)

In het bijzonder antwoorden de 5 acute ziekenhuizen met een dienst voor zware brandwonden, als volgt : (1) 100% vermeldt dat ze de infrastructuur heeft voor de acute en subacute revalidatie van zwaar verbrande patiënten (=) (2) 80% heeft een operatiezaal (- -) (3) 100% heeft een installatie voor balneotherapie (=)

Parmi les hôpitaux aigus qui mentionnent avoir un service pour les grands brûlés, 5 hôpitaux répondent comme suit par rapport au nombre moyen de ressources humaines : Pour 31,4 (11ème) de médecins, il y a 28,9 ETP d’autres ressources humaines réparties comme suit : (1) 22,8 ETP d’infirmiers gradués (+) (2) 2,7 ETP d’infirmiers brevetés/diplômés (-) (3) 3,4 ETP d’autre personnel de santé (=)

En particulier, les 5 hôpitaux aigus qui mentionnent avoir un service de grands brulés répondent comme suit à propos de l’organisation et de la gestion de la qualité : (1) 80% mentionnent avoir un rapport annuel (=) (2) 60% avoir un registre pour le suivi de la qualité (=) (3) 80% évaluer régulièrement la qualité des activités (=) (4) 80% évaluer régulièrement la qualité des activités par un audit interne (=) (5) 20% évaluer régulièrement la qualité des activités par un audit externe (=)

Human Resources: distribution (%) of the 28,9 FTE by qualification (3) : other healthcare staff 12% (2) : vocational trained nurses 9%


Organisation and quality management in the service: % of the 5 acute hospitals mentioning the item % (evolution 2000-2001) 0 20 40 60 80 100 1 2 3

Van de acute ziekenhuizen met een dienst voor zware brandwonden, antwoorden 5 ziekenhuizen als volgt voor wat betreft het gemiddeld aantal human resources: : Voor 31,4 (elfden) geneesheren zijn er 28,9 FTE andere human resources, als volgt verdeeld : (1) 22,8 FTE gegradueerde verpleegkundigen (+) (2) 2,7 FTE gebrevetteerde/gediplomeerde verpleegkundigen (-) (3) 3,4 FTE ander gezondheidspersoneel (=)

2000 2001

In het bijzonder antwoorden de 5 acute ziekenhuizen met een dienst zware brandwonden, als volgt voor wat betreft de organisatie en het kwaliteitsbeheer : (1) 80% heeft ze een jaarlijks rapport (=) (2) 60% heeft een register voor de kwaliteitsopvolging (=) (3) 80% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten (=) (4) 80% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten via een interne audit (=) (5) 20% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten via een externe audit (=)

4 5

97

DIENST ZWARE BRANDWONDEN SERVICE GRANDS BRULES 2/2


En particulier, les 5 hôpitaux aigus qui mentionnent avoir un service pour les grands brulés répondent qu’ils ont une activité totale annuelle de : (1) 182 enfants (< 16 ans) brûlés (+) (2) 370 adultes (16-65) brulés (-) (3) 121 adultes (>65 ans) brûlés (+)

Acute 5/120

Annual activity: distribution (%) by agegroup of patients (3) 18%


0/66

total 5/219

In het bijzonder antwoorden de 5 acute ziekenhuizen met een dienst voor zware brandwonden, dat ze op jaarbasis een totale activiteit hebben van : (1) 182 verbrande kinderen (< 16 jaar) (+) (2) 370 verbrande volwassenen (16-65) (-) (3) 121 verbrande volwassenen (>65 jaar) (+)

(1) 27%

(2) 55% s

•

102 enfants (< 16 ans) dont la surface brûlée est < à 10% (-)

•

66 enfants (< 16 ans) dont la surface brûlée est d’au moins 10% (+) 14 enfants (< 16 ans) gravement brûlés, avec lésions respiratoires (+) 173 adultes (16-65) dont la surface brûlée est < à 15% (-)

• • • • • • •

113 adultes (16-65) dont la surface brûlée est d’au moins 15% (-) 84 adultes (16-65) gravement brûlés, avec lésions respiratoires (+) 65 adultes (>65 ans) dont la surface brûlée est < à 15% (+) 34 adultes (>65 ans) dont la surface brûlée est d’au moins 15% (+) 22 adultes (>65 ans) gravement brûlés, avec lésions respiratoires (+)

Le graphique illustre la proportion de type de brûlure par catégorie d’âge.

Annual activity : allocation in % according to the type of burn <10% or <15% severely burned 0%

20%

>10% or >15% 40%

60%

80%

100%

• • • •

<16 years

• •

16-65 years

• >65 years

• •

102 kinderen (< 16 jaar) waarvan de verbrande oppervlakte minder is dan 10% (-) 66 kinderen (< 16 jaar) waarvan de verbrande oppervlakte minstens 10% is (+) 14 kinderen (< 16 jaar) zwaar verbrand, met letsels aan de ademhalingswegen (+) 173 volwassenen (16-65) waarvan de verbrande oppervlakte minder is dan 15% (-) 113 volwassenen (16-65) waarvan de verbrande oppervlakte minstens 15% is (-) 84 volwassenen (16-65) zwaar verbrand, met letsels aan de ademhalingswegen (+) 65 volwassenen (>65 jaar) waarvan de verbrande oppervlakte minder is dan 15% (+) 34 volwassenen (>65 jaar) waarvan de verbrande oppervlakte minstens 15% is (+) 22 volwassenen (>65 jaar) zwaar verbrand, met letsels aan de ademhalingswegen (+)

De grafiek toont per leeftijdscategorie de verhouding van het soort brandwonden.

98

PSYCHOLOGEN PSYCHOLOGUES 1/2


La présence d’une assistance psychologique aux personnes est mentionnée dans 107/120 hôpitaux aigus (89%) (++), 18/33 hôpitaux spécialisés (55%) (++) et 20/66 hôpitaux psychiatriques (30%) (- -)

Acute 107/120

18/33

20/66

total 145/219

Het aanbieden van psychologische assistentie wordt vermeld door 107/120 acute ziekenhuizen (89%) (++), 18/33 gespecialiseerde ziekenhuizen (55%) (++) en 20/66 psychiatrische ziekenhuizen (30%) (- -).

Infrastructure : % of the 219 hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001) % 2000

100


2001 50 0 acute

Parmi les hôpitaux qui mentionnent la présence d’une assistance psychologique aux personnes, 144 hôpitaux répondent comme suit par rapport au nombre moyen de ressources humaines par 100 lits : 2,7 ETP de psychologues pour les 106 hôpitaux aigus (+) 1,7 ETP de psychologues pour les 18 hôpitaux spécialisés (-) 5,0 ETP de psychologues pour les 20 hôpitaux psychiatriques (+)

specialised

psychiatric

Human resources: average number of FTE/100 beds per type of hospital 0 1 2 3 4 5 acute

6

2000

Van de ziekenhuizen die psychologische assistentie aanbieden, antwoorden 144 ziekenhuizen als volgt voor wat betreft het gemiddeld aantal human resources per 100 bedden : 2,7 FTE psychologen in de 106 acute ziekenhuizen (+) 1,7 ETP psychologen in de 18 gespecialiseerde ziekenhuizen (-) 5,0 ETP psychologen in de 20 psychiatrische ziekenhuizen (+)

2001 specialised psychiatric

En particulier, les 107 hôpitaux aigus qui mentionnent la présence d’une assistance psychologique aux personnes répondent comme suit à propos de l’organisation et de la gestion de la qualité : (1) 88% mentionnent que le patient peut faire appel à une assistance psychologique (++) (2) 89% que la famille des patients peut faire appel à une assistance psychologique (++) (3) 83% que le personnel soignant peut faire appel à une assistance psychologique (++) (4) 79% coordonner cette activité au sein de l’hôpital (++) (5) 37% avoir un rapport annuel (++)

Organisation and quality management : % of the 107 acute hospitals mentioning the item % (evolution 2000-2001) 0 20 40 60 80 100 1

In het bijzonder antwoorden de 107 acute ziekenhuizen die psychologische assistentie aanbieden, als volgt voor wat betreft de organisatie en het kwaliteitsbeheer : (1) (2)

2 3

2000

4

2001

5

(3) (4) (5)

88% vermeldt dat de patient beroep kan doen op psychologische assistentie (++) 89% dat de familie van de patiënten beroep kan doen op psychologische assistentie (++) 83% dat het verzorgend personeel beroep kan doen op psychologische assistentie (++) 79% coördineert deze activiteit in het ziekenhuis (++) 37% heeft een jaarlijks rapport (++)

99

PSYCHOLOGEN PSYCHOLOGUES 2/2


En particulier, les 18 hôpitaux spécialisés qui mentionnent la présence d’une assistance psychologique aux personnes répondent comme suit à propos de l’organisation et de la gestion de la qualité : (1) 55% mentionnent que le patient peut faire appel à une assistance psychologique (++) (2) 55% que la famille des patients peut faire appel à une assistance psychologique (++) (3) 36% que le personnel soignant peut faire appel à une assistance psychologique (-) (4) 48% coordonner cette activité au sein de l’hôpital (++) (5) 6% avoir un rapport annuel (-)

Acute 107/120

Organisation and quality management : % of the 18 specialised hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001) 0

20

40

60

%

18/33

20/66

total 145/219

In het bijzonder antwoorden de 18 gespecialiseerde ziekenhuizen die psychologische assistentie aanbieden, als volgt voor wat betreft de organisatie en het kwaliteitsbeheer :

% (1)

80

100

(2) 1

(3) 2000

2


2001

(4) (5)

55% vermeldt dat de patient beroep kan doen op psychologische assistentie (++) 55% dat de familie van de patiënten beroep kan doen op psychologische assistentie (++) 36% dat het verzorgend personeel beroep kan doen op psychologische assistentie (-) 48% coördineert deze activiteit in het ziekenhuis (++) 6% heeft een jaarlijks rapport (-)

3 4 5

En particulier, les 20 hôpitaux psychiatriques qui mentionnent la présence d’une assistance psychologique aux personnes répondent comme suit à propos de l’organisation et de la gestion de la qualité : (1) 32% mentionnent que le patient peut faire appel à une assistance psychologique (+) (2) 30% que la famille des patients peut faire appel à une assistance psychologique (- -) (3) 18% que le personnel soignant peut faire appel à une assistance psychologique (- -) (4) 29% coordonner cette activité au sein de l’hôpital (-) (5) 17% avoir un rapport annuel (=)

Organisation and quality management : % of the 20 psychiatric hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001) % 0

20

40

60

80

100

1 2 2000 3

In het bijzonder antwoorden de 20 psychiatrische ziekenhuizen die psychologische assistentie aanbieden, als volgt voor wat betreft de organisatie en het kwaliteitsbeheer : (1) 32% vermeldt dat de patiënt beroep kan doen op psychologische assistentie (+) (2) 30% dat de familie van de patiënten beroep kan doen op psychologische assistentie (- -) (3) 18% dat het verzorgend personeel beroep kan doen op psychologische assistentie (- -) (4) 29% coördineert deze activiteit in het ziekenhuis (-) (5) 17% heeft een jaarlijks rapport (=)

2001

4 5

100

POLIKLINIEK POLYCLINIQUE 1/6

Gegevens/Données 2001 (Ref. III.1)

Acute 120/120

La présence d’une polyclinique est mentionnée dans 120/120 hôpitaux aigus (100%) (+).

Les 120 hôpitaux répondent que les disponibles : (1) (2) (3) (4)

Consultations in cardiology : % of the 120 acute hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001) 0

20

40

60

80

1 2 3 4 5

% 100

2000 2001

aigus qui mentionnent avoir une polyclinique consultations suivantes en pneumologie sont 99% de pneumologie (+) 95% d’allergologie respiratoire (+) 81% de pneumologie-allergie pédiatrique (++) 93% de chirurgie thoracique (=)

12/33

26/66

total 158/219

De aanwezigheid van een polikliniek wordt vermeld door 120/120 acute ziekenhuizen (100%) (+).

Les 120 hôpitaux aigus qui mentionnent avoir une polyclinique répondent qu’ils ont une activité médiane (P50) annuelle de 98.990 consultations par an (+). Les 120 hôpitaux aigus qui mentionnent avoir une polyclinique répondent que les consultations suivantes en cardiologie sont disponibles : (1) 99% disposent de consultations en cardiologie (+) (2) 98% de chirurgie vasculaire (=) (3) 97% d’hypertension (+) (4) 38% de chirurgie cardiaque (+) (5) 80% de kinésithérapie cardio-vasculaire (++)


Consultations in pulmonary medicine : % of the 120 acute hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001) 0

20

40

60

80

Op jaarbasis bedraagt de mediaan (P50) van de activiteiten van de 120 acute ziekenhuizen met een polikliniek 98.990 consultaties (+). De 120 acute ziekenhuizen met een polikliniek, antwoorden dat de volgende consultaties in cardiologie mogelijk zijn : (1) (2) (3) (4) (5)

99% beschikt over consultaties in cardiologie (+) 98% in vasculaire heelkunde (=) 97% in hypertensie (+) 38% in hartchirurgie (+) 80% in cardiovasculaire kinesitherapie (++)

De 120 acute ziekenhuizen met een polikliniek, antwoorden dat de volgende consultaties in pneumologie mogelijk zijn : % 100

1

(1) (2) (3) (4)

99% in pneumologie (+) 95% in respiratoire allergologie (+) 81% in pediatrische pneumologie-allergie (++) 93% in thoracale heelkunde (=)

2 2000 2001

3 4

Les 120 hôpitaux aigus qui mentionnent avoir une polyclinique répondent que les consultations suivantes en traumatologie et rhumatologie sont disponibles : (1) 100% d’orthopédie-traumatologie (+) (2) 88% de rhumatologie (+)

Consultations in traumatology/ rheumatology: % of the 120 acute hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001) 0 20 40 60 80 1

% 100

De 120 acute ziekenhuizen met een polikliniek, antwoorden dat de volgende consultaties in traumatologie en reumatologie mogelijk zijn : (1) 100% in orthopedie-traumatologie (+) (2) 88% in reumatologie (+)

2000 2001

2

101



Les 120 hôpitaux aigus qui mentionnent avoir une polyclinique répondent que les consultations suivantes en neurologie sont disponibles : (1) 98% de neurologie (+) (2) 58% de neurologie pédiatrique (+) (3) 63% de neurochirurgie (++)

Acute 120/120

Consultations in neurology : % of the 120 acute hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001) 0

20

40

60

80


26/66

total 158/219

De 120 acute ziekenhuizen met een polikliniek, antwoorden dat de volgende consultaties in neurologie mogelijk zijn : % 100

(1) (2) (3)

98% in neurologie (+) 58% in pediatrische neurologie (+) 63% in neurochirurgie (++)

1 2

2000 2001

3

Les 120 hôpitaux aigus qui mentionnent avoir une polyclinique répondent que les consultations suivantes en psychiatrie sont disponibles : (1) 90% de psychiatrie (++) (2) 72% de psychiatrie de l’adolescent (+) (3) 51% de pédopsychiatrie (++) (4) 71% dans le cadre des assuétudes (++)

Consultations in psychiatry : % of the 120 acute hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001) 0

20

40

60

80

De 120 acute ziekenhuizen met een polikliniek, antwoorden dat de volgende consultaties in psychiatrie mogelijk zijn : %

100

1

(1) (2) (3) (4)

90% in psychiatrie (++) 72% in psychiatrie voor de adolescent (+) 51% in kinderpsychiatrie (++) 71% in het kader van verslavingen (++)

2 2000 2001

3 4

Les 120 hôpitaux aigus qui mentionnent avoir une polyclinique répondent que les consultations suivantes en stomatologie et médecine digestive sont disponibles : (1) 94% de stomatologie (+) (2) 93% de chirurgie maxillo-faciale (+) (3) 99% de gastro-entérologie (+) (4) 99% de chirurgie digestive/abdominale/gastro-entérologie (+)

Consultations in stomatology and digestive medicine : % of the 120 acute hospitals mentioning the item % (evolution 2000-2001) 0 20 40 60 80 100 1 2 3

De 120 acute ziekenhuizen met een polikliniek, antwoorden dat de volgende consultaties in stomatologie en digestieve geneeskunde mogelijk zijn : (1) 94% in stomatologie (+) (2) 93% in maxillofaciale heelkunde (+) (3) 99% in gastro-enterologie (+) (4) 99% in digestieve/abdominale/gastro-enterologische heelkunde (+)

2000 2001

4

102



Les 120 hôpitaux aigus qui mentionnent avoir une polyclinique répondent que les consultations suivantes en néphrologie sont disponibles : (1) 77% de néphrologie (+) (2) 90% d’urologie (+) (3) 75% d’urologie pédiatrique (++) (4) 18% de transplantation rénale (+)

Acute 120/120

Consultations in nephrology : % of the 120 acute hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001) 20

40

60

80

12/33

26/66

total 158/219

De 120 acute ziekenhuizen met een polikliniek, antwoorden dat de volgende consultaties in nefrologie mogelijk zijn :

%

0


% 100

1

(1) (2) (3) (4)

77% in nefrologie (+) 90% in urologie (+) 75% in pediatrische urologie (++) 18% in niertransplantaties (+)

2 3

2000 2001

4

Les 120 hôpitaux aigus qui mentionnent avoir une polyclinique répondent que les consultations suivantes en endocrinologie et nutrition sont disponibles : (1) 93% d’endocrinologie (+) (2) 98% de diabétologie (=) (3) 95% d’obésité (+) (4) 96% de diététique (+) (5) 84% des glandes endocrines (+)

Consultations in endocrinology and nutrition : % of the 120 acute hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001) 0

20

40

60

%

80

100

1 2

De 120 acute ziekenhuizen met een polikliniek, antwoorden dat de volgende consultaties in endocrinologie en i.v.m. voeding mogelijk zijn : (1) 93% in endocrinologie (+) (2) 98% in diabetologie (=) (3) 95% in obesitas (+) (4) 96% in diëtetiek (+) (5) 84% in endocriene klieren (+)

3 4 2000 2001

5

Les 120 hôpitaux aigus qui mentionnent avoir une polyclinique répondent que les consultations suivantes en hématologie sont disponibles : (1) 83% d’hématologie (++) (2) 38% d’hématologie pédiatrique (=)

De 120 acute ziekenhuizen met een polikliniek, antwoorden dat de volgende consultaties in hematologie mogelijk zijn :

Consultations in hematology : % of the 120 acute hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001) 0

20

40

60

80

% 100

(1) (2)

83% in hematologie (++) 38% in pediatrische hematologie (=)

1 2000 2

2001

103



Les 120 hôpitaux aigus qui mentionnent avoir une polyclinique répondent que les consultations suivantes en oncologie sont disponibles : (1) 96% d’oncologie (+) (2) 35% d’oncologie pédiatrique (+) (3) 48% de radiothérapie (++)

Acute 120/120

20

40

60

12/33

26/66

total 158/219

De 120 acute ziekenhuizen met een polikliniek, antwoorden dat de volgende consultaties in oncologie mogelijk zijn :

Consultations in oncology : % of the 120 acute hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001) 0


%

80

100

(1) (2) (3)

96% in oncologie (+) 35% in pediatrische oncologie (+) 48% in radiotherapie (++)

1 2

2000 2001

3

Les 120 hôpitaux aigus qui mentionnent avoir une polyclinique répondent que les consultations suivantes en immunologie et maladies infectieuses sont disponibles : (1) 65% d’immunodéficience-immunologie (++) (2) 42% d’immunologie pédiatrique (+) (3) 68% de maladies infectieuses (++) (4) 25% de maladies tropicales (+)

Consultations in immunology and infectious diseases : % of the 120 acute hospitals mentioning the item % (evolution 2000-2001) 0

20

40

60

80

100

De 120 acute ziekenhuizen met een polikliniek, antwoorden dat de volgende consultaties in immunologie en i.v.m. besmettelijke ziekten mogelijk zijn : (1) 65% in immunodeficiëntie -immunologie (++) (2) 42% in pediatrische immunologie (+) (3) 68% in besmettelijke ziekten (++) (4) 25% in tropische ziekten (+)

1 2

2000

3

2001

4

Les 120 hôpitaux aigus qui mentionnent avoir une polyclinique répondent que les consultations suivantes en dermatologie, ophtalmologie et ORL sont disponibles : (1) 93% de dermatologie-vénérologie (+) (2) 98% d’O.R.L. (=) (3) 98% d’ophtalmologie (+)

Consultations in dermatology,ophtalmology and ENT: % of the 120 acute hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001) 0 1 2

20

40

60

80

% 100

De 120 acute ziekenhuizen met een polikliniek, antwoorden dat de volgende consultaties in dermatologie, oftalmologie en KNO mogelijk zijn : (1) 93% in dermatologie-venerologie (+) (2) 98% in K.N.O. (=) (3) 98% in oftalmologie (+)

2000 2001

3

104



Les 120 hôpitaux aigus qui mentionnent avoir une polyclinique répondent que les consultations suivantes en gynécologie, fertilité et pédiatrie sont disponibles : (1) (2) (3) (4) (5) (6) (7) (8) (9) (10) (11)

Acute 120/120

Consultations in gynaecology, fertility and pediatrics : % of the 120 acute hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001) 0 20 40 60 80

97% de gynéco-obstétrique (+) 88% concernant la ménopause (++) 83% de sénologie (++) 64% de planning familial (+) 54% de conseil génétique (+) 78% d’andrologie fertilité (++) 88% de gymnastique pré et postnatale (++) 88% dans le cadre de l’accouchement (+) 48% par des accoucheuses (++) 73% de néonatalogie (++) 96% de pédiatrie (=)

26/66

158/219

% 100

2 3 2000 2001

5

12/33

total

De 120 acute ziekenhuizen met een polikliniek, antwoorden dat de volgende consultaties in gynaecologie, vruchtbaarheid en pediatrie mogelijk zijn :

1

4


6

(1) (2) (3) (4) (5) (6) (7) (8) (9) (10) (11)

97% in gynaecologie-verloskunde (+) 88% betreffende de menopauze (++) 83% in senologie (++) 64% in familiale planning (+) 54% genetische consultaties (+) 78% in andrologie-vruchtbaarheid (++) 88% in pre- en postnatale gymnastiek (++) 88% in het kader van de bevalling (+) 48% door vroedvrouwen (++) 73% in neonatologie (++) 96% in pediatrie (=)

7 8 9 10 11

Les 120 hôpitaux aigus qui mentionnent avoir une polyclinique répondent que les consultations suivantes en chirurgie sont disponibles : (1) 100% de chirurgie générale (+) (2) 89% de chirurgie plastique (+) (3) 77% de chirurgie pédiatrique (+) (4) 90% de anesthésiologie (++)

Consultations in surgery : % of the 120 acute hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001) 0

20

40

60

80

De 120 acute ziekenhuizen met een polikliniek, antwoorden dat de volgende consultaties in heelkunde mogelijk zijn : % 100

1

(1) (2) (3) (4)

100% in algemene heelkunde (+) 89% in plastische chirurgie (+) 77% in pediatrische heelkunde (+) 90% in anesthesiologie (++)

2 3

2000 2001

4

105



Les 120 hôpitaux aigus qui mentionnent avoir une polyclinique répondent que les consultations suivantes en réadaptation sont disponibles : (1) 90% de médecine physique (+) (2) 63% de médecine sportive (+) (3) 97% de kinésithérapie (+) (4) 79% de kinésithérapie spécialisée (++) (5) 88% de logopédie (++)

Acute 120/120

20

40

60

80

12/33

26/66

total 158/219

De 120 acute ziekenhuizen met een polikliniek, antwoorden dat de volgende consultaties in revalidatie mogelijk zijn :

Consultations in rehabilitation : % of the 120 acute hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001) 0


% 100

1

(1) (2) (3) (4) (5)

90% in fysische geneeskunde (+) 63% in sportgeneeskunde (+) 97% in kinesitherapie (+) 79% in gespecialiseerde kinesitherapie (++) 88% in logopedie (++)

2000 2001

2 3 4 5

Les 120 hôpitaux aigus qui mentionnent avoir une polyclinique répondent que les consultations suivantes en médecine interne , sont disponibles : (1) 98% de médecine interne générale (=) (2) 84% de gériatrie (+) (3) 85% dans le cadre d’une clinique de la douleur (++)

Consultations in internal medicine : % of the 120 acute hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001) 0

20

40

60

80

% 100

De 120 acute ziekenhuizen met een polikliniek, antwoorden dat de volgende consultaties in inwendige geneeskunde mogelijk zijn : (1) 98% in algemene inwendige geneeskunde (=) (2) 84% in geriatrie (+) (3) 85% in het kader van een pijnkliniek (++)

1

2

2000 2001

3

106

AMBULANTE HEELKUNDE CHIRURGIE AMBULATOIRE


La présence de chirurgie ambulatoire est mentionnée dans 117/120 hôpitaux aigus (97%) (++). Les 117 hôpitaux aigus qui mentionnent avoir des activités en chirurgie ambulatoire répondent qu’ils ont une activité médiane (P50) annuelle : (1) 2.976 interventions dans les salles dédicacées exclusivement à la chirurgie ambulatoire (+) (2) 3.449 interventions dans le bloc opératoire général (-) Le graphique illustre le nombre d’événements recensés en chirurgie ambulatoire.

Acute 117/120


0/66

total 118/219

De aanwezigheid van ambulante chirurgische activiteiten wordt vermeld door 117/120 acute ziekenhuizen (97%) (++).

Annual activity: total number of interventions

Op jaarbasis is de mediaan (P50) van de ambulante chirurgische activiteiten van de 117 acute ziekenhuizen die deze activiteit vermelden : (1) 2.976 ingrepen in de exclusief voor ambulante chirurgie voorbehouden operatiezalen (+) (2) 3.449 ingrepen in het algemeen operatiekwartier (-)

500000 400000 300000 200000

De grafiek toont het aantal geregistreerde ingrepen in de ambulante chirurgie.

100000 0 (1)

Les 117 hôpitaux aigus qui mentionnent effectuer de la chirurgie ambulatoire répondent comme suit à propos de l’organisation et de la gestion de la qualité : (1) 42% mentionnent avoir des salles d’opération exclusivement réservées à la chirurgie ambulatoire (- -) (2) 93% avoir des procédures écrites concernant l’organisation des examens préopératoires (=) (3) 93% avoir une garde appelable pour les patients chirurgicaux (-) (4) 32% appeler systématiquement les patients chirurgicaux par téléphone le lendemain (-) (5) 48% avoir un registre pour le suivi de la qualité (+) (6) 81% évaluer régulièrement la qualité des activités (++) (7) (8)

78% évaluer régulièrement la qualité des activités par audit interne (++) 13% évaluer régulièrement la qualité des activités par audit externe (+)

(2)

Organisation and quality management in the service: % the 117 acute hospitals mentioning the item (evolution 2000-2001) 0

20

40

60

% 100

80

1 2 3 4

2000

5

2001

6

In het bijzonder antwoorden de 117 acute ziekenhuizen die ambulante chirurgische activiteiten vermelden als volgt voor wat betreft de organisatie en het kwaliteitsbeheer : (1) 42% vermeldt operatiezalen die exclusief voorbehouden zijn voor ambulante chirurgie (- -) (2) 93% heeft uitgeschreven procedures voor wat betreft de organisatie van preoperatieve onderzoeken (=) (3) 93% heeft een oproepbare wac ht voor de chirurgische patiënten (-) (4) 32% telefoneert systematisch ‘s anderendaags naar de geopereerde patiënten (-) (5) 48% heeft een register voor de kwaliteitsopvolging (+) (6) 81% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten (++) (7) 78% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten via een interne audit(++) (8) 13% evalueert regelmatig de kwaliteit van de activiteiten via een externe audit (+)

7 8

107

Federal Public Service of Public Health, Food Chain Safety and Environment Directorate-General for the Organisation of Health Care Establishments

Recommend Documents