INLEIDING BAPN, het Belgisch Netwerk Armoedebestrijding, wil haar rol spelen om, vanuit ervaringskennis van mensen in armoede, het beleid en haar effect op armoede(bestrijding) kritisch constructief onder de loep te nemen en de dialoog hierrond aan te gaan. We zijn verheugd dat er een akkoord is, waarin gestreefd wordt naar het garanderen van een degelijke levenskwaliteit voor alle inwoners, en het verstevigen van de stabiliserende sociale mechanismen. Het vergt weinig uitleg dat de huidige economische en sociale crisis een ambitieus armoedebestrijdingsbeleid onmisbaar maakt, zowel om preventief te vermijden dat mensen dieper in armoede terecht komen en dat meer mensen in armoede terecht komen, en eveneens om ervoor te zorgen dat we erin slagen om armoede terug te dringen. Zo hebben we ook de ‘Ontwerpverklaring over het algemeen beleid’ (1 december 2011) naast ons Memorandum ‘Voor een meer Solidaire Samenleving’ gelegd, en nagegaan in hoeverre dit regeerakkoord beantwoordt aan onze eisen. We zijn er immers sterk van overtuigd dat de aanbevelingen in ons memorandum aangeven welke beleidskeuzes en acties noodzakelijk zijn om de armoede terug te dringen. Deze aanbevelingen zijn immers het resultaat van uitvoerig overleg met mensen in armoede, hun verenigingen, regionale netwerken, diverse experts. De ervaringskennis van mensen in armoede staat daarbij steeds centraal. Hieronder geven wij op basis van ons memorandum onze prioriteiten en suggesties bij een aantal punten uit het regeerakkoord; dit zijn suggesties omtrent de uitwerking van algemene voorstellen, soms betreft het suggesties met betrekking tot uitvoering en implementatie ervan, inhoudelijke toevoegingen…
FEDERAAL PLAN ARMOEDEBESTRIJDING Het regeerakkoord vermeldt:
De wettelijke bepalingen voor de strijd tegen armoede zullen worden versterkt. In dit opzicht zal de regering de uitvoering van het federaal plan armoedebestrijding actualiseren en het aanpassen op basis van strategische en operationele doelstellingen. Ons memorandum vermeldt:
In dergelijke context is het primordiaal dat een nieuw en versterkt Federaal Plan Armoedebestrijding gelanceerd wordt in het kader van een nieuwe regeringsvorming. Dit moet een sterk instrument worden met ambitieuze doelstellingen om de toenemende ongelijkheid in ons land terug te dringen. Het belang van dit federaal plan armoedebestrijding wordt ook in de resolutie rond armoedebestrijding van de Senaat onderstreept. Deze resolutie werd goedgekeurd. Er kan dus nu al gestart worden met de voorbereiding van een versterkt federaal plan armoedebestrijding. Bemerkingen, suggesties.
Het is positief dat de regering de uitvoering van het federaal plan zal actualiseren en het plan zal aanpassen waar nodig. We pleiten ervoor dat hierbij de volgende twee zaken in acht worden genomen: Ook bij de actualisatie is het van belang dat mensen in armoede en hun vertegenwoordigers betrokken worden. Zij ervaren immers op het terrein waar de uitvoering nog onvoldoende kon gebeuren, waar er tekortkomingen zijn, waar de situatie gewijzigd is en dus nieuwe uitdagingen en nieuwe oplossingen vergen. Daarnaast is het van belang dat de actualisatie ambitieus gebeurt: de situatie van mensen in armoede is er recent niet op vooruitgegaan, integendeel. De socio-economische context maakt het voor mensen in armoede nog moeilijker om uit de spiraal van armoede te geraken en daarenboven dreigen een groot aantal nieuwe mensen in armoede terecht te komen. Dit vraagt om een genereuze, daadkrachtige aanpak met de nodige ambitie. Hierbij willen we ook verwijzen naar de minimale doelstelling in het Nationaal Hervormingsprogramma om er voor te zorgen dat het aantal mensen in armoede daalt met 380.000. De doelstellingen van het federaal plan die nog niet gerealiseerd zijn, zijn allesbehalve overbodig geworden en er dient dus gekeken te worden hoe tijdens deze legislatuur alsnog het beoogde resultaat bereikt kan worden.
GEZONDHEID Het regeerakkoord vermeldt:
Op korte termijn zal de toekenning van het OMNIO-statuut voor iedereen die dat potentieel kan genieten, vereenvoudigd en versneld worden. Ons memorandum vermeldt:
Volgens een schatting van het RIZIV zouden meer dan 800.000 mensen recht hebben op het OMNIO statuut. In de praktijk hebben echter ongeveer 260.000 mensen dit statuut. Er zou een manier moeten gevonden worden waarop dit statuut automatisch (zonder aanvraag) toegekend wordt aan de rechthebbenden. Bemerkingen, suggesties: Het is positief dat er gekeken wordt naar een vereenvoudiging en versnelling van de toekenning van het OMNIO statuut, maar gezien de immense kloof tussen rechthebbenden en mensen die dit statuut effectief hebben, pleiten we er toch voor om voor een volledige automatische toekenning te zorgen. Eens te meer omdat ook andere armoedebestrijdende maatregelen hier vaak aan gekoppeld worden. Een automatische toekenning kan zo een multipel effect bereiken.
Het regeerakkoord vermeldt:
Voor de meest kwetsbare patiëntengroepen zal het derdebetalersysteem worden veralgemeend. Ons memorandum vermeldt:
Bij het derdebetalerssysteem moet de patiënt enkel het remgeld betalen. Bij hospitalisaties en de aankoop van medicijnen is dit al zo geregeld. We vragen echter dat dit ook de regel zou worden bij raadplegingen van de huisarts en tandarts. BAPN pleit voor een algemene en verplichte toepassing van het derdebetalerssysteem en niet alleen naar een verplichte toepassing voor mensen met een laag inkomen. Hiermee hopen we stigmatisering van mensen in armoede te vermijden. In afwachting van de invoering van het derdebetalerssysteem moet de mogelijkheid om de terugbetaling in cash geld door de mutualiteiten aan de loketten opnieuw gegarandeerd worden. Bemerkingen, suggesties: Een veralgemening kan maar optimaal effect bereiken indien dit verplicht wordt toegepast voor iedere patiënt. Te vaak opteren mensen in armoede om er geen gebruik van te maken (of geen beroep te doen op de nodige gezondheidszorgen) uit schaamtegevoel.
PARTICIPATIE Het regeerakkoord vermeldt:
De regering zal het partnerschap met de actoren van de armoedebestrijding versterken, gelet met name op hun opdracht om overleg te plegen met mensen die in armoede leven. Ze zal verder een beroep doen op opgeleide ervaringsdeskundigen om het beleid ter zake te bepalen. Ons memorandum vermeldt:
De participatie van mensen in armoede aan het beleid is essentieel. Zij kunnen het best de knelpunten en problemen aangeven en oplossingen aanreiken die voor hen een uitweg uit armoede mogelijk maken. Het is van belang dat deze stem ook op federaal en Europees niveau gehoord wordt. BAPN pleit daarom voor een structurele ondersteuning van haar werking. Zodoende kan het woord nemen en de participatie van mensen in armoede op een nog betere manier gebeuren. De voorstellen en bedenkingen van mensen in armoede kunnen zo beter tot bij het Steunpunt, de Interministeriële Conferentie en de federale en Europese beleidsverantwoordelijken gebracht worden. Het bundelen van de krachten van mensen in armoede op Belgisch niveau is ook meer en meer noodzakelijk bij het opvolgen en beïnvloeden van de Europese regelgeving. De Werkgroep BAPN Europa 2020 die van start gaat in september 2011 (zie verder) zal hiertoe een grote bijdrage leveren (ook via de deelname aan andere werkgroepen en eventueel aan een Belgisch Platform tegen Armoede). Verder neemt BAPN actief deel aan de Europese Ontmoetingen van mensen in armoede die jaarlijks door de Europese Commissie in samenwerking met EAPN worden georganiseerd. Met een delegatie mensen in armoede wordt deze ontmoeting via een intensief traject voorbereid.
Hoewel vaak op Europees vlak naar België gekeken wordt als uitdrager van het participatiemodel, BAPN is daarmee niet verzadigd en blijft ijveren voor een volwaardige participatie en een optimalisering van haar werking. BAPN vraagt verdere investering in deze participatiestructuur zodat participatie duurzaam en efficiënt kan gebeuren. Dit kan op verschillende manieren. Stimuleer basisorganisaties die rechtstreeks werken met mensen in armoede op het terrein. Dit kan gebeuren door (het actief lobbyen voor) een grotere toegankelijkheid van de ESF-middelen voor organisaties die echt aan de basis werken met mensen in armoede. Start een vertikaal en horizontaal overleg op met de federale beleidsmedewerkers en BAPN, analoog aan dat op regionaal vlak en in afstemming met elkaar, om de participatie van mensen in armoede op de verschillende beleidsdomeinen, zoals o.a. werk, huisvesting en gezondheidszorg te verzekeren en te streven naar een meer preventief beleid. .Stimuleer het inzetten van ervaringsdeskundigen, zowel binnen de overheid als binnen het maatschappelijk middenveld. In een Belgisch Platform tegen Armoede en Sociale Uitsluiting moeten mensen in armoede via de BAPN Werkgroep “BAPN Europa 2020” een centrale rol spelen in het plannen en opvolgen van de Belgische bijdrage aan het Europees beleid rond armoedebestrijding. Om een degelijke bijdrage te leveren aan het Europees Platform tegen Armoede en Sociale Uitsluiting moeten we op nationaal niveau werken via een Belgisch Platform tegen Armoede en Sociale Uitsluiting. Mensen in Armoede moeten hierin een centrale plaats innemen. De opdracht van de werkgroep “BAPN Europa 2020” bestaat erin het Europees beleid rond armoedebestrijding op te volgen en hieromtrent aanbevelingen te formuleren. Deze werkgroep zal bestaan uit de regionale netwerken armoedebestrijding, lokale verenigingen en mensen in armoede en zal aanbevelingen formuleren aan het adres van de EU en België. “BAPN Europa 2020” kan zijn plaats vinden in het Belgisch Platform tegen Armoede waar kan worden overgegaan tot het bepalen en innemen van gemeenschappelijke standpunten met andere organisaties, waaronder ook vakbonden. Bemerkingen, suggesties: De Werkgroep BAPN Europa 2020 is ondertussen opgestart en reeds driemaal samengekomen. Deze werkgroep heeft reeds gezorgd voor de betrokkenheid en actieve participatie van mensen in armoede tijdens het Belgisch Platform Armoedebestrijding, de bespreking van de targets en (sub)indicatoren in het kader van het Nationaal Hervormingsprogramma. Een subsidieaanvraag ter ondersteuning van BAPN werd overgemaakt. Vanzelfsprekend blijven wij steeds bereid om actief, constructief en kritisch het armoedeoverleg mee vorm te geven met de regering, en in het bijzonder de Staatssecretaris Armoedebestrijding, en een actieve dialoog aan te gaan.
DAKLOOSHEID Het regeerakkoord vermeldt:
De regering zal met de Gemeenschappen en Gewesten een samenwerkingsakkoord inzake daklozen sluiten teneinde de taken en de verantwoordelijkheden van elk bevoegdheidsniveau af te lijnen. Ons Memorandum vermeldt:
De strijd voor de toegang tot wonen (en tegen dakloosheid) moet worden gevoerd in het licht van de strijd tegen armoede. Dakloze personen zijn in de eerste plaats mensen die in armoede leven. Het enige wat hen onderscheidt van andere mensen in armoede is het feit dat ze hun woning verloren hebben. De oorzaken waardoor ze hun thuis verliezen, zijn dezelfde als diegenen die leiden tot armoede. De basis van een preventiebeleid tegen armoede en dakloosheid moet de uitvoering van sociale rechten zijn, zoals opgenomen in het Europees Sociaal Handvest van Fundamentele Rechten, om gelijke toegang tot onderwijs, gezondheidszorg, werk en huisvesting te garanderen. De politieke aanpak gericht op de toepassing van het “recht op wonen” is de meest doeltreffende methode in de preventie van en de strijd tegen dakloosheid. Dit recht staat in het Handvest van Europese Grondrechten en is door het Verdrag van Lissabon wettelijk verplicht geworden. Om het “recht op wonen” toe te passen, moet de toegang tot wonen voor mensen in armoede mogelijk gemaakt worden. Iedere inwoner van de Europese Unie die, om welke reden ook, zonder middelen en zonder woning in een ander land van de EU verblijft, moet toegang hebben tot maatschappelijke hulp en tot dezelfde lokale nood- en opvangstructuren. Cfr. Europese bevraging van daklozen, Gemeenschappelijk Daklozenfront en BAPN, oktober 2010 1. Er is nood aan de opstart van structuren die de directe participatie van daklozen mogelijk maakt, zoals geformuleerd in de politieke aanbevelingen van de jury van de Consensusconferentie rond dakloosheid in december 2O10.2 Het plan voor de acute (winter)opvang vanaf 2011-2012 moet garanderen dat niemand nog op straat slaapt. Wij benadrukken dat het organiseren van acute (winter)opvang geen excuus mag vormen voor het ontbreken van een structurele aanpak ter preventie en bestrijding van dakloosheid. Wij roepen reeds lang de betrokken overheden in ons land op om te starten met het overleg en de planning daarvan. De verenigingen waar armen het woord nemen, de verenigingen van daklozen en het betrokken middenveld moeten daaraan kunnen deelnemen. Het sluiten van de acute opvang die enkel voor de winter als surplus werd gecreëerd, is voor vele daklozen een regelrechte ramp! Het is onaanvaardbaar dat zij terug de straat worden opgestuurd. In afwachting van een totaalaanpak moet 1 2
http://www.bapn.be/documents/publicaties/Brochure%20dakloosheid%20NL.pdf http://ec.europa.eu/social/main.jsp?catId=751&langId=nl&eventsId=315&furtherEvents=yes
alvast in elke gemeente voldoende laagdrempelige en acute nachtopvang voor handen blijven (of opnieuw gecreëerd), opdat niemand tegen zijn wil op straat moet overnachten. Oók buiten de winterperiode! Er is nood aan een nieuwe aanpak van de (winter)opvang van daklozen. Die nieuwe aanpak moet minstens bestaan uit: o Spreidingsplannen op intergemeentelijk en gewestelijk niveau, waarbij alle gemeenten, dus niet enkel de grote steden, een deel van de inspanning leveren en die toelaten dat elke dakloze in de gemeente waar hij/zij verblijft wordt geholpen. Dit zowel voor nachtopvang volgens het principe bed-bad-brood (en verdere begeleiding voor wie dat wenst) als voor dagopvang. Deze spreidingsplannen moeten ook worden afgestemd tussen de 3 gewesten onderling, gezien er zeker tussen de grote steden ‘verkeer’ is van daklozen over de gewestgrenzen heen. o Een anonieme, gedecentraliseerde (géén Big Brother!), maar uniforme registratie die OCMW’s, CAW’s, Relais Sociaux, privé-organisaties… toelaat om in elke gemeente te meten hoeveel mensen zich aanbieden, welke hulpvragen zij hebben, op welke manier zij geholpen worden en in hoeverre dit effectief is. o Een uniform systeem dat in elke gemeente kan gebruikt worden om OCMW’s, CAW’s, Relais Sociaux, privé-organisaties… in real time en op een transparante wijze de beschikbare capaciteit in de acute opvang te laten volgen. o Duidelijke, transparante en voor de daklozen toegankelijke communicatie van opvangcapaciteit, toelatingsvoorwaarden, leefregels, lengte van verblijf… in elke gemeente. o Er moet een oplossing zijn voor álle mensen met een acute nood aan opvang. Mensen mogen niet meer van het kastje naar de muur worden gestuurd omdat ze niet tot een bepaalde categorie of doelgroep behoren of niet over de juiste documenten beschikken (sans papiers, niet-Europeanen,…). Actoren uit verschillende sectoren (asiel, psychiatrie, ziekenhuizen, drughulpverlening, ouderenzorg, daklozenopvang…) hebben ook elk de verantwoordelijkheid om de persoon die zich bij hen aanbiedt voor hulp te begeleiden tot er in opvang is voorzien. o Duidelijke afspraken tussen de federale overheid (defensie, maatschappelijke integratie), de gewesten en gemeenschappen en de lokale overheden over wie welke kosten op zich neemt. Elk van hen moet ook financieel een deel van de verantwoordelijkheid opnemen. Het aan elkaar doorgeven van de hete aardappel moet stoppen! o Een noodprocedure in elke provincie, naar analogie met de rampenplannen, waarbij in geval van extreme koude (-8° Celsius) onmiddellijk voorafgemaakte afspraken rond extra opvangcapaciteit, extra begeleiding en transport in werking worden gezet o.l.v. de provinciegouverneurs.
Bemerkingen, suggesties: We pleiten ervoor dat bij de opmaak van het samenwerkingsakkoord rekening gehouden wordt met de bovengemaakte suggesties. Het is van belang dat bij dit akkoord ook op alle beleidsniveaus de nodige middelen vrijgemaakt worden. Bij de opmaak van dit akkoord is ook de stem van daklozen van belang, hier willen we graag, samen met onze leden en EUH (European Union of Homeless, project ondersteund door BAPN), de nodige input leveren.
SCHULDEN Het regeerakkoord vermeldt:
De regering zal de procedure inzake collectieve schuldregeling verbeteren en ervoor zorgen dat die meer kans op slagen heeft onder andere door een betere communicatie tussen de bemiddelaar en de persoon met overmatige schuldenlast. Er zal regelgeving worden uitgewerkt om personen in collectieve schuldregeling een menswaardig inkomen te geven, dat rekening zal houden met hun specifieke gezinssituatie en het mogelijk zal maken binnen een redelijke termijn een einde te maken aan hun schuldenprobleem. De regering zal de procedure voor minnelijke schuldinvordering evalueren en verbeteren teneinde meer rekening te houden met de belangen van de consumenten. Ze zal het kader voor het optreden van deurwaarders, incassobureaus en advocaten verduidelijken. Zoals de minnelijke procedure voorziet, kan er geen gerechtelijke invordering worden ingesteld bij een debiteur zonder garantie op tegenspraak. De regering zal aandacht hebben voor de problemen en behoeften van de zelfstandigen die met overmatige schulden of met een faillissement worden geconfronteerd. De regering zal de strijd tegen overmatige schulden versterken via een controle op agressieve kredietpraktijken en kredietreclame en een versterking van de regels inzake kredietopeningen. Ons memorandum vermeldt:
Onderstaande aanbevelingen komen uit het memorandum 2010 aan de federale regering van het Platform Dag Zonder Krediet, waarvan BAPN lid is.3 Versterken van de consumentenrechten: een beter beschermde en beter geïnformeerde consument. De wet betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming garandeert aan de consument een zekere bescherming. Hoewel de consument in theorie beschermd is, is de werkelijkheid echter vaak helemaal anders. Daarom moet de overheid blijvende aandacht hebben voor de kwetsbare positie van de consumenten en hun volgende rechten garanderen: - beter informeren; - een einde stellen aan onrechtmatige bedingen; - een snelle en eenvoudige afhandeling van consumentengeschillen waarborgen; - de controle op de toepassing van de wet versterken; - de consumentenbescherming op Belgisch en Europees niveau verzekeren. Beslaglegging met respect voor de menselijke waardigheid en de rechten van de verdediging. Er zijn enerzijds de minnelijke invorderingsprocedures, anderzijds de gerechtelijke. Deze gerechtelijke procedures hebben doorgaans te maken met zware en dure beslagleggingen. Het systeem dat vandaag van toepassing is, respecteert weliswaar de basisrechten van privépersonen die met beslagleggingen worden geconfronteerd (rechten van de verdediging, de bescherming van levensnoodzakelijke roerende
3
Het memorandum van het Platform is beschikbaar op www.journeesanscredit.be/spip.php?article43. Voor meer info, kan u zich hiertoe wenden.
goederen enz.), maar het Platform Dag Zonder Krediet -een leven zonder schuldenpleit toch voor enkele absoluut noodzakelijke aanpassingen: - de invoering van het Centrale bestand van Beslagleggingen om hoge invorderingskosten te voorkomen; - bijwerken van de lijst van niet voor beslag vatbare goederen; - transparante tarieven bij tussenkomsten van gerechtsdeurwaarders; - de beslaglegging en openbare verkoop ontmoedigen als de verkoopprijs de procedurekosten niet of amper dekt. Neen aan het betalingsbevel in de relatie tussen consumenten en verkopers. Het platform Dag Zonder Krediet -een leven zonder schulden- heeft zich sinds begin 2009 duidelijk gekant tegen de invoering van het (Belgisch) betalingsbevel in de relatie tussen handelaars en consumenten. Het gaat hier immers om een procedure waarbij aan de rechter gevraagd wordt een bevel af te leveren op eenzijdig verzoek van een schuldeiser, zonder dat de (vermeende) schuldenaar zelfs maar wordt uitgenodigd zijn argumenten kenbaar te maken. Het mag duidelijk zijn dat dergelijke procedure de rechten van verdediging in hoofde van de schuldenaar aanzienlijk aantast en indruist tegen het principe van het tegensprekelijke debat bij een gerechtelijke procedure. Aanrekenen van afbetalingen op de hoofdsom. Mensen met betalingsmoeilijkheden moeten vaak een beroep doen op een gespreide terugbetaling van hun schulden. Artikel 1254 van ons Burgerlijk Wetboek bepaalt de volgorde waarin die betalingen moeten worden toegerekend op de verschuldigde hoofdsom en de interesten. Het artikel voorziet dat de deelbetalingen in de eerste plaats op de interesten moeten worden toegerekend. Die volgorde is nooit in het voordeel van de schuldenaar en kan bovendien leiden tot het ontstaan van een schuldenspiraal of zelfs tot een volledige impasse als het bedrag dat kan worden gestort niet veel meer bedraagt (of zelfs kleiner is) dan de over diezelfde periode verschuldigde verwijlinteresten. Daardoor wordt de oorspronkelijke schuld niet of nauwelijks afgelost. Deze situatie, waarmee schuldbemiddelaars heel vaak worden geconfronteerd, is menselijk ondraaglijk en dus ook in strijd met het algemene belang. Een efficiënte oplossing zou erin bestaan de regel van het Burgerlijk Wetboek te wijzigen door te bepalen dat de uitgevoerde betalingen in de eerste plaats op de hoofdsom moeten worden toegerekend. Doordat op die manier de hoofdsom bij elke betaling kleiner wordt, zijn ook steeds minder verwijlinteresten verschuldigd. De schuldenaar zuivert zo zijn schuld aan, zelfs met bescheiden afbetalingen. We merken op dat dit nu reeds de regel is bij consumentenkrediet (art. 27bis §5). We voegen eraan toe dat tal van magistraten deze toerekeningsvolgorde toekennen omdat ze zo een geleidelijke aanzuivering van de schuld haalbaar maken. Optimaliseren van de procedure voor collectieve schuldenregeling. De procedure voor collectieve schuldenregeling mocht zopas zijn tiende verjaardag ‘vieren’. De invoering van deze procedure in België was een belangrijke stap in de richting van een remedie voor de overmatige schuldenlast van consumenten. Voor deze wet er kwam, kon men enkel een beroep doen op de (buitengerechtelijke) minnelijke schuldenregeling (die overigens nog altijd bestaat). De collectieve schuldenregeling was een regelrechte revolutie in de strijd tegen de overmatige schuldenlast.
Deze procedure vergt jarenlang aanzienlijke inspanningen van de schuldenaars. Daar staat echter wel tegenover dat het bedrag van hun schulden wordt bevroren en indien nodig wordt verlaagd of, in extreme gevallen, zelfs volledig wordt kwijtgescholden. Het betekent ook dat eventuele rechtsvervolging tegen de schuldenaar wordt opgeschort. Die laatste moet zich van zijn kant vanzelfsprekend houden aan de vastgestelde afbetalingsplannen en aan een strikt en transparant budgetbeheer. Doorheen de jaren zijn de zwakheden van de procedure aan het licht gekomen. Wij pleiten ervoor dat de overheid bijzondere aandacht besteedt aan het rechtzetten van de op het terrein vastgestelde onvolmaaktheden. Onder meer: - de communicatie tussen bemiddelaar en schuldenaar verbeteren; - de vaststelling van het budget van de schuldenaars omkaderen; - een snelle procedure voorzien om betwistingen tussen de schuldbemiddelaar en de schuldenaar te beslechten; - een verplichte opleiding voor schuldbemiddelaars. Bemerkingen, suggesties:
MINIMUM INKOMEN Het regeerakkoord vermeldt:
Om te vermijden dat ouderen hun rechten niet opnemen of die te laat verkrijgen, zal het recht op de inkomensgarantie voor ouderen sneller worden toegekend. Naargelang van de beschikbare financiële middelen en daarbij rekening houdend met de marges van de welvaartsenveloppe zal de regering de laagste sociale zekerheidsuitkeringen en de bijstandsuitkeringen geleidelijk aan optrekken. Daarbij zal ze rekening houden met de sociale voordelen die met die vervangingsinkomens samengaan om op termijn de drempel van het armoederisico te bereiken en in aanmerking nemen. Ze zal dit doen in overleg met de sociale partners. Ze zal blijven ijveren voor de welvaartsvastheid van de laagste uitkeringen, ook van het leefloon en van de met het leefloon gelijkgestelde sociale hulp, om te vermijden dat de kloof tussen die uitkeringen en de levensduurte almaar groter wordt. De regering zal erop toezien dat het huidige verschil tussen vervangingsinkomen en arbeidsinkomen niet kleiner wordt. Ons memorandum vermeldt:
Vele inkomens en uitkeringen in dit land liggen nog steeds onder de Europese armoedegrens. Het optrekken van de laagste inkomens en uitkeringen en deze welvaartsvast maken, is een eerste noodzakelijke stap om armoede te bestrijden. De verhoging van de minimuminkomens dient trouwens te gebeuren binnen een brede reflectie over de hoogte van alle sociale uitkeringen en minimumlonen. Werk moet recht geven op een voldoende hoog inkomen. Vandaag zijn er in België 5% werkende armen, in Europa 8%! Maar ook mensen die niet in staat zijn om te gaan werken, verdienen een inkomen dat hen in staat stelt waardig te leven.
Stap 1: de laagste inkomens en uitkeringen moten worden opgetrokken tot minstens aan de Europese Armoedegrens van 966 € 4. Ook op Europees niveau pleiten wij voor een gelijkschakeling: elk land moet de laagste inkomens optrekken tot aan de Europese Armoedegrens voor dat land. Een onderzoek van de KHKempen, Université de Liège en de Universiteit van Antwerpen 5toont aan dat zelfs dit bedrag (de Europese armoedegrens) onvoldoende is om een menswaardig leven te kunnen leiden. In dit onderzoek stelt men een korf samen van wat mensen minimaal nodig hebben om een menswaardig leven te kunnen leiden (vb. water, gas, huur, gezondheidszorg…). Belangrijk is de invalshoek waarvan vertrokken wordt, zijnde de rechten van ieder mens. Aan deze korf koppelt men een bedrag, wat uiteindelijk hoger ligt dan de Europese Armoedegrens in België. Voor een alleenstaande vrouw bijvoorbeeld komt men uit op een maandelijks nettobedrag van € 1054,58 indien men huurt op de private huismarkt. Deze denkoefening gebeurt voor verschillende gezinstypes, rekening houdend met het type huisvesting (huur op private of sociale markt, eigen woning met of zonder hypotheek). Stap 2: de laagste inkomens moeten opgetrokken worden tot aan de korf. Het optrekken van de laagste inkomens tot een toereikend niveau kan niet in één stap gebeuren. De federale regering, in overleg met de gefedereerde entiteiten, moet een beleid ontwikkelen waarin jaarlijks het verschil tussen het huidige niveau van uitkeringen en een toereikend niveau van inkomen verkleind wordt. Het systematisch jaarlijks wegwerken van dit verschil moet opgenomen worden in het NHP. Er moet definitief komaf gemaakt worden met het fenomeen “werkende armen”: 0% werkende armen tegen 2020. De armoedegrens (60% van het nationaal mediaan inkomen) wordt algemeen aanvaard in Europa. Het minimumloon in België ligt boven deze grens. Toch ligt het inkomen uit werk in een aantal situaties onder deze grens, hoofdzakelijk – indien alle wettelijke verplichtingen gevolgd worden - omdat het om deeltijds werk gaat. Door de toepassing van een toereikend inkomen (zie volgende paragraaf) zal elk ontoereikend inkomen uit werk - op termijn – via een bijkomende uitkering kunnen aangevuld worden tot aan de armoedegrens waardoor het fenomeen van werkende armen niet meer zal voorkomen. De minimuminkomens en andere uitkeringen moeten gefinancierd worden. Daarbij kunnen we het argument dat er onvoldoende middelen en geld voor zijn, niet accepteren. Knippen in de uitgaven voor sociale zekerheid en sociale bescherming, is niet de goede manier om met de crisis om te gaan . België heeft aangetoond dat een goed uitgebouwd beschermingstelsel de effecten van de crisis inperkt. Het zou dus paradoxaal zijn dit af te zwakken. In tegenstelling, de redenering zou moeten zijn: we behouden ons sociaal stelsel met het oog op verdere uitbreiding en gaan op zoek naar nieuwe inkomsten om dit te kunnen verzekeren. BAPN pleit er bijvoorbeeld voor dat een deel van de inkomsten van de taks op financiële transactie, de Tobintaks, rechtstreeks geïnvesteerd wordt in de strijd tegen armoede. Op die manier is er ook een ethische logica die werkzaam is in de herverdeling van rijkdom.
4 5
Dit bedrag betreft alleenstaanden.
“Minibudget: Wat hebben gezinnen nodig om menswaardig te leven in België?” Federaal Wetenschapsbeleid. http://onderzoek.khk.be/domein_SociaalEconomischBeleid/documents/RapportMinibudgetFinaal.pdf
Aan de andere kant moet de federale regering alles in werking zetten om de speculatie te reguleren, die nefast is voor de staatsfinanciën. De houding van financiële instellingen in de huidige eurocrisis wijst op de nood hieraan.
Bemerkingen, suggesties: Het verhogen van de laagste inkomens is voor BAPN een prioriteit. Reeds enkele jaren voert BAPN, samen met diverse partners en bondgenoten, hiervoor actie. De grote opkomst op onze jaarlijkse 17 oktober manifestatie, met als thema ‘Laagste Inkomens Omhoog’, getuigt van het sterke draagvlak. Bovendien is een verhoging van de laagste inkomens –zij het niet evident in budgettair moeilijke tijden- ook een efficiënte zet in tijden van crisis: het vormt een buffer, een bescherming tegen (extreme) armoedesituaties. Daarnaast komen deze middelen ook rechtstreeks terug in de economie terecht: mensen hebben nood aan een verhoging van de minimuminkomens om in hun levensonderhoud te kunnen voorzien.
We pleiten er dan ook voor om hiervan een prioriteit te maken en het overleg hierrond met alle betrokkenen spoedig op te starten. WERK EN ACTIVERING Het regeerakkoord vermeldt:
Arbeid is in algemene zin de beste remedie om armoede te bestrijden. In dat verband zal de regering voorrang geven aan activering via overleg met de Gewesten, de Gemeenschappen en in samenwerking met de lokale besturen. Onder voorbehoud van overleg met de Gewesten zullen de OCMW’s, ingeval van toekenning van het leefloon, verplicht zijn de begunstigde te activeren door hem in te schrijven bij de gewestelijke dienst voor arbeidsvoorziening. De vrijstelling voor professionele inschakeling ten gunste van een leefloner die deeltijds gaat werken, zal worden hervormd teneinde een langere arbeidsduur in de hand te werken en de toegang tot arbeid te vergemakkelijken. De regelgeving zal worden versoepeld om partnerschappen tussen de OCMW’s, de regionale arbeidsbemiddelingsdiensten en een derde partij aan te moedigen. Het is daarbij de bedoeling de leefloners een integrale begeleiding naar werk aan te bieden. Voor diegenen bij wie professionele activering niet lukt omdat ze te ver afstaan van de arbeidsmarkt, zullen de OCMW’s zich inzetten om ze sociaal te activeren door hen tot nuttige sociale participatie aan te zetten.
Ons memorandum vermeldt:
Inclusieve arbeidsmarkt [actieve inclusie I] De strijd tegen armoede en sociale uitsluiting wordt vaak gevoerd in het licht van de creatie van meer werkgelegenheid; een job als hefboom om uit armoede te geraken. Jobcreatie kan echter paswerkelijk een hefboom zijn indien het gaat om duurzame,
kwalitatieve tewerkstelling in combinatie met een degelijke verloning en de toegang tot diensten. Een te hoge druk gericht op het verhogen van de werkzaamheidsgraad, kan mensen in armoede duwen in de richting van deeltijdse, kortstondige jobs van slechte kwaliteit die de situatie enkel verergeren. We stellen vast dat mensen uit kansengroepen een hoger risico hebben om gesanctioneerd te worden en om hun uitkering gedeeltelijk of volledig te verliezen. Zo kan een potentieel sterk armoedebestrijdend instrument (activering en werk), paradoxaal genoeg, nét een factor worden die mensen in armoede duwt. Daarenboven getuigen 5% werkende armen in België en 8% werkende armen in Europa ervan dat werk op zich niet het wondermiddel is om uit de armoede te geraken. - Er is nood aan een gedegen implementatie - op zowel nationaal als Europees vlak - van de Aanbeveling van de Europese Commissie rond de Actieve Inclusie van personen die van de arbeidsmarkt uitgesloten zijn. Deze aanbeveling combineert drie elementen die noodzakelijk zijn wil werk een instrument zijn om uit armoede te geraken, zijnde een inclusieve arbeidsmarkt (eerste pijler actieve inclusie, wordt in wat volgt behandeld), een toereikend inkomen6(tweede pijler actieve inclusie, zie pg. 21) en toegang tot kwalitatieve diensten (derde pijler actieve inclusie, zie pg. 24). Deze drie elementen zijn onderling afhankelijk van elkaar en onafscheidelijk. - Het werkgelegenheidsbeleid moet de klemtoon uitdrukkelijk leggen op de creatie van kwalitatieve, duurzame jobs, op maat van mensen in armoede én laaggeschoolden. Aan de werkzaamheidsgraad die gemeten wordt, moeten kwalitateitsnormen worden gekoppeld. Het activeringsbeleid moet meer gestuurd worden vanuit een bekommernis om het sociale en mag niet enkel vertrekken vanuit het perspectief van economische groei. Het principe van flexicurity bijvoorbeeld, installeert een type arbeidsmarkt die voor mensen in armoede steeds meer een onhaalbare kaart wordt. Dit principe van flexicurity is gunstig voor diegenen die vlot van de ene job naar de andere kunnen doorstromen omdat ze zich uiterst flexibel kunnen opstellen en is een model op maat van de middenklasse en hoger opgeleiden. Flexicurity, dat werkzekerheid zou moeten creëren, duwt mensen in armoede vaak verder van de arbeidsmarkt weg. We stellen vast dat nu net de nood aan jobzekerheid (en niet werkzekerheid) bij mensen in armoede erg groot is. De fixatie op de werkzaamheidsgraad van 75%, duwt mensen in de richting van laag kwalitatieve jobs door een eenzijdige fixatie op de kwantiteit of het aantal jobs. Het zijn nu net deze jobs die mensen in armoede duwen of die er niet in slagen verandering in de armoedesituatie teweeg te brengen. Projecten rond sociale economie moeten worden aangemoedigd indien zij als hoofddoel armoedebestrijding in zich dragen. De druk op de sector van de sociale economie wordt vaak opgevoerd, waardoor hun sociaal hoofddoel steeds moeilijker na te streven valt.
6
d.w.z. boven de Europese armoedegrens van €966 voor een alleenstaande
Bemerkingen, suggesties: Niet activering, wel kwalitatieve, duurzame tewerkstelling blijft een goede bescherming bieden tegen armoede. Helaas zijn deze jobs vandaag niet in overvloed aanwezig en niet altijd toegankelijk voor mensen in armoede. Een groot aantal mensen in armoede is bovendien ‘niet activeerbaar’, zij het omwille van gezondheid, leeftijd,… Noch geeft activering garantie voor het vinden van een goede baan, evenmin kunnen werkzoekenden verantwoordelijk gesteld worden voor het geringe toegankelijke aanbod en voor het niet vinden van een job. We blijven er dan ook voor pleiten om enerzijds sterker te focussen op de creatie van kwalitatieve, duurzame tewerkstelling, ook op maat van mensen in armoede, en anderzijds te vermijden dat mensen door activeringsmaatregelen nog dieper in armoede terechtkomen. Een solide basis, d.w.z. een leven waarin men niet gebukt gaat onder armoedeproblemen, zorgt op korte en lange termijn nog steeds voor een kleinere afstand tot de arbeidsmarkt.
ARMOEDETOETS Tot slot willen we er graag op wijzen dat niet enkel zaken die onder het armoede(bestrijdings)beleid vallen, effectief een impact hebben op armoede, integendeel. Vaak hebben een aantal (meer algemene) beleidskeuzes en –maatregelen op domeinen als werk, economie, gezondheid, … een bepalende impact (hetzij positief, hetzij negatief) op het leven van mensen in armoede en de kansen om uit de armoede te ontsnappen. In het bijzonder willen we hier de aandacht vestigen op de besparingsmaatregelen die zich in alle domeinen opdringen. Het is van het grootste belang dat zij maximaal rekening houden met de impact op armoede, dat zoveel mogelijk vermeden wordt dat besparingen de zwakste schouders verzwakken en doen breken. Toegang tot een kwalitatieve dienstverlening bijvoorbeeld (één van de pijlers van actieve inclusie), blijft onontbeerlijk en mag niet onder druk komen te staan. Een sterk sociaal vangnet en de broodnodige sociale zekerheid bieden een buffer tegen té catastrofale effecten op armoede in het algemeen en de huidige crisis in het bijzonder. De druk op uitkeringen (het versterken van de degressiviteit van werkloosheidsuitkeringen van langdurig werklozen) baart ons in dit kader ernstige zorgen. In het algemeen zou het onderwerpen van het regeerakkoord en de diverse beleidsnota’s aan een armoedetoets erg zinvol zijn om te vermijden dat ongewilde (neven)effecten op armoede optreden bij diverse beleidsmaatregelen. We pleiten er dan ook voor om zulk instrument te ontwikkelen. Een dergelijk instrument dient kennis vanuit beleid, wetenschap en armoede-ervaring te koppelen. Alle belangrijke maatregelen, niet enkel de maatregelen op vlak van armoedebestrijding, dienen hieraan getoetst te worden.