FAQ Verordening stikstof en Natura2000
v 28mei2013
De gewijzigde Verordening stikstof is op 22 maart 2013 vastgesteld door PS en op 29 maart 2013 inwerking getreden. De nadruk ligt op het toepassen van emissiearme (stal)systemen en minder op salderen. De belangrijkste veranderingen zijn: – het gecorrigeerd emissie plafond (gep) is vervallen; – de meldingsplicht is vervallen; – de depositiebank is optioneel en niet meer verplicht; – er worden meer milieuvergunningen in depositiebank opgenomen. Hieronder wordt ingegaan op vragen uit de praktijk van gemeenten en bedrijfsadviseurs.
1.
VRAGEN Nieuwe stal Wanneer is sprake van een nieuwe stal?
2.
Aan welke eisen moeten nieuwe stallen voldoen?
ANTWOORDEN De definitie “nieuwe stal” is aangepast omdat bepaalde ontwikkelingen onbedoeld niet onder de reikwijdte van de verordening vielen. Artikel1 lid 2 van de Verordening bepaalt wat onder het begrip nieuwe stal wordt verstaan. De koppeling met bouwen is aangevuld met (ver)bouwactiviteiten die invloed hebben op de ammoniakemissie uit stallen. Hierdoor vallen ook nieuwbouw en renovaties waarvoor vaak geen omgevingsvergunning voor het onderdeel bouwen nodig is onder de werkingssfeer van het begrip nieuwe stal. Het betreft systemen die zijn opgenomen in bijlage 1 van de verordening, zoals het plaatsen van bepaalde emissiearme systemen binnen en buiten de stal, het veranderen van putten en roostervloeren, het installeren van ventilatie en klimaatsystemen, luchtwassers of biofilters. Het aanleggen, aankoppelen of installeren van dergelijke systemen aan een bestaande stal leidt met deze verordening tot het beoordelen van deze stal als nieuwe stal. Daarnaast vallen ook het oprichten van verplaatsbare dierenverblijven en het inrichten van bestaande gebouwen - waarin tot nu toe nog geen dieren werden gehouden - voor het houden van dieren, onder de reikwijdte van het begrip nieuwe stal. Nieuwe stallen moeten voldoen aan de ammoniakreductie-eisen van bijlage 2 van de nieuwe verordening. Als verduidelijking is in de verordening opgenomen dat nieuwe stallen niet elk afzonderlijk moeten voldoen, maar dat de nieuwe stallen gemiddeld moeten voldoen aan de emissiereductie-eisen van de verordening. Intern salderen is dus mogelijk.
3.
Depositiebank Wat is het doel van de depositiebank?
4.
Hoe wordt de dalende stikstoflijn gerealiseerd?
Door te eisen dat bij elke nieuwe stal die wordt gebouwd de extra technische eisen worden toegepast, zal de ammoniakemissie sneller en verder dalen dan op basis van landelijke eisen t.a.v. stallen. Uiterlijk eind 2027 dienen alle stallen (inclusief de bestaande) gemiddeld aan de eisen van de verordening te voldoen. De verwachting is dat in de periode tot en met 2027 het grootste deel van de bestaande stallen vervangen zal zijn door nieuwe stallen.
5.
Is deze depositiebank Brabantbreed?
Ja, deze geldt voor heel Brabant.
6.
Is het gebruik van de depositiebank verplicht?
Nee, onder de nieuwe verordening (sinds 29 maart 2013) is het gebruik van de depositiebank niet meer verplicht.
7.
Als bedrijven na 7-12-2004 in depositie zijn afgenomen, gaat dit dan ook de depositiebank in?
Ja, ammoniakrechten van ingekrompen bedrijven na 07-12-2004 worden in de bank opgenomen, als aantoonbaar en gewaarborgd is dat de emissie afgenomen is als gevolg van het houden van minder dieren (zie antwoord op vraag 9). Emissieafname als gevolg van het toepassen van reducerende technieken komt niet in de bank.
8.
Gaat de depositiebank uit van de huidige situatie of de opgrond van de Wet milieubeheer vergunde situatie?
De ammoniakrechten die in de depositiebank zijn opgenomen zijn gebaseerd op juridisch harde gegevens dat een veehouderij is beëindigd, bijvoorbeeld op grond van een intrekking van de milieuvergunning of andere waarborgen waaruit blijkt dat de veehouderij geheel of gedeeltelijk is beëindigd (zie antwoord bij vraag 8). Het gaat daarbij om het opnemen van de rechten op 7 december 2004.
9.
Salderen Is extern salderen mogelijk?
10.
Hoe gaat extern salderen in zijn werk?
Doel van de depositiebank is tweeledig: het faciliteren van saldering ten behoeve van uitbreidende veehouderijbedrijven en het garanderen dat er geen (netto) toename van stikstofdepositie optreedt in een van de Natura 2000-gebieden.
Ja, extern salderen is mogelijk nu de depositiebank niet verplicht is. Bij salderen is de directe samenhang tussen de uitbreiding en de vermindering van de ammoniakdepositie voor hetzelfde Natura 2000 gebied van belang. Voor de vergunning Natuurbeschermingswet moet worden aangetoond dat de ammoniakrechten van de ene veehouderij ten goede komt aan het salderen van de toename van de ammoniakdepositie op de andere veehouderij. De directe samenhang tussen de uitbreiding van het ene bedrijf en de
geheel of gedeeltelijke beëindiging van het andere bedrijf kan voor onderstaande gevallen als volgt worden aangetoond: – in het geval van vergunningplichtige bedrijven middels een intrekkingsbesluit aangaande de omgevingsvergunning (onderdeel inrichting), waarin ook is vastgelegd dat het intrekken van de vergunning verband houdt met de aanvraag om vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet van [vergunninghouder], ten behoeve van het bedrijf aan de [locatie] te [plaats]; – in het geval van meldingsplichtige bedrijven middels een overeenkomst waarin is vastgelegd dat het vervallen van een melding verband houdt met de aanvraag om vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet van [vergunninghouder], ten behoeve van het bedrijf aan de [locatie] te [plaats]. Daarbij moet het inkrimpende of beëindigende bedrijf ook aantonen dat de vervallen bedrijfsactiviteiten niet worden hervat. Dit kan bijvoorbeeld door een wijziging van de agrarische bestemming (bestemmingsplan), het overleggen van een sloopvergunning, een andere bestuurlijke overeenkomst (bv BIV en VIV voor de intensieve veehouderij) of een overtuigend bewijs dat de agrarische bedrijfsgebouwen niet meer worden gebruikt, of onklaar zijn gemaakt, voor het houden van dieren. 11.
Is salderen mogelijk op grond van vervallen meldingen Activiteitenbesluit?
Het salderen via de meldingensystematiek onder het Activiteitenbesluit is mogelijk (200909282/1/R2, uitspraak16 maart 2011, bedrijf onder de werkingssfeer van het Besluit landbouw). Echter, een gewijzigde melding is nog geen intrekking en een gemeente kan op een (gewijzigde) melding niet besluiten. Het is daarom van belang om voldoende te waarborgen dat een veehouderij daadwerkelijk geheel of gedeeltelijk is beëindigd en niet kan worden hervat. Zie de laatste alinea van de beantwoording van de voorgaande vraag.
12.
Als ik mijn milieuvergunning intrek, kan ik mijn ammoniakrechten dan op een andere plek gebruiken?
Ja, zie antwoord op vraag 10.
13.
Kan men ook een vergunning gedeeltelijk intrekken?
Ja, dit kan. Ten eerste, men moet kunnen aangeven dat er een directe samenhang is tussen de beëindiging en de uitbreiding die wordt aangevraagd via een Nbwet vergunning. Ten tweede, de aanvrager moet voldoende kunnen aantonen dat de bedrijfsactiviteit is beëindigd en niet meer zal worden hervat. Dit kan bijvoorbeeld door een bewijs dat de het agrarische gebouw voor de stoppende activiteit inderdaad onklaar is gemaakt en/of voor een ander doeleinde zal worden ingericht (zie ook antwoord 10).
14.
Als ik een nieuw bedrijf wil beginnen (nieuwvestiging), kan ik dan depositie uit de depositiebank halen?
Ja, daartoe kan een salderingsverzoek bij provincie worden ingediend gelijktijdig met de Nbwet aanvraag. Daarnaast kan gebruik gemaakt worden van ammoniakrechten van eigen locaties. Ook behoort extern salderen tot de mogelijkheden.
15.
Tot hoeveel kan ik salderen?
Onder de 5 mol is er geen beperking. Boven de 5 mol ammoniakdepositie zijn er twee beperkingen: ten eerste een verbod om meer te salderen dan een verdubbeling ten opzichte van de huidige depositie en ten tweede een verbod om te salderen boven de 50 mol. Bovenstaande geldt voor het salderen via de depositiebank. Voor extern salderen - buiten de depositiebank om - zijn er geen beperkingen.
16.
Hebben bepaalde bedrijven voorrang bij de depositiebank (b.v. grote vervuilers)?
Nee, zolang er voldoende ruimte is in de depositiebank, wordt er gesaldeerd op basis van datum van het compleet zijn van de salderingsverzoeken. Bij onvoldoende ruimte zal er tijdelijk (voor een periode van 6 maanden per aanvraag) een wachtlijst aangelegd worden, die bij elke nieuwe vulling van de bank, nagelopen wordt of er met deze nieuwe vulling voldaan kan worden aan een salderingsverzoek. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de banken >5 mol en <5 mol en hebben kleine aanvragen meer kans dat er voldoende in de bank zit, dan grote aanvragen. Bedrijven < 5 mol kunnen gebruik maken van beide banken en bedrijven > 5 mol kunnen alleen gebruik maken van de bank > 5mol.
17.
Is het ook mogelijk om “intern” te salderen om daarmee de eisen van de verordening te realiseren. In sommige gevallen wordt er slechts een deel van de stal bijgebouwd (“een spant erbij”). Dat betekent dat het moeilijk is om de gehele stal aan te passen.
Als het gaat om nieuwbouw of renovaties die vallen onder de definitie van een nieuwe stal dan gelden de technische eisen uit bijlage 2 van de verordening. Binnen de nieuwe verordening moeten nieuwe stallen gemiddeld voldoen aan de technische eisen. Een nieuwe stal met een lagere reductie kan dus gecompenseerd worden met een nieuwe stal met een betere reductie. Zie ook antwoord op vraag 2.
18.
Als ik mijn milieuvergunning intrek, ben ik dan mijn ammoniakrechten kwijt? Deze zijn kostbaar en geld waard.
Bij extern salderen kunnen de rechten van een vergunning of een melding expliciet worden overgedragen aan een ontvangend bedrijf. Dit moet bij voorkeur in het intrekkingsbesluit worden opgenomen of in een overeenkomst zijn vastgelegd (zie antwoord op vraag 10). Indien er geen ontvangend bedrijf wordt benoemd zal de ammoniak worden opgenomen in de depositiebank.
19.
Wat betekent de Brabantse verordening voor een Limburgse veehouderij met een depositie op een Brabants Natura 2000 of beschermd natuurgebied? Hoe gaat u om met aanvragen om een Nb-wet vergunning van een Limburgse (in Limburg gelegen)
De Brabantse verordening heeft betrekking op de Brabantse veehouderijbedrijven. Het is niet voor niets een provinciale verordening. Veehouders in Brabant hebben de keuze om te salderen via de depositiebank of zelf een 1 op 1 saldering met een collega te organiseren. In Limburg heeft men geen depositiebank en kan de veehouder alleen 1 op 1 salderen om de toename van de ammoniakdepositie te mitigeren op zowel de Limburgse als de Brabantse N2000-gebieden.
veehouderij die doormiddel van een 1 op 1 saldering een uitbreiding van zijn/haar bedrijf realiseert, maar door de 1 op 1 saldering er toch voor zorgt dat de depositie op het Brabants Natura 2000 of beschermd natuurgebied gelijk blijft? 20. 21. 22.
23.
24.
Vergunningen Als ik meer depositie op een voor stikstof gevoelig habitattype deponeer dan op 07-12-2004, ben ik dan vergunningplichtig? Hoe wordt omgegaan met reeds verleende Nb-wet vergunningen? De peildatum is 7 december 2004. Hiervoor wordt in de toelichting aangegeven dat het referentieniveau de op dat tijdstip geldende milieuvergunning dan wel melding moet zijn. Betekent dat dus ook dat de vergunning daadwerkelijk in werking moet zijn getreden?
Technieken Ik heb een chemische luchtwasser (95% reductie) maar wil eigenlijk omschakelen naar een biologische luchtwasser (85% reductie). Ik neem daarmee in depositie toe, kan dat? Door technische maatregelen in de intensieve veehouderij is het makkelijker om uit te breiden maar toch een forse ammoniakreductie te realiseren dan bij bijvoorbeeld rundvee. Voor rundveebedrijven wordt het daarmee moeilijker te ontwikkelen. Is hier in de verordening rekening mee gehouden?
Ja, een bedrijf is vergunningplichtig indien de emissie/depositie wijzigt ten opzichte van 07-122004 en de totale beoogde situatie een bijdrage heeft van meer dan 0,051 mol N/ ha/ jr. Die worden gerespecteerd en dienen als uitgangssituatie tot het moment dat er weer een wijziging plaats vindt op het bedrijf. Zie ook hierboven. De provincie gaat uit van de verleende vergunning op 07-12-2004 en neemt aan dat de informatie daarover in het BVB-bestand klopt en actueel is. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor het goed invoeren van de gegevens en ook voor het actualiseren van de vergunningsgegevens indien daar aanleiding voor is, bijvoorbeeld in het geval dat een vergunning niet in werking treedt. Overigens wordt onder de Wabo een omgevingsvergunning voor het onderdeel inrichting niet meer los van het onderdeel bouwen verstrekt en kan dit probleem niet meer optreden. Ja, dat kan. Een biologische luchtwasser, zoals genoemd, voldoet aan de eisen uit bijlage 2. Dit voorbeeld wordt gezien als nieuwe stal en als eerste toets wordt gekeken of die stal voldoet aan de technische eisen en als tweede stap wordt bekeken of er moet worden gesaldeerd. Indien dat laatste nodig is dan kan dat via de depositiebank tot een niveau van 50 mol ammoniakdepositie (rekening houdend met het verdubbelingsverbod boven de 5 mol). In principe kan elk veehouderijbedrijf groeien tot een maximum van 50 mol. In veel gevallen zal dat niveau nooit bereikt worden o.a. als gevolg van het beperken van de bedrijfsomvang tot max. 1,5 ha. Rundveebedrijven dienen bij uitbreiding te voldoen aan technische eisen uit bijlage 2 en de eventuele depositiegroei kan gesaldeerd worden via de depositiebank. IV-bedrijven boven de 50 mol kunnen wellicht nog uitbreiden met inzet van extra technische maatregelen, rundveebedrijven kunnen dat inderdaad wat moeilijker. Hopelijk komen er voor rundveestallen extra reducerende technieken op de markt.
25.
Moeten biologische bedrijven aan dezelfde eisen voldoen als gangbaar?
Voor alle nieuwe stallen gelden in principe dezelfde eisen, ook voor biologische veehouderij. De Commissie van deskundigen heeft hierover geadviseerd en naar aanleiding daarvan hebben GS besloten om eisen op te nemen in bijlage 2. Deze kunnen voor bepaalde diercategorieën afwijken van de eisen die gelden voor de gangbare veehouderij (vanwege de technische en economische haalbaarheid).
26.
Komt er ook een overgangstermijn voor nieuwe technieken? Als je de lijst van toe te passen technieken aanpast is de vraag of je die technieken meteen moet toepassen of dat er een overgangstermijn wordt toegepast. Depositiebepaling Gaat het om de gemiddelde depositie op het Natura 2000-gebied?
Nee. Een overgangstermijn is overwogen, maar daarvan is afgezien, omdat Bijlage 2 met de toe te passen technieken in principe de RAV-lijsten volgt. Daardoor is redelijk voorspelbaar wanneer welke nieuwe(re) techniek in Bijlage 2 komt en kan er ook zonder overgangstermijn op geanticipeerd worden.
27.
28.
Commissie van Deskundigen Hoe gaat de Commissie van Deskundigen in de praktijk te werk? Komen zij 1 keer in de maand samen of moet je voor individuele situaties aparte afspraken maken?
We onderscheiden twee situaties: 1. Ten behoeve van bepaling in welke depositiecategorie een bedrijf in de beoogde situatie terecht komt en voor externe / eigen saldering wordt uitgegaan van de depositieberekening (met een gedetailleerde AAgro-Stacks-berekening) bij de aanvraag om een Nb wet vergunning bij de provincie of een om een vvgb van een aanvraag van om omgevingsvergunning bij de gemeente of provincie. Gevraagd wordt dan de hoogst berekende depositie op enig punt van een N-gevoelig habitattype. Deze berekening wordt door de provincie getoetst. 2. Ten behoeve van het doorrekenen van salderingsverzoeken via de depositiebank wordt gerekend met een module waarmee AAgro-Stacks over grotere afstand (25 km) kan rekenen. De provincie bepaalt daarmee de gemiddelde depositie (in mol N/ha /jr) op vlakken van 25 x 25 meter van N-gevoelige habitattypen. In principe komt de Commissie bij elkaar als daar (voldoende) aanleiding voor is. De aanleiding kan tweeërlei zijn: er zijn veel vraagpunten of discussies over de toe te passen stalsystemen en er kan een vraag liggen van GS om Bijlage 2 (technische eisen) te actualiseren. Vragen van individuele bedrijven over toe te passen technieken kunnen via de mail dan wel via het salderingsverzoek gesteld worden. De afgelopen jaren is gebleken dat een frequentie van 3 tot 4 keer per jaar bij elkaar komen voldoende was. Relatief eenvoudige adviesvragen konden telefonisch of per e-mail door de commissie worden behandeld.