FAQ – Frequently Asked Questions - Veelgestelde Vragen (VERSIE 23 januari 2013)
Nuffic, Europees Platform, CINOP en het Nederlands Jeugdinstituut vormen het Nederlands Nationaal Agentschap. Ze voeren samen het Europese subsidieprogramma Erasmus+ uit. Dit document is opgesteld door CINOP Erasmus+, onderdeel van CINOP. Binnen Erasmus+ is CINOP verantwoordelijk voor de subsidieprojecten die op het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) en de volwasseneneducatie (ve) betrekking hebben. Deze FAQ is geschreven om subsidieontvangers en toekomstige aanvragers uit het mbo (initial and continuous VET) en de ve te informeren over het subsidieprogramma Erasmus+. Als u een vraag heeft die het primair, voortgezet of hoger onderwijs dan wel de jeugdsector betreft, dan verwijzen we u naar onderstaande websites van onze partners binnen het Nationale Agentschap. Europees Platform: Nuffic: Nederlands Jeugdinstituut:
primair en voortgezet onderwijs hoger onderwijs Jeugd
In de FAQ wordt waar mogelijk verwezen naar Europese brondocumenten. Er kunnen geen rechten worden ontleend aan de informatie te vinden in de FAQ. De informatie zoals te vinden in de Europese brondocumenten is leidend. De FAQ is opgesteld op basis van onderstaande versies van de Europese documenten. Eventuele wijzigingen in nieuwe versies zijn nog niet verwerkt in de FAQ. Voor meer informatie verwijzen we u ook naar: -
Programmagids – versie 1 01/01/2014. Concept-aanvraagformulieren. Op www.erasmusplusmbo.nl en www.erasmusplusve.nl onder ‘Erasmus+ subsidiemogelijkheden’ vindt u in de rechterkantlijn bij de verschillende Key Actions presentaties (powerpoint/prezi’s) waarin de belangrijkste informatie voor u op een rij is gezet.
Zit uw vraag er niet bij? Stuur uw vraag dan naar
[email protected] onder vermelding van “FAQ - sector (mbo of ve) - actielijn (Mobiliteit of Strategische Partnerschappen)” Indeling FAQ: Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5
FAQ FAQ FAQ FAQ FAQ
Algemeen Erasmus+ Mobiliteit van studenten en professionals in het mbo Mobiliteit van professionals in de ve Strategische Partnerschappen in het mbo en de ve Afronding Leven Lang Leren programma
Pag. Pag. Pag. Pag. Pag.
5 10 17 18 24
1
Inhoudsopgave 1 FAQ Algemeen Erasmus+ .............................................................................. 5 1.1
Hoe is Erasmus+ opgebouwd? ...................................................................... 5
1.2
Waar kan ik subsidie aanvragen? .................................................................. 5
1.3
Wat is de looptijd van projecten? .................................................................. 5
1.4
Wanneer moet ik mijn aanvraag indienen? ..................................................... 6
1.5
Waar vind ik de aanvraagformulieren? ........................................................... 6
1.6
Waar vind ik informatie over de subsidiemogelijkheden binnen Erasmus+ .......... voor het mbo en de ve? ............................................................................... 6
1.7
Hoe kan ik een aanvraag indienen? ............................................................... 6
1.8
Moet ik de aanvraag nog op papier opsturen? ................................................. 7
1.9
Kan ik bijlagen toevoegen aan mijn aanvraag? ............................................... 7
1.10
Wat is een financial capacity check? .............................................................. 7
1.11
Is het mogelijk om als individu een aanvraag in te dienen? .............................. 7
1.12
Moeten partners ook een PI-Code aanvragen? ................................................ (PI-code = personal identification code)? ....................................................... 7
1.13
Kan ik de PI-code voor alle programmaonderdelen van Eramus+ gebruiken? ..... 7
1.14
Ik heb al eerder een PI-code aangevraagd voor Horizon 2020 is deze geldig? ..... 8
1.15
Zijn de kosten voor voorbereidende bezoeken (preparatory visits) .................... subsidiabel binnen E+? ................................................................................ 8
1.16
Welke landen nemen deel aan het programma? .............................................. 8
1.17
Is het ook mogelijk om met niet-programmalanden samen te werken? .............. 8
1.18
Wat is het budget voor mbo en ve voor de call 2014 in Nederland? ................... 9
1.19
Waar vind ik meer informatie over het onderdeel Sport van Erasmus+? ............ 9
1.20
Welke organisaties vormen het Nationaal Agentschap Erasmus+ in Nederland? .. 9
2 FAQ Mobiliteit van studenten en professionals in het mbo – KA1 ................ 10 2.1
Hoe ziet transnationale mobiliteit er uit in Erasmus+? ................................... 10
2.2
Hoe vaak mag een student of professional in heb mbo gebruik maken van subsidie in Erasmus+? ............................................................................... 10
2.3
Wat zijn minimum- en maximumverblijfsduren in KA1? ................................. 10
2.4
Hoeveel aanvragen kan ik per instelling indienen?......................................... 10
2.5
Wanneer moet ik de aanvraag indienen? ...................................................... 11
2
2.6
Zijn Letters of Intent verplicht bij Mobiliteitsaanvragen? ................................ 11
2.7
Wanneer kan ik de uitslag KA1 – Mobiliteit call 2014 verwachten?................... 11
2.8
Wanneer start mijn mobiliteitsproject call 2014? ........................................... 11
2.9
Is er een lijst met vergoedingstabellen voor mobiliteit van studenten en ............. professionals in het mbo? .......................................................................... 11
2.10
Kan een student ook een talencursus in het buitenland volgen? ...................... 12
2.11
Wat verandert er op het vlak van taalvoorbereiding bij mobiliteit van ................ studenten in het mbo? ............................................................................... 12
2.12
Wordt taalvoorbereiding vergoed? ............................................................... 12
2.13
Is de online taalvoorbereiding die door de EU aangeboden wordt ...................... branche-specifiek? .................................................................................... 12
2.14
Wat ziet de student als resultaat van het taalassessment? ............................. 12
2.15
In welke taal laat je een student het assessment maken? .............................. 13
2.16
Mag een student of professional die al een gebruik heeft gemaakt van een ......... mobiliteit in het Leonardo da Vinci programma (2007-2013) ook weer ............. mee in het Erasmus+ programma (2014-2020)? .......................................... 13
2.17
Kunnen praktijkopleiders, experts uit het bedrijfsleven ook gebruikmaken ......... van VETPro (LdV) en mobiliteit voor professionals (Erasmus+)? ...................... 13
2.18
Mogen buitenlandse partners in een mobiliteitsaanvraag mbo ook hoger onderwijs/universiteit zijn? ........................................................................ 13
2.19
Welke landen mogen deelnemen en naar welke landen kunnen studenten en ...... professionals op stage? ............................................................................. 13
2.20
Mobiliteit in het mbo - Mag een student of professional ook buiten Europa op stage? ..................................................................................................... 14
2.21
Kan een student uit het mbo met Erasmus+ op stage naar de Nederlandse Antillen? .................................................................................................. 14
2.22
Kan ik als student subsidie aanvragen bij CINOP Erasmus+, het Nationaal Agentschap voor Erasmus+ (voorheen Leonardo da Vinci)? ............................ 14
2.23
Mag je, als je dit jaar een 2-jarige mobiliteitsaanvraag doet, dat volgend jaar weer doen? .............................................................................................. 14
2.24
Wanneer moet ik mijn interimrapportage indienen?....................................... 14
2.25
Wat is de looptijd van een mobiliteitsproject? ............................................... 14
2.26
Blijven we met de mobility tool werken in het Erasmus+ programma? ............. 15
2.27
Moet ik de aanvraag nog op papier opsturen? ............................................... 15
2.28
Wat houdt accreditatie in?.......................................................................... 15
3
2.29
Hoe en wanneer kan ik geaccrediteerd worden voor KA1? .............................. 15
2.30
Moet ik geaccrediteerd zijn om subsidie aan te vragen voor KA1 – Mobiliteit? ..... Is accreditatie verplicht? ............................................................................ 15
2.31
Wat betekent dat voor mijn Certificate for Mobility voor de .............................. aanvraag call 2014? .................................................................................. 16
2.32
Welke kostencategorieën zijn er bij KA1 mobiliteit in het mbo? ....................... 16
3 FAQ Mobiliteit van professionals in de volwasseneneducatie ......................... (KA1 – staff mobility) ................................................................................. 17 4 FAQ Strategische Partnerschappen mbo/ve ................................................ 18 4.1
Wat zijn strategische partnerschappen? ....................................................... 18
4.2
Wat is het budget voor strategische partnerschappen? .................................. 18
4.3
Welke kosten zijn subsidiabel?.................................................................... 18
4.4
Is er een minimum aantal partners? ............................................................ 18
4.5
Zijn er maximale bedragen verbonden aan de subsidiabele kostenposten? ....... 19
4.6
Beleidsrijke invulling en nationale thema’s: wat betekenen ze voor mij als aanvrager?............................................................................................... 19
4.7
Hoe is het aanvraagformulier opgebouwd? ................................................... 21
4.8
Wat zijn de beoordelingscriteria? ................................................................ 21
4.9
Wat betekent een cross-sectoraal partnerschap? .......................................... 21
4.10
Waar dien ik een cross-sectoraal project in? ................................................. 22
4.11
Welke landen kunnen deelnemen aan een strategisch partnerschap? ............... 22
4.12
Kan mijn organisatie meerdere aanvragen indienen of als partner deelnemen .... in meerdere strategische partnerschappen? ................................................. 22
4.13
Wat zijn ontvankelijkheidscriteria? .............................................................. 22
4.14
Wanneer kan ik de uitslag/beoordeling van mijn aanvraag verwachten? .......... 22
4.15
Wanneer starten de projecten? ................................................................... 22
4.16
Moet ik de resultaten van mijn project publiek beschikbaar stellen? ................ 23
5 Afronding van lopende projecten Leven Lang Leren programma .................... (Call 2010 t/m Call 2013) ........................................................................... 24 5.1
Wat gebeurt er met de Leonardo da Vinci- en Grundtvig-projecten die nog ........ lopen onder het Leven Lang Leren programma? (call 2011, call 2012 en call 2013) ...................................................................................................... 24
4
1 FAQ Algemeen Erasmus+ 1.1
Hoe is Erasmus+ opgebouwd?
Erasmus+ is opgebouwd uit de volgende Key Actions. Deze zijn voor alle onderwijssectoren en jeugd hetzelfde. o
o
o
o o Terug naar begin
1.2
KA1: Learning mobility of individuals Mobility for learners and staff Joint master degrees Master student loan guarantee KA2: Cooperation and innovation for good practices Strategic partnerships Knowledge and sector skills alliances Capacity Building IT support platforms (such as E-twinning) KA3: Support for policy reform Knowledge in the fields of education, training and youth Prospective initiatives Support to European policy tools Cooperation with international organisations Stakeholder dialogue, policy and programme promotion Jean Monnet Sport
Waar kan ik subsidie aanvragen?
De volgende Key Actions worden decentraal gecoördineerd. Dat wil zeggen dat u daarvoor terecht kunt bij het Nationale Agentschap: o KA1: Learning mobility of individuals o KA2: Cooperation and innovation for good practices Strategic partnerships De overige acties worden uitgevoerd door de Executive Agency/Europese Commissie. De Sector Skills Alliances en Knowledge Alliances worden centraal aangestuurd vanuit het Education, Audiovisual and Culture Executive Agency in Brussel. Het NA werkt samen met het Executive Agency bij het voorlichten, verbreden van partnerschappen en het vergroten van de impact in de nationale context. Terug naar begin
1.3
Wat is de looptijd van projecten?
Voor mobiliteit geldt een looptijd van één of twee jaar. Voor strategische partnerschappen geldt een looptijd van twee of drie jaar.
5
Terug naar begin
1.4
Wanneer moet ik mijn aanvraag indienen?
De deadlines voor het indienen van aanvragen voor de call (aanvraagronde) van 2014: KA1 – mobiliteit 17 maart – 12:00 KA2 – Strategische Partnerschappen 30 april – 12:00 KA2 – Sector Skills Alliances 3 april – 12:00 KA2 – Knowledge Alliances 3 april – 12:00 Let op aanvragen dienen vóór 12:00 ingediend te zijn. Bij indiening om 12.01 uur ’s middags is uw aanvraag ongeldig. Terug naar begin
1.5
Waar vind ik de aanvraagformulieren?
Op dit moment zijn er alleen concept-aanvraagformulieren beschikbaar. Deze zijn te downloaden van onze website. Terug naar begin
1.6
Waar vind ik informatie over de subsidiemogelijkheden binnen Erasmus+ voor het mbo en de ve?
Via onze website is informatie te vinden voor middelbaar beroepsonderwijs www.erasmusplusmbo.nl en volwasseneneducatie www.erasmusplusve.nl. Per Key Action is er een toelichting met links naar bijvoorbeeld het aanvraagformulier en de Europese programmagids. Deze gids is het Europese brondocument met alle informatie over het programma en de voorwaarden. Terug naar begin
1.7
Hoe kan ik een aanvraag indienen?
Voordat u aan de slag kunt met het indienen van uw aanvraag dient u zich te registreren in de ‘participants portal’. Alle organisaties die deelnemen in het Erasmus+ programma dienen zich hier te registreren. Zodra de registratie compleet is ontvangt u een zogenaamde PI-code. Deze code kunt u invullen in het aanvraagformulier waarna een aantal gegevens automatisch ingevuld zal worden. Het aanvragen van een PI-code kan hier en meer informatie over het registreren in de ‘participants portal’ is te vinden op pagina 191 van de programmagids. Voordat u aan de slag gaat met het invullen van uw aanvraagformulier is het van belang dat u op de hoogte bent van de voorwaarden en criteria waaraan u moet voldoen. Het is mogelijk om uw projectideeën te toetsen bij het Nationaal Agentschap. We raden u aan
6
een projectopzetformulier in te vullen. Het is op deze manier mogelijk om via een (telefonisch) adviesgesprek feedback te ontvangen op uw projectideeën. Terug naar begin
1.8
Moet ik de aanvraag nog op papier opsturen?
Nee, in het Erasmus+ programma verloopt de aanvraag geheel digitaal, middels een eform. Terug naar begin
1.9
Kan ik bijlagen toevoegen aan mijn aanvraag?
Ja, dit is mogelijk tot maximaal 2 mb. Terug naar begin
1.10 Wat is een financial capacity check? Nieuwe aanvragers die een project indienen boven de € 60.000 krijgen een financial capacity check. Verdere informatie wordt zsm aangevuld. Terug naar begin
1.11 Is het mogelijk om als individu een aanvraag in te dienen? Nee, aanvragen binnen Erasmus+ kunnen alleen ingediend worden door rechtspersonen. Terug naar begin
1.12 Moeten partners ook een PI-Code aanvragen? (PI-code = personal identification code)? Ja, alle organisaties die willen deelnemen in Erasmus+ moeten een PI-code aanvragen (pagina 191 programmagids). De code moet worden ingevoerd in het aanvraagformulier en zorgt ervoor dat aantal velden dan al automatisch ingevuld zijn. Terug naar begin
1.13 Kan ik de PI-code voor alle programmaonderdelen van Eramus+ gebruiken? Ja, de PI-code is voor alle actielijnen van Erasmus+. Elke deelnemende organisatie heeft een eigen PI-code nodig. Terug naar begin
7
1.14 Ik heb al eerder een PI-code aangevraagd voor Horizon 2020 is deze geldig? Ja, de PI-code is geldig voor alle EU onderzoek, innovatie, onderwijs en culturele programma’s. Terug naar begin
1.15 Zijn de kosten voor voorbereidende bezoeken (preparatory visits) subsidiabel binnen E+? Nee, de actielijn voorbereidende bezoeken is binnen Erasmus+ komen te vervallen. Nationale Agentschappen zullen wel contactseminars en/of thematische seminars organiseren waarbij u de gelegenheid heeft om nieuwe partners te leren kennen. Terug naar begin
1.16 Welke landen nemen deel aan het programma?
België Bulgarije Cyprus Denemarken Duitsland Estland Finland
Voormalig Joegoslavië Macedonië IJsland Terug naar begin
Frankrijk Griekenland Hongarije Ierland Italië Spanje Kroatië
Europese lidstaten Letland Litouwen Luxemburg Malta Nederland Oostenrijk Polen
Niet Europese lidstaten Liechtenstein Noorwegen
Portugal Roemenië Slovenië Slowakije Tsjechië Verenigd Koninkrijk Zweden Zwitserland Turkije
1.17 Is het ook mogelijk om met niet-programmalanden samen te werken? Voor de actielijn mobiliteit is dit niet mogelijk. Bij strategische partnerschappen voor het mbo en de ve is het alleen mogelijk om met zogenaamde partnerlanden samen te werken indien er sprake is van het ‘importeren’ van kennis ten behoeve van het project. U dient in uw aanvraag aannemelijk te maken dat het gaat om unieke inbreng of kennis die niet in Europa aanwezig is. Implementatie van projectresultaten vindt plaats in de programmalanden. Capaciteitsopbouw is niet mogelijk en alleen beschikbaar voor hoger onderwijs en de jeugdsector. Terug naar begin
8
1.18 Wat is het budget voor mbo en ve voor de call 2014 in Nederland?
KA 1
Mobiliteit van studenten Mobiliteit van professionals KA 2 Strategische Partnerschappen Totalen Terug naar begin
middelbaar beroepsonderwijs € 8.000.000 € 1.484.300
volwasseneducatie
€ 4.125.700
€ 1.278.133
€ 13.610.000
€ 1.504.403
nvt € 226.270
1.19 Waar vind ik meer informatie over het onderdeel Sport van Erasmus+? De subsidies voor Sport worden door het Executive Agency uitgezet. Voor meer informatie zie pagina 179-191 van de programmagids of ga naar de website van de Executive Agency. Terug naar begin
1.20 Welke organisaties vormen het Nationaal Agentschap Erasmus+ in Nederland? In Nederland vormen Nuffic, Europees Platform, Nederlands Jeugdinstituut en CINOP het Nationaal Agentschap Erasmus+. Nuffic is verantwoordelijk voor het hoger onderwijs, Europees Platform voor het primair en voortgezet onderwijs, het Nederlands Jeugdinstituut voor de jeugdsector en CINOP voor het middelbaar beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie. Terug naar begin
9
2 FAQ Mobiliteit van studenten en professionals in het mbo – KA1 2.1
Hoe ziet transnationale mobiliteit er uit in Erasmus+?
In Erasmus+ komen de activiteiten voor individuele mobiliteit te vallen onder Key Action 1: Learning mobility of individuals. De studentenmobiliteit en mobiliteit van professionals zijn onderdeel van het Erasmus+ programma. Voorheen in het Lifelong Learning Programme (2007-2013) bekend onder IVT en VETPro. De subsidie voor afgestudeerden, werkzoekenden en werkenden (People on the Labour market) zal als zodanig geen onderdeel meer zijn van het mbo-budget binnen Erasmus+. Hiervoor wordt verwezen naar ESF-gelden. Wat wel kan binnen het Erasmus+ programma, is dat afgestudeerden tot één jaar na de afstudeerdatum gebruik kunnen maken van subsidies voor studentenmobiliteit. Zie programmagids Erasmus+ pagina’s 47-53 en 215-219. Terug naar begin
2.2
Hoe vaak mag een student of professional in heb mbo gebruik maken van subsidie in Erasmus+?
Hier zit geen beperking aan. Wel stimuleert en adviseert het NA om hier beleid op te maken waarin de keuzes van de instelling verantwoord worden. Terug naar begin
2.3
Wat zijn minimum- en maximumverblijfsduren in KA1? De verblijfsduur is als volgt: KA1 - mobiliteit van studenten KA1 - mobiliteit van professionals
2.4
minimaal 2 weken, maximaal 12 maanden minimaal 2 dagen, maximaal 2 maanden (exclusief reistijd)
Hoeveel aanvragen kan ik per instelling indienen?
U kunt voor mobiliteit (KA1) één aanvraag per call per instelling indienen. Indien u studenten- én professionalmobiliteit aanvraagt dient u dit beide in dezelfde aanvraag op te nemen. Het is belangrijk om (als contactpersoon/coördinator) goed te inventariseren hoe groot de vraag is binnen uw instelling zodat alle wensen meegenomen kunnen worden in de
10
aanvraag. Terug naar begin
2.5
Wanneer moet ik de aanvraag indienen?
Zie hoofdstuk 1.4. Terug naar begin
2.6
Zijn Letters of Intent verplicht bij Mobiliteitsaanvragen?
Nee, in tegenstelling tot de berichtgeving tijdens de voorlichting op 10 december 2013 en 21 januari 2014 is het bijvoegen van Letters of Intent niet verplicht. Uiteraard ben je vrij als instelling om afspraken die je maakt met ontvangende partners vast te leggen en dit bij de aanvraag te voegen. Indien je met ECVET gaat werken is het zeer aan te raden te werken met een Memorandum of Understanding op stellen, zie pagina 215/216 van de programmagids. Terug naar begin
2.7
Wanneer kan ik de uitslag KA1 – Mobiliteit call 2014 verwachten?
U kunt de uitslag 2e helft juni 2014 verwachten. Terug naar begin
2.8
Wanneer start mijn mobiliteitsproject call 2014?
De startdatum van het project call 2014 is 1 juli 2014. De einddatum is 30 juni 2015 of 30 juni 2016. Vanaf call 2015 zal de startdatum van mobiliteitsprojecten weer op 1 juni zijn. Terug naar begin
2.9
Is er een lijst met vergoedingstabellen voor mobiliteit van studenten en professionals in het mbo?
Ja, deze is te vinden in de programmagids op pagina 51-53. Let op dat voor studenten (learners, p.53) geldt dat in Nederland het maximum per dag 60% is van het bedrag dat in de tabellen staat. Voor professionals (staff) gelden de bedragen zoals ze in de tabel genoemd zijn. Terug naar begin
11
2.10 Kan een student ook een talencursus in het buitenland volgen? Het volgen van een taalcursus alleen is niet voldoende om in aanmerking te komen voor een Erasmus+ subsidie. De mobiliteit moet namelijk ook praktijkleren (work-based learning) bevatten. Terug naar begin
2.11 Wat verandert er op het vlak van taalvoorbereiding bij mobiliteit van studenten in het mbo? De taalvoorbereiding krijgt een grotere rol in het nieuwe programma. Voorafgaand aan de mobiliteit en bij terugkomst is het de bedoeling om taalniveaus te meten en daarmee de groei in taalontwikkeling. Hoe dat precies gedaan gaat worden, is nog niet bekend.
Voor de taalvoorbereiding zullen online cursussen beschikbaar komen voor de vijf meest gebruikte Europese talen in mobiliteit te weten: Engels, Duits, Frans, Spaans en Italiaans. Terug naar begin
2.12 Wordt taalvoorbereiding vergoed? Er is alleen budget voor taalvoorbereiding beschikbaar als de instructietaal van de stage NIET Engels, Spaans, Italiaans, Duits of Frans betreft én de student langer dan één maand in het buitenland verblijft. Maximale taalvergoeding per student per mobiliteit bedraagt 150 euro. Terug naar begin
2.13 Is de online taalvoorbereiding die door de EU aangeboden wordt branchespecifiek? Nee, het zal een algemene taalvoorbereiding betreffen. Terug naar begin
2.14 Wat ziet de student als resultaat van het taalassessment? Op dit moment zijn de taalassessments nog niet gereed en weten we dus ook nog niet hoe ze er precies uitzien. Wel is bekend dat de uitslag alleen zichtbaar wordt voor de student. Indien gewenst kan de student de instelling machtigen om ook inzicht in de resultaten te krijgen. Terug naar begin
12
2.15 In welke taal laat je een student het assessment maken? Het gaat om de instructietaal van de stage, dus de taal die de student tijdens de mobiliteit gebruikt. Daarbij zijn de assessments alleen beschikbaar in Engels, Duits, Frans, Spaans en Italiaans. Een student hoeft alleen een assessment te maken als de mobiliteit langer dan één maand duurt. Terug naar begin
2.16 Mag een student of professional die al een gebruik heeft gemaakt van een mobiliteit in het Leonardo da Vinci programma (2007-2013) ook weer mee in het Erasmus+ programma (2014-2020)? Ja, dat kan. Een student kan niet twee keer mee in het Leonardo da Vinci programma (dit is nog relevant voor call 2012 en call 2013). Terug naar begin
2.17 Kunnen praktijkopleiders, experts uit het bedrijfsleven ook gebruikmaken van VETPro (LdV) en mobiliteit voor professionals (Erasmus+)? Ja, praktijkopleiders kunnen gebruikmaken van de mobiliteiten voor professionals. Mensen uit het bedrijfsleven en de regio (regionale overheid) kunnen betrokken worden in mobiliteit voor professionals indien deze mensen actief betrokken zijn bij het initieel mboonderwijs van de aanvragende instelling. Terug naar begin
2.18 Mogen buitenlandse partners in een mobiliteitsaanvraag mbo ook hoger onderwijs/universiteit zijn? Ja, dat is geen probleem. Zolang de opbrengsten van de mobiliteiten ten goede komen aan het initieel middelbaar beroepsonderwijs. Terug naar begin
2.19 Welke landen mogen deelnemen en naar welke landen kunnen studenten en professionals op stage? Zie hoofdstuk 1.16. Terug naar begin
13
2.20 Mobiliteit in het mbo - Mag een student of professional ook buiten Europa op stage? Nee, daar is binnen Erasmus+ voor het mbo geen gelegenheid toe. Overzeese gebieden van EU-landen tellen wel mee. Terug naar begin
2.21 Kan een student uit het mbo met Erasmus+ op stage naar de Nederlandse Antillen? Nee, de Nederlandse Antillen maken onderdeel uit van het Nederlands Koninkrijk en om die reden wordt dit niet als een mobiliteit naar een ander programmaland gezien. Je kunt dus niet op stage naar de Nederlandse Antillen met een subsidie van het Erasmus+ programma. Terug naar begin
2.22 Kan ik als student subsidie aanvragen bij CINOP Erasmus+, het Nationaal Agentschap voor Erasmus+ (voorheen Leonardo da Vinci)? Nee, je kunt als individu (student) geen subsidie aanvragen bij ons. Je school moet de subsidie aanvragen en die kan dan de subsidie aan jou verstrekken. Je kunt het beste navragen aan je mentor/stagebegeleider/opleidingsmanager of jouw school Erasmus+ subsidie ontvangt en of jij daar gebruik van kan maken. Terug naar begin
2.23 Mag je, als je dit jaar een 2-jarige mobiliteitsaanvraag doet, dat volgend jaar weer doen? Ja, dat mag. Terug naar begin
2.24 Wanneer moet ik mijn interimrapportage indienen? Voor mobiliteit (KA1) is in Erasmus+ geen interimrapportage meer nodig. Wel een eindrapportage. Terug naar begin
2.25 Wat is de looptijd van een mobiliteitsproject? Zie hoofdstuk 1.3. Terug naar begin
14
2.26 Blijven we met de mobility tool werken in het Erasmus+ programma? Ja. Terug naar begin
2.27 Moet ik de aanvraag nog op papier opsturen? Zie hoofdstuk 1.8. Terug naar begin
2.28 Wat houdt accreditatie in? In Erasmus+ krijgen aanvragende instellingen de mogelijkheid om zich te laten accrediteren. De accreditatie is deels vergelijkbaar met het huidige Certificate for Mobility en zal ook alleen voor ‘KA1 – Learning mobility of individuals’ gelden (studenten én professionals). Het idee van de accreditatie is dat elke organisatie die terugkerend mobiliteitsprojecten uitvoert, geaccrediteerd kan worden. Het NA let op de kwaliteit en de resultaten in de past performance en stimuleert de ontwikkeling van internationalisering in het beleid en de strategie van de mbo-instelling. Instellingen krijgen hiermee een grote mate van eigen verantwoordelijkheid om meerjarig het beleid en de organisatie in te richten gebaseerd op een structurele subsidieverstrekking van een aanzienlijk bedrag voor leermobiliteit. Wat de accreditatie een organisatie precies oplevert en aan welke verplichtingen een organisatie daarvoor moet voldoen, wordt in het voorjaar van 2014 uitgewerkt op Europees niveau, meer informatie over accreditatie volgt dan ook op een later moment. De accreditatie van organisaties, zal in elk land plaatsvinden via het NA en geldt alleen voor KA1 leermobiliteit. Terug naar begin
2.29 Hoe en wanneer kan ik geaccrediteerd worden voor KA1? Om een accreditatie aan te vragen, dien je als organisatie deel te nemen aan de call die daarvoor uitgezet wordt. Deze call wordt pas medio 2014 verwacht. Dat betekent dat er voor het aanvragen van subsidies in de call 2014 (deadline medio februari 2014) nog geen mogelijkheid tot accreditatie is. De accreditatie zal dus pas vanaf call 2015 effectief zijn en geldig zijn voor de duur van het programma (t/m 2020). Terug naar begin
2.30 Moet ik geaccrediteerd zijn om subsidie aan te vragen voor KA1 – Mobiliteit? Is accreditatie verplicht? Accreditatie is niet verplicht om subsidie aan te kunnen vragen. Terug naar begin
15
2.31 Wat betekent dat voor mijn Certificate for Mobility voor de aanvraag call 2014? De huidige bezitters van CfM’s mogen bij aanvraag in de call 2014 nog éénmaal profiteren van het doen van verkorte aanvragen onder bezit van het CfM voor de aanvraag van mobiliteit. Terug naar begin
2.32 Welke kostencategorieën zijn er bij KA1 mobiliteit in het mbo? De kostencategorieën vallen uiteen in reiskosten, verblijfkosten, management/organisatiekosten, taalvoorbereidingskosten en kosten voor mensen met specifieke behoeften. Cursusgelden worden niet apart gesubsidieerd. Zie ook programmagids pagina 51-52. Terug naar begin
16
3 FAQ Mobiliteit van professionals in de volwasseneneducatie (KA1 – staff mobility) Zie ook pagina 61-66 van de programmagids. U kunt ook de powerpoint op onze website (onder Erasmus+ subsidiemogelijkheden – mobiliteit ve) bekijken. Deze informatie wordt zsm aangevuld. Terug naar begin
17
4 FAQ Strategische Partnerschappen mbo/ve 4.1
Wat zijn strategische partnerschappen?
Strategische partnerschappen zijn internationale samenwerkingsprojecten binnen de onderwijs-, training- en jeugdsector gericht op het ontwikkelen, transfereren en implementeren van innovatieve aanpakken op organisatie, lokaal, regionaal, nationaal en/of Europees niveau. Strategische Partnerschappen dienen aan te sluiten bij en een bijdrage te leveren aan Europese en nationale (beleids-)thema’s zoals verbeteren van de kwaliteit van onderwijs of de samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven. Terug naar begin
4.2
Wat is het budget voor strategische partnerschappen?
Zie hoofdstuk 1.18. Terug naar begin
4.3
Welke kosten zijn subsidiabel?
Het budget is modulair opgebouwd. Afhankelijk van de doelstellingen en resultaten van uw project kunt u budget aanvragen voor: Projectmanagement & implementatie Transnationale projectbijeenkomsten Intellectuele output Multiplier bijeenkomsten Exceptionele kosten Special needs Mobiliteiten lerenden Meer informatie over de opbouw van het budget is te vinden in de programmagids pag. 101-107. Terug naar begin
4.4
Is er een minimum aantal partners?
Een strategisch partnerschap bestaat uit minimaal drie partners uit drie programmalanden. Terug naar begin
18
4.5
Zijn er maximale bedragen verbonden aan de subsidiabele kostenposten?
Meer informatie over de hoogte van de subsidiabele kostenposten is te vinden in de programmagids pag. 101-107. Terug naar begin
4.6
Beleidsrijke invulling en nationale thema’s: wat betekenen ze voor mij als aanvrager?
Het is van belang dat E+projecten passen bij de doelstellingen die uw organisatie nastreeft en uw eigen beleidsagenda. Daarnaast dient een project aansluiting te hebben bij de nationale en Europese beleidsthema’s. Onderstaand schema geeft deze drie niveaus weer.
Om invulling te geven aan deze beleidsrijke invulling van het programma heeft het Nationaal Agentschap in afstemming met het ministerie van OCW en diverse stakeholders een aantal thema’s benoemd die op zowel Europees als nationaal niveau van belang zijn en in het midden van deze drie cirkels passen. Voor het mbo gaat het om de volgende thema’s: 1. Kwaliteit van onderwijs en kwaliteitszorg: kwalitatief goed onderwijs. Opleidingsteams centraal. Cultuur van Kwaliteitszorg. Focus op vakmanschap. EQAVET. Aantrekkelijkheid van beroepsonderwijs.
19
2. Curriculum en examinering: certificeerbare leereenheden en het valideren van leereenheden. Flexibele individuele leerwegen. Kwalificatiestructuur en doelmatigheid van het opleidingsaanbod. Flexibeler onderwijs dat aansluit bij behoeften van bedrijfsleven, valideren van werkervaring. 3. BPV en work-based learning: drie componenten: inhoud van opleidingen, vorm en doelmatigheid. Arbeidsmarktrelevante leerinhouden, kwaliteit van (internationale) beroepspraktijkvorming. Bedrijven aanspreken voor stagiaires en ook inkomende mobiliteit. European Alliance for Apprenticeships. Monitoring. 4. Voorkomen voortijdig schoolverlaten 5. Doorlopende leerlijn vmbo-mbo-hbo: aansluiting vmbo-mbo. VM2 experimenten. Associate degree. Loopbaanbegeleiding & professionalisering van loopbaanbegeleiders. Beschikbaarheid informatie studiekeuze. 6. Professionalisering docenten en trainers: HRM beleid, lerarenbeleid, lerarenregister, professioneel statuut, de docent centraal. Kwaliteit. 7. Internationale mobiliteit: accreditatie en inbedding internationalisering. Inkomende en uitgaande mobiliteit. Grensmobiliteit. Internationale diplomawaardering. Richtlijn erkenning beroepskwalificaties. Meeneembare studiefinanciering. 8. Regionale samenwerking en positionering in de regio naar bedrijven, overheid en andere partners in onderwijs en samenleving Voor de volwasseneneducatie gaat het om de volgende thema’s: 1. Scholing van basisvaardigheden en transversale vaardigheden Hierbij kan gedacht worden aan het versterken van vaardigheden van laagopgeleiden en migranten op het terrein van lezen, schrijven en rekenen. Maar ook activiteiten gericht op digitale vaardigheden, vreemde talen, sleutelvaardigheden/basic skills en algemene werknemersvaardigheden kunnen vallen binnen dit thema. 2 Scholing van specifieke groepen Hierbij kan gedacht worden aan programma’s die zijn toegesneden op specifieke groepen, zoals zieken, mensen met een arbeidsbeperking of gevangenen. De context voor het scholen en ontwikkelen van vaardigheden voor deelnemers uit deze doelgroep is vaak anders dan voor andere groepen laagopgeleiden. 3 Scholing van beroepsvaardigheden Hierbij kan gedacht worden aan de scholing of training van lager-opgeleiden gericht op een beroep of functie. De scholing kan zowel betrekking hebben op het vergroten van de mogelijkheden een startkwalificatie te verwerven, als op het bereiken van beroeps- of functiegerichte kwalificaties onder het niveau mbo-2 (niveau 1 en 2 van het NLQF). 4 Waarderen en valideren van leeropbrengsten Hierbij kan gedacht worden aan het in beeld brengen van de reeds aanwezige kennis, vaardigheden en eigenschappen van lager-opgeleiden en migranten. Het gaat dan niet alleen om opbrengsten die via formele leerroutes zijn verworven, maar ook via nonformeel en informeel leren. Het ontwikkelen van standaarden en het valideren van de aanwezige leeropbrengsten kan de participatie van volwassenen vergroten en biedt mogelijkheden gerichte kortere educatieprogramma’s op maat te realiseren.
20
5 Professionalisering van docenten en vrijwilligers Hierbij kan gedacht worden aan de bevordering van deskundigheid van docenten voor het leren van specifieke doelgroepen, maar ook aan deskundigheidsbevordering van vrijwilligers in educatieve programma’s. Het ontwikkelen van en werken met standaarden of richtlijnen en het certificeren van vrijwilligers of professionals zouden hieraan kunnen bijdragen. Terug naar begin
4.7
Hoe is het aanvraagformulier opgebouwd?
Op dit moment zijn er alleen concept-aanvraagformulieren beschikbaar. Deze zijn te downloaden van onze website (link invoegen). Terug naar begin
4.8
Wat zijn de beoordelingscriteria?
Uw project wordt beoordeeld op vier criteria: 1. De relevantie van het project (30 punten) Hierbij gaat het om de relevantie voor EU en nationale beleidsdoelstellingen, de mate waarin er een de behoeften aan de voorkant helder zijn, de doelstellingen concreet en realistisch zijn en de mate waarin er sprake is van een innovatief project. 2. Kwaliteit van de projectopzet en implementatie (20 punten) Denk hierbij aan de kwaliteit van het werkprogramma, de consistentie tussen projectdoelstellingen en beoogde activiteiten en de ‘kosteneffectiviteit’. 3. Kwaliteit van het projectteam en de samenwerking (20 punten) Denk hierbij aan de samenstelling van het partnerschap; past dit bij de beoogde doelstellingen, zijn de juiste partijen betrokken en op welke manier bent u van plan de samenwerking vorm te geven. 4. Impact en disseminatie (30 punten) Denk hierbij aan de potentiële impact van het project op de deelnemers en deelnemende organisaties en organisaties buiten het project en de mate waarin er sprake is van een duurzaam projectresultaat. De minimumscore voor projecten is 60 van de 100 punten waarbij u op elk van de criteria min. 50% van de maximumscore dient te behalen. Terug naar begin
4.9
Wat betekent een cross-sectoraal partnerschap?
Dit heeft betrekking op een project waarin verschillende onderwijssectoren of onderwijs en jeugd samenwerken en deelnemen. Terug naar begin
21
4.10 Waar dien ik een cross-sectoraal project in? Indien er aan uw partnerschapsproject verschillende onderwijssectoren of vertegenwoordigers van zowel de onderwijs- als jeugdsector deelnemen dan dient u uw projectaanvraag in bij die sector waar de focus / nadruk op ligt in uw project. Terug naar begin
4.11 Welke landen kunnen deelnemen aan een strategisch partnerschap? Organisaties uit zowel programmalanden als partnerlanden (link boven) kunnen als partner worden opgenomen. Voor partnerlanden geldt echter wel dat ze niet als aanvrager kunnen optreden en dat ze een essentiële toegevoegde waarde voor het project moeten hebben. Terug naar begin
4.12 Kan mijn organisatie meerdere aanvragen indienen of als partner deelnemen in meerdere strategische partnerschappen? Ja, dit is mogelijk. Maar let op: eenzelfde consortium van partners mag alleen een aanvraag indienen bij één Nationaal Agentschap. Terug naar begin
4.13 Wat zijn ontvankelijkheidscriteria? Voordat uw project inhoudelijk beoordeeld wordt, wordt er gecheckt of uw project voldoet aan de ontvankelijkheidscriteria. Denk hierbij aan: is het project tijdig ingediend? voldoet uw partnerschap aan de voorwaarden? Een overzicht van de ontvankelijkheidscriteria is te vinden op pag. 97-98 van de programmagids. Terug naar begin
4.14 Wanneer kan ik de uitslag/beoordeling van mijn aanvraag verwachten? U kunt de uitslag in juli/augustus 2014 tegemoet zien. Terug naar begin
4.15 Wanneer starten de projecten? De eerst mogelijke startdatum voor projecten in de call 2014 is 1 september 2014. Terug naar begin
22
4.16 Moet ik de resultaten van mijn project publiek beschikbaar stellen? Ja, er is sprake van een zogenaamde ‘open acces requirement’. Erasmus+ promotes the open access to materials, documents and media that are useful for learning, teaching, training, youth work and are produced by projects funded by the Programme. Beneficiaries of Erasmus+ grants producing any such materials, documents and media in the scope of any funded project should make them available for the public, in digital form, freely accessible through the Internet under open licences. Beneficiaries are nonetheless allowed to define the most appropriate level of open access, including limitations (e.g. interdiction of commercial exploitation by third parties) if appropriate in relation to the nature of the project and to the type of material. The open access requirement is without prejudice to the intellectual property rights of the grant beneficiaries.(Programmagids pag. 12) Terug naar begin
23
5 Afronding van lopende projecten Leven Lang Leren programma (Call 2010 t/m Call 2013) 5.1
Wat gebeurt er met de Leonardo da Vinci- en Grundtvig-projecten die nog lopen onder het Leven Lang Leren programma? (call 2011, call 2012 en call 2013)
De projecten van het LLL-programma blijven gewoon doorlopen en het kan dus zijn dat u straks parallel projecten in het ‘nieuwe’ en ‘oude’ programma heeft lopen. Alle informatie over het LLP-programma is te vinden op de website www.leonardodavinci.nl onder ‘Projectmanagement LLP t/m 2013’. Terug naar begin
24