Gemeente Amsterdam
Economische Zaken
Factsheet dashboard juni 2009
Economische recessie Na een zeer plotselinge en heftige verslechtering eind vorig jaar, die tot uiting kwam in een scherpe daling van de wereldhandel, het bruto binnenlands product en toerisme, lijkt de recessie nu in een iets rustigere fase te verkeren. Vooral uit de Verenigde Staten komen al berichten over lichtpuntjes en mogelijk herstel. Voor Nederland en Amsterdam is stabilisatie of herstel nog niet aan de orde. De eerste effecten van de recessie voor ondernemers en op de arbeidsmarkt beginnen in Amsterdam nu zichtbaar te worden onder andere in een daling van de werkgelegenheid in het eerste kwartaal met 2.000 werkzame personen en een stijging van het aantal niet werkende werkzoekenden. De situatie is als verwacht serieus: verreweg de meeste indicatoren op het Dashboard staan in het rood. Dit blijkt zowel uit figuur 1, die het beeld voor Amsterdam weergeeft en figuur 2, voor heel Nederland.
Figuur 1: Conjunctuurbeeld Amsterdam, juni 2009 boven trend 100
50
startende bedrijven havenoverslag
negatief
-100
-50 bezoek attracties
faillissementen
werkgelegenheid 0 vacatures 0 hotelovernachtingen
vracht Schiphol verkochte woningen
bijstandsuitkeringen
opheffingen -50
-100
onder trend
50
100
positief
werkloosheid passagiers Schiphol bezoek musea
Figuur 2: Conjunctuurbeeld macro-economie en vertrouwen Nederland, juni 2009 boven trend 100
50
negatief
BBP 0 -100
-50 producentenvertrouwen
0 consumentenvertrouwen
50
100
positief
wereldhandel
AEX-index -50
-100
onder trend
Algemeen
De figuren, die geïnspireerd zijn door de conjunctuurklok van het CBS, bevatten de meest recente cijfers van een aantal indicatoren die weergeven hoe de Amsterdamse economie er voor staat. In de figuren zijn de conjunctuurcycli te zien: hoogconjunctuur (groen), afname (oranje), laagconjunctuur (rood) en herstel (geel), zie ook figuur 3. In een periode van hoogconjunctuur zal de meerderheid van de indicatoren zich in het groene kwadrant (boven de trend) bevinden, in een periode van laagconjunctuur in het rode kwadrant (onder de trend). Voor iedere indicator is bepaald wat de positie is ten opzichte van de lange termijn trend (verticale as) en ten opzichte van de korte termijn ontwikkeling (horizontale as). Hoe dichter bij het nulpunt, hoe kleiner de verandering. Lange termijn trend
Waar mogelijk vormt de ontwikkeling tussen 2001 en 2007 (een periode van laagconjunctuur, herstel en hoogconjunctuur) de trend. Overigens deed de Amsterdamse economie het heel goed in deze periode, dit maakt het moeilijk om de trend te evenaren. Zie de tabel achterin voor de cijfers per variabele. Boven de trend betekent dat de variabele er relatief goed voor staat, onder de trend het tegenovergestelde.
Figuur 3: Conjunctuurcyclus
afname
laagconjunctuur
hoogconjunctuur
herstel
Korte termijn ontwikkeling
Als er sprake is van een positieve ontwikkeling ten opzichte van dezelfde periode een jaar eerder, dan is er sprake van een positieve ontwikkeling, anders van een negatieve. Vooroplopende indicatoren
Bij een aantal indicatoren wordt de economische recessie eerder zichtbaar dan bij andere. Voorbeelden van vooroplopende variabelen zijn de AEX-index, het producenten en consumentenvertrouwen, passagiers en vracht op Schiphol, bezoek aan attracties en musea, hotelovernachtingen en vacatures. Variabelen met omgekeerde ontwikkeling (in het rood)
Bij een aantal variabelen (in de legenda weergegeven in rood) wordt een positieve ontwikkeling als een afname gepresenteerd. Een voorbeeld is werkloosheid. In figuur 1 wordt een toename van de werkloosheid gepresenteerd als een negatieve ontwikkeling en een afname als een positieve ontwikkeling. Hierna volgt een toelichting voor de volgende thema’s: macro-economie, vertrouwen, woningmarkt, economie, werkloosheid en veiligheid.
Macro-economie Wereldhandel
Nederland heeft een open economie, dat wil zeggen dat veranderingen op mondiaal niveau relatief veel invloed hebben. Dit geldt ook voor Amsterdam, die hier door de aanwezigheid van de haven, Schiphol en internationale bedrijven nog extra gevoelig voor is. De wereldhandel is fors afgenomen in de eerste maanden van 2009, met 11,3% ten opzichte van het vierde kwartaal van 2008. Ten opzichte van het eerste kwartaal van 2008 was de afname nog groter, namelijk 15%. Opvallend is vooral de scherpe daling van de Japanse import (-16,6%) en export (-28,2%). Het tempo waarmee de wereldhandel afneemt, vlakt wel af. Bovendien ligt het volume nog ver boven het niveau van 1998.
Figuur 4: Wereldhandel (volume), in indexcijfers (1998=100) 200 190 180 170 160 150 140 130
2007
Bron: CPB
2008
mrt
jan
nov
sep
jul
mei
mrt
jan
nov
sep
jul
mei
mrt
jan
120
2009
BBP
De Nederlandse economie is in het eerste kwartaal van 2009 gekrompen met 4,5 procent, in vergelijking met dezelfde periode een jaar eerder. Dit is de grootste krimp van de Nederlandse economie na de Tweede Wereldoorlog. Vooral de export en de investeringen liepen terug. Voor het eerst in jaren was ook de consumptie van huishoudens lager. De overheidsbestedingen namen nog wel toe.
Figuur 5: Bruto binnenlands product ten opzichte van hetzelfde kwartaal van vorig jaar (procenten)1 5
%
4 3 2 1 0 -1 -2 -3 -4 -5 I II III IV I II III IV I II III IV I II III IV I II III IV I II III IV I II III IV I II III IV I 2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008* 2009*
*) voorlopige cijfers. Bron: CBS
Vertrouwen AEX
De Amsterdam Exchange Index (AEX) is de belangrijkste Nederlandse beursindex die de koersontwikkeling van de 25 grootste aandelen op de Amsterdamse effectenbeurs weergeeft. De AEX wordt berekend als het gewogen gemiddelde van de koersen van deze aandelen. Sinds het einde van 2007 is de waarde van de AEX-index aan het afnemen, met als voorlopig laagste punt maart 2009. In april en mei leefde de index weer wat op. De AEX-index is niet alleen een vertrouwensindex maar werkt ook op tal van manieren door in de reële economie, door middel van de vermogenspositie van beleggers. Zo is de consumptie van particuliere huishoudens al een tijdje aan het afnemen. In maart 2009 gaven consumenten 3,3% minder uit dan in maart 2008. Ook bedrijven hebben er last van dat de aandelen minder waard worden. Bedrijven hebben minder geld om te investeren en zijn tegelijkertijd eerder overnamekandidaat. Ook de dekkingsgraden van pensioenfondsen hebben te lijden onder de lagere aandelenkoersen. 1
et gaat hier om de bestedingsbenadering van het BBP. Bij de bestedingsbenadering wordt H het binnenlands product gemeten als de som van de consumptie plus investeringen plus de uitvoer minus de invoer.
Figuur 6: AEX index (dagkoers) 600
500
400
300
200
100
9 ap r-0
ja n09
8
ok t -0 8
ju l-0
8 ap r-0
ja n08
ok t -0 7
7 ju l-0
7 ap r-0
ja n07
0
Bron: finance.yahoo.com
Producentenvertrouwen Het CBS houdt het producentenvertrouwen bij van industriële ondernemingen. Dit is samengesteld uit drie indicatoren: de verwachte productie in de komende drie maanden, het oordeel van ondernemers over de orderportefeuille en het oordeel over de voorraden gereed product. Maandelijks wordt aan een vast panel van 1.700 ondernemers enkele vragen gesteld verdeeld over diverse branches binnen de industrie, klein en groot. In figuur 7 is het saldo gepresenteerd van positieve en negatieve antwoorden ten opzichte van het totaal. In mei 2009 ligt het vertrouwen van ondernemers op hetzelfde niveau als in april, -17. In februari stond de vertrouwensindicator met bijna -23 nog op het laagste niveau sinds 1985.
Figuur 7: Producentenvertrouwen, Nederland 15 10 5 0 -5 -10 -15 -20
20 01
-2 00
7 ja n08 fe b08 m rt08 ap r-0 m 8 ei -0 8 ju n08 ju l-0 au 8 g0 se 8 p08 ok t-0 no 8 v0 de 8 c08 ja n09 fe b09 m rt09 ap r-0 m 9 ei -0 9
-25
Bron: CBS
In aanvulling op het maandelijkse onderzoek onder industriële bedrijven onderzoekt het CBS op kwartaalbasis hoe het totale bedrijfsleven oordeelt over de economische situatie. De uitkomsten zijn ook op regionaal niveau beschikbaar, voor het gebied van de Kamer van Koophandel. De vragen richten zich op de belangrijkste conjunctuurrelevante aspecten voor het bedrijfsleven. Zo worden ondernemers gevraagd of hun omzet in het komende kwartaal zal stijgen, dalen of zal gelijk blijven, ten opzichte van de huidige situatie.
Figuur 8: Verwachting van ondernemers over de omzet in het komende kwartaal
jan-09
okt-08
jan-09
okt-08 %
afname
gelijk
toename
Bron: CBS
Industriële ondernemers zijn het somberst De verwachtingen van ondernemers voor het eerste kwartaal van 2009 zijn aanzienlijk somberder dan voor het laatste kwartaal van 2008. Dit geldt zowel voor Amsterdam als voor het hele land. Vooral ondernemers in industrie zijn pessimistisch over de omzetontwikkelingen in de eerste drie maanden van 2009: slechts 7,5% verwacht een omzetstijging, tegen een gemiddelde van 17,5%. Zakelijke dienstverlening merkt het minst Uit een onderzoek van maart jl. blijkt dat in Amsterdam 60% van de ondernemers merkt dat de economische crisis effect heeft op het eigen bedrijf. 2 Dit geldt vooral voor ondernemers in de horeca en de sector vervoer. Ze merken dat er bezuinigd wordt, ze hebben minder klanten en meer moeite met het verweven van krediet. Zakelijke dienstverleners hebben nog het minste last van de economische crisis. Consumentenvertrouwen
Het CBS houdt bij hoe het vertrouwen van consumenten zich ontwikkelt. Elke maand wordt een kleine 1.000 burgers gebeld en een vaste set van vragen voorgelegd om een indruk te krijgen van de mening over de algehele economische situatie van de afgelopen en komende
2
Vestigingsklimaat in Amsterdam ten tijde van economische malaise, O+S, april 2009
12 maanden, de eigen financiële situatie, verwachte ontwikkeling van de werkloosheid en verwachte prijsdalingen. De index van het consumentenvertrouwen wordt berekend als het gemiddelde van de saldi van de positieve en negatieve antwoorden op de vragen en kan een waarde aannemen van -100 tot +100.
Figuur 9: Consumentenvertrouwen, Nederland 10 5 0 -5 -10 -15 -20 -25 -30 -35
-0 8 b0 m 8 rt -0 ap 8 r-0 m 8 ei -0 ju 8 n0 ju 8 l -0 au 8 g0 se 8 p0 ok 8 t -0 no 8 v0 de 8 c0 ja 8 n0 fe 9 b09 m rt0 ap 9 r-0 m 9 ei -0 9
ja n
fe
20 01 20 02 20 03 20 04 20 05 20 06 20 07
-40
Bron: CBS
Consumenten hebben weinig vertrouwen in de Nederlandse economie. De index van het CBS slaat sinds het voorjaar van 2008 negatiever uit dan gemiddeld over de periode 2001-2007. Maart 2009 was een voorlopig dieptepunt, toen was het consumentenvertrouwen vergelijkbaar met het gemiddelde over 2003. April en mei 2009 zijn minder negatief dan de maanden daarvoor, maar nog steeds geven consumenten meer negatieve dan positieve antwoorden.
Woningmarkt De overspannen woningmarkt, waar Amsterdam de afgelopen jaren meer kampte, is veranderd in een vragersmarkt. Sinds oktober 2008 worden er minder woningen verkocht, afgezien van de gebruikelijke piek aan het einde van het jaar. Ook in de rest van Nederland worden er minder woningen verkocht. De afgelopen drie maanden is de daling voor heel Nederland zelfs nog wat sterker dan in Amsterdam.
Figuur 10: Het aanbod bestaande bouw op de Amsterdamse woningmarkt en de verkochte woningen 5.500 5.000 4.500 4.000 3.500 3.000 2.500 2.000 1.500 1.000 500
2007
2008 aanbod Funda
april
maart
jan
feb
dec
okt
nov
aug
sept
juli
juni
mei
april
maart
jan
feb
dec
okt
nov
sept
juli
aug
juni
0
2009
verkochte woningen
Bron: Vastgoedregister Amsterdam/O+S en Funda
Februari 2009 was de slechtste maand qua verkochte woningen. Sinds maart lijkt het niveau zich te stabiliseren rond de 500 woningen per maand, een jaar geleden waren het er nog 700 per maand. Het aanbod van koopwoningen nam juist sterk toe. Volgens Funda is het aanbod bestaande bouw sinds begin 2008 meer dan verdubbeld. Hier komt het aanbod van nieuwbouwwoningen nog bij. In alle marksegmenten neemt de verkoop af, maar de afname is het sterkst bij de duurste woningen. Overigens valt meer dan 60% van de Amsterdamse woningen die verkocht worden in de prijsklasse tot €259.000. Het aandeel van de woningen dat in de duurste categorie valt, is het afgelopen jaar afgenomen van 13 naar 9%. In aantallen is dit een halvering van 80 naar 40 woningen per maand. Als gevolg van de vraaguitval is de gemiddelde prijs van een vierkante meter woning sinds het najaar van 2008 aan het dalen. De gemiddelde verkoopprijs ligt nu bijna 4% lager dan een jaar geleden. Dit is een grotere daling dan in heel Nederland, waar de woningprijzen in dezelfde periode met 2,2% afnamen.3
3
Conjunctuurbericht Ministerie van Economische Zaken, week 22 2009
Figuur 11: Verkochte woningen naar prijsklasse in indexcijfers, 2005=100 350
300
250
200
150
100
50
0
154-259.000
09 rap 09 nja 08 tok 8 l -0 ju 8 r-0 ap 08 nja 7 t-0 ok 07 lju 7 r-0 ap
07 nja 6 t-0 ok 6 l-0 ju 6 r-0 ap 06 nja 5 t-0 ok 5 l-0 ju 5 r-0 ap
05 nja
tot 154.000
259-353.000
353-467.00
> 467.000
Bron: Vastgoedregister Amsterdam/ O+S
Het aantal verkochte woningen wordt bijgehouden op basis van het Vastgoedregister Amsterdam en het Kadaster. Het duurt meestal enkele maanden voordat de officiële koopakte wordt afgesloten zodat de gegevens over de verkopen in april 2009 de marktstemming van begin 2009 weergeven.
Economie De Stichting voor Economisch Onderzoek (SEO) heeft de aannames van het CPB over de economische groei en de gevolgen voor de werkgelegenheid doorgerekend voor Amsterdam.4 Verwacht wordt dat de arbeidsmarkt met de gebruikelijke vertraging zal reageren op de uitval van de productie maar dat de werkgelegenheid in Amsterdam in 2009 toch al gaat afnemen met 12.500 banen. In 2010 zullen er nog eens ruim 20.000 banen verloren gaan. SEO verwacht dat in Amsterdam onder andere klappen gaan vallen in de industrie, de transportsector, de bouw en de financiële en zakelijke dienstverlening. In een aantal sectoren zijn de effecten nu al duidelijk zichtbaar, in andere sectoren nog veel minder. Werkgelegenheid
In Amsterdam is de werkgelegenheid de afgelopen jaren flink toegenomen, vooral sinds 2005. De gemiddelde groei sinds 1995 ligt rond de 2% per jaar. Op basis van de voorlopige cijfers per 1 januari 2009 kan geconcludeerd worden dat 2008 een heel goed jaar was, de werkgelegenheid groeide met 4%. Het laatste kwartaal van 2008 begon het groeitempo (ten opzichte van een jaar eerder) te vertragen en dit zet door in het eerste kwartaal van 2009 (zie figuur 13). Wanneer de stand per begin april (eveneens voorlopige cijfers) vergeleken wordt met die van januari 2009 is er voor het eerst sinds tijden per saldo sprake van een krimp van de werkgelegenheid, ter grootte van 2.000 werkzame personen, een daling van 0,4%.
4
De Amsterdamse Arbeidsmarkt en de recessie, SEO, april 2009
Figuur 12: Ontwikkeling aantal werkzame personen, Amsterdam 6
x1.000 personen
groei %
455 450
5
445 440
4
435 430
3
425 2
420 415
1
410 405
0 jan-07
apr-07
jul-07
okt-07
jan-08
apr-08
jul-08
okt-08
jan-09
apr-09
groei werkzame personen (in % t.o.v. dezelfde maand vorig jaar) werkzame personen (abs.) Bron: O+S
Over heel 2008 nam de werkgelegenheid vooral toe in de horeca, onderwijs en zakelijke dienstverlening. Zelfs in de financiële sector groeide het aantal banen over heel 2008 nog iets. Pas in het laatste kwartaal wordt de eerste daling van de werkgelegenheid in deze sector zichtbaar en deze daling zet fors door in het eerste kwartaal van 2009.
Figuur 13: Verandering aantal werkzame personen naar sector, Amsterdam (in procenten)
1 januari 2009 t.o.v. 1 oktober 2008
al ta to
. m
ns te
ec o
di e
el /t
r ig e
ov e
po st
ge z a k n ov zo . er nd di e h n he ei st d ve id s/ w rle tr n an in el sp zi g jn or sz te or la n g n lo db gi ou st d i ek w / v e ta il is s e ha n ri de j/ l en e gr rg oo ie th an de ho l re ca o bo n d e uw rw ij s ni jv er he id in du fin .i st rie ns te l li ng en
%
5 4 3 2 1 0 -1 -2 -3 -4 -5 -6
1 april 2009 t.o.v. 1 januari 2009
Bron: O+S
Ook de industrie en bouwnijverheid zagen het aantal banen fors afnemen in het eerste kwartaal. In andere sectoren groeit het aantal banen nog, bijvoorbeeld in de zakelijke 14 dienstverlening, zorg en overheid, al neemt de groei daar wel af. In de post en telecomsector neemt het aantal banen in het eerste kwartaal van 2009 toe met 4%.
Uitzenduren
Een indicator die al snel aangeeft dat er sprake is van een verandering in het economisch tij is het aantal gewerkte uitzenduren. Uitzendkrachten zijn flexibele werknemers, waar snel en pijnloos afscheid van genomen kan worden als er bezuinigd moet worden op personeel. Er zijn geen gegevens over het aantal uitzenduren dat in Amsterdam gewerkt wordt, wel van het aantal uren in de provincie Noord-Holland. Sinds Sinds het begin van 2008 neemt het aantal uitzenduren af, de laatste maanden heel fors.
Figuur 14: Uitzenduren t.o.v. zelfde periode vorig jaar met correctie voor werkdagen in Noord-Holland, %
20
%
15 10 5 0 -5 -10 -15 -20
9 ap r-0
09 nja
8 ok t-0
8 ju l -0
8 ap r-0
08 nja
7 ok t-0
7 ju l -0
7 ap r-0
ja
n-
07
-25
Bron: AUB
Vacatures
De economische crisis komt eveneens op korte termijn tot uitdrukking in de afname van het aantal vacatures. UWV Werkbedrijf houdt het aantal vacatures bij dat zij doorkrijgen. Dit is echter maar een deel van het totale aantal vacatures. Veel banen worden opgevuld via advertenties, Internet (al dan niet via een Intermediair) of via via.
Figuur 15: Ontwikkeling aantal vacatures per maand, Amsterdam groei %
aantal openstaande vacatures
4.000 3.500 3.000 2.500 2.000 1.500 1.000 500
2008
ap r
rt m
b fe
ja n
de c
no v
ok t
se p
au g
ju l
ju n
ei m
ap r
rt m
fe b
0
ja n
80 70 60 50 40 30 20 10 0 -10 -20 -30 -40 -50
2009
groei vacatures per maand t.o.v. dezelfde maand vorig jaar openstaande vacatures per maand
Bron: UWV
Het aantal vacatures dat bij UWV Werkbedrijf geregistreerd staat liep aan het einde van 2008 terug, maar is nu weer wat aan het toenemen. De instroom van vacatures neemt toe, de uitstroom blijft vrij constant. Ongeveer de helft van de vacatures betreft een baan in de zakelijke dienstverlening, maar in 2009 neemt het aantal vacatures in deze sector af. Starters
De dynamiek op de arbeidsmarkt blijkt onder andere uit het aantal starters.5 Als de economie aantrekt, groeit in de regel ook het aantal starters. Tussen 2003 en 2008 nam het aantal starters steeds toe. Tegelijkertijd kan het aantal starters ook toenemen als gevolg van gedwongen ontslagen. Mensen kunnen dan voor zichzelf gaan beginnen. Daarnaast wordt de groei van het aantal starters beïnvloed door de nieuwe wet op het Handelsregister, die voorschrijft dat alle ondernemers zich moeten inschrijven bij de KvK. Dit zorgt tijdelijk voor een groter aantal starters. De omvang van het effect van de nieuwe wet is niet bekend. In 2008 is het aantal starters met 17% toegenomen vergeleken met 2007. De groei zet zich voort ook in het eerste kwartaal van 2009 (+13%) mogelijk als gevolg van de nieuwe wet op het Handelsregister. Wel vertraagt het groeitempo in de maanden februari en maart 2009.
5
en starter is een nieuwe vestiging met minimaal 1 en maximaal 4 werkzame personen, die E geen onderdeel uitmaakt van een filiaal (definitie O+S).
Figuur 16: Ontwikkeling aantal starters per maand, Amsterdam 30
groei %
aantal starters
1.000
25 800
20 15
600
10 400
5 0
200
-5 0
2007
2008
m rt
ja n
no v
se p
ju l
m ei
m rt
ja n
no v
se p
ju l
m ei
m rt
ja n
-10
2009
groei starters per maand t.o.v. dezelfde maand vorig jaar starters per maand (driemaandelijks voortschrijdend gemiddelde)
Bron: O+S
Opheffingen
De daling van de werkgelegenheid wordt voor een deel veroorzaakt door het aantal vestigingen dat opgeheven wordt. Dit betekent dat ze niet meer ingeschreven staan bij de Kamer van Koophandel. Een aantal bedrijven kan verhuisd zijn.
Figuur 17: Ontwikkeling opheffingen in Amsterdam groei %
aantal opheffingen
1.200 1.100 1.000 900 800 700 600 500 400 300 200 100
2007
2008
groei opheffingen per maand t.o.v. dezelfde maand vorig jaar opheffingen per maand
Bron: O+S
rt m
ja n
no v
se p
ju l
ei m
rt m
ja n
no v
se p
l ju
ei m
m
rt
0
ja n
80 70 60 50 40 30 20 10 0 -10 -20 -30 -40 -50
2009
Het aantal opheffingen neemt in 2009 toe, in het eerste kwartaal van 2009 met circa 10% ten opzichte van het eerste kwartaal van 2008. In april 2009 is het aantal opheffingen nog verder toegenomen tot 733, een derde meer dan in maart 2008 en 5% meer dan in maart 2009. Faillissementen
Bedrijven die failliet gaan houden ook op te bestaan. Een faillissement wordt uitgesproken door de rechtbank. Deze juridische afhandeling zorgt ervoor dat de cijfers over faillissementen met enige vertraging beschikbaar komen.
Figuur 18: Ontwikkeling aantal faillissementen per maand, Amsterdam groei %
aantal faillissementen
30 25 20 15 10 5
2007
2008
rt m
ja n
no v
se p
ju l
ei m
rt m
ja n
no v
se p
ju l
ei m
m
rt
0
ja n
80 70 60 50 40 30 20 10 0 -10 -20 -30 -40 -50
2009
groei faillissementen per maand t.o.v. dezelfde maand vorig jaar faillissementen per maand (driemaandelijks voortschrijdend gemiddelde)
*) april voorlopig
Bron: O+S
Het aantal faillissementen is in 2008 met circa een derde toegenomen vergeleken met 2007 (+32%). In het eerste kwartaal 2009 bedraagt de toename 41% vergeleken met het eerste kwartaal 2008 en 18% ten opzichte van de voorgaande periode. De voorlopige gegevens voor april geven een beeld van enige stabilisatie van het aantal faillissementen in Amsterdam. Schiphol
Schiphol Group publiceert maandelijks het aantal passagiers en het volume aan vracht. Wat passagiers betreft is er sprake van een duidelijk seizoenspatroon, wat voor een dip zorgt in de laatste maanden van het jaar. Normaal volgt er daarna een forse opleving, maar deze doet zich veel minder geprononceerd voor dan in andere jaren. De totale afname in 2008 bedraagt 0,7% vergeleken met 2007. In het eerste kwartaal 2009 is het aantal passagiers met 12,5% afgenomen ten opzichte van het eerste kwartaal 2008. Het aantal passagiers op Europese vluchten krimpt in het eerste kwartaal van 2009 sneller (-14,%) dan op intercontinentale vluchten (-9,8%). Van de intercontinentale passagiers liep vooral het aantal uit de VS (18%), Azië (14%) en Zuid Amerika af (9%), in februari en maart 2009, ten opzichte van dezelfde periode in 2008. In april is de daling wat lager.
Figuur 19: Aantal passagiers op Schiphol ten opzichte van dezelfde maand vorig jaar %
10 5 0 -5 -10 -15
ap r
ja n
ok t
ja n
ap r
ju l
-20
2008
2009
Europa
Intercontinentaal
Bron: Schiphol Group
Figuur 20: Groei van de vracht op Schiphol ten opzichte van dezelfde maand vorig jaar %
15 10 5 0 -5 -10 -15 -20 -25
9
9 -0
ap r-0
9
rt m
09
b0 fe
ja n-
08
08
de c-
8
8
no v-
ok t -0
8 0
-0 se p
08
au g-
ju l-
08
8 i -0
ju n-
8 e m
-0
ap r-0
8
8
rt m
b0 fe
ja n-
08
-30
Bron: Schiphol Group
In 2008 is de vrachtvolume op Schiphol met -2,6% afgenomen vergeleken met 2007. In het eerste kwartaal van 2009 bedraagt deze afname -27,6%. De ontwikkelingen in het vrachtvervoer zijn veel negatiever dan die in het personenvervoer. Verwachte daling werkgelegenheid Schiphol Naar verwachting zal de afname van het passagiers- en vrachtverkeer ook tot uiting komen in een daling van de werkgelegenheid op Schiphol. Eind 2008 werkten er ruim 65.000 mensen, inclusief tijdelijke krachten. Eind 2009 is duidelijk hoe groot de afname is.
Haven
Havenbedrijf Amsterdam rapporteert elk kwartaal over de ontwikkelingen in overslag van goederen, bestaande uit aanvoer en afvoer. In tegenstelling tot de havens van Rotterdam en Hamburg zijn de laatste berichten over de Amsterdamse haven nog positief. In het eerste kwartaal van 2009 is de totale overslag in de Amsterdamse haven met 7% toegenomen vergeleken met het eerste kwartaal in 2008. Zowel de aanvoer als de afvoer is gestegen. De stijging komt onder andere door de toename van de overslag in olieproducten. Ook ten opzichte van het laatste kwartaal van 2008 is er sprake van een lichte toename (+3%).
Figuur 21: Havenoverslag per kwartaal, Amsterdam
25
x 1 mln. ton
20
15
10
5
0
I
II
III
IV
I
II
III
IV
I
Bron: Havenbedrijf
Toerisme
Toerisme is een van de eerste sectoren in Amsterdam die geconfronteerd worden met de gevolgen van de recessie. Het aantal toeristen loopt terug en ook de zakelijke bezoekers. Op den duur zal dit tot uiting komen in een verlies aan werkgelegenheid. Attracties en musea Het Amsterdam Toerisme en Congres Bureau (ATCB) houdt maandelijks bij hoeveel bezoekers Amsterdamse musea en attracties aandoen. Niet alle musea en attracties doen mee, het gaat om 34 musea (o.a. Rijksmuseum, het Tropenmuseum, het Van Goghmuseum en de Nieuwe Kerk) en 15 attracties (waaronder Artis, NEMO, Heineken Experience en rondvaarten).
Figuur 22: Mutaties bezoekers aan musea en attracties in Amsterdam t.o.v. dezelfde maand vorig jaar 30%
20%
10%
0%
-10%
-20%
musea
09 ja
n-
08 ok t-
8 l- 0 ju
ap r-0 8
08 nja
t-0 7 ok
7 l-0 ju
ap r07
ja
n07
-30%
attracties
Bron: ATCB
Het aantal bezoekers aan de Amsterdamse musea en attracties loopt al enige tijd terug. In 2008 was er sprake van een lichte daling ten opzichte van 2007: 0,9% bij de musea en 2,9% bij de attracties. In het eerste kwartaal van 2009 wordt de daling veel groter: het aantal museabezoekers neemt met 16% af en het aantal attractiebezoekers met bijna 20% ten opzichte van dezelfde periode in 2008. Vooral januari 2009 was een slechte maand. Daling overnachtingen in hotels Het CBS houdt door middel van een maandelijkse schriftelijke enquête onder gastenaccommodaties het verblijfstoerisme in Nederland en in Amsterdam bij. Hieronder zijn de statistieken van hotelovernachtingen gepresenteerd. De gegevens voor 2009 hebben nog de status van (nader) voorlopige cijfers. Hotels kennen drukke en minder drukke maanden. Met Pasen en tijdens de zomermaanden zitten de hotels vrij vol, en helemaal in september, als er veel congressen gehouden worden. Dit patroon deed zich het afgelopen jaar ook voor, maar wel op een lager niveau dan in 2006 en 2007, jaren van zeer hoge groei. De hotelovernachtingen lagen in 2008 op het niveau van 2005. In 2008 daalde het aantal hotelovernachtingen in Amsterdam (-6%) meer dan in Nederland (-4,5%). Dit patroon zet zich voort in 2009: in de eerste twee maanden van 2009 daalde het aantal overnachtingen in Amsterdam met 12% ten opzichte van de eerste twee maanden in 2008, terwijl deze daling in Nederland 7% bedraagt.
Figuur 23: Overnachtingen in Amsterdam, vergeleken met zelfde periode een jaar eerder %
5
0
-5
-10
-15
totaal
Nederland
-0 9 n ja
8 v0 no
se
p08
8 l-0 ju
ei -0 8 m
rt -0 8 m
ja
n
-0
8
-20
buitenland
Bron: CBS
In 2008 daalde het aantal overnachtingen van Nederlanders meer (-8%) dan het aantal buitenlandse overnachtingen (-6%). In januari en februari 2009 is de situatie veranderd: het aantal binnenlandse overnachtingen in de Amsterdamse hotels neemt juist toe (+3%), mogelijk als gevolg van het feit dat mensen meer in eigen land op vakantie gaan. Het aantal buitenlandse overnachtingen is juist fors gedaald (-16%). Uit de voorlopige cijfers over de eerste twee maanden van 2009 blijkt dat er vooral minder toeristen uit Frankrijk, de VS en Duitsland komen.
Werkloosheid Voor het bepalen van de omvang van werkloosheid is van belang welke definitie wordt gehanteerd. Er zijn twee gangbare definities, die een verschillende basis hebben en naast elkaar gebruikt worden. Werkloze beroepsbevolking
De werkloze beroepsbevolking is een veelgebruikte definitie. Hiertoe worden personen gerekend die actief op zoek zijn naar werk (12 uur of meer per week) en die binnen twee weken kunnen beginnen. Deze definitie leidt tot het officiële werkloosheidscijfer, zoals gepubliceerd door het CBS. Dit cijfer wordt bepaald op basis van continu enquêteonderzoek. O+S voert tweejaarlijks een soortgelijke enquête uit (REB), omdat de steekproef van het CBS voor Amsterdam niet omvangrijk genoeg is om het werkloosheidspercentage naar groepen uit te splitsen. Omdat het REB-onderzoek slechts één keer in de twee jaar wordt gehouden, zijn de gegevens in de regel niet erg actueel. In de zomer van 2009 komen de definitieve cijfers voor 2009 beschikbaar. Figuur 24 bevat een voorlopig cijfer voor 2009.
Niet werkende werkzoekenden
Een tweede veelgebruikte definitie van werkloosheid is het aantal niet-werkende werkzoekenden, zoals gepubliceerd door UWV Werkbedrijf. Deze werkzoekenden dienen bij het UWV Werkbedrijf geregistreerd te zijn, beschikbaar te zijn en 12 uur of meer per week te willen werken. Zij hoeven evenwel niet actief op zoek te zijn naar werk. In de praktijk betekent dat, dat jongeren die zich om welke reden dan ook niet registreren maar wel op zoek zijn naar werk, in de eerste definitie (werkloze beroepsbevolking) wel meegeteld worden en in de tweede niet. Het omgekeerde geldt voor personen die niet actief op zoek zijn naar werk, zoals ouderen. Deze komen wel voor in de nww-cijfers, maar niet in de werkloze beroepsbevolking. Het grote voordeel van de niet werkende werkzoekenden is dat deze gegevens op kwartaal- of maandbasis beschikbaar zijn, en te koppelen zijn aan achtergrondvariabelen zoals herkomst, leeftijd en geslacht.
Figuur 24: Werkloosheid in Amsterdam volgens twee definities (procenten)
12
%
10
8
6
4
2
0
werkloze beroepsbevolking
nww
Bron: O+S (REB) en UWVWerkbedrijf
De afgelopen jaren was de werkloosheid volgens de werkloze beroepsbevolking kleiner dan volgens het aantal niet-werkende werkzoekenden. Langzaam begint de werkloosheid in heel Nederland toe te nemen, van 3,6% in september 2008 naar 4,6%. Voor Amsterdam is de toename in de werkloze beroepsbevolking nog niet bekend, maar wel voor het aantal nww-ers. Werkloosheid in Amsterdam 7,6% Na een daling sinds 2005 neemt het aantal nww-ers vanaf de tweede helft van 2008 weer toe. In de eerste vijf maanden van 2009 is het totale aantal nww-ers met 12% toegenomen vergeleken met dezelfde periode in 2008. Het groeitempo ligt in de eerste maanden van 2009 hoger dan in de tweede helft van 2008. Als het aantal nww-ers (41.920) wordt gedeeld door het aantal 15-64 jarigen (de potentiële beroepsbevolking) is de werkloosheid in 2009 opgelopen van 7% op 1 januari tot 7,6% op 1 mei.
Figuur 25: Aantal niet-werkende werkzoekenden in Amsterdam 1 januari 2001 – 1 mei 2009
60
x 1.000 nww
50
40
30
20
10
apr
jan
okt
jul
apr
jan
2007
2004
2001
0 2008
2009
Bron: UWV
Figuur 26: Ontwikkeling aantal niet-werkende werkzoekenden, Amsterdam groei %
aantal nww 50.000
20 15
40.000
10 5
30.000
0 20.000
-5 -10
10.000
-15 -20
2008 groei nww per maand t.o.v. dezelfde maand vorig jaar
ap r
ja n
ok t
ju l
ap r
ja
n
0
2009 nww per maand
Bron: UWV
De toename van het aantal nww-ers is het gevolg van een grotere instroom maar vooral ook van een vertraging van de uitstroom. In de periode januari tot april 2009 nam de uitstroom met meer dan een kwart af (-27%) vergeleken met dezelfde periode een jaar eerder. In dezelfde periode groeide de instroom met 2%, maar in mei 2009 daalt de instroom. Het grillige patroon van de in- en uitstroom wordt vermoedelijk ook door niet conjuncturele factoren bepaald, zoals veranderingen in regelgeving.
Figuur 27: In- en uitstroom niet-werkende werkzoekenden, Amsterdam 5.000 4.500 4.000 3.500 3.000 2.500 2.000 1.500 1.000 500
2007 instroom nww
2008
ap r
ja n
ok t
l ju
ap r
ja n
ok t
ju l
ap r
ja n
0
2009
uitstroom nww
Bron: UWV
Relatief weinig ingeschreven jongeren Circa 90% van de populatie niet-werkende werkzoekenden bestaat uit mensen ouder dan 26 jaar. Op 1 mei 2009 behoort 47% tot de leeftijd 27-45 jaar en 43% tot de 45-65 jarigen. De overige 10% (4.345) is tussen de 15-27 jaar, waarmee bevestigd wordt dat relatief weinig jongeren zich inschrijven bij UWV Werkbedrijf. In 2008 schommelt het aandeel 15-27 jarigen rond de 9%, het aandeel 27-45 jarigen neemt toe met 43 tot 46% en het aantal 45-65 jarige neemt af van 48 naar 44%. In de eerste vijf maanden van 2009 is de groei van de 15-27-jarigen met 24% het grootst, het aandeel 27-45 jarigen groeit met 21% en de 45-65 jaar slechts met 1%, ten opzichte van de eerste vijf maanden van 2008. De meest voor de hand liggende verklaring hiervoor is dat het moeilijker en duurder is om ouderen met vaste contracten te ontslaan dan jongeren met tijdelijke contracten. Veel lager opgeleiden De werkloosheid neemt het meest toe in de jongere leeftijdsgroepen en onder laagopgeleiden. 41% heeft een afgeronde basisopleiding, 43% heeft een diploma van een middelbare opleiding en 16% is hoger opgeleid. Vanaf maart 2009 neemt ook het aantal hoger opgeleide nww-ers toe (zie figuur 29).
Figuur 28 Groei nww naar leeftijd per maand t.o.v. dezelfde maand vorig jaar, Amsterdam 40
%
30
20
15 - 27 jaar 27 - 45 jaar 45 - 65 jaar
10
0
-10
2008
ap r
ja n
t ok
ju l
ap r
ja n
-20
2009
Bron: UWV
Figuur 29 Groei NWW naar opleidingsniveau per maand t.o.v. dezelfde maand vorig jaar, Amsterdam 40
%
30 20 basis middelbaar
10
hbo/wo 0 -10 -20
2008
ap r
ja n
t ok
ju l
ap r
ja n
-30
2009
Bron: UWV
Bijstand
De afname van de werkgelegenheid zal op den duur leiden tot meer mensen in de bijstand. Dit betekent een verandering ten opzichte van de afgelopen jaren, toen het aantal bijstandsuitkeringen geleidelijk afnam. Het (voorlopig) laatste punt wordt bereikt in januari 2009. Sindsdien loopt het aantal uitkeringen heel langzaam op.
Figuur 30: Ontwikkeling bijstandsuitkeringen in Amsterdam
4
aantal uitkeringen
groei %
2
35.000
30.000
0 25.000
-2 -4
20.000
-6 15.000
-8
10.000
2008
ap r
rt m
b fe
ja n
de c
t
v no
p
ok
se
au g
ju l
ju n
ei m
ap r
rt m
b fe
ja n
-10
2009
groei bijstand per maand t.o.v. dezelfde maand vorig jaar (%) bijstand per maand (abs.) Bron: DWI
Veiligheid De verslechterde economische situatie zal op termijn ook zichtbaar worden in het sociale domein. De nu al oplopende werkloosheid zal doorzetten en vermoedelijk leiden tot concentraties van hoge werkloosheid, bijvoorbeeld in Amsterdam West, Zuidoost en Noord. Op den duur kan dit leiden tot meer criminaliteit en gevoelens van onveiligheid. Deze effecten zijn nu nog niet te zien. De afgelopen maanden is er eerder sprake van een verbetering van de situatie dan van een verslechtering. Politie-aangiften
Politie Amsterdam-Amstelland rapporteert elke twee maanden over het aantal aangiften naar soort delict. Geteld worden de aangifteformulieren die bij een hoofdincident in het bedrijfsprocessensysteem X pol zijn ingevoerd. De datum van telling is de aangiftedatum. De cijfers zijn inclusief pogingen tot inbraak of diefstal.
Figuur 31: Opgenomen aangiften in Amsterdam 10
x 1.000 aangiften
9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 nov-
jan-
mrt-
mei-
jul-
sep-
nov-
jan-
mrt-
mei-
jul-
sep-
nov-
dec
feb
apr
jun
aug
okt
dec
feb
apr
jun
aug
okt
dec
2006
2007
2008
aangiften inbraak
aangiften diefstal
aangiften vernieling
incidenten overlast
janfeb 2009
aangiften geweld
Bron: Politie Amsterdam-Amstelland
De meeste aangiften betreffen een (poging tot) diefstal. Vanaf begin 2008 neemt dit aantal aangiftes af. Ook in de eerste twee manden van 2009 is het aantal aangiften over diefstal afgenomen (-29% t.o.v. januari-februari 2008). Veiligheidsbeleving
In het kader van de Leefbaarheid- en veiligheidsmonitor van O+S wordt aan Amsterdammers gevraagd of ze zich wel eens onveilig voelen in de stad. Het percentage dat zich wel eens onveilig voelt, wordt gebruikt als indicator voor onveiligheidbeleving. Hoe lager dit percentage, hoe veiliger Amsterdammers zich voelen. Tussen 2005 en 2008 is de veiligheidsbeleving in Amsterdam verbeterd. Het aandeel Amsterdammers dat zich wel eens onveilig voelt daalde van 43% naar 37%. Ook ten opzichte van 2007 (39%) is de veiligheidsbeleving enigszins verbeterd.
Figuur 32: Percentage Amsterdammers dat zich wel een onveilig voelt in de stad
Bron: O+S
Bezoekadres Weesperstraat 89 1018 VN Amsterdam T: 020 552 3205 F: 020 552 2860
[email protected] www.ez.amsterdam.nl
Auteurs: drs. C. van Oosteren, Dienst O+S drs. T. Fedorova, Dienst O+S