FACILITEITENNOTITIE
JUNI 2011
Onderwijsfaciliteiten juni 2011
Inhoudsopgave Voorwoord........................................................................................................ 2 1. Aard van de stoornissen............................................................................. 3 1.1. Stoornissen in het leerspectrum: taal en rekenen ..............................................3 1.2. Stoornissen in het sociaal/pedagogisch spectrum: LGF - Rugzak .......................3 2. Algemene opmerking ................................................................................. 4 3. Faciliteitenbeleid ....................................................................................... 4 3.1 Faciliteitenbeleid met betrekking tot dyslexie ....................................................4 3.2 Faciliteitenbeleid voor rugzakleerlingen ............................................................4 3.3 Faciliteiten voor taalzwakke leerlingen .............................................................5 4. Overeenkomsten en verschillen tussen leerlingen..................................... 5 5. Faciliteitentoekenning en registratie ......................................................... 6 6. Ontheffing.................................................................................................. 7 6.1 De Procedure in verband met ontheffing ..........................................................7 6.2 Criteria bij het verlenen van de ontheffing ........................................................7 6.3 De Leerling ....................................................................................................8 6.4 Registratie .....................................................................................................8 6.5 Artikel 26 e, Inrichtingsbesluit Wet Voortgezet Onderwijs ..................................8 6.6 Procedure......................................................................................................9 6.7 Criteria ........................................................................................................ 10 6.8 Bijzonderheden ............................................................................................ 10 Bijlagen .......................................................................................................... 11 Bijlage 1: Eindexamenbesluit vwo-havo-mavo-vbo - Artikel 55. Afwijking wijze van examineren ........................................................................................................ 11 Bijlage 2: Faciliteitenprotocol ............................................................................... 14
1
Onderwijsfaciliteiten juni 2011
Voorwoord In de faciliteitennotitie wordt het faciliteitenbeleid voor leerlingen met een leergerelateerde en voor leerlingen met een sociaal/pedagogisch-gerelateerde stoornis verder uitgewerkt. In de wet staan maatregelen voor leerlingen met dyslexie. Tevens zijn we gehouden LGF-leerlingen met extra financiële middelen, het zogenaamd ‘rugzakje’, regulier onderwijs (eventueel met ondersteuning) te laten volgen. (LGF, Leerling Gebonden Financiering.) Onder hen bevinden zich leerlingen die ook in aanmerking komen voor extra faciliteiten tijdens het examen. Ook kunnen leerlingen met een fysieke handicap voor extra faciliteiten tijdens hun onderwijsjaren en tijdens het examen in aanmerking komen. Ten aanzien van bijzondere hulpmiddelen moet worden opgemerkt, dat er steeds meer technische hulpmiddelen op de markt komen waar leerlingen, onder voorbehoud (zie hiervoor de wet- en regelgeving) gebruik van kunnen en mogen maken. Gebruik van technische hulpmiddelen tijdens de lessen wordt toegestaan, indien het hulpmiddel ook gebruikt mag worden tijdens het examen en andersom. Leerlingen moeten geholpen worden in het oefenen met deze hulpmiddelen. Voor gebruik van bijzondere hulpmiddelen geeft de directeur toestemming en meldt dit in alle gevallen bij de inspectie (bijlage 1). In deze uitwerkingsnotitie staat hoe we op het Reynaertcollege omgaan met leerlingen die in aanmerking komen voor extra faciliteiten in hun traject naar en tijdens examens en hoe wij omgaan met leerlingen die een rugzakje hebben.
2
Onderwijsfaciliteiten juni 2011
1. Aard van de stoornissen Leerlingen die in aanmerking komen voor extra begeleiding en/of faciliteiten kunnen we globaal indelen in twee groepen: stoornissen in het lee(s)rspectrum en stoornissen in het sociaal/pedagogische spectrum.
1.1.
Stoornissen in het leerspectrum: taal en rekenen We kunnen in het leerspectrum met betrekking tot taal de volgende stoornissen onderscheiden: Dyslexie is een leesstoornis en/of spellingstoornis waarvan dysorthografie (een specifieke spellingstoornis) en NLD (een stoornis van informatieverwerking via zintuigelijke prikkels) is. Deze stoornis is niet te herstellen, maar we kunnen leerlingen wel helpen ermee om te leren gaan. Het is niet altijd gemakkelijk dyslexie te herkennen, want ze komt in verschillende mate voor: van zwak tot zeer ernstig. Het gebeurt regelmatig voor dat de diagnose ‘dyslectisch’ pas gesteld wordt in het VO, omdat in het VO meer complexe lees- en schrijftaken van leerlingen worden verwacht en dat in bijna alle vakken. Ook aan het verwerkingstempo worden vaak hogere eisen gesteld. De stoornis in het leerspectrum met betrekking tot het cijfergebied noemen we dyscalculie, of rekenstoornis. Het verschil tussen rekenproblemen en een rekenstoornis luidt als volgt : Wanneer een kind een rekenstoornis heeft, betekent dit dat de moeilijkheden die het kind ervaart bij het rekenen van blijvende aard zijn. De stoornis wordt veroorzaakt doordat bepaalde gebieden in de hersenen minder goed werken. Een rekenstoornis kan niet veroorzaakt worden doordat het kind te weinig of slecht rekenonderwijs heeft gehad. Bij rekenproblemen gaat het om problemen die eventueel opgelost kunnen worden. Bij rekenproblemen zijn de rekenvaardigheden of het getalbegrip onontwikkeld en gaat het niet om het onvoldoende functioneren van de hersenen. Rekenproblemen kunnen minder erg worden of zelfs verdwijnen wanneer het rekeninzicht van het kind toeneemt. Bovengenoemde stoornissen worden gefaciliteerd met een faciliteitenpas.
1.2.
Stoornissen in het sociaal/pedagogisch spectrum: LGF - Rugzak Voorbeelden zijn ADHD, ADD, Autisme, Asperger. Een algemeen kenmerk is evenwel niet te geven. Het toekennen van een rugzak bewerkstelligt dat leerlingen met ondersteuning van een interne en een ambulante begeleider het reguliere onderwijs kunnen volgen. Voor alle rugzakleerlingen geldt dat er extra budget is om hen te begeleiden.
3
Onderwijsfaciliteiten juni 2011
2. Algemene opmerking Leerstoornissen heb je voor het leven, maar kinderen kan geleerd worden er mee om te gaan door remediale en specialistische hulp bij leertaken te bieden en in sommige gevallen gebruik te maken van extra faciliteiten.
3. Faciliteitenbeleid 3.1
Faciliteitenbeleid met betrekking tot dyslexie a.
b.
c.
d.
e.
3.2
Dyslectische leerlingen in het bezit van een dyslexieverklaring, krijgen een permanente faciliteitenpas en zes maal rt (= ‘remedial teaching’) in groepsverband om ze handvatten aan te reiken om met hun dyslexie om te gaan in het VO. Het brugklasonderzoek In de brugklas wordt bij alle leerlingen een screeningsonderzoek naar basisvaardigheden (spelling, technisch lezen en begrijpend lezen) afgenomen. Dit geeft een eerste indicatie of een leerling taalzwak is, dan wel een mogelijke vorm van dyslexie heeft. Leerlingen die uitvallen op de screening komen in aanmerking voor nader onderzoek door een remedial teacher Zij beoordelen m.b.v. diagnostische toetsen of een leerling voorgedragen moet worden voor een nader extern onderzoek. Deze leerlingen krijgen via de teamleiders/coördinatoren een voorlopige faciliteitenpas aangereikt die ze zelf bij zich horen te hebben. In afwachting van hun orthodidactisch onderzoek krijgen ze in groepjes zes maal rt als eerste hulp door een rt-er. Didactische resistentie Als er een nader extern onderzoek plaatsvindt, is gedurende drie maanden onderzoek naar didactische resistentie wettelijk verplicht. Concreet betekent dit 12 tot 15 uur behandeling door een rt-er. Oudere leerlingen Op verzoek van de mentor of docent kunnen oudere leerlingen aangemeld worden voor nader onderzoek. Bij doorverwijzing naar een extern bureau hebben ook zij recht op zes maal rt als eerste hulp.
Faciliteitenbeleid voor rugzakleerlingen a. Binnenkomende rugzakleerlingen b. Deze leerlingen worden gefaciliteerd met een pas en worden in groepsverband begeleid door een rt-er of een uitvoerend didactisch/pedagogisch medewerker. In enkele gevallen blijft individuele begeleiding mogelijk. c. Leerlingen voor wie een LGF-indicatie aangevraagd wordt Op basis van signalen uit het docententeam en gesprekken met ouders kan het wenselijk blijken te zijn dat er voor een leerling een rugzak aangevraagd wordt. De orthopedagoog toont handelingsverlegenheid aan door een nader onderzoek.en begeleidt de ouders bij de aanvraag. De aanvraag wordt ingediend door de ouders bij een REC en deze indiceert de leerling. Na toekenning van de indicatie plaatst de teamleider deze leerling in een bestaande groep. d. Leerlingen met een herindicatie. Procedure zie boven.
4
Onderwijsfaciliteiten juni 2011
3.3
Faciliteiten voor taalzwakke leerlingen a. Taalzwakke brugklasleerlingen die uitvallen op de screening met een onvoldoende score op begrijpend lezen worden groepsgewijs lees strategieën aangeboden voor een periode van in principe 6 weken. b. Ook taalzwakke oudere leerlingen waarvoor uitval dreigt worden groepsgewijs begeleid.
4. Overeenkomsten en verschillen tussen leerlingen Alle leerlingen en dus ook de leerlingen met een indicatie zijn gebaat met een goede structuur met betrekking tot algemene didactische en pedagogische aangelegenheden. Wanneer over de structuur van een les teambreed afspraken worden gemaakt, kunnen er voor individuele leerlingen al veel problemen voorkomen worden. Denk hierbij aan: Een goede lessenplanning; Langetermijnplanning van de leerstof; Goede begeleiding bij agendagebruik; Aandacht voor de individuele voortgang; Het maken van alle schriftelijke overhoringen en proefwerken op voorhand met een vergroot lettertype en grotere regelafstand (1,5). Bij de verschillen maken we onderscheid tussen leerlingen zonder en met een officiele indicatie. a. Leerlingen zonder dyslexieverklaring: a. Wanneer bij het screeningsdictee fouten wijzen in de richting van dyslexie, is het zaak het onderzoek snel te vervolgen en indien nodig voor nader onderzoek door te verwijzen naar een orthopedagoog. a. Ook bij leerlingen ten aanzien van wie op de basisschool al twijfel bestaat over mogelijke dyslexie, is snel doorverwijzen van belang. b. Leerlingen aan wie een orthodidactisch onderzoek is geadviseerd, kunnen in de eerste twee leerjaren gebruik maken van een of meer van de hierna genoemde faciliteiten. Dit is een zogenaamde ‘voorlopige faciliteit’. c. Zij komen niet in aanmerking voor een van de mogelijke ontheffingen. b. Leerlingen met een dyslexieverklaring: Zij komen in aanmerking voor de bestaande faciliteiten en afhankelijk van de aard van de dyslexie kan, in overleg met de ouders, gebruik gemaakt worden van een ontheffing overeenkomstig de wettelijke mogelijkheden c. Bovenbouwleerlingen met een dyslexieverklaring: Afhankelijk van de getroffen maatregelen in de onderbouw kan, waar de wet dit toestaat, beroep gedaan worden op zowel de ontheffingsregeling als op de genoemde faciliteitenmogelijkheid. d. Leerlingen met een REC-beschikking: Afhankelijk van de indicatie kan een leerling ook een beroep doen op extra faciliteiten die het ‘leren leren’, ten goede komen.In de vorm van? e. Een examenkandidaat: kan alleen een beroep doen op extra faciliteiten wanneer deze ook gebruikt werden bij schriftelijke overhoringen, proefwerken en tijdens het schoolexamen. Dit beperkt zich bovendien tot die faciliteiten die in de loop van de schooljaren ook al werden gebruikt. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het gebruik van een ‘daisy speler’ of Kurzweil. 5
Onderwijsfaciliteiten juni 2011
5. Faciliteitentoekenning en registratie Op beide locaties is een remedial teacher 20 uur werkzaam. Samen zijn zij verantwoordelijke voor de screening en begeleiding. Er wordt gestreefd naar eenzelfde werkwijze waarbij elke zorgbehoevende leerling in een begeleidingstraject wordt meegenomen. De duur van dit traject is in principe bepaald tot maximaal 12 weken. De resultaten worden besproken bij rapportvergaderingen en leerlingbesprekingen. Is er meer tijd nodig, of hebben de remediale teachers een wachtlijst, dan wordt de ouder(s)/verzorger(s) aangeraden extern hulp in te roepen. Om in aanmerking te komen voor faciliteiten dient een leerling in het bezit te zijn van een officiële verklaring. Daarin dient het volgende te zijn opgenomen : 1. Onderkennende diagnose: in welke mate wordt voldaan aan de gestelde criteria op basis van controleerbare, betrouwbare en valide instrumenten en procedures. 2. Verklarende diagnose: uitspraken over de individugebonden cognitieve factoren die in dit geval de stoornis oproepen en in stand houden. Uitspraken die gebaseerd zijn op controleerbare, betrouwbare en psychodiagnostische instrumenten en procedures. De stoornis mag niet het gevolg zijn van omgevingsfactoren, zoals een tekort aan onderwijs of van onderwijs op een te hoog niveau. 3. Handelingsgerichte diagnose: informatie op basis van betrouwbare en valide psychodiagnostische instrumenten en procedures, over de concrete onderwijsbeperkingen en de specifiek pedagogische didactische behoeften die daarmee samenhangen. Aangegeven wordt dat de onderwijs-belemmeringen niet zijn op te lossen door verwijzing naar een lager niveau, maar vragen om nader te noemen specifieke maatregelen of faciliteiten. De bevoegdheid om een verklaring af te geven, kan –gegeven de inhoud- alleen geschieden door professionals die gekwalificeerd zijn voor het uitvoeren van een psycho-diagnostisch, medisch en/of een remediaal onderzoek. Daarvoor wordt een academische graad in de klinische psychologie of orthopedagogiek met diagnosebevoegdheid, of een studie medicijnen vereist. Soms is de diagnose zo duidelijk, zoals bij slechthorendheid, slechtziendheid, of fysiek gehandicapte leerlingen dat een verklarende diagnose niet nodig is. Voor deze leerlingen moet enkel een handelingsplan worden opgesteld. Registratie en werkwijze De rt-ers werken in de begeleiding volgens de handelingsgerichte diagnostiek. Intiatief en uitvoering van de begeleiding geschiedt altijd met toestemming van teamleiders en in communicatie met docenten, mentoren en ouders. Schriftelijke verslaglegging (nader onderzoeken, handelingsplannen, groepsplannen en oudercontacten) wordt ter inzage voor betrokkenen opgehangen in Magister. De gediagnosticeerde stoornissen worden eveneens geregistreerd.
6
Onderwijsfaciliteiten juni 2011
6. Ontheffing WVO, Artikel 11d. Ontheffingen delen onderwijsprogramma; bijzondere voorschriften a. Het bevoegd gezag van een school voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, voor algemeen voortgezet onderwijs en voor voorbereidend beroepsonderwijs kan na overleg met de ouders een leerling ontheffing verlenen voor onderdelen van het onderwijsprogramma, bedoeld in artikel 11c, eerste lid, onderdeel a. Het bevoegd gezag bepaalt bij de ontheffing welk onderwijs voor de leerling in de plaats komt voor de onderdelen waarvoor ontheffing is verleend. b. Het bevoegd gezag van een school voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, voor algemeen voortgezet onderwijs en voor voorbereidend beroepsonderwijs kan voor leerlingen die daarvoor in aanmerking komen, bij de inrichting van het onderwijs afwijken van een of meer programmaonderdelen of van de voorschriften bedoeld in artikel 11c, eerste lid, onderdeel a. De laatste volzin van het eerste lid is van overeenkomstige toepassing. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald hoe wordt vastgesteld welke leerlingen in aanmerking komen voor deze afwijkingen. c. Voor leerlingen: a. die leerwegondersteunend onderwijs volgen als bedoeld in artikel 10e, of b. voor wie het bevoegd gezag het volgen van een leer-werktraject als bedoeld in artikel 10b1 het meest geschikt acht, verzorgt het bevoegd gezag in de eerste twee leerjaren gezamenlijk ten minste 1425 uren onderwijs op basis van kerndoelen
6.1
De Procedure in verband met ontheffing Het Reynaertcollege hanteert de volgende procedure bij het verkrijgen van een ontheffing. Een leerling (of diens ouders/verzorgers) dient een verzoek tot ontheffing in. Tegelijk met dat verzoek dient het rapport van een orthopedagoog/psycholoog of specialist overhandigd te worden. De school maakt een kopie van dit rapport. In dit rapport staat een advies voor een ontheffing aangegeven. Dit kan een vak of een onderdeel van een vak betreffen. Het verzoek wordt besproken door een beoordelingscommissie van de school, die bestaat uit een teamleider, de remedial teacher, de mentor en de vakdocent. Zij schat in, met inachtneming van onderstaande criteria, hoe groot de kans is, dat een leerling zonder ontheffing het diploma behaalt. De bevinding van de commissie worden besproken met de ouders/verzorgers. In goed overleg wordt vastgesteld of een ontheffing opweegt tegen de eisen die het vervolgonderwijs stelt.
6.2
Criteria bij het verlenen van de ontheffing 1. De Leerling die in het bezit is van een officiële verklaring, ondertekend door een orthopedagoog/psycholoog, kan in aanmerking komen voor een ontheffing. Het advies tot het verlenen van een ontheffing is met redenen omkleed. 2. Tevens wordt het IQ aangegeven waarbij vermeld wordt welk onderwijsniveau een leerling aan kan. 3. De inzet van de leerling moet voldoende zijn. 4. De kans op het behalen van een diploma op het niveau dat een leerling zou moeten kunnen halen, wordt zonder ontheffing aanzienlijk verkleind. 7
Onderwijsfaciliteiten juni 2011
6.3
De Leerling 1. Leerlingen zijn zelf verantwoordelijk voor het verkrijgen van een extra faciliteit. Zij krijgen daarvoor een faciliteitenpas, waarop nuttige tips staan voor de leerling en de faciliteit wordt aangegeven waar een leerling gebruik van kan maken. Deze pas is een schooljaar geldig, waarna wordt bezien of de gegevens op de pas nog actueel zijn. 2. Leerlingen kunnen een docent vragen of er een mogelijkheid is om gebruik te maken van ingesproken boeken en andere hulpmiddelen voor een betreffend vak. De remedial teachers kunnen de ouders informeren hoe de hulpmiddelen te verkrijgen zijn. 3. Voor sommige leerlingen is het mogelijk (een) ontheffing te krijgen voor het onderdeel spelling (zie hoofdstuk II ) In dat geval tellen fouten op dit gebied nooit mee. 4. Op het VMBO-examen is spelling geen examenonderdeel; op het HAVOexamen wel: werkwoorden vormen daar een onderdeel van het PTA, maar grammaticale regels berusten op afspraken en zijn dus geen onderdeel van de ontheffing.
6.4
Registratie Dyslexie en andere belemmerende factoren worden tezamen met de gegeven faciliteiten geregistreerd in Magister. Elke docent kan op deze manier controleren wie van zijn leerlingen in aanmerking komt om gebruik te maken van extra faciliteiten.
6.5
Artikel 26 e, Inrichtingsbesluit Wet Voortgezet Onderwijs Vrijstellingen en ontheffingen in periode voorbereidend hoger onderwijs v.w.o. en h.a.v.o.
1.
2.
3.
4.
Het bevoegd gezag van een school voor v.w.o. of h.a.v.o. kan een leerling ontheffing verlenen van het volgen van het onderwijs in het vak lichamelijke opvoeding indien de leerling vanwege diens lichamelijke gesteldheid niet in staat is dit onderwijs te volgen. De leerling van een school voor v.w.o. die in het bezit is van het diploma h.a.v.o. is vrijgesteld van het volgen van onderwijs in de volgende vakken van het gemeenschappelijk deel: algemene natuurwetenschappen en maatschappijleer. Indien het betreft het atheneum is deze leerling tevens vrijgesteld van het volgen van onderwijs in het vak culturele en kunstzinnige vorming. De leerling van een school voor v.w.o. die in het bezit is van het diploma h.a.v.o. of het diploma v.m.b.o. in de theoretische leerweg en die in plaats van de vakken, genoemd in artikel 26c, respectievelijk artikel 10 van de wet, of als extra vak examen heeft afgelegd in één of meer vakken van artikel 26b, is vrijgesteld van het volgen van onderwijs in dit vak respectievelijk deze vakken. Het bevoegd gezag van een atheneum kan een leerling ontheffing verlenen van het volgen van onderwijs in de taal genoemd in artikel 26b, eerste lid, onder c, in de volgende gevallen: a. de leerling heeft een stoornis die specifiek betrekking heeft op taal of een zintuiglijke stoornis die effect heeft op taal; 8
Onderwijsfaciliteiten juni 2011
b. de leerling heeft een andere moedertaal dan de Nederlandse taal of de Friese taal; c. de leerling volgt onderwijs in het profiel natuur en techniek of het profiel natuur en gezondheid en het onderwijs in de taal verhindert naar verwachting een succesvolle afronding van de opleiding.
Het Reynaertcollege verleent conform artikel 26.e,lid 4.a. uitsluitend ontheffing van Frans/Duits, indien de klinisch-medische dan wel psycho-sociale indicatie aangeeft dat het verzoek om ontheffing gebaseerd is op een stoornis die ‘specifiek betrekking heeft op taal’ dan wel op een ‘zintuiglijke stoornis die effect heeft op taal’, en bovendien voldaan is aan alle onder 6.7 genoemde criteria van deze faciliteitennotitie. 5.
6.
6.6
Bij toepassing van het vierde lid, wordt de taal vervangen door een van de vakken of programma-onderdelen, genoemd in artikel 26b, derde tot en met zesde lid, of in het zevende lid, onder c of d, met een normatieve studielast van tenminste 440 uren, ter keuze van de leerling, voor zover het bevoegd gezag deze als zodanig aanbiedt. De leerling van een school voor h.a.v.o. die in het bezit is van het diploma v.m.b.o. in de theoretische leerweg en die in plaats van de vakken, genoemd in artikel 10 van de wet, of als extra vak examen heeft afgelegd in één of meer vakken van artikel 26c of 26b, is vrijgesteld van het volgen van onderwijs in dit vak respectievelijk deze vakken.
Procedure De leerling dan wel zijn ouder(s)/verzorger(s) dient/dienen een verzoek tot ontheffing in. Tegelijk met dit verzoek dient het rapport van de bevoegde orthopedagoog/psycholoog dan wel een kopie hiervan te worden overhandigd. In dat rapport adviseert deze ter zake deskundige een vrijstelling voor het volgen van de betreffende taal te verlenen. Dit advies dient met argumenten te zijn onderbouwd. Het verzoek wordt besproken door een beoordelingscommissie. Deze bestaat uit de teamleider, de remedial teacher, de mentor en de betreffende vakdocent. De commissie neemt de hieronder genoemde criteria in acht en bepaalt hoe groot de kans is dat de leerling naar verwachting zonder ontheffing het diploma niet behaalt. De bevindingen van de commissie worden besproken met de ouder(s)/verzorger(s). In goed overleg wordt vastgesteld of een ontheffing opweegt tegen de minder gedegen voorbereiding op het vervolgonderwijs, waar sommige opleidingen zonder een tweede moderne vreemde taal niet dan wel met minder resultaat kunnen worden gevolgd.
9
Onderwijsfaciliteiten juni 2011
6.7
Criteria Het vereiste dyslexierapport van de BIG-geregistreerde orthopedagoog (met een academische graad in de klinische psychologie/orthopedagogiek) met daarin het met redenen omklede advies tot het verlenen van ontheffing. Toereikend IQ (minimaal 115 als totaalscore op de WISC-III) om het VWO-niveau te halen. Inzet door de commissie vastgesteld als ‘ voldoende’. De kans op het behalen van een VWO-diploma, normaliter haalbaar gelet op de resultaten voor de andere,minder taalgerelateerde, vakken, is zonder ontheffing uitermate klein. De commissie gaat akkoord met de keuze van het eindexamenvak (met een normatieve studielast van tenminste 440 uren) ter vervanging van het vak Frans of Duits.
6.8
Bijzonderheden
1. Het verzoek tot ontheffing dient ingediend te worden uiterlijk 15 mei van het kalenderjaar waarin de leerling de studie in de bovenbouw van het VWO gaat aanvangen. 2. Het indienen van het verzoek geschiedt schriftelijk en is gericht aan de sectordirecteur.
10
Onderwijsfaciliteiten juni 2011
Bijlagen Bijlage 1: Eindexamenbesluit vwo-havo-mavo-vbo - Artikel 55. Afwijking wijze van examineren 1. De directeur kan toestaan dat een gehandicapte kandidaat het examen geheel of gedeeltelijk aflegt op een wijze die is aangepast aan de mogelijkheden van die kandidaat. In dat geval bepaalt de directeur de wijze waarop het examen zal worden afgelegd. Hij doet hiervan zo spoedig mogelijk mededeling aan de inspectie. 2. Tenzij sprake is van een objectief waarneembare lichamelijke handicap, geldt ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde aangepaste wijze van examineren dat: a. er een deskundigenverklaring is die door een ter zake deskundige psycholoog of orthopedagoog is opgesteld, b. de aanpassing voor zover betrekking hebbend op het centraal examen in ieder geval kan bestaan uit een verlenging van de duur van de desbetreffende toets van het centraal examen met ten hoogste 30 minuten, en c. een andere aanpassing slechts kan worden toegestaan voor zover daartoe in de onder a genoemde deskundigenverklaring ten aanzien van betrokkene een voorstel wordt gedaan dan wel indien de aanpassing aantoonbaar aansluit bij de begeleidingsadviezen, vermeld in die deskundigenverklaring. 3. Het bevoegd gezag kan in verband met onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal afwijken van de voorschriften gegeven bij of krachtens dit besluit, ten aanzien van een kandidaat die met inbegrip van het schooljaar waarin hij eindexamen aflegt, ten hoogste zes jaren onderwijs in Nederland heeft gevolgd en voor wie het Nederlands niet de moedertaal is. De in de eerste volzin bedoelde afwijking kan betrekking hebben op: a. het vak Nederlandse taal en literatuur; b. het vak Nederlandse taal; c. enig ander vak waarbij het gebruik van de Nederlandse taal van overwegende betekenis is. 4. De in het derde lid bedoelde afwijking bestaat voor zover betrekking hebbend op het centraal examen slechts uit een verlenging van de duur van de desbetreffende toets van het centraal examen met ten hoogste 30 minuten en het verlenen van toestemming tot het gebruik van een verklarend woordenboek der Nederlandse taal. 5. Van elke afwijking op grond van het derde lid wordt mededeling gedaan aan de inspectie.
11
Onderwijsfaciliteiten juni 2011
Bijlage bij de Septembermededeling eindexamens 2011
I.3.3 Hoofdlijnen 2011 aangepaste examens a. kandidaten met een visuele of auditieve beperking Voor blinde kandidaten en andere kandidaten met een visuele handicap moet een soms deels ook inhoudelijk aangepast schriftelijk examen worden besteld met een afzonderlijk formulier, te bestellen bij DUO. Op dit formulier worden geen bestellingen gedaan voor kandidaten met een leesbeperking (dyslexie): die bestellingen gaan via het integrale standaard formulier. Ook voor kandidaten met een auditieve beperking is alleen bij digitale examens een aanpassing nodig. Bij de bestelformulieren voor de examens die in september door DUO aan de scholen worden gestuurd, is aangegeven hoe de aangepaste examens kunnen worden aangevraagd. b. standaard grotere letter. Nog groter: zelf doen Alle schriftelijke examens zijn sinds 2007 gedrukt in een grotere letter (punt 11). Aan de hand van voorbeelden op Cito.nl kan de school vaststellen of de vergrote en op onderdelen aangepaste letter recht doet aan de beperking van de dyslectische kandidaat, of dat voor en vak/examen verdere vergroting nodig is. Als dat laatste het geval is, dient de school de tekst-cd te bestellen (pdf), aan de hand waarvan een vergrote druk kan worden gemaakt. Voor het tweede tijdvak wordt de tekst-cd aan alle scholen gestuurd. c. vergroting en afbeeldingen, meten of tekenen Bij vergrote opgaven kan zich de situatie voordoen dat een meting of tekening in het vergrote examen niet tot een goed resultaat kan leiden, of dat essentiële grijsnuances wegvallen. Om dat te voorkomen is de standaard aanwijzing voor kandidaten: gebruik voor afbeeldingen, tekeningen, grafieken en tabellen altijd de originele opgave. d. audio Kandidaten met een leesbeperking (dyslexie) kunnen recht hebben op audio (voorlezen). In beginsel kan de school dat regelen door het inzetten van een individuele voorleeshulp. Omdat bij de grote aantallen kandidaten dat in het eerste tijdvak voor scholen moeilijk uitvoerbaar kan zijn, wordt de audio voor het eerste tijdvak ook in digitale vorm geleverd. Op bestelling zijn voor het eerste tijdvak voor kandidaten met een leesbeperking twee soorten audiovoorziening leverbaar: een verklankbare pdf waarbij de kandidaat met spraaksynthese teksten of tekstgedeelten/woorden kan omzetten in kunstmatige spraak, en een Daisy-cd-rom waarop de teksten met natuurlijke stem zijn ingesproken. Voor beide is een computer nodig en speciale (eventueel gratis) software. Zie voor gedetailleerde info de tekst uit de septembermededeling 2004, en de nadere toelichting op grond van de ervaringen van scholen in 2005. Voor het tweede tijdvak is alleen de pdf leverbaar, die wordt in het tweede tijdvak van alle examens standaard bij de levering tweede tijdvak geleverd. De pdf is echter geen bruikbare vervanging voor kandidaten die voordien (in het eerste tijdvak en in het schoolexamen) uitsluitend de Daisy-cd gebruikten. Indien een ''Daisy-kandidaat'' recht heeft op audio in het tweede tijdvak, dient de school voorlezen te regelen. e. praktische examens Van de praktische centrale examens (cspe BB, cspe KB, cpe beeldend) worden geen grootschriftuitvoeringen geleverd en ook geen audiobestanden. Dit geldt ook voor de minitoetsen, en ook voor kandidaten met een visuele of auditieve beperking. De context waarin de examens worden afgenomen maakt aanpassing of ondersteuning ter plekke goed uitvoerbaar. f. dyslexie en digitale examens Bij de beeldschermexamens in ExamenTester (BB, pilot KB, pilot biologie GL/TL, dans GL/TL, drama GL/TL, muziek GL/TL, kunst havo/vwo en muziek havo/vwo) wordt een dyslexievariant met gesproken tekst geleverd. Bij compex NaSk1 staat bijna alles op papier en kan daarvan een Daisy worden besteld. Hetzelfde geldt voor het examen muziek met papier en audio-cd, en het examen kunst in zijn ‘’oude’’ Authorwarevorm.
12
Onderwijsfaciliteiten juni 2011
Bijlage bij de Septembermededeling eindexamens 2011
I.3.3 Digitale examens voor kandidaten met een visuele of auditieve beperking In 2011 kunnen alle scholen meedoen aan de digitale examens in de algemene vakken van de basisberoepsgerichte leerweg. Daarnaast zijn er voor de vakken kunst (beeldend / dans / drama / muziek / algemeen) uitsluitend multimediale examens met of op de computer. Bij de algemene vakken KB worden in een grote pilot digitale examens afgenomen. In toegankelijkheid van deze examens voor kandidaten met een visuele of auditieve beperking is op de volgende manier voorzien: pilot digitaal KB In de pilot worden worden de examens niet geschikt gemaakt voor kandidaten met een visuele of auditieve beperking. Voor deze kandidaten zet u, als de digitale examens niet bruikbaar zijn, de papieren examens in, bij kandidaten met een visuele beperking in aangepaste versie. kunst (beeldend / dans / drama / muziek / algemeen) Bij kunst (beeldend / dans / drama / muziek / algemeen) geldt voor kandidaten met een visuele én met een auditieve beperking dat een aangepast digitaal examen onmogelijk is. Daarvoor doet het multimediale deel een te groot beroep op oog en oor. Voor deze kandidaten kan een aangepaste afname (mondeling) worden geregeld door de eigen docent en een gecommitteerde van de staatsexamens. De school kan overigens overwegen of het een mogelijkheid is om deze kandidaat examen te laten afleggen in een kunstvak ‘’oude stijl’’. Bijvoorbeeld voor een dove kandidaat is het ‘’oude’’ examen beeldend prima maakbaar. Digitale examens BB Middels een speciaal formulier geeft de school ook bij digitaal BB zijn kandidaten op met een visuele of auditieve beperking. Voor blinde kandidaten die van braille gebruik maken, zijn sommige opgaven met een sterk visueel aspect niet goed maakbaar, en is tevens de bediening van de programmatuur problematisch. Daarom wordt voor deze kandidaten een gelijkwaardig speciaal digitaal examen gemaakt, dat door de kandidaat op een vertrouwde manier kan worden bediend en waar nodig inhoudelijk is aangepast. Dit examen is niet geïntegreerd in Citotester, maar moet afzonderlijk voor de kandidaat worden geïnstalleerd met gebruikmaking van brailleleesregel en/of audio. Doordat het examen niet in Citotester geïntegreerd kan worden, vervallen enkele voordelen zoals de automatische scoring van gesloten vragen. Wel krijgt de kandidaat net als zijn niet visueel beperkte klasgenoten een gevarieerd digitaal examen. Uit een pilot in 2008 bleek dat de visueel beperkte kandidaten de digitale examens evenzeer waarderen als de kandidaten zonder beperking. Bovenstaand examen is niet zonder meer bruikbaar voor slechtziende kandidaten die niet gewend zijn met braille om te gaan. Ook slechtziende kandidaten kunnen met het speciale formulier voor de digitale examens worden aangemeld. In overleg met Dedicon kan dan worden bekeken welke oplossing past. Soms is de ‘’blindenversie’’ bruikbaar, soms de dyslexievariant van het reguliere BB-examen, soms is een alternatief nodig in de vorm van (semi-mondelinge) afname met een gecommitteerde van de staatsexamencommissie. Voor de kandidaat met een auditieve beperking is Examentester zonder meer bruikbaar, maar geldt ook dat sommige onderdelen niet of niet goed gemaakt kunnen worden. Voor deze kandidaten wordt dan ook op bestelling een speciale uitvoering in Examentester geleverd.
13
Onderwijsfaciliteiten juni 2011
Bijlage 2: Faciliteitenprotocol
Omgaan met een faciliteitenpas( waaronder) voor o.a. leerlingen met gekwalificeerde dyslexie Faciliteiten algemeen 1. Elke leerling met faciliteitenbehoefte beschikt over een pasje waarop de rechtgevende faciliteiten vermeld staan. Dit ligt bij lessen en toetsen zichtbaar op de tafel. 2. Elke docent krijgt te horen wie een faciliteitenpas heeft en de reden waarom. 3. Geef dus bij goed presteren positieve feedback. 4. Gebruik bij alle toetsen lettertype TAHOMA-14 (dit lettertype) en minimaal1.3 regelafstand. 5. Geef ruim de tijd voor het lezen van boeken. 6. Geef gemaakt werk terug aan een leerling, desnoods een kopie, en geef feedback op het werk. 7. Geef geen onvoorbereide leesbeurt. 8. Hoe rustiger de lay-out bij een SO of PW, des te beter. 9. Laat een dyslectische leerling een ‘D’ achter zijn naam zetten bij een toets. 10. Wanneer een leerling bij het maken van een toets extra tijd (20% van de tijd die er voor staat met een maximum van 30 minuten) nodig heeft, maak dan gebruik van de mediatheek op de Gildenstraat en van de stilteruimte op de Zoutestraat. Indien dit niet mogelijk is, wordt de toets ingekort voor de leerling. 11. Toegestane hulpmiddelen mogen gebruikt worden. 12. Een goede voorlichting over hulpmiddelen is noodzakelijk. Denk aan: 1. Readingpen (zonder woordcorrectie) 2. Vergrotingen 3. Verfilmingen- video’s van boeken 4. Daisyspeler 5. Laptop (zonder woordcorrectie) 14
Onderwijsfaciliteiten juni 2011
13.
14. 15.
16.
6. Spraakherkenning (Kurzweil) 7. Diensten van de bibliotheek 8. CD-rom – gesproken versies van leesboeken 9. Mondelinge toets of extra herkansing 10. Woordenboek 11. Boeken met vergroot lettertype Mondeling overhoren is een noodzakelijke faciliteit voor de dyslectische leerling. Indien nodig (bijvoorbeeld bij het afnemen van een mondelinge beurt) kan eventueel een beroep gedaan worden op een onderwijsassistent, die dan in de klas komt. Vooraf bespreken of intekenen is gewenst Bij NE kunnen VMBO-leerlingen met leesproblemen boeken van een lager niveau lezen of verfilmingen bekijken. Nederlands en Moderne Vreemde Talen Spelfouten die niet essentieel zijn voor de opdracht worden niet, of verminderd meegerekend. De afspraken worden vastgelegd per sectie en moeten overhandigd worden aan de leerling. Bij de ‘niet-taalvakken’ leerlingen beoordelen op vakinhoudelijke kennis en niet op spelfouten.
15