Extrait - Paper Filmhistoriografie - Peter Plas, Master Filmstudie - Universiteit Antwerpen Julien Vandevelde en het KASK - Gent Het bestuderen van het begin van de filmopleiding aan de KASK vergt tevens het bestuderen van een gedeelte van de carrière van Jules Vandevelde1, oprichter van de opleiding “Kunstfilm en –fotografie” waar later zowel de opleidingen in film als in fotografie zijn uit voortgevloeid. Ook is het nodig om een groot deel van het gedachtegoed en de filosofie van Jules Vandevelde te vermelden omdat hij een zeer grote invloed heeft gehad op de filosofie waarop in het begin in film les werd gegeven op de Academie. Jules Vandevelde studeert in 1966 af aan de filmschool, het Rits 2, te Brussel. Hij was daar gaan studeren omdat hij graag documentaire films wou maken, maar hij heeft daar nooit les in het maken van documentaires gekregen. (De huidige opleiding in documentaire bestond toen uiteraard nog niet.) Wat Jules een van de moederfilms van de documentaire film noemt; “Nanook of the North” heeft hij tijdens zijn filmopleiding aan het Rits zelfs nooit gezien. Het is pas verschillende jaren later wanneer hij zelf een afspraak maakt met het Koninklijk Belgisch Filmarchief voor zijn eigen studenten, dat hij deze film voor het eerst te zien krijgt. De nadruk in alle filmscholen lag toen heel erg op fictiefilm. Er werd in die tijd ook niet veel aandacht besteed aan documentairefilms bij distributie. Er was geen afzonderlijke afzetmarkt voor. De filmmaatschappijen lieten vooral korte 35mm documentaire films van een half uur maken die de hoofdfilm vooraf gingen. Iedereen die toen documentaires maakten waren dan ook vooral stagiaires of 1ste assistenten van beroemde regisseurs volgens Jules Vandevelde.3 Beroemde documentaires waren bijvoorbeeld “Nacht en Nevel” van Alain Resnais. Na zijn studies aan het Rits gaat hij tijdens zijn legerdienst aan de slag bij de filmdienst van het leger. Hier moest hij verschillende documentairefilms maken voor het leger. Zoals bijvoorbeeld instructiefilms over mitrailleurs, officiële bezoeken, enz. Films die Jules Vandevelde eigenlijk niet aanstonden, maar het bracht hem wel ervaring en kennis bij. Het leger was echter in die tijd heel goed voorzien van technische filmapparatuur die 1
Hij noemt officieel eigenlijk Julien Vandevelde, maar bijna iedereen noemt hem Jules Vandevelde.
In het boek “Van Marissal tot Vlerick” is hij tevens bekend onder zijn verfranste naam: Juul Vandevelde. 2
Toen noemde het “Rits” te Brussel nog “(H)RITCS” naar de volledige naam “Hoger Rijksinstituut
voor Toneel en Cultuurspreiding”. 3
Vandevelde, 2010.
Extrait - Paper Filmhistoriografie - Peter Plas, Master Filmstudie - Universiteit Antwerpen door Duitsland werd geleverd als schadeloosstelling aan België bij verlies van WOII. Een volledige vrachtwagen was volgestouwd met klankmateriaal. In de kelders stonden Arriflexen te roesten. Ook krijgt Jules in het leger de kans om zich technisch uitgebreid onder te dompelen in de fotografie. Hij leert er bijvoorbeeld omgaan met het bedienen van een technische camera. Tevens legt hij tijdens zijn legerdienst een examen af (in Narrafi te Brussel) voor het toenmalige ministerie van middenstand dat hem een vestigingsattest bezorgd waardoor hij zich mag vestigingen als zelfstandig fotograaf4. Ook heeft hij al tijdens zijn legerdienst vaak contact met verschillende kunstenaars uit Gent.5 Met al deze achtergrond trekt hij na zijn legerdienst naar Gent, hoewel hij eerst nog van plan was om te solliciteren bij de toenmalige BRT. Een aantal Gentse kunstenaars toonden toen zeer veel interesse in Jules omdat hij film had gestudeerd aan het Rits en begaan was met kunst. Hij kreeg daarom toen de kans om in Gent te wonen en opgenomen te worden in een groep van een aantal kunstenaars. Hij werkt er als professioneel fotograaf voor vele verschillende opdrachtgevers, zoals bijvoorbeeld het Nederlands Toneel Gent6, architectenbureaus, enz. Tevens raakt hij bevriend met de kunstenaars Jan Burssens en Pierre Vlerick. Wanneer Pierre Vlerick in 1968 aan het hoofd van de Academie komt te staan herinnert Jules Vandevelde nog heel goed dat Jan Burssens aan hem voorstelt dat het wel leuk zou zijn om een atelier fotografie & film te hebben binnen de Academie. De hedendaagse kunst werd namelijk steeds meer geconfronteerd met fotografie en film. Pierre Vlerick beaamde dit en vraagt even later aan Jules om een atelier in te richten om de beeldende kunstenaars voeling te laten krijgen met de nieuwe media. Jules Vandevelde was voor de Gentse kunstenaars de ideale kandidaat: hij profileerde zich als zowel filmer als fotograaf. Op deze manier kreeg hij kans om te beginnen op de Academie.7 Ook Karel Geirlandt, vanuit de Vereniging van de Vrienden van het Hedendaags Museum8 , heeft de oprichting van een fotoatelier mee gestimuleerd.
4
Je had toen officieel attest nodig waarop stond dat je als beroepsfotograaf kon werken.
5
Vandevelde, 2010.
6
Vandekerkhove, 2010.
7
Vandevelde, 2010.
8
De voorloper van het SMAK.
Extrait - Paper Filmhistoriografie - Peter Plas, Master Filmstudie - Universiteit Antwerpen Dat Jules Vandevelde kon beginnen als lesgever aan de Academie kwam hem zelf eigenlijk ook goed uit. Hij had toen een klein productiehuisje voor het maken van documentaires dat UTAR9 noemde. Zijn eerste productie was een portret van Jas Burssens. (Een film die gemaakt is voor de Biënnale van Venetië van 1974.) Hij had voorgesteld aan de BRT om één documentaire per jaar te maken met zijn eigen productiehuis, maar de BRT wou toen niet werken met onafhankelijke productiehuizen. Hij moest dus ergens een inkomen vinden om het maken van zijn films te kunnen blijven betalen. Daarom was les geven op de Academie ideaal voor hem. De voordelen waren enorm: hij had veel vrije tijd om films te maken en tegelijkertijd had de school apparatuur om pre montages te maken of om naar films te kijken. Het duurde echter niet lang voordat hij door zijn budget zat na het draaien van een paar films. Film maken is over het algemeen zeer duur, maar in een tijd dat niets digitaal was, moest er steeds gewerkt worden met labo’s en klankstudio’s die zeer duur waren. Hij bouwde het productiehuis af, maar bleef voort les geven.10 De eerste foto- en filmcursus op de Academie werd gegeven in academiejaar 1969 – 1970 aan de laatstejaarsstudenten van de plastische kunsten. Het was toen halsoverkop begonnen zonder materiaal en de lessen werden alleen maar ex cathedra gegeven – spreken over het medium – in plaats van de praktijk gebonden ervaring van de student.11 Jules Vandevelde gaf dit vak aan de verschillende studiejaren in de plastische kunsten. Er werd toen echter al bij Jules thuis gewerkt in zijn donkere kamer aan fotoprojecten voor de studenten die dat wilden. Er bestond dan ook nog geen donkere kamer of studio op de Academie. Van de 40 studenten die deze cursus volgden waren er naar schatting maar 4 of 5 studenten die effectief iets praktisch wilden doen en die de mogelijkheid benutte om bij Jules thuis aan iets te werken. Dit laatste was ook de ideale invulling van Jules’ filosofie wat hij wou bereiken op de Academie; een soort ondersteunend atelier voor de plastische kunsten. Met deze cursus wou hij de studenten van de plastische kunsten op de hoogte brengen van wat de mogelijkheden waren met fotografie en film. Voor Jules ging het om de studenten inzicht te geven, maar daarom moesten ze het zelf niet doen. Als ze in hun werk foto’s wilden integreren wisten ze op deze manier wat mogelijk was om te laten uitvoeren door andere mensen. Het was met andere woorden nooit de bedoeling geweest van Jules Vandevelde om een echte nieuwe fotografie- of filmschool
9
“UT” stond voor “utilitair” en “AR” stond voor “artistiek”.
10
Vandevelde, 2010.
11
Stad Gent. (1988). Van Marissal tot Vlerick: 1751 – 1988 (p.13). Gent: Stad Gent.
Extrait - Paper Filmhistoriografie - Peter Plas, Master Filmstudie - Universiteit Antwerpen op te richten. Hij wou een atelier geven met geen examens waarin hij kunstenaars ondersteunde bij het uitwerken van hun ideeën. Zijn ideeën over hoe hij dit wou oprichten heeft hij gehaald uit het gedachtegoed van Bauhaus die allemaal experimenten deden met het integreren van fotografie, theater en film. Hij weet nog heel goed dat hij op het Rits enthousiast was over de leraar K.N. Elno12 die hem in contact had gebracht met deze ideeën.13 Een eventueel bewijs van deze eerste fotografie- en filmcursus zijn naar alle waarschijnlijkheid de puntenlijsten14 van de verschillende afdelingen uit 1969 – 1970 waarop het vak “Foto & labo” is terug te vinden in het 3de en 4de jaar “Graveerkunsten” en “Schilderkunst” en in het 3de jaar “Toegepaste Kunsten”. Er kwam meer belangstelling voor de fotografie als louter artistiek medium, als men kijkt naar de eerste conceptuele foto’s die in de musea getoond werden. Fotografie werd vaak onrechtstreeks gebruikt, (in collages bijvoorbeeld), maar nu werd het tijd om foto’s autonoom te gebruiken. (Dus niet altijd geïntegreerd in het plastisch werk.) In hetzelfde academiejaar dat Jules Vandevelde voor het eerst een foto- en filmcursus geeft is er wel al sprake dat men een volwaardige afdeling fotografie- en film in de Academie wou oprichten. Dit staat geschreven in een document 15 uit september 1969 dat hoofdzakelijk gaat over de vernieuwde structuur van de KASK na de opsplitsing in twee onderwijsinstellingen waarin de bedoeling is neergeschreven om een foto- & filmopleiding op te richten. (Zie BIJLAGE 4) Deze nieuwe afdeling moest toen echter nog officieel worden goedgekeurd. Na vergaderen met de inspectie werd de afdeling “Kunstfilm en –fotografie” in 1969 – 1970 opgericht. Bij de vergadering over de oprichting van een nieuwe opleiding met de inspectie heeft Jules Vandevelde altijd uitgedragen dat een student geen 4 jaar fotografie kan volgen. Hij vond dat een student daar moe van wordt. Omdat de inspectie toen wou 12
K.N. Elno was het pseudoniem van Karel Horemans. (Bron: Wikipedia)
13
Vandevelde, 2010.
14
Koninklijke Academie voor Schone Kunsten. (1969 – 1970). Puntenlijsten 1963 – 1969, 1966 –
70 (4 ex.), Puntenlijsten 1964 – 69 (1 kaft): Schooljaar 1969 – 70. Archief van de Academie voor Schone Kunsten (Dozen nr.566, 567), Stadsarchief – De Zwarte Doos, Gent. 15
Van Looij, L. T. (1969, 5 september). [Brief naar de heer Bots, Hoofdinspecteur Stedelijk
Onderwijs i.v.m. de herstructurering K.A.S.K.: S.H.I.A.S.]. Archief van de Academie voor Schone Kunsten (Doos nr.560), Stadsarchief – De Zwarte Doos, Gent.
Extrait - Paper Filmhistoriografie - Peter Plas, Master Filmstudie - Universiteit Antwerpen dat de nieuwe opleiding 4 jaar moest duren volgens het nieuwe systeem kwam het voorstel om eerst twee jaar basisopleiding fotografie te geven met interventies van grafische vorming en algemene vakken. In de laatste twee jaren gingen ze dan weer vooral grafiek geven (Toen noemde dit nog “fotografiek”.) en film. Het was vooral de bedoeling dat studenten konden kiezen. Vlerick stond heel erg achter dit idee.16 Je zou kunnen stellen dat de tweedelige profilering van Jules Vandevelde er in grote mate heeft toe bijgedragen dat de toen opgerichte opleiding ook gedeeltelijk uit zowel film als fotografie bestond. Het woord “Kunst-” werd verplicht toegevoegd aan de opleiding omdat de opleiding werd opgericht binnen een academie en omdat de opleiding zich moest onderscheiden van de filmopleiding aan het Rits te Brussel. Jules Vandevelde had wel eerst twijfels over het effectief oprichten van een nieuwe opleiding. Zo wou bijvoorbeeld Raoul Servais Jules Vandevelde ook graag engageren als zijn assistent in de afdeling “Animatiefilm”, maar Pierre Vlerick wou dat niet en stond heel erg achter het idee dat Jules de geschikte man was om de nieuwe fotografie- en filmopleiding op te starten. Uiteindelijk is Jules Vandevelde hierin meegegaan en was hij enthousiast over deze eerste vorm van de opleiding “Kunstfilm en –fotografie”. Voor de inhoudelijke structuur te bepalen van het leerprogramma keek hij een beetje naar wat hij zelf op het Rits had gekregen en naar de toen reeds opgerichte afdeling “Animatiefilm”. Ook waren de kosten relatief niet zo hoog omdat er bepaald filmmateriaal van de “Animatiefilm” gemeenschappelijk kon gebruikt worden door de nieuwe afdeling. Zodra de opleiding startte begon Jules met het bouwen van een geïmproviseerde donkere kamer voor het geven van praktijklessen fotografie in de Academie.17 Deze is nog maar in de opstartfase als de afdeling begint en werd de eerste jaren ingericht met persoonlijk materiaal van Jules zelf.18 Op documenten met statistische gegevens is terug te vinden dat de opleiding in 1970 – 1971 officieel van start ging met een 1ste jaar waarin 7 studenten startten.19 Een officieel document over de oprichting van de opleiding is echter in dit onderzoek niet teruggevonden. 16
Vandevelde, 2010.
17
Vandevelde, 2010.
18
De Gryse, 2010.
19
Koninklijke Academie voor Schone Kunsten. (1968 – 1974). Overzicht evolutie schoolbevolking.
Niet geïnventariseerd werkarchief Roger Roelens (medewerker administratie) departement KASK, Hogeschool Gent, Gent.
Extrait - Paper Filmhistoriografie - Peter Plas, Master Filmstudie - Universiteit Antwerpen Wanneer het eerste jaar “Kunstfilm en –fotografie” begint, wordt vooral in het 1ste jaar en het 2de jaar praktijklessen fotografie gegeven en wat theorie over film. Het is pas in het 3de en 4de jaar dat studenten zich ook konden toeleggen op film.20 “Het nadeel was natuurlijk: we moesten twee jaar wachten om te filmen...Het voordeel was dat je al twee jaar een opleiding fotografie had gehad, waardoor je niet van nul startte. Zeker wat compositie en het maken van beelden betrof.”21 Jules Vandevelde heeft de fotografieateliers wel helpen opstarten, maar uiteindelijk zich vooral toegelegd op het filmatelier. Dit filmatelier had net zoals het fotoatelier nog geen eigen materiaal in het begin. Er werd gewerkt met het eigen materiaal van Jules zelf.22 Dit was een Eclair ACL voor 16 mm pellicule die hij had gekocht na zijn afstuderen om documentaire films te maken. Ook was hij in het bezit van een draadloze Nagra 4.2 om het geluid op te nemen.23 In het filmatelier werd er van in het begin gelijke aandacht besteed aan het maken van fictiefilm als aan het maken van documentairefilm.24 Hoewel de voorliefde van Jules Vandevelde voor documentaire in beide bepalend is geweest. Zowel voor fictiefilm als documentaire werd meestal slechts gewerkt met een beperkt scenario naar de ideeën van de Direct Cinema van rond de jaren 60. De filosofie was dat je altijd bij het maken van een film, en zeker bij een documentaire, werd ingehaald door de realiteit. Documentaires werden een beetje vanuit een fotografische attitude gemaakt: eerst veel materiaal verzamelen en het achteraf inpassen in een montage. De gedachte hierbij was dat het scenario als het ware ontstaat bij de montage.25 Ook fictiefilms werden heel sterk gemaakt vanuit de observatie; vanuit wat je ziet; vanuit de realiteit.26 Het was allesbehalve een scenarioschool. Ook was Jules zelf in het Rits niet onderwezen geweest in het scenarioschrijven. Wat hij wel aangeleerd had gekregen was het omgaan met de beeldtaal. Een belangrijk boek dat Jules Vandevelde gebruikte om onder andere te
20
Vandevelde, 2010.
21
Vandekerkhove, 2010.
22
De Gryse, 2010.
23
Vandevelde, 2010.
24
Vandekerkhove, 2010.
25
Vandevelde, 2010.
26
Vandevelde, 2010.
Extrait - Paper Filmhistoriografie - Peter Plas, Master Filmstudie - Universiteit Antwerpen vertellen over de belangrijke Amerikaanse en Canadese documentaristen en de Nouvelle Vague was: “L’ aventure du cinéma direct”.27 In de huidige filmopleiding is dit vorige aspect meer verschoven naar het filmen vanuit het verhaal; vanuit het idee of het concept.28 Wat zeker niet wil zeggen dat vroeger geen draaiplannen werden gemaakt. De beperkte scenario’s die geschreven werden richtten zich vooral op het bepalen van structuren in films zonder helemaal iets definitief vast te zetten.29 Vele oefeningen werden dan ook gedaan om de structuur en montage van bestaande films te analyseren op de montagetafel.30 Van in het begin was Jules Vandevelde ook tegen de overdreven theoretisering van de film- en fotografieopleiding. De Academie moest geen universiteit zijn volgens hem, maar bestaan uit kunstateliers waarin praktisch gewerkt werd en vooral geëxperimenteerd. Hij was tegen het concept ‘school’ in de academie. Het begrip ‘workshop’ was meer toepasselijk vond hij. Jules Vandevelde streefde ernaar om binnen de Academie vooral bezig te zijn met praktijk naar het model van vele andere buitenlandse filmscholen die hij had bezocht.31 Film moest volgens hem gegeven worden door bezig te zijn met filmen en met acteurs, enz. Hoewel er uiteraard soms moest getheoretiseerd worden omdat er niet genoeg materiaal ter beschikking was. De theorie mocht echter nooit voorrang krijgen op de praktijk. Er moest vanuit de praktijk nagedacht worden over film, maar niet andersom.32 “Jules had een heel eigen manier om de dingen in vraag te stellen en continue in vraag te blijven stellen, waardoor je iedere keer uw grenzen verlegde en juist heel hard gaat
27
Vandevelde, 2010.
28
Kleine kanttekening: in de documentairelessen in de huidige filmopleiding wordt toch nog
steeds heel wat aandacht besteed aan het kijken en de observatie. 29
Jules Vandevelde heeft nog altijd vele van zijn lesvoorbereidingen en ‘scenario’s’ bijgehouden.
Hij heeft bijvoorbeeld nog velen van de filmanalyses die studenten moesten maken bewaard. 30
Men kon toen nog geen film pauzeren tijdens het afspelen door simpel op de pauzeknop te
drukken. Films op pellicule stilleggen tijdens het analyseren kon toen alleen op de montagetafel. 31
Zo heeft Jules Vandevelde de filmschool in Berlijn bezocht en de filmschool van de DDR in
Babelsberg. In deze laatste hadden ze zelfs toen een specifieke school in documentaire films omdat daar natuurlijk de documentaire films een heel sterk propagandistisch karakter hadden. 32
Vandevelde, 2010.
Extrait - Paper Filmhistoriografie - Peter Plas, Master Filmstudie - Universiteit Antwerpen nadenken over de dingen.”33 Deze theoretisering binnen het atelier is heel erg verminderd binnen de huidige filmopleiding en overgenomen door specifieke theoretische vakken onder invloed van de ‘academisering’.34 Buiten het artistieke oog moest de toekomstige fotograaf of filmer ook technisch onderlegd zijn omdat je geen goede filmer of fotograaf kon zijn volgens Jules Vandevelde zonder goed technisch vakmanschap. Techniek werd door hem gezien als een evidentie om een goed filmer te worden.
33
Vandekerkhove, 2010.
34
Vandekerkhove, 2010.