AANSPRAKELIJKHEIDSDEKKING IN DE BRANDPOLIS Brokers Training 2012 Devlamynck Luc 1
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
Extra-contractuele Aquiliaanse aansprakelijkheid tgo de ‘bloedwraak’ Lex Aquilia: onderscheid tss diverse schades regeling van beslissingen vd ‘plebs’ (Quasi) - Delictuele aansprakelijkheid Fout aansprakelijkheid 2
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
Extra-contractuele Burgerlijke aansprakelijkheid is ruimer
contractuele en extra-constractuele
3
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
1
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis Voorjaar 2012
Extra-contractuele • Artikels burgerlijk wetboek 1382 tot 1386 bis • Waarborgen BA gebouw Verhaal van derden
4
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
Extra contractuele artikel 1382. Elke daad van de mens, waardoor aan een ander schade wordt veroorzaakt, verplicht degene door wiens schuld de schade is ontstaan, deze te vergoeden. artikel 1383. Ieder is aansprakelijk niet alleen voor de schade welke hij door zijn daad, maar ook voor die welke hij door zijn nalatigheid of door zijn onvoorzichtigheid heeft veroorzaakt. 5
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
Extra contractuele Artikels 1382 en 1383: enkelvoudige aansprakelijkheid. Eén enkele persoon die verantwoordelijk is voor de schade ontstaan door zijn eigen fout. Artikels 1384 tot 1386 bis meervoudige aansprakelijkheid. o a verantwoordelijkheid voor andermans daden, of voor zaken die men onder bewaring heeft. ! Vermoeden van verantwoordelijkheid 6
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
2
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis Voorjaar 2012
Extra contractuele artikel 1384.
Men is aansprakelijk niet alleen voor de schade welke men veroorzaakt door zijn eigen daad, maar ook voor die welke veroorzaakt wordt door de daad van personen voor wie men moet instaan, of van zaken die men onder zijn bewaring heeft.
7
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
Extra contractuele artikel 1384.
De vader en de moeder zijn aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door hun minderjarige kinderen. De meesters en zij die anderen aanstellen, voor de schade door hun dienstboden en aangestelden veroorzaakt in de bediening waartoe zij hen gebezigd hebben. De onderwijzers en ambachtslieden, voor de schade door hun leerlingen en leerjongens veroorzaakt gedurende de tijd dat deze onder hun toezicht staan.
8
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
Extra contractuele artikel 1384.
De hierboven geregelde aansprakelijkheid houdt op, indien de ouders, onderwijzers en ambachtslieden bewijzen dat zij de daad welke tot die aansprakelijkheid aanleiding geeft, niet hebben kunnen beletten.
9
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
3
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis Voorjaar 2012
Extra contractuele artikel 1385. De eigenaar van een dier, of, terwijl hij het in gebruik heeft, degene die zich ervan bedient, is aansprakelijk voor de schade die door het dier is veroorzaakt, hetzij het onder zijn bewaring stond, dan wel verdwaald of ontsnapt was. 10
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
Extra contractuele artikel 1386. De eigenaar van een gebouw is aansprakelijk voor de schade door de instorting ervan veroorzaakt, wanneer deze te wijten is aan verzuim van onderhoud of aan een gebrek in de bouw. 11
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
Extra contractuele artikel 1386 bis Wanneer aan een ander schade wordt veroorzaakt door een persoon die zich in staat van krankzinnigheid bevindt, of in een staat van ernstige geestesstoornis of zwakzinnigheid die hem voor de controle van zijn daden ongeschikt maakt, kan de rechter hem veroordelen tot de gehele vergoeding of tot een gedeelte van de vergoeding waartoe hij zou zijn gehouden, indien hij de controle van zijn daden had. De rechter doet uitspraak naar billijkheid, rekening houdende met de omstandigheden en met de toestand van de partijen. 12
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
4
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis Voorjaar 2012
Extra contractuele FOUT (CULPA LEVISSIMA)
OORZAKELIJK VERBAND (fout is noodzakelijk voorwaarde voor de schade)
SCHADE (bewezen stoffelijke, lichamelijke, …)
13
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
Poliswaarborgen • BA gebouw Verzekerde artikels en methode van omschrijving BA privé leven, raakpunten Assuralia conventie art 45 (samenloop) 14
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
Poliswaarborgen • Verhaal van derden extra – contractuele ba schade begint bij verzekerde en slaat over op derden BA privé leven, raakpunten Assuralia conventie art 45 (samenloop) 15
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
5
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis Voorjaar 2012
Toepassing • Lectuur polisvoorwaarden Verschillen inzake: Verzekerde artikels van het bw Verzekerde bedragen Dekking verhaal van derden 16
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
Contractuele • 1302 BW Verbintenissen recht Wanneer de zekere en bepaalde zaak die het voorwerp van de verbintenis uitmaakte, teniet gaat, buiten de handel gesteld wordt, of verloren gaat zodanig dat men van haar bestaan geheel onkundig is, vervalt de verbintenis, indien de zaak is teniet gegaan of verloren buiten de schuld van de schuldenaar en vooraleer hij in gebreke was. 17
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
Contractuele • 1302 BW Zelfs wanneer de schuldenaar is gebreke is, en indien hij het toeval niet te zijnen laste heeft genomen, vervalt de verbintenis, ingeval de zaak eveneens bij de schuldeiser zou zijn teniet gegaan, ware zij hem geleverd. De schuldenaar is gehouden het toeval waarop hij zich beroept, te bewijzen. Wanneer een gestolen zaak op enigerlei wijze teniet of verloren gegaan is, ontslaat dit verlies de ontvreemder niet van de verplichting om de waarde te vergoeden. 18
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
6
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis Voorjaar 2012
1302 bw • Toepassing op gebruikersaansprakelijkheid ook voor gebruikers van een gebouw Case blz 54 bewoner ter bede
19
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
Contractuele • Artikel 1732 BW Hij is aansprakelijk voor de beschadigingen of de verliezen die gedurende zijn huurtijd ontstaan, tenzij hij bewijst dat die buiten zijn schuld hebben plaatsgehad. Case blz 49 een verwittigde huurder 20
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
Contractuele • Artikel 1733 BW Hij is aansprakelijk voor brand, tenzij hij bewijst dat de brand buiten zijn schuld is ontstaan. Case blz 50 bewijslast huurder blz 52 ex-huurder 21
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
7
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis Voorjaar 2012
Contractuele • Artikel 1735 BW • De huurder is aansprakelijk voor de beschadigingen en de verliezen die ontstaan door toedoen van zijn huisgenoten of van zijn onderhuurders. Case: loodgieter op verzoek van de huurder 22
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
Poliswaarborgen • Aansprakelijkheid van de gebruiker
• Aansprakelijkheid van de huurder
23
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
Voorbeelden aansprakelijkheid huurder brand zonder oorzaak niet gemelde slechte elektrische leidingen schade door “kraker” schade door onderhuurder OPM: Steeds vermoeden ten laste vd huurder 24
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
8
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis Voorjaar 2012
Contractuele • 1721 aansprakelijkheid verhuurder Vrijwaring is verschuldigd aan de huurder voor alle gebreken van het verhuurde goed, die het gebruik daarvan verhinderen, ook al mocht de verhuurder die bij het aangaan van de huur niet hebben gekend. Indien door die gebreken enig verlies voor de huurder ontstaat, is de verhuurder verplicht hem daarvoor schadeloos te stellen. 25
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
Art 1721 • CONTRACTUELE FOUT (middel of resultaat verbintenis)
• OORZAKELIJK VERBAND • SCHADE
26
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
Art 1721 Case Blz 56 verhuurder aansprakelijk Blz 58 aansprakelijkheid verhuurder
27
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
9
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis Voorjaar 2012
Evolutie dekking ba verhuurder * Waarborguitbreiding (voorwaarden uitgebreide polis 1970) * Kapitaal verhaal van derden (stoffelijke schade) * Afdeling BA gebouw
28
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
Waarborgen in de polis • BA GEBOUW extra – contractuele ba contractuele ba Lectuur polisvoorwaarden Verschillende vormen vr de formulering van de waarborg 29
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
Waarborgen in de polis • BA GEBOUW OPM Bij vordering met lich schade, samenloop van beide mogelijk. case blz 59 opm in case 30
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
10
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis Voorjaar 2012
Voorbeelden • Extra contractuele ba eigenaar schade door foutieve daad schade dr (gedeeltelijke) instorting gebouw stormschade • Contractuele ba verhuurder foutieve plaatsing houten balk verstopte schoorsteen verborgen leidingen Case blz 61 aansprakelijkheid brand 31
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
Art 544 BW • Geen toepassing van art 544 bij brand brand is geen normaal gebruik vh pand cases op blz 65 tot 69
32
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
Art 544 BW • Toch nuttig om verzekerd te zijn (burgerlijke verdediging zie blz 66)
33
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
11
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis Voorjaar 2012
Aansprakelijkheid van de vruchtgebruiker • Verplichting om het pand in stand te houden • Moeilijke grens tussen plichten vd vruchtgebruiker en vd naakte eigenaar OPM probleem om de waarde vh vruchtgebruik te berekenen. 34
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
Vruchtgebruiker en naakte eigenaar • 1 polis voor beiden of elk een polis? Belang van de relatie tussen beiden Probleem voor uitsplitsing te verzekeren bedragen in 2 polissen Wat bij totaal verlies vh pand? 35
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
Vruchtgebruiker en naakte eigenaar Nuttige clausules voor de oplossing: akkoord tot herstelling vanwege de N E bevrijdende betaling aan de vruchtgebruiker voor rekening van … 36
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
12
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis Voorjaar 2012
Afstand van verhaal • door de verzekeraar vd eigenaar oppassen voor dekking verhaal derden vr huurder aangifte – recht voor huurder melding aan huurder (opzeg, betaling, verandering polis.) 37
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
Afstand van verhaal • door de verzekeraar vd eigenaar oppassen voor afstand van verhaal voor alle waarborgen(?) recht van de eigenaar blijft ongeschonden
38
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
Afstand van verhaal • door de verzekeraar vd eigenaar Niet noodzakelijk voor snelle regeling (zie art 67) Contractuele regeling primeert Kan fiscaal interessante constructie opleveren 39
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
13
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis Voorjaar 2012
Afstand van verhaal • door de verzekeraar vd eigenaar Verzekeringsoplossingen voor de huurder bij gedeeltelijke afstand van verhaal Uitbreiding polis AG / Mercator Klein kapitaal huuraansprakelijkheid 40
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
Afstand van verhaal • door de eigenaar (?) welke gevaren? waarom? verschil met afstand dr diens verzekeraar. 41
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
Afstand van verhaal • door de eigenaar (?) niet via verzekering wel via huurcontract Zeer gevaarlijk voor de eigenaar! 42
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
14
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis Voorjaar 2012
Afstand van verhaal • door de huurder Voorwaarde huurcontract – verzekeraar volgt gratis Geen voorwaarde huurcontract: bijpremie
43
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
Afstand van verhaal • door de huurder artikels 1721 bw EN art 1382 -1386bis betwistbaar inzake lichamelijke letsels veilig gebouw is van dwingend recht zie case ex-huurder blz 53 44
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
Afstand van verhaal • door de huurder artikels 1721 bw EN art 1382 -1386bis (voorstoffelijke schade) gevolgen na regeling schade inhoud vd huurder geen invordering vrijstelling op de verhuurder 45
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
15
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis Voorjaar 2012
Afstand van verhaal Door de verzekeraar Gratis afstand van verhaal? zie art 41 landwet zie voorwaarden polis (50% aandelen in de vennootschap of meer of 66% of…) 46
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
Afstand van verhaal Door de verzekeraar Gratis afstand van verhaal? Bij verzekering voor rekening van .. Wederzijdse afstand van verhaal bedingen
47
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
Afstand van verhaal Door de verzekeraar Betalend zie art 41 landwet zie voorwaarden polis afwijking in bijzondere voorwaarden fiscale constructie 48
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
16
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis Voorjaar 2012
Extra Huurder die verhuurder wordt art 68 landwet Rechtstreeks recht op de verzekeraar niet op de verzekerde Case blz 70 eigen recht tg verzekeraar onderhuurder 49
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
Huurcontract verplichtingen • Verplichtingen voor de huurder rechtsmisbruik bij extreme verplichtingen noodzakelijke aanpassingen aan de polis vd huurder (premie eigenaar toepassen bv)
50
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
Huurcontract verplichtingen • Verplichtingen voor de huurder verplichtingen in het huurcontract ten laste van de huurder kunnen de verzekeraar van de eigenaar niet bevrijden. case Brand – Glasbreuk blz 71
51
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
17
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis Voorjaar 2012
Verfraaiingen door de huurder aangebracht Incorporatietheorie (onroerend door bestemming) Art 525 is niet van toepassing Art 517 tot 526 behandelen de situatie van 1 en dezelfde eigenaar van roerend en onroerend goed Bij verhuur: 2 partijen 52
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
Verfraaiingen door de huurder aangebracht Teruggaveplicht De huurder moet het pand teruggeven in dezelfde staat. Tijdens het huurcontract is de huurder eigenaar van de door hem aangebrachte verfraaiingen (tenzij ander beding in de huurovereenkomst) 53
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
Verfraaiingen door de huurder aangebracht Juridische eigenaar Clausule vb Alle door de huurder aangebrachte verfraaiingen zijn van rechtswege onmiddellijk verworven aan de eigenaar. Onverminderd het recht van de eigenaar om…… 54
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
18
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis Voorjaar 2012
Verfraaiingen door de huurder aangebracht Verrijking zonder oorzaak Zonder beding in het huurcontract heeft de verhuurder geen middel om aan te tonen dat de verfraaiingen tijdens de huur) hem toekomen. Bij einde huur (vb na totale brand) ontstaat er wel overdracht naar de eigenaar. 55
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
Verfraaiingen door de huurder aangebracht • Hoe regelen? Nazicht huurcontract Wie realiseerde de verfraaiing Waarborg nazien Bestaat het huurcontract/het pand nog Begroting schade en regeling Zie blz 74 ev 56
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
Voor rekening van wie het behoort Art 38 wlv verzekering ten behoeve ve derde Vennootschap verzekert, eigenaar is aandeelhouder Goederen van gasten
57
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
19
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis Voorjaar 2012
Voor rekening van wie het behoort Onverdeeldheid (ouder en kinderen die niet samenwonen) Verzekerbaar belang conform art 37
58
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
Bepaling verzekerde bedragen • Waarborg gebouw algemene regel evenredigheid (art 44 wlv) KB 24 12 1992 (activatie landwet) art 2 §2 ‘woningen’
59
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
Bepaling verzekerde bedragen • Waarborg Inhoud alg regel evenredigheid geen wettelijke regeling
60
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
20
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis Voorjaar 2012
Bepaling verzekerde bedragen • Waarborg Inhoud Diverse initiatieven * Mini systeem, volgens aantal kamers * Maximum per voorwerp * De inhoud
61
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
Bepaling verzekerde bedragen • Hoofdwaarborgen afschaffing evenredigheid kan onderverzekering mogelijk bij eerste risico excedent waarborg
62
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
Bepaling verzekerde bedragen • Bijkomende waarborgen altijd dekking eerste risico onderverzekering mogelijk bijkomend veronderstelt de noodzaak van een schade in de hoofdwaarborg 63
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
21
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis Voorjaar 2012
Raster • Minstens afschaffing evenredigheid vlg KB 24 12 1992 art 2 § 2 • Excedent • Complexiteit raster – consequenties • Geen wettelijke regeling bij foutief ingevuld raster 64
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
Raster • Lectuur polisvoorwaarden * Wat bij foutief ingevuld raster? * Raster met excedent * Raster gedeeltelijke huurder
65
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
Schatting verzekerde som • Herbouwwaarde • Methode bij schade • Opmetingen m2 of m3 • Referentieprijzen en vb 66
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
22
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis Voorjaar 2012
Schatting verzekerde som • Schattingsraster – excel file • Delegatie van uw verzekeraar
67
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
Rechten hypothecaire schuldeiser • Art 58 wlv In zover de schadevergoeding die verschuldigd is wegens het verlies of de beschadiging van een goed niet geheel gebruikt wordt voor de herstelling of de vervanging van dat goed, wordt zij aangewend voor de betaling van de bevoorrechte of hypothecaire schuldvorderingen, ieder volgens haar rang. De betaling van de vergoeding aan de verzekerde bevrijdt niettemin de verzekeraar indien de schuldeisers wier voorrecht niet openbaar gemaakt wordt, geen voorafgaand verzet hebben gedaan. Het eerste en het tweede lid doen geen afbreuk aan de wettelijk voorschriften betreffende de rechtstreekse vorderingen tegen de verzekeraar in bijzondere gevallen.
case blz 63 rechten pandhoudende schuldeiser 68
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
Tussen compromis en akte • Wanneer is er overdracht van eigendom? Compromis met/zonder voorwaarden Geen overdracht van eigendom / geen verzekeraar belang case blz 71 Brand tss minnelijke verkoopovereenkomst en akte 69
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
23
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis Voorjaar 2012
Tussen compromis en akte • Art 57 Overdracht onder de levenden van een verzekerde zaak. Dit artikel biedt geen oplossing voor de periode tussen compromis en akte. Verzekerbaar belang noodzakelijk. OPLOSSING Voor rekening van verzekeren
70
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis 2012
24
Brand eenvoudige risico’s Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis Voorjaar 2012
Uittreksel uit de algemene cursus Verzekeringen, gedoceerd bij Syntra Docent en auteur Devlamynck Luc
DE BRANDVERZEKERING EN AANVERWANTE RISICO'S De brandverzekering is samen met de levensverzekering ongetwijfeld een van de eerste verzekeringen die massaal aan het grote publiek werden aangeboden. Reeds voor de autoverzekering ontstonden er vormen van solidariteit bij branden en werden er verzekeringen afgesloten tegen de ramp van het vuur.
1.1
BRAND EN AANVERWANTE RISICO'S De hedendaagse brandverzekeringen bevatten veel meer waarborgen dan het enkele risico van brand. Ook de wetgever heeft zich hier ingelaten met wat minimaal in een brandpolis moet opgenomen worden. Over het algemeen bevat een moderne brandpolis in zijn basisafdeling brand de volgende waarborgen: brand, ontploffing en implosie, rechtstreekse blikseminslag, rook of roet, aanraking door voertuigen of luchtvaartuigen, vandalisme, elektrocutie van dieren, het elektriciteitsrisico, de materiële beschadigingen aan het gebouw bij diefstal, schade ten gevolge van arbeidsconflicten (verplicht), schade door temperatuurwijziging in een koeltoestel...
1.2 STORM EN HAGEL, SNEEUW EN IJSDRUK Deze waarborg heeft in de loop der jaren een enorme ontwikkeling gekend, daar waar aanvankelijk de waarborg een toemaatje was aan de polis met een beperkte tussenkomst tot 10% van het verzekerd bedrag, en een regeling in werkelijke waarde, kan er nu toch vaak gesproken worden van een zeer ruime waarborg. Ook in deze waarborg heeft de wetgever een aantal verplichtingen opgelegd. De waarborg moet immers in alle polissen eenvoudige risico's opgenomen worden, en de toegelaten uitsluitingen staan vermeld in het betrokken K.B.
1.3 WATERSCHADE Elke maatschappij bepaalt haar eigen voorwaarden, ook in deze waarborgafdeling kunnen nogal wat verschillen ontstaan. Doorgaans zijn altijd verzekerd: het toevallig wegvloeien van water door breuk van de installaties, insijpeling van water door het dak.. Komen meestal ook voor in de afdeling waterschade: water uit een aquarium, schade door waterbed, wegvloeien van stookolie, herstellen van de defecte leidingen. Verschillen ontstaan meestal bij de volgende uitbreidingen: waterschade via insijpeling door de muren, grondwater in kelders door accidenteel gebeuren. Zowel de schade door het water als de bijkomende kosten kunnen vergoed worden. Bijkomende kosten zijn oa: opzoeken van het lek, openen en dichten van vloeren en wanden, herstel defecte leidingen.
1.4
GLASBREUK De waarborg behelst het toevallig breken van ruiten, spiegels, maar meestal ook van plastieken panelen. Soms ook het ondoorzichtig worden van isolerend glas, de vitroceramische platen, ruiten van uitstalkasten en installaties, schade aan tuinserres, en de
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 1
schade veroorzaakt aan goederen door het gebroken glas ... Gewone krassen en afschilferingen van het glas kunnen niet verzekerd worden. Sommige maatschappijen verzekeren ook de opschriften die op het glas werden aangebracht (vooral in handelszaken) Zelfs wanneer het glas gebroken wordt door vandalen of met kwaad opzet is er waarborg voor de verzekerde indien hij het slachtoffer is van dergelijke daden.
1.5
BURGERLIJKE AANSPRAKELIJKHEID GEBOUW De extracontractuele aansprakelijkheid van de verzekerde volgens art 1382 en volgende. De bedragen van de verzekering zijn hier wettelijk bepaald op minstens 500 miljoen lichamelijke schade en 25 miljoen materiële schade aan index 119.64. Deze verzekerde bedragen staan volledig los van het bedrag dat verzekerd is voor de inhoud, of het gebouw dat in de polis wordt omschreven. Er is een overlapping met dezelfde waarborg in de polis familiale verzekering, maar dit is dan enkel voor die woning die door de verzekerde zelf bewoond wordt. Voor gebouwen die verhuurd worden heeft de eigenaar er alle belang bij om in zijn brandverzekering de waarborg BA gebouw op te laten nemen.
1.6 DIEFSTAL Deze waarborg behelst zowel de vergoeding van gestolen goederen als de schade door dieven aangebracht en vaak ook de kosten voor expertise van de schade. Wat betreft de verzekerde bedragen is er veel verschil tussen de polisvoorwaarden. Vooral betreffende bedragen voor juwelen, waarden, geld, worden er beperkingen ingelast in de polisvoorwaarden. De verzekeraars voorzien telkens voorwaarden waaraan de gewaarborgde diefstallen moeten voldoen (valse sleutels, inbraak, diefstal met geweld...) Bovendien is het absoluut noodzakelijk dat verzekerde bij een diefstal klacht neerlegt bij de bevoegde overheid (politie of rijkswacht) De voorwerpen die niet werden opgegeven in het PV, zullen door de verzekeraar niet vergoed worden. Er is doorgaans altijd een uitbreiding van de waarborg voorzien voor de tijdelijke verplaatsing van de inboedel. Zo geldt de waarborg dan ook voor diefstal van de inboedel wanneer met op vakantie gaat. Tevens is er ook bijna altijd een uitbreiding voor diefstal op de persoon. Ook wanneer de verzekerde zich buiten het verzekerde gebouw bevindt. De diefstal op de persoon zelf moet dan wel met geweld gepaard gaan om verzekerd te zijn.
1.7
NATUURRAMPEN Deze waarborg heeft een lange geschiedenis achter de rug. De eerste gesprekken begonnen in 1990. De wet tot verplichte verzekering dateert van 17 09 2005. Iedere brandpolis eenvoudige risico's moet verplicht deze waarborg aanbieden. De minimum waarborgen staan vermeld in de landwet art 68 en volgende (achteraan in deze cursus in bijlage) De basiswaarborgen zijn:. overstroming aardbeving terugslag van water uit openbare riolering grondverzakking en grondverschuiving
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 2
Wie geen brandverzekering onderschrijft kan zich voor deze risico's niet meer wenden tot het nationale Rampenfonds. Wat immers privé kan verzekerd worden valt niet meer ten last van het Rampenfonds. Dat betekent niet dat het fonds overbodig werd. Bij grote rampen is er in de wet een limiet voorzien voor de verzekeraars. Wanneer deze limiet zou overschreden worden is er opnieuw tussenkomst van het rampenfonds. Voor verzekerden die een te hoge premie zouden aangerekend krijgen is er een Tarificatiebureau opgericht. De brandverzekeraar is verplicht te informeren wanneer het tarief voor de natuurrampen te hoog is. De verzekerde krijgt dan de info dat er kan beroep gedaan worden op het Tarificatiebureau. Hier tarief dat hier toegekend wordt moet verplicht toegepast worden door de brandverzekeraar. Tezelfdertijd is er een verdeling van de risico's over alle verzekeraars brand eenvoudige risico's. Het Tarificatiebureau kan voor zijn uitgaven beroep doen op alle verzekeraars, elk volgens hun eigen marktaandeel. Voor natuurrampen is er een maximum vrijstelling. Deze vrijstelling in bijna vijf keer hoger dan de gewone vrijstelling. (610 euro aan index van december 1983) Voor mensen die in een risicozone wonen is er een beperking. Wanneer een gebied als risicozone wordt geklasseerd is er geen waarborg meer voor de gebouwen die opgetrokken worden 18 maanden na de publicatie. Tevens kan de verzekeraar weigeren om de uitbreidingen te verzekeren die aan gebouwen in een risicozone aangebracht worden. Een herstelling van schade na natuurramp is wel verder verzekerbaar. De waarborg natuurrampen is nog onvolledig op het gebied van waarborguitbreidingen. Het valt te verwachten dat pas enkele jaren na de wetgeving van 17 09 2005 de waarborgen en de waarborguitbreidingen even volledig zullen zijn als bij de andere afdelingen van de polis brand eenvoudige risico's. Sommige verzekeraars bieden een polis brand 'alle risico's' aan die veel ruimere waarborgen bevat dan wet. De premie voor een 'alle risico' polis is doorgaans 25% duurder als de gewone polis. De gewone polis verzekert enkel de opgesomde gevaren.
1.8
ONRECHTSTREEKSE VERLIEZEN In deze waarborg voorziet de verzekeraar een vergoeding voor niet direct gedekte schade die een verzekerde bij schadegeval echter wel kan oplopen. Gedacht wordt aan bv de kosten om verschillende prijsbestekken op te vragen, verplaatsingsonkosten, telefoonkosten, tijdverlies bij onderhandelingen met aannemers, experten enz. In deze waarborg is een zekere controverse ontstaan door het verplichte indemnitaire karakter van de schadeverzekeringen opgelegd in de nieuwe landverzekeringswet. Een aantal verzekeraars meende hierdoor te moeten besluiten dat indirecte verliezen moesten bewezen worden voordat zij konden vergoed worden. Mijn persoonlijk standpunt hierin is dat een verzekeraar op dit vlak zijn polisvoorwaarden moet respecteren en slechts de bewijslast kan inroepen als die contractueel werd bepaald. Dit standpunt werd mij ook door het CDV bevestigd.
1.9
BEDRIJFSSCHADE Deze waarborg heeft als bedoeling het bedrijfsverlies te vergoeden na een ramp die gedekt is in de brandpolis. De tussenkomst van deze polis heeft als bedoeling het bedrijf na schade in dezelfde financiële toestand te brengen als de toestand van voor het schadegeval. De schade kan ontstaan wegens een onderbreking van de bedrijfsactiviteiten door een verzekerd gevaar in het eigen dan wel een naburig pand. Het is de bedoeling met deze waarborg de doorlopende algemene onkosten en het verlies aan winst van een bedrijf te vergoeden.
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 3
Blijvende kosten van een schadegeval zijn bv: het bediendepersoneel dat blijvend moet vergoed worden en niet technisch werkloos kan gesteld worden, de algemene onkosten die doorlopen, de leningen die verder moeten afbetaald worden, de kosten om het cliënteel verder te kunnen bedienen, de extra kosten om het bedrijf terug op te starten. Ruim 50% van de bedrijven met een zware brandramp overleven deze ramp niet indien er geen Bedrijfschadeverzekering is en verdwijnen binnen de 5 jaar uit de markt omdat zij zelfs na de vergoeding door de brandverzekeraar over geen voldoende middelen beschikken om de doorlopende kosten en heropstartkosten te betalen. De polis kan op een forfaitaire basis een vergoeding voorzien ofwel op basis van de balans van het bedrijf een vergoeding voor werkelijke kosten voorzien. Op forfaitaire basis is dan de verzekering van een bedrag per dag bedrijfsonderbreking voorzien (vb 10.000fr per dag) De werkelijke kosten worden afgeleid uit de balans van het bedrijf. De vergoedingsperiode kan variëren van enkele maanden tot 1 of 2 jaar. Afhankelijk van de periode binnen de welke een bedrijf opnieuw aan de slag zou kunnen is het noodzakelijk om de vergoedingsperiode te verlengen. Wanneer de levering van een gespecialiseerde machine bv minstens 6 maanden kan in beslag nemen moet de vergoedingsperiode van de polis zeker minstens ook deze periode voorzien. Het bedrijf zou zeker nooit opnieuw aan de slag kunnen gaan binnen dezelfde zes maanden (denk maar aan installatie duur, opstarttermijn, proefperiode enz)
1.10 VERHAAL VAN DERDEN Dit is een bijkomende waarborg die terug te vinden is in de afdelingen van de hoofdwaarborgen zoals bv brand en waterschade. De bedoeling van de waarborg is te weerstaan aan de schade-eis van de derden die menen de aansprakelijkheid van verzekerde te kunnen inroepen naar aanleiding van een verzekerd gevaar (bv Brand) De wet regelt het minimum te verzekeren bedrag op 619.733,81 € (25 miljoen bef) aan index 119.64. Deze bijkomende waarborg is gebaseerd op het principe van de extracontractuele aansprakelijkheid (artikels BW 1382 tot 1386 bis) Het bedrag dat hier verzekerd wordt staat volledig los van het bedrag verzekerd op inhoud of op het gebouw. Er wordt alleen geregeld met de derden die kunnen bewijzen dat de aansprakelijkheid van de verzekerde de oorzaak is van hun bewezen schade. Deze waarborg komt tussen wanneer bij de verzekerde een verzekerde scahde is ontstaan en dat deze schade overslaat op de goederen van derden, buren. Dit komt voor bij een overslaande brand, of bij lek uit waterleidingen, of na een ontploffing enz. Tussen verzekeraars brand is bij ASSURALIA een overeenkomst opgesteld. Deze conventie heet “afstand van verhaal bij brand”; de toegetreden verzekeraars brand besluiten bij deze om geen verhaal uit te oefenen op elkaar. Elke verzekeraar regelt bij brand de schade bij zijn eigen verzekerde, zonder deze uitgaven te verhalen op de verzekering brand van de verantwoordelijke. Deze waarborg loopt vaak samen met de waarborg uit een verzekering familiale (burgelijke aansprakelijkheid familiale) Om deze reden bestaat er ook een overeenkomst om bij samenloop van verzekeringen een afspraak te maken over welke verzekeraar er prioritair moet tussenkomen. Bij brandschade zal de waarborg verhaal van derden uit de
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 4
brandpolis prioritair tussenkomen. Bij andere schade (waterschade bv) zal de waarborg van de familiale verzekering prioritair zijn.
1.11 AANSPRAKELIJKHEID HUURDER EN EIGENAAR Om een duidelijk onderscheid te kunnen aantonen tussen het risico van de eigenaar en het risico van de huurder wens ik te verwijzen naar mijn standpunt inzake verhaalsafstand. Zowel eigenaar als huurder van een pand hebben een aantal bij wet opgelegde verplichtingen. Zij kunnen in bepaalde gevallen beslissen om hiervan af te wijken. Om een volledig inzicht in deze materie mogelijk te maken voeg ik hierbij de tekst van mijn standpunt inzake de verhaalsafstand in de brandverzekering. Verhaalsafstand verwijst duidelijk naar het feit dat een partij afstand doet van een bepaald recht, namelijk het recht om iets te verhalen, iets in te vorderen bij een andere partij. De eigenaar heeft recht om de brandschade bv in te vorderen bij de huurder. Evenzeer heeft de brandverzekeraar van de eigenaar het recht om de uitgaven die werden betaald aan de eigenaar terug te vorderen van de huurder. Dit is het verhaalrecht van de eigenaar of van de verzekeraar van de eigenaar. Bepaalde constructies worden soms opgezet waarbij de brandverzekeraar van de eigenaar bereid gevonden wordt om afstand van verhaal te doen op de huurder. Dit wil zeggen dat deze verzekeraar nooit de huurder zal aanspreken voor terugbetaling van wat aan de eigenaar werd vergoed. En toch schuilen achter deze verhaalsafstand een groot aantal gevaren voor de huurder, vooral wanneer deze zou beslissen geen brandpolis huurderaansprakelijkheid meer te onderschrijven. In de volgende bladzijden kan u de uitgebreidheid van de aansprakelijkheid van de huurder ontdekken alsook de redenen voor het verzekeren van zowel huuraansprakelijkheid als eigenaarrisico op hetzelfde gebouw. Het betreft hier de samenvatting van een voordracht die meerdere malen werd gegeven tijdens vergaderingen van de Federatie van Verzekeringsmakelaars.
1.11.1 De contractuele aansprakelijkheid van de huurder Artikels 1732, 1733, 1735 van het burgerlijk wetboek (BW). Artikels 1713 en verder in het burgerlijk wetboek handelen over de huur van goederen. Voor de verzekeringsproblematiek van de huurder zijn vooral de volgende wetteksten van belang: Artikel 1732 BW Hij is aansprakelijk voor de beschadigingen of de verliezen die gedurende zijn huurtijd ontstaan, tenzij hij bewijst dat die buiten zijn schuld hebben plaatsgehad. Artikel 1733 BW Hij is aansprakelijk voor brand, tenzij hij bewijst dat de brand buiten zijn schuld is ontstaan. Ter herinnering: art 1733 BW werd gewijzigd door de wet van 20 feb. 1991. Hieronder de oude tekst: Hij is aansprakelijk voor brand, tenzij hij bewijst dat de brand is ontstaan door toeval of overmacht of door een gebrek in de bouw, of dat de brand van een naburig huis is overgeslagen.
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 5
art 1734 BW werd opgeheven door de wet van 20 feb. 1991. Hieronder de tekst: Indien er verschillende huurders zijn, zijn zij allen hoofdelijk aansprakelijk voor de brand: Tenzij zij bewijzen dat de brand in de woning van een van hen is begonnen, in welk geval deze alleen aansprakelijk is; Of tenzij sommigen onder hen bewijzen dat de brand niet bij hen is kunnen beginnen, in welk geval zij niet aansprakelijk zijn.
Enkele opmerkingen bij deze wetteksten: Het gaat hier uitsluitend over contractuele aansprakelijkheid. Het basisprincipe, de grondslag van art 1732,1733 is de verplichting van de huurder het goed dat de verhuurder hem heeft geleverd en waarvan de verhuurder hem het houderschap heeft afgestaan, bij het beëindigen van de huur aan de verhuurder terug te geven. (Cass. 1- mei 1952) De grondslag voor deze artikels is te zoeken in het algemene principe tot teruggave van een ontvangen goed zoals gedefinieerd in art. 1302 B.W. Dit art. 1302 ligt tevens aan de basis van de aansprakelijkheid als gebruiker. In dit betoog wordt op deze aansprakelijkheid als gebruiker niet verder ingegaan, vooral omwille van de talrijke gelijkenissen met de aansprakelijkheid als huurder en omwille van het (meestal) afwezig zijn van een geschreven (huur)contract. ARTIKEL 1302 BW: Wanneer de zekere en bepaalde zaak die het voorwerp van de verbintenis uitmaakte, teniet gaat, buiten de handel gesteld wordt, of verloren gaat zodanig dat men van haar bestaan geheel onkundig is, vervalt de verbintenis, indien de zaak is teniet gegaan of verloren buiten de schuld van de schuldenaar en vooraleer hij in gebreke was. Zelfs wanneer de schuldenaar is gebreke is, en indien hij het toeval niet te zijnen laste heeft genomen, vervalt de verbintenis, ingeval de zaak eveneens bij de schuldeiser zou zijn teniet gegaan, ware zij hem geleverd. De schuldenaar is gehouden het toeval waarop hij zich beroept, te bewijzen. Wanneer een gestolen zaak op enigerlei wijze teniet of verloren gegaan is, ontslaat dit verlies de ontvreemder niet van de verplichting om de waarde te vergoeden.
Wettelijk vermoeden van aansprakelijkheid De huurder wordt belast met een vermoeden van aansprakelijkheid. Om aan het opgelegde vermoeden te ontsnappen moet de huurder bewijzen dat hem geen schuld treft. (art 1732 en 1733). Dit bewijs moet actief gebeuren. De huurder die geen enkel initiatief neemt om te bewijzen dat hem geen schuld treft riskeert bijna altijd aansprakelijk gesteld te worden. Artikel 1735 BW De huurder is aansprakelijk voor de beschadigingen en de verliezen die ontstaan door toedoen van zijn huisgenoten of van zijn onderhuurders. Voor de eigenaar is het voldoende om te bewijzen dat een persoon huisgenoot of onderhuurder is en dat deze persoon betrokken is bij de schade om bij de huurder de schadevergoeding te eisen. Het feit of de huisgenoot bijvoorbeeld wel of niet een fout begaat moet door de eigenaar niet bewezen worden. Het is voldoende dat de kwalificatie huisgenoot of onderhuurder bewezen wordt om de verantwoordelijkheid van de huurder te kunnen inroepen.
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 6
Om de juiste draagkracht van deze artikels wat nader toe te lichten werden volgende vonnissen en arresten uitgezocht. I,1 95-00505 Antwerpen, 27 april 1994 Enerzijds blijkt dat een schouwbrand aanvankelijk is ontstaan door ontbranding van teerafzetsel, die daarna, ingevolge de gebrekkige constructie, gemakkelijk uitbreiding kon nemen naar het dak en anderzijds blijkt dat de huurder zijn contractuele verplichting om de geteisterde schouw jaarlijks te reinigen niet heeft nagekomen, dit is onvoldoende om het op de huurder rustende vermoeden van schuld bij brand van het gehuurde goed te weerleggen. I,2 94-07157 Cass. 10 februari 1994 De rechter die oordeelt dat de brand te wijten is aan de gebrekkige elektrische installatie, met uitsluiting van elke actieve of passieve daad van de huurder, beslist terecht dat deze laatste geen fout heeft begaan. I,5 94-01423 Bergen, 4 maart 1993 De huurder is aansprakelijk voor de brand in het gehuurde gebouw, tenzij hij kan bewijzen dat deze brand niet door een fout van hem is ontstaan. De huurder zal slechts vrijuit gaan wanneer uit de omstandigheden volgt dat hij geen fout heeft kunnen begaan, dat hij in de onmogelijkheid was er een te begaan en dat de brand bijgevolg noodzakelijkerwijs moet worden toegeschreven aan een oorzaak die hem vreemd is. Het behoort dus aan de huurder te bewijzen dat de brand niet door een fout van hem is ontstaan. Aan de vereisten inzake de bewijslevering wordt niet voldaan indien slechts de waarschijnlijke afwezigheid van fout wordt aangetoond. I,6 93-07322 Cass. AR 7778 11 september 1992 De bepaling van art. 1733 B.W., zoals deze voor de wetswijziging van 20 februari 1991 luidde, krachtens welke de huurder, behoudens de in dat artikel bepaalde gevallen, aansprakelijk is t.a.v. de verhuurder voor de brand in het door hem gehuurde onroerend goed, geldt eveneens voor de onderhuurder t.a.v. de hoofdhuurder; de omstandigheid dat de onderverhuurder tevens eigenaar en hoofdverhuurder is staat hieraan niet in de weg. I,7 93-12474 Antwerpen 9 juni 1992 De loutere vaststelling dat de oorzaak van brand niet gekend is en dat het strafdossier noch het verslag van de brandweer een concrete en positieve aanduiding van een fout of nalatigheid in hoofde van de huurders bevatten, vormen geen concrete gegevens waaruit tot de eliminatie van de eigen fout van de huurders kon worden besloten. I, 10 93-09472 Rb. Tongeren, 31 januari 1992 Wanneer de brand schade heeft veroorzaak aan naburige panden, kan de huurder op grond
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 7
van art. 1733 B.W. niet aansprakelijk gesteld worden t.o.v. deze derden die onderworpen zijn aan het gemeenrechterlijk stelsel der acquiliaanse aansprakelijkheid. Wanneer de oorzaak van de brand twijfelachtig of onbekend is, blijft de bewijslast niettemin rusten op de huurder die minstens moet aantonen dat hij onmogelijk een fout kon begaan die de brand zou veroorzaken. Door zijn passiviteit bij veelvuldige kortsluitingen kan de huurder aansprakelijk gesteld worden voor de schade, geleden door de verhuurder, wanneer de oorzaak van de brand onbekend blijft. I,11 92-03241 Luik 21 oktober 1991 Om aan de aansprakelijkheid voor brand (art. 1733 B.W.) te ontsnappen, dient de huurder nauwkeurige en overeenstemmende vermoedens aan te voeren, die aantonen dat de brand in geen geval te wijten is aan zijn foutief gedrag. I,12 93-02386 Rb. Brugge 17 september 1990 Het begrip huisgenoot in art. 1735 B.W. moet ruim worden geïnterpreteerd en omvat niet alleen de familieleden van de huurder, maar ook de dienstboden, genodigden, kostgangers en de bijzit.
1.11.2 Extracontractuele aansprakelijkheid van de huurder Gebaseerd op artikel 1384 van het burgerlijk wetboek. De huurder als bewaarder van een gebrekkige zaak. Ter toelichting: alinea 1 van artikel 1384 Men is aansprakelijk niet alleen voor de schade welke men veroorzaakt door zijn eigen daad, maar ook voor die welke veroorzaakt wordt door de daad van personen voor wie men moet instaan, of van zaken die men onder zijn bewaring heeft.
Het is duidelijk dat de huurder de bewaarder is van het in huur gegeven goed. De verhuurder heeft immers aan de huurder het houderschap van het in huur gegeven goed afgestaan. In deze zin kan de huurder aansprakelijk gesteld worden voor de (bewezen) schade waarvan de oorzaak zich situeert in het (gebrekkige) goed waarvan de huurder als bewaarder kan aangewezen worden. Als voorbeeld: II,1 95-04624 Luik 24 maart 1993 Wanneer een gedeelte van een gebouw in huur gegeven is en de brand naar alle waarschijnlijkheid te wijten is aan een gebrek van het schakelbord dat zich buiten de gehuurde plaatsen bevindt, dient men alvorens art. 1384, lid 1 B.W. toe te passen, te onderzoeken of de huurder aan de aansprakelijkheid voortvloeiend uit art. 1733 B.W. kan ontsnappen.
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 8
II,2 92-03242 Rb. Bergen 19 december 1990 Een brand ontstaat ingevolge een defect in de thermostaat van een elektrische frietketel, die eigendom is van de verhuurder maar waarover de huurders het toezicht hebben. Aangezien zij het gehuurde goed niet meer kunnen teruggeven in dezelfde staat als bij de aanvang van de huur, zijn zij gehouden tot schadevergoeding. II,3 90-02159 Gent, 21 april 1989 Indien een krankzinnige huurder brand sticht in de gehuurde woning, kan overeenkomstig art. 1386bis B.W. de verzekeringsovereenkomst van de huurder door de verhuurder worden ingeroepen om vergoeding te vorderen van de schade, waartoe de huurder normalerwijze zou zijn gehouden. II,4 86-03749 Antwerpen, 10 juni 1985 De huurder is principieel de bewaarder van de gehuurde zaken; als de gehuurde zaken met een gebrek zijn behept is de huurder dan ook voor de veroorzaakte schade aansprakelijk op grond van art. 1384, lid 1 B.W. Als een brand niet anders dan door een gebrek van de zaak kan ontstaan zijn, moet het bestaan van een gebrek aanvaard worden.
1.11.3 Aansprakelijkheid van de eigenaar t.o.v.de huurder. art 1721 Vrijwaring is verschuldigd aan de huurder voor alle gebreken van het verhuurde goed, die het gebruik daarvan verhinderen, ook al mocht de verhuurder die bij het aangaan van de huur niet hebben gekend. Indien door die gebreken enig verlies voor de huurder ontstaat, is de verhuurder verplicht hem daarvoor schadeloos te stellen. De hier door de wet voorziene aansprakelijkheid van de verhuurder heeft betrekking op gebreken in het verhuurde goed. De huurder dient wel het bewijs te leveren van: zijn schade het gebrek in het verhuurde goed het oorzakelijk verband tussen beide Voorbeelden van gebreken in het gebouw zijn o.a. een houten balk in een schouw, elektrische leidingen met te beperkte capaciteit, scheuren in een muur, onvolmaakte gasleiding... De omvang van de aansprakelijkheid kan zowel materiële als immateriële als lichamelijke schade betreffen. III,1 83-01337 Cass. 27 maart 1981 Indien een vonnis bepaalt dat het gehuurde goed is afgebrand ingevolge de slechte staat van de elektriciteitsleidingen, kan dit vonnis niet eveneens vaststellen dat de huurder geen recht op schadevergoeding zou hebben ingevolge die brand (art. 1721 B.W.)
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 9
III,2 79-02544 Brussel 26 mei 1951 Aansprakelijkheid voor brand bij verhuring - gebrek in de constructie. Aansprakelijkheid van de eigenaar. Art. 1721 B.W. is van toepassing op de onderverhuurovereenkomst. Bij schade ten gevolge van een gebrek van de zaak, is de hoofdhuurder (onderverhuurder) gehouden zijn huurder schadeloos te stellen, zoals de eigenaar (hoofdverhuurder) ten opzichte van de hoofdhuurder. Inzake de hierboven vermelde aansprakelijkheden kunnen zowel eigenaar, als huurder als de verzekeraar van één of van beiden beslissen afstand van verhaal te doen (al of niet gekoppeld aan bepaalde voorwaarden). Bij deze afstand van verhaal ziet de betrokken partij dan of van het wettelijk geregelde recht om haar schade in te vorderen bij de tegenpartij. Deze verhaalsafstand kan:
enkelzijdig zijn (bv van de huurder tegenover de eigenaar) wederkerig zijn
Telkens gaat het over een beperking van een voorzien recht. Het is zo dat de huurderswetgeving inzake de aansprakelijkheidsregeling van suppletieve aard is, derhalve is het mogelijk om via contractuele bepalingen van de wetgeving af te wijken. De contractueel bedongen afwijkingen moeten wel de uitdrukkelijke wilsuiting van de betrokken partij weergeven, derhalve zullen de ingeroepen afwijkingen steeds door geschrift moeten bewezen worden. In dit betoog is het vooral de bedoeling om de gevaren voor de huurder aan te tonen wanneer deze zich bij wijze van spreken laat sussen door de verhaalsafstand van de verzekeraar van zijn verhuurder. Meer specifiek wordt hier gedacht aan de diverse maatschappijen die sociale woningen verhuren en die uit 'sociale' overwegingen hun huurders aanraden de polis huuraansprakelijkheid niet meer te onderschrijven, omdat zij als wondermiddel bij hun verzekeraar afstand van verhaal hebben bedongen.. De huurder die echter op basis van deze verhaalsafstand van de verzekeraar van de verhuurder zonder meer beslist zijn polis huurderaansprakelijkheid te schrappen speelt hier letterlijk en figuurlijk 'met vuur' !
1.11.4 Welke zijn de risico's voor de huurder bij verhaalsafstand? De aansprakelijkheden zijn hierboven reeds besproken, het is derhalve van het allergrootste belang om na te gaan voor welk een soort aansprakelijkheid de betrokken partij afstand van verhaal doet. Bovendien ontstaan er voor de huurder nu een aantal extra en nieuwe risico's na de schrapping van zijn polis huuraansprakelijkheid, zelfs wanneer deze beslissing gecombineerd wordt met de verhaalsafstand van de brandverzekeraar van de eigenaar. Volgende situaties kunnen zich manifesteren: * De huurder is geen verzekeringsnemer in de polis van de eigenaar. De huurder kan dus onmogelijk de toepassing van de polis (van de eigenaar) eisen.
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 10
De eigenaar zou wel eens kunnen 'vergeten' aangifte te doen... Het is zelfs niet denkbeeldig dat het voor de eigenaar in bepaalde gevallen interessanter wordt om geen aangifte te doen zijn verzekeraar (schadestatistiek, vrijstelling in de polis,....) In deze gevallen zou de eigenaar zich kunnen verhalen op de huurder en zelfs wanneer dit niet gebeurt ontstaat voor de huurder een onzekerheid over wie en hoe de schade zal vergoed worden. Voorbeelden: De eigenaar meent dat de schade te klein is... Er zijn enkel opruimingskosten als schade, de verhuurder kan deze volledig invorderen bij de huurder (geen franchise, geen sleet...) * In welke mate zal de eigenaar net als zijn verzekeraar verhaalsafstand doen? Denk aan de gevallen waar de verzekeraar van de eigenaar onvolledig tussenkomt wegens bv de toepassing van de evenredigheidsregel, een uitsluiting uit de polis, schorsing van de polis van de eigenaar (om diverse redenen) * Hoever strekt de eventuele verhaalsafstand van de eigenaar? art. 1733 of ook art. 1732 en het verhaal op extracontractuele basis? De artikels 1732 en 1733 samen overlappen een veel groter domein dan de polis brand, zelfs in zijn ruimste vorm. Indien een eigenaar (en diens verzekeraar) in deze ruime mate afstand van verhaal wenst te doen, is er dan geen ernstige verstoring in het evenwicht van de relatie tussen huurder en eigenaar? Indien de eigenaar verhaalsafstand wenst te doen in de mate van wat door een brandpolis kan verzekerd worden, welke voorwaarden worden dan als referentie genomen? Welk zal dan de reactie van de eigenaar zijn indien een bepaalde schade niet gedekt is door zijn verzekeraar?? (bv waterschade door het waterbed van de huurder...) Is er ook verhaalsafstand voor opgelopen immateriële verliezen? Voorbeeld: Eigenaar is uitbater van een winkel op het gelijkvloers. De huurder op heteerste verdiep laat het bad overlopen.... Er ontstaat waterschade en de winkel op het gelijkvloers blijft voor een maand dicht. Art 1384: de huurder als aansprakelijke bewaarder van een gebrekkig goed. Geldt hier ook de verhaalsafstand? * Op welke manier is de huurder nog gewaarborgd voor zijn aansprakelijkheid overeenkomstig art 1735 van de wet ? Doen de verzekeraar van de eigenaar (en de eigenaar zelf) afstand van verhaal wanneer blijkt dat de schade veroorzaakt werd door de huisgenoten en de onderhuurders van de huurder? Of gaan zij ervan uit dat de huurder dan maar gebruik moet maken van zijn verhaalrecht op deze personen?
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 11
* Voorziet de polis van de eigenaar dekking voor het burenverhaal wanneer de aansprakelijkheid van de huurder betrokken is? Voorbeeld: Brandschade door een fout van de huurder, een inbreuk tegen het algemeen voorzichtigheidsprincipe. (art. 1382, 1383 B.W.) Er is schade bij de buren, en geen schade aan de inhoud van de huurder. Wordt het burenverhaal opgevangen door de polis van de eigenaar? (sommige polissen inhoud voorzien geen burenverhaal als er geen schade aan de inhoud is…) * Hoe veilig en sluitend is de verhaalsafstand van de verzekeraar van de huurder? Wat als die verzekeraar zware fout of erger van de huurder meent te mogen inroepen, terwijl dit misschien niet het geval is. Wie zal de huurder verdedigen? Het huurcontract kan bv verhaalsafstand voorzien, maar de verzekeraar van de eigenaar kan weigeren om zich hierbij neer te leggen. Niet alle schadebeheerders van een verzekeringsmaatschappij zijn even competent.... Wie zal de huurder verdedigen als een schadebeheerder meent verhaal te mogen uitoefenen? Wat als de eigenaar een slechte risico-omschrijving gaf in de aanvraag van zijn polis met als gevolg dat zijn verzekeraar een sanctie meent te mogen inroepen? Dezelfde sanctie zal uiteraard toegepast worden op de clausule afstand van verhaal.
1.11.5 Verfraaiingen door de huurder aangebracht. Waarover gaat het? Van schilderwerken die de huurder aanbrengt tot de installatie van een badkamer of keuken. Bij schadegeval wenst de huurder vergoed te worden voor de uitgaven die hij heeft gedaan. De verzekeraar kan echter de vergoeding slechts uitbetalen aan de eigenaar van het goed dat beschadigd werd, aan de echte schadelijder. Voor de huurders ontstaat het volgend interpretatieprobleem: behoren de beschadigde zaken tot het gebouw of tot de inboedel? Een praktische oplossing van dit probleem wordt geboden door de uitbreiding van de definitie inhoud met een clausule in de aard van : Voor de huurders omvat de inboedel eveneens alle door hen aangebrachte vaste installaties en of verfraaiingen Maar zelfs met deze clausule is het probleem van wie geniet welke vergoeding nog niet opgelost. Immers wie is er bij schadegeval eigenaar van de goederen?
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 12
Veel duidelijkheid kan geboden worden door rekening te houden met wat voorzien is in het huurcontract. Voorbeeld: De verhuurder wordt van rechtswege en onmiddellijk eigenaar van de verfraaiingen of vaste installaties die de huurder aanbrengt. OF Op het einde van het huurcontract wordt de verhuurder automatisch eigenaar van de door de huurder aangebrachte verfraaiingen zelfs zonder dat hiervoor enige vergoeding....
Veel van deze clausules zijn geïnspireerd op de verplichtingen van de huurder om het gehuurde goed in dezelfde staat terug te geven (art 1731 §2 B.W.) Eenmaal dat werd nagegaan wie juridisch de eigenaar is van de beschadigde goederen kan ook de begunstigde van de vergoeding aangeduid worden. Op te merken is nog dat: Bij teloorgang van het betrokken goed gaat ook de eraan verbonden verbintenis teloor (art 1302 B.W.) Bij de vernietiging van het verhuurde goed is het huurcontract ook ten einde (art 1722 B.W.) Een gebouw vernield door brand betekent ook einde van de huurovereenkomst. Einde van de huur betekent evenzeer overdracht van eigendom van de verfraaiingen... In elk geval zijn de verfraaiingen die de huurder zelf heeft aangebracht verzekerbaar via de afdeling inhoud van de brandpolis van de huurder, nooit via de waarborg huuraansprakelijkheid. Het is echter uiterst belangrijk om na te gaan of er in het huurcontract geen vermelding wordt gemaakt over deze verfraaiingen. Wanneer de eigenaar in het huurcontract bedingt dat de verfraaiingen aan hem toekomen, dan kunnen deze nooit vergoed worden aan de huurder. De eigenaar kan niet zomaar de vergoeding voor de verfraaiingen opeisen. Er moet in het huurcontract bedongen worden. In het andere geval heeft de rechter reeds eerder geoordeeld dat de eigenaar zich aan het verrijken is zonder oorzaak. Wanneer de door de huurder aangebrachte verfraaiingen aan hem uitbetaald worden, dan is de eigenaar niet benadeeld. De eigenaar kan nog steeds eisen om op het einde van de huur het pand terug te krijgen in zijn oorspronkelijke staat. Uitzondering natuurlijk wanneer de eigenaar toelating gaf tot de verfraaiingen en afziet van dit recht om te herstellen in oorspronkelijke staat.
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 13
De huurder kan dus tijdens het huurcontract beschouwd worden als eigenaar van de door hem aangebrachte verfraaiingen. Bij het einde van de huur (einddatum of vernieling van het pand) is er terug overdracht aan de eigenaar. Na deze overdracht geen recht op vergoeding meer voor de huurder voor de aangebrachte verfraaiingen. Een goede aanduiding in het huurcontract is wenselijk, beter voorkomen dan...
1.12 BEPALING VAN DE VERZEKERDE BEDRAGEN (EVENREDIGHEID, RASTER, EERSTE RISICO) De verzekerde draagt de verantwoordelijkheid voor het bepalen van de te verzekeren bedragen. De verzekerde kan zelfs gesanctioneerd worden door toepassing van de evenredigheidsregel. Evenredig het deel verzekerde goederen, van de te verzekeren goederen, wordt een percentage toegepast op het schadebedrag. Deze regel veroorzaakt behoorlijk wat wrevel bij de schaderegeling. De verzekeraar gaat wel akkoord met de schade, maar beperkt zijn vergoeding tot het percentage van de goederen dat verzekerd werd. De wetgever heeft de verzekeraars dan ook verplicht om de consumenten in de polissen brand woning een systeem voor te stellen waardoor zij konden ontsnappen aan de toepassing van deze evenredigheidsregel. De verzekeraar moet bewijzen dat er aan de consument een systeem werd voorgesteld ter afschaffing van de evenredigheid. Dit systeem moet gratis zijn. Als de verzekeraar niet kan bewijzen dat dit systeem aan de consument werd voorgesteld, dan kan hij onmogelijk de evenredigheidsregel toepassen. Ondertussen zijn massaal veel verschillende van deze systemen of rasters ontstaan. Het gebouw wordt geëvalueerd op basis van M2 of M3 of volgens het aantal kamers, of via een uitgebreide vragenlijst of na schatting door een expert enz Ook voor de verzekering van de inhoud zijn verschillende systemen uitgewerkt. Wanneer een verzekeraar de evenredigheidsregel niet kan toepassen dan spreken wij over een verzekering in eerste risico. De waarborg is dan aan de verzekerde verworven tot uitputting van het verzekerde bedrag, los van de maximale grootte van ramp of los van de totale waarde van de verzekerde goederen. De rasters die worden ingevuld leveren vaak een nog beter resultaat op dan een waarborg in eerste risico. Verzekeraars brand woning stellen vaak een onbeperkte waarborg voor voor de herbouwwaarde van het gebouw. Wanneer de verzekerde het rooster invult dan geldt de waarborg ook voor schade tot boven het verzekerde bedrag. Vaak is de tussenkomst zelfs onbeperkt. Er zijn ook verzekeraars die voor de waarborg inboedel van een woning een onbeperkte tussenkomst aanbieden. De premie wordt bijvoorbeeld berekend op de prijs van het duurste goed in de woning. Of de waarborg wordt uitgebreid tot ruim 100.000 euro aan inboedel wanneer de verzekerde 35% van het gebouw als inhoud verzekert. (dus gebouw 200.000 euro, inhoud 35% = 70.000 euro, maar de waarborg inhoud gaat tot 100.000 euro aan abex index 560)
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 14
1.13 ONDERSCHEID TUSSEN EENVOUDIGE RISICO'S EN SPECIALE RISICO'S Het K.B. brand van 1988 heeft de brandverzekeringen opgesplitst in eenvoudige en speciale risico's. Hiervoor werd de grens voor de eenvoudige risico's gelegd op 743.680,57 € (30.000.000 bef) aan index 375. Dit bedrag werd opgetrokken tot 23.921.725,14 € (965.000.000 bef) voor o.a. kantoorgebouwen, lokalen voor vrije beroepen, sportcentra, hospitalen... Wat niet valt onder de eenvoudige risico's valt uiteraard binnen de speciale risico's. Hier worden eerder polissen op maat opgesteld, alhoewel hier ook standaardvoorwaarden voorhanden zijn (bv Flexa-voorwaarden)
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 15
VERZEKERINGEN BURGERLIJKE AANSPRAKELIJKHEID 1.14 DE MORELE AANSPRAKELIJKHEID Dit soort aansprakelijkheid is gebaseerd op een individuele norm. Iemand meent dat hij gehouden is tot verantwoordelijkheid op basis van zijn geweten. Een identieke situatie zal hierdoor op basis van de individuele norm door de ene persoon wel en door de andere niet als verantwoordelijkheid beschouwd worden. Dit soort verantwoordelijkheid is dan ook op geen enkele manier te verzekeren. Vooral omdat de vele situaties waarin sommige mensen zich verantwoordelijk voelen, niet gebaseerd zijn op een objectief vaststelbare fout. Bovendien zijn er situaties waar sommige mensen zich individueel niet aansprakelijk voelen, terwijl er in alle objectiviteit kan vastgesteld worden dat ze wel een fout hebben begaan. Besluit: morele aansprakelijkheid bestaat zeker, maar is absoluut onverzekerbaar.
1.15 EXTRACONTRACTUELE AANSPRAKELIJKHEID (ART 1382 B.W. EN VOLGENDE) Andere benamingen zijn de acquiliaanse aansprakelijkheid of burgerlijke aansprakelijkheid of de aansprakelijkheid buiten overeenkomst of de quasi-delictuele aansprakelijkheid. Deze vorm van aansprakelijkheid ontstaat door een inbreuk op het privaat recht zoals gedefinieerd in de art. 1382 tot 1386 van het burgerlijk wetboek.
De schadeleider die meent de extracontractuele aansprakelijkheid te kunnen inroepen van een ander moet in principe steeds de volgende drie zaken aantonen: de fout van de derde de omvang van de eigen schade het oorzakelijk verband tussen beide voorgaande.
Ter verduidelijking geven wij U hieronder de betrokken artikels uit het B.W.: artikel 1382. Elke daad van de mens, waardoor aan een ander schade wordt veroorzaakt, verplicht degene door wiens schuld de schade is ontstaan, deze te vergoeden. artikel 1383. Ieder is aansprakelijk niet alleen voor de schade welke hij door zijn daad, maar ook voor die welke hij door zijn nalatigheid of door zijn onvoorzichtigheid heeft veroorzaakt.
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 16
Artikels 1382 en 1383 behandelen wat men noemt de enkelvoudige aansprakelijkheid. Eén enkele persoon die verantwoordelijk is voor de schade ontstaan door zijn eigen fout. De volgende artikels behandelen de meervoudige aansprakelijkheid. Het betreft hier onder andere situaties waar men verantwoordelijk is voor andermans daden, of voor zaken die men onder bewaring heeft. artikel 1384. Men is aansprakelijk niet alleen voor de schade welke men veroorzaakt door zijn eigen daad, maar ook voor die welke veroorzaakt wordt door de daad van personen voor wie men moet instaan, of van zaken die men onder zijn bewaring heeft. De vader en de moeder zijn aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door hun minderjarige kinderen. De meesters en zij die anderen aanstellen, voor de schade door hun dienstboden en aangestelden veroorzaakt in de bediening waartoe zij hen gebezigd hebben. De onderwijzers en ambachtslieden, voor de schade door hun leerlingen en leerjongens veroorzaakt gedurende de tijd dat deze onder hun toezicht staan. De hierboven geregelde aansprakelijkheid houdt op, indien de ouders, onderwijzers en ambachtslieden bewijzen dat zij de daad welke tot die aansprakelijkheid aanleiding geeft, niet hebben kunnen beletten. artikel 1385. De eigenaar van een dier, of, terwijl hij het in gebruik heeft, degene die zich ervan bedient, is aansprakelijk voor de schade die door het dier is veroorzaakt, hetzij het onder zijn bewaring stond, dan wel verdwaald of ontsnapt was. artikel 1386. De eigenaar van een gebouw is aansprakelijk voor de schade door de instorting ervan veroorzaakt, wanneer deze te wijten is aan verzuim van onderhoud of aan een gebrek in de bouw. artikel 1386 bis. Wanneer aan een ander schade wordt veroorzaakt door een persoon die zich in staat van krankzinnigheid bevindt, of in een staat van ernstige geestesstoornis of zwakzinnigheid die hem voor de controle van zijn daden ongeschikt maakt, kan de rechter hem veroordelen tot de gehele vergoeding of tot een gedeelte van de vergoeding waartoe hij zou zijn gehouden, indien hij de controle van zijn daden had. De rechter doet uitspraak naar billijkheid, rekening houdende met de omstandigheden en met de toestand van de partijen. De hierboven vermelde artikels kunnen ingeroepen worden door een schadeleider om vergoeding te eisen van de tegenpartij die de schade heeft veroorzaakt. Telkens moet de schadeleider dan het volledig bewijs leveren van de drie elementen: fout, schade en oorzakelijk verband. Deze vorm van burgerlijke aansprakelijkheid wordt in zeer veel polissen verzekerd. (bv BA auto, familiale, uitbating enz)
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 17
De onderschrijver van een dergelijke polis ziet zich dan bijgestaan door zijn verzekeraar wanneer een derde een schade-eis indient omdat hij meent dat de verzekerde gehouden is tot vergoeding van de schade, omdat hij m.a.w. meent aanspraak te kunnen maken op vergoeding.
1.16 CONTRACTUELE AANSPRAKELIJKHEID Deze aansprakelijkheid situeert zich in het domein van de contracten. Wanneer een van de partijen van een contract zijn contractuele verplichtingen niet nakomt ontstaat hieruit een contractuele aansprakelijkheid. Een aansprakelijkheid omwille van de slechte uitvoering van het contract. Een contract is een soort verbintenis. Een verbintenis is een rechtsband waardoor men verplicht is om iets te geven, of iets te doen of iets niet te doen. Verbintenissen kunnen ontstaan uit verschillende bronnen: de contracten (of overeenkomsten) de quasi-contracten (oneigenlijke overeenkomsten zoals de zaakwaarneming, de oneigenlijke betaling, de verrijking zonder oorzaak) de onrechtmatige daden (B.W. art 1382 e.v.) Een contract is een wilsuiting tussen partijen met de bedoeling om tussen hen een verbintenis te doen ontstaan. De verplichting die uit deze verbintenis ontstaat kan zowel een verplichting zijn tot resultaat als een verplichting tot middelen als een verplichting van waarborg. Juist het onderscheid tussen middelen- en resultaatverbintenis kan zeer hoog oplopende betwistingen veroorzaken bij schade-eisen. Enkele voorbeelden: Is een geneesheer gehouden tot een resultaatverbintenis? (genezing bv) Is een garagist enkel gehouden tot een middelenverbintenis? Is een beroepsfotograaf gehouden tot een resultaatverbintenis? (afleveren van de gevraagde huwelijksreportage) Niet alle contracten zijn schriftelijk opgemaakt, sommige zijn echter verplicht schriftelijk. Er zijn echter ook consensuele contracten (de consensus van de partijen) die niet geschreven zijn. De plechtige contracten worden dan weer enkel via een authentieke akte verleden. (huwelijkscontract bv) Uit de verbintenissen of de verplichtingen van een contract kan een contractuele aansprakelijkheid ontstaan. Dit is zo wanneer het betrokken contract niet het verwachte resultaat geeft. De contractuele aansprakelijkheid situeert zich dan ook in de slechte uitvoering van een contract en de gevolgen daarvan. Enkele voorbeelden:
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 18
Breken van een toestel tijdens de herstelling ervan. Dakwerker die bij plaatsing van roofing het dak in brand zet. Geneesheer die verkeerde therapie toepast. Volgens vaste rechtspraak van ons Belgisch Hof van Cassatie is het niet mogelijk om contractuele en extracontractuele aansprakelijkheid te laten samenlopen. Een vordering tot betaling van schadevergoeding moet daarom gebaseerd zijn op ofwel contractuele ofwel op extracontractuele basis. Slechts drie uitzonderingen zijn toegelaten op dit principe van verbod tot samenloop: de extracontractuele fout die samenloopt met de contractuele is tevens een overtreding van het strafrecht (bv onvrijwillige slagen en verwondingen). de extracontractuele fout is een overtreding van het algemene voorzichtigheidsprincipe (bonus pater familias) EN de schade kon alleen veroorzaakt zijn door deze fout en niet door een foutieve uitvoering van het contract. de extracontractuele fout is opzettelijk gepleegd, of is een zware fout, en de contractuele aansprakelijkheid kan door exonoratie niet ingeroepen worden. Denk maar aan de fameuze bordjes “wij zijn niet verantwoordelijk voor ongevallen…”.
1.17 DE STRAFRECHTELIJKE AANSPRAKELIJKHEID Deze aansprakelijkheid ontstaat bij het plegen van een misdrijf, bij overtreding van de regels van het strafrecht. Het strafrecht vermeldt de sancties die voorzien zijn bij welbepaalde daden. Uit deze sancties kan afgeleid worden welke norm er opgelegd wordt of welk verbod er gesteld wordt. Het strafrecht voorziet talrijke vormen van sancties (geldboetes, gevangenisstraf, nietigverklaring...) Bij strafrechterlijke aansprakelijkheid staat de te betalen schade in vergoeding tot de ernst van de overtreding. Er is in het strafrecht een lijst van sancties gepubliceerd. (bijvoorbeeld boete van 50 tot 200, of gevangenis) Een gelijkaardige overtreding zal in principe aanleiding geven tot een gelijkaardige straf. Deze straf is een soort schadevergoeding die aan de gemeenschap moet betaald worden. De staat int immers de boeten. Op dit vlak is de schadevergoeding onder burgers totaal verschillend. Een zelfde overtreding kan aanleiding geven tot totaal verschillende schadevergoedingen. Wanneer iemand door zijn fout een ander persoon bijvoorbeeld van een ladder doet vallen zal de vergoeding die aan deze andere burger moet betaald worden totaal niet in verhouding staan van de fout die gepleegd werd. De vergoeding zal een economische berekening zijn van de schade die de andere burger oploopt. De strafmaat echter is voor een gelijkaardige overtreding telkens dezelfde.
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 19
De verplichting tot schadevergoeding die voorvloeit uit een strafrechterlijke overtreding is meestal het gevolg van de straf die aan deze overtreding toegekend wordt. Voor de schadelijder is het voldoende te bewijzen dat de overtreding van de strafwet DE oorzaak is van zijn (bewezen) schade om een eis te kunnen indienen inzake vergoeding. Immers het feit van de strafrechtelijke veroordeling helpt de schadeleider om zijn bewijs van de fout van de tegenpartij te leveren. De door de strafrechter bestrafte fout moet door de schadeleider niet meer bewezen worden, enkel nog het oorzakelijk verband met de bewezen schade.
1.18 ARTIKEL 544 B.W. Art 544 B.W. stelt: 'Eigendom is het recht om op de meest volstrekte wijze van een zaak het genot te hebben en daarover te beschikken, mits men er geen gebruik van maakt dat strijdig is met de wetten of met de verordeningen.' Uit de storing van het eigendomsgenot van een ander persoon kan de plicht ontstaan om tot schadevergoeding over te gaan. Het idee van de het volstrekte eigendomsgenot dateert uit de tijd van de Franse revolutie. (liberté, fraternité, égalité) Zonder echt genot van een stukje eigendom is er niet echt sprake van vrijheid. Ten slotte is die plaats waar men zich het meest vrij voelt, bijna altijd die plaats waar men eigenaar van is. Het is om deze reden dat art 544 BW tussen eigenaars van een goed kan aangewend worden om een herstel van het evenwicht tussen genot van twee eigendommen af te dwingen. Vaak spreekt men hier ook over de 'foutloze' aansprakelijkheid, omdat de plicht tot schadevergoeding ontstaat zonder dat er enige fout werd begaan, de plicht tot schadevergoeding vindt zijn oorsprong in een storing van het eigendomsgenot. Een schoolvoorbeeld is de schade-eis van de buurman die meent dat zijn schoorsteen niet meer werkt nadat een appartement naast zijn woning werd opgetrokken. Niettegenstaande er bij tegenpartij geen fout kan aangeduid worden is er tocht een recht op schadevergoeding omwille van de geleden storing van het eigendomsgenot. De herstelling van het evenwicht is meestal niet een financiële vergoeding, maar dikwijls een materiele compensatie. Bij het schoorsteenarrest was de compensatie het optrekken van een hoge schoorsteen, langs het appartementsgebouw. Verstoring van het evenwicht onder eigenaars stelt zich veelvuldig bij de uitvoering van openbare werken. De aannemer voert het werk juist uit, de opdrachtgever geeft de juiste instructies, de architect maakt de juiste plannen en toch zijn er mensen die schade lijden. Klassieke problemen zijn barsten in woningen bij het uitvoeren van grote wegenwerken of graafwerken. De schadelijder ondervindt echter ernstige problemen om een fout aan te duiden bij de tegenpartij. Vandaar dat de vordering tot schadevergoeding dikwijls zal gebaseerd zijn op art 544 bw. Vandaar ook de term foutloze aansprakelijkheid.
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 20
Aannemers van openbare werken laten dikwijls toe dat de eigenaar van het goed (staat, gewest..) zijn aansprakelijkheid exonoreert. De aannemer neemt dan deze aansprakelijkheid over. Het is dan ook van het allergrootste belang dat de aannemer zijn verzekeraar hierover inlicht. Op die manier kan zijn polis aangepast worden aan de risico’s die hij contractueel op zich neemt.
1.19 OBJECTIEVE AANSPRAKELIJKHEID Deze vorm van aansprakelijkheid stelt een vermoeden van verantwoordelijkheid voorop. Dit vermoeden van verantwoordelijkheid is slechts in uitzonderlijke gevallen weerlegbaar. De inspiratie van dergelijke wetgeving dient vooral gezocht te worden in de bescherming van de slachtoffers. Soms heeft dit soort aansprakelijkheid meer weg van een gewone betaalplicht; in die zin wordt de objectieve aansprakelijkheid ivm zwakke weggebruikers in het verkeer meestal genoemd als een betaalplicht van de autoverzekeraar tegenover de zwakke weggebruikers… Voorbeelden; de objectieve verantwoordelijkheid bij brand en ontploffing de objectieve betaalplicht in autoverzekering tegenover de zwakke weggebruikers de onweerlegbare verantwoordelijkheid van de werkgever voor de daden van zijn personeel...
Kenmerkend voor de slachtoffers is dat zij een zéér beperkte bewijslast hebben om hun schade-eis te kunnen formuleren. Uiteraard moet steeds de schade bewezen worden, maar de fout en het oorzakelijk verband met de schade worden doorgaan via vermoeden van aansprakelijkheid bewezen. Zo moet een 'zwakke weggebruiker' buiten zijn lichamelijke schade enkel nog de betrokkenheid van een voertuig onderworpen aan de verplichte verzekering bewijzen.
1.20 B.A. PRIVÉ LEVEN - FAMILIALE Inzake aansprakelijkheidsverzekering is deze polis wellicht één der best verspreide. In deze polis is de extracontractuele aansprakelijkheid van de verzekerde gewaarborgd. (artikels 1382 tot 1386 bis van het burgerlijke wetboek) De waarborg is doorgaans uitgebreid tot de aansprakelijkheid van alle personen die in gezinsverband samenwonen met de verzekeringsnemer. In 1983 heeft de wetgever een aantal minimum waarborgen opgelegd voor deze polis alsook de verplichte vrijstelling in stoffelijke schade. De vrijstelling is nooit van
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 21
toepassing op de veroorzaakt lichamelijke letsels. Hier wordt de tegenpartij steeds vergoed zonder aftrek van een vrijstelling. De maatschappijen bieden ondertussen allen de keuze tussen het onderschrijven van de minimum waarborg zoals in het KB voorzien en een ruimere waarborg in hun uitgebreide polis. Er is in de uitbreiding van de waarborg nogal wat verschil tussen de maatschappijen. Uitbreidingen kunnen verband houden met grote oppervlakte van de tuin, houden van paarden, eigendom van meerdere woningen, aansprakelijkheid voor een lift in een woning, kinderopvang, huispersoneel enz… De minimum bedragen die volgens het KB moeten verzekerd worden zijn: 12.394.676,24 €(500.000.000 bef) voor lichamelijk letsel 6.197.338,12 € (25.000.000 bef) voor stoffelijke schade Deze bedragen worden geïndexeerd, net als de vrijstelling van 123.95 € (5.000bef). De waarborg wordt echter steeds beperkt tot het privé-leven van de verzekerden en wordt ook nooit toegekend voor de situaties waar een wettelijk verplichte verzekering is voorzien (bv jacht, auto, bromfiets...) Evenmin is er in de polis familiale dekking voor de contractuele aansprakelijkheid (zie verder). Naast de afdeling B.A. is meestal ook de waarborg rechtsbijstand voorzien in de polis.
1.21 B.A. UITBATING, B.A. NA LEVERING, PRODUCTENAANSPRAKELIJKHEID, TOEVERTROUWD GOED
1.21.1 B.A. uitbating Waar de familiale verzekering uitsluitend het privaat leven verzekert is deze polis geenszins van toepassing in het privaat leven, maar uitsluitend in het beroepsleven. De hedendaagse polissen bevatten meestal in een package vorm alle waarborgen (uitbating, na levering, producten, toevertrouwd goed). Er bestaan echter nog veel (oudere) polissen die enkel de B.A. uitbating verzekeren. Deze polissen verzekeren dan ook enkel de extracontractuele aansprakelijkheid tijdens en door de uitoefening van de beroepsactiviteiten. Belangrijk bij dit soort polissen is dat er een goede risicobeschrijving werd gedaan bij het invullen van het voorstel en dat de polis op maat gemaakt werd voor het bedrijf. De algemene voorwaarden bevatten immers nogal wat uitsluitingen die echter via de bijzondere voorwaarden kunnen aangepast worden. BV het risico van de heftruck (werking en verkeersrisico), de liften, aantal verzekerde personen...
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 22
1.21.2 B.A. na levering Na het uitgevoerde werk of na de levering van een product kan vanwege een cliënt of een derde een schade-eis ontstaan. De aansprakelijkheid kan derhalve zowel van contractuele aard als van extracontractuele aard zijn. BV een slecht gelaste waterleiding kan door lekkage waterschade veroorzaken bij de cliënt van de loodgieter maar ook bij de eventuele buur van deze cliënt. De waarborg is verbonden aan de polis BA uitbating maar wordt meestal onderschreven tegen een afzonderlijk verzekerd kapitaal met een afzonderlijk bepaalde vrijstelling..
1.21.3 Productenaansprakelijkheid Tot voor 30 07 1988 moest een schadeleider een fout van het product kunnen bewijzen om op basis van het oorzakelijk verband tussen deze fout en zijn schade een vordering te kunnen indienen. Het ging m.a.w. om een vordering op basis van de extracontractuele aansprakelijkheid. Met de Europese richtlijn werd de bewijslast voor de schadeleider duidelijk lichter. Het volstaat dat de schadeleider aantoont dat het product gebrekkig (onveilig) is en dat het hierdoor schade heeft veroorzaakt. Bovendien kan de schadeleider zich richten tot zowel de producent, als tot de distributeur (merkaanbrenger) als tot de leverancier als tot de invoerder van het product. Deze verschillende personen kunnen bovendien solidair aansprakelijk gesteld worden zodat de schadeleider zich kan richten tot wie hij verkiest. Aan deze dan om op de andere persoon zijn gedane uitgaven te recupereren. De producent kan moeilijk aan zijn verantwoordelijkheid ontsnappen tenzij hij bewijst dat: -
de schadeleider zelf een fout heeft begaan.
-
het gebrek in het product ontstond na het in omloop brengen ervan.
de beslissing het product in omloop te brengen werd niet door hem genomen, omdat het product nog niet bestemd was om in omloop gebracht te worden. het product als geheel gebrekkig is, doch het door de producent geleverde onderdeel voldoet aan de nodige vereisten. Voor de materiële schade geldt een vrijstelling van 500 €, voor de lichamelijke schade geldt geen vrijstelling.
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 23
Door deze wetgeving is ongetwijfeld een polis Productenaansprakelijkheid voor elke producent een absolute must. Het is evident dat de schadelijders op een veel gemakkelijker manier hun schade-eis zullen kunnen indienen, vooral gezien de vereenvoudigde bewijslast.
1.21.4 Toevertrouwd goed In de basisafdeling BA uitbating is deze waarborg altijd uitgesloten. Voor vele ondernemers is deze waarborg echter een absolute must. Het is het dan ook zeer sterk aan te raden deze bijkomende waarborg te onderschrijven. De reden tot uitsluiting is dat hier de contractuele aansprakelijkheid van kracht is terwijl de BA uitbating deze niet ten laste neemt. Het betreft hier de beschadiging van de goederen waaraan de ondernemer werken uitvoert. Al naargelang de activiteiten van de onderneming kan deze waarborg van essentieel belang worden. Voorbeelden: De vakman die herstellingen uitvoert aan machines. (garagist, elektrieker...) Wassalon of nieuwkuisbedrijf. Nooit samenloop van contractuele en extracontractuele aansprakelijkheid Het is ongetwijfeld moeilijk om beide vormen van aansprakelijkheid van elkaar gescheiden te houden. Het is dan ook vaak zo dat bij schade-eisen gepoogd wordt om beide vormen van aansprakelijkheid in te roepen, in de hoop dat misschien één van beide wel van toepassing zal kunnen zijn. Er is echter geen samenloop van extracontractuele en van contractuele aansprakelijkheid mogelijk. (zie hierboven voor de 3 uitzonderingen) Dit werd bevestigd door het Hof Van Cassatie in een arrest van 14-10-1985. Hier werd gesteld dat een contracterende partij enkel dan extracontractuele aansprakelijkheid kan oplopen indien de betrokken fout volledig los staat van de uitvoering van het contract. Bovendien mag de veroorzaakte schade helemaal niets te maken hebben met de slechte uitvoering van het contract. (want anders is er sprake van contractuele aansprakelijkheid) Voor de geïnteresseerden, de betrokken tekst: Overwegende dat een contractspartij wegens een bij de uitvoering van de overeenkomst begane fout, slechts dan quasidelictuele aansprakelijk kan worden gesteld, indien de haar ten laste gelegde fout een tekortkoming uitmaakt, niet aan de contractuele verbintenis maar aan de algemene zorgvuldigheidsplicht EN indien die fout andere dan de slechte uitvoering van de overeenkomst te wijten schade heeft veroorzaakt.
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 24
1.22 B.A. BEROEP Deze polissen situeren zich binnen de activiteiten van bepaalde beroepen. De waarborg dekt de beroepsburgerlijke aansprakelijkheid wegens vergissingen, behandelingsfouten, gebrek aan voorzorg e.d. Enkele voorbeelden: geneesheer, tandarts, verpleegkundige, verzekeringstussenpersoon, boekhouder enz. Bij deze vorm van aansprakelijkheid is het zeer belangrijk na te gaan of de verantwoordelijk zich heeft geëngageerd tot een middelen verbintenis of een resultaat verbintenis Bv een dokter kan niet altijd tot het resultaat van genezing van zijn patiënt verplicht worden, wel tot het leveren van alle gekende en mogelijk middelen om de genezing te kunnen bereiken. Sommige van deze risico’s BA beroep zijn enkel nog verzekerbaar via een POOL van diverse maatschappijen of via de beroepsvereniging van het betrokken beroep. De schade-eisen zijn zo talrijk en hoog geworden dat de premies voor bepaalde risico's zeer sterk gestegen zijn. Vooral in de medische sector blijven de schadeclaims stijgen en stijgen dus ook de premies van de polissen.
1.23 OBJECTIEVE AANSPRAKELIJKHEID NA BRAND OF ONTPLOFFING Deze verplichte verzekering heeft zowat een jaar na haar invoegstelling een enorme belangstelling gekregen na het drama in het Swittel hotel te Antwerpen. De wet dateert reeds van 30-07-1979, het KB echter pas van 28-02-1991 en latere). De wetgever heeft een objectieve betaalplicht voorzien bij brand en/of ontploffing, zodat de slachtoffers enkel hun aanwezigheid en hun letsel moeten bewijzen om van de waarborg te kunnen genieten. Er moet door de slachtoffers geen fout bewezen worden. De waarborgen werden aanvankelijk vastgelegd op 14.873.611,49 € (600.000.000 bef) voor lichamelijk letsel en 743.680,57 € (30.000.000 bef) voor stoffelijke schade. De verplichting wordt opgelegd aan de uitbater (de exploitant, de inrichter) van inrichtingen die toegankelijk zijn voor het publiek. De tijdelijke huurder van een lokaal valt niet onder deze verplichting (BV de basketbalclub die een zaal huurt voor 4 uur per week). De burgemeester waakt over de toepassing van de verzekeringsplicht en beschikt over sanctiemogelijkheden die kunnen gaan tot verplichte sluiting van de onderneming. De lijst van ondernemingen die vallen onder toepassing van deze verplichte verzekering werd opgenomen in de wet.
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 25
Enkele voorbeelden: artistieke cabarets, bioscopen, casino's, circussen, culturele centra, dancings en discotheken, drinkgelegenheden, handelsbeurzen, hotels, jeugdherbergen, kleinhandelswinkels (min 1000m2), onderwijsinstellingen, polyvalente zalen, pretparken, restaurants, frituren (> 50m2), schietstands, sportzalen, stadions, tentoonstellingszalen, theaters, ziekenhuizen.
1.24 B.A. DIVERSEN Enkele voorbeelden: B.A. Clubs en verenigingen, Sport en ontspanning B.A. Jacht B.A. Kerkfabriek B.A. Kinderopvang B.A. Leerkrachten, scholen, onderwijs B.A. Liften B.A. Tijdelijke manifestaties
1.25 SCHADEREGELING Het is eigen aan een verzekeraar B.A. dat aan de schade-eis van de tegenpartij wordt weerstaan. De verzekeraar verdedigt de verzekerde die anders zelf zou gehouden kunnen zijn tot betaling van de schade bij de tegenpartij. De maatschappij zal dan ook van de tegenpartij verwachten dat de nodige bewijzen geleverd worden (fout, schade, oorzaak e.d.) voor dat er tot betaling wordt overgegaan. Al te vaak vergeet de verzekeringsnemer dit principe en wordt er verwacht dat de verzekeraar wel uit eigen beweging aan de tegenpartij zal vragen welke vergoeding deze wenst uitbetaald te zien. (soms is die tegenpartij immers een klant van de verzekerde).
Het is echter pas wanneer de aansprakelijkheid duidelijk vaststaat en dat de nodige bewijzen geleverd werden, dat de verzekeraar tot vergoeding zal overgaan. Meestal zonder expliciete erkenning van aansprakelijkheid, soms al eens enkel na een vonnis door de rechtbank omdat er betwisting was over de aansprakelijkheid van de verzekerde.
1.26 BEGRENZING VAN DE WAARBORG IN DE TIJD Heel specifiek voor de verzekering burgerlijke aansprakelijkheid is de begrenzing van de waarborg in de tijd. Meer bepaald stelt de vraag zich wanneer de waarborg van de verzekeraar verworven is:
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 26
bij het stellen van de daad die aanleiding heeft tot de aansprakelijkheid (act committed) bij het zich voordoen van de schade (loss occurence) bij het zich manifesteren van de schade-eis van het slachtoffer (claims made) Om de ingewikkeldheid van de problematiek wat toe te lichten geven wij een eenvoudig voorbeeld. Een loodgieter begaat een fout bij het aaneenlassen van een waterleiding.(act committed) Enkele jaren later wordt het vochtprobleem in de woning van de bouwheer redelijk ernstig en moet er opnieuw behangen worden. (loss occurence) Wanneer later ook de buurman waterschade ondervindt wordt de slecht gelaste leiding ontdekt. (claims made) Indien in die verschillende jaren de loodgieter ook telkens van verzekeraar is veranderd welke polis zal er dan voor de schade moeten tussenkomen? Art 78 van de landwet schept duidelijkheid wat betreft de polissen BA auto, BA Brand en BA gezin. §1 van art 78 laat duidelijk blijken dat hier het principe van de loss occurence moet toegepast worden. In § 2 wordt gesteld dat voor de overige polissen er kan gekozen worden tussen het principe van de loss occurence en de claims made. Elk van de drie vormen van waarborg kent zo zijn eigen problemen: bij act committed kan de schade-eis vele jaren later komen, de daad zelf kan bv in medische dossiers moeilijk aan te tonen zijn, de polis zoveel jaren geleden kan veel beperkter waarborgen bevatten, enkele jaren later kan de polis bv al niet meer bestaan. bij loss occurence hebben vooral de verzekeraars problemen met het feit dat zij ook waarborg moeten verlenen voor vroeger gestelde daden van hun verzekerde. Evenzeer stelt zich hier het probleem van de posterioriteitswaarborg. (bv voor zelfstandigen die nog een schade-eis kunnen verwachten na de stopzetting van hun activiteiten.) bij claims made stelt zich het probleem dat er geen dekking is wanneer de schade-eis gesteld werd na het beëindigen van de polis, ook al zou de oorzaak van de schade zich situeren tijdens de duur van de polis. Diverse oplossing worden uitgewerkt. Een claims made dekking met omstandighedendekking is een goede oplossing. Hier blijft de waarborg in de toekomst lopen als de verzekerde tijdens de duur van de polis zijn verzekeraar op de hoogte heeft gebracht dat er mogelijk schade-eisen kunnen volgen. In elk geval zijn de polissen burgerlijke aansprakelijkheid een zeer belangrijk economisch element. Deze materie zal zeker mee evolueren met wetgeving, rechtspraak en
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 27
maatschappelijke visies. Welke ondernemer kan zich immers permitteren om geen polis burgerlijke aansprakelijkheid te onderschrijven?
Bron: Cursus Verzekeringen Devlamynck Luc gedoceerd bij Syntra. Volledige versie zie www.dvl.be
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 28
De eigenaar en de mede-eigenaar
1. De eigenaar De eigenaar heeft, meer dan wie ook, belang bij het behoud van zijn zaak. Hij heeft dus belang bij het sluiten van een verzekering. Krachtens de spreuk ‘res perit domino’ is het inderdaad de eigenaar, die alleen het verlies van zijn zaak door overmacht draagt. Er werd gevonnist dat de koper van een onroerend goed waarvan de eigendom hem nog niet overgedragen was op het ogenblik van de schade geen verzekeringsbelang bewijst (Scheids. uitspr., 24 april 1990, Rev. Not. belge, 1990,424). 2. De mede-eigenaar Zo de verzekerde mede-eigenaar van het verzekerd goed is, is de verzekering die hij in zijn naam onderschrijft slechts voor zijn deel in de mede-eigendom geldig (Begerem, & De Baets, Traité des assurances terrestres, nr. 212; Laloux, P. , Traité des assurances terrestres en droit belge, nr. 62), tenzij uit het contract blijkt, dat de onderschrijver gehandeld heeft voor rekening van de andere medeëigenaars, hetzij als lasthebber hetzij als zaakwaarnemer (Monette, De Villé & André, Traité des assurances terrestres, t. I, nr. 155). Uit het feit dat de eigenaar van een pand dit verzekert, vloeit niet voort dat de verzekering het deel van de buren in een gemene muur omvat. Tenzij dit uitdrukkelijk zou zijn overeengekomen. Mede-eigendom kan verder ook verworven worden door het overlijden van de eigenaar van een goed, dat dan in de patrimonium van zijn erfgenamen overgaat (onverdeelheid). De onverdeelde mede-erfgenamen hebben vóór de verdeling van de nalatenschap er alle belang bij de onverdeelde roerende en onroerende goederen uit de nalatenschap te verzekeren. Bij de verdeling van de nalatenschap zullen de schadevergoedingen de beschadigde bezittingen vertegenwoordigen. De erfgenamen kunnen in de polis gezamenlijk optreden of één onder hen kan voor rekening van de gemeenschap handelen (Monette, De Villé & André, Traité des assurances terrestres, t. I, nr. 155). Het sluiten van een verzekeringsovereenkomst geldt in principe als een conservatoire maatregel en kan dus rechtsgeldig gebeuren door één onverdeelde mede-eigenaar, en dit krachtens artikel 577-2, 9 5 van het Burgerlijk Wetboek. In geval van een gebouw of een groep van gebouwen waarvan het eigendomsrecht verdeeld is volgens kavels die elk een gebouwd privatief gedeelte en een aandeel in gemeenschappelijke onroerende bestanddelen bevatten, moeten de betrekkingen tussen de mede-eigenaars door een basisakte en een reglement van mede-eigendom beheerst worden (art. 577-3 van het Burgerlijk Wetboek ingelast door de wet van 30 juni 1994 tot wijziging en aanvulling van de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek betreffende de mede-eigendom, B.S., 26 juli 1994). Deze nieuwe wet verleent aan de vereniging van mede-eigenaars de rechtspersoonlijkheid vanaf het ontstaan van de onverdeeldheid door de toekenning of de overdracht van ten minste een kavel en de overschrijving van de basisakte en van het reglement van mede-eigendom op het hypotheekkantoor (art. 577-5 Q 1 B.W.). Deze vereniging is door de syndicus vertegenwoordigd (art. 577-8, § 4, 6" B.W.). De nieuwe wet - die in werking trad op 1 augustus 1995 - wijzigt in menig opzicht de betrekkingen tussen de mede-eigenaars en de verzekeraar. Terwijl vroeger zoveel verzekeringsovereenkomsten (negotium) bestonden als eigenaars - zelfs als het geheel van deze overeenkomsten vervat werden in één enkel geschrift (instrumentum) -, is nu slechts één contract door de vereniging van mede-eigenaars gesloten. Deze nieuwe
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 29
situatie zal een niet te verwaarlozen invloed hebben op de betrekkingen tussen de medeeigenaars en de verzekeraar. De vereniging van mede-eigenaars kan niet vergeleken worden met een vennootschap of een andere vereniging met rechtspersoonlijkheid waarvan de eigendom verscheiden is van deze van de verschillende leden die haar samenstellen. Om te voorkomen dat de vereniging van mede-eigenaars een soort van burgerlijke vastgoedmaatschappij wordt, wordt het vermogen ervan krachtens artikel 577-5 3 B.W. beperkt tot de roerende goederen die nodig zijn voor de verwezenlijking van haar doel, dat uitsluitend bestaat in het behoud en het beheer van het gebouw of de groep van gebouwen (Parl. St., Kamer, sessie 1992-93, nr. 851/7, blz. 6). Deze roerende goederen kunnen lichamelijke roerende goederen zijn, zoals deze nodig voor het onderhoud van het gebouw, maar betreffen vooral onlichamelijke roerende goederen, zoals de bedragen - reservefondsen en bedrijfskapitaal - geplaatst in een financiële instelling. Bijna alle reglementen leggen aan de mede-eigenaars de verplichting op, door bemiddeling van de syndicus, één enkele polis te onderschrijven, waardoor het hele gebouw (gemene en privatieve delen) gewaarborgd wordt (Men vindt een voorbeeld van clausules m.b.t. de verzekeringen in F. Aeby, La propriété des apparternents, 2e uitgave, Bruylant, Brussel, 1987, blz. 493).
STANDAARDTEKST REGLEMENT MEDE-EIGENDOM afd 6 verzekeringen REGLEMENT MEDE-EIGENDOM AFDELING 6 VERZEKERINGEN Artikel 82 -Algemeenheden 82.1 In afwijking van artikel 28.6 hierboven, geniet de promotor de beslissingsvrijheid i.v.m. het onderschrijven van de eerste verplichte verzekeringen, alsook voor het al of niet onderschrijven van de niet verplichte verzekeringen die hem nuttig zouden voorkomen met betrekking tot het gebouw op elk hierna beschreven vlak. 82.2 De verzekeringen met betrekking tot het gebouw zijn onderschreven, of zullen onderschreven worden, bij een verzekeringsmaatschappij van eerste rang. 82.3 De promotor kan en mag de gemeenschap van eigenaars niet contractueel binden voor een langere termijn dan tot de datum van de eerste algemene vergadering van de vereniging van mede-eigenaars. De gemeenschap heeft ten alle tijde het recht over de inhoud van de polissen en de verzekerde kapitalen opnieuw te onderhandelen. 82.4 De vereniging van mede-eigenaars is ertoe gehouden van de onderschreven verzekeringspolissen de premies te betalen vanaf hun eisbaarheid, volgens de modaliteiten van artikel 50.1 hiervoor.
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 30
82.5 De verzekeringspolissen en dossiers worden nadien namens de vereniging van medeeigenaars uitsluitend rechtsgeldig beheerd, onderschreven en of verlengd door de syndicus. Artikel 83 -Te dekken risico's 83.1 Verzekering van het gebouw De gemeenschap is ertoe gehouden de hierna volgende risico's te laten verzekeren. 83.1.1 Brand (nieuwbouwwaarde) -brandschade –storm, hagel, sneeuw en ijsdruk – natuurrampen – glasbreuk – bluskosten -gebruiksverlies na brand -verhaal van buren en of van medebewoners -verhaal van huurders -elektrische risico's -kosten van opruiming en afbraak - reddingskosten -bliksem, -val van vliegtuigen en ontploffingen -diefstal en brand van de gemeenschappelijke inboedel en materiaal. De brandverzekering dient om het gebouw, de privatieve delen, gemeenschappelijke delen en bijgebouwen te dekken. 83.1 .2 Waterschade Er moet een verzekering afgesloten worden om zowel de gemeenschappelijke delen als de privatieve delen van het gebouw, alsook het verhaal van de buren en of medebewoners en of huurders, te dekken tegen waterschade. 83.2 Verzekering Burgerlijke Aansprakelijkheid Een verzekering moet afgesloten worden om de aansprakelijkheid van de mede-eigenaars én van hun mandatarissen te dekken in de volgende gevallen : 83.2.1 schade veroorzaakt door het gebouw en of onderdelen ervan, zoals o.a. antennes, schermen, sierelementen, om het even of het om de gemeenschappelijke of om de privatieve delen gaat; 83.2.2 schade veroorzaakt door de in het gebouw gebruikte lift(en) en hijstoestellen; 83.2.3 schade veroorzaakt door het door de gemeenschap tewerkgesteld personeel; 83.2.4 schade veroorzaakt door de leden van de raad van mede-eigendom, de interne syndicus, de huisbewaarder, de commissaris van de rekeningen en al hun aangestelden. 83.2.5 Algemeen: de mede-eigenaars moeten onderling als derden beschouwd worden. 83.3 Verzekeringen tegen arbeidsongevallen Alle wettelijke verzekeringen voor het tewerkgesteld personeel moeten onderschreven worden. Artikel 84 -Onderschrijvingsmodaliteiten van de polissen 84.1 Voor elk van de hoger vermelde verzekeringspolissen bepaalt de algemene vergadering de te verzekeren kapitalen en aanvaardt de koppeling ervan aan de index. 84.2 Zij mag bijkomende risico's laten verzekeren, buiten deze in artikel 83 hierboven gezegd, zoals onder andere glasbraak, vandalisme, onrechtstreekse verliezen enz. 84.3 Zij kiest de verzekeringsmaatschappijen met wie zij wenst te handelen, en zij bepaalt met hen de algemene en bijzondere voorwaarden van de polissen, doch met inachtneming van hetgeen onder artikel 82 voorzien wordt. 84.4 Alle beslissingen ter zake worden genomen bij eenvoudige meerderheid. (zie artikel 39.1 hierboven)
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 31
84.5 De verzekeringsmakelaar wordt door de syndicus vrij aangeduid. Artikel 85 -Onderschrijven van de polissen 85.1 De polissen zullen onderschreven worden in naam en voor rekening van de vereniging van mede-eigenaars. 85.2 De door de syndicus ondertekende originele exemplaren zullen bewaard worden zoals de andere akten en documenten van de vereniging. 85.3 Elke mede-eigenaar zal er evenwel, gratis, een volledig afschrift van krijgen, via de bemiddeling van de syndicus of zijn makelaar. 85.4 Zonder dat hij moet kunnen verwijzen naar een voorafgaande beraadslaging van de algemene vergadering, vertegenwoordigt de syndicus van ambtswege de vereniging van mede-eigenaars in alle verzekeringsaangelegenheden. 85.5 In uitvoering van de beslissingen van de algemene vergadering, onderschrijft de syndicus de verzekeringspolissen, verricht de premiebetalingen en ontvangt de schadevergoedingen. 85.6 In dringende gevallen heeft de syndicus het recht voorlopige dekkingen, en zelfs een voorlopige verhoging van de verzekerde kapitalen, te onderschrijven, om ze dan aan de appreciatie van de eerstvolgende algemene vergadering te onderwerpen. Artikel 86 Gemeenschapslast van de premies De premies van de verzekeringsovereenkomsten, die de algemene vergadering beslist heeft te onderschrijven, zijn een gemeenschapslast die op alle mede-eigenaars valt in verhouding tot hun aandelen in de gemeenschappelijke delen. Artikel 87 -Nalevingplicht verzekeringsclausules Iedere mede-eigenaar is ertoe gehouden alle bepalingen van de verzekeringspolissen na te leven en verplicht er zich toe het respecteren ervan af te dwingen van iedere gebruiker waarmee hij een overeenkomst heeft. De syndicus zal ze bijgevolg tegenover deze gebruikers tegenstelbaar maken via het reglement van orde. Artikel 88 -Privaat initiatief inzake verzekering gebouw Aangezien de verzekeringspolis voorzien onder artikel 83.1 hierboven, in gemeenschap wordt besproken en afgesloten, is het de meerderheid die de inhoud van de polis zal bepalen. Elke individuele mede-eigenaar heeft evenwel de plicht, voor zover als nodig, één of meerdere van volgende bijkomende risico's te dekken (zie o.a. artikels 91.2. & 92.2 hierna) ; 88.1 Aanvullende verzekering Iedere mede-eigenaar is verplicht, voor zover als nodig voor eigen rekening een aanvullende verzekering te onderschrijven in verband met de polis gezegd onder artikel 83.1 hiervoor. Hij zal er de lasten, kosten en premies van dragen. Deze zullen door de verzekeringsmaatschappij rechtstreeks met de betrokken mede-eigenaar afgerekend worden. Aldus kan hij laten bijverzekeren:
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 32
88.1.1 aanvullende kapitalen, omdat die mede-eigenaar van oordeel is dat de kapitalen, zoals de algemene vergadering ze heeft bepaald, te laag zijn. 88.1.2 gevaren die door de algemene vergadering niet weerhouden werden. In zulke gevallen heeft uiteraard alleen die mede-eigenaar recht op de uitkeringen die plaatsvinden tengevolge van zijn eigen aanvullende verzekering. 88.2 Verzekering private waardevermeerdering Het is voor iedere mede-eigenaar een verplichting de verzekeringsmakelaar of de syndicus mee te delen dat hij voornemens is een waardevermeerdering aan zijn pand aan te brengen, of bij de opbouw reeds werd aangebracht (t.o.v. het oorspronkelijk bestek). Bij uitvoering van een waardevermeerdering moet hij voor eigen rekening en door bemiddeling van de aangestelde verzekeringsmakelaar en -maatschappij een aanvullende verzekering onderschrijven in verband met de polissen gezegd onder artikel 83.1 hierboven. Hij dient er de kosten, lasten en premies van te dragen die hem rechtstreeks door de maatschappij zullen aangerekend worden. 88.3 Verzwaring van risico's 88.3.1 Iedere mede-eigenaar die wegens een persoonlijke reden, of wegens een reden eigen aan degene(n) voor wie hij instaat, of wegens een reden eigen aan degene(n) die hetzij tegen betaling, hetzij gratis, zijn pand betrekt(ken), de aanleiding ertoe is dat er een tariefverhoging wordt toegepast van de verzekering van het gebouw of van het gebouwencomplex in zijn geheel, volgens artikel 83.1 hierboven, zal deze de verhoging alleen dragen. Elke verzwaring moet aangetekend meegedeeld worden aan de syndicus. Bedoeld worden de verzwaringen inzake verzekeringsrisico (conform artikel 5 van de wet op de landverzekering) die ontstaan na de eerste betrekking van het gebouw wegens verandering van de oorspronkelijke bestemming van het kavel. 88.3.2 Indien meer mede-eigenaars onder toepassing vallen van artikel 88.3.1 hierboven, zullen de supplementen waarvan daar sprake, door elk van hen gedragen worden in verhouding tot hun aandeel in de verzwaring van het risico. Artikel 89 -Private verzekering Iedere gebruiker van het gebouw dient op zijn kosten een verzekering te onderschrijven die toereikend moet zijn om het gevaar van brand, en de gebruikelijke bijkomende gevaren te dekken, inzake de inboedel die zich in de door hem betrokken kavel bevindt. Artikel 90 -Rampen en betaling schadevergoedingen 90.1 Wanneer een schadegeval één of meer privatieve kavels, doch geen enkel gemeenschappelijk deel betreft, zullen de verzekeringsvergoedingen, via de syndicus, toegekend worden aan de getroffen mede-eigenaars of hun rechthebbenden. Zij gaan de verplichting aan hun geteisterde kavels volledig te herstellen. Indien evenwel een getroffen mede-eigenaar schulden zou hebben tegenover de gemeenschap, is de syndicus gerechtigd de verzekeringsvergoedingen namens hem rechtsgeldig te kwijten ten overstaan van de verzekeringsmaatschappij of -makelaar, en ze ten belope van de schuld ten voordele van de vereniging van mede-eigenaars te incasseren. 90.2 Wanneer een schadegeval de gemeenschappelijke delen betreft vooraleer ze voorlopig opgeleverd zijn, zullen de verzekeringsvergoedingen uitbetaald worden aan de promotor na het herstellen van de schade.
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 33
90.3 Wanneer een schadegeval de gemeenschappelijke delen betreft nadat ze voorlopig opgeleverd werden, zullen de verzekeringsvergoedingen via de syndicus, worden geïncasseerd ten voordeel van de vereniging van mede-eigenaars. 90.4 In de gevallen niet voorzien onder de punten 90.1 t.e.m. 3 hierboven, zullen de verzekeringsvergoedingen uitbetaald worden aan hen die het risico dragen. 90.5 Vergoedingen betaalbaar op grond van polissen 'burgerlijke aansprakelijkheid' en 'arbeidsongevallen', zullen rechtstreeks aan de slachtoffers uitgekeerd worden door de verzekeringsmaatschappij of -makelaar. Artikel 91 -Ontoereikende schadevergoedingen 91.1 Indien de schadevergoeding niet voldoende is voor het herstellen of heropbouwen van de gemeenschappelijke delen, zal het tekort ten laste vallen van degene die het risico draagt. Zo het de mede-eigenaars zijn die het risico dragen, zal het tekort door hen betaald worden, waarbij elk evenwel in verhouding tot zijn aandelen in de gemeenschappelijke delen betaalt. Indien de schadevergoeding niet voldoende is voor het herstellen of heropbouwen van de privatieve delen, zal het tekort ten laste vallen van de gedupeerde(n). 91 .2 Indien het onvoldoende zijn van de schadevergoeding echter voortvloeit uit het niet naleven van de verplichtingen voorzien in de artikel 88 hiervoor, zal degene die het verzuim heeft begaan, het tekort vergoeden. 91.3 De bij elke schaderegeling door de verzekeringsmaatschappij ingehouden vrijstelling, moet aan de schadelijder worden uitbetaald door degene die de oorzaak is van de schade. Wanneer er geen verantwoordelijke kan aangeduid worden wordt de vrijstelling verdeeld over de mede-eigenaars die schade geleden hebben. Zijn er bv drie schadelijders dan valt bij elk een derde van de vrijstelling te laste. Artikel 92 -Gedeeltelijke/totale vernieling gebouw 92.1 De graad van vernieling -totaal of gedeeltelijk- zal door expertise bepaald worden. 92.2 Iedere mede-eigenaar deelt in de kosten van wederopbouw: -van gemeenschappelijke delen: in verhouding tot zijn aandelen erin; -van de privatieve delen: volgens technische beschrijving en of lastenboek bij oprichting van zijn pand. 92.3 In geval van gehele of gedeeltelijke vernietiging, worden de vergoedingen die in de plaats komen van het vernietigde onroerend goed bij voorrang aangewend voor de heropbouw ervan, indien daartoe beslist wordt. (zie artikel 39.2.2.3 & 39.3 hierboven) In afwachting van deze beslissing, en bij het besluit tot heropbouw, zullen de ontvangen vergoedingen voorlopig op een geblokkeerde "Bouwfonds"-rekening geplaatst worden. 92.4 Onverminderd de vorderingen ingesteld tegen de mede-eigenaar, de bewoner, of de derde, die aansprakelijk is voor het schadegeval, zijn de mede-eigenaars verplicht in geval van heropbouw of herstel bij te dragen in de kosten, naar evenredigheid van hun aandeel in de mede-eigendom. Het eventueel ontbrekende bedrag t.ov. de ontvangen vergoedingen, zal door de medeeigenaars, in verhouding tot hun aandelen in het geheel, vooraleer met de heropbouw zal worden begonnen, gestort worden op de onder 91.3 hierboven vermelde geblokkeerde"Bouwfonds"-rekening.
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 34
92.5 De vereniging van mede-eigenaars heeft het recht, via de syndicus, hij die aan zijn verplichtingen te kort schiet, met alle rechtsmiddelen te dwingen tot betaling van zijn aandeel in de wederopbouwkosten. 92.6 De mede-eigenaars op wiens pand een hypotheek ingeschreven staat, wordt steeds aangezien als: -én 'aanwezig of vertegenwoordigd', -én voor de wederopbouw te stemmen, tenzij hij tegenover de algemene vergadering het bewijs levert van handlichting van de hypotheek, of de toestemming van zijn hypothecaire schuldeiser voorlegt dat hij inzake de wederopbouw mag voor of tegen stemmen. 92.7 Ingeval het gebouw niet heropgebouwd wordt, zal het gebouw (of wat er van rest) evenals het terrein, geveild worden volgens de voorwaarden beslist door de algemene vergadering. De opbrengst van veiling wordt, zoals ook de verzekeringsvergoedingen, tussen de mede-eigenaars verdeeld in overeenstemming met hun rechten en of aandelen. Na verdeling wordt een einde gesteld aan het stelsel van mede-eigendom, volgens de modaliteiten en voorzien in artikel 577-12 & 13 BW. Artikel 93 -Mandaat aan de syndicus Indien een schadegeval de gemeenschappelijke delen treft, bezit de syndicus een onherroepelijk mandaat voor het aanstellen van een of meer deskundigen. Deze aanstelling van een deskundige voor de begroting van de schade zal verlopen volgens de bepalingen in art 67 van de wet op de landsverzekeringen. De deskundige zal onderhandelen met de verzekeraars nopens de vergoedingen die aan de gemeenschap moeten toekomen. Eventueel kan de taak van dezelfde deskundige uitgebreid worden tot het opmaken van het lastenboek van de herstellingen en tot het laten uitvoeren van gezegde werken en de controle erop, de syndicus kan deze taak echter ook aan een andere deskundige toevertrouwen. Indien er conform de bepaling van art 67 van de wet op de landsverzekering kosten ten laste vallen van de verzekerde zullen deze kosten door de vereniging van mede-eigenaars moeten gedragen worden. Dit geldt evenzeer voor de kosten verbonden aan de activiteiten van de deskundige die niet ten laste van de brandpolis kunnen vallen. Aangepast en bijgewerkt door Devlamynck Luc November 2011
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 35
De vruchtgebruiker en de naakte eigenaar
1. De vruchtgebruiker 1 . I . Genotrecht en instandhoudingverplichting Volgens het Burgerlijk Wetboek is vruchtgebruik 'het recht om van een zaak waarvan een andere de eigendom heeft het genot te hebben, zoals de eigenaar zelf, maar onder de verplichting om de zaak in stand te houden' (art. 578 B.W.). Het is een zakelijk en tijdelijk recht (Kluyskens, A., Beginselen V, nr. 144). De vruchtgebruiker heeft bij het behoud van de zaak waarop zijn vruchtgebruik is gevestigd een tweevoudig belang: - zijn genotrecht eindigt 'door het geheel tenietgaan van de zaak' (art. 617 Burgerlijk Wetboek); - in zijn hoedanigheid van houder van een andermans goed, heeft hij de verplichting dit op het einde van het vruchtgebruik terug te geven. Van deze verplichting kan hij zich slechts vrijmaken door te bewijzen dat de beschadiging of de vernieling buiten zijn schuld plaatsgevonden heeft (toepassing van art. 1302 B.W., zie 11.11.8. De aansprakelijkheid van de gebruiker) Hij zou tevens voorzichtig handelen als hij zich verzekert tegen dit dubbele risico. 1.2. Hoe verzekeren De voorzichtigheid vergt van de vruchtgebruiker dat hij dit tweevoudige risico zou verzekeren. Hij bezit de mogelijkheid om een verzekering aan te gaan voor: 1) de waarde van zijn vruchtgebruik; 2) zijn aansprakelijkheid; 3) het pand, zowel voor zijn rekening als voor rekening van de naakte eigenaar. In de eerste twee gevallen stelt de schaderegeling geen bijzondere problemen. 1) De waarde van zijn vruchtgebruik De verzekeraar betaalt aan de vruchtgebruiker een rente, berekend in functie van het verzekerd bedrag en naar rata van de door hem geleden genotsderving aan vruchtgebruik. Niet naar rata van de verloren waarde zoals meer dan eens wordt beweerd. Deze verzekering kan vergeleken worden met een lijfrente-verzekering van onroerende onbruikbaarheid. Omdat de waarde van het vruchtgebuik steeds vermindert, zou het verzekerde bedrag theoretisch ieder jaar opnieuw vastgesteld moeten worden, rekening houdend met de genotswaarde van het pand. 2) Zijn aansprakelijkheid De verzekeraar zal de naakte eigenaar schadeloos stellen indien de aansprakelijkheid van de vruchtgebruiker weerhouden wordt. 3) Het pand De moeilijkheden beginnen daartegenover wanneer de vruchtgebruiker een verzekering voor de voile eigendom heeft gesloten zonder tussenkomst van de naakte eigenaar. De vraag is dan welke ieders rechten zijn op de schadevergoeding: - Gedeeltelijke schade Indien het om een gedeeltelijke schade gaat en de vruchtgebruiker er mee instemt het pand in zijn vroegere staat te herstellen, zal de verzekeraar hem de herstellingskosten betalen en zal de vruchtgebruiker het pand zoals voorheen behouden. De vergoeding voor onbruikbaarheid van onroerende goederen zal eveneens aan hem worden betaald. Nochtans mag de naakte eigenaar, zelfs tijdens het vruchtgebruik, een vordering instellen tegen een nalatige vruchtgebruiker. Dit teneinde hem te dwingen zijn verplichtingen na te
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 36
leven. Zo zal de naakte eigenaar rechtstreeks tegen de vruchtgebruiker kunnen optreden, zonder te moeten wachten tot het einde van het vruchtgebruik (zie referenties in R.PD.B., zie Usufruit, nr. 575). - Totaal verlies Indien de schade totaal is, rijst de vraag wat de verzekeraar moet betalen en aan wie deze betaling moet geschieden. Volgens sommige auteurs (waaronder Begerem & De Baets, Truité des assurances terrestres, nr. 215) kan de verzekering slechts aan de vruchtgebruiker ten goede komen. Daartegenover stelt Laloux (Truité des assurances terrestres en droit belge, nr. 63), dat de verzekering eveneens ten goede komt aan de naakte eigenaar omdat de vruchtgebruiker wordt verondersteld als zaakwaarnemer te hebben gehandeld. Is de naakte eigenaar er niet toe gehouden over de belangen van de vruchtgebruiker te waken, zo is deze laatste wel verplicht de zaak te behouden. Wanneer de vruchtgebruiker een daad van beheer stelt, waartussen het sluiten van een verzekering is begrepen, mag aangenomen worden dat hij dit doet om het gemeenschappelijk belang te vrijwaren. De verplichting zorg te dragen voor het behoud van de zaak gaat nochtans niet zo ver de vruchtgebruiker te verplichten een brandverzekering te sluiten (De Page, Traité élémentaire de droit civil belge, t. VI, nr. 340: zie ook referenties R.PD.B., v" Usufruit, nr. 576). 2. De naakte eigenaar De naakte eigendom brengt geen onverdeeldheid tot stand met de vruchtgebruiker. Het is een verdeling van de eigendom waardoor aan ieder van de partijen geheel van elkaar onderscheiden rechten worden verleend. De naakte eigenaar heeft een werkelijk belang bij het behoud van de zaak. Bij het einde van het recht van vruchtgebruik, waarvan hij de datum niet kent omdat het vruchtgebruik levenslang is, wordt hij automatisch volle eigenaar. Van de andere kant vertegenwoordigt zijn recht van naakte eigendom een zakelijk in geld waardeerbaar recht. Het neemt van dag tot dag in dezelfde mate toe als de waarde van het vruchtgebruik vermindert. De meeste auteurs zijn van oordeel dat in geval van niet-herbouwing van het vernielde pand de naakte eigenaar niet eerder recht heeft op enige schadevergoeding dan wanneer het vruchtgebruik eindigt, omdat de verzekering anders voor hem een bron van winst zou worden (Fredericq, L. , Truité de droit commercial belge, t. 111, nr. 207; Van Eeckhout, Le droit des assurances terrestres, nr. 87B; Cassart, F . ‘L’ussurunce de l’usufruit et de la nr. d’un bien’, A.I.A., Brussel, 1946, blz. 17). De oplossing is juridisch geheel correct. Maar ze heeft voor de bedrijfspraktijk geen enkele waarde. Daarom nemen dezelfde auteurs aan, dat wanneer de naakte eigenaar een verzekering heeft onderschreven voor de gehele waarde van het pand, hij onmiddellijk binnen de perken van zijn belang vergoed moet worden: voor de waarde van de volle eigendom, verminderd met de waarde van het vruchtgebruik, of voor de verdisconteerde waarde van de vergoeding, waarvoor dan tot grondslag de ouderdom van de vruchtgebruiker moet worden genomen (Voor de berekening van de waarde van naakte eigendom, zie Muschart, R., Commentuire des conditions incendie, blz. 25, Bull. Ass., 1921, 381). Deze waarde is niet gemakkelijk vast te stellen. Er moet inderdaad rekening worden gehouden met de verkoopwaarde van het pand. Deze waarde wordt bijna altijd in de brandverzekering verworpen (zie 11.1 1.5). Indien de naakte eigenaar een verzekering heeft gesloten voor de gehele waarde van het pand kan de vruchtgebruiker dan van deze verzekering genieten? Sommige auteurs antwoorden daarop bevestigend (Monette, De Villé & André, Traité des ussurunces terrestres, t. I, nr. 155). Ze putten hun argumentarium uit de voorbereidende werken. Volgens de heersende opinie (Kluyskens, Beginselen van het burgerlijk recht V, nr. 219; Fredericq, L., Truité de droit commercial belge 111, nr. 207; Laloux, Truité des assurunces terrestres en droit belge, nr. 63) gaat het niet op te beweren dat de naakte eigenaar voor het gemeenschappelijk belang
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 37
als zaakwaarnemer van de vruchtgebruiker heeft willen handelen. Het probleem moet worden opgelost door een onderzoek naar de gemeenschappelijke bedoeling van de partijen. Zo zal de betaling van een gedeelte van de premie door de vruchtgebruiker kunnen aantonen, dat de naakte eigenaar de bedoeling heeft gehad de vruchtgebruiker in de gesloten verzekering te laten delen. 3. De gebruiker en de bewoner Het recht van gebruik is een zakelijk recht. Het is ten behoeve van een bepaald persoon op een andermans zaak gevestigd. Mits instandhouding ervan en overeenkomstig haar bestemming, kan de gebruiker de zaak zelf gebruiken en, zo zij vruchtdragend is, er de vruchten van trekken, doch slechts zoveel als hij voor zich en zijn gezin nodig heeft. Het recht van bewoning is een bijzondere benaming voor het recht van gebruik van een huis (Kluyskens, A., Beginselen van het burgerlijk recht V, nr. 231). De rechten van gebruik en bewoning kunnen vergeleken worden met het vruchtgebruik. Zij worden verworven en gaan verloren op dezelfde wijze (art. 625 B.W.). Tijdens het genot, moeten gebruiker en bewoner de bestemming van de zaak eerbiedigen en de substantie ervan bewaren. Bij het einde van deze rechten, moeten gebruiker en bewoner de zaak teruggeven in de staat waarin zij deze hebben ontvangen. Wanneer men op de rechten van gebruik en bewoning de regels van het vruchtgebruik toepast, dienden de houders van deze reële rechten in te staan voor het verlies en voor de schade, die bij de teruggave aanwijsbaar zijn. Zij zijn daarvan slechts vrijgesteld indien verlies en schade te wijten zijn aan een toeval. Hiervan moeten zij het bestaan bewijzen. Het verzekerbaar belang van de gebruikers en bewoners staat dus zeer dicht bij dit van de vruchtgebruiker. Hetgeen daarover in rubriek 1 werd gezegd, mag op het gebruik en de bewoning worden toegepast. Opmerking Luc Devlamynck Een pragmatische oplossing voor de verzekering van naakte eigenaar en vruchtgebruiker is als volgt op te stellen: 1 gezamelijke polis, voor rekening van vruchtgebruiker en naakte eigenaar. Met clausule voor rekening van …. Toepassing tarief eigenaar, zonder bijpremie. Toe te voegen clausules: De naakte eigenaar verleent hierbij toelating om de vergoeding uit deze polis aan te wenden tot herstel van de schade aan het verzekerde risico. De verzekeraar kan bevrijdend betalen aan de vruchtgebruiker van het pand.
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 38
De opstalhouder en de erfpachter
1. De opstalhouder Het recht van opstal is een zakelijk recht om gebouwen, beplantingen en andere werken op een andermans erf te hebben (art. 1 van de wet van 10 januari 1824 op het recht van opstal). In zijn hoedanigheid van tijdelijke eigenaar van de gebouwen, heeft de opstalhouder een duidelijk belang bij het behoud van zijn goed. Indien de opstalhouder, bij de vestiging van het recht van opstal, de waarde van de gebouwen of andere werken aan de grondeigenaar niet heeft betaald, moet hij deze constructies, bij de afloop van de opstal, aan de eigenaar teruggeven (gevolg van art. 5 en 7 van voornoemde wet). Slechts bij de afloop van de opstal moet tot teruggave worden overgegaan. Ondertussen is de opstalhouder eigenaar. Daarom is het geraden dat hij zijn bezit zou verzekeren. Opmerking Luc Devlamynck De polis wordt onderschreven als eigenaar. 2. De erfpachter De erfpacht is een zakelijk en tijdelijk recht. Dit recht verleent genot van een aan een ander toebehorend goed, onder verplichting om de waarde ervan niet te verminderen en om de eigenaar daarvoor een jaarlijkse geldsom of prestatie in natura te geven (cj art. 1 wet van 10 januari 1824 op het erfpachtrecht; Kluyskens, Beginselen van burgerlijk recht, V, nr. 238). Behoudens andersluidende overeenkomst heeft de erfpachter het recht constructies op de grond waarvan hij het genot heeft, op te richten. Hij blijft daar eigenaar van tot aan het einde van zijn recht. Uit dien hoofde is hij gerechtigd tot het sluiten van een verzekering. De erfpacht heeft eveneens belang bij het behoud van de bestaande constructies, d.w.z. bij het behoud van de zaak waarop hij zijn erfpachtelijke rechten uitoefent. Opmerking Luc Devlamynck Vandaar dat de erfpachter zich als eigenaar verzekert voor de gebouwen die hij opgericht heeft op de grond van de eigenaar bij dewelke hij de erfpacht heeft onderschreven. Als gebruiker is de erfpachter aansprakelijk tegenover de eigenaar voor de beschadigingen en de vernielingen die hij aan het goed zou hebben toegebracht (zie 11.11.8, 5 a. 1.). Over de erfpacht zie Van De Velde, E,, Het cijns- (of erf-)pachtrecht, T Not., 1973, 251. Opmerking Luc Devlamynck Voor deze gebouwen verzekert de erfpachter zich als huurder van de gebouwen. Zijn aansprakelijkheid is het risico dat moet verzekerd worden. Indien het risico als eigenaar moet verzekerd worden kan dit enkel door de eigenaar zelf of in een polis voor rekening van wie het behoort.
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 39
De hypothecaire schuldeiser
Artikel 6, 2e lid, van de verzekeringswet van 1874 gaf de beslagleggende, bevoorrechte, pandhoudende en hypothecaire schuldeisers het recht om in hun persoonlijke naam de goederen waarop hun schuldvordering rust, te verzekeren. Het verzekerbaar belang is hier evident. Indien de zaak waarop de hypotheek is gevestigd, het voorrecht rust of beslag is gelegd, verloren gaat, dan verdwijnt de zekerheid op haar beurt. Deze bepaling werd niet hernomen in de wet van 25 juni 1992, maar wij zijn van mening dat dergelijke schuldeiser niets in de weg staat een verzekeringsovereenkomst te sluiten die betrekking heeft op de goederen van zijn schuldenaar. Het is niet enkel via de verzekering voor rekening (art. 38 wet op de landverzekeringsovereenkomst), gecombineerd met de voordelen die de wet toekent aan de bevoorrechte en hypothecaire schuldeisers (art. 58 en 66 wet op de landverzekeringsovereenkomst), dat dergelijke verzekering gerechtvaardigd is. Het lijkt ons ook toegelaten dat de bevoorrechte of hypothecaire schuldeiser het goed in zijn voordeel laat verzekeren. Artikel 39 van de wet zal echter de prestatie van de verzekeraar beperken tot het nadeel dat de verzekeringnemer zou lijden, daar het bedrag van zijn schuldvordering een maatstaf is om het belang dat hij heeft bij het behoud van het goed te meten. Dergelijke verzekeringsovereenkomst is noodzakelijk aanvullend aan dit onderschreven door de schuldenaar en komt slechts tussen in de mate dat de verzekering van deze laatste de schuldeiser niet totaal schadeloos gesteld zou hebben. In de praktijk komt deze soort van verzekeringen zelden voor. De schuldeiser beperkt er zich over het algemeen toe aan zijn schuldenaar de onderschrijving van een verzekeringspolis op te leggen. In deze veronderstelling, stelt de verzekeraar op aanvraag van de hypothecaire schuldeiser dan een document op, een ‘aangifte van hypothecaire en bevoorrechte schuld’, welke volgende verbintenis bevat: ‘Daar de goederen waarvan het verzekerde bedrag hierboven is aangeduid, in pand werden gegeven tot waarborg van een hypothecaire of bevoorrechte schuldvordering, verklaart de maatschappij dat elke opzegging, verbreking, vernietiging of schorsing van de verzekering, onder meer voor niet-betaling van de premie, evenals de vermindering van de bedragen waarvoor de belaste goederen zijn verzekerd, tegenover de schuldeiser slechts van kracht worden dertig dagen na de verzending van een op de post aangetekende kennisgeving’. Een dergelijke document maakt geen verzekeringsovereenkomst uit, maar een eenzijdige en beperkte verbintenis van de verzekeraar tegenover de hypothecaire of pandschuldeiser (Antwerpen, 25 november 1987, De Verz., 1989, 102 en opm. D. De Maeseneire. In dezelfde zin Kh. Brussel, 31 mei 1994, De Verz., 1995, 171 en opm. D. De Maeseneire). De wet van 25 juni 1992 reglementeert in artikel 66 de hierboven beschreven contractuele verbintenis: het kent een eigen recht toe aan de schuldeisers die op de verzekerde goederen een recht van voorrang hebben, dat de verzekeraar bekend is. Om van deze bepaling te kunnen genieten, is het niet meer vereist dat de schuldeiser eender welk document van de brandverzekeraar ontvangt; het is voldoende dat hij bewijst de verzekeraar te hebben gewaarschuwd van het bestaan van zijn recht van voorrang. Zoals we al aanhaalden in onze opmerkingen op het vonnis van de handelsrechtbank te Brussel, denken wij dat in de toekomst de hypothecaire vennootschappen van de verzekeraars een ontvangstbewijs zullen wensen waarin de oude formule aangepast wordt aan de nieuwe wet, daar deze toelaat het bestaan te bewijzen van de verzekeringsovereenkomst dat deze vennootschappen opleggen aan de leners, de verzekerde bedragen en eventueel de identiteit van de medeverzekeraars.
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 40
Een andere manier voor de bevoorrechte of hypothecaire schuldeisers om zich te beveiligen tegen de insolvabiliteit van zijn schuldenaar, is het sluiten van een kredietverzekering. Er bestaat op de markt een bijzondere formule, ‘Assurance du bon fìn’ genaamd, die gezien kan worden als een kredietverzekering, maar met beperkte draagwijdte, daar de inzet van deze verzekering een nadeel ten gevolge van de insolvabiliteit van de lener veronderstelt, te wijten aan het niet tussenkomen van de brandverzekeraar van deze laatste of van de gedeeltelijke tussenkomst, wegens om het even welke reden (opzegging van het contract, opschorting, verval, toepassing van een evenredigheidsregel van de premievoet of de bedragen, enz.) na de vernietiging of de beschadiging door een brand of een ander verzekerd risico van de gehypothekeerde of in pand gegeven goederen.
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 41
De aansprakelijke houders
De houder van andermans goed kan belang hebben bij het sluiten van een verzekering terwille van de aansprakelijkheid waartoe hij gehouden is met betrekking tot de verzekerde zaak (art. 1302 B.W.). Verzekerbare situaties zijn hier honderdvoudig: huurders, bewoners, gebruikers, bewaarnemers, bruiklenen, garagisten, en over het algemeen allen die een voorwerp onder zich houden met het doel het te bewerken, te herstellen of daarop enige bewerking uit te voeren. AI deze personen kunnen er zich toe beperken hun aansprakelijkheid als zodanig te verzekeren. Maar ze kunnen ook het goed zelf verzekeren (Cass., 26 jan. 1978, J.T, 1978, 395). Om echter te voorkomen, dat de verzekerde enig voordeel uit de verzekering zou halen, zal de verzekeraar slechts gehouden zijn tot het betalen van schadevergoedingen ingeval de verzekerde door de schadelijdende partij tot schadeloosstelling wordt verplicht op grond van de tussen hen bestaande aansprakelijkheidsrelaties. (Weens, Ch., L’intérêt d’assurance, Bull. Am., 1927, 150; ook: Laloux, P., Traité des assurances terrestres en droit belge, nr. 65). Niet alleen onroerend goed, ook roerend goed, onder meer koopwaar kan door de aansprakelijkheid worden verzekerd. Wanneer het roerende goederen betreft, voornamelijk koopwaar, is het gebruikelijk dat deze gedekt zijn door de eventuele verantwoordelijke voor rekening van hun eigenaar.
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 42
De verzekering voor rekening en ten behoeve van derden
1. Oorsprong en begrip De oorsprong van de verzekering voor rekening en ten behoeve van derden is terug te vinden in de gebruiken van de zeeverzekering; Omwille van de veelvuldige veranderingen van eigenaar werden de vervoerde koopwaren door de verkoper voor rekening van de onbekende koper of door de eerste koper voor rekening van de volgende kopers. Deze handelwijze werd noodzakelijk. Gelet op de goederenoverdrachten was het belangrijk de uitwerking van de contracten over te dragen op de opeenvolgende kopers en de vergoeding toe te kennen aan de eigenaar van het goed op het ogenblik van het schadegeval; In de verzekeringen te land vindt de verzekering voor rekening van derden toepassing in de zaakverzekeringen, onder meer in de takken ‘brand’ en ‘transport’. Een verzekering voor rekening van derden is een verzekering gesloten door een verzekerde (verzekeringnemer) op eigen naam, doch ten behoeve van een ander (verzekerde), die feitelijk belanghebbende is (Dorhout Mees, T.J., Schadeverzekeringsrecht, 4e druk, 1967, Tjeenk Willink, Zwolle, nr. 144). In de omgangstaal worden de uitdrukkingen ‘verzekering voor rekening’, ‘verzekering voor rekening van een derde’, ‘verzekering ten behoeve van een derde’, ‘verzekering voor rekening van wie het aanbelangt’, ‘verzekering van wie het behoren zal’ als synoniem beschouwd en door elkaar gebruikt. Sommigen maken nochtans een onderscheid tussen deze begrippen (zie P. Allary, De ‘verzekering voor rekening’: de vlag dekt niet steeds dezelfde lading, De Verz., 2001,442). 2. Rechtsconstructie Artikel 38 wet op de landverzekeringsovereenkomst, zoals vroeger artikel 5 van de wet van 1874, staaft de wettigheid van de verzekering gesloten ten behoeve van wie het aangaat. Het wordt niet meer betwist dat de verzekering voor rekening een beding is ten behoeve van derden. Artikel 38 moet samengebracht worden met artikel 22 van dezelfde wet dat handelt over het beding ten behoeve van derden en dat bepaalt dat de partijen (van een verzekeringsovereenkomst) op elk moment kunnen overeenkomen dat een derde aanspraak kan maken op het voordeel van de verzekering volgens de voorwaarden die zij bepalen. Vroeger was dit reeds de opinie van de meeste auteurs en van de rechtspraak (De Page, H., Traité élémentuire de droit civil belRe, 11, 3e uitgave 1964, nr. 662; Kluyskens, A., Beginselen van burgerlijk recht I, nr. 43; 111, nr. 202; Demoulin, P., volgende; R., & Ernault, J. , Traité général des assurances terrestre, Frédéricq, L., Traité de droit commercial belge La nature juridique de l’assurance pour compte, Bull. Ass., 1948, 383 en Vaes. A., L’assurance pour compte, Bull. Ass., 1954, 196; Picard, M., & Besson, A., Les assurances terrestres en droit français, Tome I, 2” uitgave 1964, Librairie Générale de Droit et de Jurisprudence, Paris, nr. 513; contra Wets, G . , waarvan het standpunt uitvoerig wordt uiteengezet in Feyaerts, Les Novelles, Droit commercial, Brussel 1966, nr. 827 en volgende, en geschetst wordt in ‘Le transfert de l’intérêt d’assurance en droit belge et dans les pays de Communauté Européenne’, Bull. Am., 1965, 217; en in ‘De l’interprétation de l’assurance pour compte d’autrui par la comparaison des législations de la Communauté économique européenne ’, De Verz., 1972, 955; men leze ook Dorhout Mees, T.J. Schadeverzekeringsrecht, 4e druk, 1967, Tjeenk Willink, Zwolle, nr.
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 43
146 en volgende; Cass., 28 januari 1975, Arr. Cass., 1975, 596; R.G.A.R., 1976, 9542; noot M. Mahieu; Brussel, 13 september 1988, J.L.M.B., 1989, 80). Zo het om een derdenbeding gaat, moet de verzekering voor rekening van derden aan al de voorwaarden daarvan voldoen. Daarom moet: -
het beding in de verzekering de voorwaarde zijn van een beding, dat de verzekeringnemer voor zichzelf maakt, bijvoorbeeld de betaling van de premies;
-
de stipulant (verzekeringnemer) de wil hebben gehad niet te zijnen behoeve te bedingen, maar ten behoeve van de derde (art. 5 , laatste lid, van de voor brand afgeschafte verzekeringswet van 1874); deze derde moet niet aangeduid zijn, maar hij moet aanwijsbaar zijn op de dag dat de verzekeringsprestaties opeisbaar zijn (art. 22, lid 2 wet op de landverzekeringsovereenkomst).
-
een recht ontstaan ten behoeve van een aan het sluiten van de verzekering vreemde derde, namelijk een recht dat hij voorheen niet bezat.
Wat dit laatste streepje betreft, dient onderlijnd: In principe beschikt de begunstigde over een onmiddellijk en privatief rechtstreeks recht tegenover de verzekeraar in uitvoering van het voordeel van het te zijnen gunste gemaakte beding. Dit recht rust op het hoofd van de begunstigde derde. Het komt niet in het patrimonium van de bedingende verzekerde. Het op de onderschrijver van de polis gelegde beslag is geen hinderpaal tot de betaling van de schadevergoeding in handen van de begunstigde (De Page, t. 11, nr. 678; zie nochtans hierna art. 25, B. 6) Brandpolis Sp. R. A.V. 2002).
Dit rechtstreeks recht blijft nochtans door de verzekeringnemer herroepbaar, zolang de begunstigde niet heeft aanvaard (art. 1121 B.W.). Geen vormvereiste is voor deze aanvaarding nodig. De wil van de derde moet alleen maar uitdrukkelijk zijn (Kluyskens, Beginselen, I, nr. 41ter). De aanvaarding door de derde mag niet tot gevolg hebben dat een reeds voorheen bestaand recht zou geboren worden, maar wel dat de verzekeringnemer het niet meer kan herroepen (De Page, t. 11, nr. 677). Prof. L. Schuermans onderstreept nochtans dat een dergelijke herroeping in het economisch ruilverkeer enorme en wellicht onaanvaarbare gevolgen zou hebben. Om hieraan tegemoet te komen gingen sommige auteurs ervan uit dat de aanvaarding van het derdebeding stilzwijgend kan geschieden of dat de stipulant van zijn recht op herroeping in de verzekeringspolis al dan niet uitdrukkelijk, doch ondubbelzinnig, afstand kan doen (De nieuwe wet op de landverzekeringsovereenkomst, R.W., 1992-93,708, O.C., nr. 59)
Het bestaan van dit recht hangt af van de geldigheid van de hoofdverbintenis. Zo deze nietig is, is de verzekering voor rekening van derden eveneens nietig. Zo staat het eveneens met alle excepties, die de verzekeraar aan de verzekeringsnemer zou kunnen tegenwerpen (Kh. Oudenaarde 14 november 1974, R.W., 1974-75, 1449; art. 25, B.6), 2e lid, Brandpolis Sp. R. A.V. 2002. Over dit principe werd in het verleden gediscuteerd. Nu geldt geen twijfel meer, want de wet bevestigt het: ‘alle excepties eigen aan de verzekeringsovereenkomst en waarop de verzekeraar zich tegen de verzekeringnemer kan beroepen zijn tegenstelbaar aan de verzekerde, wie het ook is’ (art. 38, 2e lid, W.L.V.O.). 3.1 Toepassingen
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 44
De verzekeringnemer Gewoonlijk worden twee belangrijke toepassingen van de verzekering ten behoeve van derden onderscheiden: -
Verzekering gesloten door de eigenaar op voor verkoop bestemde koopwaren. Sommige ondernemingen hebben koopwaren in voorraad, die op ieder ogenblik kunnen worden verkocht. De eigenaar verzekert dan deze goederen ‘voor rekening van wie het aanbelangt’. Dat met de bedoeling dat zij zouden gewaarborgd zijn zowel vóór als na de verkoop. Een dergelijke clausule betekent dat de verzekering niet alleen het belang van de verzekeringnemer, eigenaar op het ogenblik van het sluiten van de overeenkomst, waarborgt, maar ook het belang van de toekomstige eigenaar(s), eventuele koper(s). In de praktijk waarborgen de verzekeraars deze goederen slechts zolang zij onder de bewaking van de verzekeringnemer staan. Zij vrezen immers risicoverzwaringen.
-
Verzekering gesloten door de houder van aan derden toebehorende koopwaren. De noden van de bedrijfsexploitatie brengen sommige handelaars en industriëlen ertoe aan derden toebehorende koopwaren onder zich te houden in iedere denkbare vorm van houderschap. Vanaf het bijna passieve houden van de meubelbewaarder tot het intensief bewerken van een garagehouder bij een herstelling. Wet of contract stellen al deze houders op een of andere wijze aansprakelijk voor schade of verlies, tenzij het bewijs van enige vreemde oorzaak hen geheel of gedeeltelijk vrijmaakt. Deze houders zoeken én hun eigen aansprakelijkheid te verzekeren én aan de bewaargevers de meest volledige zekerheid te waarborgen. Te dien einde verzekeren zij door middel van een voor rekening van wie het zal aanbelangen onderschreven abonnementspolis of vlottende polis het geheel van de onder zich gehouden koopwaren (Demoulin, P., Nature juridique de l’assurance pour compte de qui i1 appartiendra, Bull. Ass., 1948, blz. 383). We vestigen er de aandacht op dat er slechts sprake is van een verzekering voor rekening van derden indien de partijen hiervoor de duidelijke intentie hadden. Het verzekeringsbelang van de derde op zich volstaat niet om van dergelijke verzekering te kunnen spreken (Mons, 11 september 1996, R.G.A.R., 13056; Kh. Mons, 15 februari 2001,J.L.M.B., 2001, 1169). 3.2. Gevaarsobjecten Oorspronkelijk werd de besproken verzekering in hoofdzaak gesloten op koopwaren. Niets staat echter in de wet om haar niet uit te breiden op andere gevaarsobjecten. Het is logisch dat andere roerende goederen dan koopwaren onder de hier behandelde juridische constructie zouden verzekerd worden. Bijvoorbeeld: meubelen of huishoudelijke voorwerpen aan een derde in bewaring of in gebruik gegeven, meubilair dat zich in een gehuurde opslagplaats bevindt, ontleende voorwerpen, voorwerpen door klanten aan de exploitant van een horecabedrijf toevertrouwd, uitzet van kinderen op kostschool en dergelijke meer. De situaties in verband met onroerende goederen zijn eveneens legio: - een vruchtgebruiker die het pand waarop zijn vruchtgebruik is gevestigd, ten behoeve van de naakte-eigenaar verzekert; - een mede-eigenaar die het onverdeelde goed ten behoeve van de overige medeeigenaars verzekert; - een hypotheekhoudende schuldeiser, die het pand van zijn schuldenaar voor de totale waarde verzekert;
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 45
- een huurder die het door hem betrokken gebouw of het door hem gebruikte materieel ten behoeve van de verhuurder verzekert; - een eigenaar, die door zijn huurder gedurende de huur aan het pand toegebrachte verfraaiingen verzekert (bijvoorbeeld een café-inrichting); - een eigenaar die het verhuurde pand zowel voor zichzelf als ten behoeve van zijn huurders verzekert. De verzekerde Algemeen beschouwd is het niet enkel de verzekeringnemer die verzekerde is, maar ook de bij hem inwonende personen, hun personeel in de uitoefening van hun functie, de lasthebbers en de vennoten van de verzekeringnemer in de uitoefening van hun functie en iedere andere persoon die als verzekerde in de verzekeringsovereenkomst wordt vermeld (zie art. 3 , K.B. brand van 24 december 1992 en de definitie van de verzekerde in art. 50 van de Brandpolis Sp. R.,A.V. 2002). Er werd beslist dat de gescheiden echtgenote die de vroegere familiale woning eigendom van de echtgenoot - blijft betrekken, zich met zijn akkoord op de titel van verzekerde kan beroepen (Brussel, 22 september 2000, R.G.A.R., 2000,13478). Artikel 57 van de wet op de landverzekeringsovereenkomst bepaalt dat in geval van overdracht onder levenden van een onroerend goed (koop, ruil, schenking, inbreng in een vennootschap, ...) de aan de overdrager verleende dekking blijft gelden voor de overnemer gedurende drie maanden na het verlijden van de authentieke akte, tenzij deze laatste dekking geniet uit hoofde van een andere overeenkomst. Dit principe werd al weerhouden door artikel 10 van het K.B. ‘eenvoudige risico’s’ van 1 februari 1988. De vereniging van mede eigenaars, die rechtspersoonlijkheid bezit sinds het inwerking treden van de wet van 30 juni 1994 en vertegenwoordigd is door de syndicus, onderschrijft de brandverzekeringsovereenkomst voor rekening van de mede-eigenaars. Ze handelt niet voor zichzelf daar ze het gebouw niet bezit. De vereniging van mede-eigenaars zou in haar eigen voordeel kunnen handelen indien ze de lichamelijke roerende goederen waarvan ze eigenaar is zou laten verzekeren. De algemene polisvoorwaarden passen het hierboven besprokene krachtens overeenkomst toe. Als voorbeelden worden de volgende toepassingsgevallen uit artikel 50 van de brandpolis (A.V. 2002) vermeld: - onder de begripsomschrijving ‘gebouw’: “de water-, gas- stoom-, en elektriciteitsmeters of -aansluitingen”; - onder de begripsomschrijving ‘inboedel’: “de roerende goederen voor privé-gebruik die aan de verzekeringnemer alsook aan zijn huispersoneel toevertrouwd zijn” (over een toepassingsgeval over een dergelijk contractueel beding, zie scheids. besl. 9 juli 1934, R.G.A.R., 1934, 1616); - onder de begripsomschrijving ‘materieel’: ‘de roerende bedrijfsgoederen ... die de verzekeringnemer toevertrouwd zijn’; ‘de aan het personeel van de verzekeringnemer toebehorende voorwerpen, kleren, fietsen, bromfietsen, motorfietsen en andere motorrijtuigen en waarvoor de verzekeringnemer de verantwoordelijkheid op zich neemt’; ‘de voertuigen die aan derden toebehoren, voor zover de verzekeringnemer de verantwoordelijkheid ervoor op zich neemt’. - onder de begripsomschrijving ‘koopwaar’: ‘de voorraden, grondstoffen, ... afgewerkte producten, ... die hem toevertrouwd worden’.
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 46
Suppletoire aard en dualiteit De verzekering voor rekening van derden is aanvullend. Zij heeft slechts dan uitwerking wanneer de eigenaar van de verzekerde gevaarsobjecten zelf geen verzekering daarop heeft gesloten. Doet zich deze situatie voor, zo wordt de verzekering voor rekening van derden omgevormd tot een aansprakelijkheidsverzekering. Hierin wordt door de verzekeringnemer zijn aansprakelijkheid ten overstaan van de verzekerde gevaarsobjecten gewaarborgd (art. 24, E., A.V., Sp. R. 2002) Hier treedt duidelijk de dualiteit naar voren. Anders uitgedrukt, de gemengde aard van deze verzekering blijkt duidelijk. Zij is tezelfdertijd een zaakverzekering en een aansprakelijkheidsverzekering. De rechtsleer kent en bevestigt dit dubbele facet van de verzekering voor rekening van derden. Om deze dualiteit te funderen interpreteert men de formule ‘voor rekening van wie het aanbelangt’ in zeer ruime zin: de verzekering is aangegaan voor rekening van ieder persoon, die enig belang heeft bij het behoud van de zaak, met name ten behoeve van hem, die in de hoedanigheid van houder aansprakelijk kan zijn voor de vernietiging van de verzekerde voorwerpen (Demoulin, P., Nature juridique de l'assurance pour compte de qui i1 appartiendra, Bull. Ass., 1948 blz. 385, en de aldaar geciteerde referenties). Deze dubbele aard van de verzekering voor rekening van derden is daaraan nochtans niet essentieel. De aansprakelijkheidsverzekering van de verzekeringnemer zal slechts in bepaalde situaties gelden: Artikel 38, B. van de brandpolis Sp.R. (A.V. 2002) stipuleert dat de in de rechten van de begunstigde gesubrogeerde verzekeraar afstand doet van enig verhaal tegen de verzekeringnemer, tenzij met betrekking tot de schade aan onroerende goederen waarvan de verzekerde of begunstigde huurder of gebruiker; Er werd gevonnist dat de brandverzekering onderschreven (met de algemene voorwaarden van de polis 1960) door een garagehouder voor rekening en ten behoeve van zijn klanten en die de schade aan hun voertuigen dekt terwijl deze zich in de garage bevinden, zich niet omzet in een aansprakelijkheidsverzekering van de garagehouder, als de klant - zelf niet verzekerd - het voordcel van deze verzekering weigert (Brussel, 13 september 1988, J.L.M.B., 1989, 80); Er werd eveneens gevonnist in het kader van een diefstalverzekering dat wanneer de polis enkel stipuleert dat de verzekering voor rekening van derden slechts uitwerking heeft als de schade niet gedekt is door een verzekering door de derde zelf onderschreven, deze niet kan omgezet worden in een aansprakelijkheidsverzekering (Brussel, 4" kamer, 4 oktober 1988, A.R. 334186, onuitgegeven). Verzekeringstechnisch gezien kan men bezwaarlijk aannemen, dat beide risico's tegen dezelfde premie, uitsluitend voor zaakschadeverzekering vastgesteld, zouden gewaarborgd zijn. Daarom hebben de verzekeraars hun verhaalsrecht willen bewaren. Het ware anders voldoende geweest, dat een huurder het pand voor rekening van de eigenaar verzekerd zou hebben, om tezelfdertijd zijn aansprakelijkheid als huurder gewaarborgd te weten. Men kan zich afvragen of het principe van artikel 45 van de wet op de landverzekeringsovereenkomst, dat bepaalt dat clausules van aanvullendheid zonder uitwerking blijven, de contractuele bedingen die bepalen dat de verzekering onderschreven voor rekening van derden enkel deze derden tot voordeel strekt als ze zelf geen contract onderschreven hebben die hun goederen verzekert, niet hindert.
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 47
Wij denken dat men moet verwijzen naar artikel 22 van dezelfde wet dat voorziet dat de verzekeringsovereenkomst de voorwaarden kan bepalen onder dewelke de derde aanspraak kan hebben op de door de verzekering geboden voordelen. Van zijn kant bepaalt artikel 57 uitdrukkelijk dat de dekking van een contract verleend aan een verzekerde, overdrager van een verzekerd goed, enkel toekomt aan de overnemer als deze laatste geen dekking geniet uit hoofde van een andere overeenkomst. Deze bepaling is een toepassing van de principes inherent aan het karakter van de verzekering voor rekening en dient naar onze mening in ruime zin toegepast te worden in de breedst mogelijke context van elke verzekering voor rekening van derden. Opmerking Luc Devlamynck De verzekering voor rekening van een derde gaat niet gepaard met een automatische afstand van verhaal door de verzekeringsmaatschappij. Bij elke polis “voor rekening van” wenst de verzekeraar zijn verhaalsrecht te behouden. In een groot aantal gevallen zal het mogelijk zijn om vanwege de verzekeraar te bekomen dat er afstand gedaan wordt van dit verhaalsrecht. Deze afstand zal dan bijna altijd moeten vermeld worden in de bijzondere voorwaarden van de polis. De algemene voorwaarden voorzien dit niet of onvoldoende.
Bron Kluwer Verzekeringshandboek met opmerkingen door Luc Devlamynck
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 48
Een verwittigde huurder is er twee waard Bron DAS journaal maart april 2012 Cassatie 25 03 2010 De feiten Verhuurder X en huurder X sluiten een huurovereenkomst. Uit de plaatsbeschrijving blijkt dat de elektrische leidingen kapot waren. Na enige tijd veroorzaakt de slechte staat van de elektrische leidingen brand. Geschil De brandverzekeraar van de verhuurder stelt laatstgenoemde schadeloos maar keert zich tegen de huurder, die zijn aansprakelijkheid gelukkig liet verzekeren. Kan de verzekeraar van de verhuurder zich tegen de verzekeraar van de huurder keren? Ja, in zoverre dat de huurder aansprakelijk is. Maar is de huurder aansprakelijk als de brand het gevolg is van een gebrek waarvoor de verhuurder normaliter aansprakelijk is? Beslissing van het Hof van Cassatie Indien bij het sluiten van een huurovereenkomst de gehuurde zaak een duidelijk zichtbaar gebrek vertoont en de huurder de mogelijkheid en de verplichting had om dit te erkennen, kan de verhuurder niet aansprakelijk gesteld worden. Omdat de huurder accepteerde een gebrekkige zaak te huren, kan hij zijn verplichting tot teruggave en zijn aansprakelijkheid voor beschadigingen of verliezen niet afwijzen. Ook kan hij zijn aansprakelijkheid niet negeren als de brand ontstaat door het gebruik dat hij maakt van het pand, aangezien de brand te wijten is aan een gebrek van de gehuurde zaak die hij aanvaard heeft in de staat waarin het zich bevond en waarvan hij gebruik heeft gemaakt. Conclusie Een huurder die een huurovereenkomst ondertekent leest de aangehechte plaatsbeschrijving best aandachtig. Als hij een plaatsbeschrijving aanvaardt waarin een zichtbaar gebrek (oorzaak van de brand) wordt vermeld, is hij aansprakelijk omdat hij niet kan aantonen dat de brand zich buiten zijn schuld heeft voorgedaan. Elke huurder gaat dus best een aansprakelijkheidsverzekering aan zelfs wanneer de huurovereenkomst dit niet verplicht. Een huurder die niet alleen zijn belangen wil vrijwaren maar ook die van zijn verzekeraar, zal bij het betrekken van het gehuurde pand elk gebrek melden en reparatie eisen op kosten van de verhuurder.
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 49
Bewijslast huurder bij brandstichting door onbekende
Uit het onderzoek van de deskundige blijkt onomstotelijk dat een huurpand opzettelijk in brand werd gestoken. De huurders worden in het strafonderzoek vrijgesproken en de dader blijft verder onbekend. Maar de huurders ontlopen zo hun huurderaansprakelijkheid niet. Daarvoor moeten zij immers kunnen bewijzen dat de onbekende dader ook echt een "derde" is. Dat zij hier niet in slagen, wil echter niet zeggen dat hun huurderaansprakelijkheidsverzekeraar zijn dekking kan weigeren. Dat zal enkel lukken als de verzekeraar zelf kan bewijzen dat de verzekerde zich schuldig maakte aan opzet in de zin van artikel 8 Wet Landverzekeringsovereenkomst. Bakkerijbrand Een bakker huurt het gelijkvloers van een pand om er zijn bakkerij in uit te baten. Na enkele maanden activiteit breekt er brand uit in het gebouw. Er volgt een strafonderzoek. De gerechtsdeskundige is duidelijk: er is in elk geval opzet in het spel. De brand werd gekenmerkt door één vuurhaard, een houten kar in de bakkerij. Uit de oppervlakkige inbranding van het hout, leidt de deskundige af de brand in de hand gewerkt werd met een vluchtige brandversnellende stof die normaal niet op die plaats aanwezig is. Toeval is volgens de deskundige uitgesloten. Maar de enige verdachten, de bakker en zijn twee aangestelden, worden buiten vervolging gesteld. Huurdersaansprakelijkheid, artikel 1733 B.W, De eigenaars van het pand eisen nu dat de bakker de brandschade vergoedt, op grond van artikel 1733 BW. De aansprakelijkheid van de huurder voor brand is van contractuele aard. Het is een toepassing van de zijn resultaatsverbintenis om op het einde van de huurtermijn het goed terug te geven in dezelfde staat als waarin hij het kreeg. Hierop bestaat enkel een uitzondering voor de schade veroorzaakt door ouderdom of overmacht. Artikel 1733 B.W. bepaalt uitdrukkelijk dat brand geen overmacht is voor de huurder. • Art. 1733 Hij ("de huurder") is aansprakelijk voor brand, tenzij hij bewijst dat de brand buiten zijn schuld is ontstaan . • Art. 1735 De huurder is aansprakelijk voor de beschadigingen en de verliezen die ontstaan door toedoen van zijn huisgenoten of van zijn onderhuurders. Integendeel, de bewijslast rust op de huurder. Hij moet aantonen dat de oorzaak van de brand totaal buiten hem lag. Dat kan door bijvoorbeeld te bewijzen dat een derde (waarvoor hij niet moet instaan) de brand veroorzaakte. Ofwel moet hij aannemelijk maken dat, alle omstandigheden in acht genomen, de brand onmogelijk kan zijn ontstaan door zijn schuld of door toedoen van zijn huisgenoten of onderhuurders waarvoor hij krachtens artikel 1735 B.W. dient in te staan. Niet bewezen dat onbekende dader een derde is Het strafonderzoek kon niet achterhalen wie de brandstichters waren. De dader bleef onbekend maar dat is op zich geen bevrijdende vreemde oorzaak voor de huurder. Deze moet immers nog aantonen dat de onbekende dader ook een "echte" derde is of met
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 50
andere woorden dat de brand onmogelijk kan zijn aangestoken door zijn eigen toedoen of door een persoon waarvoor hij op grond van artikel 1735 B.W. moet instaan. Uit het strafonderzoek blijken echter, ondanks de vrijspraak, enkele tegenstrijdigheden in de verklaringen van de bakker en die van één van zijn twee aangestelden. Ook hadden alleen deze twee personen een toegangssleutel van de bakkerij en werd er geen enkel spoor van inbraak vastgesteld. De rechtbank meent daarom dat het absoluut niet bewezen wordt dat de brandstichting onmogelijk kan zijn veroorzaakt door het toedoen van de bakker of zijn aangestelde. De bakker is dus tegenover de eigenaar aansprakelijk op grond van artikel 1733 B.W. Tussenkomst huurderaansprakelijkheidsverzekeraar? De huurderaansprakelijkheidsverzekeraar argumenteert dat hij niet moet tussenkomen in de hypothese dat niet een derde maar zijn verzekerde (de bakker) zelf de opzettelijke brandstichter is. Dit vloeit voort uit artikel 8, lid I Wet Landverzekeringsovereenkomst (Wet LVO). De eigenaars hebben het niet zo begrepen. Zij menen dat de verzekeraar hen in elk geval moet vergoeden (en dus dekking moet verlenen) en wanneer er eventueel opzet bewezen wordt, kan de verzekeraar regres uitoefenen ten opzichte van haar verzekerde, de bakker. Niets van, zegt de Hasseltse rechter, de verzekeraar heeft het bij het rechte eind. De huurdersaansprakelijkheidsverzekering is een niet verplichte verzekering en de verzekeraar kan dus het beweerde verval van recht tegenwerpen aan de benadeelde derde, hier de eigenaar van het pand. De rechtbank sluit zich aan bij de meerderheidsopvatting in rechtspraak en rechtsleer dat opzet (artikel 8 Wet LVO) een persoonlijk verval van recht is en geen uitsluiting met algemene draagwijdte. Dit heeft als gevolg dat het aan de verzekeraar is om te bewijzen dat zijn verzekerde schuldig is aan opzet. Bovendien moet het opzet persoonlijk toerekenbaar zijn aan de verzekerde. De verzekeraar slaag er in deze zaak niet in dat bewijs te leveren en aldus is de rechtstreekse vordering van de eigenaar tegen de verzekeraar gegrond. (Rb. Hasselt, 28 november 2002, R.A.G.B., 2003, 364) Besluit Opzet is een persoonlijk verval van recht en geen uitsluiting met algemene draagwijdte Opmerking Devlamynck Luc Deze evolutie is sterk in het voordeel van die verzekerden die geen opzet pleegden maar nog steeds een verzekerbaar belang hebben en door opzet van een andere verzekerde schade geleden hebben. Door enkel het persoonlijk verval van de dader van het opzet in te roepen blijven de andere verzekerden niet in de kou staan.
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 51
Ex-huurder aansprakelijk voor schade aan volgende huurder Uit Verzekeringsnieuws april 2003 Een vrouw overlijdt aan koolstofmonoxidevergiftiging door een fout in het waterverwarmingstoestel van haar huurhuis. De verhuurder is in principe aansprakelijk voor het ongeval omdat hij moet zorgen voor een veilige en gezonde woonst. Maar in deze zaak oordeelt het Hof van Beroep dat de voorgaande huurder uiteindelijk zal moeten opdraaien voor de schade omdat hij de gebrekkige installatie van het waterverwarmingstoestel zelf uitvoerde en hij niet kan bewijzen dat de verhuurder daarvan op de hoogte was. Ex-huurder installeerde gebrekkig verwarmingstoestel De vorige huurders hadden gedurende enkele jaren in het pand gewoond. In het eerste jaar dat ze er verbleven, hadden ze verschillende werken uitgevoerd of laten uitvoeren met instemming van de verhuurster, in ruil voor een aantal maanden huur. Drie jaar later plaatsten ze een waterverwarmingstoestel in het toilet op het gelijkvloers dat ze aansloten met een gastank buitenshuis. Nadien woonden ze nog een tweetal jaren in hetzelfde huis. De volgende huurders sloten een huurovereenkomst met de verhuurster en kwamen in de woonst via de ex-huurders, die hen de sleutel rechtstreeks overhandigden (een tiental dagen voor het ingaan van hun huurcontract) zonder verdere tussenkomst van de verhuurster. Die werd daarvan nadien wel op de hoogste gesteld. Nog geen twee maanden na haar verhuis, overleed een van de nieuwe huurders aan een koolstofmonoxidevergiftiging. Onderzoek toonde aan dat de rookgassen van het waterverwarmingstoestel in het toilet gejaagd werden door een fout in de installatie van de rookgasafvoer. Bovendien had de toiletdeur geen verluchtingsgat waardoor de gassen zich konden opstapelen in de kleine ruimte met fatale gevolgen voor de vrouw die nietsvermoedend gebruik maakte van het toilet. Ex-huurder betwist zijn aansprakelijkheid De eerste rechter legde de verantwoordelijkheid voor het ongeval volledig bij de vorige huurder. Hij was onzorgvuldig bij de installatie van het waterverwarmingstoestel en moet aldus alle schade die uit die fout voortvloeit vergoeden. Maar de ex-huurder gaat daar niet mee akkoord. Hij argumenteert voor het Hof van Beroep van Gent dat het oorzakelijk verband tussen zijn fout en de schade doorbroken wordt door de huurovereenkomst tussen de verhuurster en de nieuwe huurders. Bovendien heeft de eerste rechter volgends hem niet onderzocht of de nieuwe huurders zelf niet medeaansprakelijk waren omdat ze de verwarmingsinstallatie bijvoorbeeld slecht onderhouden hadden. Ook de verhuurster heeft in de ogen van haar ex-huurder een fout gemaakt. Ze wist immers dat hij geen professionele verwarmingsinstallateur was en ze mocht er dus niet zomaar op vertrouwen dat hij de installatiewerken goed uitgevoerd had. Hof van Beroep bevestigt eerste rechter Het Hof meent dat de eerste rechter de ex-huurder terecht veroordeelde op basis van artikel 1382 B.W. voor de schadelijke gevolgen van het ongeval. Het is immers overduidelijk dat de ex-huurder fouten maakte bij de installatie van het verwarmingsapparaat, hij heeft zich niet gedragen als een normaal voorzichtige burger. Deze fout wordt niet ongedaan gemaakt louter door het einde van de huurovereenkomst. Van "het doorbreken van het causaal verband door een eigen juridische oorzaak" kan volgens het Hof geen sprake zijn omdat er geen enkele contractuele relatie bestaat tussen de ex-huurder en de nieuwe huurder.
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 52
Dat de ex-huurder geen professionele installateur was, kan de fout evenmin ongedaan maken. Bovendien kan de ex-huurder niet bewijzen dat de verhuurster wist of moest geweten hebben dat hij de installatie zelf had uitgevoerd. De verhuurster kan dus geen buitencontractuele fout verweten worden want ze kreeg niet eens de kans om het huis te controleren, de ex-huurders droegen het pand immers voor het einde van hun huur rechtstreeks over aan de nieuwe huurders. Slachtoffer maakte geen fout Het Hof twijfelt niet: de nieuwe huurders mochten ervan uitgaan dat de waterverwarmingsinstallatie in orde was. De ex-huurder had nooit problemen gehad met het gebruik van de installatie en dat had hun vertrouwen alleen maar versterkt. Ze konden bovendien niet weten dat de vorige huurder de installatie zelf gedaan had in plaats van die aan een vakman over te laten. Hun treft geen enkele schuld voor het ongeval. Verhuurster is contractueel aansprakelijk... Naast de vordering tegenover de ex-huurder, vordert het slachtoffer ook van verhuurster een schadevergoeding op grond van haar contractuele aansprakelijkheid uit artikel 1721 B.W. en artikel 2 van de Huurwet (20 februari 1991). - Art. 1721 BW Vrijwaring is verschuldigd aan de huurder voor alle gebreken van het verhuurde goed, die het gebruik daarvan verhinderen, ook al mocht de verhuurder die bij het aangaan van de huur niet hebben gekend. Indien door die gebreken enig verlies voor de huurder ontstaat, is de verhuurder verplicht hem daarvoor schadeloos te stellen. - Art. 2 Huurwet Staat van het gehuurde goed Het gehuurde goed moet beantwoorden aan de elementaire vereisten van veiligheid, gezondheid en bewoonbaarheid. Of deze voorwaarde is vervuld wordt beoordeeld aan de hand van de staat van het goed op het ogenblik dat de huurder in het genot ervan treedt. (...) Nochtans was in de huurovereenkomst uitdrukkelijk bedongen dat de huurder "zonder enig voorbehoud afstand doet van elke actie tegen de eigenaar uit hoofde van de artikelen 1386 en 1721 B.W." Maar het Hof kan geen rekening houden met die exoneratieclausule want de genoemde wetsbepalingen zijn van dwingend recht waardoor er geen contractuele afwijking mogelijk is. Het Hof oordeelt verder dat het huurhuis duidelijk niet beantwoordde aan de dwingende bepalingen van artikel 2 van de Huurwet. De verhuurster is dus contractueel aansprakelijk voor de schade die het gebrekkige huis veroorzaakte aan de nieuwe huurders. ... maar ex-huurder moet verhuurster vrijwaren De verhuurster zal zich voor de betaling van de schadevergoeding echter kunnen beroepen op haar ex-huurder. Het Hof van Beroep gaat akkoord met haar vordering tot vrijwaring. De schade zoals zij zich in concreto heeft voorgedaan is immers uitsluitend het gevolg van de fout van de ex-huurder en daarom moet hij uiteindelijk voor alles opdraaien. *HQWQRYHPEHU5*$5 Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 53
Aansprakelijkheid van de bewoner ter bede Bron: Kluwer Verzekeringsnieuws Nr 43 30 november - 4 december 2009
De bewoner ter bede van een goed is aansprakelijk voor brand, tenzij hij bewijst dat de brand te wijten is aan een vreemde oorzaak. Dat is de leerstelling uit een arrest van het Hof van Cassatie van 6 november 2008. De zaak die aanleiding gaf tot het arrest van het Hof vanCassatie De heer M. is eigenaar van een tegen brand verzekerd onroerend goed dat hij verkoopt aan derden. In de op 2 maart 1995 gesloten voorverkoopakte wordt onder meer bedongen dat de kandidaat-kopers het goed onmiddellijk kunnen betrekken, niettegenstaande de eigendomsoverdracht wordt uitgesteld tot de datum van ondertekening van de authentieke akte. De derden komen niet opdagen om de authentieke akte te ondertekenen, maar blijven het goed bewonen. Het goed wordt geteisterd door brand met misdadig opzet, zonder dat de daders kunnen worden geïdentificeerd. De brandverzekeraar van de heer M., die in de rechten van laatstgenoemde is getreden, stelt de bewoners aansprakelijk voor de brand. De beslissing van het hof van beroep In een arrest van 20 juni 2006 stelde het hof van beroep van Bergen de verzekeraar in het ongelijk, omdat artikel 1733 van het Burgerlijk Wetboek, dat een vermoeden van aansprakelijkheid voor brand ten name van de huurder instelt, niet van toepassing is op de kandidaat-kopers die bewoners ter bede waren. Het hof was van oordeel dat de bewoners evenmin een fout hebben begaan op grond van artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek, aangezien niet vaststaat dat de brand met misdadig opzet, hun kan worden toegerekend. De beslissing van het Hof van Cassatie De verzekeraar voorzag zich in cassatie tegen het voormelde arrest van het hof van beroep. De aangevoerde middelen tot cassatie zijn de volgende: ■ Het recht van bewoning ter bede is gegrond op de voorverkoopovereenkomst. De door de contractant gelopen aansprakelijkheid is van contractuele aard zodat het hof van beroep artikel 1382 ten onrechte heeft toegepast. Het betreft een kwestie van contractuele aansprakelijkheid voor teruggaaf, en geen delictuele aansprakelijkheid. ■ Het vermoeden van artikel 1733 van het Burgerlijk Wetboek, dat van toepassing is op de huurder, is slechts een toepassing van het gemeen recht van de contractuele aansprakelijkheid en, in het bijzonder, van de regel dat degene die
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 54
zich bij overeenkomst ertoe verbindt een bepaalde zaak onder zich te houden, vermoed wordt schuldig te zijn als hij die bepaalde zaak niet opnieuw kan aanbieden na afloop van de bedongen termijn of bij de ontbinding van de overeenkomst, tenzij hij bewijst dat het verlies van de zaak te wijten is aan een vreemde oorzaak. Het Hof van Cassatie verklaart de voorziening gegrond en beslist dat, krachtens de artikelen 1147, 1148 en 1302 van het Burgerlijk Wetboek, de houder van een bepaalde zaak slechts bevrijd is van zijn verplichting ze terug te geven indien hij bewijst dat het verlies ervan te wijten is aan een vreemde oorzaak. Het Hof wijst erop dat artikel 1733 van dat Wetboek slechts de toepassing van dat beginsel op de huur van goederen vormt. Conclusie De bewoner ter bede van een onroerend goed is, net als de huurder, aansprakelijk voor brand, tenzij hij kan bewijzen dat de brand te wijten is aan een bevrijdende vreemde oorzaak. De brandverzekeraar, die in de rechten getreden is van zijn verzekerde, kan zich dus tegen de bewoner ter bede keren, als laatstgenoemde de vreemde oorzaak niet aantoont. (Cass. 6 november 2008, JLMB 2009, 1106)
Graciela Schiffino Advocaat aan de Balie van Bergen
[email protected]
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 55
Verhuurder aansprakelijk voor gebrekkige elektrische installatie
Kluwer Uitgevers Verzekeringsnieuws nr 42 22 -26 november 2004 De bijzondere huurderaansprakelijkheid voor brand (art. 1733 BW) vloeit voort uit de verplichting tot teruggave van het gehuurde goed bij het einde van de huur. Deze aansprakelijkheid is dus niet van toepassing bij de beoordeling van een vordering tot vergoeding van de inboedelschade van de huurder omdat daar geen sprake is van een verbintenis tot teruggave. De verhuurder moet overeenkomstig art. 1721 BW de huurder vrijwaren voor gebreken aan het verhuurde goed, bijvoorbeeld een slecht werkende elektrische installatie die brand veroorzaakte. Inboedel huurder vergaat in woningbrand Na een woningbrand in een huurwoning stapt de brandverzekeraar van de huurster naar de verhuurder om de bedragen terug te vorderen die hij aan de huurster betaalde voor de vergoeding van haar inboedelschade en de kosten van afbraak, opruim en verhuis. Maar de verhuurder denkt er niet aan iets te vergoeden, hij meent immers dat de huurster zelf aansprakelijk is voor alle brandschade op grond van de algemene huurdersaansprakelijkheid uit artikel 1733 BW. Volgens dat artikel is een huurder aansprakelijk voor brand tenzij hij bewijst dat de brand buiten zijn schuld is ontstaan. En dat bewijs kan de huurster niet leveren, zo zegt de verhuurder. Artikel 1733 BW en de aansprakelijkheid van de huurder De rechtbank oordeelt echter dat de verhuurder hier een denkfout maakt. Het bijzonder aansprakelijkheidsregime uit artikel 1733 BW heeft zijn grondslag in de verplichting van de huurder tot teruggave van het gehuurde goed bij het einde van de huur. Dit is een resultaatsverbintenis en bijgevolg kan de huurder inderdaad enkel aan deze verbintenis ontsnappen wanneer hij aantoont dat de niet-nakoming van deze resultaatsverbintenis te wijten is aan een vreemde oorzaak die hem niet kan worden toegerekend. Maar omdat de aansprakelijkheid uit art. 1733 BW steunt op de verplichting tot teruggave van het gehuurde goed, is het logischerwijze ook zo dat deze aansprakelijkheid enkel geldt voor de schade aan de in huur gegeven goederen waarvoor dus de plicht tot teruggave bestaat. De inboedel valt daar uiteraard buiten en daarmee ook alle vorderingen die betrekking hebben op de vergoeding van de inboedelschade. Fout in de elektrische installatie Volgens de gerechtsdeskundige ontstond de brand zeer waarschijnlijk door verliesstromen binnen een beschadigde VVB-kabel in een spouwmuur boven de verandadeur. De brand had kunnen vermeden worden als een (verplichte) verliesstroomschakelaar het net had beveiligd. De verhuurder verhuurde dus een woning die niet aan de veiligheidsvoorschriften voldeed wegens een gebrekkig elektrische installatie.
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 56
Daarom is de verhuurder in beginsel aansprakelijk voor de schade die de huurster leed ten gevolge van dit gebrek aan de woning. Dit op basis van artikel 1721 BW dat stelt dat de verhuurder vrijwaring verschuldigd is voor alle gebreken van het verhuurde goed en dat hij de huurder moet schadeloos stellen voor elk verlies dat door die gebreken ontstaat. Meldingsplicht van de huurder Het manifest gebrek aan de elektrische installatie was voor de huurder, zonder bijzondere kennis van elektriciteit, niet zichtbaar. Maar uit het onderzoek van de deskundige blijkt wel dat er in de weken voorafgaand aan de brand, regelmatig stroomonderbrekingen waren. De huurster meldde deze echter niet aan haar verhuurder. Aldus schiet de huurster tekort aan haar verplichting om de verhuurder op de hoogte te brengen van de gebreken aan de woning waarvoor herstellingen (of minstens nazicht) nodig zijn. De huurster meent dat er geen oorzakelijk verband is tussen het niet melden van de stroomonderbrekingen en de brand. Maar de rechter treedt haar daar niet in bij. Indien de huurster de stroomonderbrekingen immers had gemeld, dan had de verhuurder de installatie kunnen laten nakijken en dan bestond minstens de kans dat ook het ontbreken van de verliesstroomschakelaar zou zijn ontdekt. Toch meent de rechter dat de zwaarste verantwoordelijkheid onbetwistbaar bij de verhuurder blijft liggen omdat bij een gebrekkige woning verhuurde. En dit weegt niet op tegen de fout van de huurster waardoor slechts een kans verloren ging om de brand te voorkomen. Daarom verdeelt de rechtbank de aansprakelijkheid: 4/5 voor de verhuurder en 1/5 voor de huurster. De vordering van de brandverzekeraar van de huurster tegen de verhuurder is bijgevolg gegrond voor 4/5 van de vergoedbare schade. (Rb. Gent 26 februari 2003. Huur. 2004/3. 81)
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 57
Aansprakelijkheid verhuurder voor gebrek aan verhuurde zaak
De verplichting van de verhuurder om de huurder te vrijwaren voor gebreken aan de gehuurde zaak is een resultaatsverbintenis. Wanneer men een huis verhuurt met een piepkleine badkamer die verwarmd wordt met een boiler op gas en die niet voldoende verluchting heeft, getuigt van een onvoorzichtigheid en een nalatigheid. In zulk geval is de verhuurder ook buitencontractueel aansprakelijk. Feiten Mevrouw D is eigenares van een woning in Moeskroen. Zij is hiervoor verzekerd bij maatschappij X. De woning wordt op 1 april 1996 verhuurd aan mevrouw B. Op 19 november 1996 wordt mevrouw B onwel in de badkamer en valt ze op de elektrische kachel. Hierbij loopt ze ernstige brandwonden op aan haar been. Mevrouw B verlaat op 31 maart 1997 de gehuurde woning en legt op 9 juli klacht met burgerlijke partijstelling neer tegen haar verhuurster. Op 6 juni 2000 velt de Raadkamer van Doornik een vonnis van buitenvervolgingstelling. Dit wordt bevestigd door de Kamer van Inbeschuldigingstelling. Standpunten van de partijen (partij B = huurster, D = eigenares) Volgens mevrouw B is haar verhuurster contractueel aansprakelijk op grond van artikel 1719,3° (de verhuurder staat in voor het rustig genot van de zaak), en artikel 1721 (waarborg voor gebreken) van het burgerlijk wetboek. Bovendien is de verhuurster ook buitencontractueel aansprakelijk op basis van artikels 1382 en 1383 van het Burgerlijk Wetboek. Mevrouw B was slachtoffer van een koolstof-monoxydevergiftiging door de defecte boiler in de badkamer. Om haar stelling te bewijzen verwijst zij enerzijds naar het verslag van de burgerlijke ingenieur die door de onderzoeksrechter werd aangesteld. Hieruit blijkt dat de boiler op het ogenblik van de feiten niet in orde was. Anderzijds zijn er medische verslagen die de koolstof-monoxydevergiftiging bevestigen. Mevrouw D betwist dat zij een fout heeft begaan. Zij beroept zich op het vonnis van buitenvervolgingstelling door de raadkamer. Hierdoor kan zij niet meer aansprakelijk gesteld worden op grond van artikels 1382 en 1383 van het Burgerlijk Wetboek. Bovendien bewijst de huurster volgens haar niet dat zij onwel is geworden door een gebrek aan de boiler. In ondergeschikte orde vordert mevrouw D dat haar verzekeraar waarborg zou verlenen. Haar verzekeraar weigert echter zijn tussenkomst omdat de contractuele aansprakelijkheid van mevrouw D niet gedekt is in de polis. Bovendien is de vordering op grond van de buitencontractuele aansprakelijkheid verjaard, volgens de verzekeraar. Deze werd immers meer dan drie jaar na het schadegeval
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 58
ingeleid. Zijn eigen tussenkomst in de zaak dateert van meer dan vijf jaar geleden en de verjaringstermijn werd niet geschorst door de strafrechtelijke procedure die door de huurster werd aangespannen. Beslissing van de rechtbank Over de oorzaak van het ongeval Volgens de rechtbank bevat het dossier voldoende elementen die het ongeval van mevrouw B en de oorzaken daarvan bewijzen. Zowel het verslag van de burgerlijke ingenieur die de boiler onderzocht, als de medische verslagen wijzen op een koolstof-monoxydevergiftiging. Over het gezag van gewijsde Het beginsel van het gezag van strafrechtelijk gewijsde verplicht de burgerlijke rechter rekening te houden met wat de strafrechter op definitieve, zekere en absolute wijze heeft uitgesproken. Volgens de rechtspraak van het Hof van Cassatie heeft een beschikking van de onderzoeksrechter tot buitenvervolgingstelling wegens onvoldoende bezwarende elementen tegen de beschuldigde, geen gezag van gewijsde tegenover een later burgerrechtelijk geding. Over de fout Mevrouw D is contractueel verplicht haar huurster de vrijwaren voor gebreken van de gehuurde zaak, om het even hoe ze ontstaan zijn en zelfs als zij ze niet kende. Bovendien staat haar buitencontractuele aansprakelijkheid vast: een woning verhuren met een piepkleine badkamer die niet goed verlucht is, maakt een onvoorzichtigheid uit in de zin van de artikels 1382 en 1383 van het Burgerlijk Wetboek. Deze onvoorzichtigheid is een inbreuk op de algemene voorzichtigheidsplicht. Er is dus sprake van samenloop tussen de contractuele en de buitencontractuele aansprakelijkheid. Opmerking Devlamynck Luc: Eender welke derde zou in dit dossier kunnen vorderen op de verhuurder op basis van 1382 BW en dus mag de huurder dit ook doen in plaats van uitsluitend op contractuele basis te mogen vorderen. (principe van samenloop van aansprakelijkheidsvordering) Over de waarborg door de verzekeraar De polis van mevrouw D dekt enkel haar buitencontractuele aansprakelijkheid. In deze zaak is zowel haar contractuele als haar buitencontractuele aansprakelijkheid betrokken. De verzekeraar moet dus waarborg verlenen. Over de verjaring Men moet een onderscheid maken tussen de rechtstreekse vordering van de huurster, als slachtoffer, tegen de verzekeraar van de verhuurster enerzijds en de vordering tot tussenkomst van de verhuurster tegen haar verzekeraar anderzijds. De verzekeraar van mevrouw D beroept zich op de driejarige verjaringstermijn die, overeenkomstig artikel 34 van de wet van 25 juni 1992, begint te lopen vanaf de dag van het schadelijke feit dat het vorderingsrecht doet ontstaan.
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 59
Inzake aansprakelijkheidsverzekeringen begint deze termijn van drie jaar echter pas te lopen vanaf het instellen van de rechtsvordering door de benadeelde. Vermits mevrouw B gedagvaard heeft in maart 2002 en de verhuurster beroep deed op de waarborg van haar verzekeraar bij conclusies van 7 februari 2003, is deze vordering niet verjaard. Voor de rechtstreekse vordering van mevrouw B tegen de verzekeraar van mevrouw D, is de verjaringstermijn vijf jaar, te rekenen vanaf het schadeverwekkend feit. Mevrouw B voert aan dat haar burgerlijke vordering tegen mevrouw D werd geschorst door haar strafrechtelijke klacht, overeenkomstig artikel 4 van de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering. Volgens dit artikel wordt de burgerlijke vordering enkel geschorst wanneer zij afzonderlijk van de strafvordering wordt ingesteld. Dat is hier niet het geval want mevrouw B heeft zich burgerlijke partij gesteld bij de onderzoeksrechter De rechtstreekse vordering van mevrouw B. tegen de verzekeraar van haar verhuurster is wel verjaard. (Rb. Doornik, 25 mei 2004, JLM.B., 2006, p. 366)
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 60
Aansprakelijkheid bij brand
Uit Kluwer Nieuwsbrief auto nr 5 mei 2007 (Pol. Brugge 20 februari 2007. onuitgegeven) Bij een woningbrand raken de in de buurt geparkeerde voertuigen vaak beschadigd. De onschuldige eigenaars zijn er steeds van overtuigd dat ze recht hebben op een integrale en snelle vergoeding. In de praktijk is dat echter niet evident. Dit zijn ondankbare dossiers voor de betrokken makelaars. Het is voor hen geen eenvoudige klus om de schadelijders uit te leggen waarom zij niet gewoonweg vergoed worden. Het is immers niet omdat hen geen schuld treft, dat ze automatisch vergoed worden, zelfs als alle actoren gekend zijn. Brandweer beschadigt wagen Op 4 november 1999 woedt een felle woningbrand in de Van Urselstraat te Antwerpen. De parketdeskundige stelt op basis van overeenstemmende vermoedens vast dat de brand werd veroorzaakt door een brandende sigarettenpeuk in een vuilniszak. Een geparkeerd voertuig vat vuur, een ander wordt door de brandweer beschadigd. De benadeelde kan de brandweer of de gemeentelijke overheid dagvaarden, maar dan moet hij kunnen aantonen dat de brandweer onzorgvuldig geweest is. Bij een dringende oproep mag echter niet van de brandweer verwacht worden dat hij schade aan geparkeerde voertuigen vermijdt. Vaak staan wagens in de weg voor de ladderwagen of de aansluiting van de brandslangen. Alleen wanneer een echte noodsituatie ontbreekt en de maatregelen buiten proportie zijn, kan de rechter tot een aansprakelijkheid besluiten in de zin van artikel 1382 Burgerlijk Wetboek. Blijft dan de mogelijkheid om de eigenaar, huurder of brandverzekeraar te dagvaarden. Daartoe bestaan verschillende rechtsgronden. Voor sommige is het van belang om de oorzaak van de brand te kennen. Voor andere niet Evenwichtsleer Een eerste mogelijkheid is de evenwichtsleer van artikel 544 Burgerlijk Wetboek of de regels van burenhinder. Door de schadelijke brand wordt het evenwicht immers verstoord. De oorzaak van de brand is niet belangrijk. Rechtbank van eerste aanleg willigt de vordering echter niet in (vonnis van 2 december 2004, niet gepubliceerd). Ze stelt dat de schadelijder eigenaar is van een roerend goed (motorrijtuig) en niet van een onroerend goed. Bijgevolg kan artikel 544 niet worden ingeroepen. Dit kan alleen door personen die het genot hebben van een onroerend goed. Op dit punt wordt geen beroep aangetekend. Artikel 62 WLVO Een tweede mogelijkheid is artikel 62 van de Wet op de Landverzekeringsovereenkomst Dit artikel bepaalt dat de brand verzekeraar bij een schadegeval ook de schade vergoedt ontstaan door de hulpverlening, het redden en het blussen. De oorzaak van de brand is hier niet belangrijk. De eigenaar van het voertuig dat door de brandweer werd beschadigd roept onder meer deze grond in. Het Hof van Beroep te Antwerpen, verklaart de vordering ongegrond. Het Hof stelt dat deze grond enkel kan ingeroepen worden door de verzekerde ten aanzien van de eigen brandverzekeraar. Foutaansprakelijkheid
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 61
Een derde mogelijkheid is de foutaansprakelijkheid van artikel 1382 Burgerlijk Wetboek. Deze grond wordt door beide voertuigeigenaars ingeroepen. Hier is het wel van belang dat de oorzaak van de brand gekend is. Zo niet is het onmogelijk om de fout aan te tonen. De rechter acht de oorzaak van de brand bewezen. Toch wordt de vordering niet toegekend, omdat niet bekend is wie de brandende peuk onvoorzichtig in de vuilniszak dropte. Artikel 184, lid 1 B.W. De laatste mogelijkheid is artikel 1384, lid 1 Burgerlijk Wetboek. Op basis van dit artikel is de bewaarder van een gebrekkige zaak aansprakelijk voor de schade. Afhankelijk van het feit wie het gebouw voor eigen rekening gebruikt of het genot ervan heeft, kan dit de eigenaar of een huurder zijn. Vermits er geen geregistreerde huurovereenkomst kon worden voorgelegd, spitste de aandacht zich toe op de eigenaar. Ook hier is de oorzaak van de brand van belang. De rechtbank stelt dat uit het enkele feit van de brand niet kon afgeleid worden dat het gebouw een gebrekkige structuur had. Anderzijds wordt wel een gebrek weerhouden voor de vuilniszak met de smeulende peuk. De peuk is gaan deel uitmaken van de inhoud en behoorde tot de structuur. De vuilniszak waarin normaal geen smeulende resten gegooid worden, wijkt af van zijn model, zodat het gebrek is aangetoond. Uiteindelijk wordt de vordering van de voertuigeigenaars alsnog toegekend. (Antwerpen 21 februari 2007, niet gepubliceerd)
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 62
Rechten pandhoudende schuldeiser na schorsing dekking De schorsing van de waarborg (wegens niet-betaling van de premie) is ook aan de pandhoudende schuldeiser tegenstelbaar wanneer deze de verzekeraar niets heeft laten weten over zijn recht van voorrang (artikel 66 Wet LVO). De inschrijving van het voorrecht in het hypotheekkantoor brengt wel tegenwerpelijkheid van het voorrecht met zich mee maar niet het rechtsgevolg verbonden aan de mededeling aan de verzekeraar die bedoeld wordt in artikel 66 Wet LVO. Op 9 november 1994 gaat een weverij in vlammen op. De pandhoudende schuldeiser (in dit geval een bank) van de weverij wil als bevoorrechte schuldeiser bij voorrang recht hebben op de schadevergoeding van de brandverzekeraar. Maar de brandverzekeraar is niet van plan om tussen te komen want de waarborg uit de brandpolis was al van voor het schadegeval geschorst (aangetekend schrijven van de verzekeraar dd 11 oktober 1994). De weverij had nagelaten om de premie te betalen en volgens de algemene polisvoorwaarden werd de waarborg geschorst met terugwerkende kracht, vanaf de vervaldag van de premie, in dit geval 4 augustus 1994. En omdat de bank aan de brandverzekeraar niets had laten weten over het bestaan van haar recht van voorrang, is de schorsing van de waarborg ook aan haar tegenstelbaar op grond van artikel 66 Wet LVO. Artikel 66 (wet landsverzekering)Rechten van bevoorrechte en hypothecaire schuldeisers § 1. Geen verweermiddel of verval van recht voortvloeiend uit een feit dat zich na het schadegeval heeft voorgedaan, kan door de verzekeraar worden tegengeworpen aan de schuldeiser die op de verzekerde goederen een recht van voorrang heeft dat de verzekeraar bekend is. § 2. De schorsing van de dekking van de verzekeraar, de vermindering van het bedrag en de opzegging van de overeenkomst kunnen aan de schuldeisers bedoeld in § 1 worden tegengeworpen. Indien één van die schuldeisers aan de verzekeraar mededeling heeft gedaan van het bestaan van zijn recht van voorrang, kunnen de schorsing, de vermindering en de opzegging hem eerst worden tegengeworpen na verloop van een termijn van een maand, te rekenen vanaf de kennisgeving die de verzekeraar daarvan doet bij ter post aangetekende brief; de termijn gaat in, volgend op die waarop de brief ter post is afgegeven. Wanneer de schorsing of de opzegging het gevolg is van wanbetaling van de premie door de verzekeringsnemer, kan de schuldeiser de gevolgen daarvan afwenden door binnen een maand na de kennisgeving door de verzekeraar, de achterstallige premies te betalen, in voorkomend geval vermeerderd met de interest en de kosten van gerechtelijke invordering. Het Hof bevestigt de uitspraak van de eerste rechter: "De in artikel 66, § 2 van de wet op de landverzekeringsovereenkomst bedoelde mededeling van een schuldeiser aan de verzekeraar van het bestaan van zijn recht van voorrang die meebrengt dat de schorsing hem eerst zal kunnen worden tegengeworpen na verloop van een termijn van een maand te rekenen vanaf de kennisgeving door de verzekeraar, is een specifieke rechtshandeling die te onderscheiden valt van de inschrijving van het voorrecht van de pandhoudende schuldeiser in het hypotheekkantoor
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 63
dat wel de tegenwerpelijkheid van het voorrecht meebrengt maar niet het rechtsgevolg verbonden aan de in artikel 66 § 2 bedoelde mededeling aan de verzekeraar zonder dewelke de schorsing van dekking van de verzekeraar met toepassing van artikel 66 § 2 lid 1 ook kan worden tegengeworpen aan de schuldeisers die op de verzekerde goederen een recht van voorrang hebben. " (Gent. 14 november 2002. R.G.A.R. 2004.13860)
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 64
Kan het overslaan van een brand burenhinder vormen?
Uit Kluwer Verzekeringshandboek Het overslaan van een brand van het ene gebouw op het andere, vormt geen burenhinder in de zin van artikel 544 van het Burgerlijk Wetboek. Die bepaling impliceert immers een verstoring van het evenwicht in de uitoefening van de rechten van de naburige eigenaars, hetgeen niet het geval is bij brand, vermits brand slechts een accidenteel en voorbijgaand fenomeen is. Feiten Bank X is eigenaar van een in Le Roeulx gelegen gebouw dat tegen brand verzekerd is bij verzekeraar Y. Op 3 juni 1992 brak brand uit in het aanpalend bouw, toebehorend aan de heer G. De brand verspreidde zich en beschadigde verschillende aanpalende gebouwen, waaronder dat van bank X. Volgens het strafdossier en het verslag van de door het parket aangestelde deskundige, werd benzine als brandversneller gebruikt, zodat het brandstichting betrof. De brand was uitgebroken kort na het vertrek van de heer G., die de achterdeur van het gebouw op een kier had gelaten, zonder dat enig spoor van braak werd vastgesteld. De heer G. was destijds in een geschil verwikkeld met zijn aannemer, wiens vennootschap op de rand van het faillissement stond, en die hij zware gebreken ten laste legde. Verzekeraar Y vergoedde zijn verzekerde ten bedrage van 71.964,28 euro en eiste voor de rechtbank van eerste aanleg te Brussel om de heer G. en zijn brandverzekeraar, hoofdelijk, in solidum of de ene bij ontstentenis van de andere, te veroordelen tot terugbetaling van zijn uitbetalingen, inclusief de interesten en kosten. De eerste rechter verklaarde de eis ongegrond, omdat hij oordeelde dat de heer G. geen opzet noch een fout door onvoorzichtigheid ten laste kon worden gelegd, en verwierp dienvolgens de op de artikelen 1384, lid I en 544 van het Burgerlijk Wetboek gesteunde argumentatie van verzekeraar Y. Verzekeraar Y stelde tegen die beslissing beroep in. Verzekeraar Y verweet de eerste rechter geen rekening te hebben gehouden met de gedraging van de heer G., die, door de achterdeur van zijn gebouw onachtzaam op een kier te laten, de indringing door een kwaadwillige derde had mogelijk gemaakt. Fout door onvoorzichtigheid? De verzekeraar riep daarenboven in dat de vloer van de keuken en de woonkamer van de heer G., waarop een derde, bij de brandstichting, met opzet een brandversneller had uitgegoten, een abnormale eigenschap vertoonde die de oorzaak was van de schade. De verzekeraar riep eveneens in dat het feit dat de achterdeur van het gebouw van de heer G. openstond een abnormale eigenschap vormde die het gebouw met een gebrek behepte.
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 65
Het hof onderstreepte dat uit het strafdossier geen geloofwaardig motief ten name van de heer G. bleek, te meer daar hij onderverzekerd was, zodat deze omstandigheid slechts aanleiding kon geven tot een voor hem nadelige gedeeltelijke vergoeding. Het feit dat de heer G. de achterdeur van het huis op een kier had gelaten, is geen fout uit onvoorzichtigheid, aangezien het een ingesloten tweegevelwoning betreft die slechts vooraan en achteraan toegankelijk is. Onder dergelijke omstandigheden is een deur voor enkele uren op een kier laten geen foutief gedrag. Ook het feit dat benzine op de vloer van de keuken en de woonkamer wordt uitgegoten, behept het huis niet met een gebrek, evenmin als de achterdeur van een gebouw op een kier te laten een abnormale eigenschap is die schade kan veroorzaken. De deuren van een gebouw zijn gemaakt om open of dicht te zijn naargelang de behoeften van de bewoner ervan. Toepassing van artikel 544 -burenhinder Ten slotte is artikel 544 van het Burgerlijk Wetboek ter zake niet van toepassing. Burenhinder impliceert immers een verstoring in de uitoefening van de rechten van de naburige eigenaars, hetgeen klaarblijkelijk niet het geval is bij brand, vermits brand slechts een accidenteel en voorbijgaand fenomeen is. Uit de loutere omstandigheid dat de brand op het erf van de heer G. is uitgebroken, kan niet worden afgeleid dat hem een niet-foutieve daad of gedraging of een niet-foutief nalaten kan worden toegerekend. Bijgevolg bevestigde het hof het bestreden vonnis en wees het de vorderingen van verzekeraar Y van de hand. De toepassing van de leer van de burenhinder op het overslaan van een brand naar een aanpalend gebouw werd reeds door de bodemrechters en door het Hof van Cassatie behandeld. In arresten van 3 april 1998² en 12 maart 1999³ besliste het Hof van Cassatie dat het overslaan van een brand naar een aanpalend gebouw burenhinder kan vormen, ²Cass. 3 april 1998, JLMB 1998, p. 1334 met noot van P. LECOCQ. ³Cass. 12 maart 1999, Pas. 1999, I, p. 149. voor zover de hinder aan de betrokken eigenaar kan worden toegerekend. We kunnen de redengeving van het hof van beroep in het voormeld arrest van 20 november 2006 dan ook niet volgen, waar het beslist dat artikel 544 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing is op een accidenteel en voorbijgaand fenomeen. Het is niet het accidentele en tijdelijk karakter van de brand die, in casu, de burenhinder uitsluit, maar het feit dat de hinder zijn oorsprong niet vond in een daad, een nalatigheid of een gedraging die aan de eigenaar van het aanpalend erfkan worden toegerekend. (Brussel (4e k.) 20 no.vember 2006, JLMB 2009, p. 10 en noot Q. VAN ENIS) Opmerking Luc Devlamynck Het is een verkeerde stelling dat de waarborg burenhinder op basis van art 544 overbodig is. Ook al zijn er genoeg voorbeelden in de rechtspraak dat er geen vordering kan zijn op basis van art 544 bw bij brand. Het is zeker mogelijk dat verzekerde zou gedagvaard worden door een nabuur, wanneer die schade zou ondervinden na een brand. (en wanneer deze buur niet volledig zou vergoed zijn door zijn eigen verzekeraar). Aan de verzekeraar van de gedagvaarde eigenaar is het dan de taak om zijn verzekerde te
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 66
verdedigen. De kosten voor deze verdediging zijn dan ten laste van de brandverzekeraar. Op die manier moet verzekerde niet zelf instaan voor zijn verdedigingskosten.
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 67
Geen veroordeling voor burenhinder als oorzaak van de brand niet gekend is.
Uit Verzekeringsnieuws 15de jaargang, nummer 18, 7 mei 1999 Uiteindelijk heeft het hof van cassatie de knoop doorgehakt: een brand die niet te wijten is aan een fout van de eigenaar van het gebouw, geeft geen aanleiding tot de foutloze aansprakelijkheid op grond van artikel 544 van het Burgerlijk Wetboek. Deze uitspraak heeft verregaande consequenties, want een brandpolis verleent normaliter geen dekking voor deze vorm van aansprakelijkheid. In de brandpolis is het 'verhaal van derden' gedekt. Maar daarmee wordt enkel de aansprakelijkheid bedoeld die de verzekerde oploopt ingevolge de artikelen 1382 tot 1386bis B.w.. Dat is de klassieke foutaansprakelijkheid: het slachtoffer moet de fout, de schade en het oorzakelijk verband tussen beide aantonen. Burenhinder daarentegen is een vorm van foutloze aansprakelijkheid. Indien een buur zijn vordering tot schadevergoeding baseert op artikel 544 B.W., dan wordt dit niet beschouwd als een 'verhaal van derden' en dient de brandverzekeraar het schadegeval niet ten laste te nemen. Artikel 544 B.W. luidt als volgt: "Eigendom is het recht om op de meest volstrekte wijze van een zaak het genot te hebben en daarover te beschikken, mits men er geen gebruik van maakt dat strijdig is met de wetten of de verordeningen". Evenwichtsleer Volgens de evenwichtsleer kan de eigenaar van een onroerend goed door een niet-foutief feit het evenwicht verbreken tussen naburige eigendommen. Het gaat dan om hinder die verder gaat dan de normale ongemakken die inherent zijn aan het nabuurschap. Er moet geen fout worden bewezen. Het klassieke voorbeeld is dat van de man die, louter om zijn buurman te pesten, in zijn tuin een metershoge muur metselde. Daardoor had de buurman geen uitzicht meer op het mooie landschap. Hoewel de plaaggeest geen fout kon worden aangewreven - hij had een bouwvergunning voor de muur - oordeelde het hof van cassatie toch dat de muur moest worden afgebroken. Het ging immers om 'een stoornis die de maat van de gewone buurschapsnadelen overschrijdt'. Toepasbaar op brand? De vraag is of een brand kan worden bestempeld als 'een niet-foutieve daad die het evenwicht tussen naburige eigendommen verbreekt'. Anders uitgedrukt: is de evenwichtsleer van toepassing in geval van brand? Over deze vraag woedde jarenlang een controverse in de rechtsleer en de rechtspraak. Toerekenbaar feit In casu ging het om rookschade in een appartement, te wijten aan een brand in een lager gelegen woonst. De oorzaak van de brand werd nooit achterhaald. Het hof van cassatie oordeelt dat het bestaan van hinder die de normale nadelen van het nabuurschap overschrijdt, op zich niet volstaat om een schadevergoeding toe te kennen op basis van de evenwichtsleer.
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 68
Naast de evenwichtsverstoring tussen naburige eigendommen, dient de schadelijder ook nog een feit, een nalatigheid of gedraging van de aangesprokene te bewijzen. Het feit dat aan de oorsprong van de schade ligt, moet toerekenbaar zijn aan de aangesproken eigenaar. Welnu, indien de oorzaak van de brand niet gekend is, is er geen toerekenbaar feit voorhanden en kan de eigenaar van het gebouw waarin de brand zich heeft voorgedaan niet worden veroordeeld op grond van artikel 544 B.W. (Cass., Eerste Kamer. 3 april 1998, 1".Verz., 1999, nr. 326, blz. 89 noot De Maeseneire Daniel)
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 69
Eigen recht tegen verzekeraar onderhuurder Onder de wet van 1 juni 1874 had de eigenaar van een verbrand goed nog geen eigen recht tegen de verzekeraar van de onderhuurder. Dat werd pas ingevoerd door de wet van 25 juni 1992. Ln feite gaat het hier om een ongebruikelijk rechtstreeks recht want er bestaat geen enkel juridische verband tussen de eigenaar en de onderhuurder. Een onderneming verhuurt haar eigendom in de Koningsstraat te Brussel aan een andere onderneming. Die baat er het fameuze Astoria hotel in uit. Op haar beurt verhuurt die onderneming het gelijkvloers door aan een derde persoon, die er een reisbureau installeert in opdracht van de Joegoslavische Staat. In de nacht van 1 op 2 mei 1981 ontstaat er brand in de gehuurde lokalen van het Joegoslavische reisbureau. De brand veroorzaakt aanzienlijke schade aan het hotel en de naburige gebouwen. Er blijkt opzet in het spel te zijn maar van de daders is geen spoor. De raadkamer sluit het dossier af zonder gevolg. De brandverzekeraars van de eigenaar en van de huurder die het Astoria hotel uitbaat dagvaarden het nationale reisbureau van Joegoslavië (de onderhuurder) en zijn verzekeraar in terugbetaling van hun uitgaven. Het gaat om meer dan 5 miljoen oude frank ( 130 000 euro). De eerste rechter oordeelt dat de vordering tegen de verzekeraar van de onderhuurder onontvankelijk is. Het Hof van Beroep van Brussel bevestigt dit vonnis. De wet van 1 juni 1874 is hier namelijk nog van toepassing. Art. 38 van deze wet geeft de eigenaar van een goed wel een eigen recht tegen de verzekeraar van zijn huurder maar niet tegen deze van de onderhuurder Volgens het Hof van Beroep volgt zowel uit de tekst als uit de geest van de wet dat art. 38 enkel een rechtsreeks recht wilde toekennen tegenover de verzekeraar van de huurder met wie de eigenaar een overeenkomst sloot. Deze laatste heeft echter niets te maken met het contract van onderhuur. Art. 68 van de wet van 25 juni 1992 neemt de essentie van art. 38 over maar breidt het eigen recht van de eigenaar-verhuurder uit tot de verzekeraar van de onderhuurder. Zoals Daniel De Maeseneire het verwoordt in zijn boek over de brandverzekering: "De uitbreiding van het eigen recht tot de verzekeraar van de onderhuurder geeft meer bescherming aan de eigenaar-verhuurder. Het is nochtans uiterst merkwaardig om de eigenaar een eigen recht te geven tegen de verzekeraar van de onderhuurder. Hij beschikt immers enkel over een contractuele vordering tegen de onderhuurder zelf. Volgens sommigen gaat het hier over een nieuwe "rechtstreekse" vordering. Ze past immers niet in de klassieke doctrine. De eigenaar krijgt namelijk een eigen recht tegen de schuldenaar (de verzekeraar) van een persoon die niet zijn eigen schuldenaar is ( ... ). De doelstelling van de wetgever ligt voor de hand: hij wilde vermijden dat de vergoeding in het vermogen van de verzekerde zou vallen. Als de vergoeding in handen van de huurder zou terecht komen, zou de eigenaar overgeleverd zijn aan diens willekeur. Hij zou de vergoeding, die als roerende waarde tot onderpand dient voor alle schuldeisers, mogelijks moeten delen met andere schuldeisers van de verzekeringnemer. " (Brussel. 2 december 2002, R.G.A.R. 2004, 13 873) (Zie ook Daniel De Maeseneire, Assurance contre l'incendie. Techniques et aspects pratiques. Bruxelles. Editions Kluwer. 2003. p. 199)
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 70
Verzekering - Brand - Glasbreuk
Uit DAS Journaal april mei 2010 Mijn cliënt is eigenaar van een winkel die hij verhuurt en die hij in brand verzekerd heeft tegen 'glasbreuk' Onbekenden hebben het raam 's nachts stukgeslagen. Mijn cliënt liet het raam vervangen en stuurde de factuur naar de verzekeraar. De verzekeraar weigert tussen te komen omdat volgens de clausule van de huurovereenkomst (tussen mijn cliënt en zijn verhuurder) de glasbreuk ten laste is van de huurder. Kan de verzekeraar zijn tussenkomst weigeren op basis van deze clausule van de huurovereenkomst? Mits betaling van een premie heeft de verzekeraar contractueel aanvaard het risico 'glasbreuk' te dekken. Bij een schadegeval is hij daarom verplicht zijn contractuele verbintenissen na te komen en de verzekeringsnemer te vergoeden. Wij menen dat de huurovereenkomst die de huurder verplicht om de gebroken etalage op zijn kosten te vervangen vreemd is aan de door de verhuurder aangegane verzekeringsovereenkomst. Art. 1165 van het burgerlijk wetboek bepaalt dat 'overeenkomsten (hier de huurovereenkomst) brengen alleen gevolgen teweeg tussen de contracterende partijen; zij brengen aan derden geen nadeel toe en strekken hun niet tot voordeel'. Conform de 'relativiteit van de overeenkomst' is een niet betrokken partij (verzekeraar) niet gebonden door de bepalingen van de overeenkomst, maar kan hij er ook geen rechten uit putten. Volgens constante rechtspraak van het hof van cassatie is de brandverzekeraar verplicht de schade te vergoeden zelfs als het verzekerde gebouw werd gebouwd in overtreding met de wetgeving (zonder bouwvergunning of in overtreding met de urbanisatie- of administratieve wetgeving). Volgens de rechtspraak mag de verzekeraar geen aan de overeenkomst vreemd element aanvoeren om zich aan zijn contractuele verplichting te onttrekken.
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 71
Brand tussen minnelijke verkoopovereenkomst en verlijden authentieke akte
Pol Vandergeten Kluwer Nieuwsbrief Verzekeringsnieuws nr 37 oktober 2006 In tegenstelling tot een ruim verspreide opvatting bestaat er geen enkele samenhang tussen de overdracht van de eigendom en het ten laste nemen van de bijhorende risico's. Het gebeurt dikwijls dat partijen in de minnelijke verkoopsovereenkomst uitdrukkelijk overeenkomen dat de overdracht van het goed pas gebeurt bij het verlijden van de authentieke akte. Zelfs wanneer in de compromis wordt bepaald dat de koper het onmiddellijke genot krijgt van het gekochte goed, betekent dit niet dat er ook onmiddellijke risico-overdracht is, uiteraard met uitzondering van de contractuele aansprakelijkheid van de toekomstige eigenaar tegenover de verkoper. Feiten die het Hof worden voorgelegd In augustus 1989 kopen M en P een stuk bouwgrond met het geld dat zij na een zwaar verkeersongeval ontvangen hebben. Zij bouwen hierop een onroerend goed. In maart 1995 sluiten zij een verkoopscompromis met de heer en mevrouw M en H. in hun hoedanigheid van beheerders van de goederen van hun minderjarige zoon. Deze minnelijke verkoopovereenkomst bepaalt dat de eigendomsoverdracht uitgesteld wordt tot op de dag van het verlijden van de notariële akte maar met onmiddellijke ingenottreding. Verder wordt er niets concreets afgesproken. behalve dat het saldo van de tussen partijen overeengekomen prijs pas zal betaald worden op de dag dat de vader, mijnheer M op zijn beurt een bepaalde verzekeringsvergoeding zal ontvangen. De hypothecaire lening wordt pas toegestaan in juni 1997. Op 25 september 1997 wordt het goed volledig vernield door een brand. Op dat ogenblik was de authentieke akte nog steeds niet verleden. De verkopers zijn verzekerd bij maatschappij X, terwijl de kopers sinds september 1995 verzekerd zijn bij maatschappij Y. Geen van beide verzekeraars wil tussenkomst verlenen. Eerste aanleg De kopers dagvaarden de verkopers om de authentieke akte te verlijden en om de vergoeding die verzekeraar X moet betalen aan hen te horen toewijzen. De kopers lanceren nog een tweede dagvaarding, ditmaal tegen hun eigen verzekeraar Y. Verzekeraar X komt vrijwillig tussen in deze tweede procedure en vraagt dat de kopers en hun verzekeraar Y in solidum zouden veroordeeld worden in terugbetaling van de bedragen die hij eventueel zou moeten betalen. In de conclusies worden nog andere eisen ingeleid. Verzekeraar Y roept in dat zijn polis nietig is. Verzekeraar X vraagt dat de vergoeding op grond van artikel 45 van de WLVO zou verdeeld worden tussen de twee verzekeraars. Het vonnis verklaart de eisen gegrond en veroordeelt de kopers tot betaling van een aantal bezettingsvergoedingen en verzekeraar X om het provisionele bedrag van 104.568,69 euro aan de kopers te betalen. Tenslotte wijst het de eis van verzekeraar X tegen zijn collega Y af. Verzekeraar X gaat onmiddellijk in beroep tegen enkele tegenpartijen, waarop verschillende incidentele beroepen volgen ...
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 72
Arrest Het Hof van Beroep te Bergen oordeelt dat wanneer de kopers het onmiddellijk genot krijgen niet betekent dat het risico hierdoor nu op hen weegt. Wanneer de eigendomsoverdracht zonder enige precisering uitgesteld is, draagt de verkoper het risico van verlies van het goed, aldus het Hof. Vermits de minnelijke verkoopovereenkomst niets bepaalt over de eventuele risico-overdracht, blijft het risico van het goed op de dag van de brand nog altijd voor de verkopers. Het Hof bevestigt dat er een duidelijk onderscheid moet gemaakt worden tussen het begrip"risico" in het verzekeringsrecht enerzijds en de risicotheorie anderzijds. In brand betekent het "risico" bijvoorbeeld de onzekere gebeurtenis, terwijl in de risicotheorie de vraag wordt gesteld wie de gevolgen van een toevallig feit of overmacht moet dragen. In tegenstelling tot de bewering van zijn verzekeraar X dat de polis zonder voorwerp is geworden, kon de verkoper terecht de uitvoering van de brandverzekeringsovereenkomst eisen. Zo wordt de eis van de koper tegen zijn eigen verzekeraar X tegelijkertijd zonder voorwerp. De subrogatie-eis die door verzekeraar X in ondergeschikte orde wordt gesteld tegen de bezetters van het beschadigde goed wordt ongegrond verklaard. Er is immers geen bewijs van hun buitencontractuele aansprakelijkheid. Opmerkingen Er bestaat geen enkel samenhang tussen de eigendomsoverdracht en het ten laste nemen van de bijhorende risico's. Uit dit arrest kunnen we veel leren over schadegevallen die zich voordoen tussen de datum van de minnelijke verkoopovereenkomst en die van de authentieke akte. Het is ook heel interessant voor andere problemen waarover we het in een volgende bijdrage zullen hebben. Het arrest bevestigt ruimschoots hoe foutief onze grote verzekeraars zijn als zij beweren dat de koper van een onroerend goed zich vanaf de ondertekening van de minnelijke koopovereenkomst moet verzekeren als eigenaar. (Bergen 20 juni 2006, niet gepubliceerd) Opmerking Luc Devlamynck Een oplossing om een volledige waarborg te hebben in de brandpolis van de koper kan de volgende zijn: Polis opmaken voor rekening van wie het behoort. In de overgangsfase tussen compromis en authentieke akte is er waarborg voor beide partijen (koper en verkoper). De verzekering voor rekening van is wel aanvullend op de verzekering van de verkoper die zijn rechten nog niet afstond aan de koper. Een in te lassen afstand van verhaal op de verkoper lijkt eveneens aangewezen, en zal naar alle waarschijnlijkheid gratis aangeboden worden.
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 73
Verfraaiingen door de huurder aangebracht Waarover gaat het? Van schilderwerken die de huurder aanbrengt tot de installatie van een badkamer of keuken. Bij schadegeval wenst de huurder vergoed te worden voor de uitgaven die hij heeft gedaan. De theorie van de eigendomaanduiding heeft als gevolg: de verzekeraar kan de vergoeding slechts uitbetalen aan de eigenaar van het goed dat beschadigd werd, aan de echte schadelijder. (Art 37 het verzekerbaar belang) Voor de huurders ontstaat vaak verkeerdelijk het volgend interpretatieprobleem: behoren de beschadigde zaken tot het gebouw of tot de inboedel? Omdat er verkeerd gedacht wordt in termen van het gebouw is eigendom van de eigenaar, enkel de inhoud behoort aan de huurder. Een praktische oplossing wordt geboden door de uitbreiding van de definitie inhoud met een clausule in de aard van : Voor de huurders omvat de inboedel eveneens alle door hen aangebrachte vaste installaties en of verfraaiingen. Maar zelfs met deze clausule is het probleem van wie geniet welke vergoeding nog niet opgelost. Immers wie is er bij schadegeval eigenaar van de goederen? Veel duidelijkheid kan geboden worden door rekening te houden met wat voorzien is in het huurcontract. Voorbeeld: De verhuurder wordt van rechtswege en onmiddellijk eigenaar van de verfraaiingen of vaste installaties die de huurder aanbrengt. OF Op het einde van het huurcontract wordt de verhuurder automatisch eigenaar van de door de huurder aangebrachte verfraaiingen zelfs zonder dat hiervoor enige vergoeding....
Deze clausules zijn geïnspireerd op de verplichtingen van de huurder om het gehuurde goed in dezelfde staat terug te geven (art 1723 en art 1731 §2 B.W.) De eigenaar wenst zijn pand minstens in dezelfde staat terug te krijgen en bedingt vaak dat hij een keuze heeft tussen het behouden van de verfraaiingen of te eisen dat de oorspronkelijke toestand hersteld wordt. OP TE MERKEN IS NOG DAT: Bij teloorgang van het betrokken goed gaat ook de eraan verbonden verbintenis teloor
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 74
(art 1302 B.W.) Bij de vernietiging van het verhuurde goed is het huurcontract ook ten einde (art 1722 B.W.). Een gebouw vernield door brand betekent dan ook einde van de huurovereenkomst. Einde van de huur betekent evenzeer teruggaveplicht voor de huurder van het gehuurde pand in zijn oorspronkelijke staat. Bij de schaderegeling van de verfraaiingwerken kunnen drie invalshoeken gekozen worden om de problematiek te benaderen en op te lossen:: DE INCORPORATIE THEORIE DE EIGENAARS THEORIE DE ONRECHTMATIGE VERRIJKING De incorporatie theorie Dit is de meest simplistische. Hier wordt gesteld dat wat door het gebouw werd geïncorporeerd automatisch verworven is aan de eigenaar en derhalve ook aan de eigenaar zou moeten vergoed worden. Deze theorie faalt op volgende twee vlakken: 1. Zij houdt geen enkele rekening met de mogelijkheid van de huurder om op het einde van de huurovereenkomst het pand terug te geven in de staat waarin het was bij het begin van de huurovereenkomst. Er kan immers gesteld worden dat tijdens de duur van de huurovereenkomst de huurder de eigenaar is en blijft van de aangebrachte verfraaiingen. 2. Wanneer de eigenaar geen beroep doet op de verplichting van de huurder tot teruggave van het pand in de oorspronkelijke staat kan de eigenaar verweten worden dat hij aan verrijking zonder oorzaak doet wanneer hij de vergoeding voor de verfraaiingwerken opeist. Hierdoor is het niet onmogelijk dat de verhuurder zou kunnen veroordeeld worden tot schadevergoeding aan de huurder bij het opeisen van de verfraaiingwerken.(zie Cass AR 18 april 1991) De eigenaars theorie Deze stelt dat de vergoeding die een brandverzekeraar uitbetaalt, steeds moet betaald worden aan de juridische eigenaar van het goed. Tijdens de duur van het huurcontract kan duidelijk gesteld worden dat de huurder de juridische eigenaar is van de verfraaiingen die door hem werden aangebracht. Hij kan immers op het einde van de huur de verfraaiingen terug verwijderen, om het gehuurde goed in zijn oorspronkelijke staat terug te geven. De brandverzekeraar kan derhalve de vergoedingen uitbetalen aan de huurder, wanneer de waarborg inhoud van de huurder bv voorziet dat de door de huurder aangebrachte verfraaiingen in de waarborg inbegrepen zijn. Op te passen voor gevaarlijke clausules in het huurcontract zoals bv: “De verfraaiingen die de huurder aanbrengt zijn van rechtswege en onmiddellijk eigendom van de verhuurder” Met een dergelijke clausule zou de eigenaar altijd en onmiddellijk na plaatsing van elke verfraaiing eigenaar worden van deze door de huurder aangebrachte verfraaiing. Maar de derde theorie onrechtmatige verrijking stelt hieraan een ernstige beperking
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 75
De onrechtmatige verrijking Deze theorie is gebaseerd op art 555 van het B.W.. Niemand kan zich zonder oorzaak ten koste van een ander verrijken. Ter illustratie volgend cassatiearrest: (18 april 1991) Wanneer de verhuurder, in geval van beëindiging van een huurovereenkomst, niet in de onmogelijkheid heeft verkeerd om de door de huurder in het gehuurde goed aangebrachte verbeteringen te doen wegnemen, kan de huurder, tenzij anders is overeengekomen, daarvoor worden vergoed, krachtens het algemeen rechtsbeginsel volgens hetwelk niemand zich ten koste van een ander zonder oorzaak mag verrijken (art 555BW) Algemeen kan gesteld worden dat het aan te bevelen is om op het moment van het schadegeval na te zien: Is het huurcontract nog in voege? (is er geen totale vernieling van het pand?) Voorziet het huurcontract niets inzake de verfraaiingen door de huurder aangebracht? Is de huurder verzekerd voor de aangebrachte verfraaiingwerken?
Is het antwoord drie maal positief dan zal telkens de verzekerde vergoeding voor verfraaiing die de huurder heeft aangebracht kunnen uitbetaald worden aan de huurder zelf.
Devlamynck Luc Docent verzekeringen acc nr 300004 A-B Verzekeringsmakelaar April 2012
Aansprakelijkheidsdekking in de brandpolis
Docent Devlamynck Luc
Pagina 76