Externe evaluatie van de lectoraten
Maritiem, Marien, Milieu en Veiligheidsmanagement en Maritieme Innovatieve Technieken
NHL Hogeschool
visitatiedatum: 3 december 2014
INHOUDSOPGAVE Inleiding Samenstelling commissie en werkwijze Hoofdstuk 1 De missie en het onderzoeksprofiel van beide lectoraten Hoofdstuk 2 Randvoorwaarden (mensen, middelen) van beide lectoraten Hoofdstuk 3 Activiteiten en resultaten van beide lectoraten Hoofdstuk 4 Positiebepaling: waar staan deze lectoraten nu Samenvatting aanbevelingen
Bijlagen Bijlage 1 Samenstelling van de externe beoordelingscommissie Bijlage 2 Programma externe evaluatie Bijlage 3 Bestudeerde documenten
Externe evaluatiecommissie NHL-lectoraten MMMV en MIT Eindrapport, 16 februari 2015
Pagina 2
Inleiding Samenstelling commissie en werkwijze De NHL Hogeschool (NHL) heeft een externe evaluatiecommissie de opdracht gegeven de lectoraten Maritiem, Marien, Milieu en Veiligheidsmanagement (MMMV) en Maritieme Innovatieve Technieken (MIT) te beoordelen. Deze externe beoordeling maakt deel uit van de in het Brancheprotocol Kwaliteitszorg Onderzoek (BKO)1 opgenomen afspraken met betrekking tot de kwaliteitszorg van onderzoek in het HBO. De commissie bestond uit prof. dr. L.H.J. Verhoef, voorzitter, ing. DJ Hummel en prof. dr. A.J.M. Schoot Uiterkamp. Mw. drs. A. Boots fungeerde als secretaris/auditor. Bijlage 1 bevat de personalia van de commissie. Opdracht De commissie heeft tot taak gekregen beide lectoraten te evalueren conform het Brancheprotocol Kwaliteitszorg Onderzoek vastgelegd in het Kader Kwaliteitszorg van onderzoek van de NHL. Anders dan tot nu toe gebruikelijk op de NHL moest niet één lectoraat worden geëvalueerd, maar – als pilot - twee lectoraten tegelijkertijd, waarbij tevens zou worden gekeken naar de mogelijkheden voor (meer) toekomstige samenwerking tussen de twee lectoraten. Voor deze pilot werd in overleg met het Instituut Techniek van de NHL een aangepast format voor de rapportage ontworpen. Ook het standaard programma werd aangepast. Werkwijze De commissie kreeg twee zelfevaluatierapporten, één van het lectoraat Maritiem, Marien, Milieu en Veiligheidsmanagement en één van het lectoraat Maritieme Innovatieve Technieken. Daarbij was een notitie betreffende (toekomstige) samenwerking gevoegd. De dag voorafgaand aan de visitatie heeft een voorbespreking van de commissie plaatsgevonden. Op 4 december 2014 vond de visitatie op de NHL plaats. Bijlage 2 bevat het programma en een lijst met personen met wie de commissie heeft gesproken. Bijlage 3 bevat een overzicht van geraadpleegde documenten. Het concept-rapport is op aan de NHL aangeboden voor hoor en wederhoor. De NHL heeft op het concept gereageerd. Op 16 februari 2015 verscheen de definitieve versie. Opmerking vooraf m.b.t. de PDCA-cyclus rondom het lectoraat Maritiem, Marien, Milieu en Veiligheidsmanagement De vakdeskundigen die voor de evaluatie van dit lectoraat waren aangezocht, waren ook betrokken bij de evaluatie van het lectoraat in 2011. Zij constateerden dat er in de zelfevaluatie een paragraaf ontbrak waarin werd aangegeven wat er met de aanbevelingen uit de vorige evaluatie was gedaan: welke initiatieven daaruit waren voortgevloeid en tot welke concrete resultaten dat had geleid. Tijdens het evaluatietraject werd wel duidelijk dat het lectoraat zich - in lijn met de aanbevelingen uit de deze evaluatie - aan het heroriënteren is op de gehele keten preventie, preparatie, bestrijding en kwaliteitsverbetering.
1
HBO-Raad, 2007 Externe evaluatiecommissie NHL-lectoraten MMMV en MIT Eindrapport, 16 februari 2015
Pagina 3
Ervaringen met deze gezamenlijke evaluatie. De commissie stelt vast dat de keuze voor gezamenlijke evaluatie vooral om efficiencyredenen heeft plaatsgevonden, te weten lagere kosten en minder tijdbeslag (één visitatiedag) en dat een duidelijke visie over de invulling en het inhoudelijk doel van deze pilot ontbrak. Een aan de commissie ter hand gestelde notitie m.b.t. (meer) toekomstige samenwerking tussen beide lectoraten, volgens de commissie de meerwaarde die deze evaluatie zou moeten opleveren, had weinig diepgang en was weinig systematisch opgezet. Door de voorzitter en secretaris was aanbevolen om in het kader van deze pilot een gezamenlijke zelfevaluatie te schrijven. De redenen hiervoor waren: * het schrijven van dit type zelfevaluatie (nieuw voor de NHL) maakt dan ook deel uit van de pilot en het leerproces hieromheen - de NHL wil in de toekomst immers toe naar meer gezamenlijke evaluaties; * er komt op een natuurlijke wijze zicht op overeenkomsten en verschillen tussen de beide lectoraten; * het gezamenlijk schrijven van de zelfevaluatie is veelal ook een waardevolle stap in het proces naar meer samenwerking; * het is voor de commissie veel prettiger als zij niet twee aparte zelfevaluaties in het hoofd moet krijgen. Tevens wordt met deze aanpak vermeden dat de vakdeskundigen hoofdzakelijk de ‘eigen’ zelfevaluatie lezen. Aan deze aanbeveling is geen gevolg gegeven omdat de lectoraten al met het schrijven van een eigen zelfevaluatie bezig waren. Ook is niet gekozen om een redactiecommissie samen te stellen teneinde verbanden te leggen tussen de geschriften van beide lectoraten en vergelijkenderwijs alvast enige conclusies te formuleren die aan de commissie voorgelegd zouden kunnen worden. Reagerend op het feit dat de NHL deze gezamenlijke evaluatie beschouwt als een pilot, stelt de commissie dat de opzet van zo’n gezamenlijke evaluatie nog niet optimaal is. Ze beveelt de NHL aan het doel en de inrichting van een gezamenlijke evaluatie (inclusief de zelfevaluatie) opnieuw te agenderen, met name als het lectoraten betreft die tamelijk op zichzelf staan en er geen referentiekader is in de vorm van een gezamenlijke missie en een gezamenlijk onderzoeksprogramma. Bij een volgende evaluatie zou verder in ieder geval het nieuwe Brancheprotocol Kwaliteitszorg Onderzoek 2015-2021 van de Vereniging Hogescholen nadrukkelijk in acht genomen moeten worden, vooral omdat binnen dit kader de kwaliteit van het onderzoeksproces een apart punt van beoordeling is geworden. Een optie zou kunnen zijn de commissie te vragen in te zoomen op een beperkt aantal door de NHL aan te dragen vragen die relevant zijn voor de fase waarin een lectoraat verkeert. Hoofdstuk 1 De missie en het onderzoeksprofiel De lectoraten MMMV en MIT maken deel uit van Maritiem Instituut Willem Barentz. (MIWB). Dit Instituut ressorteert onder het Instituut Techniek van de NHL. Het lectoraat MMMV wil bijdragen aan de veiligheid van maritieme sectoren en het duurzaam gebruik van zeeën en oceanen. Concreet betekent dit dat het lectoraat zich inzet voor preventie, preparatie en het optimaliseren van de bestrijding van verontreinigingen. Deze drie lijnen heeft het lectoraat verbonden met de activiteiten Onderwijs & training, Modelleren & berekenen en Ontwikkeling & ontwerp. Externe evaluatiecommissie NHL-lectoraten MMMV en MIT Eindrapport, 16 februari 2015
Pagina 4
Het lectoraat MIT heeft als missie bij te dragen aan het ontwikkelen van kennis en expertise die innovatieve maritieme professionals op bachelor en masterniveau in staat stelt om op een systematische, ontwerpgerichte wijze nieuwe producten en diensten te ontwikkelen. Dit binnen de context van de eigen maritieme werkomgeving, zodanig dat de gerealiseerde vernieuwing bijdraagt aan een veilige, schone, duurzame en inclusieve samenleving. Er zijn drie onderzoekslijnen: Maritime operations & ship design, human factors en regulatory compliance. Bevindingen van de commissie met betrekking tot missie en onderzoeksprofiel van beide lectoraten gezamenlijk missie De missie van de lectoraten is vanuit maatschappelijk oogpunt uitermate relevant. Fryslân en Leeuwarden in het bijzonder, zijn aangewezen als centrum voor kennis op het vlak van watertechnologie en -management. De lectoraten passen in het expertisegebied Watertechnologie en -management, maritiem en marien zoals opgenomen in het Strategisch Plan 2012-2015 van de NHL. Recentelijk is de profilering van de NHL aangescherpt en zijn deze expertisegebieden ondergebracht in twee zwaartepunten die momenteel worden uitgewerkt: ‘Vital Regions’ en ‘Smart, Sustainable Industries’. Voor beide zwaartepunten kunnen de lectoraten van betekenis zijn. Thans heeft het lectoraat MMMV reeds een sterke binding met de regio (c.q. de Waddenzee). De lectoraten sluiten ook goed aan op de diverse thema’s die in het uit 2012 daterende innovatiecontract tussen overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen over de Topsector Water worden genoemd, in het bijzonder de human capital-agenda, waarbij moet worden aangetekend dat ook bij meer samenwerking tussen beide lectoraten nog niet alle mogelijkheden van de NHL optimaal worden benut. Met name op het gebied van energiewinning (thema’s 3, 6 en 10) alsmede water en ICT (thema 11) liggen nog volop kansen tot samenwerking met andere lectoraten binnen de NHL. MIT zou behoud en bescherming van (zee)water kwaliteit explicieter tot uitdrukking dienen te brengen in zijn missie teneinde op die manier het belang van MIT bij en voor het Topsector thema Water kenbaar te maken. De commissie vindt het gebied waarop de beide lectoraten zelf onderzoek doen erg breed, zeker gezien de zeer beperkte formatie van de lectoraten. Lag in de eerste termijn van het lectoraat MMMV (t/m 2012) het accent sterk op bestrijding van calamiteiten, thans, in de tweede termijn, is het onderzoeksterrein verruimd tot preventie en preparatie. Geografisch is er wel een focus, aangezien dit lectoraat zich vooral op de Waddenzee richt. Het lectoraat MIT focust op drie terreinen. Bij de start van dit lectoraat is een analyse gemaakt van ontwikkelingen in de maritieme sector in Nederland zoals toenemende eisen op het gebied van duurzaamheid en problemen waarmee de scheepvaart in de praktijk geconfronteerd wordt. De conclusie is dat er (meer) innovatieve professionals in de maritieme sector moeten komen. Daarom dienen ook de opleidingen een verbeterslag te ondergaan, met name waar het gaat om de incorporatie van onderzoek – dit leidt immers tot innovatie en professionals met een innovatieve houding. Het lectoraat heeft vanuit dit gegeven sterk ingezet op de versterking van de verbinding tussen het bacheloronderwijs en onderzoek op het MIWB. Ook gaat er door de inzet van het lectoraat op de NHL een masteropleiding Master of Marine Shipping Innovaties van start. Externe evaluatiecommissie NHL-lectoraten MMMV en MIT Eindrapport, 16 februari 2015
Pagina 5
Het feit dat de masteropleiding op het punt van doelmatigheid positief is beoordeeld en derhalve bekostigd wordt, zegt waar het gaat om relevantie genoeg en dat geldt ook voor andere blijken van erkenning, zoals de toekenning van subsidies via de RAAK-regelingen. Voor het lectoraat MMMV is die erkenning er ook. Deze ligt ook op het vlak van enthousiasme voor het lectoraat bij stakeholders, aandacht van media en de respons op publicaties. De missie en de activiteiten die het lectoraat MIT heeft ondernomen vormen daadwerkelijk een aanzet tot innovatie in de maritieme sector, die van oudsher conservatief en behoudend is Innovaties zoals bijvoorbeeld het gebruik van duurzame brandstoffen zijn te lang uitgesteld. Thans, onder druk van de publieke opinie die vervuiling van oceanen en havens niet meer accepteert, wordt er gezocht naar verbetering. Bovendien staat het verdienmodel van een gemiddeld scheepvaartbedrijf sterk onder druk. Er is sprake van kleine marges, waarbij het percentage kosten brandstof op het totale kostenplaatje steeds groter wordt, ook omdat in steeds meer gebieden de milieueisen voor de uitstoot van schadelijke gassen worden verhoogd. Innovaties, zoals varen met duurzame en minder schadelijke brandstoffen, met lichtere constructies door gebruik van andere materialen, en met meer efficiency in energiegebruik aan boord zijn noodzakelijk. onderzoeksprofiel In de praktijk is het onderzoeksprofiel van het lectoraat MMMV helder omdat het zich bij onderzoeksprojecten thans vooral richt op mogelijkheden tot verwijdering van olie in de (Wadden)zee. Het lectoraat MIT heeft gekozen voor drie onderzoekslijnen die onderling beperkt samenhangen. Het lectoraat heeft daardoor geen scherpe focus. Dit bemoeilijkt ook de profilering van dit lectoraat buiten de wereld van het maritieme onderwijs en directe samenwerkingspartners. Het realiseren van een betere zichtbaarheid en profilering van het lectoraat in de maritieme sector wordt dan ook door het lectoraat zelf als een verbeterpunt gezien. visie op onderzoek Beziet men de driehoek waarbinnen de activiteiten van lectoraten zich moeten afspelen (wetenschappelijke) kennisontwikkeling/bijdragen aan (de innovatie van) de beroepspraktijk/bijdragen aan het onderwijs en de professionalisering van docenten, dan valt op dat beide lectoraten zich bijzonder inspannen om de verbinding te leggen tussen onderzoek(kennisontwikkeling) en onderwijs. Beide lectoraten dragen onderwerpen aan voor onderzoeksprojecten door studenten in het kader van researchminoren, stages en afstudeerprojecten. Studenten worden ingezet bij de ontwikkeling van nieuwe methoden en technieken (MMMV) en in het kader van door RAAK-gesubsidieerde onderzoeksprojecten. Het is, gezien het feit dat het lang heeft geduurd voordat onderzoek in de opleidingen van het MIWB een plaats kreeg, begrijpelijk dat de keuze gemaakt is om onderzoek te verbinden met opdrachten voor studenten. Tijdens de visitatie bleek dat zowel medewerkers als docenten van het Instituut veel affiniteit hebben met deze benadering en zich er enthousiast voor inzetten. Uiteraard kost het coördineren en begeleiden van al die studentopdrachten de nodige tijd. De commissie komt hier in het vervolg van de rapportage op terug. Wat de commissie in de zelfevaluatie mist, zijn opmerkingen hoe met dit vele, door studenten verricht onderzoekswerk wordt omgegaan. Daarbij gaat het om vragen als ‘hoe wordt de kwaliteit van de onderzoeken gewaarborgd als deze in de kennisbank MIWB worden opgenomen’, en ‘is er capaciteit aanwezig om door studenten opgestelde verslagen/verzamelde data te bundelen en op een hoger plan te brengen’. Externe evaluatiecommissie NHL-lectoraten MMMV en MIT Eindrapport, 16 februari 2015
Pagina 6
Die capaciteit is er, zo blijkt in ieder geval uit de zelfevaluatie van MMMV, niet, getuige het feit dat dit lectoraat graag een extra onderzoeker met een IT-achtergrond zou hebben om de modellen waarvoor studenten een eerste aanzet hebben gemaakt, te kunnen afronden. De commissie beveelt aan bovengenoemde punten intern aan de orde te stellen. toekomstige samenwerking Het is duidelijk dat de twee lectoraten elkaar zowel op inhoudelijk gebied als wat betreft de oriëntatie op het MIWB-onderwijs aanvullen, hetgeen ook in de bij de zelfevaluaties gevoegde notitie wordt uiteengezet. Het is de bedoeling dat beide lectoraten in de toekomst worden geclusterd om, zo wordt gesteld, ‘zo een betere samenwerking te verkrijgen en daarnaast een efficiencyslag te maken met bijvoorbeeld het organiseren van gezamenlijke symposia, het opzetten van gezamenlijke projectvoorstellen en voor elkaar aanwezig zijn op conferenties en andere kennisuitwisselingsprogramma’s’. De lectoraten mogen elkaar dan aanvullen, in feite staan de onderzoeksprogramma’s van beide lectoraten op zichzelf is er tot op heden nauwelijks sprake van kruisbestuiving. Bovendien zijn de lectoraten in hoofdzaak verbonden met de aanpalende opleidingen. Het feit dat MMMV wordt ingezet in de RAAK-PRO aanvraag van MIT zal de samenwerking uiteraard wel op gang brengen. De commissie vindt dat de in de notitie neergelegde visie op samenwerking vooral een instrumenteel karakter heeft en gericht is op synergievoordelen. Zij is van mening dat de samenwerking in de toekomst een symbiotisch karakter moet krijgen en moet gaan plaatsvinden in de context van een kenniscentrum. Dat kenniscentrum zou een de huidige lectoraten overstijgende missie moeten krijgen en een aangescherpt onderzoeksprofiel dat betrekking heeft op een nieuw, onontgonnen werkterrein. Door die samenbundeling kan meer massa worden gecreëerd, terwijl door de accumulatie van kennis een onderzoeksgebied kan ontstaan waarmee men zich daadwerkelijk kan onderscheiden. Op die manier wordt men ook interessant voor samenwerkingspartners van statuur. Momenteel is er sprake van enig cultuurverschil tussen beide lectoraten. Het lectoraat MMMV heeft een wetenschappelijke inslag. Het lectoraat heeft een lector die expert is op het gebied van het bestrijden van vervuiling op zee. Gedurende de zes jaar dat het lectoraat thans bestaat, heeft hij een uitgebreid netwerk opgebouwd. Het lectoraat werkt bij zijn projecten ten behoeve van de Waddenzee samen met gespecialiseerde bedrijven en kennisinstellingen. Het lectoraat MIT kent die samenwerkingsverbanden ook, maar vaart - in lijn met zijn missie een koers die sterk gericht is op de versterking van de samenwerking met andere lectoraten buiten de NHL en hbo-onderwijs in de maritieme sector. Dit lectoraat is vooralsnog meer op de maritieme sector als geheel (opleidingen en praktijk) gericht. Op zich hoeven de cultuurverschillen geen probleem te vormen. Integendeel, ze kunnen elkaar versterken. Het is dan wel noodzakelijk dat er een gemeenschappelijk doel wordt geformuleerd en nagegaan wordt hoe ieder vanuit zijn positie hieraan een bijdrage kan leveren. Zo niet, dan kunnen cultuurverschillen belemmerend gaan werken. Bij de herijking die in de toekomst plaats moeten gaan vinden, dient ook de positionering van het onderzoek binnen de twee zwaartepunten van de NHL duidelijker te worden. Daarbij speelt de fusie met Stenden Hogeschool. Tijdens de visitatie gaf het CvB-lid aan dat de NHL het maritieme gebied per se als zwaartepunt wil houden, met name omdat de NHL een unieke concentratie van maritieme opleidingen heeft. Als er op Stenden lectoraten zijn die in het verlengde liggen van beide NHL-lectoraten, kan er een extra meerwaarde ontstaan. Wederom zouden de thema's, zoals verwoord in het innovatiecontract m.b.t. de Topsector Water, hiervoor de leidraad moeten vormen. Externe evaluatiecommissie NHL-lectoraten MMMV en MIT Eindrapport, 16 februari 2015
Pagina 7
Hoofdstuk 2 Randvoorwaarden (mensen, middelen) van het lectoraat MMMV en van het lectoraat MIT MMMV: situatie Het lectoraat MMMV heeft een formatie van 2,6 fte die voor een belangrijk deel wordt bekostigd uit externe financieringsbronnen. De gepromoveerde lector (0,6 fte) voert veel activiteiten uit die samenhangen met het specialisme van het lectoraat en is actief in tal van samenwerkingsverbanden. Er is een promovenda (1,0 fte) die zich bezighoudt met onderzoek naar de diverse dispersie bestrijding opties. De formatie van het derde kenniskringlid (1,0 fte), een projectingenieur, wordt in belangrijke mate ingezet voor het coördineren van (studenten)projecten en ondersteunende activiteiten zoals projectorganisatie, communicatie, kennisdisseminatie enzovoort. Er zijn zeker twintig medewerkers (in de zelfevaluatie opgenomen als interne kenniskringleden) die worden ingezet voor het begeleiden van studentopdrachten maar niet op de loonlijst van het lectoraat staan. Bevindingen commissie m.b.t. mensen en middelen van het lectoraat MMMV De kwalificaties van de medewerkers zijn zonder meer goed. De activiteiten die binnen dit lectoraat plaatsvinden, liggen voor een groot deel vast. De financiële toekomst van het lectoraat MMMV hangt mede af van het toekennen van het eigen nog in te dienen RAAKPRO voorstel OILS en het reeds ingediende RAAK-PRO voorstel Maritieme Veiligheid van MIT. Worden deze subsidies niet toegekend, dan blijft er sprake van een zeer bescheiden lectoraat. In ieder geval is het, vindt de commissie, noodzakelijk dat de kennis die nu is neergelegd in de handboeken geactualiseerd blijft en verder toegankelijk wordt gemaakt, anders verliest het lectoraat zijn positie als kennishouder op het gebied van stofgerichte calamiteitenbestrijding op zee. Dit punt kwam tijdens de visitatie meermalen aan de orde. De promovenda is bezig haar netwerk te verstevigen. De lector gaf desgevraagd aan dat het zaak is dat er nu meer mensen uit het werkveld bij het lectoraat betrokken gaan worden. Ook het - waar mogelijk - verder verwerken van door studenten verricht deelonderzoek, het werd hierboven al aangestipt, is een aandachtspunt. De commissie vindt het veelzeggend dat de lector in de zelfevaluatie stelt dat ‘deelonderzoek vooral plaatsvindt door de inzet van studenten, en dat gezien de breedte van het lectoraat verdieping op diverse vakgebieden vooral moet komen van de kenniskringleden dan wel van NHL-docenten’. Er zal, kortom, naar de mening van de commissie uitbreiding van formatie moeten komen. Het lectoraat wil graag een projectingenieur/onderzoeker met een ITachtergrond aanstellen, onder andere om modellen te kunnen afronden, waar studenten een eerste aanzet voor hebben gemaakt. De commissie vindt dit een goede gedachte, maar dringt daarnaast aan op het formuleren van ideeën over de toekomst van het lectoraat als geheel en de daarvoor benodigde formatie. MIT: situatie MIT heeft een gepromoveerde lector met een dienstverband van 0,6 fte, en drie docent/onderzoekers met resp. 0,6 en 2 x 0,2 fte. De vaste formatie bedraagt dus 1,6 fte. Drie andere medewerkers van het MIWB alsmede enkele specialisten van buiten de NHL schrijven hun bestede uren op projecten. De zelfevaluatie geeft cijfers over 2013 en 2014. De basisfinanciering wordt met name de komende jaren aangevuld met inkomsten uit een aantal RAAK-subsidies en gelden uit MIP II. Externe evaluatiecommissie NHL-lectoraten MMMV en MIT Eindrapport, 16 februari 2015
Pagina 8
Het lectoraat heeft een interne kenniskring waarin vier medewerkers van de HvA/HZA participeren, en een externe kenniskring bestaande uit deskundigen van TNO, MARIN en rederij Wagenborg. De lector vindt de bestaande formatie niet genoeg voor een substantiële uitbreiding van het lectoraat. Bevindingen commissie m.b.t. mensen en middelen van het lectoraat MIT De basisformatie van het lectoraat is gering, waarbij het duidelijk is dat een deel van de uren naar de ontwikkeling van de masteropleiding gaat, en de andere medewerkers vaste aandachtsgebieden hebben, zoals het verzamelen en toegankelijk maken van juridische kennis. Er is sprake van een variabel fte’s dat naast de basisformatie wordt ingezet. Alles bij elkaar krijgt de commissie geen helder beeld van de totale NHL/instituuts-formatie die naar het lectoraat gaat en met name hoeveel tijd er beschikbaar is voor kennisontwikkeling. Hierboven gaf de commissie immers al aan, dat een deel van de uren van de beide maritieme lectoraten in feite besteed wordt aan onderwijs(ontwikkeling). Zij komt op dit punt terug bij de vraag naar de betekenis van het lectoraat voor het onderwijs. De kwalificaties van de vaste medewerkers zijn goed. Buiten de lector is er nog een gepromoveerde medewerkster en een promovendus. De commissie vindt het een goede zaak dat de lector deskundigen van buiten bij het onderzoek betrekt, zowel in de interne- als in de externe kenniskring. De commissie complimenteert de lector met het feit dat het lectoraat gelden uit RAAKsubsidies heeft weten te verwerven. Wat deze RAAK-projecten/subsidies betekenen voor de begroting van het lectoraat tot het einde van de looptijd en de inzet van medewerkers uit het lectoraat c.q. het Instituut Techniek (de projecten worden veelal ook uitgevoerd in samenwerking met partijen buiten de NHL) is niet inzichtelijk. De door de lector noodzakelijk geachte uitbreidingen van de kenniskring (de zelfevaluatie maakt melding van uitbreiding ten behoeve van de masteropleiding en externe kenniskring) roepen bij de commissie vragen op. De commissie ziet geen samenhang tussen de (toekomstige) financiën en de opbouw van de verschillende deskundigheden binnen het uit te breiden lectoraat/de kenniskring. De aandacht voor de kwaliteit en omvang van de (gewenste) kenniskring, dus een vaste kring van NHL-medewerkers met onderzoekskwalificaties, is naar de mening van de commissie te gering, zeker als het grote aantal verbeteracties dat in de zelfevaluatie de revue passeert (zoals meer publicaties, meer publiciteit, meer opdrachten door bedrijven, meer promovendi) in aanmerking genomen wordt. Nu het lectoraat na twee jaar goed op de rails staat, is het zaak daaraan te gaan werken. Tot slot heeft de commissie nog een opmerking. De onderzoeksgebieden worden in sterke mate bepaald door de beschikbaarheid van bepaalde deskundigen. De maritieme wereld is echter heel klein, m.a.w. zoveel echte deskundigen voor een lectoraat bij de NHL die daarmee een onderzoeksgebied inbrengen zijn er niet. Meer dan bij enig ander lectoraat op de NHL is het daarom noodzakelijk te kijken welke interne personen, gegeven hun kennis en kunde, in staat zijn door te groeien tot lector. De NHL zou daarin moeten investeren, waarmee ze ook direct investeert in de onderzoeksgebieden. Kortom: volg het model van universiteiten (eigen kweek). De materiële voorzieningen van de lectoraten zijn goed.
Externe evaluatiecommissie NHL-lectoraten MMMV en MIT Eindrapport, 16 februari 2015
Pagina 9
Hoofdstuk 3 Activiteiten en resultaten van beide lectoraten Kennisontwikkeling binnen het onderzoeksdomein en valorisatie naar beroepspraktijk en maatschappij van het lectoraat MMMV en van het lectoraat MIT MMMV: samenvattend beeld van de output Een belangrijk doel van het lectoraat is de borging van bestaande kennis van de lector geweest. In 2011 is het Handboek Chemicaliënbestrijding opgeleverd (zowel in hardcopy als in een digitale, vrij te benaderen versie), in 2014 het eveneens vrij toegankelijke Handboek Oliebestrijding. Momenteel lopen er een aantal projecten (uitgevoerd door studenten), die in hoofdzaak gericht zijn op het ontwikkelen van nieuwe kennis m.b.t. calamiteitenbestrijdingen en het daarbij inzetten van nieuwe technieken, vooral in de Waddenzee. Er vinden veel activiteiten plaats op het gebied van kenniscirculatie doordat er symposia en workshops worden georganiseerd. Het lectoraat werkt mee/geeft input bij de ontwikkeling van nieuwe bestrijdingstechnieken door andere partijen, veelal kleine gespecialiseerde bedrijven. Als verbeterpunt noemt het lectoraat meer samenwerking met andere NHL-lectoraten en meer onderzoeken, niet alleen op het gebied van calamiteitenbestrijding. Het lectoraat geeft in de zelfevaluatie aan dat het streeft naar meer wetenschappelijke publicaties en zijn activiteiten wil uitbreiden naar een ruimer gebied. Daarvoor zijn meer promovendi nodig, stelt het lectoraat. Ook de lector en de projectingenieur moeten hier aandacht aan besteden. Bevindingen van de commissie m.b.t. de output van het lectoraat MMMV Het onderzoek van het lectoraat MMMV is vooral gericht op de praktijk, en het verbinden van praktijkvraagstukken met fundamentele wetenschappelijke inzichten, en daarin schuilt ook zijn kracht. De lector, mede door zijn eerdere functies bij Rijkswaterstaat een erkend specialist, is een praktijkgerichte wetenschappelijke pionier op zijn gebied. Met de publicatie van de twee handboeken zijn belangrijke mijlpalen bereikt. De belangstelling voor dit werk is groot. Er is een eigen netwerk en vragen komen vanuit de beroepspraktijk c.q. bedrijven. De beperkte capaciteit is ingezet voor een nieuwe RAAK-PRO aanvraag (OILS). Dat is een van de redenen waarom de publicaties van de promovenda enigszins achter lopen op schema. Het publiceren van handboeken in de vorm van een wiki (zoals nu gedaan wordt) is uitstekend. Wel dienen deze met voorrang gevolgd en aangevuld te worden door publicaties in geschikte peer-reviewed tijdschriften. MIT: samenvattend beeld van de output Het lectoraat MIT doet onderzoek in een aantal projecten die de onderzoeksgebieden (deels) omvatten. Twee daarvan starten formeel in januari 2015 (RAAK-PRO en RAAK-MKB), soms is onderzoek door studenten daarin ondergebracht. Aan één project is een promotieonderzoek verbonden.
Externe evaluatiecommissie NHL-lectoraten MMMV en MIT Eindrapport, 16 februari 2015
Pagina 10
Er wordt gewerkt aan een kennisbank op het MIWB waarin onder meer onderzoek van studenten en docenten wordt opgenomen. Het lectoraat heeft tot nu toe geen publicaties uitgebracht 2, maar stelt zich dat wel ten doel. Bevindingen van de commissie m.b.t. de output van het lectoraat MIT De commissie heeft grote waardering voor het feit dat het in hoge mate gelukt is via onder meer RAAK en MIP II aanvullende financiering voor het lectoraat binnen te halen. In de inleiding werd al gesproken over erkenning die het lectoraat daarmee heeft gekregen. Dat het onderzoek maatschappelijk relevant is en - door innovatie - bijdraagt aan de oplossing van problemen in de beroepspraktijk is geen enkel punt van discussie. Er is contact met diverse publieksgroepen, vragen komen vanuit de beroepspraktijk c.q. bedrijven, er wordt samengewerkt met een scala van partijen, en projecten bieden veel mogelijkheden voor studenten. Het lectoraat maakt melding van een streven naar meer promovendi, en meer publicaties in wetenschappelijke en maritieme uitgaven, maar deze opmerkingen worden niet of nauwelijks uitgewerkt. Nu het lectoraat het eerste stadium achter de rug heeft, is het tijd meer aandacht te besteden aan de verantwoording van de methodologische kant van het onderzoek, te gaan vaststellen welk onderzoek zich leent om over te publiceren, en welke doelgroepen en welke vormen van kenniscirculatie men daarbij op het oog heeft.
Betekenis van de lectoraten MMMV en MIT voor het onderwijs en de professionalisering van docenten MMMV: samenvattend beeld van de output Het lectoraat levert veel opdrachten aan voor studentonderzoeken uit eigen projecten hetzij door zelf onderzoeksopdrachten uit te zetten, hetzij via bemiddeling bij externe partners. Medewerkers van het lectoraat zijn behulpzaam bij de onderzoeken die door studenten worden uitgevoerd. Het lectoraat verzorgt ook scholing op het gebied van calamiteitenbestrijding in verschillende curriculumonderdelen en geeft cursussen. In de toekomst zal het lectoraat onderdelen in de Master of Marine Shipping Innovations verzorgen. De lector stelt dat het ontwerpen van prototypes op kleine schaal door studenten goed gaat, maar dat de vertaling naar een echt te gebruiken prototype zeer moeilijk is te realiseren. MIT: samenvattend beeld van de output Er zijn resultaten geboekt op het gebied van scholing van docenten door middel van een door het lectoraat zelf ontwikkelde cursus en vrijwel alle studenten van de opleiding Maritiem Officier van de NHL hebben deelgenomen aan onderzoek in het kader van hun minor, de module Maritime research, stage en afstuderen. Verder is er geïnvesteerd in de uitbouw van het onderwijs: er is advies gegeven m.b.t. de leerlijn onderzoeksvaardigheden en er is een masteropleiding Master of Maritime Shippings Innovation ontwikkeld die van start gaat in 2015. Daarnaast heeft de lector samenwerking en afstemming tussen het MIWB en - met name - de Hogere Zeevaartschool Amsterdam bewerkstelligd. Bij onderzoeksprojecten in het kader van RAAK-MKB en RAAK-PRO worden niet alleen studenten van het MIWB, maar ook van de Hogere Zeevaartschool Amsterdam en de De Ruyter Academie van de Hogeschool Zeeland ingezet. 2
De in de bijlage bij het zelfevaluatierapport opgenomen publicaties hebben in hoofdzaak betrekking op het lectoraat en het MIWB. Externe evaluatiecommissie NHL-lectoraten MMMV en MIT Eindrapport, 16 februari 2015 Pagina 11
De verbeterpunten die het lectoraat MIT in zijn zelfevaluatie noemt zijn het verbeteren van de begeleiding van studenten in het doen van onderzoek, onder andere door het scholen van docenten, en het starten van promotie-onderzoeken binnen het lectoraat, waarbij ook studenten betrokken kunnen worden. Bevindingen van de commissie ten aanzien van de betekenis voor het onderwijs en de professionalisering van docenten van beide lectoraten De commissie is onder de indruk van de hoeveelheid activiteiten die er op het gebied van onderwijs heeft plaatsgevonden. Dat geldt in het bijzonder voor het ‘jonge’ lectoraat MIT, dat hiermee een deel van zijn missie nu al ruimschoots heeft gerealiseerd. In het bijzonder moet hier het tot stand komen van de masteropleiding en de samenwerking met andere maritieme opleidingen in den lande worden vermeld. Wel moet worden aangetekend dat onderwerpen als milieu- en klimaateffecten van (fossiel) energiegebruik meer aandacht behoeven in het huidige curriculum. Inbreng van deskundigen uit de consultancywereld kan hierbij van dienst zijn. Ook het lectoraat MMMV is van groot belang voor het onderwijs op het MIWB. Tijdens de visitatie kwam duidelijk naar voren dat beide lectoren studenten inspireren door de onderzoeksopdrachten die via hen tot stand komen. Het feit dat zij die persoonlijk toelichten en ondersteunen draagt daar extra aan bij. Ook in het gesprek met de docenten viel veelvuldig het woord inspirerend. Docenten gaven aan dat de lectoren daadwerkelijk een meerwaarde hebben omdat zij vragen kunnen omzetten in onderzoeksopdrachten voor studenten en fungeren als gangmaker. Bijkomend voordeel is dat door de aanwezigheid van lectoraten interessante voorzieningen worden aangeschaft. Het begeleiden van studenten bij onderzoek werd door deze docenten als een verrijking gevoeld. Uit alles werd duidelijk, zeker voor de commissieleden die ook betrokken waren bij de evaluatie van het lectoraat MMMV in 2010, hoeveel stappen er binnen het MIWB gemaakt zijn als het gaat om het leren van onderzoeksvaardigheden en het doen van onderzoek in de opleidingen. Eveneens werd duidelijk, hoezeer, vergeleken met drie jaar geleden, de affiniteit met onderzoek in het MIWB is toegenomen. Onderzoek is, zo werd nu door een van de docenten gesteld, nodig. “Het professionele niveau moet omhoog. We weten veel, maar zijn niet altijd in staat tot oplossingen van problemen te komen”. Docenten overwegen nu of zij willen gaan promoveren. Hoewel het beeld dus zeer positief is, wil de commissie ook een aantal kritische kanttekeningen maken: * Eerder in dit rapport werd al de vraag opgeworpen, wat er wordt gedaan met de resultaten van deelonderzoeken door studenten en de kwaliteitsbewaking ervan, zeker als deze in een kennisbank worden opgenomen. * Vooral bij het lectoraat MIT wordt een deel van het lectoraatsbudget aangewend voor activiteiten die strikt genomen behoren tot onderwijsontwikkeling (m.n. de masteropleiding). Die bijdragen moeten naar de mening van de commissie door het budget van de onderwijsorganisatie betaald of gecompenseerd worden, bijvoorbeeld door het aanstellen van (meer) docent/onderzoekers. Om de tijd voor kennisontwikkeling te beschermen, is het zaak van activiteiten (bijvoorbeeld ook de inzet van medewerkers van het kenniscentrum bij de organisatie van studentonderzoek) beter te benoemen of het ‘onderzoek’ dan wel ‘onderwijs’ betreft, en ze beter van elkaar te scheiden. Er zou voor die bijdragen aan het onderwijs een norm moeten komen, en boven die norm zou het lectoraat gecompenseerd moeten worden. Externe evaluatiecommissie NHL-lectoraten MMMV en MIT Eindrapport, 16 februari 2015
Pagina 12
* De commissie mist in de stukken een HRM-paragraaf waarin wordt ingegaan op professionalisering van het docentencorps, met name met betrekking tot deskundigheidsbevordering op de lectoraatsthema’s. Tijdens de visitatie bleek dat binnen het MIWB dit onderwerp wordt ervaren als een punt waaraan gewerkt moet worden. * Het op zich al interessante Legal Lab wordt vooral ingezet om de maritiem juridische kennis bij studenten en medewerkers binnen het MIWB alsmede de lectoraten te vergroten. De commissie denkt dat die juridische kennis ook kan worden ingezet voor een te ontwerpen nieuw profiel in de toekomst. Zij komt hier verder in dit rapport op terug. Tot slot beveelt de commissie aan een onderzoeksconsortium op te zetten, waar niet alleen de maritieme hbo-opleidingen deel van zouden moeten uitmaken, maar ook het Koninklijk Instituut voor de Marine in Den Helder. Hoofdstuk 4 Positiebepaling: waar staan deze lectoraten nu. Gegeven de verschillen in looptijd ligt het voor de hand dat beide lectoraten zich in een verschillend ontwikkelingsstadium bevinden. Het lectoraat MMMV, gestart in december 2008, heeft met de publicatie van de twee handboeken belangrijke mijlpalen bereikt. Het lectoraat wil zich nu verder ontwikkelen richting milieu en veiligheid en de kennis op het gebied van emergency management op peil houden. Het lectoraat MIT, gestart in juni 2012, staat na twee jaar van opbouw goed op de rails. Belangrijke doelstellingen op het gebied van onderwijs zijn gerealiseerd. Thans wordt de volgende stap gezet: het doen van onderzoek op de door de lector in het Onderzoeksplan aangegeven onderzoeksgebieden gericht op verbeteringen in de maritieme sector. De externe samenwerkingspartners met wie de commissie sprak, zagen veel mogelijkheden in verdergaande samenwerking. Daarbij werd niet alleen gerept over de combinatie van kennis en meer gezamenlijke onderzoekscapaciteit, maar ook over de zo noodzakelijke sterke(re) profilering naar de buitenwereld. Als de RAAK-projecten doorgaan, zal er inderdaad een begin gemaakt worden met meer samenwerking tussen beide lectoraten. Tijdens de visitatie bleek dat ook de leden van de kenniskring van de lectoraten daar positief tegenover staan, maar momenteel dermate druk zijn met hun eigen activiteiten dat er geen tijd overblijft om de eerste ideeën over een gezamenlijke missie en/of een op te zetten gezamenlijk onderzoeksprogramma van MMMV en MIT te ontwikkelen. Vooralsnog liggen - binnen de beperkte tijd die de lectoraten hebben - de prioriteiten elders. Zo gaat er veel tijd zitten in het schrijven van subsidie-aanvragen. De commissie stelt vast dat dit tot nu toe veel resultaat heeft opgeleverd, maar ook dat het bekend is dat de spoeling dun is. De commissie dringt er daarom op aan om creatief na te denken over andere mogelijkheden om kennis en capaciteit uit te breiden. De commissie benoemt hieronder resumerend een aantal sterkten, een aantal zwakten, en een aantal punten waarop verbeteringen wenselijk en noodzakelijk zijn. Sterkten * Beide lectoraten beschikken momenteel over een uiterst gemotiveerde en deskundige lector, die als boegbeeld van het lectoraat fungeert. Ook de kenniskringleden zijn, uiteraard op zijn/haar deelgebied, hoog gekwalificeerd.
Externe evaluatiecommissie NHL-lectoraten MMMV en MIT Eindrapport, 16 februari 2015
Pagina 13
* De lector van MMMV is zeer succesvol geweest in het verwerven van subsidies. Hij heeft zijn sporen verdiend door zijn gedurende in vele jaren vergaarde kennis op het gebied van stofgerichte calamiteitenbestrijding op zee toegankelijk te maken. Het lectoraat heeft daarmee een reputatie opgebouwd, maar die moet ook worden vastgehouden. * De lector MIT beschikt over een uitgesproken visie, heeft in korte tijd het lectoraat van de grond gekregen en is in staat geweest om RAAK-subsidies voor praktijkgericht onderzoek aan te trekken, waar anderen hier grote moeite mee hebben. Hij spant zich met succes in voor samenwerking tussen de andere hbo-instellingen in de maritieme sector. Het lectoraat is ‘op stoom’. * Binnen het MIWB ziet men inmiddels het belang van onderzoek in het hbo in, de weerstand ten aanzien van onderzoek lijkt verdwenen, en een groot aantal docenten is inmiddels bijgeschoold op het gebied van praktijkgericht onderzoek. De inbedding van onderzoek in het onderwijs en de betrokkenheid van de lectoraten door te zorgen voor opdrachten, is groter dan bij sommige andere lectoraten op de NHL. * Beide lectoraten zijn werkzaam op een maatschappelijk zeer relevant onderzoeksgebied waar grote belangstelling voor is. Er zijn in principe veel mogelijkheden om toegepaste kennis te ‘exporteren’. * Beide lectoraten hebben een groot netwerk. MIT heeft in korte tijd al een groot aantal samenwerkingsverbanden tot stand gebracht. zwakten focus, massa en middelen * Het lectoraat MMMV concentreert zich op de Waddenzee met veel kleine projecten, het lectoraat MIT heeft geen scherp focus. * Beide lectoraten hebben een kleine basisbezetting. De uitvoering van verbetermaatregelen die nodig zijn voor de uitbouw van de lectoraten (zoals meer zichtbaarheid, o.a. door publicaties) worden door de huidige inzet van middelen bemoeilijkt. Nu al is duidelijk dat de lector van MIT de komende twee jaar druk zal zijn met de masteropleiding die volgend jaar van start gaat. Uit de vele uitlatingen van de lectoren over de wenselijkheid van meer middelen/onderzoekscapaciteit wordt zonder meer duidelijk dat ambities, potenties en middelen in deze lectoraten niet synchroon lopen. Het is een zaak van zowel de lectoren als de NHL om hierin verbetering te brengen, willen beide lectoraten ook in de toekomst serieus worden genomen. * Meermalen komt in de zelfevaluaties het inschrijven op EU-projecten ter sprake, alsmede het intensiveren van het ontwikkelen van projecten met internationale partners. Volgens de commissie is hier nog een lange weg te gaan. Het binnenhalen van EU-projecten vereist aansluiting bij een effectieve infrastructuur, zoals consortia van samenwerkende Europese universiteiten.
Externe evaluatiecommissie NHL-lectoraten MMMV en MIT Eindrapport, 16 februari 2015
Pagina 14
In sommige gevallen zijn de lectoraten al betrokken bij subsidieaanvragen voor Europese projecten, zoals een Horizon 2020 aanvraag van MMMV met Noorwegen, Duitsland, Engeland en Portugal, maar gegeven het internationale karakter van alle activiteiten van de lectoraten heeft de commissie de indruk dat de NHL Hogeschool zich meer zou moeten inspannen om een basis te creëren voor een op internationale samenwerking met andere kennisinstellingen gericht onderzoeksklimaat en het succesvol aanvragen van Europese subsidies. afbreukrisico * Niet alleen in de persoon van de lector, maar ook bij medewerkers ligt een afbreukrisico. Bij het lectoraat MMMV is - als de lector met pensioen gaat - weinig praktische kennis op het gebied van oliebestrijding aanwezig. De commissie beveelt aan om binnen NHL potentiële nieuwe deskundigen op dit terrein te zoeken en met hen een ontwikkeltraject (inclusief promotie) uit te stippelen. wetenschappelijke oriëntatie * Afgezien van de twee handboeken die het lectoraat MMMV heeft gepubliceerd is er - met name door het lectoraat MIT - weinig in wetenschappelijke tijdschriften gepubliceerd en is de visie aangaande wensen om meer te publiceren en meer promovendi binnen te halen – althans in de zelfevaluaties - beperkt geëxpliciteerd. Verbeteringen mogelijk * Door toedoen van het lectoraat MIT hebben veel docenten de cursus Praktijkgericht onderzoek gevolgd en zijn daardoor (beter) in staat onderzoeksopdrachten van studenten te begeleiden. In hoeverre zij inzetbaar zijn voor de lectoraten, m.a.w. als onderzoeksarsenaal waaruit intern geput kan worden, werd niet geheel duidelijk. * Het lectoraat MMMV richt zich op onderzoek met betrekking tot de Waddenzee, maar de relevante samenwerkingsverbanden zouden kunnen worden uitgebreid. * Het lectoraat MMMV werkt voor de realisatie van producten en machines ter bestrijding van olievervuiling in de Waddenzee samen met kleine gespecialiseerde bedrijven. Aanbevolen wordt om van kapitaalkrachtige, grotere bedrijven de interesse te wekken voor dit soort projecten teneinde de kans op realisatie van projecten te vergroten * De positionering van beide lectoraten ten opzichte van andere kennisinstellingen kan beter of in ieder geval ook naar buiten toe beter herkenbaar worden gemaakt. Een analyse van de gebieden waarop ook al onderzoek gedaan wordt door nationale of internationale instellingen ontbreekt. * De lector van MIT gaf aan geïnteresseerd te zijn in samenwerking met partijen als de TU Delft, maar wees op het feit dat hij als startend lectoraat de afgelopen twee jaar nog niet in de positie was om die samenwerking op te zoeken. Nu het lectoraat zijn eerste sporen heeft verdiend, liggen de kaarten veel beter. Het nastreven van aansluiting bij instituten en bedrijven werkzaam binnen de Topsector Water ligt voor de hand. Externe evaluatiecommissie NHL-lectoraten MMMV en MIT Eindrapport, 16 februari 2015
Pagina 15
* Het is duidelijk dat de lector van MMMV als autoriteit op het gebied van stofgerichte calamiteitenbestrijding veelvuldig gevraagd wordt om in de media commentaar te geven op (dreigende) rampen, maar als geheel kan de zichtbaarheid van de lectoraten nog beter. Publicaties en artikelen zijn voornamelijk terug te vinden in sectorgerelateerde tijdschriften. Inspiratie vanuit cross sectorale verbindingen kunnen worden gestimuleerd door plaatsing van artikelen in niet sectorgerelateerde tijdschriften. * Een cross-sectorale aanpak van problemen in de beroepspraktijk staat momenteel sterk in de belangstelling en wordt ook binnen de NHL gepropageerd. De NHL heeft in dit kader verscheidene interessante lectoraten in huis en kan daarbij gebruik maken van een eigen uniek innovatiemodel (het Multilevel Innovatie Model). De aansluiting van de lectoraten MMMV en MIT op deze trend is zeer beperkt. Intern, dus buiten het Instituut Techniek, zijn er binnen de NHL betrekkelijk weinig samenwerkingsverbanden. Passages die hieromtrent in de zelfevaluaties zijn opgenomen, zijn naar de mening van de commissie weinig concreet. Bij MMMV is een samenwerking tussen het lectoraat en het lectoraat Computervision, maar MIT heeft ook waar het cross-sectorale samenwerking betreft zijn ogen nadrukkelijk op partners buiten de NHL gericht. De commissie is van mening dat er in de voor de NHL relevante noordelijke regio legio kansen zijn voor cross-sectorale samenwerking, bijvoorbeeld op het gebied van windenergie, zonne-energie, toerisme, visserij, en de Waddenzee. Dan kan ook een profiel ontstaan dat onderscheidend is. Samenvatting aanbevelingen Specifiek voor het lectoraat MMMV
Gegeven het feit dat de lector MMMV over twee jaar met pensioen gaat, is het zaak reeds nu te werken aan de overdracht van kennis en netwerken. Daar is het lectoraat zo begreep de commissie, overigens reeds druk doende mee.
Blijf energie steken in het toegankelijk houden van de handboeken, ook via digitale media. Het is van belang om de lessons learnt van milieu-incidenten te verzamelen en beschikbaar te maken voor de doelgroep. Hiermee wordt bereikt dat de kennis in de handboeken up to date blijft. Maak een plan hoe dit lectoraat zijn positie als kennishouder op het gebied van bestrijding van olie- en chemicaliënrampen op zee kan behouden.
Specifiek voor het lectoraat MIT
Geef, nu er m.b.t. de verbetering en uitbreiding van het maritieme onderwijs al zoveel bereikt is, kennisontwikkeling voorrang boven bijdragen aan het onderwijs. Uiteindelijk ligt de verantwoording voor de kwaliteit van het onderwijs primair bij de onderwijsorganisatie. Bespreek met elkaar hoe u de opdracht tot (op wetenschappelijke basis tot stand te komen) kennisontwikkeling in dit domein opvat en welke vormen van kenniscirculatie volgens u het meest relevant zijn. Bepaal daarbij uw positie in de kennisketen. Maak op basis van de recente stand van zaken een plan voor de komende twee jaar. Bepaal welke in de zelfevaluatie genoemde verbetermaatregelen prioriteit hebben. Kijk vooral naar binnen, dus naar de opbouw van de kenniskring, naar de samenwerking met andere NHL-lectoraten en naar de relatie met de regio.
Externe evaluatiecommissie NHL-lectoraten MMMV en MIT Eindrapport, 16 februari 2015
Pagina 16
Stel kwaliteitseisen op met betrekking de inhoud van tot de in ontwikkeling zijnde kennisbank. Innovatie op het gebied van energie e.d. (zie evaluatievraag 1) is zeker nodig, maar om een verdiepingsslag te maken waar de markt op zit te wachten, is nog meer focus op een specifiek terrein nodig. De lector noemde tijdens de visitatie het onderwerp regeldruk. Op dit punt zijn zeker verbeteringen mogelijk, mits er gedegen onderzoek plaatsvindt.
Voor beide lectoraten, op de korte termijn
Benoem van activiteiten helder of het ‘onderzoek’ dan wel ‘onderwijs(ontwikkeling)’ betreft, en baken ze beter af. Besteed in de toekomst meer aandacht aan het expliciteren en verantwoorden van de bij onderzoeken gehanteerde methodologie. Zoek samenwerking met instituten als KIM en Wetsus en bedrijven als Vitens teneinde op die manier deuren te openen voor beide lectoraten. Dit geldt zeker voor de promotietrajecten die de lectoren voor ogen hebben. Zoek naar mogelijkheden om door studenten opgestelde verslagen/verzamelde data te bundelen en op een hoger plan te brengen. Onderneem, naast de samenwerking in de RAAK-PRO-projecten, meer gezamenlijke activiteiten, bijvoorbeeld gezamenlijk onderzoek door studenten. Laat dit niet aan het toeval over, maar zet er een structuur voor op. Denk - in aanvulling op dan wel ter vervanging van RAAK-subsidie-aanvragen - na over andere vormen van aanvullende financiering. De commissie denkt bijvoorbeeld aan contractonderwijs/training in relatie tot de vaar-simulator op Terschelling. Hier lijkt veel meer uit te halen, zeker in combinatie met andere NHL lectoraten, zoals Serious gaming. Oriënteer u nog meer wat er gedaan moet worden om zicht te krijgen op het binnenhalen van Europese subsidies. Hierboven werd genoemd: aansluiten bij een of meer Europese netwerken van universiteiten. Zet een publicatie- en publiciteitsstrategie uit. Interessante initiatieven zoals de simulator op Terschelling krijgen nu te weinig aandacht. Maritiem is een van de speerpunten van de overheid bij handelsmissies. Profileer u meer in relevante netwerken, door bijvoorbeeld (proberen) mee te gaan met handelsmissies.
Voor het management van het Instituut Techniek
Zet het punt ‘professionalisering van docenten’ op de agenda. Besteed aandacht aan de wijze waarop eigen onderzoek door docenten kan worden gestimuleerd en docenten geprofessionaliseerd worden op de thema’s van het lectoraatsonderzoek. Bevorder de aanstelling van meer promovendi in de lectoraten en ‘eigen kweek’. Bewaak dat ‘onderwijs(ontwikkeling)’ duidelijk wordt afgebakend van andere activiteiten van het lectoraat. Het verdient aanbeveling te normeren hoeveel tijd er van een lectoraat besteed mag worden aan activiteiten die te maken hebben met het geven dan wel ontwikkelen van onderwijs.
Externe evaluatiecommissie NHL-lectoraten MMMV en MIT Eindrapport, 16 februari 2015
Pagina 17
Bevorder actief de samenwerking tussen beide lectoraten, bijvoorbeeld door het geven van een opdracht tot meer visievorming en op een nader af te spreken moment een bijeenkomst te beleggen waarop gekeken wordt hoe de vorderingen daaromtrent zijn. Dit is ook van belang met betrekking tot het opstellen van een profiel voor de nieuwe lector MMMV.
Voor de NHL als geheel geldt dat lectoraten de beschikking moeten krijgen over administratieve ondersteuning en voluit een beroep zouden moeten kunnen doen op hogeschoolbrede faciliteiten, bijvoorbeeld diensten door de afdeling Marketing en Communicatie. Voor beide lectoraten, op de langere termijn
Herijk de missies van beide lectoraten en kom, in overleg met relevante in- en externe partners, tot een aangescherpt onderzoeksprofiel en een scherp op innovatie gericht focus dat betrekking heeft op een nieuw onontgonnen werkterrein, een terrein waarop men een eigen gezicht kan krijgen, zich daadwerkelijk kan onderscheiden en interessant wordt voor samenwerkingspartners van statuur. Ga niet uit van disciplines, maar van maatschappelijke problemen die multidisciplinair moeten worden aangepakt. Bundel het onderzoek vanuit een helder geformuleerde missie in één gezamenlijk programma met een beperkt aantal thema’s/onderzoekslijnen daarbinnen. Een dergelijk programma dwingt tot het formuleren van een gezamenlijke visie, en bevordert het aanbrengen van meer focus in het onderzoek waardoor de kans op verdieping binnen het onderzoek toeneemt. Het noopt tot meer samenhang en onderlinge samenwerking waardoor de aanwezige kennis en sterkten maximaal worden benut. Externe samenwerkingsverbanden kunnen meer ten goede komen aan het onderzoek als geheel, terwijl ze anders beperkt blijven tot een bepaald onderzoeksprogramma. De commissie denkt dat het mogelijk is te komen tot een onderscheidend profiel binnen de driehoek techniek/milieu/juridisch. Betrek bij deze herijking: . de plaats van het maritieme gebied in de NHL- zwaartepunten ‘Smart Sustainable Industries’ en ‘Vital Region’. . de mogelijkheden die de NHL biedt op het gebied van cross-sectorale samenwerking en de inzichten die op de hogeschool aanwezig zijn waar het gaat om innovatieprocessen. . de mogelijkheden die lectoraten van de fusie-hogeschool Stenden bieden. . de geografische ligging van de NHL aan de Waddenzee, met mogelijkheden tot uitbreiding naar het Waddengebied in Noord-Duitsland en Denemarken en de in het verlengde daarvan gelegen gebieden zoals de Oostzee en de Baltische Zee. . de positie ten opzichte van andere, op het onderzoeksterrein werkzame instellingen en mogelijkheden tot samenwerking met andere kennisinstellingen die aanvullend kunnen werken. Cluster de onderzoekscapaciteit, vorm één onderzoeksteam.
Externe evaluatiecommissie NHL-lectoraten MMMV en MIT Eindrapport, 16 februari 2015
Pagina 18
Bijlagen Bijlage 1 Samenstelling externe beoordelingscommissie Voorzitter Prof. dr. L.H.J. Verhoef Tijdens zijn studietijd aan de Rijksuniversiteit van Utrecht (Interfaculteit Ruimtelijke Wetenschappen) was Prof. Dr. L.H.J. (Leo) Verhoef al werkzaam als leraar op een MAVO in Bodegraven (1974-1978). Na zijn afstuderen was hij werkzaam bij de overheid (Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders) en het bedrijfsleven (ING Bank) maar behield hij zijn contacten met het onderwijsveld. Van 1982-1986 was hij als parttime docent verbonden aan de Economische Faculteit van de Universiteit van Tilburg en van 1994-1998 als deeltijdhoogleraar aan de Faculteit Technische Bedrijfskunde van de Technische Universiteit Eindhoven. Van 1998-2011 kreeg hij bij laatstgenoemde instelling een voltijdse aanstelling. Na zijn pensionering in maart 2011 werd hij co-lector ondernemerschap aan de Zuyd hogeschool. Verder is hij nog als hoogleraar ondernemerschap verbonden aan MBA opleidingen van universiteiten in Skopje (Macedonië) en Willemstad (Curaçao). Tenslotte wordt hij door het NQA ingezet als lid in accreditatiecommissies van MBA-opleidingen. Commissielid Ing D.J. Hummel D.J. (Dirk Jan) Hummel heeft op de Hogere Zeevaart School het diploma Stuurman GHV behaald (1988) en na een loopbaan op zee, Technische Bedrijfskunde aan de HTS Groningen gestudeerd (diploma 1993). Na een kortstondige periode als maritiem kwaliteitsadviseur bij TOP in Zoetermeer heeft hij negen jaar als Quality Assurance manager in het Management Team van rederij Feederlines Groningen gewerkt. In deze periode groeide de rederij van 5 schepen naar 50 schepen in management. Na deze periode is hij als Fleet manager gaan werken bij Tristar Shipping in Drachten, een kleine rederij met veel ambitie. In 2009 werd hij gevraagd om bij Syntens, een intermediaire semi-overheidsorganisatie gericht op stimulering van innovaties bij MKB bedrijven, de maritieme sector te gaan ondersteunen. De afgelopen twee jaar is hij betrokken bij meerdere innovatieve projecten als Wikipilot, een opensource methodiek voor zeevarenden, de ontwikkeling van Walstroom toepassingen bulkcarriers in de Eemshaven, de opzet van een kenniscentrum Visserij op Urk en de ontwikkelingen van duurzame voortstuwing en scheepstechnieken. Commissielid Prof. Dr. A.J.M. Schoot Uiterkamp A.J.M. (Ton) Schoot Uiterkamp (1944) promoveerde in 1973 op een biofysisch chemisch onderwerp aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG). Hij was staflid van het regionale UNESCO kantoor in Cairo. Hij was daarna postdoc aan de Universiteiten van Yale en Harvard en programmadirecteur aan de Harvard School of Public Health. Bij TNO in Delft was hij vervolgens hoofd van het Bureau Milieuprojecten en hoofd van de Afdeling Biologie. Tussen 1991 en 2009 bekleedde hij de leerstoel Milieukunde aan de RUG. Sinds het begin van zijn emeritaat op 1 januari 2009 is hij honorair hoogleraar Milieukunde aan de RUG.
Externe evaluatiecommissie NHL-lectoraten MMMV en MIT Eindrapport, 16 februari 2015
Pagina 19
Secretaris Drs. A.H.J. Boots A.H.J. (Alice) Boots begon haar loopbaan als docent in het hoger beroepsonderwijs. Sinds 2001 had zij verschillende functies in kwaliteitszorg, laatstelijk als senior adviseur kwaliteitszorg en accreditatie bij de Hogeschool Utrecht, met als specialisatie kwaliteitszorg van praktijkgericht onderzoek. Sinds 2011 werkt zij als secretaris bij in- en externe audits van praktijkgericht onderzoek vanuit haar eigen bedrijf. Bijlage 2 Programma externe evaluatie lectoraten MMMV en MIT, 4 december 2014 Tijd 9.00-9.45
Activiteit Ontvangst externe evaluatiecommissie
9.4510.30
Gesprek kenniskring MMMV
10.3011.15
Gesprek kenniskring MIT
11.3012.00
Gesprek met medewerkers die werken aan gezamenlijke projecten van beide lectoraten
13.0014.15
Gesprek met samenwerkingspartners van beide lectoraten
14.3015.15
Gesprek met studenten van beide lectoraten
15.30 – 16.15
Gesprek met docenten van beide lectoraten
16.45
Terugkoppeling
Externe evaluatiecommissie NHL-lectoraten MMMV en MIT Eindrapport, 16 februari 2015
Gesprekspartner 1.Jan van Iersel (CvB 2.Hans Drijfhout (directeur Instituut Techniek) 3. Wierd Koops en Joop Splinter (lectoren) 4. Gerrit van Leunen (hoofd MIWB) 1.Wierd Koops 2.Sandra Heins 3.Marieke Zeinstra 1.Joop Splinter 2.Ger Scheepstra 3.Welmoed van der Velde 1.Gerrit van Leunen 2.Dick Engelbracht 3.Rob van Ree 4.Ruurd van der Meer MMMV 1.Koos Tamminga (FORU) 2.Ellen Kuipers (Waddenvereniging) 3.Wytze Rijke (TCNN) MIT 1.Peter Lensen (Wagenborg) 2.Eyck Willemse (Standard Fasel) 3.Welmoed van der Velde (Oliefonds) MMMV 1.Henk Reitsma 2.Kevin Schipper 3.Jelle Tamminga MIT 1.Marcel Mazel (HZA) 2.Glinbert Juliana (HZA) MMMV 1.Dick de Bruin 2.Rob van Ree 3.Betty Johanns MIT 1. Ruurd van der Meer 2. Stephan Procee 3. Ger Scheepstra
Pagina 20
Bijlage 3 Bestudeerde documenten Zelfevaluatierapport van de lectoraten Maritiem, Marien, Milieu en Veiligheidsmanagement en Maritieme Innovatieve Technieken inclusief bijlagen Onderzoeksplan 2012-2016 van het lectoraat Maritieme Innovatieve Technieken Lectorale rede van lectoraat Maritieme Innovatieve Technieken Handboek Lectoraten NHL, waarin onder meer het Kader Kwaliteitszorg Lectoraten NHL en het Kader Kwaliteitszorg van onderzoek Strategisch Plan van de NHL 2012-2015
Externe evaluatiecommissie NHL-lectoraten MMMV en MIT Eindrapport, 16 februari 2015
Pagina 21