randmelder nummer 1 juli 2002 van de VEBON Sectie Branddetectie
VEBON Postbus 190 2700 AD Zoetermeer telefoon 079 - 353 11 16 fax 079 - 353 13 65 e-mail
[email protected] website www.vebon.org
INHOUDSOPGAVE
WELKOM! Met de nieuwe uitgave Brandmelder wil de sectie branddetectie van VEBON in de eerste plaats de kennisoverdracht naar en communicatie met de markt versterken. Voorzitter René Huvers ziet de uitgave als een onlosmakelijk element in het gezamenlijke optrekken ten bate van een betere brandveiligheid. “Om die reden verwelkom ik bij deze u en iedere andere lezer en vertrouw erop dat u uw voordeel doet met de geboden informatie. Overigens is er ook nog de verenigingssite, waarop meer informatie over (brand)beveiliging te vinden is, plus de mogelijkheid van het doorlinken naar andere sites met nuttige informatie, inclusief die van de aangesloten leden. Ik hoop ook dat u met een vraag of reactie aanklopt bij ons verenigingsbureau, omdat uw vraag of reactie een goed vertrekpunt kan zijn voor een antwoord aan velen die met eenzelfde vraagstuk worstelen.”
pag. 1 NEN 2564 deel 1 pag. 2 Interview met sectievoorzitter pag. 3 en 4 Regionale bijeenkomsten pag. 5 Examenvragen pag. 6 Toetsende rol brandweer pag. 7 Model bouwverordening
NIEUWS OP HET GEBIED VAN NORMERING HERZIENE NORM VOOR ONDERHOUD BRANDMELDINSTALLATIES NEN 2654 DEEL 1 Onderhoud is een belangrijke factor in het in stand houden van de kwaliteit van een brandmeldsysteem. Hiervoor is in 1993 de norm voor onderhoud van brandmeldsystemen de NEN 2654 uitgebracht. Van deze norm is nu in een herziene versie NEN 2654 deel 1 2002 gepubliceerd. Deze herziene norm: • is uitgebreid met aanvullende componenten • omvat een uitgebreid model logboek, met een model voor statistiek is verwijderen • is uitgebreid met een model onderhoudsovereenkomst • omvat nieuwe definities • sluit aan op de laatste versie NEN 2535 1996 Aanvulling op NEN 2535 Dit deel gaat specifiek over het onderhoud aan ontruimingsalarmsystemen. Aanvulling op NEN 2535 Kortgeleden is een aanvullingsblad NEN 2535/A1 uitgebracht.
In deze aanvulling: • zijn aanpassingen in de tekst en de indeling doorgevoerd, met name in hoofdstuk 4.2 prestatieeisen brandgrootte. Dit om mogelijke interpretatieverschillen weg te nemen. In inhoudelijke zin zijn er geen wijzigingen opgetreden • is het model PvE aangepast. Het NCP model is met de nieuwe regeling 2002 komen te vervallen • is het hoofdstuk montage aangepast met name het deel functiebehoud
pag. 7 Opleidingen VEBON pag. 7 Wat is VEBON pag. 8 (On)gewenst pag. 8 Antwoorden examenvragen
randmelder is bestemd voor • Brandweer • Verzekeraars • Inspectiebureaus • Gemeenten • Leden VEBON
Exemplaren van bovengenoemde norm en de aanvulling zijn verkrijgbaar bij het NEN in Delft (telefoon 015 - 269 03 90).
Vereniging van Beveiligings Ondernemingen in Nederland
1
Sectievoorzitter René Huvers
“EEN GOEDE BRANDMELDINSTALLATIE IS GEEN TOEVAL” Vanuit gezamenlijke kennis wil de sectie branddetectie van VEBON de proces- en kwaliteitsbeheersing op het gebied van branddetectie verder verbeteren. “Dit betekent dat wij behalve op de apparatuur ook invloed willen uitoefenen op zaken als programma van eisen, ontwerp, installatie, onderhoud en beheer van brandmeldinstallaties om een zo betrouwbaar mogelijke alarmering te bereiken. Dat je hierbij deels invloed uitoefent op andermans processen en deze wilt helpen sturen, spreekt eigenlijk voor zich. Het zou gek zijn als wij als serieuze bedrijven alleen naar onze eigen verantwoordelijkheid zouden kijken en onze kennis niet breder zouden benutten,” aldus René Huvers.
GEEN BETWETERS MAAR VAKWETERS Huvers is contracting manager Branddetectie en Alarmeringsystemen van Tyco Integrated Systems. Sinds begin vorig jaar bekleedt hij het voorzitterschap van de sectie branddetectie van VEBON, Vereniging van Beveiligings Ondernemingen in Nederland. Bij deze sectie zijn zo’n twintig bedrijven aangesloten. Hun medewerkers zijn vaak vakidioten, die als ze een gebouw binnenlopen naar het plafond kijken wat er voor brandmeldsysteem geïnstalleerd is. Huvers: “Ze vertegenwoordigen gezamenlijk ongelooflijk veel kennis. De markt ziet hen soms als betweters, maar het zijn vakweters, mensen die hun kennis graag inzetten voor een goed systeem. Zo hebben brandweerlieden op hun beurt zicht op
de plussen en minnen van installaties in de praktijk en kunnen zij die specifieke kennis inbrengen in het proces van totstandkoming, te beginnen bij het formuleren van eisen. Het is al vaker gezegd, je zult met elkaar en met elkaars kennis dit gehele proces onder controle moeten krijgen. Zeker ook samen met de gebruikers en beheerders die verantwoordelijk zijn voor een (behoorlijk) deel van de nodeloze alarmen.”
CERTIFICATIE Een voorbeeld van succesvolle krachten- en kennisbundeling van betrokken partijen is de recent vernieuwde Regeling Brandmeldinstallaties ondergebracht bij het NCP. “Wij hebben een aantal jaren geleden het initiatief genomen om niet op de traditionele manier de
geïnstalleerde brandmeldinstallatie achteraf te laten beoordelen, maar ervoor te zorgen dat je ervan uit mag gaan dat deze direct doet wat hij moet doen. Eén en ander te bereiken door beheersing van het gehele proces van totstandkoming van brandmeldsystemen, evenals certificering van de spelers. We werden indertijd getriggerd door het feit dat het aantal nodeloze brandmeldingen toenam. Alle stappen in het totstandkomingproces zijn toen uitgewerkt en beschreven. We hebben ook passende maatregelen genomen om stappen zorgvuldig te doorlopen. Daarbij horen zaken als een doordacht programma van eisen, een heldere projectering, een goed ontwerp, vakbekwame installatie door goed opgeleid personeel, verantwoordelijkheid voor de installatie en een klachtenregeling met sancties, maar ook zaken als opleiding en vakbekwaamheid van personeel. De inspectie instellingen spelen een rol in dit proces; (steekproefsgewijze) inspectie van de brandmeldsystemen waarbij niet alleen de kwaliteit van de brandmeldinstallatie wordt bevestigd maar ook, minstens zo belangrijk, de kwaliteit van het branddetectiebedrijf. Op deze wijze beheers je het hele proces. Procesbeheersing maakt ook duidelijk dat een goede brandmeldinstallatie niet op toeval berust,” stelt Huvers. De voorzitter besluit: “Het is storend dat de buitenwacht in sommige gevallen de sectie branddetectie van VEBON als een club
2
Vereniging van Beveiligings Ondernemingen in Nederland
ziet, die probeert de markt naar zijn hand te zetten. Zo is het niet. Wat wij naar onze hand willen zetten, is kwaliteitsverbetering in brandveiligheid. Maar wie wil dat niet? De keten is zo sterk als de zwakste schakel en wij willen nu juist vanuit onze kennis ook die andere schakels helpen verster-
ken. Omgekeerd is er de uitnodiging om óns als schakel te versterken. In feite willen wij, als één van de hoofdrolspelers bij het voorkomen van grote schades door brand, een goede prestatie leveren, waarmee we de andere hoofdrolspelers inspireren om samen greep te krijgen op het
fenomeen brand(melding). De ‘echte’ brandmelding wel te verstaan, want daar is het tenslotte allemaal om begonnen.”
REGIONALE BIJEENKOMSTEN “MARKT MAAKT KENNIS MET REGELING BRANDMELDINSTALLATIES” Geen woorden maar daden. Deze met Rotterdam geassocieerde term werd temidden van een dertigtal vertegenwoordigers van de brandweer uit voornamelijk de regio Amsterdam niet gebezigd, maar wel bedoeld. Of zoals W.A.C. van Oppen van het Nationaal Centrum voor Preventie zijn gehoor op één van de regionale introductiemiddagen voor de brandweer over de Regeling Brandmeldinstallaties 2002 voorhield: “De basis voor het denken over het verbeteren van brandmeldingen is de afgelopen jaren al gelegd, gefundeerd op enkele rapporten die in opdracht van het ministerie van Buitenlandse Zaken zijn geschreven. Het is nu tijd om met die kwaliteitsverbetering te starten. Wij zijn in staat, mede dankzij de nieuwe regeling, het probleem van de ongewenste brandalarmen te tackelen.”
De heer J. Turk, directeur a.i. NCP
Ook dagvoorzitter J.Th. Turk van het NCP stelde dat het oogmerk van de Regeling Brandmeldinstallaties mede tot doel heeft het aantal ongewenste meldingen terug te brengen. “Daarom moeten wij via bijeenkomsten partijen overtuigen van de noodzaak om gezamenlijk door het hele verhaal van brandmeldsystemen te lopen. Bij voor-
keur via een vaste systematiek, omdat je dan ook eensluidend aan het vraagstuk van de ongewenste meldingen kunt werken.” Ook voor Van Oppen is die gezamenlijkheid en eensluidendheid de Koninklijke weg. “Als je niets doet, loopt het aantal ongewenste meldingen uit de hand. In feite doen we thans wel wat, maar iedereen is op zijn eigen manier bezig. Als we allen dezelfde manier kiezen, sorteert dit veel meer effect. Ook naar de gebruiker en beheerder toe, die zonder die eensluidendheid tal van excuusmogelijkheden op een presenteerblaadje krijgt aangereikt. Omdat ieder korps vaak zijn eigen eisen stelt, kan de gebruiker namelijk heel makkelijk naar andere eisen verwijzen. Dit maakt ieders daadkracht niet groter. Zorg voor helderheid. Help die gebruiker ook zijn geëigende rol te spelen. De regeling verschaft in elk geval de eensluidende duidelijkheid die daarvoor van belang is.” Zonder de nieuwe Regeling Brandmeldinstallaties nu meteen heilig te verklaren, biedt deze wel
een uitstekende kans voor verdere kwaliteitsverbetering. M. Aartman, productlijnmanager van Siemens, sprak namens de sectie branddetectiebedrijven van VEBON. Deze verenigde bedrijven hebben het initiatief genomen tot de regeling, die aansluitend in groter verband door vele betrokken partijen tot een praktische, efficiënte en doeltreffende regeling is uitgewerkt. “Je kunt natuurlijk kijken naar de negatieve kant in de vorm van het aantal ongewenste meldingen, je kunt ook kijken naar de positieve effecten in de vorm van het beperken van immateriële en materiële schade. De overheid, verreweg de belangrijkste eiser van brandmeldinstallaties, stelt de veiligheid van de mens centraal. De schade komt daarna. Voor het particuliere bedrijfsleven telt de materiële schade erg zwaar, omdat men de continuïteit van het bedrijf niet op het spel wil zetten. Maar liefst 70% van de bedrijven die met een brand geconfronteerd worden, gaat binnen drie jaar failliet.”
Vereniging van Beveiligings Ondernemingen in Nederland
3
BINNEN DE NORM Aartman rekent voor: uitgaande van tussen de 4.000 en 6.000 echte brandalarmeringen per jaar en het gemiddelde schadebedrag bij brand, wordt jaarlijks tussen de 187 en 280 miljoen euro aan directe materiële schade voorkomen. Los van de indirecte gevolgen als bedrijfsstilstand en omzetverlies en niet te vergeten de immateriële schade. “De gezamenlijke brandmeldinstallaties kosten qua installatie en onderhoud naar schatting 1,5 miljard euro, maar een aanzienlijk deel komt daarvan direct terug in brandpreventie. Dit neemt niet weg dat het aantal van 34.000 nodeloze meldingen per jaar te hoog is, hoewel dit aantal nog altijd onder de norm van 1,15 valse meldingen op de 100 melders ligt. We zitten dus binnen de gestelde norm. Er is zelfs een tendens waar te nemen dat die verhouding nog gunstiger wordt. Ik ben ervan overtuigd dat die ontwikkeling doorzet wanneer wij verder gaan met het opleiden van mensen, meer en betere informatie naar de gebruikers en beheerders verschaffen, de techniek nog verder kunnen verfijnen en innoveren en niet te vergeten de Regeling Brandmeldinstallaties gemeengoed laten worden in de praktijk. Dat zijn allemaal stappen De heer M. Aartman
4
die wij met zijn allen moeten zetten om tot verbetering te komen.”
FACTS AND FIGURES • Aantal automatische brandmelders in Nederland (2001): circa 3.500.000 • Aansluitingen op meldsystemen van de brandweer: circa 16.000 • Dit betekent gemiddeld zo’n 220 automatische melders per aansluiting • Zo’n 90% van de brandmeldinstallaties komt voort uit overheidseisen • Jaarlijks zijn er tussen de 4.000 en 6.000 echte alarmmeldingen • Dit levert een directe materiële schadepreventie van 187 - 280 miljoen euro op • In 1991 waren er 20.000 onechte en ongewenste (nodeloze) alarmmeldingen • In 2000 was dit aantal gestegen tot 34.000, een stijging van 70% • Het aantal automatische brandmelders is in deze periode met 110% gestegen • Per saldo is het aantal onechte en ongewenste meldingen per 100 melders licht dalend • Sinds 1999 is het aantal onechte en ongewenste meldingen onder het gemiddelde van 1,15 per 100 melders
De heer S. Diepbrink
Diepbrink van het NCP ging nader in op de regeling, die hij omschreef als helder, marktgedragen, praktijkgericht en met een verantwoordingsplicht door alle partijen. Een regeling die leidt tot een certificering. “Je kunt het ook omdraaien en een certificaat eisen, zodat vanzelf de regeling moet worden gevolgd. Hoe sterk de regeling uit de verf komt, hangt af van het functioneren van de driehoek van (1) de eisende partijen (meestal de brandweer), (2) door de NCP erkende branddetectiebedrijven en de (3) eigenaar/ gebruiker. Elk heeft een duidelijke rol. Zonder programma van eisen geen certificaat. Zonder erkende branddetectiebedrijven geen aantoonbare kwaliteit. Zonder oog voor gebruik, beheer en onderhoud geen betrouwbaar proces.” Diepbrink stelt dat als alle partijen in het proces datgene doen wat in de regeling staat omschreven, deze feitelijk waterdicht is en daarmee de brandveiligheid het beste wordt gediend. Hij erkent dat de brandweer het recht heeft om te zeggen hoe ze het wil hebben en dat ook te inspecteren en te handhaven. “Als je wilt kun je ook van de regeling afwijken, maar het draagt er ook naar gebruikers en beheerders toe bij als we allen weten wat we eisen, hoe we aan die eisen tegemoet komen middels een installatie en hoe deze moet worden gebruikt.”
Vereniging van Beveiligings Ondernemingen in Nederland
gewerkt. Doel is om een landelijk eenvormige registratie te bereiken. Aan dagvoorzitter Turk het slotwoord: “We hebben een modern instrument gekoppeld aan procesbeheersing. Iedereen zal zich die processen eigen moeten maken. Dan kan het niet anders of het vak brandveiligheid krijgt een extra impuls.” De heer W. van Oppen
(Fotograaf regiobijeenkomst: Frank van Dam)
Van Oppen presenteerde vier hulpmiddelen waarmee de brandweer direct aan de slag kan om de eigen rol in te vullen. In opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken, dat ook de bijeenkomst voor de brandweer mogelijk maakte, verschijnt een basistekst ‘De driehoek sterk’ waarin de rol van brandweer, branddetectiebedrijf en gebruiker ten opzichte van elkaar wordt beschreven. Daarnaast is er een modelvoorlichtingsprogramma en
een draaiboek voor bijeenkomsten over loos alarm van brandmeldinstallaties gemaakt. De brandweer kan dit instrument gebruiken om zijn relatie met gebruikers te versterken. Dezer dagen verschijnt een brochure over het beheer en onderhoud van brandmeldinstallaties. Met deze brochure kunnen de brandweer en de branddetectiebedrijven gebruikers informeren. Aan een geautomatiseerd registratieprogramma voor loos alarm van brandmeldinstallaties wordt nog
EXAMENVRAGEN IN BEHANDELING De sectie branddetectie van VEBON investeert in kennisverbetering binnen de branche. Wij willen ook uw inzicht op het gebied van branddetectiesystemen verbeteren en inzicht geven in kennis van een onderhoudsen projecteringsdeskundige. Hieronder 2 willekeurige meerkeuze vragen uit voorgaande examens. Een vraag uit het examen “Onderhoudsdeskundige” Er is een ringlus met 72 brandmelders, verdeeld in 8 meldergroepen. Meldergroep 4 bestaat uit 8 melders. Een onbevoegd persoon haalt een melder uit de sokkel in meldergroep 4. Wat blijft functioneren? A. Meldergroep 4 werkt niet meer B. Alle aangesloten melders voor de verwijderde melder (melder-
groep 1 t/m 3) functioneren nog C. Alle aanwezige melders werken nog D. Alle melders na de verwijderde melder 9 (meldergroep 5 t/m 8) functioneren nog
A 4,4 m B 6,0 m C 7,5 m D 12 m De juiste antwoorden vindt u op pagina 8.
Een vraag uit het examen “Projecteringsdeskundige” Vanaf welke hoogte mogen thermische melders ( klasse 1) volgens NEN 2535 niet meer worden toegepast?
Vereniging van Beveiligings Ondernemingen in Nederland
5
FUNCTIEVERSCHUIVING BRANDWEER BEPLEIT De heer J. Brekelmans van de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding en al 26 jaar actief (aan de preventiekant) bij de brandweer Haaglanden, is stellig in zijn mening dat de brandweer zaken efficiënter kan aanpakken. Hij onderbouwde die stellingname tijdens de regionale bijeenkomsten inzake Regeling Brandmeldinstallaties 2002, te meer daar zijn gehoor van voornamelijk brandweerlieden zich aangesproken voelde en het ook niet op voorhand met hem eens was. “De brandweer zou veel meer van de adviesrol naar de toetsende rol moeten groeien. Laat de markt zijn verantwoordelijkheid nemen om te voldoen aan de brandveiligheidseisen. Natuurlijk kun je als brandweer vanuit je kennis hier en daar ondersteuning leveren, maar het hoeft geen aaneenschakeling te zijn van overleg en voorstellen hoe je zaken kunt oplossen. Je creëert bij een overwegend toetsende rol ruimte voor andere prioriteiten, zoals het voorkomen van onderbezetting, opleiding van met name preventisten, het opdoen van kennis van nieuwe technieken en regelgeving et cetera.”
De heer J. Brekelmans
Aan de andere kant pleit Brekelmans ervoor om de nadrukkelijke inbreng bij het programma van eisen te behouden en als Brandweer Nederland conform de regeling Brandmeldinstallaties te gaan werken. Het leek een discrepantie, maar het past volgens Brekelmans in de kwaliteits- en efficiencyverbetering. “Het PvE moet bij voorkeur worden opgesteld door de eisende partij. Dus de brandweer. Maar het hoeft geen dik boekwerk te zijn, doch een doeltreffende checklist waarin je
aankruist wat je eist. Gemiddeld een half uur werk; zeker geen dagen werk. Er zijn modelvoorbeelden van en ook het (aanstaande) wijzigingsblad van NEN2535 is hierbij van nut. Alleen als sprake is van meerdere PvE’s van diverse partijen, zal de opdrachtgever een erkende PvE-opsteller moeten inschakelen. In de meeste gevallen voldoet een lijst met eisen aan de brandbeveiligingsmaatregelen. Je zou het PvE ook aan anderen kunnen overlaten, waaronder de branddetectiebedrijven, maar ik vind het de taak van de brandweer. Deze bezit de expertise, zeker als het om de eisen voor individuele situaties gaat.” Juist om die expertise het meest doeltreffend in te zetten, is certificatie een goede optie, zelfs een noodzaak, vindt Brekelmans. “Bij certificatie beoordelen experts processen en uitkomsten. Daar moet je tenminste vertrouwen in hebben. Doe je dat, dan hoef je daar niet meer naar om te kijken. De nieuwe regeling kent een hoop voordelen. Zo is er de verschuiving van inbreng naar de marktsector, zo bereik je een permanent brand-
veiligheidsniveau omdat je jaarlijks keurt, zo heb je een gegarandeerde handhaving, zo is er optimale landelijk afstemming en zo is er minder tijdbeslag op de brandweer. Ik durf u te zeggen dat de regeling op termijn meer zekerheid in zich herbergt. Als u hoge eisen stelt aan installaties en dit in eerste instantie keurt, hoe zit het dan na twee, drie, vier jaar met de installatie? In de regeling blijft het hoge aanvangsniveau gewaarborgd dankzij het handhavingregime. Laat de brandweer daarom de regeling een kans geven.”
PAKKET REGELINGEN VOOR BRANDVEILIGHEID Thans zijn en komen er specifieke regelingen voor: • Brandmeldinstallaties • Rookbeheersingsystemen • Sprinklerinstallaties • Brandweerliften (in voorbereiding) • Ontruimingsalarminstallaties (in planning) Dit pakket zorgt voor een stevige basis onder brandveiligheid.
MODELBOUWVERORDENING In de modelbouwverordening die naar verwachting in juli uitkomt, wordt een verwijzing opgenomen naar de Regeling Brandmeld-
6
installaties. In artikel 2.6.2 wordt namelijk aangegeven dat een brandmeldinstallatie voorzien moet zijn van een certificaat conform de
Regeling Brandmeldinstallaties (of gelijkwaardig*). Hiermee krijgt de regeling brandmeldinstallaties dus een officiëlere status!
Vereniging van Beveiligings Ondernemingen in Nederland
Het gaat om een modelbouwverordening, maar gemeenten nemen
deze in 98% van de gevallen over.
(* Dit moet worden opgenomen in het kader van Europese aanbestedingen.)
OPLEIDINGEN VOOR DE KWALITEITSVERBETERING IN DE BRANDBEVEILIGINGSBRANCHE Kwaliteit en kwaliteitsverbetering zijn belangrijke doelstellingen binnen de Sectie Branddetectie van VEBON. Daarom worden verschillende cursussen georganiseerd ter verbetering van het kennisniveau van medewerkers in de brandbeveiligingsbranche. VEBON organiseert in samenwerking met het NIBRA in Arnhem de cursussen “Onderhoudsdeskundige Brandmeldinstallaties” en “Projecteringsdeskundige Brandmeldinstallaties”. Beide cursussen worden verzorgd in het kader van de Regeling brandmeldinstallaties en bereiden de cursist voor op het examen Onderhoudsdeskundige of Projecteringsdeskundige van het NCP.
DE CURSUS Projecteringsdeskundige geeft inzicht in het toepassen van regelgeving en het ontwerpen (projecteren) van brandmeldinstallaties. De cursus Onderhoudsdeskundige
gaat in op het onderhoud en het gebruik van de brandmeldinstallatie. Hierbij staat de vraag: “Kan de brandmeldinstallatie onder de gegeven omstandigheden goed functioneren?” centraal. Naast bekende en ervaren mensen uit de brandweerwereld wordt er ook les gegeven door specialisten uit de branche zelf. De theorie wordt tijdens de cursus dus ruimschoots onderbouwd met ervaringen uit de praktijk. De eerstvolgende cursussen starten op: • Projecteringsdeskundige: 23 september 2002. • Onderhoudsdeskundige: 7 oktober 2002.
Voor het raadplegen van aanvullende informatie en het aanmelden voor de cursussen kunt u gebruik maken van de website van de VEBON: www.vebon.org.
CURSUS ONTRUIMINGSALARMINSTALLATIES VEBON Sectie Branddetectie werkt op dit moment samen met de Sectie OntruimingsAlarmSystemen - klasse A aan de ontwikkeling van een cursus voor projecteringsdeskundige van ontruimingsalarminstallaties. Deze cursus zal naar verwachting in het voorjaar van 2003 van start gaan. Nadere informatie over de cursus zal op de website van VEBON zijn terug te vinden.
VEBON EN DE WEBSITE WWW.VEBON.ORG De vereniging VEBON is in 1969 opgericht en kent een federatieve structuur met 12 (medio 2002) autonoom functionerende secties. De vereniging telt nu ruim 70 leden, allen gespecialiseerde bedrijven met oplossingen voor vele brandveiligheids- en beveiligingsvraagstukken. Deze passage wordt
tevens gebruikt als openingszin op de website www.vebon.org en zegt insiders genoeg. Lid van de vereniging zijn alle grote en middelgrote componenten en/of systeemleveranciers in brand en/of beveiligingszaken, ‘business to business’. Leden van de sectie Branddetectie
werken alle conform de eisen van de Regeling brandmeldinstallaties en zijn erkend branddetectiebedrijf. Via de website is er toegang tot de eerstelijnsinformatie rond de regeling brandmeldinstallaties, FAQ’s, de meest gebruikte symbolen en een link naar de sites van de leden van deze sectie.
Branche Brand
Branche Beveiliging
Sectie BrandmeldComponenten Sectie Branddetectie Sectie Kleine Blusmiddelen Sectie Speciale Blusinstallaties Sectie RookWarmteAfvoer Sectie OntruimingsAlarmSystemen - klasse A
Sectie Sectie Sectie Sectie Sectie Sectie
I&O Componentenleveranciers I&O Systeemleveranciers Particuliere Alarm Centrales Elektronisch Toegangsbeheer CCTV Mobiele Beveiliging
Vereniging van Beveiligings Ondernemingen in Nederland
7
IS ‘T ECHT ONGEWENST? Door Brandmelder heen worden verschillende benamingen van meldingen gehanteerd. De NEN 2535 hanteert voor echte, onechte en ongewenste brandmeldingen de volgende definities: • Een brandmelding echte brand is een brandmelding door een brand of door een voorval dat tot brand kan leiden. • Een onechte brandmelding is een brandmelding die niet het gevolg
is van een brand, of op brand lijkende verschijnselen (bijv. beschadiging, atmosferische invloeden, etc.). • Een ongewenste brandmelding is een brandmelding door de aan-
wezigheid van op brand lijkende verschijnselen, die niet het gevolg zijn van een brand (bijv. bedieningsfout, gewijzigd gebruik, etc.).
Goede antwoord bij examenvraag “projecteringsdeskundige” is C. Toelichting: Het toepassingsgebied van de diverse soorten brandmelders is vastgelegd in Tabel 4 van de NEN2535. Voor thermische mel-
ders geldt dat het langer duurt voor zij in alarm komen naarmate zij verder van de brand verwijderd zijn. Als gevolg hiervan is de maximale plafondhoogte waarbij thermische melders nog kunnen worden toegepast gelimiteerd.
ANTWOORDEN Goede antwoord bij examenvraag “onderhoudsdeskundige” is C. Toelichting: Het verwijderen van een melder uit een ringlus mag geen invloed hebben op het functio- neren van de overige melders in de ringlus.
WAT IS ONGEWENST? De huidige discussie lijkt zich toe te spitsen op de onechte of ongewenste brandmeldingen, maar hij zou zich volgens René Huvers net zo goed op de gewenste brandmeldingen kunnen toespitsen. “Je maakt wat dat betreft rare dingen mee. Zo is er een keer een melding geweest in een vleesverwerkend bedrijf. Geen brand zo bleek later, maar een personeelslid zat vlees te
grillen met een gasbrander. Ik moet eerlijk bekennen: daar kunnen zelfs onze inspanningen met een doortimmerde procesbeheersing en de doeltreffende regeling Brandmeldinstallaties niet tegen op. Toch geeft het aan dat je niet zomaar over een onechte of gewenste melding kunt spreken. Het systeem deed wat het moest doen. Gelukkig maar….” Uit “Cerberus lacht”
Colofon Wilt u meer weten over het lidmaatschap van VEBON, Sectie Branddetectie? e-mail naar
[email protected] of bel
8
079 - 353 11 16
De redactieraad van Brandmelder wordt gevormd door: Martien Aartman, René Huvers, IJsbrand Kruithof, Janette van de Scheur en Erwin Schoemaker.
Vereniging van Beveiligings Ondernemingen in Nederland