EWAB MARSROUTES, TAAK 1 BESCHIKBAARHEID VAN BIOMASSA EN AFVAL DEEL 2 VAN 4
Rapport 2EWAB00.21
EWAB MARSROUTES, TAAK 1 BESCHIKBAARHEID VAN BIOMASSA EN AFVAL DEEL 2 VAN 4
Rapport 2EWAB00.21
Utrecht, augustus 2000
COLOFON Projectnummer : 355299/0100 Rapportnummer : 2EWAB00.21 Dit onderzoek is uitgevoerd in het kader van het programma Energiewinning uit Afval en Biomassa (EWAB). Beheer en coördinatie van het EWAB-programma berusten bij: Novem Nederlandse onderneming voor energie en milieu BV Catharijnesingel 59 Postbus 8242 3503 RE UTRECHT Telefoon: (030) 239 34 93 Contactpersoon: Ir. K.W. Kwant E-mail:
[email protected] EWAB geeft geen garantie voor de juistheid en/of volledigheid van gegevens, ontwerpen, constructies, producten of productiemethoden voorkomende of beschreven in dit rapport, noch voor de geschiktheid daarvan voor enige bijzondere toepassing. Aan deze publicatie kunnen geen rechten worden ontleend. Overname en publicatie van informatie uit dit rapport is toegestaan, mits met bronvermelding. Het onderzoek is uitgevoerd door: TNO-MEP Business Park E.T.V. Laan van Westenenk 501 Postbus 342, 7300 AH APELDOORN Telefoon: (055) 549 34 93 Fax : (055) 541 98 37 Auteurs: Dr.ir. J.A. Zeevalking, Ir. J. Koppejan Datum rapportage : augustus 2000 Meer exemplaren van dit rapport zijn tegen betaling van ƒ 50,00 (inclusief BTW en verzendkosten) verkrijgbaar bij Novem Publicatiecentrum, telefoon (046) 420 22 50, fax (046) 452 82 60, e-mail:
[email protected] Dit rapport beschrijft deel 2 van het gezamenlijke project van PWC, ECN en TNO. De serie van vier rapporten is te bestellen o.v.v. de volgende rapportnummers: 2EWAB00.20, 2EWAB00.21, 2EWAB00.22 en 2EWAB00.23. De prijs van de complete set van vier rapporten is ƒ 150,00 (inclusief BTW en verzendkosten). Het EWAB-programma wordt uitgevoerd door Novem in opdracht van het ministerie van Economische Zaken.
Samenvatting Dit document beschrijft de uitkomsten van Taak 1 van het onderzoeksproject EWAB Marsroutes 2020. Deze deeltaak heeft tot doel een overzicht te geven van biomassa - en afvalstromen welke naar verwachting tussen nu en 2020 in Nederland beschikbaar zijn voor energieopwekking, met daarbij de samenstelling, stookwaarde en het huidige prijsniveau. De uitkomst van deeltaak 1 is het onderliggende rapport en een spreadsheet met daarin deze gegevens. Samen met de gegevens uit Taak 2, waarin eigenschappen van de geschikte conversietechnologieën zijn beschreven, worden in Taak 3 de meest aantrekkelijke brandstoftechnologie-combinaties in zgn. marsroutes geformuleerd. Zie hiervoor de bijbehorende deelrapporten. De analyse is grotendeels gebaseerd op de in 1999 voor Novem uitgevoerde studie naar de beschikbaarheid van afval en biomassa voor energieopwekking in Nederland (EWAB-rapport 9926/GAVE-rapport 9911). Er zijn 29 verschillende stromen geïdentificeerd welke voor energieopwekking ingezet zouden kunnen worden. Een overzicht is onderaan deze samenvatting weergegeven. De huidige productie van deze stromen bedraagt omgerekend ca. 222 PJ aan stookwaarde op natte basis, maar de werkelijke beschikbaarheid voor energieopwekking wordt beperkt tot ca. 116 PJ door functieconcurrentie, ecologische aspecten, sociaal-maatschappelijke acceptatie, organisatie, logistiek en infrastructuur en het overheidsbeleid. Momenteel wordt hiervan al ca. 65 PJ ingezet. Op Europees en mondiaal niveau worden zeer grote hoeveelheden biomassa geproduceerd, maar de sterk variërende lokale concurrentie met andere toepassingen en de toenemende vraag van ook andere landen naar biomassa maken het moeilijk om een nauwkeurige inschatting te geven van de voor energieopwekking in Nederland beschikbare hoeveelheden. Om hiermee om te gaan wordt in deeltaak 3 van het onderhavige project uitgegaan van een hoeveelheid beschikbare importstromen welke bestaat uit twee tranches met elk een bepaalde prijs. De uit importstromen beschikbare biomassastromen worden thans in meer detail geïnventariseerd in het voor EWAB en GAVE uitgevoerde GRAIN-project (EWAB-rapport 2EWAB00.27/GAVE-rapport 9922-2GAVE00.01). De te verwachten ontwikkeling van de beschikbaarheid aan biomassa en afval hangt sterk af van de aannames waarmee gerekend wordt. Uit de eerder uitgevoerde EWAB/GAVE beschikbaarheidsstudie bleek dat met name de mate van regulering vs. liberalisatie van de landbouw, energie- en afvalmarkten alsmede ook de implementatie van klimaatstimulerende energieheffingen een grote invloed kunnen uitoefenen op de toekomstige beschikbaarheid, terwijl juist over de richting waarin deze beide factoren zich ontwikkelen verschillend wordt gedacht.
Uit de achtergrondstudie en in samenspraak met de klankbordgroep is ervoor gekozen om als basispad aan te nemen dat er in 2020 een vrije markt zal zijn voor afval, biomassastromen en energie waarbij een hoog klimaatbewustzijn tevens resulteert in een aantal belangrijke energieheffingen. Dit kan zowel zijn in de vorm van een Europese CO2-heffing op fossiele brandstoffen of een verhoogde REB. Aangenomen is dat de gemiddelde energieprijs voor primaire energiedragers door dergelijke heffingen stijgt met 50% t.o.v. het huidige niveau. Dit basisscenario komt overeen met scenario 2 uit de eerder genoemde EWAB/GAVE-studie. Bij de aannames uit de EWAB/GAVE studie volgt dat in dit scenario de beschikbaarheid oploopt tot 164 PJ in 2020, exclusief import. Hiervan is ca. 85 PJ biomassa, de overige 79 PJ bestaat uit plastics (21 PJ) en gemengde afvalstromen (58 PJ, waarvan 39 PJ aan biomassacomponenten). Door de vrije markt voor afval, biomassa en energie met door de klimaatmaatregelen toch een hoge energieprijs worden veel stromen ingezet voor energieopwekking. Er worden dan meer componenten afgescheiden uit afvalstromen en ingezet voor energieopwekking. Ook worden er meer biomassa bijproducten voor energieopwekking aangewend, i.p.v. ondergeploegd, gecomposteerd of op andere wijze hergebruikt. Er wordt verwacht dat ook import een aanzienlijke rol kan spelen, maar er worden in dit rapport geen kwantitatieve uitspraken gedaan over de beschikbare hoeveelheden. Omdat bij de totstandkoming van deze getallen tevens aannames zijn verwerkt over de haalbaarheid van conversietechnieken, wordt de beschikbaarheid van een aantal afval- en biomassastromen beperkt. Derhalve is er tevens geanalyseerd hoeveel er maximaal ingezet zou kunnen worden indien er toch economisch rendabele conversietechnieken ingezet zouden kunnen worden. Het blijkt dat de beschikbaarheid voor energieopwekking dan toeneemt tot 235 PJ, exclusief import. De gevolgen van het eventueel uitblijven van klimaatstimulerende heffingen (scenario 1) en een eventuele gereguleerde markt voor energie en afvalstromen (scenario 3) worden als breekpunten opgenomen in Taak 3 van de studie. In het eerste geval neemt de beschikbaarheid van biomassa en afval voor energieopwekking af naar 68 PJ, in het tweede geval naar 102 PJ. In beide breekpunten komt er dus aanzienlijk minder beschikbaar voor energieopwekking dan bij het basispad. Samenstelling van de afval- en biomassastromen welke worden geproduceerd en beschikbaar zijn voor energieopwekking in Nederland (in PJ stookwaarde) Productie 2000
biomassa zonder kunststoffen (excl natte mest) kunststoffen zonder biomassa gemengde samenstelling waarvan biomassa waarvan kunststoffen Totaal
Beschikbaar 2000 totaal al ingezet voor energie
Beschikbaar 2020 Basispad (scen. 2) vrije wereld, geen klimaatmet techn. zonder techn. actief beleid beperkingen beperkingen (scen. 1)
gereguleerde markten (scen. 3)
129
34
9
85
139
7
46
6 87
82 44 38 116
56
21 58
34 62
61
56
48 39 222
31 25
39 18 65
42 21 164
40 21 235
40 16 68
102
Summary This document describes the results of Task 1 of the research project EWAB Marching Routes 2020. This sub-task has the aim of providing an overview of biomass- and waste flows which are expected to be available for energy generation in the Netherlands, between now and 2020, with the accompanying composition, calorific value and current price level. The results of sub-task 1 are contained in the following report and the spreadsheet with these data. Together with the data from Task 2, in which the characteristics of appropriate conversion technologies are described, Task 3 presents a formulation of the most attractive fuel technology combinations in the so-called 'Marching Routes'. The analysis is largely based on the study carried out in 1999, on behalf of Novem, into the availability of waste and biomass for energy generation in the Netherlands (EWAB report 9926/GAVE report 9911). 29 different flows have been identified which could be used for generating energy. An overview is given at the end of this summary. The current production of these flows amounts, when converted, to approx. 222 PJ calorific value on a wet basis, but the actual availability for energy generation is limited to approx. 116 PJ by the function competition, ecological aspects, social-societal acceptance, organisation, logistics, infrastructure and the government policy. Currently, about 65 PJ of this is already being used. At European and world levels, very large amounts of biomass are being produced but fierce local competition with other uses and increasing demand for biomass, also from other countries, makes it difficult to obtain a precise estimate of the quantities available for energy generation in the Netherlands. In order to deal with this problem, in sub task 3 of this project the starting point will be the availability of import flows in two tranches, each with a certain price. The available biomass flows from import are now being listed in greater detail in the GRAIN project being carried out on behalf of EWAB and GAVE (EWAB report 2EWAB00.27/GAVE report 9922-2GAVE00.01). The expected development in the availability of biomass and waste depends to a large extent on the assumptions used in the calculations. An earlier EWAB/GAVE availability study showed that, in particular, the degree of regulation versus liberalisation of agriculture, energy- and waste markets as well as the implementation of climate-stimulating energy levies can exercise great influence on future availability. At the same time, there are differing views on the precise direction in which these two factors are developing. From the background study, and in collaboration with the sounding board group, it has been decided, to assume as the basic path that in 2020 there will be a free market for waste, biomass flows and energy, together with a high awareness of climate conditions which also results in a number of important energy levies.
This could be in the form of a European CO2 levy on fossil fuels or an increased REB (energy saving guidelines). It is assumed that, with such charges, the average energy price for primary energy carriers will rise by 50% compared to the current level. With the assumptions of the EWAB-GAVE study, it follows that availability will rise to 164 PJ in 2020, excluding import. Of this, approx. 85 PJ will be biomass, the other 79 PJ being composed of plastics (21 PJ) and mixed waste flow (58 PJ, of which 39 PJ will be biomass components). Due to the free market for waste, biomass and energy, with the (nevertheless) high energy price due to the climate measures, many flows will be devoted to energy generation. More components will be separated from waste flows and used for energy generation. Also more biomass by-products will be used for energy generation, rather than being ploughed into the land, composted, or re-used in a different way. It is expected that also import could play a considerable role but, in this report, no quantitative statements are made on available amounts. Since in the calculation of these figures also assumptions on the feasibility of conversion techniques are included, the availability of a number of waste and biomass flows is limited. Therefore, an analysis has been made of the maximum amounts that could be applied if, nevertheless, economically profitable conversion techniques could be used. It appears that the availability for energy generation would then increase to 235 PJ, excluding import. The consequences of a possible regulated market for energy and waste flows (scenario 1) and the possible exclusion of climate-improvement levies (scenario 3) are included as the breaking point in Task 3 of the study. In the first case, the availability of biomass and waste for energy generation rises to 68 PJ and in the second case to 102 PJ. In both breaking points, therefore, there is considerably less waste and biomass available for energy generation than in the case of the basic path. Composition of waste and biomass flows produced and available for energy generation in the Netherlands (in PJ calorific value) Production 2000
biomass without plastics (excl. wet manure) plastics without biomass mixed composition of which biomass of which plastics Total
Availability 2000 total already used for energy
129
34
9
6 87
82 44 38 116
56
48 39 222
31 25
Availability 2020 Basic path (scen. 2) free world, regulated no active markets with technical without climate (scen. 3) limitations technical policy limitations (scen. 1) 85 139 7 46 21 58 39 18
65
34 62 42 21
164
61 40 21
235
56 40 16
68
102
Inhoudsopgave
Samenvatting Summary 1.
Inleiding .....................................................................................................1
2.
De EWAB-GAVE beschikbaarheidsstudie................................................3 2.1 Het begrip “beschikbaar voor energieopwekking”.....................3 2.2 Noodzaak tot een verruimde schatting van de beschikbaarheid ..........................................................................5 2.3 Scenariomethodiek .....................................................................6 2.4 Keuze voor scenario 2 als basispad ............................................8
3.
Indeling in stromen ....................................................................................9 3.1 Indeling in de EWAB/GAVE beschikbaarheidsstudie ...............9 3.2 Produktiekosten en marktprijzen ..............................................11
4.
Resultaten.................................................................................................15 4.1 Vervangen PJ’s aan fossiele energie ........................................17 4.2 Maximale beschikbaarheid .......................................................17 4.3 Duurzame energie vs. energiebesparing...................................19 4.4 Verschillen met de EWAB/GAVE beschikbaarheidsstudie .............................................................20 4.5 Prijsniveaus...............................................................................21 4.6 Verschijningsvorm en ruimtelijke beschikbaarheid .................23 4.7 Import .......................................................................................24 4.8 Export .......................................................................................25
5.
Conclusies................................................................................................27
6.
Verantwoording .......................................................................................29
Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5 Bijlage 6 Bijlage 7 Bijlage 8 Bijlage 9 Bijlage 10 Bijlage 11 Bijlage 12 Bijlage 13 Bijlage 14 Bijlage 15 Bijlage 16 Bijlage 17 Bijlage 18 Bijlage 19 Bijlage 20 Bijlage 21 Bijlage 22 Bijlage 23 Bijlage 24 Bijlage 25 Bijlage 26 Bijlage 27 Bijlage 28 Bijlage 29 Bijlage 30 Referenties
Biomassaformats Korte omloop hout Hout uit de fruitsector en boomkwekerijen Bosbouwbijprodukten Schoon resthout Koolzaad (zaad) Miscanthus Bermgras Stro van granen Koolzaadstro Hennep en vlas, korte vezels en stengelkern Hooi van graszaden Pluimveemest Rundermest, kalvermest en varkensmest Rioolwaterzuiveringsslib Swill Voedings- en genotmiddelenindustrie Groente, fruit en tuinafval Oud papier en karton Gescheiden ingezamelde kunststoffen Gescheiden ingezameld textiel Gescheiden ingezameld oud en bewerkt hout Gebruikte autobanden Restafval van huishoudelijk afval Restafval van grof huishoudelijk afval Restafval van bouw- en sloopafval Restafval van industrieel afval Restafval van KWD-afval Shredderafval Reinigingsdienstenafval
1
1. Inleiding Dit rapport geeft de resultaten weer van Taak 1 in onderzoeksproject EWAB Marsroutes. Deze deeltaak heeft tot doel een overzicht te geven in zgn. biomassaen afvalformats met daarin de voor Nederland beschikbare biomassa- en afvalstromen voor de jaren 2000, 2005, 2010, 2015 en 2020, met daarbij de samenstelling, stookwaarde en het huidige prijsniveau. De uitkomst van deeltaak 1 is een spreadsheet met daarin deze gegevens. In de formats voor biomassa en afval wordt getracht, een transparant en navolgbaar overzicht te geven van de voor energieopwekking beschikbare hoeveelheden biomassa en afval, de kwaliteit ervan (samenstelling en eigenschappen) alsmede de prijzen. Wanneer deze data wordt ingevoerd in een rekenmodel samen met karakteristieke, tijdsafhankelijke data van voorbewerking en conversie (de zgn. technologieformats) kan in Taak 3 van dezelfde studie een uitspraak worden gedaan over de haalbaarheid van verschillende marsroutes. Dit is geïllustreerd in figuur 1.1: • beschikbare hoeveelheden • samenstelling en eigenschappen • prijzen biomassa- en afvalstromen
voorbewerking
conversietechniek
Figuur 1.1 De biomassa- en afvalstromen worden in Taak 1 beschreven vóór voorbewerking en conversie. Dit document geeft een overzicht van de biomassa- en afvalstromen welke zouden kunnen leiden tot energiebesparing (bij plastics) of tot duurzame energieopwekking (bij biomassa) in Nederland. Omdat de verschillende biomassastromen variëren in eigenschappen en daarmee toepasbaarheid voor een bepaalde verwerkingsroute, zijn de stromen dusdanig ver uitgesplitst dat de variatie in eigenschappen voldoende ingeperkt is voor de navolgende voorbewerking en conversie. Op deze wijze kan er voldoende nauwkeurig een uitspraak worden gedaan over de energie welke uiteindelijk kan worden opgewekt. De beschikbaarheidsdata zijn grotendeels gebaseerd op de recentelijk voor de Novem-EWAB en Novem-GAVE programma’s uitgevoerde studie naar de beschikbaarheid van afval en biomassa voor energieopwekking. Daarnaast is gebruik gemaakt van aanvullende informatie uit verschillende bronnen over de productie en beschikbaarheid van deze stromen, zoals interne informatie van het Afval Overleg Orgaan.
2
3
2. De EWAB-GAVE beschikbaarheidsstudie. Recentelijk is er voor Novem door een consortium van TNO-MEP, CE en LEI een studie afgerond naar de beschikbaarheid van afval en biomassa voor energieopwekking in Nederland [i]. De doelstelling van de studie was, inzicht te verschaffen in de huidige beschikbaarheid van biomassa en afval voor energieopwekking en de drijvende krachten en barrières die hierop van invloed kunnen zijn. Daarbij is de exacte definitie van “beschikbaar voor energieopwekking” steeds van essentieel belang.
2.1 Het begrip “beschikbaar voor energieopwekking” In Nederland worden grote hoeveelheden biomassa en afval geproduceerd of geïmporteerd, maar slechts een deel hiervan kan ook daadwerkelijk worden gebruikt voor energieopwekking. Veel biomassa- en afvalstromen worden ingezet voor andere toepassingen, of ook geëxporteerd. Deze toepassingen zijn vaak rendabeler dan de inzet als energiedrager.
export
import beschikb. voor e-opw, reeds ingezet
gebruikt voor andere toepassingen
Productie
beschikb. voor e-opw, nog niet ingezet
Figuur 2.1 Van de biomassa- en afvalstromen welke worden geproduceerd en geïmporteerd is slechts een gedeelte ook beschikbaar voor energieopwekking. Van deze beschikbare fractie wordt al een gedeelte ingezet voor energieopwekking. (de aangegeven fracties zijn slechts ter illustratie van de methodiek, de werkelijke bestemmingen verschillen per stroom). De huidige en toekomstige beschikbaarheid van afval en biomassa voor energieopwekking hangt dan ook samen met de concurrentie tussen energieopwekking en andere gebruiksalternatieven. Het begrip beschikbaarheid voor energieopwekking kan dan op verschillende manieren worden gehanteerd: • conservatief: alleen voor die afval- en biomassastromen die feitelijk worden gebruikt voor energieopwekking • zeer ruim: voor alle geproduceerde afval- en biomassastromen die in principe voor energieopwekking kunnen worden ingezet
4
• conservatief plus: in aanvulling op de afval- en biomassastromen die feitelijk worden gebruikt (=conservatief) ook het directe potentieel in de vorm van deelstromen die zich in de praktijk goed lenen voor energieopwekking. Figuur 2.2 is behulpzaam bij een toelichting deze verschillende invullingen. Geen gebruik
b
Hergebruik
c
Ander functioneel gebruik
d
a
e
Energiebenutting
Figuur 2.2 Gebruiksalternatieven voor afval en biomassa In bovenstaand figuur is met ‘a’ de productie van een bepaalde biomassa- of afvalstroom. Deze stroom heeft diverse bestemmingen: • de met ‘b’ aangeduide deelstroom wordt niet functioneel benut, deze deelstroom wordt bijvoorbeeld niet ingezameld, direct gestort of verbrand zonder benutting van de energiewaarde • de met ‘c’ aangeduide deelstroom wordt hergebruikt, bijvoorbeeld is te denken aan valorisatie van reststromen van de voedingsmiddelenindustrie. Bij energiegewassen gaat het hier om bijvoorbeeld de productie van zaden of stekjes, of als beschermlaag op de bodem • de met ‘d’ aangeduide deelstroom wordt nuttig gebruikt voor niet energiegerelateerde functies, zoals (vee)voeding, bemesting en constructiedoeleinden • de met ‘e’ aangeduide deelstroom wordt ook nu al nuttig gebruikt voor energiedoeleinden. Bij een conservatieve inschatting van de beschikbaarheid wordt alleen deelstroom ‘e’ in beschouwing genomen, omdat alleen deze stroom daadwerkelijk voor dit doel word gebruikt. Probleem met deze conservatieve invulling is dat deelstromen die niet feitelijk worden gebruikt, maar zich daarvoor wel goed lenen, buiten beschouwing blijven.In de huidige situatie gaat het bijvoorbeeld om mest. Bij een zeer ruime inschatting van de beschikbaarheid wordt de gehele stroom ‘a’ in beschouwing genomen. In principe kan namelijk elke deelstroom worden gebruikt voor energieopwekking, wanneer daarvoor de juiste condities zouden bestaan (prijsniveau, stand van de technologie, maatschappelijke acceptatie, etc.). Probleem met deze zeer ruime invulling is dat het weliswaar op papier enorme stromen ontsluit, maar dat de realiteit daar sterk van zal afwijken. In de huidige situatie is het bijvoorbeeld niet realistisch de gehele Nederlandse jaarproductie van suikerbieten (1508 kton) als beschikbaar aan te duiden, omdat dit gewas nu bijna volledig wordt geteeld voor voedselproductie.
5
Bij de in de EWAB/GAVE-studie gehanteerde definitie van beschikbaarheid (conservatief plus potentieel) is uitgegaan van drie criteria: 1. Er zijn maatschappelijke initiatieven aan te wijzen om de betreffende deelstroom voor energieopwekking te benutten, bijvoorbeeld in de vorm van een pilot-plant. 2. De stand van de technologie is geen belemmering bij de energieconversie. 3. Er is geen andere, meer rendabele benutting van de betreffende deelstroom. Daarnaast is in de studie beoordeeld in hoeverre de ecologische aspecten, sociaalmaatschappelijke acceptatie, organisatie, logistiek en infrastructuur en het overheidsbeleid een invloed kunnen gaan uitoefenen op de beschikbaarheid. Deze factoren kunnen elkaar eventueel onderling beïnvloeden.
2.2 Noodzaak tot een verruimde schatting van de beschikbaarheid In de EWAB/GAVE-studie naar de beschikbaarheid van biomassa en afval tot 2020 zijn er per biomassa- of afvalstroom tevens aannames gemaakt over de volwassenheid en economische haalbaarheid van geschikte nageschakelde conversietechnieken. Bij een aantal stromen is toen aangenomen dat energieopwekking niet zou kunnen concurreren met andere functietoepassingen omdat de conversietechnologie nog niet ver genoeg ontwikkeld of te duur zou zijn. Dergelijke aannames leiden toen voor een aantal stromen tot een beperkte inschatting van de beschikbaarheid. In Taak 2 van het onderhavige project echter wordt er meer aandacht geschonken aan de te verwachten rendementen en kosten van verschillende conversietechnieken, zodat in Taak 3 een uitspraak kan worden gedaan over de totale haalbaarheid van de brandstof-technologie-combinatie inclusief noodzakelijke voorbewerking en transport (zie ook Figuur 2.3). Op deze wijze wordt de te verwachten inzet van bepaalde stromen bepaald door te hoge conversiekosten en ontstaat er bij het formuleren van marsroutes een voorkeur voor goedkope stromen en conversietechnologieën. Er is derhalve voor gekozen om voor bepaalde afval- en biomassastromen waarvan de beschikbaarheid in de EWAB/GAVE-studie werd beperkt vanwege te hoge conversiekosten of onvolwassenheid van de energieconversietechniek, deze stromen in een ruimere schatting toch als beschikbaar te beschouwen, maar met een hogere prijs vanwege onttrekking aan de markt.
6
Verwachte technologische efficiency Overheidsbeleid Verwachte economische rentabiliteit Aannames over conversiekosten
Productie Ecologische randvoorwaarden Maatschappelijke acceptatie
EWAB/GAVE beschikbaarheidsstudie
Beperkte beschikbaarheid
Marktmechanismen
Taak 1 Beschikbaarheid excl. techn. beperkingen van de conversietechnologie Taak 3
Economische rentabiliteit en verwachte inzet
Techn. efficiency, conversiekosten Taak 2 Figuur 2.3 De economische rentabiliteit van een biomassatechnologiecombinatie is zowel een input in taak 1 als een uitkomst in taak 3.
2.3 Scenariomethodiek In de EWAB/GAVE-studie zijn inschattingen gemaakt van de beschikbaarheid van verschillende biomassa- en afvalstromen voor energieopwekking in het geval van drie contrasterende maar in zichzelf consistente omgevingsscenario’s. Deze scenario's moeten worden opgevat als mondiale omgevingsscenario’s: ze geven elk een beeld van een denkbare toekomst, waarmee de Nederlandse overheid rekening dient te houden bij de ontwikkeling van beleid. De drie scenario’s variëren in de mate van • regulering of juist liberalisatie van de energie-, afval- en landbouwmarkten • klimaatbewustzijn, uitgedrukt in het al dan niet effectueren van een nationaal of Europees klimaatbeleid. Deze dimensies zijn gekozen omdat uit een analyse bleek dat ze enerzijds van grote invloed zijn op de totale hoeveelheid beschikbare biomassa- en afvalstromen, terwijl anderzijds juist de voorspelbaarheid van deze factoren laag werd geacht in verhouding tot andere factoren.
7
De resulterende scenario's zijn als volgt te karakteriseren: SCENARIO 1: Een vrije wereld In dit scenario wordt ervan uitgegaan dat er volledig vrije markten zijn voor energie, afval, biomassa en landbouw, waardoor de prijzen laag zijn. Bovendien is er slechts een zeer beperkt mondiaal klimaatbeleid, waardoor de energieprijs blijft op het huidige niveau of mogelijk zelfs daalt. Er vindt veel internationale technologieoverdracht plaats door multinationals m.b.t. productiesystemen en er ontstaan regionale specialisaties omtrent de productie van goederen. De mondiale energieconsumptie stijgt met 2% per jaar. Het economisch rendement van de energietoepassing van biomassa is laag t.o.v. andere toepassingen. SCENARIO 2: Een vrije en klimaatactieve wereld De markten voor energie, afval, biomassa en landbouw worden niet gereguleerd door de overheid. Internationaal zijn er wel vergaande afspraken om het broeikaseffect tegen te gaan. Door heffingen is de energieprijs verhoogd met 50% ten opzichte van het huidige niveau. Technologieoverdracht vindt plaats door multinationals m.b.t. productiesystemen en door overheden m.b.t. CO2reductieopties. De consumenten hebben een sterk mondiaal milieubesef. Het economisch rendement van bio-energietoepassingen is redelijk t.o.v. andere toepassingen. SCENARIO 3: Een gereguleerde en klimaatactieve wereld Vanwege de sterke aandacht voor het broeikaseffect zijn veel overheden de markten voor energie, afval en de landbouw weer sterk gaan reguleren. Dit heeft geresulteerd in de vorming van handelsblokken op continentaal niveau. Er vindt dan relatief weinig technologieoverdracht plaats. Nieuwe regelgeving leidt direct en indirect tot een verdubbeling van de prijs van fossiele energie ten opzichte van het huidige niveau. De gemiddelde consument gedraagt zich milieubewust en is bereid samen te werken bij het terugdringen van het milieuprobleem, met name om de lokale gevolgen te voorkomen. Het economisch rendement van bio-energie is hoog t.o.v. veel toepassingen van biomassa, uitgezonderd (vee)voeding. In de genoemde EWAB/GAVE-studie leiden deze drie scenario’s elk tot een andere toekomstige beschikbaarheid van biomassa en afval voor energieopwekking in 2020. De trends in de beschikbaarheid van de verschillende afval- en biomassastromen voor de tussenliggende periode tussen nu en 2020 worden lineair verondersteld, tenzij er gegronde redenen zijn om daarvan af te wijken (zoals bij het beëindigen van langjarige contracten).
8
2.4 Keuze voor scenario 2 als basispad Voor de methodiek voor de bepaling van de marsroutes in vervolgtaak 3 is het nodig dat een keuze wordt gemaakt tussen de verschillende scenario’s. Uit de achtergrondstudie en in overleg met Novem en de klankbordgroep is besloten om scenario 2 als basispad te kiezen voor de ontwikkeling van de beschikbaarheid, waarbij de toekomstige mogelijkheid van een afwezigheid van klimaatondersteunend beleid (scenario 1) en de regulering van afval- en energiemarkten (scenario 3) als breekpunten zullen gaan gelden voor de beschikbaarheid. Alhoewel wordt gekozen voor scenario 2 als het scenario wat het meest aansluit bij de verwachtingen van de onderzoekers, Novem en de klankbordgroep (een vrije markt voor zowel biomassa- en afvalstromen en energie met toch een aantal klimaatheffingen), wordt niet verondersteld dat dit scenario ook exact zo zal plaatsvinden. Enerzijds wordt de veronderstelde energieprijs (1,5 keer de huidige energieprijs) aan de hoge kant geacht. Anderzijds echter betekent het feit dat Nederland het Kyoto-protocol heeft ondertekend en aanzienlijke besparing op de CO2-uitstoot zal moeten realiseren dat klimaatheffingen in de lijn der verwachting liggen.
9
3. Indeling in stromen Dit document tracht de beschikbaarheid van afval -en biomassastromen welke beschikbaar zijn voor energieopwekking in Nederland zo goed mogelijk te beschrijven. Daarbij zijn zwaar verontreinigd chemisch afval en klein chemisch afval uitgesloten van de analyse omdat hiervoor alleen opslag of verwerking in zeer specifieke installaties mogelijk is.
3.1 Indeling in de EWAB/GAVE beschikbaarheidsstudie In de EWAB/GAVE beschikbaarheidsstudie zijn een viertal hoofdcategorieën aan biomassa- en afvalstromen onderscheiden: • Energieteelt. Dit levert doelbewust biomassa op voor energieopwekking. • Biomassa-reststromen welke als monostroom vrijkomen bij een bepaalde activiteit (bijv. stro en bermgras). • Biomassa-afvalstromen. Dit zijn laagwaardige stromen en stromen welke tot op zekere hoogte kosteneffectief afgescheiden kunnen worden uit een mengstroom van verschillende soorten afval, zoals GFT en oud papier uit huishoudelijk afval. Met een toenemende productie van GFT neemt de productie van huishoudelijk restafval af. • Niet biomassa afvalstromen en mengstromen zijn stromen die zijn samengesteld uit een aantal fracties of waarin plastics kunnen voorkomen. Energieteelt Energieopwekking Homogene biomassa reststromen en afvalstromen
Niet-biomassa afvalstromen of mengsels van verschillende componenten
Eventueel afgescheiden fracties Restfracties
Andere bestemmingen
Figuur 3.1 Indeling van biomassa en afvalstromen Zoals uit Figuur 3.1 blijkt, heeft de afscheiding van bepaalde hoogcalorische componenten uit afvalstromen tevens invloed op de hoeveelheid, samenstelling en calorische waarde van het restafval. Bij verwerking in een AVI kan deze vermindering van de stookwaarde een voordeel zijn, omdat er dan een hogere doorzet gehaald kan worden. Deze invloed is derhalve tevens gedocumenteerd.
10
Bovendien heeft het vastleggen van de samenstelling van het restafval op de verschillende tijdstippen en in de verschillende scenario’s tevens als voordeel dat bij het opstellen van de marsroutes in Taak 3 de mogelijkheden voor afscheiding van bepaalde componenten onderzocht kunnen worden. Zoals eerder vermeld werd in de EWAB/GAVE-studie een onderverdeling in vier hoofdcategorieën gehanteerd voor weergave van de beschikbaarheid in het jaar 2020. Door deze veelzijdigheid in de eigenschappen van biomassa- en afvalstromen die onder deze categorieën vallen is het echter onmogelijk om een goede koppeling te maken tussen beschikbare stromen en de bijbehorende voorbehandelings- en conversietechnologieën. Derhalve is er voor deze studie nog een verdiepingsslag gemaakt naar de beschikbaarheid van verschillende deelstromen in 2020. Daarbij zijn stromen waarvan werd verwacht dat ze in de periode 2000-2020 überhaupt geen relevante bijdrage aan de energieopwekking in Nederland zouden hebben, weggelaten. Het gaat dan om: • gevaarlijk afval • hoogwaardige biomassastromen waarvan volgens de analyse in de EWAB/GAVE op voorhand kan worden gesteld dat de inzet te duur of ongewenst is (zoals voedselgewassen) en die daardoor in geen geval zullen bijdragen aan energieopwekking • specifieke afvalstromen welke ongeschikt zijn voor energieopwekking (bijv. inerte stromen). Dit levert de volgende 29 categorieën op: Energieteelt Biomassa reststromen
Biomassa afvalstromen
1. Korte omloop hout 2. Koolzaad (zaad) 3. Miscanthus 4. Hout uit fruitsector en boomkwekerij 5. Bosbouwbijproducten 6. Stro (granen) 7. Koolzaadstro 8. Hennep en vlas, korte vezels en stengelkern 9. Hooi van graszaden 10. Pluimveemest 11. Rundermest, kalvermest en varkensmest 12. Schoon resthout (incl. bast), vers 13. Gescheiden ingezameld oud en bewerkt hout 14. Bermgras 15. RWZI slib 16. Swill 17. Voedings- en genotmiddelenindustrie 18. GFT 19. Oud papier en karton 20. Gescheiden ingezameld textiel
11
Niet-biomassa afvalstromen/mengsels
21. Gescheiden ingezamelde kunststoffen 22. Gebruikte autobanden 23. Shredderafval 24. Restfractie van huishoudelijk afval 25. Restfractie van grof huishoudelijk afval 26. Restfractie van bouw- en sloopafval 27. Restfractie van industrieel afval 28. Restfractie van kantoor, winkel en dienstenafval 29. Reinigingsdienstenafval
Naast de informatie in het EWAB/GAVE beschikbaarheidsdocument is veel gebruik gemaakt van aanvullende informatie, waaronder ook interne informatie van het Afval Overleg Orgaan, ter inzage aangeboden t.b.v. dit project. Ook door andere organisaties zijn inzichten verschaft omtrent toekomstige ontwikkelingen in de beschikbaarheid van diverse stromen. Hierdoor kon een betrouwbaar beeld worden geschetst van de toekomstige productie en beschikbaarheid van biomassa en afval. Met betrekking tot de samenstelling van de biomassastromen is met name gebruik gemaakt van de data in de ECN Phyllis database, terwijl voor de samenstelling van afvalstromen veelal gebruik is gemaakt van bronnen van TNO-MEP. De toekomstige samenstelling en stookwaarde van afvalstromen is geschat op basis van de autonome ontwikkeling in de productie en de mate van afscheiding van bepaalde componenten voor hergebruik of energieopwekking. Voor de prijzen is o.a. gebruik gemaakt van de data in de EWAB/GAVE-studie en de CEA-studie “Bio-massterclass” Daarnaast is bij het invullen van de formats gebruik gemaakt van aanvullende kennis en inzichten in marktontwikkelingen.
3.2 Productiekosten en marktprijzen Om de totale kosten en de haalbaarheid van een biomassa-technologie-combinatie te bepalen, moeten bij de inkoopprijzen van de biomassa of afvalstroom bij de producent tevens de kosten van inzameling, voorbewerking, transport en eindconversie worden opgeteld. Deze inzameling- en conversiekosten verschillen per brandstof-technologie-combinatie. In Taak 3 van de onderhavige studie wordt per biomassa-technologie-combinatie een inschatting van de kosten van de inzamellogistiek en de energieconversie gegeven. Op deze wijze worden vervolgens marsroutes samengesteld. Een bepaalde afval- of biomassastroom is alleen beschikbaar voor energieopwekking indien daarvoor een marktconforme prijs wordt betaald (positief of negatief). De prijs welke dient te worden betaald om het beschikbaar te krijgen voor energieopwekking hangt af van het type materiaal en de concurrerende functietoepassingen. In het onderhavige document wordt per stroom beschreven op welke plaats in de verwerkingsketen de aangegeven prijs geldt.
12
Voor veel samengestelde afvalstromen, biomassa-reststromen e.d. wordt het productievolume nu nog volledig bepaald door externe factoren, niet door de concurrentiepotentie van energieopwekking. De marktprijs wordt daarmee volledig bepaald door de vraag naar de reststroom. Zo is het duidelijk dat het A-hout wat nu richting spaanplaatindustrie gaat, alleen gecontracteerd kan worden voor energieopwekking mits er tenminste dezelfde prijs voor wordt betaald. Bovendien zal een grotere vraag naar A-hout voor energieopwekking ertoe zal leiden dat de spaanplaatindustrie bereid is hogere prijzen te gaan betalen. Voor reststromen die geen zware metalen of plastics bevatten en energiegewassen met verschillende gebruiksalternatieven is een relatief nauwkeurige inschatting van het prijsniveau bij de producent mogelijk, omdat deze meestal dichtbij de kostprijs ligt. Dit is meestal een positieve prijs. Bij veel afvalstromen waarvoor geen nuttige toepassing bekend is, geldt echter een verwijderingsplicht en een negatieve verwerkingsprijs. Het verwerkingstarief aan de poort van een meestal grootschalige verwerkingseenheid is in dat geval nauwkeuriger te bepalen dan de totale verwijderingskosten bij de producent, omdat de werkelijke kosten van de transportlogistiek aanzienlijk kunnen verschillen van geval tot geval. Bovendien kan ervan worden uitgegaan dat voor een alternatieve verwerkingsinstallatie gebruik zal worden gemaakt van de bestaande logistieke infrastructuur voor de inzameling. Om deze reden wordt het huidige prijsniveau van een aantal afvalstromen in het onderhavige document bij de verwerker weergegeven i.p.v. bij de producent. Energieteelt, schone reststromen
Inzameling, transport
Energieopwekking
Afvalstromen
Inzameling, transport
Energieopwekking
kostprijs
verwerkingstarief
Figuur 3.2 De weergegeven prijzen van de verschillende biomassa- en afvalstromen kunnen gelden op verschillende locaties in de keten. Per stroom is de verschijningsvorm en plaats in de keten beschreven. Voor goed gespecificeerde en internationaal verhandelbare hoogcalorische brandstoffen (zoals RDF vervaardigd uit plastics en papier) kan worden aangenomen dat de prijs waartegen het gecontracteerd kan worden zich zal gaan settelen op het internationale niveau. Voor veel stromen is dit thans een waarde van ca. 5-6 NLG/GJ. Wanneer meer kan worden betaald voor dergelijke stromen, kan er worden geïmporteerd, bij een lagere marktprijs bestaat de mogelijkheid dat het juist verdwijnt uit Nederland. Dit is per stroom beschreven in de bijlagen.
13
Verder geldt in principe dat er niet één prijs is voor elke stroom, maar dat er meer beschikbaar is wanneer er een hogere prijs kan worden betaald. Zo is energieteelt aantrekkelijker op braakliggende gronden dan op productieve gronden, maar is het beschikbare oppervlak aan braakliggende gronden maar beperkt. Idealiter zou ten behoeve van dit project dan ook de prijselasticiteit voor iedere biomassa- en afvalstroom bekend moeten zijn, maar een dergelijke diepgang is binnen het kader van het huidige onderzoek niet mogelijk geweest.
14
15
4. Resultaten De resultaten van de analyse m.b.t. de productie en beschikbaarheid zijn weergegeven in tabel 4.1. De huidige productie van deze stromen in Nederland bedraagt omgerekend ca. 222 PJ aan stookwaarde, maar de werkelijke beschikbaarheid voor energieopwekking wordt beperkt door functieconcurrentie, ecologische aspecten, sociaal-maatschappelijke acceptatie, organisatie, logistiek en infrastructuur en het overheidsbeleid tot ca. 116 PJ. Momenteel wordt hiervan al ca. 65 PJ ingezet. Op Europees en mondiaal niveau worden zeer grote hoeveelheden biomassa en afvalstromen geproduceerd, maar de sterk variërende lokale concurrentie met andere toepassingen en de toenemende vraag van ook andere landen naar biomassa maken het moeilijk om een nauwkeurige inschatting te geven van de voor energieopwekking in Nederland beschikbare hoeveelheden. Om hiermee om te gaan wordt in deeltaak 3 van het onderhavige project uitgegaan van een beschikbaarheid van importstromen in twee tranches met elk een bepaalde prijs. De uit importstromen beschikbare biomassastromen worden thans in meer detail geïnventariseerd in het voor EWAB en GAVE uitgevoerde GRAIN-project. Volgens scenario 2 (het aangenomen basispad) loopt deze beschikbaarheid op tot 164 PJ in 2020, exclusief import. Door de vrije markt voor afval, biomassa en energie met door de klimaatmaatregelen toch een hoge energieprijs worden veel stromen ingezet voor energieopwekking. Er worden dan meer componenten afgescheiden uit afvalstromen en ingezet voor energieopwekking. Ook worden er meer biomassa bijproducten voor energieopwekking aangewend, i.p.v. ondergeploegd, gecomposteerd of op andere wijze hergebruikt. Alhoewel het zeker is dat ook import in scenario 2 een aanzienlijke rol kan gaan spelen, ontbreken nu nog nauwkeurige schattingen hiervoor. Er wordt dan ook verwezen naar de thans uitgevoerde inventarisatie in het voor EWAB en GAVE uitgevoerde GRAINproject. De hierboven gegeven inschatting van de beschikbaarheid van afval en biomassa wordt gedeeltelijk begrensd door aannames over de beperkte stand van geschikte conversietechnieken of te hoge verwerkingskosten. Wanneer wordt aangenomen dat de conversietechniek geen belemmering vormt, neemt de beschikbaarheid uit Nederland toe met 77 PJ. In scenario 1 leidt de open markt voor afval en biomassa en de lage energieprijs ertoe dat veel op zich bruikbare biomassa- en afvalstromen met het restafval worden afgevoerd en inefficiënt verbrand of gedeeltelijk zelfs gestort in het buitenland. Er is dan slechts 68 PJ aan biomassa- en afvalstromen beschikbaar.
16
Tabel 4.1
Productie en beschikbaarheid van biomassa- en afvalstromen in kton nat (excl. importstromen, gevaarlijk afval en een aantal geproduceerde maar niet-beschikbare stromen)
Korte omloop hout Hout uit fruitsector en boomkwekerij Bosbouwbijproducten Schoon resthout (incl. bast), vers Koolzaad (zaad) Miscanthus Bermgras Stro (granen) Koolzaadstro Hennep en vlas, vezels en kern Hooi van graszaden Pluimveemest Rundermest en varkensmest RWZI slib Swill Voedings- en genotmiddelenind. Dierlijk afval Overig VGI Gesch. ingez. GFT Gesch. ingez. oud papier en karton Gesch. ingez. kunststoffen Gesch. ingez. textiel Gesch. ingez. oud en bewerkt hout Gebruikte autobanden Restfractie van huishoudelijk afval GFT papier hout kunststoffen textiel, tapijt, matten overig brandbaar inert, bijzonder afval en KCA Restfractie van grof huish. afval GFT papier hout kunststoffen textiel, tapijt, matten overig brandbaar inert, bijzonder afval en KCA Restfractie van bouw- en sloopafval papier hout kunststoffen overig brandbaar inert, bijzonder afval en KCA Restfractie van industrieel afval GFT papier hout kunststoffen textiel, tapijt, matten overig brandbaar inert, bijzonder afval en KCA Restfractie van kwd-afval GFT papier hout kunststoffen textiel, tapijt, matten overig brandbaar inert, bijzonder afval en KCA Shredderafval Reinigingsdienstenafval Totaal (kton nat) Totaal (kton droog) Totaal (PJ)
Productie beschikbaar in 2000 2000 2020 totaal al inNL EU NL uit NL gezet installaties 2 200 ? 2 294 635 294 100 2.400 38.800 ? 425 250 Cuijk 600 50.970 ? 270 150 Houtv. ind. 4 11.892 ? 1 3 ? 1 468 ? 468 468 708 103.100 ? 15 9.400 ? 5 358 ? 5 138 ? ? 2.461 27.549 2.500 1.500 74.000 1.370.000 ?15.00 1 Ecogas 0 1.400 ? 1.604 630 630 e-centrales 216 ? 216 9.564 386.000 9.564 1.534 1.535 ? 1.535 1.486 8.029 ? 8.029 48 1.569 ? 1.874 100 100 Biocel, Tilburg 2.020 ? 2.587 171 ? 833 67 ? 231 15 464 ? 1.005 400 200 Epon, Amer9 70 ? 103 27 3.495 ? 4.660 3.495 2.740 AVI's 1.077 ? 2.031 1.077 1.223 ? 1.915 1.223 78 ? 10 78 386 ? 72 386 123 ? 93 123 175 ? - 175 433 ? 537 433 643 ? 729 643 510 AVI's 68 ? 70 68 28 ? 33 28 188 ? 173 188 82 ? 145 82 47 ? 49 47 14 ? 30 14 216 ? 230 216 1.275 ? 1.269 1.275 225 AVI's 38 ? 15 38 210 ? 142 210 76 ? 65 76 52 ? 65 52 899 ? 982 899 2.079 ? 1.127 2.079 595 AVI's 6 ? 6 390 ? 87 390 150 ? 40 150 101 ? 34 101 60 ? 23 60 33 ? 12 33 1.340 ? 931 1.340 1.949 ? 1.163 1.949 1.949 AVI's 626 ? 324 626 563 ? 230 563 77 ? 28 77 216 ? 120 216 73 ? 82 73 80 ? 91 80 314 ? 285 314 177 ? 143 177 1.038 ? 1.144 41 107.293 >1.998.90 >31.51330.13 7.350 7 6 24.862 >394.974 >17.66411.49 5.198 9 222 >4.135 >218 116 65
beschikbaar in 2020 scenario 2 (basispad) scen 1 scen 3 uit NL Beperkende factor NL max NL uit NL 200 opp. meervoudig functiegebruik 200 300 294 geen 294 294 550 biodiversiteit, kosten, Lansink 1.000 425 600 600 geen 600 -kosten teelt 200 bep. opp. meerv. functiegebruik 200 300 468 geen 468 -conc. met veevoeder 708 350 -conc. met veevoeder 15 15 -conc. met veevoeder 5 50 -conc. met veevoeder 138 100 2.500geen 2.500 -geen mestoverschot meer 74.000 1.604geen 146 inzamellogistiek 1.500conc. met veevoeder 1.300 200 -stand technologie, Lansink 2.100ladder van Lansink 600 ladder van Lansink 100 ladder van Lansink 1.000ladder van Lansink 103 geen 4.665geen 2.344 1.484 10 44 29 216 537 647 geen (alles) 81 26 175 89 15 30 230 1.243geen 12 144 40 65 982 1.108geen 67 41 21 7 41 931 1.073geen 374 178 28 74 26 107 285 143 geen 65geen slib, veeg- en plantsoenafval 20.907
-
-
1.604 216 9.564 1.535 8.029 1.874 3.100 1.000 400 1.000 103 4.352 2.031 1.484 10 44 29 216 537 636 70 26 175 89 15 30 230 1.243 12 144 40 65 982 1.108 67 41 21 7 41 931 1.023 324 178 28 74 26 107 285 143 65
802 600 600 52 3.770 1.591 1.624 18 80 81 108 269 724 55 28 308 161 42 15 115 861 13 253 72 33 491 689 74 71 38 20 21 466 899 254 195 50 133 71 54 143 -
1.604 146 3.500 1.300 2.200 3.280 50 3.271 853 1.568 23 44 29 216 537 817 29 27 395 89 15 30 230 1.424 12 324 40 65 982 1.163 71 91 21 7 41 931 880 136 188 64 74 26 107 285 143 -
-
107.557
8.821 18.286
13.879
-
24.865
6.009 10.533
164
-
235
68
102
17
In scenario 3 leidt regulering ertoe dat veel biomassa- en afvalstromen moeten worden hergebruikt. Er wordt dan weliswaar nog meer uit het restafval gescheiden, maar dit komt niet vrij voor energieopwekking. In totaal is er dan 102 PJ beschikbaar. In zowel scenario 1 als 3 vindt er geen import plaats: in scenario 1 vanwege te hoge kosten, in scenario 3 vanwege de sterke regulering. In alle scenario’s speelt energieteelt een beperkte rol en is energieopwekking met name gebaseerd op al bestaande biomassa- en niet-biomassa-afvalstromen.
4.1 Vervangen PJ’s aan fossiele energie In Tabel 4.1 en 4.2 wordt de huidige en toekomstige productie en beschikbaarheid van verschillende afval- en biomassastromen weergegeven in massastromen en energie-inhoud op basis van de stookwaarde op natte basis. Bij de interpretatie hiervan dient men de nodige voorzichtigheid te betrachten. De werkelijke energieopbrengst bij energieomzetting in een conversieproces kan, afhankelijk van de toegepaste technologie, zowel hoger als lager zijn dan deze stookwaarde op natte basis. De energieopbrengst op basis van stookwaarde op natte basis gaat ervan uit dat de massastroom wordt verbrand zonder condensatie van gevormde waterdamp. Vooral bij natte stromen stijgt de energieopbrengst echter aanzienlijk wanneer rookgascondensatie wordt toegepast na een verbrandingsinstallatie. Ook zijn er conversietechnieken zoals HTU en anaërobe vergisting waarbij water geen rol speelt bij het energieconversieproces. Verder heeft iedere installatie om technische redenen slechts een beperkt energetisch omzettingsrendement. In Taak 3 van het onderhavige project wordt dan ook de uiteindelijke energieopbrengst uitgerekend door uit te gaan van in deze deelstudie weergegeven fysieke hoeveelheden met een bepaald vochtgehalte. Met de aannames uit Taak 2 over rendementen van conversietechnologieën volgt een uiteindelijke energieopbrengst. Door vervolgens aannames te doen over conversierendementen van de te vervangen energie-installaties op basis van fossiele brandstoffen, kan worden ingeschat hoeveel fossiele brandstoffen er worden bespaard door de inzet van biomassa- en afval. Dit kan worden vergeleken met de overheidsdoelstellingen zoals geformuleerd in de Derde Energienota.
4.2 Maximale beschikbaarheid Zoals gezegd wordt de inschatting van de beschikbaarheid van een aantal stromen in scenario 2 beperkt wordt door aannames over de beperkte stand van geschikte conversietechnieken of te hoge verwerkingskosten.
18
Dit geldt met name voor: • GFT en swill • Stro van granen, hooi etc. • Natte mest • Bosbouwbijproducten • Reststromen uit de voedings- en genotmiddelenindustrie • Oud papier, kunststoffen, oud textiel Methodologisch gesteld is dit niet geheel correct, omdat in Taak 3 van het huidige project juist een analyse van de haalbaarheid van verschillende brandstoftechnologie-combinaties met gegevens over rendementen en kosten van conversietechnieken uit Taak 2 wordt gemaakt. Derhalve is er voor deze stromen tevens geanalyseerd hoeveel er maximaal zou kunnen worden ingezet, indien de verwerkingstechniek geen belemmering vormt. In dat geval moet er tevens rekening worden gehouden met een hoger prijsniveau van de stromen, omdat er dan biomassa en afval aan andere stromen onttrokken wordt. Dit levert de volgende hoeveelheden en prijsniveaus op: Tabel 4.2
Beschikbaarheid van afval en biomassa voor energieopwekking in 2020 volgens scenario 2, met en zonder opgelegde beperkingen t.a.v. de kosteneffectiviteit van de conversietechnologie volgens scenario 2 beschikbaar aangenomen prijs (kton nat) (NLG/ton)
Bosbouwbijproducten Stro (granen) Koolzaadstro Hennep en vlas, vezels en kern Hooi van graszaden Rundermest en varkensmest Swill Voedings- en genotmiddelenindustrie Gesch. ingez. GFT Gesch. ingez. oud papier en karton Gesch. ingez. kunststoffen Gesch. ingez. textiel Overig Totaal (kton nat) Totaal (kton droog) Biomassa (PJ), excl. natte mest Fossiele oorsprong (kunststoffen) (PJ) Gemengde oorsprong (PJ) Totaal (PJ)
550 146 1.500 2.100 600 100 10.808 20.907 13.879 87 21 56 164
0 220 220 0 142 -25 -70 10 -70 -35 -200 -100
maximaal beschikbaar beschikbaar aangenomen (kton nat) prijs (NLG/ton) 1.000 40 708 300 15 300 5 0 138 200 74.000 0 216 0 9.564 250 1.500 -70 3.100 -35 1.000 -200 400 0 10.808 107.557 24.865 146 34 55 235
19
4.3 Duurzame energie vs. energiebesparing Terwijl bio-energie per definitie alleen kan worden opgewekt uit organische materialen welke afkomstig zijn uit een korte cyclus, bevatten een aantal van de gegeven afvalstromen tevens componenten van fossiele oorsprong. Het gaat hierbij om kunststoffen en samengestelde afvalstromen waarin kunststoffen, synthetische rubbers e.d. verwerkt zijn, zoals autobandenschroot, shredderafval, gescheiden ingezameld plastics, huishoudelijk, industrieel en overig restafval. Terwijl alleen energie uit biomassa in principe CO2-neutraal is, levert energieopwekking uit de overige materialen ook energiebesparing op. Ook in de belastingwet staat als voorwaarde voor toekenning van het REB-nihiltarief aan een bio-energie installatie dat de te verwerken biomassa in het geheel geen plastics mag bevatten. Uit de gegeven samenstelling van verschillende biomassa- en afvalstromen is bepaald welke hoeveelheid energie van fossiele oorsprong is en welke energie als duurzaam kan worden aangeduid. Hiervoor zijn de volgende aannames gemaakt: • De stookwaarde van bandenschroot wordt voor 40% geleverd uit natuurrubber, 60% is afkomstig uit synthetische rubbers en additieven. (uit telefonisch kontakt met Vredestein). • Voor oud textiel, textielmatten en de component ‘overig brandbaar afval’ wordt aangenomen dat 50% van de stookwaarde door natuurlijke materialen (zoals katoen) wordt veroorzaakt, de overige 50% wordt geleverd door materialen van fossiele oorsprong (nylon, etc). Het resultaat van deze analyse is weergegeven in Tabel 4.3. Het valt op dat er als gevolg van verschillende aannames voor 2020 met name verschillen optreden in de beschikbaarheid van de categorie biomassastromen welke absoluut geen kunststoffen bevat. Tabel 4.3
Samenstelling van de beschreven afval- en biomassastromen, uitgedrukt in PJ stookwaarde Productie 2000
biomassa zonder kunststoffen (excl natte mest) kunststoffen zonder biomassa gemengde samenstelling waarvan biomassa waarvan kunststoffen Totaal
129 6 87 48 39 222
Beschikbaar Beschikbaar 2020 2000 totaal al Basispad (scen. 2) vrije wereld, geregule ingezet geen klimaat- erde met techn. zonder techn. actief beleid markten voor beperkingen beperkingen (scen. 1) (scen. 3) energie 34 82 44 38 116
9 56 31 25
85 21 58 39 18
65
139 34 62 42 21
164
7 61 40 21
235
46 56 40 16
68
102
20
4.4 Verschillen met de EWAB/GAVE beschikbaarheidsstudie De totale resultaten uit Taak 1 zijn goed vergelijkbaar met de uitkomsten van de EWAB/GAVE-studie. De som valt iets hoger uit omdat in deze studie een aantal extra stromen meegenomen zijn (autobanden, oud textiel en swill) en er nu in meer detail de stookwaarden en de hoeveelheden zijn geanalyseerd. De resultaten zijn weergegeven in Tabel 4.4. Vanwege voortschrijdend inzicht in de huidige en toekomstige beschikbaarheid van biomassa en het feit dat er nu in meer detail is geanalyseerd wat de beperkende factoren per stroom zijn, treden er per deelstroom echter een aantal verschillen op met de uitkomsten van de EWAB/GAVE-studie. Ook zijn er meer nauwkeurige gegevens beschikbaar gekomen over de stookwaarden van verschillende afval- en biomassastromen. De eerste wijziging is gerelateerd aan een definitieverschil van oud papier: in de EWAB/GAVE-studie werd de energieopwekking uit de papierfracties in de reststromen meegeteld onder de categorie ‘oud papier’, terwijl dit nu onder de categorie reststromen zit. Dit leidt tot een verschuiving tussen biomassaafvalstromen en niet-biomassa afvalstromen van 22 PJ. Voor GFT was eerder aangenomen dat het nu direct beschikbaar is, maar omdat de huidige contracten met composteerinrichtingen vastliggen via langjarige contracten, is het beter aan te nemen dat dit geleidelijk beschikbaar komt in de komende 10 jaar. Dit leidt tot een afname van 12,8 PJ voor de huidige beschikbaarheid. Van alle restfracties die nu worden geproduceerd wordt aangenomen dat al het afval dat nu naar AVI's en stortplaatsen gaat volledig beschikbaar is voor energieopwekking. Het storten van brandbaar afval wordt per 1 januari 2000 namelijk ontmoedigd via hoge storttarieven. Hierdoor ontstaan afwijkingen met name bij huishoudelijk afval en KWD-afval. Ook wordt oud papier dat beschikbaar is voor energieopwekking hieruit meegeteld, in plaats van onder oud papier zoals in de GAVE-studie. Bovendien blijkt dat de stookwaarde van afval lichtelijk hoger is dan eerder was aangenomen.In totaal leidt dit tot een toename van 37 PJ. Wanneer het effect op de vervangen hoeveelheid fossiele energie zou worden bepaald, is het verschil echter minder groot zijn omdat de AVI's met een relatief laag rendement energie opwekken. De beschikbaarheid van biomassastromen uit import is onzeker. Op EU- en mondiaal niveau worden weliswaar enorme hoeveelheden biomassa geproduceerd, echter de lokale functieconcurrentie, hoge transportkosten en concurrentie met andere importerende landen maken dat de beschikbaarheid voor Nederland tegen een acceptabele prijs voor veel stromen erg onzeker is.
21
Voor 2020 wordt verwacht dat import haalbaar kan worden voor een gedeelte van de volgende stromen: • Bosbouwbijproducten uit andere EU-lidstaten en uit de rest van de wereld • Schoon resthout uit andere continenten (bijvoorbeeld uit Canada) • Koolzaad uit andere EU-landen • Stro van granen en koolzaadstro uit Noord-Frankrijk In de EWAB/GAVE-studie was ervan uitgegaan dat er voor 27 PJ aan dergelijke biomassa kan worden geïmporteerd. Omdat deze aannames als conservatief kunnen worden beschouwd, zal in Taak 3 als breekpunt worden opgenomen dat er een zeer grote hoeveelheid biomassa geïmporteerd kan worden tegen een nog vast te stellen prijs. Tabel 4.4
Schatting van de huidige en toekomstige beschikbaarheid voor energieopwekking in Nederland van 4 categorieën biomassa- en afvalstromen uit Nederland en EU volgens de onderhavige studie en de EWAB/GAVE-studie (tussen haakjes) naar de beschikbaarheid van afval en biomassa voor energieopwekking (alle getallen in PJ stookwaarde). Ingezet nu
Teelt energie- en landbouwgewassen 0 (0) Bijproducten uit land- en bosbouw 3 (3) Biomassa afvalstromen 7 (6) Niet-biomassa afvalstromen 56 (39) Totaal 65 (48)
Beschikbaar Beschikbaar voor NL in 2020 voor NL nu Scenario 1 Scenario 2 Scenario 3 NL import NL import NL import NL import 0 (0) ? (0) 0 (0) ? (0) 5..5 (6) ? (0) 7 (10) ? (0) 15 (18) ? (25) 4 (4) ? (0) 25..41 (16) ? (27) 16 (18) ? (0) 19 (58) ? (4) 3 (5) ? (0) 57..100 (72) ? (0) 24 (66) ? (0) 82 (45) ? (0) 61 (62) ? (0) 77..90 (62) ? (0) 55 (16) ? (0) 116 (121) ? (29) 68 (71) ? (0) 164..235 (156) ? (27) 102 (110) ? (0)
4.5 Prijsniveaus Voor alle stromen zoals ze in Nederland beschikbaar komen zijn de huidige typische prijzen weergegeven in Tabel 4.5. Daarbij is natte mest weggelaten, daar deze stroom een negatieve stookwaarde heeft en derhalve een weergave op basis van de prijs per energie-inhoud geen betekenis heeft. Voor deze stroom is biologische conversie een meer voor de hand liggende optie. Het is zeker niet zo dat stromen met een lage prijs per GJ ook het meest aantrekkelijk zijn voor energieopwekking. De stromen met een negatieve waarde (zoals RWZI-slib) zijn weliswaar makkelijk te contracteren maar de verschijningsvorm, verontreinigingen en stookwaarde maken de inzet voor energieopwekking duur en problematisch. Het dient tevens te worden vermeld dat de prijzen zoals weergegeven gemiddelde prijzen zijn waarvoor de stromen op dit moment beschikbaar zouden zijn bij de producenten. Er bestaat onvoldoende inzicht in de toekomstige prijsontwikkeling van de biomassastromen bij toenemende vraag.
22
Het valt te verwachten dat de prijzen van onvervuilde biomassastromen zullen gaan toenemen daar waar het productievolume beperkt is (zoals bij schoon resthout). Voor biomassastromen met een relatief groot potentieel maar met een nu al hoge prijs (zoals energieteelt en import) zal deze prijstoename minder hoog zijn. Voor afvalstromen echter geldt dat het poorttarief van een verwerkingsinstallatie meer afhangt van de investeringskosten en de operationele kosten van de verwerkingsinstallatie dan van de alternatieve verwerkingsroutes van het afval. Een meer aantrekkelijke verwerkingsroute zal dan ook eerder resulteren in een verlaagd poorttarief dan een verhoogde winst voor de verwerker. Hoe deze invloed in de praktijk uitvalt hangt met name af van politieke besluiten en is op voorhand moeilijk in te schatten. Verder zou er in theorie onderscheid kunnen worden gemaakt tussen verschillende kwaliteiten met een verschillende bijbehorende prijs. Er bestaat echter onvoldoende inzicht in de exacte marktprijzen voor de verschillende stromen om een dergelijk overzicht te maken.
23
Tabel 4.5
Huidige beschikbaarheid (kton nat) en prijzen van biomassa- en afvalstromen voor energieopwekking stookwaarde GJ/ton
Korte omloop hout Hout uit fruitsector en boomkwekerij Bosbouwbijproducten Schoon resthout (incl. bast), vers Koolzaad (zaad) Miscanthus Bermgras Stro (granen) Koolzaadstro Hennep en vlas, korte vezels en stengelkern Hooi van graszaden Pluimveemest Rundermest, kalvermest en varkensmest RWZI slib Swill Dierlijke reststoffen uit de VGI. Overig uit de VGI GFT Oud papier en karton Oude kunststoffen Oud textiel Oud en bewerkt hout Gebruikte autobanden Huishoudelijk afval Grof huishoudelijk afval Bouw- en sloopafval Industrieel afval Kantoor, winkel en dienstenafval Shredderafval (incl. inert en KCA) Reinigingsdienstenafval Totaal
10,2 10,2 10,2 15,6 15,8 13,2 5,3 13,3 13,6 11,3
beschikbaar kton 2 100 425 270 1 468 1.500 150 29
PJ 0,0 1,0 4,3 4,2 0,0 2,5 0,0 0,0 0,1
12,7 0 0,0 6,6 1.500 10,0 1,0- 15.000 NA 1,5 630 0,9 3,4 0 0,0 4,0 1.486 5,9 3,9 48 0,2 3,4 100 0,3 10,0 0 0,0 34,4 0 0,0 14,3 15 0,2 15,4 400 6,2 35,2 27 1,0 9,9 3.495 34,7 10,8 643 7,0 5,4 1.275 6,9 5,3 2.079 10,9 9,5 1.949 18,6 15,7 177 2,8 3,0 41 0,1 30.136 115,9
marktprijs NLG/to NLG/GJ n 125 12,22 0 0 30 2,93 -30 -1,92 1.580 99,82 158 12,00 -80 -15,13 220 16,54 220 16,19 0 0 142 -23 -25 -110 -70 10 30 -70 -35 -200 -100 25 -125 -180 -180 -180 -180 -180 -150 -70
11,14 -3,46 NA -75,04 -20,65 2,50 7,79 -20,65 -3,50 -5,81 -7,01 1,62 -3,55 -18,12 -16,62 -33,47 -34,20 -18,89 -9,55 -23,33
4.6 Verschijningsvorm en ruimtelijke beschikbaarheid Bij elke stroom is getracht zeer globaal weer te geven in welk type productieeenheid het beschikbaar komt, wat de morfologie is en of de productie naar verhouding grootschalig of kleinschalig is. Deze werkwijze maakt het mogelijk een zeer ruwe maar werkbare inschatting te maken van de logistiek kosten voor het transporteren van een bepaalde stroom naar een centrale of decentrale verwerkingseenheid. Dit wordt gedaan in Taak 3.
24
Het resultaat hiervan is weergegeven in Tabel 4.6. Daarbij zijn de volgende kernbegrippen gehanteerd: 1. decentraal, kleinschalig 2. decentraal, grootschalig 3. centraal, grootschalig De onderstaande aannames zijn gemaakt voor de verschijningsvorm en ruimtelijke beschikbaarheid: Tabel 4.6
Verschijningsvorm en ruimtelijke beschikbaarheid van de verschillende stromen
Stroom Korte omloop hout Hout uit fruitsector en boomkwekerij Bosbouwbijproducten Schoon resthout (incl. bast), vers Koolzaad (zaad) Miscanthus Bermgras Stro (granen) Koolzaadstro Hennep en vlas, korte vezels en stengelkern Hooi van graszaden Pluimveemest Rundermest, kalvermest en varkensmest RWZI slib Swill Voedings- en genotmiddelenindustrie Gescheiden ingezameld GFT Gescheiden ingezameld oud papier en karton Gescheiden ingezamelde kunststoffen Gescheiden ingezamelde textiel Gescheiden ingezameld oud en bewerkt hout Gebruikte autobanden Huishoudelijk afval Grof huishoudelijk afval Bouw- en sloopafval Industrieel afval Kantoor, winkel en dienstenafval Shredderafval Reinigingsdienstenafval
verschijningsvorm chips chips, blokken chips, blokken zaagsel, chips, blokken, fijn stof korrels chips balen balen balen korte vezels balen stapelbare mest slurrie slib, pasta, granulaat bulk stortvast bulk stortvast bulk stortvast bulk stortvast bulk stortvast bulk stortvast zaagsel, chips, blokken, fijn stof banden bulk stortvast grote delen grote delen bulk stortvast bulk stortvast balen, chips bulk stortvast
ruimtelijke beschikbaarheid decentraal-groot decentraal-klein decentraal-groot decentraal-groot decentraal-groot decentraal-groot decentraal-groot decentraal-groot decentraal-groot centraal-groot decentraal-klein decentraal-groot decentraal-groot centraal-groot decentraal-klein centraal-groot decentraal-klein decentraal-klein decentraal-klein decentraal-klein decentraal-klein decentraal-klein centraal-groot centraal-groot centraal-groot centraal-groot centraal-groot centraal-groot decentraal-klein
4.7 Import Binnen het kader van de onderhavige studie bleek het niet mogelijk om een nauwkeurige inschatting te maken van de hoeveelheid biomassa welke zou kunnen worden geïmporteerd, zowel nu als in het jaar 2020. De uit importstromen beschikbare biomassastromen worden thans in meer detail geïnventariseerd in het voor EWAB en GAVE uitgevoerde GRAIN-project.
25
Verwacht wordt dat er grote hoeveelheden biomassa geïmporteerd zouden kunnen worden uit overschotgebieden (zoals stro uit Noord-Frankrijk en houtsnippers uit de Baltische staten). Ook worden er alleen al in de land- en bosbouwsectoren wereldwijd vele miljoenen tonnen reststromen geproduceerd, welke in principe contracteerbaar zijn mits er voldoende voor wordt betaald. Als voorbeeld kan worden genoemd dat nu al er zeer grote hoeveelheden houtpellets uit Canada kunnen worden geïmporteerd tegen kosten van ca. 200 NLG per ton. Een nauwkeurige kwantificering van de hoeveelheid beschikbare biomassa uit import wordt bemoeilijkt door onduidelijkheden rondom het prijsniveau waartegen het lokaal gecontracteerd kan worden en onduidelijkheden rondom de kosten van transport naar Nederland. Om met deze onzekerheid om te gaan wordt in Taak 3 als breekpunt opgenomen dat er een zeer grote hoeveelheid biomassa geïmporteerd kan worden tegen een nog nader vast te stellen prijs.
4.8 Export Net zoals er biomassa kan worden geïmporteerd wanneer er voldoende voor wordt betaald, bestaat de mogelijkheid dat biomassa uit Nederland verdwijnt wanneer prijsniveaus internationaal hoger zijn dan die in Nederland. Daarvan zijn de volgende voorbeelden te noemen: • Uitgesorteerd bedrijfsafval naar Scandinavië (ca 200 kton) • Schoon resthout naar Scandinavië en Oostenrijk (ca. 70 kton) • Oud hout uit uitgesorteerd bouw- en sloopafval via BRBS (ca 700 kton). Bovenstaande exportstromen illustreren dat de markt voor sommige biomassa- en afvalstromen al een sterk internationaal karakter draagt en dat ook binnen Nederland een marktconforme prijs zal moeten worden betaald.
26
27
5. Conclusies Er is een gedetailleerde analyse uitgevoerd naar de beschikbaarheid en het prijsniveau van 29 afval en biomassastromen nu en in de periode tot 2020. Deze analyse levert vergelijkbare gegevens op als weergegeven in de EWAB/GAVEstudie. Wel laat de grotere diepgang van de onderhavige studie voor een aantal stromen enigszins afwijkende resultaten zien, met name vanwege definitieverschillen en enigszins afwijkende aannames voor stookwaarden. Uitgaande van verdergaande liberalisatie van de markt voor zowel energie als biomassa- en afvalstromen en een toenemend klimaatbewustzijn wat wordt vertaald in een 50% hogere energieprijs, neemt de beschikbaarheid van biomassa en afval uit Nederland voor energieopwekking toe in de komende decennia. Er worden dan meer componenten afgescheiden uit afvalstromen t.b.v. energieopwekking. Ook worden er meer biomassa bijproducten en afvalstromen voor energieopwekking aangewend, i.p.v. ondergeploegd, gecomposteerd of op andere wijze hergebruikt. In totaal leidt dit tot een groei in de beschikbaarheid van 116 PJ nu naar 164 PJ in 2020. Daarvan is ca. 87 PJ biomassa zonder plastics, de overige 77 PJ bestaat uit plastics en mengstromen. Verder wordt verwacht dat ook import een aanzienlijke rol kan gaan spelen. Omdat bij de totstandkoming van deze getallen tevens aannames zijn verwerkt over de beperkte haalbaarheid van conversietechnieken, wordt ook de beschikbaarheid van een aantal afval- en biomassastromen beperkt. Derhalve is er tevens geanalyseerd hoeveel er maximaal ingezet zou kunnen worden indien er toch economisch rendabele conversietechnieken ingezet zouden kunnen worden. Het blijkt dat de beschikbaarheid voor energieopwekking dan toeneemt van 164 PJ naar 235 PJ. Het prijsniveau van de betreffende stromen stijgt dan ook omdat het van concurrerende toepassingen moet worden onttrokken. Alhoewel er wereldwijd enorme hoeveelheden biomassa worden geproduceerd, was het niet mogelijk om binnen het kader van het onderhavige project een nauwkeurige inschatting te geven van de hoeveelheid biomassa welke kostenrendabel geïmporteerd zou kunnen worden. Daarnaast kunnen onderlinge verschillen in bijvoorbeeld overheidsbeleid in verschillende landen ertoe leiden dat bepaalde biomassa- en afvalstromen worden geïmporteerd of juist geëxporteerd, zoals ook nu al gebeurt met resthout uit Nederland richting Zweden. Door Europese regelgeving kunnen dergelijke prijsverschillen gedeeltelijk worden genivelleerd. In Taak 3 wordt als breekpunt opgenomen dat er een zeer grote hoeveelheid biomassa kan worden geïmporteerd tegen een nog nader te bepalen prijs.
28
29
6. Verantwoording Naam en adres van de opdrachtgever
Novem/EWAB, contract no. 355299/0100 Ir. K.W. Kwant Postbus 8242 3503 RE UTRECHT
Namen en functies van de projectmedewerkers:
Dr. Ir. J.A. Zeevalkink, Projectleider Ir. J. Koppejan Wetenschappelijk medewerker
Naam van instellingen waaraan een deel van het onderzoek is uitbesteed:
n.v.t.
Datum waarop, of tijdsbestek waarin, het onderzoek heeft plaatsgehad:
November 1999 – Juli 2000
Ondertekening:
Goedgekeurd door:
Dr.ir. J.A. Zeevalkink Projectleider
Ing. S. van Loo Afdelingshoofd
[i]
De beschikbaarheid van afval en biomassa voor energieopwekking in Nederland; eindrapport; Weterings, Dr. R., Bergsma, Ir. G.C., Koppejan, Ir. J., Meeusen, Ir. M.J.G., december 1999
30
Bijlage 1 Biomassaformats
1
Bijlage 1 Biomassaformats De biomassaformats zijn ontwikkeld om de koppeling met eventuele voorbewerkingsstappen en conversie naar energie mogelijk te maken. De informatie in de formats is dusdanig systematisch weergegeven dat het eenvoudig is weer te geven in een EXCEL-spreadsheet waarmee in de vervolgstappen van het project gerekend kan worden. De formats bevatten de volgende informatie: 1. ALGEMEEN ID.nr: identificatienummer binnen deze studie 1a. Naam: Naam van de stroom 1b. Herkomst: oorsprong en bedrijfssector waar het wordt geproduceerd. 2. CLASSIFICATIECODE 2. class. code: codering zoals gebruikt in het recentelijk ontwikkelde classificatiesysteem 3. EIGENSCHAPPEN 3A vochtgehalte op natte basis (gem, min, max, ref), zoals aangetroffen bij de producent. 3B Morfologie: de vorm waarin het beschikbaar komt (bijv. balen, chips). 3C. Samenstelling op droge basis : de chemische samenstelling (C,H,O,N,S,Cl, F, zware metalen, Fe, Ca, Mg, K, Na, Si, Al, Ti, asgehalte). Dit bepaalt zowel de verbrandingswaarde alsook de benodigde milieumaatregelen en de consequenties voor materiaalkeuze in de verwerkingsinstallatie. 3D. Stookwaarde (gem, min, max, weergegeven op droge en natte basis) 3E. Parameters voor niet-thermische processen (cellulose, hemicellulose, lignine, suikers, eiwitten, vetten, vezels): Deze parameters zijn met name nodig om voor niet-thermische processen de haalbaarheid te onderzoeken. 4. GEPRODUCEERDE EN BESCHIKBARE HOEVEELHEDEN 4A. Productie 2000, 2005, 2010, 2015 en 2020 (Nederland, EU en wereld): De productie in kton nat met de in 3 gegeven eigenschappen. 4B. Alternatieve gebruiken: Toepassingen welke de inzet als energiedrager kunnen belemmeren 4C. Beschikbaar voor Nederland 2000, 2005, 2010, 2015 en 2020 (uit Nederland, EU en wereld): in kton nat, uit EWAB/GAVE-studie. De data voor 2020 is beschikbaar voor drie scenario’s, hieruit volgt een verwachtingswaarde en een minimale en maximale beschikbaarheid. Waar kennis ontbreekt over de tussenliggende momenten zullen lineaire groeicijfers worden aangenomen. 4D. Prijsniveau bij de producent (gem, min, max): Prijsniveau op de locatie waar het beschikbaar komt, voor transport en voorbewerking. 4E. Ruimtelijke beschikbaarheid: Hier wordt de indeling centraal/decentraal en groot- of kleinschalig aangehouden. Deze parameter bepaalt wat de transportkosten zullen zijn naar een decentrale of centrale verwerkingseenheid. 4G. Breekpunten in de beschikbaarheid: Indien daar kennis over is, kunnen trendbreuken hier worden weergegeven. 5. MILIEUASPECTEN VAN ONTTREKKING VAN HUIDIGE GEBRUIK
2
5A. Objectief : duurzaamheidsoordeel op basis van objectieve feiten 5B. Maatschappelijk oordeel : op basis van maatschappelijke perceptie 6.
MOGELIJKE VOORBEHANDELINGSTECHNIEKEN Per stroom kan worden aangegeven of er bepaalde voorbehandelingen mogelijk zijn. Het gaat hier om Scheiden , Drogen, Hakselen , Versnipperen, Verpoederen, Pelletiseren/briketteren
Bijlage 2 Korte omloop hout
1
Bijlage 2 Korte omloop hout 1.
2
3.
ALGEMEEN ID.nr. 1a.
Naam
1b.
Herkomst
CLASSIFICATIECODE 2. class. code
1 korte omloop hout specifieke teelt
150
EIGENSCHAPPEN 3A vochtgehalte op natte basis 3B
gem 40%
min 20% max 60%
Morfologie
ref
2
chips
3C. Samenstelling op droge basis (wt% dry) bron: [1] gem C 49,9 H 5,9 O 41,7 N 0,35 S % ds 0,07 Cl % ds 0,06 F % ds 0,01
min
max
0,01 0,00 0,01
5,93 0,87 1,2 0,03
207 180 15 772 1543 457 956 228 1
0
844
19.675 10.200
12.670
26.400
as gem wt% dry
2,1
Som zware metalen (BLA, mg/kg) Fe (mg/kg) Ca (mg/kg) Mg (mg/kg) K (mg/kg) Na (mg/kg) Si (mg/kg) Al (mg/kg) Ti (mg/kg) 3D. Verbrandingswaarde (kJ/kg ds) Stookwaarde (ber, kJ/kg wet)
3E. Parameters voor niet-thermische processen (%ds) cellulose 40% hemicellulose 29%
2
lignine suiker eiwit vezels
24%
4. GEPRODUCEERDE EN BESCHIKBARE HOEVEELHEDEN Momenteel wordt er op enkele proeflocaties na, praktisch nog geen hout geteeld voor energieopwekking. Het grootste project is het Flevohout project, hier is 200 ha wilg en populier aangeplant. 4A Productie Nederland kton nat 2 ? ? ? ?
2000 2005 2010 2015 2020
4B. Alternatieve gebruiken
EU kton nat 200 ? ? ? ?
Wereld Mton nat 0 ? ? ? ?
papier en pulp, constructiehout
4C. Beschikbaar voor Nederland volgens EWAB/GAVE studie In scenario 1 is de energieprijs te laag om met energieteelt te kunnen concurreren. In scenario 2 wordt energieteelt toegepast bij gecombineerde functies. Hiervoor wordt aangenomen dat zowel miscanthus als korte omloop hout (wilg en populier) wordt ingezet. Wanneer wordt aangenomen dat beide evenveel worden toegepast, geldt 200 kton aan korte omloop hout wordt geproduceerd. In scenario 3 wordt combinatieteelt (wilg, populier en miscanthus) toegepast op een areaal van ca. 30.000 ha, daarnaast is er een verplichting om op braakliggende grond energieteelt te bedrijven. Aangenomen is hier dat er dan 300 kton uit korte omloop hout wordt geproduceerd. In scenario 2 zal energieteelt met name plaatsvinden op locaties waar de grond en teelt goedkoper zijn dan in Nederland. Dit betekent echter niet dat het materiaal ook naar Nederland komt. Het ligt meer voor de hand dat dan de groencertificaten door Nederland worden opgekocht.
2000 2005 2010 2015 2020
Nederland uit EU uit wereld scen1 scen2 scen3 scen1 scen2 scen3 scen1 scen2 scen3 2 2 2 ? ? ? ? ? ? 2 52 77 ? ? ? ? ? ? 1 101 151 ? ? ? ? ? ? 1 151 226 ? ? ? ? ? ? 0 200 300 ? ? ? ? ? ?
3
4D. Prijsniveau bij de producent Er bestaan diverse studies naar de productiekosten van energieopwekking, waarvan de uitkomsten sterk variëren. Volgens een recentelijk door BTG uitgevoerde studie naar energieteelt [2] is bij energieteelt op een akkerbouwbedrijf niet de grondkosten maar het inkomen van de teler de hoogste kostenpost. Voor wilg en populier wordt berekend dat de huidige productiekosten 253 NLG/ton ds zijn, ofwel 152 NLG/ ton40%: kapitaalskosten: operationele kosten: telersinkomen: landbouwsubsidie:
30% 35% 44% -8%
Wanneer de grondkosten nul kunnen worden gesteld (zoals bij braakliggende grond) dalen de productiekosten naar ca. 175 NLG/ton ds, ofwel ca. 105 NLG/ton40%. Aangenomen is een gemiddelde prijs van 125 NLG/ton. Gem 125 NLG/ton
Min
105 NLG/ton
4E. Ruimtelijke beschikbaarheid
Max
152 NLG/ton
decentraal, grootschalig
4G. Breekpunten in de beschikbaarheid
geen
5. MILIEUASPECTEN VAN ONTTREKKING VAN HUIDIGE GEBRUIK 5A. Objectief Meerjarige energiegewassen hebben een lagere milieubelasting m.b.t. pesticiden, mineralengebruik , watergebruik en erosie dan éénjarige gewassen als miscanthus en suikerbieten. De bijdrage aan de biodiversiteit verschilt per geval. 5B. Maatschappelijk oordeel
geaccepteerd
6. MOGELIJKE VOORBEHANDELINGSTECHNIEKEN Hout dient versnipperd te worden alvorens het kan worden ingevoerd in een verbrandingsinstallatie. De meest gebruikte methode is het ter plekke te versnipperen, maar er is onderzoek gaande of het niet beter bij de energieplant kan worden versnipperd. Het vochtgehalte van vers hout kan te hoog zijn voor met name vergassingstechnieken. Scheiden Drogen Hakselen Versnipperen Verpoederen Pelletiseren/briketteren
nee ja nee ja ja ja
Bijlage 3 Hout uit de fruitsector en boomkwekerijen
1
Bijlage 3 Hout uit de fruitsector en boomkwekerijen 1. ALGEMEEN ID.nr. 1a.
Naam
1b.
Herkomst
2 hout uit de fruitsector en boomkwekerijen snoei- en rooihout wat vrijkomt in de fruitsector en bij boomkwekerijen
2. CLASSIFICATIECODE 2. class. code
150
3. EIGENSCHAPPEN 3A vochtgehalte op natte basis 3B
gem 40%
min 20% max 60%
Morfologie
ref
2
chips
3C. Samenstelling op droge basis (wt% dry) bron: [1] gem C 49,9 H 5,9 O 41,7 N 0,35 S % ds 0,07 Cl % ds 0,06 F % ds 0,01
min
max
0,01 0,00 0,01
5,93 0,87 1,2 0,03
207 180 15 772 1543 457 956 228 1
0
844
19.675 10.200
12.670
26.400
as gem wt% dry
2,1
Som zware metalen (BLA, mg/kg) Fe (mg/kg) Ca (mg/kg) Mg (mg/kg) K (mg/kg) Na (mg/kg) Si (mg/kg) Al (mg/kg) Ti (mg/kg) 3D. Verbrandingswaarde (kJ/kg ds) Stookwaarde (ber, kJ/kg wet)
3E. Parameters voor niet-thermische processen (%ds) cellulose 40% hemicellulose 29%
2
lignine suiker eiwit vetten vezels
24%
4. GEPRODUCEERDE EN BESCHIKBARE HOEVEELHEDEN In de Nederlandse fruitteelt en de boomkwekerijen komt momenteel ca. 294 kton rooihout en snoeihout vrij per jaar. Momenteel wordt het snoeihout grotendeels lokaal versnipperd; rooihout van fruitbomen en hout van boomkwekerijen wordt nog vaak in de openlucht verbrand via een gemeentelijke gedoogvergunning. Dit laatste wordt echter steeds minder toegestaan. Momenteel is er ca. 100 kton economisch rendabel inzetbaar voor energieopwekking [1]. Met een aangenomen opbrengst van 8 ton/ha geldt dar er op EU- en mondiaal niveau ca. 635 kton resp. 1261 kton wordt geproduceerd bij de fruitteelt. Dit is niet beschikbaar voor Nederland. Er zijn geen gegevens bekend over de toekomstige arealen aan fruit, derhalve is aangenomen dat de productie constant blijft. 4A Productie Nederland kton nat 294 294 294 294 294
2000 2005 2010 2015 2020
EU kton nat 635 635 635 635 635
4B. Alternatieve gebruiken
Wereld Mton nat 1 1 1 1 1 geen (meststof)
4C. Beschikbaar voor Nederland volgens EWAB/GAVE studie In scenario 1 is het door de lage energieprijs slechts ten dele haalbaar om het geproduceerde rooihout in te zetten voor energiedoeleinden (100 kton). In scenario 2 en 3 is de energieprijs hoger en wordt de gehele hoeveelheid ingezet voor energieopwekking. In geen van de scenario’s is het haalbaar om rooihout te importeren.
2000 2005 2010 2015 2020
Nederland uit EU uit wereld scen1 scen2 scen3 scen1 scen2 scen3 scen1 scen2 scen3 100 100 100 ? ? ? ? ? ? 75 149 149 ? ? ? ? ? ? 50 197 197 ? ? ? ? ? ? 25 246 246 ? ? ? ? ? ? 0 294 294 ? ? ? ? ? ?
3
4D. Prijsniveau bij de producent Het rooihout vertegenwoordigt momenteel geen waarde aangezien het nog in de openlucht wordt verbrand. Verschillende fruittelers betalen er nu voor om het lokaal te laten versnipperen en terug te spuiten in de boomgaard. Indien het geleverd gaat worden aan een elektriciteitscentrale moeten de kosten van het versnipperen worden doorberekend. Momenteel kunnen de houtsnippers ongeveer kostenneutraal worden gecontracteerd. Gem 0 NLG/ton
Min
-30 NLG/ton
4E. Ruimtelijke beschikbaarheid
Max
+30 NLG/ton
decentraal, kleinschalig
4F. Breekpunten in de beschikbaarheid
geen
5. MILIEUASPECTEN VAN ONTTREKKING VAN HUIDIGE GEBRUIK 5A. Objectief Energieopwekking is beter dan verbranding in de open lucht wat kan leiden tot lokale overlast; terugbrengen in de boomgaard is weliswaar verrijkend voor de grond maar de noodzaak tot bemesting is in het algemeen toch laag omdat er voldoende ander organisch materiaal in de grond komt. 5B. Maatschappelijk oordeel
geaccepteerd
6. MOGELIJKE VOORBEHANDELINGSTECHNIEKEN Hout dient versnipperd te worden alvorens het kan worden ingevoerd in een verbrandingsinstallatie. Het vochtgehalte van vers hout kan te hoog zijn voor met name vergassingstechnieken. Scheiden Drogen Hakselen Versnipperen Verpoederen Pelletiseren/briketteren
nee ja nee ja ja ja
Bijlage 4 Bosbouwbijproducten
1
Bijlage 4 Bosbouwbijproducten 1. ALGEMEEN ID.nr. 1a.
Naam
1b.
Herkomst
3 bosbouwbijproducten dunningen, tak- en tophout en bijproducten van vellingen
2. CLASSIFICATIECODE 2. class. code
150
3. EIGENSCHAPPEN 3A vochtgehalte op natte basis 3B
gem 40%
min 20% max 60%
Morfologie
ref
1
chips, blokken
3C. Samenstelling op droge basis (wt% dry) bron: [1] gem C 49,9 H 5,9 O 41,7 N 0,35 S % ds 0,07 Cl % ds 0,06 F % ds 0,01
min
max
0,01 0,00 0,01
5,93 0,87 1,2 0,03
207 180 15 772 1543 457 956 228 1
0
844
19.675 10.200
12.670
26.400
as gem wt% dry
2,1
Som zware metalen (BLA, mg/kg) Fe (mg/kg) Ca (mg/kg) Mg (mg/kg) K (mg/kg) Na (mg/kg) Si (mg/kg) Al (mg/kg) Ti (mg/kg) 3D. Verbrandingswaarde (kJ/kg ds) Stookwaarde (ber, kJ/kg wet)
3E. Parameters voor niet-thermische processen (%ds) cellulose 40% hemicellulose 29%
2
lignine suiker eiwit vetten vezels
24%
4. GEPRODUCEERDE EN BESCHIKBARE HOEVEELHEDEN Jaarlijks wordt in Nederland aan de staande hoeveelheid hout in het bos en lijnbeplantingen ca 2,0 miljoen m3 (1,7 miljoen ton) in de vorm van takken, toppen en stammen onttrokken. Hiervan gaat 0,88 miljoen m3 als werkhout al naar relatief hoogwaardige toepassingen en van de rest is de inzet voor energie slechts gedeeltelijk mogelijk. Ca. 0,33 miljoen m3 aan tak- en tophout is niet winbaar vanwege hoge kosten of de onwenselijkheid uit milieuoverwegingen. Een andere 0,13 miljoen m3 aan dood hout wordt niet als herwinbaar geacht vanwege het behoud van de biodiversiteit. Ca 0,15 miljoen m3 wordt reeds als brandhout ingezet en hiervan is weinig commercieel inzetbaar voor energie. Afhankelijk van de kosten van het verzamelen en transporteren blijft er ca. 0,2 tot 0,4 miljoen m3 over wat als winbaar kan worden beschouwd en kan worden ingezet voor energiedoeleinden. Bij een verhoogd oogstniveau stijgt dit naar 0,3 tot 0,5 miljoen m3. In dit rapport is een waarde van 0,4 miljoen m3 (255 kton n.s.) aangehouden als beschikbaar uit bos en lijnbeplantingen. Daarnaast komt er hout vrij van de landschappelijke beplantingen van provincies, gemeenten, Rijkswaterstaat, de waterschappen, recreatieschappen en de particulieren. Met een verbod op stort- en verbranding in de open lucht voor stromen waarvoor thans geen waardevolle bestemming is (top- en takhout, snoei- en dunningshout e.d.) kan er aanzienlijk meer potentieel beschikbaar komen voor energiewinning uit deze bronnen dan nu het geval is. Geschat wordt dat het gaat om 700 kton productie, waarvan 170 kton beschikbaar is voor energieopwekking. In totaal wordt aangenomen dat er ca 2,4 mton wordt geproduceerd, waarvan 425 kton vrij direct beschikbaar is voor energieopwekking. Daarvan wordt er nu al 250 kton ingezet in de centrale te Cuijk. Er zijn bovendien verschillende Nederlandse initiatieven in het realisatiestadium. Op Europees niveau wordt er ca 394 miljoen m3 aan hout geoogst. Aan oogstresiduen en ander brandhout wordt een totale productie van ca. 38,8 Mton geschat. Onder de huidige condities is het zeer onwaarschijnlijk dat het economisch haalbaar zou zijn hier een aanzienlijk deel van naar Nederland te transporteren. Het is zeer moeilijk om hier een goede uitspraak over te doen omdat de waarde en mogelijkheden van de oogst en transport sterk lokaal bepaald zijn. Op mondiaal niveau wordt ca 1600 miljoen ton ds aan bosbouwresiduen geproduceerd, maar vanwege de hoge afhankelijkheid van veel landen van deze residuen als energiebron is ook hier de beschikbaarheid voor Nederland zeer beperkt. Studies van BTG hebben uitgewezen dat de import van houtsnippers uit een aantal landen (Uruguay, Estland e.d.) mogelijk aantrekkelijk kan zijn, maar een globaal beeld bestaat er nog niet. Aangenomen wordt dat het nu nog niet haalbaar is bosbouwresiduen te importeren.
3
4A Produktie Nederland kton nat 2.400 ? ? ? ?
2000 2005 2010 2015 2020
EU kton nat 38.800 ? ? ? ?
4B. Alternatieve gebruiken
Wereld Mton nat >1.000 ? ? ? ?
brandhout, spaanplaat, natuurfunctie
4C. Beschikbaar voor Nederland volgens EWAB/GAVE studie Momenteel is er ca. 425 kton aan bosbouwresiduen beschikbaar uit Nederland. Aangenomen is dat de beschikbaarheid van biomassa uit Nederland in scenario 1 niet zal veranderen t.o.v. de huidige situatie. Er is een lage energieprijs zodat het niet aantrekkelijk zal zijn om meer vezelhout om te buigen naar energietoepassingen. Bovendien is de regulerende invloed van de overheid zeer beperkt zodat de ecologische functies van het bos geen bedreiging vormen voor de beschikbaarheid van biomassa. Daardoor wordt er relatief meer tak- en tophout ingezet. Met de lage energieprijzen is het niet lonend om bosbouw bijproducten te importeren vanuit andere Europese landen of wereldwijd. In scenario 2 wordt er voordeel behaald uit het feit dat de benutting van tak- en tophout en dunningshout tevens leidt tot lagere kosten voor bosonderhoud, waardoor de bossen beter kunnen worden onderhouden. Ook op Europees niveau is dit het geval. De hogere energieprijs maakt het financieel aantrekkelijker om hout te transporteren uit Europese en mondiale overschotgebieden naar Nederland te transporteren. Over de hoeveelheden wordt geen uitspraak gedaan In scenario 3 is de energieprijs nog hoger en is er ca. 600 kton aan Nederlandse bosbouwresiduen beschikbaar. Import uit het buitenland is onmogelijk vanwege regulering en voorkeur voor hergebruik zoals toepassing in spaanplaat.
2000 2005 2010 2015 2020
Nederland sc. 1 sc. 2 sc.3 425 425 425 425 456 469 425 488 513 425 519 556 425 550 600
uit EU sc. 2
sc. 1 ? ? ? ? ?
sc.3 ? ? ? ? ?
? ? ? ? ?
uit wereld sc. 1 sc. 2 sc.3 ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ?
4D. Prijsniveau bij de producent Omdat dunningshout en top- en takhout relatief schoon is ten opzichte van andere biobrandstoffen is er een grote vraag naar. De prijs is echter sterk afhankelijk van het volume dat geleverd kan worden. Geschat wordt dat de huidige kosten van reeds gesnipperd hout uit het bos vóór transport variëren tussen -70 en +30 NLG/ton [3].
4
Gem 0 NLG/ton
Min
-70 NLG/ton
4E. Ruimtelijke beschikbaarheid 4F. Breekpunten in de beschikbaarheid
Max
30 NLG/ton
decentraal, grootschalig geen
5. MILIEUASPECTEN VAN ONTTREKKING VAN HUIDIGE GEBRUIK 5A. Objectief Discussie over de inzet van bijprodukten uit de bosbouw heeft uitsluitend betrekking op kap in natuurbossen. In Nederland is hiervan geen sprake. In Nederland wordt in natuur- en recreatiebossen wordt alleen uitgedund en gesnoeid ter versterking van de kwaliteit en diversiteit van het bos. Uit studies van het CE is gebleken dat de inzet van werkhout voor spaanplaat uit CO2-oogpunt beter is vanwege het vervangende gebruik van gips. Derhalve kan het bij een hoge energieprijs (scenario 2 en 3) wel aantrekkelijk zijn om meer hout voor energie aan te wenden, maar het zal niet bijdragen tot vermindering van de netto CO2-uitstoot. 5B. Maatschappelijk oordeel
geaccepteerd
6. MOGELIJKE VOORBEHANDELINGSTECHNIEKEN Hout dient versnipperd te worden alvorens het kan worden ingevoerd in een verbrandingsinstallatie. Het vochtgehalte van vers hout kan te hoog zijn voor met name vergassingstechnieken. Scheiden Drogen Hakselen Versnipperen Verpoederen Pelletiseren/briketteren
nee ja nee ja ja ja
Bijlage 5 Schoon resthout
5
Bijlage 5 Schoon resthout 1. ALGEMEEN ID.nr. 1a.
Naam
1b.
Herkomst
4 schoon resthout houtverwerkende industrie
2. CLASSIFICATIECODE 2. class. code
150
3. EIGENSCHAPPEN 3A vochtgehalte op natte basis 3B
gem 15%
Morfologie
ref
1
zaagsel, chips, blokken, fijn stof
3C. Samenstelling op droge basis (wt% dry) bron: [1] gem C 50,2 H 5,9 O 41,8 N 0,41 S 0,04 Cl 0,05 F 0,00 as gem
min 5% max 60%
wt% dry
min
max
0,03
2,00 0,49 0,41 0,01
0,00 0,00 1,6
Som zware metalen (BLA, mg/kg) Fe (mg/kg) Ca (mg/kg) Mg (mg/kg) K (mg/kg) Na (mg/kg) Si (mg/kg) Al (mg/kg) Ti (mg/kg) 3D. Verbrandingswaarde (kJ/kg ds) Stookwaarde (ber, kJ/kg wet)
211 335 4.327 535 1.549 284 3.073 342 5
5
422
20.008 15.600
17.600
21.370
6
3E. Parameters voor niet-thermische processen (%ds) cellulose 40% hemicellulose 29% lignine 24% suiker eiwit vetten vezels 4. GEPRODUCEERDE EN BESCHIKBARE HOEVEELHEDEN Er wordt in Nederland ca 600 kton aan schoon resthout geproduceerd. Daarvan wordt 330 kton hergebruikt in o.a. de spaanplaatindustrie. Van de resterende beschikbare 270 kton wordt momenteel ca 150 kton reeds ingezet voor energieopwekking. Ook elders in Europa komt er veel schoon resthout vrij bij de verwerking van hout. De grootste hoeveelheden residuen in de houtverwerkende industrie ontstaan in Zweden, Finland, Frankrijk en Duitsland. Geschat wordt dat in de EU circa 50.970 kton aan residuen ontstaat in zagerijen en bij boardfabricage. Hiervan is een fractie lokaal beschikbaar voor energieopwekking. Verwacht wordt dat het verkleinen en transporteren van resthout naar Nederland momenteel nog te duur is. Op mondiaal niveau ontstaat circa 1,1 miljard ton aan zaagresten en ander resthout in de houtverwerkende industrie. Voorbeelden zijn Canada, Zweden, Indonesië en Maleisië. Een groot deel daarvan wordt al ingezet voor lokale energieopwekking en voor boardfabricage. Op mondiaal niveau kan worden aangenomen dat circa 60% van het resthout beschikbaar is voor lokale energieopwekking. De inschatting van de huidige beschikbaarheid voor Nederland is moeilijk te maken. Bij een prijs vanaf ca. 200 NLG/ton kunnen in principe miljoenen tonnen houtpellets geïmporteerd worden, maar momenteel is dit nog te hoog voor de Nederlandse condities. 4A Produktie
2000 2005 2010 2015 2020 4B. Alternatieve gebruiken
Nederland kton nat 600 ? ? ? ?
EU kton nat 50.970 ? ? ? ?
Wereld Mton nat 1.100 ? ? ? ?
spaanplaat/MDF/HDF, bodembedekking (zaagsel)
4C. Beschikbaar voor Nederland volgens EWAB/GAVE studie Momenteel is er in Nederland ca. 270 kton resthout beschikbaar voor energieopwekking, daarvan wordt 150 kton reeds ingevuld. In scenario 1 loopt de beschikbaarheid van resthout wereldwijd terug. De redenen daarvoor is de integratie van houtverwerkende industrieën, waardoor resthout wordt ingezet voor de produktie van spaanplaat en dergelijke. Zagerijen en dergelijke verbranden zelf resthout-overschotten welke niet voor spaanplaatproduktie kan worden ingezet. Import is niet aantrekkelijk.
7
In scenario 2 wordt de produktie van duurzame energie door de hoge energieprijzen rendabeler. Dit betekent het resthout voor energieproduktie wordt ingezet. In Nederland zelf wordt de volledige produktie (600 kton) ingezet voor energieproduktie. Ook wordt er volgens de EWAB/GAVE studie 300 kton resthout geïmporteerd uit overschotsgebieden buiten Europa met lage grond- en arbeidskosten. Andere Europese landen gebruiken hun eigen resthout voor energieopwekking. Hier wordt geen schatting gegeven over het totaal voor Nederland beschikbare deel. In scenario 3 is hergebruik belangrijker dan energieopwekking en is er geen resthout beschikbaar.
2000 2005 2010 2015 2020
Nederland sc.1 sc.2 sc.3 270 270 270 203 353 202 135 435 135 68 518 67 0 600 0
sc.1 ? ? ? ? ?
uit EU sc.2 ? ? ? ? ?
sc.3
sc.1 ? ? ? ? ?
uit wereld sc.2 sc.3 ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ?
4D. Prijsniveau bij de producent Gem 0 NLG/ton
Min
-50 NLG/ton
4E. Ruimtelijke beschikbaarheid 4F. Breekpunten in de beschikbaarheid
Max
50 NLG/ton
decentraal, grootschalig geen
5. MILIEUASPECTEN VAN ONTTREKKING VAN HUIDIGE GEBRUIK 5A. Objectief Vervanging van de inzet van resthout voor spaanplaat door het als brandstof in te zetten geeft geen CO2 winst wegens de daardoor extra geproduceerde gipsplaat. Kleinschalig verbranden leidt tot hogere NOx -emissie dan grootschalige inzet. 5B. Maatschappelijk oordeel
discussie
6. MOGELIJKE VOORBEHANDELINGSTECHNIEKEN Hout dient versnipperd te worden alvorens het kan worden ingevoerd in een verbrandingsinstallatie. Het vochtgehalte is meestal voldoende laag voor thermische verwerkingsroutes. Scheiden Drogen Hakselen Versnipperen Verpoederen Pelletiseren/briketteren
nee ja nee ja ja ja
Bijlage 6 Koolzaad (zaad)
8
Bijlage 6 Koolzaad (zaad) 1. ALGEMEEN ID.nr. 1a.
Naam
1b.
Herkomst
5 Koolzaad (zaad) specifieke teelt
2. CLASSIFICATIECODE 2. class. code
211
3. EIGENSCHAPPEN 3A vochtgehalte op natte basis 3B
gem 10%
min
max
Morfologie
4
zaadkorrels
3C. Samenstelling op droge basis (wt% dry) bron: [4] gem C 48,1 H 5,9 O 42,0 N 0,80 S 0,21 Cl 0,10 F as gem
min
2,9
Som zware metalen (BLA, mg/kg)
?
Fe (mg/kg) Ca (mg/kg) Mg (mg/kg) K (mg/kg) Na (mg/kg) Si (mg/kg) Al (mg/kg) Ti (mg/kg)
-
3D. Verbrandingswaarde (kJ/kg ds) Stookwaarde (ber, kJ/kg wet)
ref
27.600 15.800
3E. Parameters voor niet-thermische processen (%ds) cellulose hemicellulose -
[3]
max
9
lignine suiker eiwit vetten vezels
-
4. GEPRODUCEERDE EN BESCHIKBARE HOEVEELHEDEN Koolzaadolie kan eventueel worden omgezet in biodiesel of andere brandstoffen. Momenteel vindt de teelt op grote schaal plaats voor produktie van plantaardige oliën. Met de huidige marktprijzen (ca. ƒ1580,- per ton) is het niet rendabel om met deze gewassen energie op te wekken (beschikbaarheid is nihil). Wel wordt verwacht dat door grootschalige stimulering van de teelt van koolzaad voor biodiesel op braakliggende grond de produktie in de toekomst sterk kan toenemen. 4A Produktie Nederland kton nat 4 ? ? ? ?
2000 2005 2010 2015 2020
EU kton nat 11.892 ? ? ? ?
4B. Alternatieve gebruiken
Wereld Mton nat 34 ? ? ? ?
olie voor margarine, lampolie en zeep
4C. Beschikbaar voor Nederland volgens EWAB/GAVE studie In scenario 1 zijn de energieprijzen te laag om biodiesel uit koolzaad haalbaar te maken. In scenario 2 wordt er mogelijk een kleine hoeveelheid koolzaad geïmporteerd uit Duitsland en Frankrijk voor de produktie van biodiesel, hoeveel is niet bekend. In scenario 3 is er geen ruimte om voedselgewassen in te zetten voor energieopwekking.
sc.1 2000 2005 2010 2015 2020
Nederland sc.2 sc.3 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
sc.1 ? ? ? ? ?
uit EU sc.2 ? ? ? ? ?
sc.3
sc.1 ? ? ? ? ?
uit wereld sc.2 sc.3 ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ?
4D. Prijsniveau bij de producent Gem 1480 NLG/ton
Min
NLG/ton
Max
NLG/ton
10
4E. Ruimtelijke beschikbaarheid 4F. Breekpunten in de beschikbaarheid
decentraal, grootschalig geen
5. MILIEUASPECTEN VAN ONTTREKKING VAN HUIDIGE GEBRUIK 5A. Objectief Koolzaad heeft als eenjarige gewas een hogere milieubelasting dan meerjarige energiegewassen. Het koolzaadstro kan mogelijk ook worden ingezet voor energieopwekking. 5B. Maatschappelijk oordeel
veel discussie (vooral vanwege inzet van voedselproduct)
6. MOGELIJKE VOORBEHANDELINGSTECHNIEKEN Koolzaad kan worden vermalen en uitgeperst voor de extractie van olie. Rechtstreekse thermische toepassingen zijn vanwege het prijsniveau niet haalbaar. Scheiden Drogen Hakselen Versnipperen Verpoederen Pelletiseren/briketteren
nee ja nee nee ja ja
Bijlage 7 Miscanthus
11
Bijlage 7 Miscanthus 1. ALGEMEEN ID.nr. 1a.
Naam
1b.
Herkomst
6 Miscanthus specifieke teelt
2. CLASSIFICATIECODE 2. classificatiecode 3. EIGENSCHAPPEN 3A vochtgehalte op natte basis 3B
212
gem 20%
min
max
Morfologie
3D. Verbrandingswaarde(kJ/kg ds) Stookwaarde (ber, kJ/kg wet)
min
max
0,02 0,02 0,03 0,00
3,59 0,55 1,16 0,00
2,06
186,60
11.076
22.199
6,1
Som zw. metalen (BLA, mg/kg) 25,75 Fe (mg/kg) Ca (mg/kg) Mg (mg/kg) K (mg/kg) Na (mg/kg) Si (mg/kg) Al (mg/kg) Ti (mg/kg)
5
chips
3C. Samenstelling op droge basis (wt% dry) bron: [2] gem C 47,2 H 5,7 O 40,0 N 0,94 S 0,13 Cl 0,28 F 0,00 as gem
ref
288 23.120 1.356 6.828 687 8.867 1.991 5 18.871 13.200
3E. Parameters voor niet-thermische processen (%ds) cellulose ? hemicellulose ?
12
lignine suiker eiwit vetten vezels
? ? ? ? ?
4. GEPRODUCEERDE EN BESCHIKBARE HOEVEELHEDEN De teelt van Miscanthus vindt op dit moment alleen nog plaats uit onderzoeksoverwegingen op relatief kleine schaal. In Nederland is momenteel ca. 25 ha miscanthus aanwezig met een totale opbrengst van ca. 500 ton. De geproduceerde biomassa van deze proefvelden is in principe inzetbaar voor energieopwekking, maar in Nederland gebeurt zelfs dit nu nog niet in de praktijk. In de EU is ca. 170 ha beplant. Op mondiaal niveau ontbreken gegevens over de (proef)teelt van miscanthus. 4A Produktie
2000 2005 2010 2015 2020
Nederland kton nat 0,5 ? ? ? ?
EU kton nat 3 ? ? ? ?
4B. Alternatieve gebruiken
Wereld Mton nat ? ? ? ? ?
Siergewas
4C. Beschikbaar voor Nederland volgens EWAB/GAVE studie In scenario 1 is de energieprijs te laag om met energieteelt te kunnen concurreren. In scenario 2 wordt energieteelt toegepast bij gecombineerde functies, zoals langs de Ecologische Hoofdstructuur en op verontreinigde gronden. Hiervoor wordt aangenomen dat zowel miscanthus als korte omloop hout (wilg en populier) wordt ingezet. Voor miscanthus wordt aangenomen dat er ca. 200 kton wordt geproduceerd. In scenario 3 wordt combinatieteelt (wilg, populier en miscanthus) toegepast op een areaal van ca. 30.000 ha, daarnaast is er een verplichting om op braakliggende grond energieteelt te bedrijven. Aangenomen is hier dat er dan 300 kton uit miscanthus wordt geproduceerd en 300 kton uit korteomloop hout. In scenario 2 zal energieteelt met name plaatsvinden op locaties waar de grond en teelt goedkoper zijn dan in Nederland. Dit betekent echter niet dat het materiaal ook naar Nederland komt. Het ligt meer voor de hand dat dan de groencertificaten door Nederland worden opgekocht.
13
sc.1 2000 2005 2010 2015 2020
Nederland sc.2 sc.3 1 1 1 0 50 76 0 100 151 0 150 226 0 200 300
sc.1 ? ? ? ? ?
uit EU sc.2 ? ? ? ? ?
sc.3
sc.1 ? ? ? ? ?
uit wereld sc.2 sc.3 ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ?
4D. Prijsniveau bij de producent Volgens een zeer recente studie van BTG bedraagt de marktprijs van miscanthus ca 12 NLG/GJ, ofwel ca 158 NLG/ton. Gem 158 NLG/ton (FAO)
Min
4E. Ruimtelijke beschikbaarheid 4F. Breekpunten in de beschikbaarheid
NLG/ton
Max
NLG/ton
decentraal, grootschalig geen
5. MILIEUASPECTEN VAN ONTTREKKING VAN HUIDIGE GEBRUIK 5A. Objectief Miscanthus is een gewas met relatief lage milieubelasting aangezien geen bestrijdingsmiddelen hoeven te worden ingezet. Het gewas kan als geheel worden ingezet voor energietoepassingen. 5B. Maatschappelijk oordeel
geaccepteerd
6. MOGELIJKE VOORBEHANDELINGSTECHNIEKEN Miscanthus kan worden geoogst met een conventionele machine voor het oogsten van maïs. Het wordt daarmee in snippers afgevoerd van het land. Het vochtgehalte is meestal voldoende laag voor thermische verwerkingsroutes. Scheiden Drogen Hakselen Versnipperen Verpoederen Pelletiseren/briketteren
nee ja ja ja ja ja
Bijlage 8 Bermgras
14
Bijlage 8 Bermgras 1. ALGEMEEN ID.nr. 1a.
Naam
1b.
Herkomst
7 Bermgras bermen
2. CLASSIFICATIECODE 2. class. code 3. EIGENSCHAPPEN 3A vochtgehalte op natte basis 3B
213
gem 60%
min 20% max 70%
Morfologie
wt% dry
Som zware metalen (BLA, mg/kg) 25,700 Fe (mg/kg) Ca (mg/kg) Mg (mg/kg) K (mg/kg) Na (mg/kg) Si (mg/kg) Al (mg/kg) Ti (mg/kg) 3D. Verbrandingswaarde (kJ/kg ds) Stookwaarde (ber, kJ/kg wet)
7
balen
3C. Samenstelling op droge basis (wt% dry) gem C 46,500 H 5,448 O 42,831 N 1,020 S % ds 0,102 Cl % ds 0,216 F % ds -. as gem
ref
18.471 5.300
3E. Parameters voor niet-thermische processen (%ds) cellulose hemicellulose
min
max
0,310 0,046 0,020 -
1,800 0,190 0,580 -
4,968
25,700
25,700
17.982
19.000
15
lignine suiker eiwit vetten vezels 4. GEPRODUCEERDE EN BESCHIKBARE HOEVEELHEDEN De produktie van bermgras hangt samen met het oppervlak aan wegen, dit is nagenoeg constant. Gegevens over produktie van bermgras in buurlanden zijn niet bekend. 4A Produktie Nederland kton nat 468 468 468 468 468
2000 2005 2010 2015 2020
EU kton nat ? ? ? ? ?
4B. Alternatieve gebruiken
Wereld Mton nat ? ? ? ? ?
veevoeder, compost
4C. Beschikbaar voor Nederland volgens EWAB/GAVE studie Er wordt ingeschat dat energieopwekking uit bermgras alleen in scenario 2 concurrerend is met opwekking uit fossiele bronnen. Het gaat dan met name om grootschalige bijstook in kolencentrales, anaërobe vergisting en HTU®. In scenario 1 en 3 wordt het materiaal gecomposteerd.
2000 2005 2010 2015 2020
Nederland sc.1 sc.2 sc.3 468 468 468 351 468 351 234 468 234 117 468 117 0 468 0
sc.1 ? ? ? ? ?
uit EU sc.2 ? ? ? ? ?
sc.3
sc.1 ? ? ? ? ?
uit wereld sc.2 sc.3 ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ?
4D. Prijsniveau bij de producent Momenteel wordt bermgras voor ca. 75% afgevoerd naar composteerinrichtingen, de rest wordt bijna volledig voor veevoeder ingezet. Bij een aangenomen poorttarief van 70..90 NLG/ton en transportkosten van 10..30 NLG/ton bedraagt het prijsniveau van een geperste baal in de berm bedraagt ca -120..-90 NLG/ton. Wanneer het als veevoeder kan worden afgezet worden alleen de transportkosten toegerekend. De gemiddelde prijs van bermgras in de berm bedraagt daarmee ca. 60 NLG/ton. Gem -65 NLG/ton
Min
-120 NLG/ton
Max
-10 NLG/ton
16
4E. Ruimtelijke beschikbaarheid 4G. Breekpunten in de beschikbaarheid
decentraal, grootschalig geen
5. MILIEUASPECTEN VAN ONTTREKKING VAN HUIDIGE GEBRUIK 5A. Objectief co-vergisten met mest milieutechnisch aantrekkelijker dan compostering. Bij verbranden mogelijk problemen met Cl. Verontreiniging met zware metalen (Pb) is sterk afgenomen waardoor minder stringente rookgasreinigingsinstallatie kan worden toegepast 5B. Maatschappelijk oordeel
geaccepteerd
6. MOGELIJKE VOORBEHANDELINGSTECHNIEKEN Gras is een monostroom, derhalve is er geen sprake van scheiding bij energietoepassingen. Versnipperen zoals bij hout is niet van toepassing vanwege de taaiheid van het materiaal; verkleinen via hakselen/versnijden wel. Het vochtgehalte van bermgras kan aanzienlijk variëren, derhalve zal met name bij thermische verwerking drogen soms noodzakelijk zijn. Scheiden Drogen Hakselen Versnipperen Verpoederen Pelletiseren/briketteren
nee ja ja nee ja ja
Bijlage 9 Stro van granen
17
Bijlage 9 Stro van granen 1. ALGEMEEN ID.nr. 1a.
Naam
1b.
Herkomst
8 Stro (granen) Tarwe, rogge, haver en andere graansoorten, gebaald in het veld
2. CLASSIFICATIECODE 2. class. code
221
3. EIGENSCHAPPEN 3A vochtgehalte op natte basis 3B
gem 15%
min
% max
Morfologie
%
ref
7
balen
3C. Samenstelling op droge basis (wt% dry) gem C 45,3 H 5,5 O 40,6 N 0,75 S 0,12 Cl 0,61 F 0,01
min
max
0,31 0,01 0,02 0,01
3,04 0,39 13,2 0,01
6,44 1.755 633 8.199 1.296 4.317 1
0,00
25,700
17.740 13.300
11.642
21.370
as
6,9
Som zware metalen (BLA, mg/kg) Fe (mg/kg) Ca (mg/kg) Mg (mg/kg) K (mg/kg) Na (mg/kg) Si (mg/kg) Al (mg/kg) Ti (mg/kg) 3D. Verbrandingswaarde (kJ/kg ds) Stookwaarde (ber, kJ/kg wet)
3E. Parameters voor niet-thermische processen (%ds) cellulose 32 hemicellulose 25
18
lignine suiker eiwit vetten vezels
16
4. GEPRODUCEERDE EN BESCHIKBARE HOEVEELHEDEN In Nederland komt stro vrij als bijproduct van de teelt van granen, koolzaad e.d. De prijzen van stro bedragen in Nederland ƒ 100 tot ƒ 200 per ton voor toepassingen als stalbedekking, bodemverbeteraar, veevoeder etc. Met de huidige prijzen is het te duur om als energiedrager in te zetten en dus niet beschikbaar voor energieopwekking. Uit de grote prijsverschillen binnen de EU en binnen Nederland blijkt dat markten met betrekking tot stro regionaal opereren. De mate, waarin de stromarkt is ontwikkeld en georganiseerd, verschilt sterk van regio tot regio. Hoge transportkosten leiden ertoe dat er weinig stro over grote afstand wordt vervoerd. Vanwege de regionale dimensie van de stromarkten is het weinig zinvol om het mondiale niveau verder uit te werken. Op EU-niveau wordt er ruim 100 miljoen ton stro geproduceerd. Daarvan blijft een groot deel op het land achter en een gedeelte wordt gebruikt voor andere doeleinden dan energie. Geschat wordt dat 25% of 25 miljoen ton ingezet zou kunnen worden voor energietoepassingen. Voor Nederland is in principe alleen stro uit overschotgebieden in Noord-Frankrijk en Duitsland interessant. Hoeveel er beschikbaar is voor Nederland is niet bekend. 4A Produktie
2000 2005 2010 2015 2020
Nederland kton nat 708 ? ? ? ?
EU kton nat 103.100 ? ? ? ?
Wereld Mton nat 1.287 ? ? ? ?
4B. Alternatieve gebruiken
veevoeder, bedding, grondbedekking, papierindustrie
4C. Beschikbaar voor Nederland volgens EWAB/GAVE studie In scenario 1 leidt de sterke specialisatie in de landbouwsector ertoe dat sommige stromen uit Nederland zullen verdwijnen en andere zullen juist op grotere schaal beschikbaar komen. Daardoor komt er geen stro en hooi meer vrij in Nederland en de omliggende landen. In scenario 2 wordt dezelfde hoeveelheid stro geproduceerd in Nederland als in scenario 1, maar door het milieubeleid (“Ladder van Lansink”) wordt hergebruik boven energiewinning gewaardeerd. De hoeveelheid beschikbare stro uit Noord Frankrijk en Duitsland blijft gelijk met de huidige situatie.
19
In scenario 3 groeit de beschikbaarheid van stro voor energieopwekking in Nederland omdat de concurrentie met toepassing in de veehouderij afneemt. De beschikbaarheid is dan 350 kton. Uit andere landen is het niet mogelijk stro te importeren door de beschermde markten voor voedsel en energie.
2000 2005 2010 2015 2020
Nederland sc.1 sc.2 sc.3 0 0 0 0 0 19 0 0 58 0 0 88 0 0 350
sc.1 ? ? ? ? ?
uit EU sc.2 ? ? ? ? ?
sc.3 ? ? ? ? ?
uit wereld sc.1 sc.2 sc.3 ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ?
4D. Prijsniveau bij de producent De prijs van gebaald stro in het veld bedraagt gem. ca. 220,- per ton [5]. Jaarlijks kunnen echter sterke variaties optreden. In de periode 1991..1996 varieerde de prijs van tarwestro, gerstestro en haverstro tussen 165 en 265 NLG/ton. Gem 220 NLG/ton
Min
165 NLG/ton
4E. Ruimtelijke beschikbaarheid 4G. Breekpunten in de beschikbaarheid
Max
265 NLG/ton
decentraal, grootschalig geen
5. MILIEUASPECTEN VAN ONTTREKKING VAN HUIDIGE GEBRUIK 5A. Objectief Eerst hergebruik (bijvoorbeeld als stalbedekking) is milieutechnisch aantrekkelijker dan rechtstreekse inzet 5B. Maatschappelijk oordeel
geaccepteerd
6. MOGELIJKE VOORBEHANDELINGSTECHNIEKEN Zoals het vrijkomt op het land, is stro nog niet inzetbaar voor energiedoeleinden; het dient eerst te worden gebaald. Stro kan relatief eenvoudig worden gehakseld. Het vochtgehalte van stro kan aanzienlijk variëren, afhankelijk van de hoeveelheid regenval kort voor de inzameling. Door stro enige tijd op het veld te laten liggen, kunnen problematische alkali’s alsook chloor vergaand worden uitgewassen door neerslag. Scheiden Drogen Hakselen Versnipperen Verpoederen Pelletiseren/briketteren
nee ja ja nee ja ja
Bijlage 10 Koolzaadstro
20
Bijlage 10 Koolzaadstro 1. ALGEMEEN ID.nr. 1a.
Naam
1b.
Herkomst
9 Koolzaadstro Stro van koolzaad, gebaald in het veld
2. CLASSIFICATIECODE 2. class. code
299
3. EIGENSCHAPPEN 3A vochtgehalte op natte basis 3B
gem 15%
min
% max
Morfologie
%
ref
7
balen
3C. Samenstelling op droge basis (wt% dry) gem C 46,2 H 5,5 O 41,0 N 0,83 S 0,08 Cl 0,27 F -
min
max
0,33 0,02 0,10
1,24 0,21 0,39
8,8 5.768 166 -
5,4
15,0
18.231 13.600
17.604
19.330
as
6,1
Som zware metalen (BLA, mg/kg) Fe (mg/kg) Ca (mg/kg) Mg (mg/kg) K (mg/kg) Na (mg/kg) Si (mg/kg) Al (mg/kg) Ti (mg/kg) 3D. Verbrandingswaarde (kJ/kg ds) Stookwaarde (ber, kJ/kg wet)
3E. Parameters voor niet-thermische processen (%ds) cellulose hemicellulose -
21
lignine suiker eiwit vetten vezels
-
4. GEPRODUCEERDE EN BESCHIKBARE HOEVEELHEDEN Koolzaadstro komt vrij als bijproduct van de teelt van koolzaad. Voor de produktie en beschikbaarheid geldt hetzelfde als stro afkomstig van granen. Relevante overschotgebieden zijn ook hier Noord- Frankrijk en Duitsland. Hoeveel er exact beschikbaar is voor energieopwekking in Nederland, is niet bekend. 4A Produktie
2000 2005 2010 2015 2020
Nederland kton nat 15 ? ? ? ?
EU kton nat 9.400 ? ? ? ?
Wereld Mton nat 125 ? ? ? ?
4B. Alternatieve gebruiken
veevoeder, bedding, grondbedekking, papierindustrie
4C. Beschikbaar voor Nederland volgens EWAB/GAVE studie In scenario 1 leidt de sterke specialisatie in de landbouwsector ertoe dat sommige stromen uit Nederland zullen verdwijnen en andere zullen juist op grotere schaal beschikbaar komen. Daardoor komt er geen koolzaadstro meer vrij in Nederland en de omliggende landen. In scenario 2 wordt dezelfde hoeveelheid stro geproduceerd in Nederland als in scenario 1, maar door het milieubeleid (“Ladder van Lansink”) wordt hergebruik boven energiewinning gewaardeerd. Waarschijnlijk is er evenveel stro uit import beschikbaar als op dit moment. In scenario 3 groeit de beschikbaarheid van stro voor energieopwekking in Nederland omdat de concurrentie met toepassing in de veehouderij afneemt. De beschikbaarheid is dan 15 kton. Uit andere landen is het waarschijnlijk niet mogelijk stro te importeren door de beschermde markten voor voedsel en energie.
22
sc.1 2000 2005 2010 2015 2020
Nederland sc.2 sc.3 0 0 0 0 0 4 0 0 8 0 0 11 0 0 15
sc.1 ? ? ? ? ?
uit EU sc.2 ? ? ? ? ?
sc.3
sc.1 ? ? ? ? ?
uit wereld sc.2 sc.3 ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ?
4D. Prijsniveau bij de producent Uitgaande van gelijke prijzen tussen stro van granen en koolzaadstro bedraagt de gemiddelde prijs ca. 220,- per ton [6]. In de periode 1991..1996 varieerde de prijs van tarwestro, gerstestro en haverstro tussen 165 en 265 NLG/ton. Gem 220 NLG/ton
Min
165 NLG/ton
4E. Ruimtelijke beschikbaarheid 4G. Breekpunten in de beschikbaarheid
Max
265 NLG/ton
decentraal, grootschalig geen
5. MILIEUASPECTEN VAN ONTTREKKING VAN HUIDIGE GEBRUIK 5A. Objectief Eerst hergebruik (bijvoorbeeld als stalbedekking) is milieutechnisch aantrekkelijker dan rechtstreekse inzet 5B. Maatschappelijk oordeel
geaccepteerd
6. MOGELIJKE VOORBEHANDELINGSTECHNIEKEN Zoals het vrijkomt op het land, is stro nog niet inzetbaar voor energiedoeleinden; het dient eerst te worden gebaald. Stro kan relatief eenvoudig worden gehakseld. Het vochtgehalte van bermgras kan aanzienlijk variëren, derhalve zal met name bij thermische verwerking drogen soms noodzakelijk zijn. Door stro enige tijd op het veld te laten liggen, kunnen problematische alkali’s alsook chloor vergaand worden uitgewassen door neerslag. Scheiden Drogen Hakselen Versnipperen Verpoederen Pelletiseren/briketteren
nee ja ja nee ja ja
Bijlage 11 Hennep en vlas, korte vezels en stengelkern
23
Bijlage 11 Hennep en vlas, korte vezels en stengelkern 1. ALGEMEEN ID.nr. 1a.
Naam
1b.
Herkomst
10 Hennep, korte vezels en stengelkern bijproduct van de verwerking van hennep
2. CLASSIFICATIECODE 2. class. code
299
3. EIGENSCHAPPEN 3A vochtgehalte op natte basis 3B
gem 20%
min 15 % max 25%
Morfologie
ref
7
korte vezels
3C. Samenstelling op droge basis (wt% dry) gem C 42,7 H 5,2 O 47,1 N 0,76 S 0,12 Cl 0,34 F 0,01
min
max
0,35 0,07 0,01 0,01
1,38 0,18 0,56 0,02
35,28 206 10.580 1.278 13.810 431 3.384 140 8
23,3
56,5
18.796 11.300
17.890
19.950
as
4,8
Som zware metalen (BLA, mg/kg) Fe (mg/kg) Ca (mg/kg) Mg (mg/kg) K (mg/kg) Na (mg/kg) Si (mg/kg) Al (mg/kg) Ti (mg/kg) 3D. Verbrandingswaarde (kJ/kg ds) Stookwaarde (ber, kJ/kg wet)
3E. Parameters voor niet-thermische processen (%ds) cellulose hemicellulose -
24
lignine suiker eiwit vetten vezels
-
4. GEPRODUCEERDE EN BESCHIKBARE HOEVEELHEDEN In Nederland wordt op dit moment circa 2.000 hectare hennep en 4.000 hectare vlas geteeld. Voor zowel vlas als hennep geldt dat de stengelkern en de korte vezel welke niet geschikt is voor vezeltoepassingen mogelijk interessant zijn voor energieopwekking. Het gaat dan om ca.14 kton aan vlasscheven en 5 kton aan hennepvezel, welke vrijkomt bij de verwerking/scheiding. Voor vlas vindt deze verwerking echter niet in Nederland plaats maar in België. Aangezien de hennepvezels geconcentreerd vrijkomen bij de verwerking/scheiding van de vezels is het eerder te verwachten dat deze vezel lokaal worden ingezet voor warmte-opwekking dan dat deze over (lange) afstanden worden getransporteerd richting Nederland. Op EU-schaal is het areaal hennep ca. 20.000 ha, het areaal vlas is ca. 90.000 hectare. Het merendeel hiervan wordt geteeld in België en Frankrijk. Hoeveel er beschikbaar is voor energieopwekking in Nederland is niet bekend. Wereldwijd is in 1997 133.000 hectare hennep ingezaaid en uitgaande van een opbrengst aan korte vezels van 2 ton per hectare betekent dit: 0,3 Mton biomassa voor energie. Voor vlas geldt een wereldwijd areaal van 541.000 hectare, hetgeen neerkomt op 1,9 Mton bijproduct. Er wordt aangenomen dat transport naar Nederland nu te duur is.
4A Produktie
2000 2005 2010 2015 2020
4B. Alternatieve gebruiken
Nederland kton nat 5 ? ? ? ?
EU kton nat 358 ? ? ? ?
Wereld Mton nat 2 ? ? ? ?
bedding, grondbedekking, spaanplaatindustrie
4C. Beschikbaar voor Nederland volgens EWAB/GAVE studie Er wordt aangenomen dat momenteel alleen een gedeelte van de in Frankrijk geproduceerde hennep- en vlas vezels beschikbaar is voor energieopwekking in Nederland.
25
In scenario 1 leidt de vrije markt en het lage milieubewustzijn ertoe dat er geen vraag meer is naar natuurlijke vezels. Daarmee is er ook geen restproduct beschikbaar voor energieopwekking. Bovendien is de energieprijs te laag. In scenario 2 wordt hergebruik belangrijker geacht dan energietoepassing. Importeren naar Nederland is niet haalbaar. Alleen in scenario 3 is er een kleine hoeveelheid (50 kton) hennep- en vlas vezels beschikbaar voor energieopwekking in Nederland. Door het hoge milieubewustzijn en de sterke overheidsregulering is er een grote vraag naar natuurlijke vezels. Uit andere landen is het niet mogelijk stro te importeren door de beschermde markten voor voedsel en energie.
sc.1 2000 2005 2010 2015 2020
Nederland sc.2 sc.3 0 0 0 0 0 13 0 0 25 0 0 37 0 0 50
sc.1 ? ? ? ? ?
uit EU sc.2 ? ? ? ? ?
sc.3
sc.1 ? ? ? ? ?
uit wereld sc.2 sc.3 ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ?
4D. Prijsniveau bij de producent De prijs van het gewas zelf bedraagt ca. ƒ160,- per ton [2]. De prijs van de overgebleven vezels en de stengelkern is onbekend. Als grondstof voor de spaanplaatindustrie wordt geschat dat het (net als bij schoon resthout) ongeveer kostenneutraal kan worden verkregen. Gem 0 NLG/ton
Min
-50 NLG/ton
4E. Ruimtelijke beschikbaarheid 4G. Breekpunten in de beschikbaarheid
Max
50 NLG/ton
centraal, grootschalig geen
5. MILIEUASPECTEN VAN ONTTREKKING VAN HUIDIGE GEBRUIK 5A. Objectief Cascadering in spaanplaat en als bodembedekking is milieutechnisch aantrekkelijker dan rechtstreekse inzet voor energie 5B. Maatschappelijk oordeel
geaccepteerd
6. MOGELIJKE VOORBEHANDELINGSTECHNIEKEN Hennep- en vlasstengels worden in het productieproces op het land gedroogd en bij het scheven gebroken zodat de stengelkern eenvoudig verwijderd kan worden. Versnipperen of hakselen is dan veelal niet meer nodig. Ook het vochtgehalte is daarbij laag. Verpoederen en verdichten zijn wel te overwegen indien het moet worden vervoerd. Scheiden
nee
26
Drogen Hakselen Versnipperen Verpoederen Pelletiseren/briketteren
nee nee nee ja ja
Bijlage 12 Hooi van graszaden
27
Bijlage 12 Hooi van graszaden 1. ALGEMEEN ID.nr. 1a.
Naam
1b.
Herkomst
11 Hooi van graszaden bijproduct van de teelt van graszaden
2. CLASSIFICATIECODE 2. class. code 3. EIGENSCHAPPEN 3A vochtgehalte op natte basis 3B
299
gem 20%
Morfologie
min
% max % ref
aangenomen
hooi, gebaald in het veld
3C. Samenstelling op droge basis (wt% dry) Er zijn geen gegevens bekend over de samenstelling van het hooi van graszaden. Er is derhalve uitgegaan van gras. gem min max C 46,500 H 5,448 O 42,831 N 1,020 0,310 1,800 S % ds 0,102 0,046 0,190 Cl % ds 0,216 0,020 0,580 F % ds -. as gem wt% dry
4,968
Som zware metalen (BLA, mg/kg) Fe (mg/kg) Ca (mg/kg) Mg (mg/kg) K (mg/kg) Na (mg/kg) Si (mg/kg) Al (mg/kg) Ti (mg/kg) 3D. Verbrandingswaarde (MJ/kg ds) Stookwaarde (MJ/kg wet)
niet bekend 12,7
-
-
(berekend uit samenstelling)
28
3E. Parameters voor niet-thermische processen (%ds) cellulose hemicellulose lignine suiker eiwit vetten vezels 4. GEPRODUCEERDE EN BESCHIKBARE HOEVEELHEDEN Bij de produktie van graszaden komt veel hooi vrij. Met name door het concurrerend gebruik als veevoer is het momenteel nog niet beschikbaar voor energie. Ook voor import kan worden gesteld dat de relatief hoge transportkosten van het volumineuze materiaal belemmerend zijn. Alleen m.b.t. de Nederlandse produktie zijn produktiegegevens bekend.
4A Produktie Nederland kton nat 138 ? ? ? ?
2000 2005 2010 2015 2020
EU kton nat ? ? ? ? ?
4B. Alternatieve gebruiken
Wereld Mton nat ? ? ? ? ?
veevoer
4C. Beschikbaar voor Nederland volgens EWAB/GAVE studie Momenteel is er nog geen hooi van graszaden beschikbaar als veevoer. Voor 2020 geldt dat alleen in scenario 3 de energieprijzen hoog genoeg zijn om toepassing als energiedrager haalbaar te maken. Omdat dan de concurrentie met veevoeder afneemt door de krimpende veeteeltsector wordt verwacht dat er 100 kton beschikbaar kan zijn voor energieopwekking. Uit andere landen is het ook dan nog niet mogelijk hooi te importeren door de beschermde markten voor voedsel en energie.
2000 2005 2010 2015 2020
Nederland sc.1 sc.2 sc.3 0 0 0 0 0 25 0 0 50 0 0 75 0 0 100
sc.1 ? ? ? ? ?
uit EU sc.2 ? ? ? ? ?
sc.3 ? ? ? ? ?
uit wereld sc.1 sc.2 sc.3 ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ?
29
4D. Prijsniveau bij de producent De prijs van hooi varieert de laatste jaren tussen 115 en 170 NLG/ton. Aangenomen is een gemiddelde van 142 NLG/ton. Gem 142 NLG/ton
Min
115 NLG/ton
4E. Ruimtelijke beschikbaarheid
Max
170 NLG/ton
decentraal, kleinschalig
4G. Breekpunten in de beschikbaarheid
geen
5. MILIEUASPECTEN VAN ONTTREKKING VAN HUIDIGE GEBRUIK 5A. Objectief Inzet als veevoeder staat hoger op de Ladder van Lansink dan energieopwekking. 5B. Maatschappelijk oordeel
geaccepteerd
6. MOGELIJKE VOORBEHANDELINGSTECHNIEKEN Hooi dient te worden gebaald om de handling voor transport en opslag te vergemakkelijken. Versnipperen zoals bij houtige materialen is niet van toepassing aangezien het lange, taaie vezels betreft. Scheiden Drogen Hakselen Versnipperen Verpoederen Pelletiseren/briketteren
nee ja ja nee ja ja
Bijlage 13 Pluimveemest
30
Bijlage 13 Pluimveemest 1. ALGEMEEN ID.nr. 1a.
Naam
1b.
Herkomst
12 Pluimveemest mest van kippen, eenden, kalkoenen, ganzen
2. CLASSIFICATIECODE 2. class. code
310
3. EIGENSCHAPPEN 3A vochtgehalte op natte basis 3B
gem 45%
Morfologie
min 40% max 55%
ref 2
stapelbare mest, in bulk
3C. Samenstelling op droge basis (wt% dry) [7] gem C 39,0 H 5,0 O 29,0 N 4,0 S 0,5 Cl F as
min
max
3,9
6,2
-
-
22%
Som zware metalen (BLA, mg/kg) Fe (mg/kg) Ca (mg/kg) Mg (mg/kg) K (mg/kg) Na (mg/kg) Si (mg/kg) Al (mg/kg) Ti (mg/kg) 3D. Verbrandingswaarde (kJ/kg ds) Stookwaarde (kJ/kg wet)
560 68.640 6.480 31.100 2.400 6,6
3E. Parameters voor niet-thermische processen (%ds) cellulose hemicellulose -
(berekend)
31
lignine suiker eiwit vetten vezels
-
4. GEPRODUCEERDE EN BESCHIKBARE HOEVEELHEDEN De grootste biomassa bijproduktstroom in Nederland is mest (ruim 77 miljoen ton op natte basis). Slechts ca. 3% of 2,4 miljoen ton hiervan betreft pluimveemest. De mest wordt thans vrijwel in totaliteit afgezet als meststof. Gezien de huidige mest- en mineralenwetgeving kan deze hoeveelheid binnen Nederland worden afgezet; een heel klein gedeelte wordt geëxporteerd. Wel bestaan er binnen Nederland overschotgebieden. Het netto mestoverschot in Nederland bedraagt 16,4 miljoen ton. Daarvan is 1,5 miljoen ton relatief droge pluimveemest die eventueel kan worden verbrand. De overige 14,9 miljoen ton is natte mest van melkvee en slachtvee die zou kunnen worden vergist. Er zijn in Nederland een aantal (co)vergistingsprojecten in de opstartfase, maar tegelijkertijd zijn er nog veel vragen rondom de eindbestemming van het digestaat, waarin de fosfaten en nitraten nog steeds aanwezig zijn. Voor natte mest wordt aangenomen dat het nu niet beschikbaar is, maar dat het op korte termijn dat wel kan worden. Het nieuwe mestbeleid zoals dat momenteel binnen de Tweede Kamer besproken wordt, betekent een aanzienlijke aanscherping van de normen. Basis van de aanpak is de Europese nitraatrichtlijn, waarbij jaarlijks 170 kg N per hectare in de grond mag komen. Dat doel moet in 2003 worden bereikt. Daar mest een overschotprodukt is, zal de boer dienen te betalen voor de afzet van deze mest (mest heeft een negatieve economische waarde). De prijs voor pluimveemest in 2003 bij het nieuwe mestbeleid zou -ƒ23,- per ton bedragen (bron: LEI). Deze berekening is gebaseerd op de beleidsvariant waarbij veehouderijbedrijven die niet over voldoende mestafzetcontracten beschikken hun produktie in moeten krimpen. Mest komt op grote schaal vrij, maar is alleen beschikbaar wanneer er sprake is van een overschot, veroorzaakt door (milieu)wetgeving. Mondiaal bestaat niet in alle landen een dergelijke wetgeving. Op Europees niveau is dit wel het geval. De beschikbaarheid van mest in niet-overschotsgebieden wordt daarom lager ingeschat dan die in Nederland of Europa. Dunne mest heeft een laag droge stof gehalte, wat transport zeer duur maakt. Vaste mest zou om die reden meer van toepassing zijn voor gebruik van energieopwekking. Voor beide soorten mest geldt dat het transport naar Nederland geen reële optie is. Ook op EU-niveau is alternatieve inzet van mest (bijvoorbeeld voor energie) alleen voor overschotsgebieden interessant. In overschotsgebieden waar relatief dichtbij ‘tekortgebieden’ bestaan levert afzet weinig problemen op (Frankrijk, Spanje en Italië). Vaste mest zal daarbij eerder worden gebruikt, daar het transport hiervan relatief goedkoop is. Alleen indien het economisch interessant zou zijn zou mest toch voor energie kunnen worden afgezet. Kunstmest zal in dat geval als vervanging voor mest moeten dienen. Huidige initiatieven hebben vooral betrekking op het verbranden van vaste kippenmest. Het belangrijkste en meest vergevorderde initiatief betreft het initiatief van de Stichting Duurzame Energieproduktie Pluimveehouderij (Stichting DEP). De stichting werkt samen met PNEM/MEGA en EPZ. Stichting DEP heeft bij 630 pluimveehouders in Zuid Nederland 300.000 ton vaste pluimveemest gecontracteerd. De totale hoeveelheid van deze mestsoort in Nederland bedraagt circa 1 miljoen ton. Pluimveehouders zullen voor de afzet van deze mest ƒ25,- per ton aan Stichting DEP betalen. De verwachting is dat de hoeveel-
32
heid vaste kippenmest de komende jaren licht zal toenemen, vanwege de omschakeling naar andere productiesystemen.
4A Produktie Nederland kton nat 2461 ? ? ? ?
2000 2005 2010 2015 2020
EU kton nat 27.549 ? ? ? ?
4B. Alternatieve gebruiken
Wereld Mton nat 378 ? ? ? ?
meststof
4C. Beschikbaar voor Nederland volgens EWAB/GAVE studie Aangenomen is dat er momenteel 1,5 miljoen ton pluimveemest beschikbaar is in Nederland voor energieopwekking en dat import nog niet haalbaar is. In scenario 1 is de energieprijs te laag om energiewinning uit pluimveemest haalbaar te maken. In scenario 2 daalt de vleesproductie en worden hoge eisen gesteld aan het milieueffect van de mest; daardoor is volledige inzet als brandstof gewenst. In scenario 3 wordt verondersteld dat de veestapel aanzienlijk wordt ingekrompen, waarmee het mestoverschot verdwijnt. Import van mest voor energieopwekking zal volgens de EWAB/Gave studie niet haalbaar zijn.
2000 2005 2010 2015 2020
Nederland sc.1 sc.2 sc.3 1500 1500 1500 1125 1750 1125 750 2000 750 375 2250 375 0 2500 0
sc.1 ? ? ? ? ?
uit EU sc.2 ? ? ? ? ?
sc.3 ? ? ? ? ?
uit wereld sc.1 sc.2 sc.3 ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ?
4D. Prijsniveau bij de producent De prijs van pluimveemest bedraagt momenteel ca. -25 NLG/ton (zie hierboven). Aangenomen is dat de prijs kan variëren tussen 0 en -50 NLG/ton. Gem -25 NLG/ton 4E. Ruimtelijke beschikbaarheid 4G. Breekpunten in de beschikbaarheid
Min
-50 NLG/ton
Max
0 NLG/ton
decentraal, grootschalig geen
33
5. MILIEUASPECTEN VAN ONTTREKKING VAN HUIDIGE GEBRUIK 5A. Objectief Van de beschouwde stromen is alleen mest een stroom waarbij duidelijk sprake is van problemen uit oogpunt van duurzaamheid. Deze problemen hebben enerzijds te maken met de herkomst van de mest: de intensieve veehouderij. Een bedrijfstak die een substantieel aandeel heeft in het vrijkomen van met name verzurende emissies. Anderzijds hebben de problemen te maken met de bestemming van de mest: overbemesting. Over de inzet van mest voor energieopwekking is, afhankelijk van de herkomst, meer of minder discussie. 5B. Maatschappelijk oordeel
veel discussie
6. MOGELIJKE VOORBEHANDELINGSTECHNIEKEN Pluimveemest kan worden gedroogd om ook vergassing mogelijk te maken. De huidige initiatieven richten zich op verbranden. Pelleteren wordt ook als mogelijke voorbehandeling gezien. Scheiden Drogen Hakselen Versnipperen Verpoederen Pelletiseren/briketteren
nee ja ja nee nee ja
Bijlage 14 Rundermest, kalvermest en varkensmest
34
Bijlage 14 Rundermest, kalvermest en varkensmest 1. ALGEMEEN ID.nr. 1a.
Naam
1b.
Herkomst
13 Rundermest, kalvermest en varkensmest rundveebedrijven, varkenshouderijen
2. CLASSIFICATIECODE 2. class. code
320/330
3. EIGENSCHAPPEN Het vochtgehalte van dunne mest varieert van ca. 90% voor varkensmest en rundvee tot ca. 98% voor vleeskalveren [2]. Hier wordt een gemiddelde van 92% aangenomen. 3A
vochtgehalte op natte basis
3B
Morfologie
gem 92%
min 90 % max 98%
slurrie
3C. Samenstelling op droge basis (wt% dry) (genomen voor rundveemest uit [7]) gem min C 39,2 H 5,15 O 24,3 N 0,85 0,7 S 0,55 0,3 Cl F as
ref [7]
max
1,0 0,8
44%
Som zware metalen (BLA, mg/kg) Fe (mg/kg) Ca (mg/kg) Mg (mg/kg) K (mg/kg) Na (mg/kg) Si (mg/kg) Al (mg/kg) Ti (mg/kg) 3D. Verbrandingswaarde (MJ/kg ds) Stookwaarde (MJ/kg wet)
-
-
-
16,24 -1,0
15,12 (berekend)
17,36
35
3E. Parameters voor niet-thermische processen (%ds) cellulose hemicellulose lignine suiker eiwit vetten vezels 4. GEPRODUCEERDE EN BESCHIKBARE HOEVEELHEDEN De grootste biomassa bijproduktstroom in Nederland is mest (ruim 77 miljoen ton op natte basis). Hiervan is ca. 58 miljoen ton rundermest en 16 miljoen ton varkensmest (in droge stof hoeveelheden 6.016 kton resp 1.616 kton [8]). Er bestaan binnen Nederland overschotgebieden voor mest; het netto mestoverschot in Nederland bedraagt 16,4 miljoen ton. Daarvan is 14,9 miljoen ton relatief natte mest van melkvee en slachtvee die zou kunnen worden vergist. Er zijn in Nederland een aantal (co)vergistingsprojecten in de opstartfase, maar tegelijkertijd zijn er nog veel vragen rondom de eindbestemming van het digestaat, waarin de fosfaten en nitraten nog steeds aanwezig zijn. Voor natte mest wordt aangenomen dat het nu niet beschikbaar is, maar dat het op korte termijn dat wel kan worden. Het nieuwe mestbeleid zoals dat momenteel binnen de Tweede Kamer besproken wordt, betekent een aanzienlijke aanscherping van de normen. Basis van de aanpak is de Europese nitraatrichtlijn, waarbij jaarlijks 170 kg N per hectare in de grond mag komen. Dat doel moet in 2003 worden bereikt. Daar mest een overschotprodukt is, zal de boer dienen te betalen voor de afzet van deze mest (mest heeft een negatieve economische waarde). De prijs voor vleesvarkensmest in 2003 bij het nieuwe mestbeleid zou -ƒ27,per ton bedragen (bron: LEI). Deze berekening is gebaseerd op de beleidsvariant waarbij veehouderijbedrijven die niet over voldoende mestafzetcontracten beschikken hun produktie in moeten krimpen. Mest komt op grote schaal vrij, maar is alleen beschikbaar wanneer er sprake is van een overschot, veroorzaakt door (milieu)wetgeving. Mondiaal bestaat niet in alle landen een dergelijke wetgeving. Op Europees niveau is dit wel het geval. De beschikbaarheid van mest in niet-overschotsgebieden wordt daarom lager ingeschat dan die in Nederland of Europa. Dunne mest heeft een laag droge stof gehalte, wat transport zeer duur maakt. Vaste mest zou om die reden meer van toepassing zijn voor gebruik van energieopwekking. Voor beide soorten mest geldt dat het transport naar Nederland geen reële optie is. Huidige initiatieven hebben vooral betrekking op het verbranden van vaste kippenmest. Begin jaren 80 waren er in Nederland diverse (kleinschalige) projecten voor de opwekking van biogas uit vloeibare mest. Veel van deze projecten zijn gestaakt. Technische problemen vormden het belangrijkste knelpunt. Zo was het proces zeer sterk afhankelijk van de kwaliteit van de mest en vormden onder andere restanten van antibiotica een groot probleem. Hoewel er momenteel verschillende projecten in ontwikkeling of aanbouw zijn voor de verwerking van mest, zijn er momenteel slechts enkele vergistingsinstallaties in bedrijf met een totale doorzet van ca 1-2 kton.
36
Ook op EU-niveau is alternatieve inzet van mest (bijvoorbeeld voor energie) alleen voor overschotsgebieden interessant. In overschotsgebieden waar relatief dichtbij ‘tekortgebieden’ bestaan levert afzet weinig problemen op (Frankrijk, Spanje en Italië). Vaste mest zal daarbij eerder worden gebruikt, daar het transport hiervan relatief goedkoop is. Alleen indien het economisch interessant zou zijn zou mest toch voor energie kunnen worden afgezet. Kunstmest zal in dat geval als vervanging voor mest moeten dienen. 4A Produktie Nederland kton nat 74.000 ? ? ? ?
2000 2005 2010 2015 2020
EU kton nat 1.370.000 ? ? ? ?
4B. Alternatieve gebruiken
Wereld Mton nat 21.800 ? ? ? ? meststof
4C. Beschikbaar voor Nederland volgens EWAB/GAVE studie Aangenomen is dat er momenteel 14,9 miljoen ton natte mest van varkens en runderen beschikbaar is energieopwekking in Nederland. In scenario 1 is de energieprijs te laag om energiewinning via mestvergisting haalbaar te maken. In scenario 2 en 3 daalt de vleesproductie dusdanig dat het mestoverschot verdwijnt. In alle drie aangenomen scenario’s is er in 2020 dus geen plaats voor energieopwekking uit natte mest. Import van mest voor energieopwekking zal niet haalbaar zijn.
2000 2005 2010 2015 2020
Nederland sc.1 sc.2 sc.3 15.000 15.000 15.000 11.250 11.250 11.250 7.500 7.500 7.500 3.750 3.750 3.750 0 0 0
sc.1 ? ? ? ? ?
uit EU sc.2 ? ? ? ? ?
sc.3
sc.1 ? ? ? ? ?
uit wereld sc.2 sc.3 ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ?
4D. Prijsniveau bij de producent De prijs van natte mest bedraagt ca. -27 NLG/ton (zie hierboven). Aangenomen is dat de prijs kan variëren tussen -50 en 0 NLG/ton. Gem -27 NLG/ton 4E. Ruimtelijke beschikbaarheid
Min
-50 NLG/ton
Max
0 NLG/ton
decentraal, grootschalig
37
4G. Breekpunten in de beschikbaarheid Omdat de beschikbare mest in principe gelijk is aan het mestoverschot, heeft zowel elk politiek besluit over bemesting en de veehouderij, alsook de vraag naar vlees en zuivelproducten direct grote gevolgen voor de beschikbaarheid van mest voor energieopwekking. In 2003 kan de nieuwe Europese richtlijn voor nitraat van kracht worden, waarbij jaarlijks 170 kg N per hectare in de grond mag komen. Dit kan grote gevolgen hebben voor de beschikbaarheid van mest voor energie. Momenteel wordt vergiste mest door het ministerie van LNV als behandelde mest beschouwd en moet dan voldoen aan het BOOM-besluit i.p.v. het minder strenge Meststoffenbesluit. Daardoor wordt anaërobe vergisting van mest tegengewerkt. Indien het mogelijk wordt ook vergiste mest uit te rijden onder het meststoffenbesluit, kan dit op veel grotere schaal worden gerealiseerd. Vergiste mest wordt beter opgenomen door het gewas omdat een gedeelte van het organisch gebonden nitraat vrijkomt als anorganische stof.
5. MILIEUASPECTEN VAN ONTTREKKING VAN HUIDIGE GEBRUIK 5A. Objectief Van de beschouwde stromen is alleen mest een stroom waarbij duidelijk sprake is van problemen uit oogpunt van duurzaamheid. Deze problemen hebben enerzijds te maken met de herkomst van de mest: de intensieve veehouderij. Een bedrijfstak die een substantieel aandeel heeft in het vrijkomen van met name verzurende emissies. Anderzijds hebben de problemen te maken met de bestemming van de mest: overbemesting. Over de inzet van mest voor energieopwekking is, afhankelijk van de herkomst, meer of minder discussie. Anaërobe vergisting kan bijdragen aan een oplossing van het mineralenoverschot. 5B. Maatschappelijk oordeel
veel discussie
6. MOGELIJKE VOORBEHANDELINGSTECHNIEKEN Het thermisch drogen van natte mest voor thermische verwerkingsroutes lijkt op voorhand ongeschikt, maar mechanische ontwatering biedt mogelijk een oplossing. Meer geschikte technologieën zijn HTU en anaërobe vergisting. Scheiden Drogen Hakselen Versnipperen Verpoederen Pelletiseren/briketteren
ja ja (mechanisch ontwateren) nee nee nee nee
Bijlage 15 Rioolwaterzuiveringsslib
38
Bijlage 15 Rioolwaterzuiveringsslib 1. ALGEMEEN ID.nr. 1a.
Naam
1b.
Herkomst
14 Rioolwaterzuiveringsslib Communale rioolwaterzuiveringsinstallaties
2. CLASSIFICATIECODE 2. class. code
410
3. EIGENSCHAPPEN Het vochtgehalte van RWZI-slib is ca. 75%. Dit hangt echter af van de mate van mechanische ontwatering. Een problematische component is kwik. 3A
vochtgehalte op natte basis
3B
Morfologie
gem
min
max
ref [2] slib
3C. Samenstelling op droge basis (wt% dry) gem C 32,4 H 4,5 O 21,1 N 4,0 S 1,3 Cl 0,15 F 0,02 as
min
max
1,7 0,1 0,03 0,01
6,2 2,9 0,78 0,03
37%
Som zware metalen (BLA, mg/kg) Fe (mg/kg) Ca (mg/kg) Mg (mg/kg) K (mg/kg) Na (mg/kg) Si (mg/kg) Al (mg/kg) Ti (mg/kg) 3D. Verbrandingswaarde (MJ/kg ds) Stookwaarde (MJ/kg wet)
1330 50.800 39.000 3.700 1.675 895 32.600 20.300 420
(met name kwik)
13,74 1,5
7,2 (berekend)
18,2
39
3E. Parameters voor niet-thermische processen (%ds) cellulose hemicellulose lignine suiker eiwit vetten vezels 4. GEPRODUCEERDE EN BESCHIKBARE HOEVEELHEDEN De in 1996 vrijkomende hoeveelheid RWZI-slib bedroeg 350 kton droge stof [9]. De hoeveelheid RWZIslib zal in de periode tot 2005 toenemen tot maximaal 372 kton d.s. en daarna gestaag groeien met 0,5% per jaar. De in deze studie aangehouden chemische samenstelling van het slib is ontleend aan [10]. 4A Produktie
2000 2005 2010 2015 2020
Nederland kton nat 1.400 1.488 1.526 1.546 1.604
EU kton nat 1.370.000 ? ? ? ?
Wereld Mton nat 21.800 ? ? ? ?
4B. Alternatieve gebruiken
verbranden, composteren, bijstoken, Vartech, storten
4C. Beschikbaar voor Nederland volgens EWAB/GAVE studie De produktie van RWZI-slib in Nederland is vrijwel constant en bedraagt ca. 1400 kton (met een vochtgehalte van 75%). De verwerking daarvan ligt meestal vast via langlopende contracten. Circa 45% of 630 kton wordt nu verbrand of eerst gecomposteerd en daarna verbrand is in principe beschikbaar voor energieopwekking. Door het hoge vochtgehalte echter is de netto te verwachten energieopbrengst minimaal, als men rekening houdt met de voor de waterverdamping benodigde energie Belangrijkste actoren rond de verwijdering van slib zijn overheid, waterschappen en eindverwerkers. De overheid streeft naar een milieukundig optimale eindverwerking van het slib en stelt daartoe doelvoorschriften op. RWZI-slib mag conform het Stortverbod niet meer onbehandeld worden gestort. Voor verbranding van RWZI-slib zijn richtlijnen voor emissies naar lucht van kracht, die vergelijkbaar zijn met de in BLA neergelegde richtlijnen. De waterschappen willen vooral een gegarandeerde afzet van het RWZI-slib. Om die reden worden door de waterschappen langlopende contracten met een duur van gemiddeld 10 jaar met verwijderingsbedrijven afgesloten. Een aantal verwijderingsinstallaties is in bezit van waterschappen.
40
In scenario 1 leidt de lage energieprijs tot het storten van RWZI-slib in het buitenland, de andere helft is in Nederland beschikbaar voor energieopwekking. In scenario 2 en 3 leidt de hogere energieprijs en het streven naar CO2 reductie ertoe dat RWZIslib volledig wordt ingezet als energiedrager (waarschijnlijk via vergassing), waarbij verontreinigingen worden afgevangen. De slibproduktie op EU- en mondiaal niveau is onbekend. Het is in ieder geval prijstechnisch niet aantrekkelijk dit naar Nederland te halen en de import dan ook is nul verondersteld.
2000 2005 2010 2015 2020
Nederland sc.1 sc.2 630 630 673 873 716 1117 759 1360 802 1604
sc.3 630 873 1117 1360 1604
sc.1 ? ? ? ? ?
uit EU sc.2 ? ? ? ? ?
sc.3
sc.1 ? ? ? ? ?
uit wereld sc.2 sc.3 ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ?
4D. Prijsniveau bij de producent Composteren van RWZI-slib kost circa 100 NLG/ton (25% droge stof). Thermisch drogen kost circa 120 NLG/ton RWZI-slib (25% droge stof). Voor bijstoken in een poederkoolcentrale wordt volgens [11] een poortprijs gerekend, die vlak onder het storttarief voor slib ligt (120 NLG/ton). Gem -110 NLG/ton 4E. Ruimtelijke beschikbaarheid
Min
-120 NLG/ton
Max -100 NLG/ton decentraal, grootschalig
4G. Breekpunten in de beschikbaarheid Verwijdering van RWZI-slib is voor de komende 10 jaar vastgelegd middels langlopende contracten. De contracten zijn recentelijk gesloten vanwege het van kracht worden van het stortverbod op onbehandeld slib in 1997. Ongeveer de helft van het slib (55%) wordt verbrand in wervelbedovens of behandeld in de Vartech-installatie. Het overige slib wordt gecomposteerd of thermisch gedroogd. De afzet van compost en droog slib ligt nog niet vast. Er wordt door slibverwerkers en energieproducenten gestreefd naar inzet in poederkoolcentrales. Dit streven stuit echter op publieke weerstand. De weerstand heeft er toe geleid dat één initiatief voor het bijstoken van behandeld RWZI-slib in een poederkoolcentrale inmiddels is afgebroken. Een ander beoogd afzetkanaal voor gedroogd slib is inzet in de cementindustrie. 5. MILIEUASPECTEN VAN ONTTREKKING VAN HUIDIGE GEBRUIK 5A. Objectief Aandachtspunten zijn Hg en Cd. AVI's en speciale installaties hebben 2-10 maal lagere HGemissie dan kolencentrales. Met de VROM richtlijn mag alleen in e-centrales worden bijgestookt wanneer een doekfilter met actieve kool wordt geplaatst. 5B. Maatschappelijk oordeel
veel discussie
41
6. MOGELIJKE VOORBEHANDELINGSTECHNIEKEN Het thermisch drogen van RWZI-slib lijkt op voorhand ongeschikt; mechanische ontwatering biedt betere perspectieven. Scheiden Drogen Hakselen Versnipperen Verpoederen Pelletiseren/briketteren
nee ja (mechanisch ontwateren) nee nee nee nee
Bijlage 16 Swill
42
Bijlage 16 Swill 1. ALGEMEEN ID.nr. 1a.
Naam
1b.
Herkomst
15 Swill Etensresten en keukenafval van (personeels)restaurants en instellingen
2. CLASSIFICATIECODE 2. class. code
799
3. EIGENSCHAPPEN Swill bestaat uit (soms gekookt) keukenafval en etensresten, inclusief frituurvetten. Slib, vet en slachtafvallen worden niet tot swill gerekend. Huishoudelijke etensresten worden niet tot swill gerekend.
3A
vochtgehalte op natte basis
3B
Morfologie
gem 75%
min 70%
max 80%
ref [11] slib
3C. Samenstelling op droge basis (wt% dry) Er zijn geen gegevens bekend over de samenstelling van swill. Voor de bepaling van de stookwaarde is uitgegaan van dezelfde samenstelling op droge basis als GFT. gem min max C H O N S Cl F as
-
Som zware metalen (BLA, mg/kg) Fe (mg/kg) Ca (mg/kg) Mg (mg/kg) K (mg/kg) Na (mg/kg) Si (mg/kg) Al (mg/kg) Ti (mg/kg)
-
43
3D. Verbrandingswaarde (MJ/kg ds) Stookwaarde (MJ/kg wet)
3,4
(geschat op basis van aangenomen samenstelling)
3E. Parameters voor niet-thermische processen (%ds) cellulose hemicellulose lignine suiker eiwit vetten vezels 4. GEPRODUCEERDE EN BESCHIKBARE HOEVEELHEDEN De produktie van swill is 216 kton per jaar, uit een marktinventarisatie bleek echter dat ongeveer 146 kton swill (67%) gescheiden ingezameld zou kunnen worden. Momenteel wordt het echter nog maar voor een klein deel (geschat wordt 10% of 21,6 kton) gescheiden ingezameld van het andere bedrijfsafval. Door onvoldoende verwerkingscapaciteit wordt de overige 90% momenteel met het restafval afgevoerd. Van de produktie is 130 kton frituurvetten en oliën [12]. Tot 1986 werd het na eenvoudige bewerking (malen en koken) gevoerd aan varkens en pluimvee; dit werd na de pestepidemie van 1986 verboden. Vanwege het BSE-risico is het voederen van swill aan runderen na 1998 verboden gesteld. Verwerking tot visvoer en huisdiervoer is van vleeshoudende swill is wel toegestaan, thans wordt de volledige hoeveelheid ingezamelde swill hiertoe gebruikt. Aangenomen wordt dat de produktie van swill constant blijft. 4A Produktie
2000 2005 2010 2015 2020
4B. Alternatieve gebruiken
Nederland kton nat 216 216 216
EU kton nat ? ? ? ? ?
Wereld Mton nat ? ? ? ? ?
vis- en huisdiervoeder, composteren
4C. Beschikbaar voor Nederland volgens EWAB/GAVE studie Swill staat niet expliciet vermeld in de EWAB/GAVE studie. Momenteel wordt 22 kton gescheiden ingezameld voor vis- en huisdiervoerproduktie, dit zou momenteel kunnen toenemen naar 146 kton. Het is nu niet beschikbaar voor energie maar kan dit eventueel wel worden (bijv. via anaërobe vergisting of HTU).
44
In scenario 1 zijn de energieprijzen te laag en is inzet als energiedrager onrendabel. In zowel scenario 2 als 3 wordt verwacht dat gescheiden inzameling voor energieopwekking meer rendabel is dan de inzet als vis- en huisdiervoeder. Er wordt dan 146 kton ingezameld.
sc.1 2000 2005 2010 2015 2020
Nederland sc.2 sc.3 0 0 0 0 37 37 0 73 73 0 110 110 0 146 146
sc.1 ? ? ? ? ?
uit EU sc.2 ? ? ? ? ?
sc.3
sc.1 ? ? ? ? ?
uit wereld sc.2 sc.3 ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ?
4D. Prijsniveau bij de producent Momenteel wordt swill net als GFT grotendeels gecomposteerd. De kosten die daarmee gepaard gaan variëren tussen -90 en -50 NLG/ton. Aangenomen wordt hier derhalve, -70 NLG/ton Gem -70 NLG/ton
Min
-90 NLG/ton
4E. Ruimtelijke beschikbaarheid
Max
-50 NLG/ton
decentraal, kleinschalig
4G. Breekpunten in de beschikbaarheid Swill kan op drie manieren worden ingezameld: 1. als apart ingezamelde stroom 2. als onderdeel van het gescheiden ingezamelde GFT-afval 3. als onderdeel van een totale reststroom De haalbaarheid van de inzet van swill als aparte energiedrager via HTU of anaërobe vergisting is hoofdzakelijk afhankelijk van de wetgeving omtrent de inzet in diervoeders. Momenteel mag het alleen nog worden ingezet voor vis- en huisdiervoeder. 5. MILIEUASPECTEN VAN ONTTREKKING VAN HUIDIGE GEBRUIK 5A. Objectief
5B. Maatschappelijk oordeel
geaccepteerd
6. MOGELIJKE VOORBEHANDELINGSTECHNIEKEN Het materiaal is erg nat wanneer het vrijkomt (ca. 70-80% vocht). Voor een thermische verwerkingsroute zal het moeten worden gedroogd. Voor vergisting of HTU is dit niet nodig. Scheiden in verschillende fracties is waarschijnlijk niet mogelijk. Scheiden Drogen Hakselen
nee ja (mechanisch ontwateren) ja
45
Versnipperen Verpoederen Pelletiseren/briketteren
ja nee nee
Bijlage 17 Voedings- en genotmiddelenindustrie
46
Bijlage 17 Voedings- en genotmiddelenindustrie 1. ALGEMEEN ID.nr. 1a.
Naam
1b.
Herkomst
16, 16a en 16b Voedings - en genotmiddelenindustrie Verschillende reststromen van de voedings- en genotmiddelenindustrie
2. CLASSIFICATIECODE 2. class. code
500
3. EIGENSCHAPPEN Veruit de grootste biomassa-afvalstroom in Nederland (bijna 10 miljoen ton) wordt geproduceerd door de voedings- en genotmiddelenindustrie (VGI). De bestemmingen hiervan zijn hoofdzakelijk veevoer (77%), vulgrond (15%) en meststof (3%). Energieopwekking vindt nog niet plaats. 3A
vochtgehalte op natte basis
3B
Morfologie
gem 75%
-
Som zware metalen (BLA, mg/kg) Fe (mg/kg) Ca (mg/kg) Mg (mg/kg) K (mg/kg) Na (mg/kg) Si (mg/kg) Al (mg/kg) Ti (mg/kg)
max 95%
ref [1]
natte stromen, stortvast
3C. Samenstelling op droge basis (wt% dry) gem C H O N S Cl F as
min 15%
-
min
max
47
3D. Verbrandingswaarde (MJ/kg ds) Stookwaarde (MJ/kg wet)
19,6 2,7
(gemeten) (berekend)
3E. Parameters voor niet-thermische processen (%ds) cellulose hemicellulose lignine suiker eiwit vetten vezels 4. GEPRODUCEERDE EN BESCHIKBARE HOEVEELHEDEN Het gaat om de volgende stromen [12]. Sector Slachterijen en vleeswarenindustrie
vee-
vul-
mest-
voer
grond
stof
1.316 262
Visbewerkingsinrichtingen
138
Meelfabrieken, gort- en rijstpellerijen
417
Suikerindustrie
943
1.235
3.273
13
132
5
Groente- en fruitverwerkende industrie Brood- en banket industrie
compost
43
Zuivel- en melkproductenindustrie
Margarine-, olie- en vettenindustrie
drainage
6
storten/
totaal
verbranden
kton
9
1.368
24
286
23
167 417
255
2.432 3.286
27
164
15
15
Cacao, chocolade en suikerverwerkende industrie
48
48
Zetmeel- en zetmeelderivatenindustrie
480
200
22
702
Overige voedingsmiddelenindustrie
217
24
13
254
Alcoholfabrieken en distilleerderijen Bierbrouwerijen en mouterijen
7
161
13
189
211
2
1
215
Frisdrankenindustrie Tabakverwerkende industrie Totaal
7.417
1.476
254
6
7
7
2,4
21
23
2,4
407
9.564
Op basis van voedingspatronen op Europees en mondiaal niveau is een schatting gemaakt van geproduceerde en beschikbare reststromen op deze schaalniveaus. Op Europees niveau wordt naar schatting 386 miljoen ton aan biomassa-afvalstromen geproduceerd in de VGI-sector. De uit deze analyse volgende totale stroom reststoffen in de VGI op mondiaal niveau is 2.400 Mton. Er wordt aangenomen dat de groei in produktie van reststromen in de toekomst door bevolkingsgroei zal worden opgeheven door procesverbeteringen.
48
4A Produktie
2000 2005 2010 2015 2020
Nederland kton nat 9.564 ? 9.564 ? 9.564
EU kton nat 386.000 ? ? ? ?
Wereld Mton nat 2.390 ? ? ? ?
4B. Alternatieve gebruiken veevoer, vulgrond, meststof, drainage, compost, storten/ verbranden 4C. Beschikbaar voor Nederland volgens EWAB/GAVE studie De reststromen welke thans richting veevoeder gaan zijn tevens het meest interessant zijn voor energieopwekking. Het prijsniveau voor dergelijke reststromen varieert tussen ca. ƒ10,-/ton voor vis- en diermeel tot ƒ300,-/ton voor tarwegries, bietenpulp en raapzaadschroot, zie onderstaande tabel [13]. Grondstof Lijnschroot en -schilfers Bietenpulp Tarwegries Raapzaadschroot en -schilfers Melasse Vismeel Diermeel Verenmeel
Min (NLG/ton) 396 274 214 224 146 11 9 6
Max (NLG/ton) 563 367 384 319 229 16 14 9
Gemiddeld (NLG/ton) 476 310 300 270 175 14 11 7
Kijkende naar de beschikbaarheid voor energieopwekking is dus met name het dierlijk afval interessant vanwege de prijs. Dit is thans een hoeveelheid van 1.454 kton. De hier niet genoemde reststroom van slachterijen, bestaande uit putvetten en ongeboren mest heeft een waarde van ca. -80 NLG/ton [14]. Slechts 361 kton afval, dat momenteel wordt gestort of verbrand, is direct beschikbaar. Hiervan bestaat echter 255 kton uit tarra-kleigrond uit de suikerindustrie een stroom zonder enige energiewaarde, 104 kton is wel brandbaar. Totaal is er 1.534 kton direct beschikbaar. Uit de analyse volgt dat het grootste deel van de in Europa geproduceerde VGI-reststromen (ca. 290 Mton van de 386 Mton) bestaat uit organisch afval met hoge voedingswaarde, dat in hoge mate reeds wordt toegepast als veevoeder. Een hoeveelheid van 56 Mton komt momenteel vrij bij slachterijen en visverwerking; deze stroom is goedkoop en lokaal beschikbaar. Het imago van deze stromen als brandstof is mogelijk niet aantrekkelijk. Een gedeelte van deze stromen uit Nederland wordt nu al geëxporteerd naar Denemarken t.b.v. co-vergisting [15]. Verder ontstaat er ca. 56 Mton aan organisch afval met relatief veel grond, dat met name geschikt is als vulgrond. Ca. 20 miljoen ton komt vrij als vinasse en cacaodoppen en is bruikbaar als meststof. Slechts 14 miljoen ton wordt gestort of verbrand en is nu direct beschikbaar, maar dit is met name tarragrond uit de suikerindustrie. Totaal is er dus ca. 70 Mton beschikbaar binnen de VGI in Europa. De kosten van
49
inzameling en transport maken dat het op dit moment niet aantrekkelijk is deze biomassaafvalstromen naar Nederland te transporteren. Van de mondiale produktie van biomassa-afvalstromen in de VGI bestaat ca. 82% uit organisch afval met hoge calorische waarde dat ingezet kan worden als veevoer. Een groot deel daarvan echter wordt momenteel gestort of inefficiënt verbrand. Rijstkaf en bagasse alleen al zijn samen ca. 500 miljoen ton, waarvan ongeveer de helft nog wordt weggewerkt door inefficiënte verbranding of door storten. Deze brandstoffen hebben nu nog nauwelijks waarde en zijn eventueel beschikbaar voor energieopwekking, maar het is te verwachten dat lokale energieproduktie ook steeds meer met deze biomassa zal plaatsvinden. De overige soorten afval zijn organisch afval met veel grond (ca. 12%), meststoffen als vinasse etc. (ca. 3%) en ander afval (ca. 3%). Op mondiaal niveau wordt ca. 238 miljoen ton aan slachtafval geproduceerd, wat een lage prijs heeft en eventueel beschikbaar is voor energieopwekking. Ook wordt er nog een grote hoeveelheid gestort of inefficiënt verbrand. Ook hier wordt aangenomen dat het ‘slepen’ met deze stromen momenteel nog niet haalbaar is. Voor 2020 kan voor de voedings- en genotmiddelenindustrie worden verwacht dat enerzijds de produktie zal toenemen t.g.v. de bevolkingsgroei, terwijl anderzijds de produktie van reststoffen zal afnemen onder invloed van procesverbeteringen. Netto kan worden aangenomen dat de produktie constant blijft. In scenario 1 zijn de energieprijzen te laag en is inzet van de meeste VGI-stromen als energiedrager onrendabel. Er wordt verwacht dat dan 600 kton aan restafval van slachterijen en visverwerkende industrieën kan worden ingezet. In scenario 2 wordt verwacht dat de VGI-reststromen door toenemende cascadering minder voedingswaarde zullen bevatten waardoor de inzet voor energietoepassingen aantrekkelijker wordt. Daarmee zou 1500 kton beschikbaar zijn, waarvan 1300 kton uit slachterijen. In scenario 3 leidt de lagere voedingswaarde en de hogere energieprijs tot een beschikbaarheid van 3500 kton. Het merendeel hiervan (2200 kton) is restafval wat tot nu toe als veevoer wordt ingezet. Voor alle scenario’s wordt aangenomen dat er geen import of export van reststoffen uit de VGI zal plaatsvinden.
2000 2005 2010 2015 2020
Nederland sc.1 sc.2 1.534 1.534 1.301 1.526 1.067 1.517 834 1.509 600 1.500
sc.3 1.534 2.026 2.517 3.009 3.500
sc.1 ? ? ? ? ?
uit EU sc.2 ? ? ? ? ?
sc.3 ? ? ? ? ?
uit wereld sc.1 sc.2 sc.3 ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ?
4D. Prijsniveau bij de producent Momenteel wordt het restafval grotendeels als veevoer ingezet. Zoals hierboven beschreven variëren de prijzen tussen -80 en +476 NLG/ton. Voor de biomassa welke momenteel beschikbaar is (ongeboren mest, putvet, diermeel, vismeel, veermeel etc.) geldt een gemiddelde prijs van ca. 10 NLG/ton.
50
Gem 10 NLG/ton
Min
-100 NLG/ton
4E. Ruimtelijke beschikbaarheid
Max +476 NLG/ton decentraal, grootschalig
4G. Breekpunten in de beschikbaarheid
5. MILIEUASPECTEN VAN ONTTREKKING VAN HUIDIGE GEBRUIK 5A. Objectief Voor reststromen uit de voedings- en genotmiddelenindustrie wordt compostering als een meer hoogwaardige toepassing gezien. Initiatieven worden hierdoor vooralsnog niet belemmerd. Bij de handling van slachtafval moet worden gelet op de hygiëne t.a.v. de eliminatie van gevaarlijke bacteriën. Slachtafval bevat relatief veel Cu en Zn. Ongeboren mest en putvet zijn ongeschikt als toepassing in veevoer. De toepassing van vis- en diermeel in diervoeder staat steeds meer ter discussie, waarmee de beschikbaarheid voor energie toeneemt. 5B. Maatschappelijk oordeel
Discussie
6. MOGELIJKE VOORBEHANDELINGSTECHNIEKEN Veel reststromen uit de voedings- en genotmiddelenindustrie zijn erg nat bij de produktie (typisch ca. 7080% vocht). Voor een thermische verwerkingsroute zal het moeten worden gedroogd. Voor vergisting of HTU is dit niet nodig. Scheiden in verschillende fracties is in de meeste gevallen waarschijnlijk niet mogelijk. Scheiden Drogen Hakselen Versnipperen Verpoederen Pelletiseren/briketteren
nee ja (mechanisch ontwateren) ja ja nee nee
Bijlage 18 Groente, fruit en tuinafval
51
Bijlage 18 Groente, fruit en tuinafval 1. ALGEMEEN ID.nr. 1a.
Naam
1b.
Herkomst
17 Groente, fruit en tuinafval Gescheiden ingezameld GFT van huishoudens en bedrijven
2. CLASSIFICATIECODE 2. class. code
723
3. EIGENSCHAPPEN
3A
vochtgehalte op natte basis
3B
Morfologie
gem 52%
min 50%
max 70 %
ref [1]
natte stromen, stortvast
3C. Samenstelling op droge basis (wt% dry) [16] gem C 38,07 H 5,14 O 28,53 N 3,80 S 0,28 Cl 0,76 F as
min
max
0,69 0,04
1,78 0,41
13,526 (berekend)
18,043
20
Som zware metalen (BLA, mg/kg) Fe (mg/kg) Ca (mg/kg) Mg (mg/kg) K (mg/kg) Na (mg/kg) Si (mg/kg) Al (mg/kg) Ti (mg/kg)
518 4.800 26.000 2.600 7.900 2.900 210.000 5.600 290
3D. Verbrandingswaarde (MJ/kg ds) 16,259 Stookwaarde (MJ/kg wet) 3,4
52
3E. Parameters voor niet-thermische processen (%ds) cellulose hemicellulose lignine suiker eiwit vetten vezels 4. GEPRODUCEERDE EN BESCHIKBARE HOEVEELHEDEN GFT wordt nu gescheiden ingezameld bij verschillende sectoren. Het gaat om de volgende hoeveelheden in kton, [Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.]: vochtgehalte Oorsprong Huishoudens Grof huish. afval Industr. Afval KWD afval Totaal
50% 70% 55% 55% 52%
asgehalte 20% 20% 20% 20% 20%
Nu
2010
2020
vrijkomend Ingezameld vrijkomend Ingezameld vrijkomend Ingezameld 2520 1443 2873 1867 3125 1094 113 45 190 114 235 165 20 14 13 13 14 14 693 67 826 289 925 601 3346 1569 3902 2283 4399 1874
Het AOO vermeldt dat momenteel 1445 kton GFT gescheiden wordt ingezameld via huishoudens, daarnaast zou momenteel ca 14 kton aan GFT uit de KWD sector worden gecomposteerd [17].
4A Produktie
2000 2005 2010 2015 2020
Nederland kton nat 1569 ? 2283 ? 1874
EU kton nat ? ? ? ? ?
4B. Alternatieve gebruiken
Wereld Mton nat ? ? ? ? ? compost
4C. Beschikbaar voor Nederland volgens EWAB/GAVE studie Het composteren van GFT geschiedt middels langlopende contracten. De doelstellingen voor gescheiden inzameling en herverwerking van GFT uit huishoudens zijn vastgelegd middels het Programma Gescheiden Inzameling van Huishoudelijk Afval. Overheden en bedrijfsleven hebben zich aan deze doelstellingen geconformeerd en afname van apart ingezameld materiaal is door het bedrijfsleven gegarandeerd middels contracten voor een periode van 10 jaar. Slechts een klein gedeelte (ca 100 kton) wordt reeds anaëroob vergist in installaties in Lelystad (Biocel) en Tilburg
53
(SMB). Het gescheiden ingezamelde GFT is momenteel dan ook vrijwel niet beschikbaar voor energieopwekking, maar kan in de komende tien jaar geleidelijk wel vrijkomen. Het overige GFT (3.346-1.569=1.777 kton) wordt momenteel via de restfracties hoofdzakelijk in AVI’s verbrand. Uit de in de EWAB/GAVE studie weergegeven verwachtingen blijkt dat de som van de GFTfracties in verschillende afvalstromen in een door AOO geschetste ontwikkeling zal toenemen van 3.346 kton nu naar 4.399 kton in 2020, waarvan 1.874 kton gescheiden zou worden ingezameld (zie hierboven). In de EWAB-GAVE studie worden de volgende aannames gemaakt voor de beschikbaarheid van GFT voor energieopwekking t.o.v. compostering: De verwerking van GFT is vastgelegd middels langlopende contracten tussen provincies en composteerders. Derhalve is aangenomen dat er nu (op de 100 kton na welke nu reeds wordt vergist) geen GFT direct ingezet kan worden voor alternatieve verwerking, zoals energieopwekking. In scenario 1 zijn de energieprijzen te laag en is inzet van GFT als energiedrager onrendabel. In scenario 1 leidt het lage milieubewustzijn ertoe dat er maar 500 kton GFT gescheiden wordt ingezameld en gecomposteerd. Volgens de EWAB/GAVE studie wordt er in scenario 2 nog 1,5 Mton gescheiden ingezameld, maar zou energieopwekking nog te duur zijn en dat het volledig zou worden gecomposteerd. Het werd echter noodzakelijk geacht om deze aanname over de kosteneffectiviteit van de energieconversie te herzien. In het kader van deze studie echter dan ook verondersteld dat het in principe wel beschikbaar is, maar dat de haalbaarheid van de verwerkingsroute uiteindelijk uit Taak 3 zal volgen. Bij maximale beschikbaarheid wordt dan ook verondersteld dat het gescheiden ingezamelde materiaal (1.874 kton) volledig beschikbaar is. In scenario 3 leidt de regulering van de afval- en energiemarkt ertoe dat een groot deel van het geproduceerde GFT (3.280 kton) volledig apart wordt ingezameld en ingezet voor energieopwekking. Voor geen van de scenario’s is aangenomen dat er import of export van GFT zal plaatsvinden. Dit levert de volgende tabel op:
2000 2005 2010 2015 2020
Nederland sc.1 sc.2 100 100 75 75 50 50 25 25 0 0*
sc.3 100 895 1.690 2.485 3.280
sc.1 0 0 0 0 0
uit EU sc.2 0 0 0 0 0
sc.3 0 0 0 0 0
uit wereld sc.1 sc.2 sc.3 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
*Max. beschikbaarheid in 2020 wanneer wordt aangenomen dat de conversietechniek wel kosteneffectief kan worden ingezet: 1.874 kton 4D. Prijsniveau bij de producent GFT wordt nu hoofdzakelijk gecomposteerd. Het draagt dan een negatieve waarde, variërend tussen -90 en -50 NLG/ton. Omdat geen gegevens bekend zijn over de kosten van het gescheiden in-
54
zamelen van GFT-afval, worden de systeemgrenzen hier bij uitzondering gekozen ná de inzameling, dus bij een decentrale verwerker. Gem -70 NLG/ton
Min
-90 NLG/ton
4E. Ruimtelijke beschikbaarheid
Max
-50 NLG/ton
decentraal, kleinschalig
4G. Breekpunten in de beschikbaarheid De verwerking van GFT is vastgelegd tussen provincies en composteerders via vergunningen met een looptijd van 10 jaar. Wanneer nu wordt gestopt met het uitgeven van vergunningen kan na 2010 al het ingezamelde GFT-afval vrijkomen. Aangezien er twijfels bestaan over de aanname in de EWAB/GAVE studie dat in scenario 2 al het GFT afval nog wordt gecomposteerd, zal de maximale beschikbaarheid (1.874 kton in 2020) worden aangenomen in Taak 3. 5. MILIEUASPECTEN VAN ONTTREKKING VAN HUIDIGE GEBRUIK 5A. Objectief Voor GFT wordt compostering thans als een meer hoogwaardige toepassing gezien dan bijvoorbeeld anaërobe vergisting omdat het percentage organisch materiaal dan hoog blijft. De meningen verschillen hierover. 5B. Maatschappelijk oordeel
Discussie
6. MOGELIJKE VOORBEHANDELINGSTECHNIEKEN GFT kan in een aantal gevallen relatief veel hout bevatten (hoeveel exact is niet bekend) wat moeilijk vergistbaar is, derhalve kan het beter zijn de houtfractie af te scheiden. Het vochtgehalte kan een probleem zijn voor thermische verwerkingsroutes. Verpoederen en verdichten zijn onwaarschijnlijke opties. Scheiden Drogen Hakselen Versnipperen Verpoederen Pelletiseren/briketteren
ja ja ja ja nee nee
Bijlage 19 Oud papier en karton
55
Bijlage 19 Oud papier en karton 1. ALGEMEEN ID.nr.
18
1a.
Naam
Oud papier en karton
1b.
Herkomst Gescheiden ingezameld oud papier en karton van huishoudens en bedrijven (met restvuil afgevoerd papier wordt niet meegerekend)
2. CLASSIFICATIECODE 2. class. code
810
3. EIGENSCHAPPEN
3A
vochtgehalte op natte basis
3B
Morfologie
gem 24%
max 30 %
ref [1] droog, bulk
3C. Samenstelling op droge basis (wt% dry) [1] gem C 43,09 H 6,20 O 39,63 N 0,25 S 0,25 Cl 0,37 F as
min 20%
min
max
0,50 0,40 0,03
2,10 0,21 0,37
7,6
[1]
149 -
[1]
19,1 10,0
14,4 (berekend)
Som zware metalen (BLA, mg/kg) Fe (mg/kg) Ca (mg/kg) Mg (mg/kg) K (mg/kg) Na (mg/kg) Si (mg/kg) Al (mg/kg) Ti (mg/kg) 3D. Verbrandingswaarde (MJ/kg ds) Stookwaarde (MJ/kg wet)
27,3 [1]
56
3E. Parameters voor niet-thermische processen (%ds) cellulose hemicellulose lignine suiker eiwit vetten vezels 4. GEPRODUCEERDE EN BESCHIKBARE HOEVEELHEDEN Oud papier en karton worden nu grotendeels gescheiden ingezameld bij huishoudens en verschillende bedrijfssectoren. Volgens de EWAB-GAVE studie [Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.] wordt er van de ca. 4,2 miljoen ton afgedankt papier momenteel ruim 2,0 miljoen ton gescheiden ingezameld, dit komt met name vrij bij huishoudens en kantoren, winkels en diensten. De overige 2,2 miljoen ton zou worden verbrand en gestort. De onderliggende analyse is gebaseerd op gegevens van 1993 tot 1996.
totaal huishoudelijk afval grof hh. afval bouw- en sloopafval industrieel afval KWD-afval
Produktie(kton) afgescheiden voor hergebruik (kton) 2000 2010 2020 MJ/ kg ds droge stof (% nb) as (%ds) 2000 2010 4.262 4.366 4.867 17,0 76% 6% 2.020 3.229 2.060 2.348 2.554 17,0 70% 6% 837 1.761 44 74 92 17,0 80% 6% 16 48 42 46 50 17,0 80% 6% 4 32 865 585 637 17,0 80% 6% 475 403 1.251 1.313 1.534 17,0 80% 6% 688 985
2020 2.587 639 59 35 550 1.304
Volgens recente gegevens van het RIVM werd er in 1997 3.870 kton oud papier geproduceerd, waarvan 2145 kton werd gerecycled, 1000 kton verbrand en 725 kton gestort met overig vuil. Volgens Federatie Nederlandse Oud Papier Industrie werd in 1998 2,15 miljoen ton ingezameld (1,15 Mton van huishoudens en 1,15 miljoen ton van industrieën, kantoren en winkels.)[18]. Voor de produktie van geschieden ingezameld papier zal derhalve 2150 kton worden aangehouden, terwijl voor 2010 en 202 wordt uitgegaan van de getallen in de EWAB/GAVE studie. Uit CBS-cijfers blijkt dat Nederland in 1996 ca 1,2 miljoen ton oud papier heeft geïmporteerd (met name uit Duitsland) en 1,1 miljoen ton weer heeft geëxporteerd (met name richting Zuidoost Azië) [19]. Daarnaast is er in Nederland in 1996 ca. 125 kton aan houtpulp gemaakt uit loof- en naaldhout en werd er 924 kton aan pulp geïmporteerd. Totaal was er dus 10.049 kton beschikbaar aan pulp. Hiervan is 793 ingezet voor de produktie van papier; de resterende 260 kton is geëxporteerd.
57
4A Produktie [Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.] Nederland kton nat 2000 2.150 2005 ? 2010 3.229 2015 ? 2020 2.587
EU kton nat ? ? ? ? ?
4B. Alternatieve gebruiken
Wereld Mton nat ? ? ? ? ? papierproduktie
4C. Beschikbaar voor Nederland volgens EWAB/GAVE studie Momenteel is er van het gescheiden ingezamelde oud papier niets beschikbaar voor energieopwekking aangezien het hergebruik is ingezameld en dit oud hoger op de Ladder van Lansink staat dan verbranding. Voor 2020 zijn de prognoses dat er ca. 4,9 miljoen ton papier wordt afgedankt (zie hierboven), daarvan zou 2,6 miljoen ton worden hergebruikt en de overige 2,3 miljoen ton met het restafval worden gestort of verbrand. In scenario 1 wordt aangenomen dat het afscheiden van oud papier voor energiewinning onrendabel is. Wel wordt er nog steeds 1 miljoen ton ingezameld voor herverwerking. In scenario 2 geldt dat er 2,1 miljoen ton papier uit de 2,3 miljoen ton kan worden afgescheiden voor energieopwekking (als recycled fuels). Ook wordt er nog eens een miljoen ton gescheiden ingezameld en ingezet voor papierproduktie. In scenario 3 leidt regulering ertoe dat hergebruik de voorkeur krijgt boven verbranding. Er wordt dan 3 miljoen ton gescheiden ingezameld en ingezet voor papierproduktie. Behalve het papier in het restafval komt er dan geen papier vrij voor energieopwekking.
2000 2005 2010 2015 2020
Nederland sc.1 sc.2 sc.3 0 0 0 0 525 0 0 1.050 0 0 1.575 0 0 2.100 0
sc.1 ? ? ? ? ?
uit EU sc.2 ? ? ? ? ?
sc.3 ? ? ? ? ?
uit wereld sc.1 sc.2 sc.3 ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ?
4D. Prijsniveau bij de producent De markt voor oud papier heeft een sterk internationaal karakter. Zo wordt in Duitsland door het sterk gesubsidieerde Duales System Deutschland (DSD) een zeer hoog inzamelpercentage gehaald, waardoor de prijzen voor oud papier laag worden gehouden. Ook in Nederland zelf wordt steeds meer ingezameld. Er bestaat daardoor een overschot aan oud papier, wat oa. naar Zuidoost Azië
58
wordt geëxporteerd. De inkoopprijs van oud papier bedraagt ca. 30 NLG/ton, maar vanwege dit overschot betalen aanbieders daarbovenop een ‘verwijderingsbijdrage’ van ca. 40..90 NLG/ton. De netto prijs ná de inzameling, dus bij een decentrale verwerker is dus ca. -60..-10 NLG/ton [18, 22]. Gem -35 NLG/ton
Min
-60 NLG/ton
4E. Ruimtelijke beschikbaarheid
Max
-10 NLG/ton
decentraal, grootschalig
4G. Breekpunten in de beschikbaarheid
geen
5. MILIEUASPECTEN VAN ONTTREKKING VAN HUIDIGE GEBRUIK 5A. Objectief Hergebruik voor papierproduktie staat hoger op de ladder van Lansink dan energieopwekking. 5B. Maatschappelijk oordeel
niet geaccepteerd
6. MOGELIJKE VOORBEHANDELINGSTECHNIEKEN Ingezameld oud papier is droog genoeg voor papierproduktie en zal voor thermische verwerking niet te hoeven worden gedroogd. Als monostroom ligt scheiding in verschillende fracties niet voor de hand (m.u.v. het verwijderen van aanhangend plastic etc). Papier kan eenvoudig worden gedroogd, verkleind of verdicht. Scheiden Drogen Hakselen Versnipperen Verpoederen Pelletiseren/briketteren
nee ja ja ja ja ja
Bijlage 20 Gescheiden ingezamelde kunststoffen
59
Bijlage 20 Gescheiden ingezamelde kunststoffen 1. ALGEMEEN ID.nr. 1a.
Naam
1b.
Herkomst
19 Kunststoffen Gescheiden ingezamelde kunststoffen van huishoudens en bedrijven (met restvuil afgevoerde kunststoffen worden niet meegerekend)
2. CLASSIFICATIECODE 2. class. code
nvt
3. EIGENSCHAPPEN 3A vochtgehalte op natte basis zer niet gedefinieerd.] 3B
gem 10%
min -%
max - %ref [Fout! Bladwij-
Morfologie
droog, bulk
3C. Samenstelling op droge basis (wt% dry), uit TNO data [16] gem min C 77,06 H 11,75 O 2,02 N 0,64 S 0,01 Cl 2,94 F as
9,4
[16]
Som zware metalen (BLA, mg/kg) 942 Fe (mg/kg) Ca (mg/kg) Mg (mg/kg) K (mg/kg) Na (mg/kg) Si (mg/kg) Al (mg/kg) Ti (mg/kg) -
[16]
3D. Verbrandingswaarde (MJ/kg ds) Stookwaarde (MJ/kg wet)
37,0 34,4
3E. Parameters voor niet-thermische processen (%ds)
[16] (berekend)
max
60
cellulose hemicellulose lignine suiker eiwit vetten vezels
-
4. GEPRODUCEERDE EN BESCHIKBARE HOEVEELHEDEN Kunststoffen worden voor een gedeelte gescheiden ingezameld bij verschillende sectoren. Van de ca. 1,0 miljoen ton kunststoffen wordt momenteel 171 kton gescheiden ingezameld en hergebruikt (excl. shredderafval). De overige 850 kton zou worden verbrand en gestort. De onderliggende analyse is gebaseerd op gegevens van 1993 tot 1996 [Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.].
totaal huishoudelijk afval grof hh. afval bouw- en sloopafval industrieel afval KWD-afval
Produktie(kton) afgescheiden (kton) 2000 2010 2020 MJ/ kg ds droge stof (% nb) as (%ds) 2000 1032 1139 1269 37,0 90% 5% 171 389 443 482 37,0 90% 5% 3 82 138 171 37,0 90% 5% 0 84 92 100 37,0 90% 5% 8 205 159 172 37,0 90% 5% 104 272 307 344 37,0 90% 5% 56
2010 330 67 21 32 102 108
2020 833 410 26 35 138 224
Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan verpakkingsafval (1494 kton waarvan ca. 330 kton kunststoffen), land- en tuinbouwfolies (ca 26 kton) en PVC kozijnen (nu nog verwaarloosbaar maar tot 13 kton in 2050) [20]. Net als vele soorten industrieel afval kunnen kunststof kozijnen kunnen via een gesloten recyclesysteem tot 10 keer worden hergebruikt. Mogelijk kunnen vooral vervuilde land- en tuinbouwfolies worden gebruikt voor energieopwekking omdat hergebruik door de sterk fluctuerende prijzen voor granulaat niet altijd rendabel is. Er zijn geen gedetailleerde gegevens bekend over de samenstelling van het herverwerkte kunststofafval. In 1993 zou 114 kton gescheiden zijn ingezameld [20]: LDPE: PP: PS: HDPE: PET: LLDPE: PVC: overig
56,4 kton 10,7 kton 8,8 kton 8,2 kton 7,3 kton 3,7 kton 3 kton 16 kton
zakken, landbouwfolies, kabelisolatie voedingsverpakkingen, vezels in touw/tapijt dunwandige bakjes/bekertjes “piepschuim” kratten, flessen, speelgoed, industriële folies flessen folies, kleine zakjes gas/waterleidingen, vloerbedekking, creditcards
4A Produktie De autonome ontwikkeling van het ingezamelde hoeveelheid kunststofafval is weergegeven in de EWAB/GAVE beschikbaarheidsstudie [Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.] en hieronder weer-
61
gegeven. Men dient zich te realiseren dat dit verschilt van de produktie van kunststofafval, welke ook via andere afzetmogelijkheden (verbranding en stort) wordt verwerkt.
2000 2005 2010 2015 2020
Nederland kton nat 171 ? 330 ? 833
EU kton nat ? ? ? ? ?
4B. Alternatieve gebruiken
Wereld Mton nat ? ? ? ? ? hergebruik
4C. Beschikbaar voor Nederland volgens EWAB/GAVE studie Het gescheiden ingezamelde kunststofafval wordt momenteel veelal gewassen en verkleind tot granulaat bij ca. 40 recyclingbedrijven in Nederland. Er is per bedrijfssector een minimale grenswaarde voor hergebruik van verschillende soorten kunststoffen vastgelegd in het programma Gescheiden Inzamelen van Bedrijfsafval. Omdat hergebruik hoger op de Ladder van Lansink staat dan energieopwekking, is het nu nog niet beschikbaar. Voor 2020 zijn de prognoses dat er ca. 1,3 miljoen ton wordt afgedankt (zie hierboven), daarvan zou ca. 833 kton worden hergebruikt. In de EWAB/GAVE studie [Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.] wordt uit ander afval af te scheiden kunststof voor energieopwekking niet expliciet vermeld als aparte categorie, maar zijn wel een aantal opmerkingen opgenomen over de beschikbaarheid van kunststofafval voor energiewinning in 2020. In scenario 1 wordt aangenomen dat het afscheiden van kunststoffen voor energiewinning onrendabel is. Het kunststof wordt dan met het overige afval verbrand en slechts in kleine mate (300 kton) hergebruikt. In scenario 2 geldt dat de afscheiding van kunststoffracties uit afval in hoge mate aantrekkelijk wordt vanwege de hoge energieprijs. Hier wordt aangenomen dat van de geschatte produktie van ca. 1,3 miljoen ton, 600 kton wordt afgescheiden voor de produktie van recycled fuels, voor hergebruik wordt nog eens 400 kton afgescheiden. Er blijft 269 kton achter in de restfracties voor verbranding. In scenario 3 leidt regulering ertoe dat hergebruik de voorkeur krijgt boven verbranding. Er wordt dan meer gerecycled dan de prognoses (1 miljoen ton), de rest blijft achter voor verbranding.
62
min 2000 2005 2010 2015 2020
Nederland max gem 0 0 0 0 150 0 0 300 0 0 450 0 0 600 0
min ? ? ? ? ?
uit EU max ? ? ? ? ?
gem
min ? ? ? ? ?
uit wereld max gem ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ?
4D. Prijsniveau bij de producent De afzetmarkt voor recycled fuels heeft een sterk internationaal karakter. Zo produceert ICOVA thans energie pellets met nauw omschreven specificaties uit de papier/plastic fractie. Deze worden thans volledig voor export afgezet naar Zweden waar de energieprijzen hoger zijn dan in Nederland. De mate van afscheiding van plastics en papier uit afval is dan ook sterk afhankelijk van de haalbaarheid van het produceren van recycled fuels en de prijs die daarvoor op de internationale markt wordt bepaald. Er bestaat thans nog onvoldoende inzicht in het innametarief voor gescheiden ingezamelde kunststoffen, afhankelijk van het type kunststof, de hoeveelheden etc. Wanneer ervan wordt uitgegaan dat kunststoffen thans nog in AVI’s worden verwerkt, kan worden uitgegaan van een innametarief van 200 NLG/ton. Gem -200 NLG/ton
Min - NLG/ton
4E. Ruimtelijke beschikbaarheid
Max - NLG/ton
decentraal, grootschalig
4G. Breekpunten in de beschikbaarheid
geen
5. MILIEUASPECTEN VAN ONTTREKKING VAN HUIDIGE GEBRUIK 5A. Objectief Hergebruik voor kunststofproduktie staat hoger op de ladder van Lansink dan inzet als energiedrager. 5B. Maatschappelijk oordeel
geaccepteerd
6. MOGELIJKE VOORBEHANDELINGSTECHNIEKEN Om energiepellets uit kunststoffen te maken, dient het materiaal aan nauw omschreven specificaties te voldoen. Er kan een probleem ontstaan bij het hoge chloorgehalte van met name PVC. Het kan daarvoor nodig zijn om het materiaal te sorteren, verkleinen, te drogen etc. Al deze behandelingen zijn in principe technisch uitvoerbaar, maar de haalbaarheid ervan hangt af van de marktprijzen voor het produkt en de grondstoffen. Het scheiden van kunststoffen kan bijvoorbeeld geschieden m.b.t. flotatiescheiding, elektrostatische scheiding etc. Ook chloor kan in principe uit PVC worden verwijderd middels natte pyrolyse en fasescheiding [21].
63
Scheiden Drogen Hakselen Versnipperen Verpoederen Pelletiseren/briketteren
ja ja ja ja ja ja
Bijlage 21 Gescheiden ingezameld textiel
64
Bijlage 21 Gescheiden ingezameld textiel 1. ALGEMEEN ID.nr. 1a.
Naam
1b.
Herkomst
20 gescheiden ingezameld textiel Gescheiden ingezamelde kleding, draagbaar schoeisel, huishoudtextiel, tapijt, matten, garens e.d. van huishoudens, industrie e.d., evt. met plastics (met restvuil afgevoerd textiel wordt niet meegerekend)
2. CLASSIFICATIECODE 2. class. code
820
3. EIGENSCHAPPEN 3A
vochtgehalte op natte basis
3B
Morfologie
gem 14%
max 19%
ref [1] droog, bulk
3C. Samenstelling op droge basis (wt% dry), uit [16] gem C 49,46 H 6,44 O 34,97 N 3,89 S 0,64 Cl 0,64 F as
min 10%
3,9
min
max
[16]
Som zware metalen (BLA, mg/kg)266,5 Fe (mg/kg) Ca (mg/kg) Mg (mg/kg) K (mg/kg) Na (mg/kg) Si (mg/kg) Al (mg/kg) Ti (mg/kg) 3D. Verbrandingswaarde (MJ/kg ds) Stookwaarde (MJ/kg wet)
19,0(bron: [Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.]) 14,3 (berekend)
65
3E. Parameters voor niet-thermische processen (%ds) cellulose hemicellulose lignine suiker eiwit vetten vezels 4. GEPRODUCEERDE EN BESCHIKBARE HOEVEELHEDEN Textiel zoals draagbare kleding, schoeisel en huishoudtextiel afkomstig van huishoudens worden grootschalig gescheiden ingezameld door verschillende charitatieve instellingen, kringloopbedrijven en commerciële inzamelaars. Huishoudens produceren jaarlijks ca. 150..160 kton aan kleding. Er zou in 1999 in totaal aan 60 kton kleding zijn ingezameld [22], dit wordt hergebruikt of voor productie van poetskatoen en matrassen ingezet. Volgens de EWAB/GAVE studie [Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.] zou er 41 kton bij huishoudens zijn ingezameld en 19 kton bij de industrie. De totale productie aan kleding zou thans 276 kton bedragen, er verdwijnt nog 216 kton aan kleding via het restafval. Er komt momenteel er ca. 94 kton vrij aan matten, tapijten e.d. De cijfers over inzameling hiervan zijn niet geheel consistent. Volgens de EWAB/GAVE studie wordt er ca. 7 kton gescheiden ingezameld voor hergebruik, volgens het AOO ca 28 kton. Tapijtafval en snijresten kunnen worden opgewerkt tot een secundaire grondstof of energiepellets. Momenteel wordt er 95 kton oud textiel geïmporteerd (m.n. uit West-Europa) en 120 kton geëxporteerd (m.n. naar andere EU-landen en West-Afrika) [23].
totaal waarvan kleding waarvan matten/tapijt etc. huishoudelijk afval grof hh. afval industrieel afval KWD-afval
Productie(kton) 2000 2010 2020 370 426 478 276 326 367 94 100 111 164 187 203 47 78 97 86 74 81 73 87 97
afgescheiden (kton) MJ/ kg ds droge stof (% nb) as (%ds) 2000 2010 19,0 86% 7% 67 176 19,0 85% 4% 60 143 20,0 89% 14% 7 33 19,0 81% 5% 41 86 19,0 90% 4% 0 39 19,0 90% 10% 26 42 19,0 90% 9% 0 9
2020 231 174 57 110 48 58 15
66
4A Productie De autonome ontwikkeling van de hoeveelheid gescheiden ingezamelde textiel is weergegeven in de EWAB/GAVE beschikbaarheidsstudie [Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.] en hieronder weergegeven. Nederland kton nat 67 ? 176 ? 231
2000 2005 2010 2015 2020 4B. Alternatieve gebruiken
EU kton nat ? ? ? ? ?
Wereld Mton nat ? ? ? ? ?
hergebruik als kleding, vulmateriaal, poetsdoeken
4C. Beschikbaar voor Nederland volgens EWAB/GAVE studie In 1995 werd het gescheiden ingezamelde kledingafval hergebruikt (68%), terwijl kapotte kleding werd gebruikt voor poetskatoen (18%) en secundaire grondstoffen (ca. 15%). Tapijtafval en garens worden verwerkt tot secundaire grondstoffen als nylons; het wordt echter nog voor een groot deel gestort. Dit materiaal is in principe prima geschikt voor de fabricage van energiepellets. De huidige beschikbaarheid van gescheiden ingezameld textiel voor energieopwekking wordt daarmee ingeschat op 15% van 60 kton + 7 kton = 15 kton. In scenario 1 wordt aangenomen dat het afscheiden van textiel voor energiewinning onrendabel is. Er wordt dan 50 kton hergebruikt, het overige afval wordt verbrand. In scenario 2 geldt dat de afscheiding van textielfracties voor energieopwekking erg aantrekkelijk wordt vanwege de hoge energieprijs. Hier wordt aangenomen dat van de geschatte productie van 478 kton, 100 kton wordt afgescheiden voor de productie van recycled fuels, voor hergebruik wordt nog eens 300 kton afgescheiden. Er blijft 78 kton achter in de restfracties voor verbranding. In scenario 3 leidt regulering ertoe dat hergebruik de voorkeur krijgt boven verbranding. Er wordt dan 400 kton gescheiden ingezameld, waarvan 350 kton wordt gerecycled en 50 kton voor energieopwekking beschikbaar komt.
2000 2005 2010 2015 2020
Nederland sc.1 sc.2 sc.3 15 15 15 11 36 24 8 58 33 4 79 41 0 100 50
sc.1 ? ? ? ? ?
uit EU sc.2 ? ? ? ? ?
sc.3
sc.1 ? ? ? ? ?
uit wereld sc.2 sc.3 ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ?
67
4D. Prijsniveau bij de producent De afzetmarkt voor recycled fuels heeft een sterk internationaal karakter. Zo produceert ICOVA thans energie pellets met nauw omgeschreven specificaties uit de papier/plastic fractie. Deze worden thans volledig voor export afgezet naar Zweden waar de energieprijzen hoger zijn dan in Nederland. De mate van afscheiding van textiel is dan ook sterk afhankelijk van de haalbaarheid van het produceren van recycled fuels en de prijs die daarvoor op de internationale markt wordt bepaald. Textiel wordt nu al grootschalig gescheiden ingezameld bij huishoudens en de industrie. Het restafval (industriële garens, matten en onbruikbaar textiel) wat tot voor kort nog mocht worden gestort is nu in principe beschikbaar voor energieopwekking. Geschat wordt dat bij een innametarief van 100 NLG/ton dit materiaal beschikbaar is. Gem -100 NLG/ton
Min
- NLG/ton
4E. Ruimtelijke beschikbaarheid
Max
- NLG/ton
decentraal, grootschalig
4G. Breekpunten in de beschikbaarheid
geen
5. MILIEUASPECTEN VAN ONTTREKKING VAN HUIDIGE GEBRUIK 5A. Objectief Hergebruik als tweedehands kleding, poetsdoeken etc. staat nu nog hoger op de ladder van Lansink. 5B. Maatschappelijk oordeel
discussie
6. MOGELIJKE VOORBEHANDELINGSTECHNIEKEN Om energiepellets uit textiel te maken, dient het materiaal aan nauw omschreven specificaties te voldoen. Er kan een probleem ontstaan bij het hoge chloorgehalte van met name PVC in de ruggen van tapijten. Het materiaal dient te worden gesorteerd en verkleind. Drogen is meestal niet nodig. Al deze behandelingen zijn in principe technisch uitvoerbaar, maar de haalbaarheid ervan hangt af van de marktprijzen voor het produkt en de grondstoffen. Het scheiden van kunststoffen kan bijvoorbeeld geschieden m.b.t. flotatiescheiding, elektrostatische scheiding etc. Ook chloor kan in principe uit PVC worden verwijderd middels natte pyrolyse en fasescheiding [24]. Scheiden Drogen Hakselen Versnipperen Verpoederen Pelletiseren/briketteren
ja ja ja ja ja ja
Bijlage 22 Gescheiden ingezameld oud en bewerkt hout
68
Bijlage 22 Gescheiden ingezameld oud en bewerkt hout 1. ALGEMEEN ID.nr. 1a.
Naam
1b.
Herkomst
21 Gescheiden ingezamelde oud en bewerkt hout Gescheiden ingezameld oud hout dat vrijkomt aan het eind van de gebruiksduur van de oorspronkelijke toepassing bij sloopwerkzaamheden, huish. afval en bedrijfsafval. Het met restvuil afgevoerde hout wordt niet meegerekend.
2. CLASSIFICATIECODE 2. class. code
160..180
3. EIGENSCHAPPEN 3A vochtgehalte op natte basis zer niet gedefinieerd.] 3B
gem 10%
Morfologie
max -%ref [Fout! Bladwij-
zaagsel, chips, blokken, fijn stof
3C. Samenstelling op droge basis (wt% dry), uit [1] gem C 48,3 H 5,7 O 38,4 N 1,0 S 0,10 Cl 0,12 F 0,00 as
min -%
min
max
0,14 0,01 0,01 0,00
5,6 0,58 0,98 0,02
6,5
[1]
Som zware metalen (BLA, mg/kg)1.138 Fe (mg/kg) 1.442 Ca (mg/kg) 4.026 Mg (mg/kg) 456 K (mg/kg) 1.828 Na (mg/kg) 1.024 Si (mg/kg) 5.286 Al (mg/kg) 1.000 Ti (mg/kg) 243
3
3D. Verbrandingswaarde (MJ/kg ds)
18,8
[1]
16.700
69
Stookwaarde (MJ/kg wet)
15,4
(berekend)
3E. Parameters voor niet-thermische processen (%ds) cellulose 40 hemicellulose 29 lignine 24 suiker eiwit vetten vezels 4. GEPRODUCEERDE EN BESCHIKBARE HOEVEELHEDEN Op basis van een aangenomen levensduur van 30 jaar en de historische produktiegegevens van 1960 tot 1980 heeft de Stichting Bos en Hout een inschatting gemaakt van de hoeveelheden vrijkomend oud hout in Nederland [19]: • 506 kton A-hout (schoon bouw- en sloophout en pallets) • 340 kton B-hout (plaatmaterialen en licht geverfd hout) • 284 kton C-hout (verduurzaamd hout en hout wat is vermengd met huishoudelijk of bedrijfsafval) Totaal kwam er in 1996 in Nederland volgens deze analyse dus ca 1.130 kton aan oud hout vrij. Volgens de data in de eerder genoemde beschikbaarheidsstudie [Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.] is de productie aan oud hout nu ca. 1.167 kton, daarvan zou nu 464 kton gescheiden worden ingezameld:
totaal huishoudelijk afval grof hh. afval bouw- en sloopafval industrieel afval KWD-afval
Productie(kton) afgescheiden (kton) 2000 2010 2020 MJ/ kg ds droge stof (% nb) as (%ds) 2000 1167 1229 1398 18,9 90% 2% 464 78 89 97 18,9 90% 2% 0 207 348 431 18,9 90% 2% 19 300 328 356 18,9 90% 2% 90 434 297 327 18,9 90% 2% 284 148 167 187 18,9 90% 2% 71
2010 2020 765 1005 13 87 209 258 197 214 212 287 134 159
Van het gescheiden inzamelde oud hout zou 120 kton nog worden hergebruikt in oa. de spaanplaatindustrie. Ook wordt er in toenemende mate oud hout ingezet voor de fabricage van energiepellets (nu nog als exportprodukt) en voor het bijstoken in kolengestookte electriciteitscentrales. Er wordt nu nog ruim 700 kton met ander restafval afgevoerd. Dit wordt gestort (ca 450 kton, [19]) of verbrand in AVI’s (ca. 275 kton [19]). Een groot deel van het A-hout wordt geëxporteerd naar ondermeer Duitsland en België voor hergebruik in de spaanplaatindustrie. In Nederland wordt A-hout verwerkt tot éénmalige pallets en klossen voor pallets, slechts een klein deel wordt ingezet voor energieopwekking. B-hout wordt grotendeels onbewerkt geëxporteerd naar de spaanplaatindustrie in Italië of als brandstof ingezet in Scandinavië en Duitsland. In Nederland wordt B-hout bijgestookt in de EPON-centrale te Nijmegen.
70
Tot voor kort werd een deel van het C-hout gestort met ander restafval. Per 1 januari 2000 echter is er een stortverbod van kracht voor gecreosoteerd hout, gewolmaniseerd hout mag nog wel gestort worden. Een klein percentage C-hout gaat (onbedoeld) mee met A- en B-hout naar de verschillende eindbestemmingen. In de toekomst zal C-hout in grote hoeveelheden vrijkomen en beschikbaar zijn voor energieopwekking. Alhoewel er een stortverbod van kracht is voor brandbaar afval, wordt C-hout momenteel nog grotendeels gestort omdat er naast de AVI’s nog geen goede verwerkingsopties zijn met een adequate rookgasreiniging. Verbranding in een AVI is echter ongewenst vanwege de te hoge stookwaarde. Vanaf mei dit jaar is er een verbod op de toepassing van geïmpregneerd C-hout in Nederland, derhalve kan worden verwacht dat de productie van C-hout uit sloopwerkzaamheden na de levensduur van het huidige toegepaste hout zal stagneren. Gezien de hoeveelheden echter zou het in principe haalbaar kunnen zijn om alleen voor C-hout een verwerkingsinstallatie met goede rookgasreiniging te realiseren. Er zijn geen betrouwbare data beschikbaar over de productie en beschikbaarheid van oud hout op Europees en mondiaal niveau. 4A Productie De autonome ontwikkeling van de hoeveelheid gescheiden ingezamelde oud hout is hieronder weergegeven [Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.].
2000 2005 2010 2015 2020
Nederland kton nat 464 ? 765 ? 1005
EU kton nat ? ? ? ? ?
4B. Alternatieve gebruiken
Wereld Mton nat ? ? ? ? ? Storten, verbranden
4C. Beschikbaar voor Nederland volgens EWAB/GAVE studie Er wordt aangenomen dat er van de 464 kton momenteel 400 kton uit Nederland daadwerkelijk beschikbaar is voor energiewinning. Omdat oud hout nu al grootschalig geïmporteerd en geëxporteerd wordt (A- en B-hout) is het ook voor de toekomst onzeker of dit materiaal beschikbaar is voor energieopwekking. Aangenomen kan worden dat in Nederland vrijkomend A- en B-hout volledig voor Nederland beschikbaar zullen zijn mits we in Nederland bereid zijn om de internationaal geldende tarieven te betalen, excl. de logistieke kosten van het exporteren (ca. 5-6 NLG/GJ voor biomassa waarin geen plastics zijn verwerkt, ofwel ca. 90 NLG/ton). Momenteel zijn de indicatieve prijzen van A-, B- en C-hout als volgt [25] (deze hangen af van kwaliteiten en toepassing): A-hout: ca. +25 per ton B-hout: ca. 0 NLG/ton C-hout: ca. -150 NLG/ton Wanneer het prijsniveau van A-hout wordt vergeleken met de internationale prijzen voor relatief schone biobrandstoffen (ca. 5-6 NLG/ton) wordt duidelijk dat export nu nog onvermijdelijk is.
71
Voor 2020 wordt een productie van ca. 1,4 miljoen ton verwacht. De bestemming daarvan verschilt per scenario: In scenario 1 wordt aangenomen dat oud hout niet wordt afgescheiden uit het andere afval. Het verdwijnt dus volledig met het restafval. In scenario 2 leiden de hoge energieprijzen ertoe dat 1 miljoen ton aan A- en B-hout op rendabele wijze gescheiden wordt ingezameld en ingezet voor energiedoeleinden. Het C-hout wordt met het restafval verbrand. Er blijft ook dan geen hout over voor hergebruik. In scenario 3 leiden hergebruiksdoelstellingen en regulering ertoe dat A- en B-hout zoveel mogelijk worden uitgesorteerd, echter maar tot 500 kton kan worden hergebruikt in de spaanplaatindustrie. De overige hoeveelheid hout kan niet worden uitgesorteerd of is te zwaar verontreinigd (Chout) en wordt bijgestookt in AVI’s.
2000 2005 2010 2015 2020
Nederland sc.1 sc.2 sc.3 400 400 400 300 550 300 200 700 200 100 850 100 0 1000 0
sc.1 ? ? ? ? ?
uit EU sc.2 ? ? ? ? ?
sc.3
sc.1 ? ? ? ? ?
uit wereld sc.2 sc.3 ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ?
4D. Prijsniveau bij de producent Zoals uit 4C blijkt, varieert de huidige prijs voor oud hout tussen -150 en +25 NLG/ton. Een gewogen gemiddelde bedraagt ca. -25 NLG/ton. De afzetmarkt voor A- en B- hout heeft echter net als enkele andere brandstoffen heeft een sterk internationaal karakter. Dit materiaal wordt al op grote schaal gebruikt in de spaanplaatindustrie (o.a. naar Duitsland, België en Italië). Ook wordt het gepelletteerd door LABEE te Moerdijk en geëxporteerd naar Zweden. Wanneer in Nederland de energieprijzen omhoog zouden gaan, zou dit materiaal beschikbaar kunnen komen voor de Nederlandse markt. Voor vele internationaal verhandelde biobrandstoffen van constante kwaliteit geldt een marktprijs van ca. 5-6 NLG/GJ, ofwel ca. 90..100 NLG/ton oud hout. Het is echter bekend dat verwerkers van oud hout in Nederland veel minder betalen voor het materiaal aangezien het bij de bron een aanzienlijke negatieve waarde heeft. Verwacht wordt dat het na inzameling en scheiding kan worden verkregen voor prijzen tussen 0 en 50 NLG/ton. Gem 25 NLG/ton 4E. Ruimtelijke beschikbaarheid 4G. Breekpunten in de beschikbaarheid
Min
0 NLG/ton
Max
25 NLG/ton
decentraal, grootschalig geen
72
5. MILIEUASPECTEN VAN ONTTREKKING VAN HUIDIGE GEBRUIK 5A. Objectief Oud hout (C-kwaliteit) bevat veel zware metalen en daarom is goede rookgasreiniging essentieel. Het onttrekken van hout voor de productie van spaanplaat leidt indirect tot hogere CO2-emissies omdat er dan meer gipsplaat wordt geproduceerd. 5B. Maatschappelijk oordeel
geaccepteerd
6. MOGELIJKE VOORBEHANDELINGSTECHNIEKEN Afhankelijk van de kwaliteit van het hout wordt het materiaal gesorteerd, verkleind, ontijzerd of gezeefd. In de centrale van EPON te Nijmegen wordt oud hout vermalen tot poeder. Scheiden Drogen Hakselen Versnipperen Verpoederen Pelletiseren/briketteren
ja ja ja ja ja ja
Bijlage 23 Gebruikte autobanden
73
Bijlage 23 Gebruikte autobanden 1. ALGEMEEN ID.nr. 1a.
Naam
1b.
Herkomst
22 Gebruikte autobanden Gescheiden ingezamelde autobanden die niet meer voldoen aan de technische en veiligheidseisen die aan banden worden gesteld of die om economische redenen niet meer als tweedehands band zijn af te zetten. Gemeten bij levering vanaf een van de ca. 50 inzamelaars in het land.
2. CLASSIFICATIECODE 2. class. code
n.v.t.
3. EIGENSCHAPPEN 3A
vochtgehalte op natte basis
3B
Morfologie
gem 0,7% [26]
max -% Grove delen
3C. Samenstelling op droge basis (wt% dry) gem C H O N 0,27 S 1,39 Cl 0,15 F as
min -%
8,8%
Som zware metalen (BLA, mg/kg) 10.800 Fe (mg/kg) Ca (mg/kg) Mg (mg/kg) K (mg/kg) Na (mg/kg) Si (mg/kg) Al (mg/kg) Ti (mg/kg) 1800
min
max
0,10
0,20
[26]
74
3D. Verbrandingswaarde (MJ/kg ds) Stookwaarde (MJ/kg wet)
35,5 35,2
[27]
3E. Parameters voor niet-thermische processen (%ds) cellulose hemicellulose lignine suiker eiwit vetten vezels 4. GEPRODUCEERDE EN BESCHIKBARE HOEVEELHEDEN Jaarlijks komt er in Nederland ca. 70 kton aan gebruikte autobanden vrij uit de vervangingsmarkt (75%) en uit autowrakken (25%) [28]. Er wordt meer dan 95% gescheiden ingezameld. Daarvan komt ca. 35 kton van personenautos, 26 kton van vrachtautos en de overige 9 kton van andere voertuigen. De samenstelling van autobanden is bij benadering als volgt: • 60 % rubber • 25% metaal • 15% textiel Daarbij bevatten personenautobanden minder rubber maar meer textiel dan vrachtautobanden. Over het hergebruik van vrachtwagenbanden zijn geen gegevens bekend. Wel geldt dat de huidige bestemmingen van personenautobanden zijn: • • • •
16% hergebruik als band 29% indirect hergebruik na vernieuwing loopvlak 4% hergebruik door toepassing als secundaire grondstof 4% ander hergebruik
De overige 47% van de totale hoeveelheid personenautobanden (ca. 17 kton) wordt momenteel al verbrand met energieterugwinning in de cementindustrie en in energiecentrales in Duitsland, België, Frankrijk en Engeland. De stookwaarde is ca. 35 MJ/kg. Autobanden staan op de groene lijst staan voor de export van afval (EU verordening 259/33). In Wolverhampton (Engeland) verwerkt een installatie jaarlijks 100 kton autobanden jaar afkomstig uit Engeland en andere landen en wekt daarmee 25 MW elektriciteit op. In Nederland bestaat er weliswaar de mogelijkheid om autobanden op relatief kleine schaal (20 kton) te verwerken bij de ENCI te Maastricht, maar voor zover bekend is deze installatie thans buiten bedrijf [29]. In tegenstelling tot personenautobanden zijn er geen exacte gegevens bekend over de exacte bestemmingen van bedrijfsautobanden. Wel is het duidelijk dat bij bedrijfsautobanden een grote hoeveelheid materiaal- en produkthergebruik (zoals loopvlakvernieuwing) wordt toegepast. Omdat deze banden meer natuurrubber bevatten, is materiaalhergebruik beter mogelijk. De waarde van deze banden is dan ook veel hoger dan die van personenautobanden. Ter vergelijking: voor de afvoer van personenautobanden betalen garagebedrijven ca. 2,50 per band (70% van de totale hoeveelheid), terwijl ze geld ontvangen voor die
75
bedrijfsautobanden welke geschikt zijn voor hergebruik en vernieuwing (30% van de totale hoeveelheid). Door de VACO wordt de huidige bestemming van bedrijfsautobanden als volgt ingeschat: • bedrijfsautobanden vermalen voor materiaalhergebruik: 10 kton • bedrijfsautobanden voor energieopwekking verwerkt in de cementindustrie: ca. 2 kton • overige banden voor energieopwekking in cementindustrie (uit landbouw, met veel textiel): ca. 8 kton Inclusief personenautobanden wordt er nu dus ca. 27 kton ingezet voor energieopwekking. Door het goedkope aanbod van autobanden uit het buitenland wordt loopvlakvernieuwing minder rendabel en dreigen hergebruikdoelstellingen in gevaar te komen. In principe komen er dan meer autobanden vrij voor energieopwekking. In de komende tien jaar wordt een groei van de wereldmarkt voor banden verwacht van 2,5% per jaar. Er wordt aangenomen dat door procesinnovaties de levensduur van autobanden toeneemt en dat de groei tussen 2010 en 2020 afneemt naar ca. 1%. Met deze gegevens volgen hoeveelheden in Nederland van 70, 93 en 103 kton in 2000, 2010 en 2020. 4A Productie De autonome ontwikkeling van de hoeveelheid gescheiden ingezamelde autobanden is hieronder weergegeven.
2000 2005 2010 2015 2020 4B. Alternatieve gebruiken
Nederland kton nat 70 ? 93 ? 103
EU kton nat ? ? ? ? ?
Wereld Mton nat ? ? ? ? ?
materiaalhergebruik, produkthergebruik, storten, verbranden
4C. Beschikbaar voor Nederland volgens EWAB/GAVE studie Momenteel is 27 kton van de in Nederland geproduceerde hoeveelheid autobanden beschikbaar voor energieopwekking. Dit wordt echter thans volledig geëxporteerd naar België, Frankrijk, Duitsland en Engeland. Het is wel beschikbaar voor Nederland indien er tenminste dezelfde innametarief prijs voor wordt betaald als de internationale marktprijs (-150..-100 NLG/ton). Voor 2020 wordt een productie van 103 kton verwacht. De bestemming daarvan verschilt per scenario: Ondanks de relatief lage energieprijzen wordt in scenario 1 aangenomen dat de helft van de autobanden (52 kton) kosteneffectief als brandstof kan wordt ingezet in cementovens en elektriciteitscentrales, terwijl de andere helft wordt hergebruikt. In scenario 2 leiden de hoge energieprijzen ertoe dat autobanden volledig worden ingezet voor energieopwekking. Het gaat dan om 103 kton.
76
In scenario 3 leiden hergebruiksdoelstellingen en regulering ertoe dat autobanden volledig hergebruikt worden.
2000 2005 2010 2015 2020
Nederland Min Max gem 27 27 27 33 46 20 39 65 13 46 84 7 52 103 0
min ? ? ? ? ?
uit EU max Gem ? ? ? ? ? ? ? ? ? ?
uit wereld min max gem ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ?
4D. Prijsniveau bij de producent Alhoewel er thans in Nederland geen autobanden voor energieopwekking worden ingezet, kan worden aangenomen dat het kan worden aangeleverd aan de poort van een energiecentrale door de 50 inzamelaars indien hetzelfde poorttarief wordt gevraagd als geldt voor export (150..-100 NLG/ton [30]). Personenautobanden worden door inzamelaars opgehaald bij garages etc. met een innametarief van ca. 2,50 NLG per band (ca -400 NLG/ton). Bedrijfsautobanden kunnen een positieve waarde hebben indien ze geschikt zijn voor loopvlakvernieuwing. Omdat autobanden op de groene lijst staan voor de export van afval (EU verordening 259/33) heeft de afzetmarkt voor autobanden een sterk internationaal karakter. Van de personenautobanden wordt al een aanzienlijk deel (ca. 17 kton) van de huidige productie in het buitenland afgezet. Van de overige banden wordt ca 10 kton ingezet voor energieopwekking. Wanneer in Nederland de energieprijzen omhoog zouden gaan, zou dit materiaal beschikbaar kunnen komen voor de Nederlandse markt. Gem -125 NLG/ton
Min
-150 NLG/ton
4E. Ruimtelijke beschikbaarheid 4G. Breekpunten in de beschikbaarheid
Max -100 NLG/ton decentraal, kleinschalig geen
5. MILIEUASPECTEN VAN ONTTREKKING VAN HUIDIGE GEBRUIK 5A. Objectief De inzet van autobanden als energiedrager spaart CO2 emissies uit aangezien autobanden grotendeels uit natuurprodukten zijn vervaardigd. Produkthergebruik van autobanden door loopvlakvernieuwing of materiaalhergebruik door toepassing in speelvelden, tegels, matten etc. staat thans echter hoger op de ladder van Lansink. 5B. Maatschappelijk oordeel
geaccepteerd
6. MOGELIJKE VOORBEHANDELINGSTECHNIEKEN De hoofdbestanddelen van autobanden zijn rubber, metaal, textiel, zwavel en andere chemicaliën. Banden kunnen cryogeen worden verkruimeld waarna het als ondergrond voor tegels, matten, kinderspeelvelden, atletiekbanen e.d. kan worden ingezet. Het scheiden van het metaal van het rubber voor thermi-
77
sche conversie is niet altijd goed mogelijk, derhalve zijn een aantal initiatieven gericht op integrale verwerking van de banden. Ook veroorzaakt de opkomst van radiaalbanden met stalen liner dan ook enige problemen voor het maalproces. Dit wordt bevestigd door ENCI [29]. Wel is zijn er al een aantal bedrijven gespecialiseerd in het vermalen van banden welke staal bevatten. Kijkend naar de stand der techniek wordt verbranding reeds op grote schaal toegepast; Texaco tracht thans om vergassing op commerciële schaal te introduceren. Het drogen van autobanden is ook bij vergassing niet nodig gezien het voldoende lage vochtpercentage. Scheiden Drogen Hakselen Versnipperen Verpoederen Pelletiseren/briketteren
nee nee ja ja ja ja
Bijlage 24 Restafval van huishoudelijk afval
78
Bijlage 24 Restafval van huishoudelijk afval 1. ALGEMEEN ID.nr. 1a.
Naam
1b.
Herkomst
23 Restafval van huishoudelijk afval De restfractie van huishoudelijk afval na evt. afscheiding van plastics, papier, kunststoffen, hout of textiel, zoals deze wordt verbrand of gestort.
2. CLASSIFICATIECODE 2. class. code
n.v.t.
3. EIGENSCHAPPEN Opmerking vooraf: De hier weergegeven eigenschappen zijn gebaseerd op de huidige samenstelling van restafval. Onder invloed van de scenario’s verandert de hoeveelheid en samenstelling van het restafval, waardoor ook de eigenschappen veranderen. Bij de hoeveelheden afval in de scenario’s wordt tevens de stookwaarde vermeld. 3A vochtgehalte op natte basis zer niet gedefinieerd.] 3B
gem 30%
min -%
max -%ref [Fout! Bladwij-
Morfologie
bulk stortvast
3C. Samenstelling op droge basis (wt% dry) gem C 40,30 H 50,69 O 24,26 N 1,13 S 0,27 Cl 0,84 F 0,02 as
[16, 31]. min
23,7
[16]
Som zware metalen (BLA, mg/kg)3.950
[16]
Fe (mg/kg) Ca (mg/kg) Mg (mg/kg) K (mg/kg) Na (mg/kg) Si (mg/kg)
-
max
79
Al (mg/kg) Ti (mg/kg) 3D. Verbrandingswaarde (MJ/kg ds) Stookwaarde (MJ/kg wet)
16,9 9,9
[16] (berekend)
3E. Parameters voor niet-thermische processen (%ds) cellulose hemicellulose lignine suiker eiwit vetten vezels 4. GEPRODUCEERDE EN BESCHIKBARE HOEVEELHEDEN De hoeveelheid huishoudelijk restafval dat niet wordt herverwerkt is hier bepaald op basis van de prognoses welke zijn weergegeven in [Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.], aangevuld met in dit document weergegeven aannames over de separate inzameling van GFT, oud papier, hout, metalen, glas kunststoffen en textiel. 4A Productie Cijfers voor de huidige omvang en fysische samenstelling van niet apart ingezameld huisvuil (zie tabel) zijn afkomstig uit [32]. De cijfers voor ten behoeve van herverwerking separaat ingezameld huisvuil zijn afkomstig uit [33]. Het in [33] genoemde totaal aan niet separaat ingezameld huisvuil komt goed overeen met het in [32] genoemde totaal.
totaal GFT papier/karton hout kunststoffen textiel/matten ov. brandbaar inert en KCA
Stookd.s. as vrijkomend (kton) herverwerkt (kton) te verwerken (kton) waarde gehalte MJ/kg ds (% n.s.) (% d.s.) 1996 2010 2020 1996 2010 2020 1996 2010 2020 16,9 70% 24% 6.183 7.049 7.667 2.688 4.288 3.007 3.495 2.761 4.660 16,0 50% 20% 2.520 2.873 3.125 1.443 1.867 1.094 1.077 1.006 2.031 17,0 70% 6% 2.060 2.348 2.554 837 1.761 639 1.223 587 1.915 18,0 85% 2% 78 89 97 13 87 78 76 10 37,0 90% 5% 389 443 482 3 67 410 386 376 72 19,0 81% 5% 164 187 203 41 86 110 123 101 93 17,6 70% 10% 175 199 216 0 0 216 175 199 0 0,5 93% 95% 797 908 988 364 494 451 433 414 537
De vrijkomende hoeveelheid huisvuil of bruto productie zal naar verwachting per jaar met 1% t.o.v. het niveau van 1996 groeien [34]. De groei hangt samen met toenemende welvaart, het toenemend aantal huishoudens en vooral met de bevolkingsgroei en de daaraan gerelateerde toename in de consumptie van voedings- en genotmiddelen. De invloed van retoursystemen en andere preventiemaatregelen is nagenoeg nihil. Over de verwachte invloed van bijvoorbeeld materiaalsubstitutie in verpakkingen op de samenstelling en omvang van huisvuil wordt in de geraadpleegde
80
bronnen geen informatie gegeven. De betrouwbaarheid van de voor 2010 en 2020 gegeven prognoses is redelijk tot goed. Het totale percentage herverwerkt huisvuil bedraagt momenteel circa 35% en zal in de toekomst waarschijnlijk 60% bedragen. Het overige huisvuil wordt momenteel samen met niet herverwerkt grof huisvuil, kantoor-, winkel- en dienstenafval, industrieel afval en reinigingsdienstenafval gestort of thermisch verwerkt. Er is sinds 1997 voor deze afvalstromen een stortverbod van kracht, maar storten wordt voorlopig nog toegestaan middels ontheffingen. Volgens het RIVM werd in 1997 nog 77 % van het huishoudelijk restafval, ofwel 2.740 kton, verbrand. De overige 23% werd nog steeds gestort [35]. De beschikbare eindverwerkingscapaciteit voor bovengenoemde afvalstromen wordt bepaald door het AOO. Elk initiatief voor een thermische verwerkingsinstallatie voor deze afvalstromen moet ter beoordeling aan het AOO worden voorgelegd. De toekomstige eindverwijderingsstructuur is voor de komende jaren vastgelegd in het TienJarenProgramma Afval 1995 - 2005 en het in 2000 verschijnende Landelijk Afval Plan. De sturende rol van het AOO zal in de periode tot 2010 afnemen door een liberalisering van de afvalmarkt. Thermisch verwerken van stromen wordt door het AOO tot nu toe alleen toegestaan bij AVI’s. De beschikbare eindverwerkingscapaciteit is door het afgeven van ontheffingen voor storten nog groot genoeg om al het vrijkomende afval te kunnen verwerken. Er zal in principe in de periode tot 2010 ten opzichte van de huidige beschikbare AVI-capaciteit een overschot van circa 1 Mton aan brandbaar afval ontstaan doordat ontheffingen voor storten vanaf 2000 niet meer mogen worden afgegeven. Dit overschot betreft overigens niet alleen huisvuil, maar ook grof huisvuil, kantoor-, winkel- en diensten afval, reinigingsdienstenafval en industrieel afval. Daarnaast zal in 2005 de eerste AVI (de ROTEB) zijn afgeschreven, waardoor mogelijk nog meer ruimte voor alternatieve verwerkingstechnieken ontstaat. Het AOO zal echter in de periode tot 2010 naar verwachting zorgen voor een optimale benutting van de bestaande c.q. resterende AVI-capaciteit, zodat de beschikbare hoeveelheid brandbaar afval beperkt blijft tot bovengenoemd overschot. De verwijdering van huisvuil zal steeds marktconformer plaatsvinden en het AOO zal minder invloed krijgen op de bouw van thermische eindverwerkingsinstallaties. De beschikbare hoeveelheid huisvuil zal daardoor op de lange termijn in theorie al het niet herverwerkte materiaal betreffen. Energieopwekking uit huisvuil zal moeten concurreren met andere verwijderingsroutes. De huidige ontwikkeling gaat voornamelijk in de richting van de afscheiding van de hoogcalorische componenten (papier, kunststoffen, hout, etc.) ten behoeve van RDF-productie. RDF-productie uit bedrijfsafval vindt al geruime tijd plaats, maar zal worden geïntensiveerd. Ook de huidige initiatieven voor de alternatieve verwerking van huisvuil richten zich vooral op deze route [36, 37]. RDF op specificatie kan momenteel kosteloos worden afgezet bij Zweedse energiebedrijven, die vervolgens zelf het transport naar Zweden betalen [36]. Voor inzet van RDF in poederkoolcentrales en cementovens in Nederland, Duitsland en België worden kunstmatige tarieven van naar schatting 50 NLG/ton tot 100 NLG/ton gerekend [36]. Voor concurrerende alternatieve thermische processen, zoals wervelbedverbranding (poortprijs 125 NLG/ton), wervelbedvergassing (poortprijs 135
81
NLG/ton) en pyrolyse/vergassing (poortprijs 100 NLG/ton) worden hogere poortprijzen genoemd [36]. Nederland kton nat 3.495 ? 2.761 ? 4.660
2000 2005 2010 2015 2020
EU kton nat ? ? ? ? ?
4B. Alternatieve gebruiken
Wereld Mton nat ? ? ? ? ? Storten, verbranden
4C. Beschikbaar voor Nederland volgens EWAB/GAVE studie Momenteel is al het huishoudelijk restafval beschikbaar voor energieopwekking. Daarbij wordt het gedeeltelijk in AVI’s verwerkt, gedeeltelijk mag het nog worden gestort. Voor de invloed van de drie scenario’s op de hoeveelheid en eigenschappen van het restafval wordt aangenomen dat de productie en samenstelling van huishoudelijk afval niet verschilt in de drie scenario’s, maar dat de invloed van de scenario’s doorwerkt in de mate van hergebruik en afscheiding van verschillende deelstromen. Daarbij is gebruik gemaakt van eerder gegeven aannames over de afscheiding van GFT, oud papier, hout, textiel en kunststoffen in geval van de drie scenario’s. Als verdeelsleutel is gehanteerd dat de toename of afname van afscheiding van deze componenten uit de verschillende soorten afval rechtevenredig is met het aandeel dat de componenten nu hebben in deze stromen. In scenario 1 wordt er alleen gescheiden t.b.v. hergebruik; gescheiden inzameling t.b.v. energieopwekking is niet haalbaar met de lage energieprijzen. De helft van de hoeveelheid restafval (3,7 7,5 Mton) wordt dan in AVI’s verbrand, de stookwaarde is dan 8,8 MJ/ton. De andere helft wordt gestort of geëxporteerd. In scenario 2 leiden de hoge energieprijzen ertoe dat de afscheiding van hoogcalorisch afval uit huishoudelijk afval (zoals hierboven weergegeven) in hoge mate rendabel is. De hoeveelheid huishoudelijk restafval neemt daarmee in 2020 af naar 4,6 Mton, de stookwaarde naar 7,7 MJ/kg. In scenario 3 leiden met name de hergebruiksdoelstellingen en regulering ertoe dat met name GFT, maar ook andere componenten in hogere mate wordt uitgesorteerd en herverwerkt. Daardoor daalt de hoeveelheid restafval verder af naar 3,3 Mton (stookwaarde 8,6 MJ/kg).
2000 2005 2010 2015 2020
Nederland sc.1 sc.2 3.495 3.495 3.564 3.788 3.633 4.080 3.701 4.373 3.770 4.665
sc.3 3.495 3.439 3.383 3.327 3.271
sc.1 0 0 0 0 0
uit EU sc.2 0 0 0 0 0
sc.3
sc.1 0 0 0 0 0
uit wereld sc.2 sc.3 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
82
4D. Prijsniveau bij de producent Hier wordt aangenomen dat de prijs wordt vastgesteld bij aanlevering aan een grootschalige verwerkingseenheid, zoals een AVI. De verbrandingstarieven bij AVI’s variëren momenteel van 130 NLG/ton tot 230 NLG/ton. Gem -180 NLG/ton
Min
-230 NLG/ton
4E. Ruimtelijke beschikbaarheid 4G. Breekpunten in de beschikbaarheid
Max -130 NLG/ton decentraal, grootschalig geen
5. MILIEUASPECTEN VAN ONTTREKKING VAN HUIDIGE GEBRUIK 5A. Objectief Het storten of verbranden van huishoudelijk afval staat onderaan de ladder van Lansink, derhalve is energieopwekking met afval gewenst. Voor brandbaar afval is per 1 januari een stortverbod van kracht. 5B. Maatschappelijk oordeel
geaccepteerd
6. MOGELIJKE VOORBEHANDELINGSTECHNIEKEN Huishoudelijk restafval bevat veel verschillende organische en anorganische componenten, waardoor een relatief ‘robuuste’ verwerkingstechniek vereist is. Met name mechanische handelingen op de bulkstroom zoals verkleinen zijn derhalve minder eenvoudig uit te voeren dan bij goed gedefinieerde monostromen. Door het afval te scheiden in verschillende componenten middels flotatiescheiding, magneetscheiding etc. kunnen wel verschillende componenten worden verwijderd. Scheiden Drogen Hakselen Versnipperen Verpoederen Pelletiseren/briketteren
ja ja nee nee nee nee
Bijlage 25 Restafval van grof huishoudelijk afval
83
Bijlage 25 Restafval van grof huishoudelijk afval 1. ALGEMEEN ID.nr. 1a.
Naam
1b.
Herkomst
24 Restafval van grof huishoudelijk afval De restfractie van grof huishoudelijk afval na evt. afscheiding van plastics, papier, kunststoffen, hout of textiel, zoals deze wordt verbrand of gestort.
2. CLASSIFICATIECODE 2. class. code
n.v.t.
3. EIGENSCHAPPEN Voor de chemische samenstelling en stookwaarde is dezelfde methodiek gehanteerd als voor huisvuil. De eigenschappen gelden voor de huidige samenstelling. 3A vochtgehalte op natte basis zer niet gedefinieerd.] 3B
gem 15%
min -%
max -%ref [Fout! Bladwij-
Morfologie
grote delen
3C. Samenstelling op droge basis (wt% dry) gem C 32,87 H 4,53 O 18,81 N 0,74 S 0,22 Cl 0,69 F 0,13 as
41,0
Som zware metalen (BLA, mg/kg) 3.258 Fe (mg/kg) Ca (mg/kg) Mg (mg/kg) K (mg/kg) Na (mg/kg) Si (mg/kg) Al (mg/kg) Ti (mg/kg)
-
[16, 31]. min
[16] [16]
max
84
3D. Verbrandingswaarde (MJ/kg ds) Stookwaarde (MJ/kg wet)
13,7 10,8
[16] (berekend)
3E. Parameters voor niet-thermische processen (%ds) cellulose hemicellulose lignine suiker eiwit vetten vezels 4. GEPRODUCEERDE EN BESCHIKBARE HOEVEELHEDEN De hoeveelheid grof huishoudelijk restafval welke niet wordt herverwerkt is hier bepaald op basis van de prognoses welke zijn weergegeven in [Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.], aangevuld met in dit document weergegeven aannames over de separate inzameling van GFT, oud papier, hout, metalen, glas kunststoffen en textiel. 4A Productie Cijfers voor de fysische samenstelling en omvang van grof huisvuil en voor het vochtgehalte van de afvalcomponenten zijn afkomstig uit [38].Cijfers voor omvang en fysische samenstelling zijn redelijk betrouwbaar. De vrijkomende hoeveelheid grof huisvuil zal naar verwachting per jaar met 4% t.o.v. het niveau van 1996 groeien [34, 39]. De groei hangt samen met toenemende welvaart, het toenemend aantal huishoudens en met de bevolkingsgroei. De toename is groter dan bij huisvuil, omdat de toenemende welvaart voornamelijk wordt gebruikt voor de aanschaf van duurzame consumptiegeoederen en in veel kleinere mate aan voedsel [34]. De invloed van preventiemaatregelen is volgens [39] verwaarloosbaar. Over de verwachte invloed van trends in luxe goederen producten op de samenstelling en omvang van grof huisvuil is geen informatie bekend. Het niet herverwerkte materiaal wordt grotendeels verwerkt in AVI’s. Het hergebruikspercentage voor grof huishoudelijk afval bedraagt momenteel circa 15% en zal in de toekomst waarschijnlijk circa 60% bedragen. De doelstelling van 65% (zoals opgenomen in de Notitie Preventie en Hergebruik) zal waarschijnlijk niet worden gerealiseerd. Toepassing van thans herverwerkte materialen als GFT, papier, kunststoffen e.d. voor energieopwekking strookt nu nog niet met het overheidsbeleid. Volgens het RIVM zou er in 1997 ca. 510 kton grof huishoudelijk afval worden verbrand in AVI’s [35]. De stookwaarde, het droge-stof gehalte en het asgehalte zoals weergegeven in onderstaande tabel gelden voor de huidige samenstelling.
85
Stookd.s. as vrijkomend (kton) waarde gehalte MJ/kg ds (% n.s.) (% d.s.) 1996 2010 2020
Totaal GFT Papier/karton Hout kunststoffen textiel/matten ov. brandbaar inert en KCA
13,7 16,0 17,0 18,0 37,0 19,0 22,0 0,4
85% 30% 80% 85% 90% 90% 90% 98%
41% 20% 6% 2% 5% 4% 14% 98%
774 1.300 1.610 113 190 235 44 74 92 207 348 431 82 138 171 47 78 97 14 24 30 267 449 555
herverwerkt (kton) 1996
131 45 16 19 0 0 51
2010
693 114 48 209 21 39 0 262
2020
881 165 59 258 26 48 0 325
te verwerken (kton) 1996
2010
643 68 28 188 82 47 14 216
607 76 26 139 117 39 24 187
2020
729 70 33 173 145 49 30 230
Er zijn geen gegevens bekend over de productie van grof huishoudelijk afval in de EU en op mondiaal niveau. Aangenomen is dat dit afval in het land van productie wordt verwerkt en dus niet beschikbaar is voor energieopwekking in Nederland.
2000 2005 2010 2015 2020 4B. Alternatieve gebruiken
Nederland kton nat 643 ? 607 ? 729
EU kton nat ? ? ? ? ?
Wereld Mton nat ? ? ? ? ? Storten, verbranden
4C. Beschikbaar voor Nederland volgens EWAB/GAVE studie Momenteel is al het grof huishoudelijk afval dat niet wordt hergebruikt beschikbaar voor energieopwekking. Daarbij zijn AVI’s de meest voor de hand liggende optie. Voor de invloed van de drie scenario’s op de hoeveelheid en eigenschappen van het restafval wordt aangenomen dat de productie en samenstelling van grof huishoudelijk afval (incl. hergebruik) niet verschilt in de drie scenario’s, maar dat de invloed van de scenario’s doorwerkt in de mate van hergebruik en afscheiding van verschillende deelstromen. Daarbij is gebruik gemaakt van eerder gegeven aannames over de afscheiding van GFT, oud papier, hout, textiel en kunststoffen in geval van de drie scenario’s. De aangenomen toename of afname van afscheiding van deze componenten uit de verschillende soorten afval is evenredig met het aandeel dat de componenten nu hebben in deze stromen. De hierbovengenoemde prognose geeft weer dat er in 2020 1.610 kton grof huisvuil zal zijn, waarvan 729 kton als restafval beschikbaar is voor energieopwekking. In scenario 1 wordt er alleen gescheiden t.b.v. hergebruik; gescheiden inzameling t.b.v. energieopwekking is niet haalbaar met de lage energieprijzen. Er komt dan 1,45 Mton grof huishoudelijk afval vrij met een stookwaarde van 15,3 MJ/kg, daarvan wordt de helft gestort en de helft in AVI’s verbrand.
86
In scenario 2 leiden de hoge energieprijzen ertoe dat de afscheiding van hoogcalorisch afval (met name hout en kunststoffen) meer rendabel is. De hoeveelheid huishoudelijk restafval neemt daarmee af naar 0,82 Mton (stookwaarde 10,3 MJ/kg). In scenario 3 leiden met name de hergebruiksdoelstellingen en regulering ertoe dat met name GFT, maar ook andere componenten in hogere mate wordt uitgesorteerd en herverwerkt. Daardoor daalt de hoeveelheid restafval verder naar 0,82 Mton (stookwaarde 12,1 MJ/kg).
2000 2005 2010 2015 2020
Nederland sc.1 sc.2 sc.3 643 643 643 663 644 687 684 645 730 704 646 774 724 647 817
sc.1 0 0 0 0 0
uit EU sc.2 0 0 0 0 0
sc.3
sc.1 0 0 0 0 0
uit wereld sc.2 sc.3 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
4D. Prijsniveau bij de producent Hier wordt aangenomen dat de prijs wordt vastgesteld bij aanlevering aan een grootschalige verwerkingseenheid, zoals een AVI. De verbrandingstarieven bij AVI’s variëren momenteel van 130 NLG/ton tot 230 NLG/ton. Gem -180 NLG/ton 4E. Ruimtelijke beschikbaarheid 4G. Breekpunten in de beschikbaarheid
Min
-230 NLG/ton
Max -130 NLG/ton decentraal, grootschalig geen
5. MILIEUASPECTEN VAN ONTTREKKING VAN HUIDIGE GEBRUIK 5A. Objectief De inzet als energiedrager is gewenst voorzover het anders niet was worden hergebruikt maar gestort of indien het met een hoger energieconversierendement plaatsvindt. 5B. Maatschappelijk oordeel
geaccepteerd
6. MOGELIJKE VOORBEHANDELINGSTECHNIEKEN Rechtstreekse verwerking van de bulkstroom is navenant onmogelijk, derhalve is scheiding bij de bron of de inzamelplaats een noodzaak. Vanwege de handelbaarheid is verkleinen vaak noodzakelijk. Scheiden Drogen Hakselen Versnipperen Verpoederen Pelletiseren/briketteren
ja ja nee nee nee nee
Bijlage 26 Restafval van bouw- en sloopafval
87
Bijlage 26 Restafval van bouw- en sloopafval 1. ALGEMEEN ID.nr. 1a.
Naam
1b.
Herkomst
25 Restafval van bouw- en sloopafval De restfractie van bouw- en sloopafval na evt. afscheiding van plastics, papier, kunststoffen of hout, zoals deze wordt verbrand of gestort.
2. CLASSIFICATIECODE 2. class. code
n.v.t.
3. EIGENSCHAPPEN Voor de chemische samenstelling en stookwaarde is dezelfde methodiek gehanteerd als voor huisvuil. 3A vochtgehalte op natte basis zer niet gedefinieerd.] 3B
gem 8%
min -%
max -%ref [Fout! Bladwij-
Morfologie
grote delen
3C. Samenstelling op droge basis (wt% dry) gem C 14,71 H 2,01 O 8,50 N 0,17 S 0,20 Cl 0,62 F 0,01 as
76,1
Som zware metalen (BLA, mg/kg) 2.973 Fe (mg/kg) Ca (mg/kg) Mg (mg/kg) K (mg/kg) Na (mg/kg) Si (mg/kg) Al (mg/kg) Ti (mg/kg)
-
[16, 31]. min
[16] [16]
max
88
3D. Verbrandingswaarde (MJ/kg ds) Stookwaarde (MJ/kg wet)
6,0 5,4
[16] (berekend)
3E. Parameters voor niet-thermische processen (%ds) cellulose hemicellulose lignine suiker eiwit vetten vezels 4. GEPRODUCEERDE EN BESCHIKBARE HOEVEELHEDEN Cijfers voor de omvang en samenstelling van bouw- en sloopafval (BSA) zijn voornamelijk ontleend aan [40]. De hoeveelheid bouw- en sloopafval welke niet wordt herverwerkt is hier bepaald op basis van de prognoses welke zijn weergegeven in [Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.], aangevuld met in dit document weergegeven aannames over de separate inzameling van oud papier, hout, metalen, glas, kunststoffen en textiel. 4A Productie De vrijkomende hoeveelheid BSA zal naar verwachting autonoom met 1% per jaar groeien t.o.v. het niveau van 1995 [34]. Conform het Implementatieplan Bouw- en Sloopafval moet worden gestreefd naar een preventie van 5%. Van het bouw- en sloopafval wordt momenteel al een groot deel verwijderd en apart verwerkt. Door scheiden aan de bron en het sorteren van gemengd sloopafval worden o.a. de volgende stromen hergebruikt: • • • • •
zeefzand (bijna volledig hergebruikt) PVC-gevelelementen en leidingen (bijna volledig hergebruikt) sloophout (al grotendeels hergebruikt of ingezet voor energieopwekking) dakgrind (ca 240 kton, wordt praktisch volledig hergebruikt voor wegverharding) teermastiek (40 kton met hoge verbrandingswaarde van oude daken, verdwijnt langzaam uit de woningvoorraad)
De brandbare fractie in het BSA (ca. 2.000 kton) wordt thermisch verwerkt of gestort. Er staan een groot aantal initiatieven op stapel voor de benutting van resterend A-hout en B-hout voor warmteen elektriciteitsproduktie. Met de totale geplande verwerkingscapaciteit van deze initiatieven (minimaal 270 kton/jaar) kan het overgrote deel van het thans beschikbare oud hout al worden verwerkt. Slechts een beperkt deel van de brandbare, niet herverwerkte fractie uit BSA (bestaande uit kunststoffen en papier, samen ± 75 kton/jaar) is beschikbaar voor energieopwekking. Van het BSA afval wordt nu nog ca. 225 kton verbrand en 950 kton gestort. In 1996 werd 4,8 kton en in 1997 36,4 kton houtafval geëxporteerd. Het grootste deel hiervan (34,9 kton) werd voor de
89
spaanplaatindustrie in Italië uitgevoerd De stookwaarde, het droge-stof gehalte en het asgehalte zoals weergegeven in onderstaande tabel zijn gebaseerd op de huidige samenstelling van het afval. Stookd.s. as vrijkomend (kton) herverwerkt (kton) te verwerken (kton) waarde gehalte MJ/kg ds (% n.s.) (% d.s.) 1996 2010 2020 1996 2010 2020 1996 2010 2020 totaal 5,4 92% 76% 10.416 11.382 12.372 9.141 10.187 11.103 1.275 1.195 1.269 papier/karton 17,0 80% 6% 42 46 50 4 32 35 38 14 15 hout 18,0 85% 2% 300 328 356 90 197 214 210 131 142 kunststoffen 37,0 90% 5% 84 92 100 8 32 35 76 60 65 ov. brandbaar 2,8 90% 14% 52 60 65 0 0 0 52 60 65 inert en KCA 0,1 100% 99% 9.938 10.858 11.802 9.039 9.927 10.820 899 931 982
Er zijn geen gegevens bekend over de productie van bouw- en sloopafval in de EU en op mondiaal niveau. Aangenomen is dat dit afval in het land van productie wordt verwerkt en dus niet beschikbaar is voor energieopwekking in Nederland.
2000 2005 2010 2015 2020 4B. Alternatieve gebruiken
Nederland kton nat 1.275 ? 1.195 ? 1.269
EU kton nat ? ? ? ? ?
Wereld Mton nat ? ? ? ? ?
hergebruik, storten, verbranden
4C. Beschikbaar voor Nederland volgens EWAB/GAVE studie Het hergebruikspercentage voor BSA bedraagt momenteel 83% en zal toenemen naar circa 92% en mogelijk zelfs hoger. In het implementatieplan BSA zijn doelstellingen voor hergebruik van hout (60%) en kunststoffen (35%) neergelegd. De hergebruiksdoelstelling voor papier bedraagt conform het Convenant Verpakkingen 70%. Toepassing van her te verwerken materiaal voor andere toepassingen strookt niet met het overheidsbeleid. Daarom is dit materiaal nu niet beschikbaar voor energieopwekking. Voor de invloed van de drie scenario’s op de hoeveelheid en eigenschappen van het restafval wordt aangenomen dat de productie en samenstelling van geproduceerd BSA-afval (incl hergebruik) niet verschilt in de drie scenario’s, maar dat de invloed van de scenario’s doorwerkt in de mate van hergebruik en afscheiding van verschillende componenten. Daarbij is gebruik gemaakt van eerder gegeven aannames over de afscheiding van met name hout en kunststoffen in geval van de drie scenario’s. De hierbovengenoemde prognose geeft weer dat er in 2020 ruim 12 Mton BSA zal zijn, waarvan 1,2 Mton als restafval in AVI’s wordt verwerkt of gestort.
90
In scenario 1 wordt er alleen gescheiden t.b.v. hergebruik; gescheiden inzameling t.b.v. energieopwekking is niet haalbaar met de lage energieprijzen. Er wordt dan 1,77 Mton BSA geproduceerd met een gemiddelde stookwaarde van 7,9 GJ/ton. Dit wordt voor de helft gestort, de andere helft wordt in AVI’s verwerkt. In scenario 2 leiden de hoge energieprijzen ertoe dat de afscheiding van hoogcalorisch afval (met name hout en kunststoffen) meer rendabel is. De hoeveelheid restafval neemt daarmee af naar 1,24 Mton, de stookwaarde neemt ook af naar 3,7 MJ/kg. In scenario 3 leiden met name de hergebruiksdoelstellingen en regulering ertoe dat papier, hout en kunststoffen met name worden uitgesorteerd vanwege hergebruik. Daardoor daalt de hoeveelheid restafval naar 1,4 Mton, de stookwaarde naar 5,2 MJ/kg.
2000 2005 2010 2015 2020
Nederland sc.1 sc.2 1.275 1.275 1.172 1.267 1.086 1.259 965 1.251 861 1.243
sc.3 1.275 1.312 1.350 1.387 1.424
sc.1 0 0 0 0 0
uit EU sc.2 0 0 0 0 0
sc.3 0 0 0 0 0
uit wereld sc.1 sc.2 sc.3 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
4D. Prijsniveau bij de producent Hier wordt aangenomen dat de prijs wordt vastgesteld bij aanlevering aan een grootschalige verwerkingseenheid, zoals een AVI. De verbrandingstarieven bij AVI’s variëren momenteel van 130 NLG/ton tot 230 NLG/ton. Gem -180 NLG/ton
Min
-230 NLG/ton
4E. Ruimtelijke beschikbaarheid 4G. Breekpunten in de beschikbaarheid
Max -130 NLG/ton decentraal, grootschalig geen
5. MILIEUASPECTEN VAN ONTTREKKING VAN HUIDIGE GEBRUIK 5A. Objectief De inzet als energiedrager is gewenst voorzover het anders niet was worden hergebruikt maar gestort of indien het met een hoger energieconversierendement plaatsvindt. 5B. Maatschappelijk oordeel
geaccepteerd
6. MOGELIJKE VOORBEHANDELINGSTECHNIEKEN Rechtstreekse verwerking van bouw- en sloopafval voor energieopwekking is navenant onmogelijk, derhalve is scheiding bij de bron of de inzamelplaats een noodzaak. Vanwege de handelbaarheid is verkleinen vaak noodzakelijk. Scheiden
ja
91
Drogen Hakselen Versnipperen Verpoederen Pelletiseren/briketteren
ja ja (na uitsortering) ja (na uitsortering) nee ja (na uitsortering)
Bijlage 27 Restafval van industrieel afval
92
Bijlage 27 Restafval van industrieel afval 1. ALGEMEEN ID.nr. 1a.
Naam
1b.
Herkomst
26 Restafval van industrieel afval De restfractie van industrieel afval na evt. afscheiding van GFT, plastics, papier, kunststoffen of hout, zoals deze wordt verbrand of gestort.
2. CLASSIFICATIECODE 2. class. code
n.v.t.
3. EIGENSCHAPPEN Voor de chemische samenstelling en stookwaarde van de droge stof zijn dezelfde cijfers aangehouden als voor huisvuil. De kunststoffractie in industrieel afval (IA) bestaat evenals de kunststoffractie in huisvuil voornamelijk uit verpakkingen en zal daarom naar verwachting uit dezelfde soorten kunststof bestaan als huishoudelijk kunststof afval. De chemische samenstelling van de overige afvalcomponenten is in de regel onafhankelijk van de afvalbron en materiaaltoepassing. 3A vochtgehalte op natte basis zer niet gedefinieerd.] 3B
gem 8%
min -%
max -%ref [Fout! Bladwij-
Morfologie
bulk, stortvast
3C. Samenstelling op droge basis (wt% dry) gem C 15,75 H 2,21 O 10,37 N 0,24 S 0,21 Cl 0,64 F 0,01 as
67,8
Som zware metalen (BLA, mg/kg) 3.066 Fe (mg/kg) Ca (mg/kg) Mg (mg/kg) K (mg/kg) Na (mg/kg)
-
[16, 31]. min
[16] [16]
max
93
Si (mg/kg) Al (mg/kg) Ti (mg/kg) 3D. Verbrandingswaarde (MJ/kg ds) Stookwaarde (MJ/kg wet)
6,5 5,3
[16] (berekend)
3E. Parameters voor niet-thermische processen (%ds) cellulose hemicellulose lignine suiker eiwit vetten vezels 4. GEPRODUCEERDE EN BESCHIKBARE HOEVEELHEDEN De voor industrieel afval aangehouden kentallen voor omvang en samenstelling zijn afkomstig uit [38] en hebben betrekking op 1993. De kentallen zijn exclusief hout en papier dat als procesafval vrijkomt bij respectievelijk de houtverwerkende industrie en de papierindustrie. In de voedings- en genotsmiddelenindustrie vrijkomend organisch en dierlijk afval en slib van afvalwaterzuiveringsinstallaties zijn eveneens buiten beschouwing gelaten. Deze drie deelstromen worden elders behandeld. De cijfers zijn wel inclusief slib van andere afvalwaterreinigingsinstallaties. 4A Productie De in 2010 en 2020 vrijkomende hoeveelheden IA zijn geschat op basis van de percentages voor autonome groei en preventie, zoals gegeven in [38]. De autonome groei bedraagt naar schatting 1% per jaar t.o.v. het niveau in 1993. Preventie varieert per component en per deelstroom (procesafval, verpakkingsafval, kantoor- en kantine-afval) en wordt voor sommige componenten zo hoog geschat dat de totale vrijkomende hoeveelheid in IA van deze componenten afneemt t.o.v. 1993. Momenteel wordt nog ca 595 kton verbrand in AVI’s, daarnaast wordt er nog 2754 kton gestort [41]. De stookwaarde, het droge-stof gehalte en het asgehalte zoals weergegeven in onderstaande tabel zijn gebaseerd op de huidige samenstelling van het afval.
94
Stookd.s. as vrijkomend (kton) herverwerkt (kton) te verwerken (kton) waarde gehalte MJ/kg ds (% n.s.) (% d.s.) 2000 2010 2020 2000 2010 2020 2000 2010 2020 Totaal 6,5 92% 68% 4.296 3.770 4.097 2.217 2.497 2.970 2.079 1.273 1.127 GFT 16,0 45% 20% 20 13 14 14 13 14 6 Papier/karton 17,0 80% 6% 865 585 637 475 403 550 390 182 87 Hout 18,0 85% 2% 434 297 327 284 212 287 150 85 40 Kunststoffen 37,0 90% 5% 205 159 172 104 102 138 101 57 34 Textiel/matten 19,0 90% 10% 86 74 81 26 42 58 60 32 23 ov. brandbaar 22,0 90% 14% 36 37 41 3 21 29 33 16 12 inert en KCA 0,3 99% 95% 2.650 2.603 2.825 1.310 1.704 1.894 1.340 899 931
Er zijn geen gegevens bekend over de productie van industrieel afval in de EU en op mondiaal niveau. Aangenomen is dat dit afval in het land van productie wordt verwerkt en dus niet beschikbaar is voor energieopwekking in Nederland.
2000 2010 2020 4B. Alternatieve gebruiken
Nederland (kton) 2.079 1.273 1.127
EU (kton) ? ? ?
Wereld (Mton) ? ? ?
hergebruik, storten, verbranden
4C. Beschikbaar voor Nederland volgens EWAB/GAVE studie IA wordt momenteel voor bijna 60% hergebruikt [38]. Dit percentage zal in de toekomst naar verwachting toenemen tot 80%. Hergebruik van procesafval vindt veelal om economische redenen plaats. Aangenomen wordt daarom dat dit afval niet beschikbaar is voor energieopwekking. Hergebruik van verpakkingsafval en kantoor- en kantine-afval vindt plaats of zal plaatsvinden in het kader van de overheidsdoelstellingen. Inzet van her te verwerken materiaal voor andere toepassingen strookt niet met het overheidsbeleid. Daarom is dit materiaal eveneens niet beschikbaar voor energieopwekking. Het niet herverwerkte brandbare afval (2,1 Mton nu, 1,1 Mton in 2020) moet thermisch worden verwerkt. Het betreft vooral verpakkingsafval en kantoor- en kantine-afval. Voor de beschikbaarheid van dit afval voor energieopwekking geldt hetzelfde als voor kantoor- winkel en dienstenafval (KWD-A). Er momenteel al initiatieven voor de verwerking van tenminste 600 kton bedrijfsafval tot RDF. Dit is ongeveer gelijk aan de in 2010 in KWD-A aanwezige hoeveelheid hout, papier en kunststoffen. In scenario 1 wordt er alleen gescheiden t.b.v. hergebruik; gescheiden inzameling t.b.v. energieopwekking is niet haalbaar met de lage energieprijzen. De helft van de 1,37 Mton industrieel afval wordt dan in AVI’s verbrand, de andere helft wordt gestort. (stookwaarde = 5,3 MJ/kg). In scenario 2 leiden de hoge energieprijzen ertoe dat de afscheiding van hoogcalorisch afval meer rendabel is. De hoeveelheid restafval neemt daarmee af naar 1,11 Mton (stookwaarde=2,5 MJ/kg).
95
In scenario 3 leiden met name de hergebruiksdoelstellingen en regulering ertoe dat papier, hout en kunststoffen met name worden uitgesorteerd vanwege hergebruik. Daardoor wordt de hoeveelheid restafval 1,16 Mton (stookwaarde = 3,0 MJ/kg).
2000 2005 2010 2015 2020
Nederland sc.1 sc.2 2.079 2.079 1.731 1.836 1.384 1.594 1.036 1.351 689 1.108
sc.3 2.079 1.850 1.621 1.392 1.163
sc.1 0 0 0 0 0
uit EU sc.2 0 0 0 0 0
sc.3
sc.1 0 0 0 0 0
uit wereld sc.2 sc.3 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
4D. Prijsniveau bij de producent Hier wordt aangenomen dat de prijs wordt vastgesteld bij aanlevering aan een grootschalige verwerkingseenheid, zoals een AVI. De verbrandingstarieven bij AVI’s variëren momenteel van 130 NLG/ton tot 230 NLG/ton. Gem -180 NLG/ton
Min
-230 NLG/ton
4E. Ruimtelijke beschikbaarheid 4G. Breekpunten in de beschikbaarheid
Max -130 NLG/ton decentraal, grootschalig geen
5. MILIEUASPECTEN VAN ONTTREKKING VAN HUIDIGE GEBRUIK 5A. Objectief De inzet als energiedrager is gewenst voorzover het anders niet was worden hergebruikt maar gestort of indien het met een hoger energieconversierendement plaatsvindt. 5B. Maatschappelijk oordeel
geaccepteerd
6. MOGELIJKE VOORBEHANDELINGSTECHNIEKEN Na afscheiding van inert materiaal wordt een afvalstroom met hoge stookwaarde verkregen. Deze stroom kan na verkleining en verdichting als recycled fuel op verschillende wijzen worden ingezet. Scheiden Drogen Hakselen Versnipperen Verpoederen Pelletiseren/briketteren
ja ja ja (na uitsortering) ja (na uitsortering) nee ja (na uitsortering)
Bijlage 28 Restafval van KWD-afval
96
Bijlage 28 Restafval van KWD-afval 1. ALGEMEEN ID.nr. 1a.
Naam
1b.
Herkomst
27 Restafval van kantoor, winkel en diensten afval De restfractie van KWD-afval na evt. afscheiding van GFT, plastics, papier, kunststoffen of hout, zoals deze wordt verbrand of gestort.
2. CLASSIFICATIECODE 2. class. code
n.v.t.
3. EIGENSCHAPPEN Voor de chemische samenstelling en stookwaarde van de droge stof zijn dezelfde cijfers aangehouden als voor huisvuil. De kunststoffractie in kantoor- winkel en diensten afval bestaat evenals de kunststoffractie in huisvuil voornamelijk uit verpakkingen en zal daarom naar verwachting uit dezelfde kunststofsoorten en -producten bestaan als huishoudelijk kunststof afval. De chemische samenstelling van de overige afvalcomponenten is in de regel onafhankelijk van de afvalbron en materiaaltoepassing. 3A vochtgehalte op natte basis zer niet gedefinieerd.] 3B
gem 26%
min -%
max -%ref [Fout! Bladwij-
Morfologie
bulk, stortvast
3C. Samenstelling op droge basis (wt% dry) gem C 38,26 H 5,39 O 22,5 N 1,14 S 0,27 Cl 0,83 F 0,01 as
26,9
Som zware metalen (BLA, mg/kg) 3.923 Fe (mg/kg) Ca (mg/kg) Mg (mg/kg) K (mg/kg)
-
[16, 31]. min
[16] [16]
max
97
Na (mg/kg) Si (mg/kg) Al (mg/kg) Ti (mg/kg) 3D. Verbrandingswaarde (MJ/kg ds) Stookwaarde (MJ/kg wet)
16,5 9,5
[16] (berekend)
3E. Parameters voor niet-thermische processen (%ds) cellulose hemicellulose lignine suiker eiwit vetten vezels 4. GEPRODUCEERDE EN BESCHIKBARE HOEVEELHEDEN De vrijkomende hoeveelheid KWD-afval zal naar verwachting autonoom 1,5% per jaar groeien t.o.v. het niveau van 1993 [34]. De groei hangt samen met het toenemende aantal werknemers in de dienstensector. Voor papier wordt een grotere groei verwacht. Het toepassen van retoursystemen geeft volgens [38] een preventie van 25% voor papier, van 10% voor hout, kunststoffen, glas. Door good housekeeping kan een preventie van 5% op de andere afvalcomponenten worden gerealiseerd. 4A Productie De restfractie van KWD-afval wordt al grotendeels herverwerkt. Volgens het AOO [42] wordt de gehele hoeveelheid restafval thans in principe verbrand, maar komt het in enkele gevallen voor dat er nog gestort wordt. De stookwaarde, het droge-stof gehalte en het asgehalte zoals weergegeven in onderstaande tabel zijn gebaseerd op de huidige samenstelling van het afval. Stookd.s. as vrijkomend (kton) herverwerkt (kton) te verwerken (kton) waarde gehalte MJ/kg ds (% n.s.) (% d.s.) 2000 2010 2020 2000 2010 2020 2000 2010 2020 Totaal 16,5 74% 27% 2.928 3.279 3.734 979 1.746 2.571 1.949 1.533 1.163 GFT 16,0 45% 20% 693 826 925 67 289 601 626 537 324 Papier/karton 17,0 80% 6% 1.251 1.313 1.534 688 985 1.304 563 328 230 Hout 18,0 85% 2% 148 167 187 71 134 159 77 33 28 Kunststoffen 37,0 90% 5% 272 307 344 56 108 224 216 199 120 Textiel/matten 19,0 90% 10% 73 87 97 0 9 15 73 78 82 ov. brandbaar 22,0 90% 14% 80 95 107 0 10 16 80 85 91 inert en KCA 0,3 99% 95% 411 482 539 97 212 254 314 270 285
98
Er zijn geen gegevens bekend over de productie van KWD afval in de EU en op mondiaal niveau. Aangenomen is dat dit afval in het land van productie wordt verwerkt en dus niet beschikbaar is voor energieopwekking in Nederland. Nederland kton nat 1.949 ? 1.533 ? 1.163
2000 2005 2010 2015 2020
EU kton nat ? ? ? ? ?
4B. Alternatieve gebruiken
Wereld Mton nat ? ? ? ? ?
hergebruik, storten, verbranden
4C. Beschikbaar voor Nederland volgens EWAB/GAVE studie Het hergebruikspercentage voor KWD-A bedraagt momenteel circa 15% en zal in de toekomst waarschijnlijk circa 55% bedragen, conform de doelstellingen in de Notitie Preventie en Hergebruik en het Convenant Verpakkingen. Toepassing van her te verwerken materiaal voor andere toepassingen strookt niet met het overheidsbeleid. Daarom is dit materiaal niet beschikbaar voor energieopwekking. Het niet herverwerkte materiaal (1,4 Mton in 2010, 1,6 Mton in 2020) zal thermisch worden verwerkt. Voor de beschikbaarheid van dit afval voor energieopwekking geldt hetzelfde als voor huisvuil en grof huisvuil. Er momenteel al initiatieven voor de verwerking van tenminste 600 kton bedrijfsafval tot RDF. Dit is ongeveer gelijk aan de in 2010 in KWD-A aanwezige hoeveelheid hout, papier en kunststoffen. In scenario 1 wordt er alleen gescheiden t.b.v. hergebruik; gescheiden inzameling t.b.v. energieopwekking is niet haalbaar met de lage energieprijzen. Er wordt dan 1,80 Mton KWD-afval in AVI’s verbrand of gestort (allebei evenveel, stookwaarde = 11,1 MJ/kg). In scenario 2 leiden de hoge energieprijzen ertoe dat de afscheiding van hoogcalorisch afval meer rendabel is. De hoeveelheid restafval neemt daarmee af naar 1,07 Mton (stookwaarde= 7,5 MJ/kg). In scenario 3 leiden met name de hergebruiksdoelstellingen en regulering ertoe dat papier, hout en kunststoffen met name worden uitgesorteerd vanwege hergebruik. Daardoor wordt de hoeveelheid restafval 0,88 Mton (stookwaarde = 8,9 MJ/kg).
2000 2005 2010 2015 2020
Nederland sc.1 sc.2 1.949 1.949 1.687 1.730 1.424 1.511 1.162 1.292 899 1.073
sc.3 1.949 1.682 1.415 1.147 880
sc.1 0 0 0 0 0
uit EU sc.2 0 0 0 0 0
sc.3 0 0 0 0 0
uit wereld sc.1 sc.2 sc.3 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
99
4D. Prijsniveau bij de producent Hier wordt aangenomen dat de prijs wordt vastgesteld bij aanlevering aan een grootschalige verwerkingseenheid, zoals een AVI. De verbrandingstarieven bij AVI’s variëren momenteel van 130 NLG/ton tot 230 NLG/ton. Gem -180 NLG/ton
Min
-230 NLG/ton
4E. Ruimtelijke beschikbaarheid 4G. Breekpunten in de beschikbaarheid
Max -130 NLG/ton decentraal, grootschalig geen
5. MILIEUASPECTEN VAN ONTTREKKING VAN HUIDIGE GEBRUIK 5A. Objectief De inzet als energiedrager is gewenst voorzover het anders niet was worden hergebruikt maar gestort of indien het met een hoger energieconversierendement plaatsvindt. 5B. Maatschappelijk oordeel
geaccepteerd
6. MOGELIJKE VOORBEHANDELINGSTECHNIEKEN Na afscheiding van inert materiaal wordt een afvalstroom met hoge stookwaarde verkregen. Deze stroom kan na verkleining en verdichting als recycled fuel op verschillende wijzen worden ingezet. Scheiden Drogen Hakselen Versnipperen Verpoederen Pelletiseren/briketteren
ja ja ja ja nee ja
Bijlage 29 Shredderafval
100
Bijlage 29 Shredderafval 1. ALGEMEEN ID.nr. 1a.
Naam
1b.
Herkomst
28 Shredderafval De overblijvende restfractie na afscheiding van ferroen non-ferro materialen uit geshredderde metalen gebruiksvoorwerpen (autowrakken, fietsen, enz).
2. CLASSIFICATIECODE 2. class. code
n.v.t.
3. EIGENSCHAPPEN De samenstelling van shredderafval kan sterk variëren en hangt sterk af van het soort afval dat is geshredderd. De chemische samenstelling en stookwaarde van de droge stof zijn gebaseerd op de verhouding van de verschillende fracties. 3A vochtgehalte op natte basis zer niet gedefinieerd.] 3B
gem 6,1%
min -%
max -%ref [Fout! Bladwij-
Morfologie
bulk, stortvast
3C. Samenstelling op droge basis (wt% dry) gem C 36,0 H 4,5 O 10,8 N 1,9 S 0,30 Cl 0,50 F as Som zware metalen (BLA, mg/kg) Fe (mg/kg) Ca (mg/kg) Mg (mg/kg) K (mg/kg) Na (mg/kg) Si (mg/kg) Al (mg/kg) Ti (mg/kg)
[16, 31]. min
39,8
[16] -
-
max
101
3D. Verbrandingswaarde (MJ/kg ds) Stookwaarde (MJ/kg wet)
15,7
(berekend)
3E. Parameters voor niet-thermische processen (%ds) cellulose hemicellulose lignine suiker eiwit vetten vezels 4. GEPRODUCEERDE EN BESCHIKBARE HOEVEELHEDEN Er wordt thans ca 177 kton shredderafval (SA) geproduceerd [43]. De vrijkomende hoeveelheid SA zal naar verwachting in de periode tot 2010 met 2% per jaar t.o.v. het niveau van 1995 dalen om vervolgens in de periode tot 2020 weer ligt te stijgen [34] met 0,7% per jaar. De daling wordt veroorzaakt door de intensivering van de demontage van autowrakken bij gespecialiseerde bedrijven. Hierdoor wordt verwacht dat het hergebruik van autowrakken zal stijgen van 86% nu naar 95% conform een concept EU regelgeving [44]. De stijging van de hoeveelheid SA in de periode 2010 tot 2020 wordt veroorzaakt door een toenemend aantal vrijkomende wrakken. Shredderafval is het restproduct van de verwerking van autowrakken en wordt niet herverwerkt. Het dient sinds de implementatie van het stortverbod te worden verbrand. Verwerking bij AVI’s is echter vanwege de aard en de hoge stookwaarde van het afval niet mogelijk [39]. SA is daarom in principe volledig beschikbaar voor energieopwekking. De Auto Recycling Nederland en de Metaal Recycling Federatie doen gezamenlijk onderzoek naar de hoogwaardige verwerking van SA. Initiatieven zijn er van Aarding Energo (Amsterdam) en Gibros (Delfzijl en Europoort). Het streven is om in 2001 operationeel te zijn (3). Er is inmiddels een kleinschalige verbrandingsinstallatie met een verwerkingscapaciteit van 40 kton/jaar voor SA in aanbouw. Er zijn daarnaast drie verschillende initiatieven met een totale verwerkingscapaciteit van 165 tot 220 kton/jaar om SA om te zetten in synthesegas. Geconcludeerd kan worden dat een groot deel van het SA in de toekomst zal worden ingezet voor energieopwekking. 4A
Productie
De stookwaarde, het droge-stof gehalte en het asgehalte zoals weergegeven in onderstaande tabel zijn gebaseerd op de huidige samenstelling van het shredderafval.
102
Jaar Totaal papier/karton hout kunststoffen - PE/PP - PVC - overige kunststoffen Ferro non-ferro Glas overig brandbaar - textiel - tapijt/matten - leer/rubber
2000 177 9,25 3,7
2010 133 6,66 2,66
2020
14,6 7,6 22,2 35,15 3,70 22,20
10,50 5,48 15,98 25,31 2,66 15,98
11,24 5,87 17,10 27,08 2,85 17,10
9,25 1,85 55,50
6,66 1,33 39,96
7,13 1,43 42,76
143 7,13 2,85
Er zijn geen gegevens bekend over de productie van shredderafval in de EU en op mondiaal niveau. Aangenomen is dat dit afval in het land van produktie wordt verwerkt en dus niet beschikbaar is voor energieopwekking in Nederland. Nederland kton nat 177 ? 133 ? 143
2000 2005 2010 2015 2020
EU kton nat ? ? ? ? ?
4B. Alternatieve gebruiken
Wereld Mton nat ? ? ? ? ? storten
4C. Beschikbaar voor Nederland volgens EWAB/GAVE studie Omdat shredderafval een hoge calorische waarde heeft, is verbranden in een AVI problematisch. Derhalve wordt het nog steeds gestort. Het is dan ook volledig beschikbaar voor energieopwekking. In scenario 1 wordt shredderafval net als nu volledig gestort. In scenario 2 en 3 leiden de hoge energieprijzen ertoe dat het volledig wordt gebruikt voor energieopwekking.
2000 2005 2010 2015 2020
Nederland sc.1 sc.2 sc.3 177 177 177 133 168 168 89 160 160 44 151 151 0 143 143
sc.1 0 0 0 0 0
uit EU sc.2 0 0 0 0 0
sc.3 0 0 0 0 0
uit wereld sc.1 sc.2 sc.3 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
103
4D. Prijsniveau bij de producent Shredderafval wordt nu nog volledig gestort, er wordt aangenomen dat de huidige prijzen ca. -150 NLG/ton bedragen. Gem -150 NLG/ton
Min
- NLG/ton
4E. Ruimtelijke beschikbaarheid
Max
- NLG/ton
centraal, grootschalig
4G. Breekpunten in de beschikbaarheid
geen
5. MILIEUASPECTEN VAN ONTTREKKING VAN HUIDIGE GEBRUIK 5A. Objectief De inzet als energiedrager is beter dan storten, van hergebruik is geen sprake. 5B. Maatschappelijk oordeel
geaccepteerd
6. MOGELIJKE VOORBEHANDELINGSTECHNIEKEN De mechanische en fysische scheiding van verschillende componenten kan aanzienlijk worden bemoeilijkt door aanwezige lijm, kabels en laminaatverbindingen. Het ligt dan ook het meest voor de hand de volledige stroom rechtstreeks in te zetten voor energieopwekking. Gezien het lage vochtgehalte zal het drogen van shredderafval niet nodig zijn. Scheiden Drogen Hakselen Versnipperen Verpoederen Pelletiseren/briketteren
nee nee ja ja nee nee
Bijlage 30 Reinigingsdienstenafval
104
Bijlage 30 Reinigingsdienstenafval 1. ALGEMEEN ID.nr. 1a.
Naam
1b.
Herkomst
29 Reinigingsdienstenafval Gemeentelijk afval van het vegen van straten, het legen van openbare afvalbakken, het opruimen van marktterreinen, het reinigen en snoeien van plantsoenen, groenstroken, grachten, vijvers e.d.
2. CLASSIFICATIECODE 2. class. code
n.v.t.
3. EIGENSCHAPPEN De chemische samenstelling en eigenschappen van reinigingsdienstenafval (RDA) is niet bekend. 3A vochtgehalte op natte basis zer niet gedefinieerd.] 3B
gem -%
min -%
max -%ref [Fout! Bladwij-
Morfologie
bulk, stortvast
3C. Samenstelling op droge basis (wt% dry) gem C H O N S Cl F as Som zware metalen (BLA, mg/kg) Fe (mg/kg) Ca (mg/kg) Mg (mg/kg) K (mg/kg) Na (mg/kg) Si (mg/kg) Al (mg/kg) Ti (mg/kg)
min
-
[16] -
-
max
105
3D. Verbrandingswaarde (MJ/kg ds) Stookwaarde (MJ/kg wet)
3
(geschat)
3E. Parameters voor niet-thermische processen (%ds) cellulose hemicellulose lignine suiker eiwit vetten vezels 4. GEPRODUCEERDE EN BESCHIKBARE HOEVEELHEDEN 4A Produktie De vrijkomende hoeveelheid reinigingsdiensten afval (RDA) bedroeg ca 1038 kton in 1997 [45].Het afval bestaat uit de volgende deelstromen: • veegafval (332 kton/jaar) • plantsoenafval van gemeenten (567 kton/jaar) • drijfafval (20 kton/jaar) • RKG-slib (98 kton/jaar) • marktafval (21 kton/jaar). De bestemming hiervan is als volgt: • Materiaalhergebruik: 6% of 6 kton (vooral zand) • Verbranden: 13% of 140 kton • Storten: 32% of 340 kton • Composteren: 50% of 535 kton (met name drijfafval, groenafval Gegevens over de aard en de samenstelling van de deelstromen zijn in de geraadpleegde literatuurbronnen niet gevonden. Naar schatting bestaat tenminste 30% uit zand en inert en is de stookwaarde ca. 3 MJ/kg. De vrijkomende hoeveelheid RDA zal met 0,6% per jaar toenemen tot in 2010 en in 2020. Er is volgens [38] een preventie van 3,7% mogelijk voor veegafval en van 30% voor plantsoenafval. Prognoses voor de toekomstige samenstelling en hergebruik zijn samengevat in onderstaande tabel:
Totaal veegafval plantsoenafval drijfafval RKG-slib marktafval
stookd.s. as waarde gehalte MJ/kg ds % n.s. % d.s. 30%
Vrijkomend (kton) 1993 1.038 332 567 20 98 21
2010 1.054 409 351 41 183 21
2020 1.144 444 380 44 198 21
Herverwerkt (kton) 1993 251 214
2010 497 82 263
2020 707 133 380
23 3
110 3
139 3
106
4B. Alternatieve gebruiken
storten, composteren
4C. Beschikbaar voor Nederland volgens EWAB/GAVE studie Er werd in 1997 541 kton (%) RDA herverwerkt, 214 kton plantsoenafval, 23 kton RKG-slib en 14 kton marktafval. Hergebruik zal conform het milieubeleid worden geïntensiveerd tot circa 45%. Dit materiaal zal niet beschikbaar zijn voor energieopwekking. Van het niet herverwerkte materiaal zijn alleen marktafval en drijfafval (totaal 41 kton) brandbaar en beschikbaar voor energiewinning. M.b.t. de eigenschappen van het beschikbare materiaal kan derhalve worden uitgegaan van GFT. In scenario 1 wordt al het RDA gestort. In scenario 2 wordt marktafval en drijfafval voor energieopwekking ingezet. In scenario 3 wordt RDA in hoge mate hergebruikt; er komt dan geen materiaal vrij voor energieopwekking.
2000 2005 2010 2015 2020
Nederland Min max gem 41 41 41 30 47 30 20 53 20 10 59 10 0 65 0
min 0 0 0 0 0
uit EU max 0 0 0 0 0
gem 0 0 0 0 0
uit wereld min max Gem 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
4D. Prijsniveau bij de producent Het hier als beschikbaar aangenomen RDA bestaat uit organisch materiaal en wordt thans gecomposteerd. Aangenomen wordt derhalve dat het gecontracteerd kan worden tegen dezelfde prijs. Er wordt derhalve uitgegaan van dezelfde tarieven als GFT. Gem -70 NLG/ton
Min
-90 NLG/ton
4E. Ruimtelijke beschikbaarheid
Max
-50 NLG/ton
centraal, grootschalig
4G. Breekpunten in de beschikbaarheid
geen
5. MILIEUASPECTEN VAN ONTTREKKING VAN HUIDIGE GEBRUIK 5A. Objectief Energieopwekking staat thans minder hoog op de ladder van Lansink dan composteren. 5B. Maatschappelijk oordeel
discussie
6. MOGELIJKE VOORBEHANDELINGSTECHNIEKEN Na afscheiding van de organische fractie kan het materiaal eventueel worden gedroogd of verhakseld. Geforceerd drogen ligt echter niet voor de hand omdat (met name drijfafval) erg nat kan zijn.
107
Scheiden Drogen Hakselen Versnipperen Verpoederen Pelletiseren/briketteren
ja ja ja ja nee nee
Referenties
108
Referenties
[1] [2] [3] [4] [5] [6] [7] [8] [9] [10] [11] [12] [13] [14] [15] [16] [17] [18] [19] [20] [21] [22] [23] [24] [25] [26] [27] [28] [29] [30] [31] [32] [33]
ECN Phyllis database Energiegewassen in Nederland- Scenariostudie met het oog op een duurzame energievoorziening, BTG, EWAB rapport 9928, 1999 Kontakten met fa. Bruins en Kwast, jan 2000. De haalbaarheid van de produktie van biomassa voor de Nederlandse energiehuishouding, Novem 9208; Biomassa voor duurzame energie, Novem, 1998 Bio-Massterclass.- Een overzicht van de stromen en een aanzet tot prijsindexering; CEA, 1999, EWAB-rapport 9916' Haalbaarheidsstudie pluimveemestverbranding, op t'Ende, Verdijk, de Vries, KEMA, 1997 Managing nitrogen pollution from intensive livestock production in the EC, LEI, 1999 Marktonderzoek verbranding slib, A.A.M. van de Wijdeven, WijdevenSutmuller & partners bv, Geldermalsen, februari 1998. InformatieCentrum Biomassa, samenstelling slib Informatiedocument Bouw- en sloopafval, Ch. Kamphuis, K. Meiling, RIVM, Bilthoven, augustus 1991. Factsheet Swill, Afval Overleg Orgaan, 1999 (vertrouwelijk) Groene reststromen in agroketens - Een beschrijving van de markt van organische reststromen uit de landbouw en de voedings- en genotmiddelen industrie, LEI-DLO, mededeling 608, 1998 Centrale Organisatie voor Vleesverwerking, december 1999 ICB studiereis naar Denemarken, reisverslag, september 1999 Modelmatige analyse van integraal verbranden van klein chemisch afval en klein wit- en bruingoed, Rijpkema, Mulder, TNO, 1996 Factsheets GFT en Analoog GFT, Afval Overleg Orgaan, 1999 (vertrouwelijk) Federatie Nederlandse Oudpapier Industrie, Jaarverslag 1998 Meer verwerking van on(-der)benutte grondstoffen in Nederland?, Ir. R.C. de Boer, Ir. R. Sikkema, Stichting Bos en Hout, 1998. Factsheet kunststofafval, Afval Overleg Orgaan, 1999 (vertrouwelijk) Praktijkonderzoek naar het vergassen van kunststofafval, testen van een proefinstallatie, Koppejan, Zeevalkink, TNO-MEP, 1999 Dagblad Trouw, 19 januari 2000. Factsheet textiel, Afval Overleg Orgaan, 1999 (vertrouwelijk) Praktijkonderzoek naar het vergassen van kunststofafval, testen van een proefinstallatie, Koppejan, Zeevalkink, TNO-MEP, 1999 Nationale Hout Bank, schriftelijke communicatie, feb 2000. The development of emission factors for the co-combustion of wastewood, tyres and coal, Atkins, R.S., IEA Bioenergy Task 13 report on co-combustion, Nov 1995 http://www.wastewatch.org.uk/informtn/tyres.htm Factsheet gebruikte autobanden, Afval Overleg Orgaan, 1999 (vertrouwelijk) Co-combustion at ENCI cement plant in Maastricht, H. Jongen, IEA Bioenergy Task 13 report on co-combustion, Nov 1995 Mondelinge communicatie, dhr Verhoef, VACO, feb. 2000 Interne database over de samenstelling van componenten in afal, TNO Onderzoek naar de fysische samenstelling van het Nederlandse huishoudelijke afval: resultaten 1996, A.A.J. Cornelissen, D. Beker, RIVM, Bilthoven, 1998 Statistisch jaarboek '98, CBS, Heerlen/Voorburg, 1998
109
[34] [35] [36] [37] [38] [39] [40] [41] [42] [43] [44] [45]
Nationale milieuverkenning 4 (1997 - 2020), RIVM, Bilthoven , 1997 Monitoring prioritaire afvalstoffen, RIVM; gegevens 1997; maart 1999
Initiatieven voor thermische verwerkingsmogelijkheden van hoogcalorische afvalstromen, AOO, Utrecht, september 1998. Afvalsector worstelt met zijn product, F. Noordhoek, Afval!, februari 1999, blz. 26 t/m 29 Scenariodocument TJP’A 1995 - 2005, AOO Utrecht, april 1995. Tweede wijziging TJP-A 1995 - 2005, AOO, Utrecht, november 1998 Stand van zaken bouw- en sloopafval, NOVEM 1998. Factsheet industrieel afval, Afval Overleg Orgaan, 1999 (vertrouwelijk) Factsheet KWD-afval, Afval Overleg Orgaan, 1999 (vertrouwelijk) Factsheet shredderafval, Afval Overleg Orgaan, 1999 (vertrouwelijk) Jaarverslag Auto Recycling Nederland, 1998 Factsheet reinigingsdienstenafval, Afval Overleg Orgaan, 1999 (vertrouwelijk)