EVC en groen onderwijs, een natuurlijk verbond
CINOP, ’s‑Hertogenbosch Marja van den Dungen Met medewerking van Barbara Marcelis
A00415.indd 1
11-9-2007 11:16:49
Colofon Titel: Auteur: Met medewerking van: In opdracht van: Tekstverzorging: Ontwerp omslag: Vormgeving: Bestelnummer:
EVC en groen onderwijs, een natuurlijk verbond Marja van den Dungen Barbara Marcelis Ministerie van LNV Petra Schulte Theo van Leeuwen BNO Mitchell van Stiphout en Evert van de Biezen A00415
Uitgave: CINOP, ’s-Hertogenbosch Juli 2007 © CINOP 2007 Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
A00415.indd 2
Postbus 1585 5200 BP ’s-Hertogenbosch Tel: 073-6800800 Fax: 073-6123425 www.cinop.nl
EvdB-07032/070911
ISBN 978-90-5003-509-5
11-9-2007 11:16:49
Voorwoord
Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hecht een groot belang aan de relatie van de scholen met het hen omringend bedrijfsleven. Van oudsher is dit een sterk punt van het ‘Groen Onderwijs’. Het onderwijs is de laatste jaren aan het veranderen en de scholen veranderen mee. Initieel en postinitieel onderwijs groeien naar elkaar toe. Er wordt steeds meer gebruik gemaakt van de werkvloer van het bedrijf als authentieke leeromgeving van de school. Erkennen van verworven competenties (EVC), proeven van bekwaamheid, een goed ingerichte backoffice als het Groene Lab zijn ontwikkelingen die een beroep doen op de samenwerking tussen school en bedrijf. In 2010 wordt een nieuwe competentiegerichte kwalificatiestructuur ingevoerd. De agrarische opleidingencentra (aoc’s) zijn druk bezig met de voorbereiding. De nieuwe competentiegerichte kwalificatiestructuur kenmerkt zich door een globalere omschrijving van de onderwijsinhoud. Het nu bestaande onderscheid in eindtermen en deelkwalificaties vervalt bij invoering van deze nieuwe kwalificatiestructuur. Het wegvallen van de deelkwalificaties brengt vragen mee naar bewijzen van validiteit van kennis en de uitwisselbaarheid van kennis tussen opleidings instellingen; in het bijzonder van kennis die niet is te vatten in een heel diploma maar bestaat in onderdelen van een opleiding. Een heel diploma is herkenbaar, onderdelen die niet standaard zijn beschreven, zijn dit niet of in veel mindere mate. Voor bedrijven en scholen is de herkenbaarheid en uitwisselbaarheid van groot belang. Het KCE (KwaliteitsCentrum Examinering) hecht groot belang aan het vertrouwen in de kwaliteit van de examinering door het bedrijfsleven.
A00415.indd 3
11-9-2007 11:16:49
Agrarische opleidingencentra werken samen op het gebied van examinering en ontwikkeling van beroepspraktijkvorming. Een aantal aoc’s kreeg de afgelopen jaren prijzen voor hun EVCsystematiek. Een vraagstuk bij deze EVC-systematiek is de uitwisselbaarheid van erkende competenties. Bovengenoemde samenwerking en de groei naar competentiegericht leren waren de aanleiding om CINOP te vragen de samenwerking van de aoc’s bij examineren en proeven van bekwaamheid te spiegelen tegen de in ontwikkeling zijnde landelijke EVC-methodiek. Het onderzoek geeft een aantal aandachtspunten, sterktes en kansen weer. Ik verwacht dat de scholen met het onderzoek hun voordeel zullen doen.
A.S.M. Tabak Plaatsvervangend directeur Directie Kennis Ministerie van LNV
A00415.indd 4
11-9-2007 11:16:49
Inhoudsopgave
Inleiding
1
Samenvatting, aandachtspunten en aanbevelingen
5
11
1.1 EVC en duale trajecten
11
1.2 EVC en groene kwalificaties
13
1.3 Conclusies en overwegingen
17
2 EVC en (kwalificatie)standaarden
21
2.1 Kwalificatiestandaarden
21
2.2 Kwalificatiestandaarden in het groen onderwijs
26
2.3 Conclusies en overwegingen
28
3 EVC en competentiegericht onderwijs
31
3.1 Invoering competentiegericht onderwijs
31
3.2 Invoering competentiegericht onderwijs in groen onderwijs
33
3.3 Conclusies en overwegingen
35
A00415.indd 5
1 EVC en een leven lang leren
4 Competentiegericht beoordelen en EVC
39
4.1 Examinering en EVC
39
4.2 Examinering en EVC in groen onderwijs
41
4.3 Conclusies en overwegingen
44
11-9-2007 11:16:49
A00415.indd 6
11-9-2007 11:16:49
47
5.1 Kwaliteitsborging van examinering en EVC
47
5.2 Kwaliteitsborging examinering groen onderwijs
49
5.3 Conclusies en overwegingen
50
6 Betrokkenheid van het werkveld
53
6.1 Beroepsonderwijs en werkveld
53
6.2 Betrokkenheid werkveld bij groen onderwijs
54
6.3 Conclusies en overwegingen
56
7 Invoering organiseren
59
7.1 Invoering competentiebenadering
59
7.2 Invoering in groen onderwijs
60
7.3 Conclusies en overwegingen
62
A00415.indd 7
5 Borging van de kwaliteit
8 Literatuur
65
11-9-2007 11:16:49
A00415.indd 8
11-9-2007 11:16:49
Inleiding
Op verzoek van LNV voert CINOP een verkenning uit naar de ‘erkenning en uitwisselbaarheid van competenties in het groen onderwijs’. EVC, erkennen van verworven competenties, staat daarin centraal. EVC past goed in het landelijk en Europees beleidsperspectief van een ‘leven lang leren’ en in de ambitie om leren en kwalificeren toegankelijk te maken voor werkenden en werkzoekenden. Andere ontwikkelingen, zoals de invoering van de competentiegerichte kwalificatiestructuur en competentiegericht onderwijs, de ontwikkeling van examen standaarden, kwaliteitsborging en de relatie groen onderwijs-werkveld worden hieraan gespiegeld. De focus van de verkenning ligt op het groen mbo.
In het kader van deze verkenning heeft CINOP deskresearch verricht en gesprekken gevoerd met managers, beleids- en stafmedewerkers in en voor groen onderwijs: Aequor, Wim Grooters Aeresgroep, Broer Adema AOC Friesland, Hans Aartsen AOC Oost, Klaas Jellema AOC Raad, Douwe Ettema en Agnes Jansen Citaverde, Marcel Creemers Edudelta/Groen College Goes, Wim van der Zwan Helicon Opleidingen, Frank van den Dungen KCE, Henk van Leeuwen LNV, Jan Guérand
• • • • • • • • • •
A00415.indd 1
11-9-2007 11:16:50
Na een korte schets van het groene kennissysteem (zie kader) en een samenvatting komen achtereenvolgens aan de orde: 1 EVC en een Leven Lang Leren 2 EVC en (kwalificatie)standaarden 3 EVC en competentiegericht onderwijs 4 Competentiegericht beoordelen en EVC 5 Borging van de kwaliteit 6 Betrokkenheid van het werkveld 7 Invoering organiseren De verschillende hoofdstukken zijn steeds opgebouwd uit een drieslag: hoe staat het in het algemeen met het thema in het beroepsonderwijs, hoe is dit specifiek voor het groen onderwijs en tot slot conclusies en overwegingen voor groen onderwijs.
Kwantitatief Het groen kennissysteem omvat vmbo, mbo, hbo en wetenschappelijk onderwijs en onderzoek. Het groen vmbo en mbo wordt verzorgd door twaalf aoc’s en één roc. Daarnaast heeft een aantal brede scholengemeenschappen een afdeling groen vmbo. Groen hbo wordt aangeboden door zes Agrarische Hogescholen waarvan één lerarenopleiding. Wageningen Universiteit en Researchcentrum biedt universitair onderwijs en voert onderzoek uit voor de brede sector van voedsel en groen. Groen onderwijs biedt zowel initieel als postinitieel onderwijs en contractonderwijs. In totaal telt het groen onderwijs: 37.000 leerlingen vmbo 25.000 studenten mbo 40.000 deelnemers cursussen en contractonderwijs 8.300 studenten hbo Er doet zich een groei voor in leerlingenaantal, vooral door groei in contractonderwijs en vmbo, met name in het leerwegondersteunend onderwijs (lwoo). Bron: www.groenekenniscooperatie.nl
A00415.indd 2
11-9-2007 11:16:50
Kwalitatief Groen onderwijs leidde oorspronkelijk op voor beroepen in de agrarische sector. Het groen onderwijs van nu biedt daarnaast een scala van opleidingen op een veel breder terrein. Van voeding, groene ruimte, bloemschikken, tuinaanleg en plantenteelt tot paardenhouderij, dierverzorging, recreatie, veehouderij en milieutoezicht. Groen onderwijs is er op alle vier niveaus van mbo en is er in beide leerwegen (bol en bbl). De brede onderwijsbenadering vergemakkelijkt aansluiting op niet-groen onderwijs en werk. Groen onderwijs werkt dan ook niet als een fuik (alleen doorstroom in de groene beroepskolom naar werken in de groene sector). Circa 30 procent van de deelnemers stroomt door naar groen onderwijs, de rest naar ander onderwijs. Dit ervaart men als een succes en niet als gemiste doorstroom. Groen onderwijs is kleinschalig en erg praktijkgericht. Er is veel zorg en begeleiding voor de leerling. Daarmee biedt groen onderwijs voor deelnemers een veilig pedagogisch klimaat. Groen onderwijs valt onder de wetten en regels van OCW, maar LNV is inhoudelijk verantwoordelijk. Voor LNV is groen onderwijs integraal onderdeel van het kennisstelsel in de groene sector. Groen onderwijs richt zich op ‘kwaliteit van leven’. Bron: www.groenkennisnet.nl
Direct betrokken actoren De AOC Raad stimuleert als brancheorganisatie van de aoc’s strategisch beleid en samenwerking in projecten onder andere op het gebied van examinering. Ze behartigt de belangen van alle aoc’s op al hun werkterreinen. Aequor is als kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven verantwoordelijk voor de ontwikkeling van de nieuwe kwalificatieprofielen en de erkenning van leerbedrijven. LNV, ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit is verantwoordelijk voor het groen onderwijs en draagt via de directie Kennis bij aan de vernieuwing van het groene onderwijs. LNV is zowel onderwijsals vakminister. De lijnen naar LNV zijn kort. Onderwijsinspectie, heeft tot taak toe te zien op de kwaliteit van de kennisinstellingen en van kennis programma’s die het ministerie van LNV subsidieert. KCE ziet toe op de kwaliteit van de examinering in het groen mbo. Het bedrijfsleven participeert in overleg- en adviesraden; is nauw betrokken bij de totstandkoming van de nieuwe kwalificatieprofielen en bij de opleidingen (erkende leerbedrijven/stages) en examinering/EVC (ontwikkeling en/of uitvoering).
Bron: www.minlnv.nl
A00415.indd 3
11-9-2007 11:16:50
A00415.indd 4
11-9-2007 11:16:50
Samenvatting, aandachtspunten en aanbevelingen In deze verkenning wordt op grond van deskresearch en interviews vanuit het perspectief van EVC gekeken naar transparantie en uitwisselbaarheid van competenties in het groen onderwijs. Andere relevante ontwikkelingen en vernieuwingen in het beroepsonderwijs worden hieraan gespiegeld. Hieronder de resultaten per hoofdstuk in het kort met enkele aanbevelingen als afsluiting.
Resultaten 1. EVC en een leven lang leren Het groen onderwijs is in het beroepsonderwijs een koploper op het gebied van EVC. Verschillende aoc’s hebben in de afgelopen jaren reeds een prijs ontvangen voor het ondernemend ontwikkelen van EVC, de proactieve samenwerking met het bedrijfsleven en de aandacht voor (op)scholing van werkenden. Bij de voorlopers binnen de aoc’s staan EVC en duale trajecten in perspectief van de bedrijfsstrategie en bedrijfsprocessen en zoeken aansluiting op HRD- en opleidingsbeleid. Er is een brede visie op een leven lang leren en employability. Organisatiekenmerken zijn een sterk accountmanagement naar de bedrijven en korte lijnen naar de backoffice voor het maatwerk. Maatwerk wordt bij voorkeur georganiseerd op de werkplek in de bedrijfssituatie. Er liggen nog verschillende uitdagingen voor inbedding van EVC en vraaggestuurd onderwijs binnen het groen onderwijs breed: van innovatoren en accountmanagers naar collega-
A00415.indd 5
11-9-2007 11:16:51
medewerkers (professionalisering), van contractactiviteiten naar regulier onderwijs (professionalisering en verankering), van voorlopende aoc’s naar de andere instellingen (kennisdeling en gezamenlijke frontoffice). De vernieuwingen zijn vaak nog sterk afhankelijk van een enkele innovator of accountmanager. De vernieuwingen behoeven meer steun in visie en beleid van het management en bestuur.
2. EVC en (kwalificatie) standaarden
Voor toepassing van EVC is een meetlat nodig zoals de kwalificatiestructuur die herkend en erkend wordt door het bedrijfsleven. Op dit moment loopt in het groen onderwijs de omslag naar de ontwikkeling en invoering van een tweede competentiegerichte kwalificatiestructuur (CKS2). In deze nieuwe kwalificatiestructuur zijn vooralsnog geen certificeerbare eenheden aangewezen. Voor het mbo algemeen geldt dat zonder landelijk vastgestelde certificeerbare eenheden een conditie ontbreekt voor het formeel erkennen van (arbeidsmarkt)relevante onderdelen onder diplomaniveau ofwel EVC. Dat is uit oogpunt van toegankelijkheid tot kwalificaties en ontwikkeling van individuen een gemiste kans. Een alternatief, de EVCrapportage of een gestandaardiseerd portfolio, is nog in ontwikkeling. Aandachtspunten voor groene standaarden: er is twijfel geuit of de CKS2 niet te veel achter het bureau is ontwikkeld; het is zaak het werkveld goed te betrekken bij de nieuwe examen systematiek. Het gebruik van éénzelfde systematiek voor examinering en EVC, zoals opgenomen in het Actieplan examinering, biedt perspectief op eenduidigheid en uitwisselbaarheid van resultaten. De examensystematiek fungeert dan als een nieuwe van de kwalificatiestructuur afgeleide standaard. Voor EVC dient die systematiek dan wel leerwegonafhankelijk geformuleerd te zijn.
3. EVC en competentiegericht onderwijs Het mbo staat voor de vormgeving en invoering van competentiegericht onderwijs op basis van de nieuwe kwalificatiestandaarden. De deelname van het groen onderwijs aan de experimenteer regeling WEB is gestegen tot 100 procent (Baarda, 2006). Alle aoc’s zijn dus actief aan de slag. De experimenteerregeling richt zich echter met name op de bol-opleidingen, op het voltijd onderwijs voor jeugdigen. Meer aandacht is nodig voor onderwijsvernieuwing in het kader van
A00415.indd 6
11-9-2007 11:16:51
een leven lang leren: EVC en duale trajecten voor werkenden en werkzoekenden, voor 23+. Dat vergt flexibilisering van leren en werken en het organiseren van het ‘onderwijsmagazijn’ om daadwerkelijk maatwerk te kunnen bieden. Aandachtspunten voor invoering van competentiegericht groen onderwijs zijn volgens literatuuronderzoek en gesprekken: visie en onderwijskundig leiderschap, professionalisering van onderwijspersoneel, vormgeving van competentiegericht onderwijs (nadrukkelijk in samenhang met vernieuwing van het competentiegericht beoordelen), flexibilisering van het onderwijs (maatwerk), het verbinden van leren en werken en het koppelen van theorie aan praktijk. De theorie is in groen onderwijs nog erg vakgericht, stages zijn soms sterk gericht op productie. Docenten kunnen leren van mensen uit de praktijk. Andersom kunnen mensen uit de praktijk vaker ingezet worden in het onderwijsproces.
4. Competentiegericht beoordelen en EVC Als het aan het eind van de rit gaat om bekwaam handelen en vakmanschap, dan moet onderwijs vernieuwing gericht zijn op het leren en ontwikkelen daarvan en moet examinering daaraan congruent zijn. Het groen onderwijs ambieert het gebruik van één examensystematiek (AOC Raad, 2006). De motivatie hiervoor ligt in kwaliteitsverhoging en efficiëntie. Eén landelijk gedragen en door het bedrijfsleven gevalideerde examensystematiek draagt ook bij aan transparantie en uitwisselbaarheid van examinering/EVC tussen aoc’s onderling en tussen aoc’s en bedrijfsleven.
Aandachtspunten: implementatie van de nieuwe examensystematiek. Gaan de aoc’s dat afzonderlijk oppakken of gaan ze daarbij omwille van efficiëntie samenwerken? Bij ‘De groene standaard’ is het uitgangspunt autonomie van de instellingen inzake opleiden en examineren. Gezamenlijke ontwikkeling van examenproducten en levering tot de brievenbus blijkt echter geen garantie voor implementatie. In de nieuwe examensystematieken wordt sterk ingezet op de proeve van bekwaamheid; deze verdient verbreding naar een ‘multimethod benadering’: inzet van meerdere methodieken om de momentopname van de proeve te ondervangen en om ook onderliggende kennis en vaardigheden uit de nieuwe kwalificatiedossiers vast te stellen. Een vrijwillig samenwerkingsverband van elf aoc’s en Aequor om tot één examensystematiek te komen.
A00415.indd 7
11-9-2007 11:16:51
5. Borging van de kwaliteit Het KwaliteitsCentrum Examinering (KCE) constateert verbeteringen in de kwaliteit van de examinering van aoc’s. De groene standaard is door KCE erkend als examenproduct. Daarmee zijn de KCE-standaarden voor het exameninstrumentarium (een van de acht standaarden) afgedekt. De beheerslast voor instellingen rondom het examineren wordt door deze samenwerking teruggedrongen. Omwille van efficiëntie en kwaliteit werken alle aoc’s nu samen in het Actieplan examinering. Het doel is om het beste uit de verschillende examensystematieken te integreren. Deze samenwerking is vooral gericht op ontwikkeling van examenproducten, niet op implementatie.
Aandachtspunten voor borging van de kwaliteit van de examinering van het groen onderwijs zijn volgens KCE: het aantoonbaar maken van vertrouwen in het beroepenveld, benodigde en aanwezige deskundigheid, beoordelingsvoorschriften en aantoonbaar maken van resultaten van zelfevaluatie. Specifiek voor De groene standaard geldt dat deze niet voor alle standaarden KCEproof is. Validering door belanghebbenden, deskundigheid van betrokkenen, processen en wettelijke eisen moeten door de afzonderlijke instellingen nog geborgd en verantwoord worden. Ook is de kwaliteit van EVC nog niet KCE-proof. Vijf aoc’s en Aequor hebben zich laten registreren als (voorlopig erkende) aanbieder van EVC. De audits van KCE op naleving van de Kwaliteitscode EVC zullen uitwijzen of deze aoc’s erkende aanbieder blijven.
6. Betrokkenheid van het werkveld De binding met het bedrijfsleven en de afstemming met de arbeidsmarkt worden als waardevolle kenmerken gezien van groen onderwijs (OCW en LNV, 2005). Er zijn vele voorbeelden van nauwe betrokkenheid van bedrijven bij de vormgeving van EVC en (op)scholing van werkenden. Een stimulerende factor hierin is de sterke externe oriëntatie van accountmanagers en voorlopers in aoc’s. Dezen benaderen EVC en opleiding-op-maat vanuit het meedenken in de bedrijfs processen en -strategieën. In het groen onderwijs worden assessoren uit de bedrijven al vanaf de eerste EVC-experimenten ingeschakeld bij de beoordelingen. EVC en maatwerk worden vaak op de werkplek georganiseerd.
A00415.indd 8
11-9-2007 11:16:51
Aandachtspunten: een voorwaarde voor betrokkenheid van het werkveld is investeren in kennis van en samenwerking met het werkveld. Ervaringen uit EVC en duale trajecten worden nog onvoldoende ingezet als leerschool in het onderwijs voor jeugdigen (versterking van de externe oriëntatie en kennis van het bedrijfsleven). Daarnaast moet een groter deel van het zittend personeel ingewijd worden in EVC en (op)scholing van werkenden, omdat hier kansen liggen voor kwantitatieve groei van aoc’s. Meer dan 5 procent groei van de bbl in groen onderwijs betreft 23+ deelnemers (LNV, 2006). Aoc’s zijn ondernemend in het na(ast) elkaar aanbieden van regulier onderwijs voor jeugdigen en EVC en maatwerk voor volwassenen, deels via contract activiteiten en deels via bbl-trajecten. In de backoffice is een gescheiden verantwoording nodig van publieke en private scholingsactiviteiten voor bedrijven.
7. Invoering organiseren De voorlopers in EVC en scholing van werkenden hebben een brede visie ontwikkeld op een leven lang leren en samenwerking onderwijs-bedrijfsleven. Er is geïnvesteerd in professionalisering van het onderwijspersoneel, maar de olievlekwerking binnen de instellingen is beperkt en vergt tijd (15 procent per jaar wordt organisatorisch haalbaar geacht). Ook kennisdeling en –transfer van voorlopers naar de andere instellingen verdient aandacht, maar moet rekening houden met de kleinschaligheid, landelijke spreiding en eigenheid van de sector (‘baas op eigen erf willen zijn’). Het ministerie van LNV is actief in het initiëren en subsidiëren van vernieuwings- en implementatieprojecten en doet dat via een meerjaren afspraak met de groene instellingen, de Groene Kennis Coöperatie (GKC) en regelingen zoals RIGO (Regeling innovatie groen onderwijs).
Vanuit beleidsniveau is de onderlinge verbinding van vernieuwingen en draagvlak voor het gemeenschappelijk belang een aandachtspunt. Vanuit instellingsniveau is in groen onderwijs fundamentele aandacht nodig voor de wending naar de competentiebenadering. Deze wending vergt een paradigmashift op vele niveaus: in visieontwikkeling, in het primaire proces, in de secundaire processen, in de professionalisering (op alle niveaus, ook van praktijkopleiders) en in de relatie tot de externe omgeving. Deze wending vraagt om een samenhangende benadering van onderwijsinnovatie, organisatieontwikkeling en personeelsontwikkeling. Niet als
A00415.indd 9
11-9-2007 11:16:51
eenmalige activiteit, maar met het doel een lerende organisatie te worden, die proactief blijft inspelen op veranderingen in de externe omgeving.
Aanbevelingen Voor LNV: Stel een innovatieagenda in en reserveer gelden voor stimulering van innovaties onder eigen regie van het groene kennissysteem. Faciliteer kennisdeling en -circulatie in kenniskringen rond de kwaliteit, professionaliteit en verankering van EVC en maatwerk. Verricht verdiepend onderzoek naar: – good practices: welke krachten en dynamieken in het samenspel van visie, strategie, tactische inrichting en operationele processen bepalen het succes van voorlopers? – samenwerking onderwijs-bedrijfsleven: hoe kijkt het groen bedrijfsleven aan tegen het groen onderwijs? Hoe kan de samenwerking versterkt worden? – state-of-the-art van EVC in relatie tot scholing van werkenden en ontwikkeling van maatwerk in groen onderwijs; – samenwerking van groen onderwijs en roc’s op het gebied van scholing van werkenden bij eenzelfde bedrijf en naar gebruikmaking van elkaars licenties.
• • •
10
Voor het groene onderwijs: Draag zorg voor invoering van de vernieuwingen in de examensystematiek. Benut vernieuwingen in de examensystematiek meer voor sturing van de onderwijsinnovatie. Breid de samenwerking rond De groene standaard en Actieplan Examinering uit naar andere thema’s waarin kleinschaligheid groot georganiseerd kan worden, zoals onderwijs vernieuwing en professionalisering van onderwijspersoneel; betrek daarbij ook de praktijk opleiders. Versterk de gezamenlijke frontoffice van groen onderwijs op het terrein van scholing van werkenden en EVC en ontwikkel een portal.
• • •
A00415.indd 10
11-9-2007 11:16:51
EVC en een leven lang leren
1
1.1 EVC en duale trajecten EVC staat voor een systematiek om competenties te erkennen. In een EVC-procedure worden leerresultaten transparant gemaakt; niet alleen uit formeel leren, maar ook uit non-formeel en informeel leren. De leerweg is niet van belang, het gaat erom wat iemand aantoonbaar goed kan. Leerervaringen worden gemeten aan landelijke – door de overheid, branches of beroepsgroepen erkende – standaarden. Voor het mbo is de landelijke kwalificatiestructuur secundair beroepsonderwijs een dergelijke standaard. Deze wordt komende jaren vervangen door op competenties gebaseerde kwalificatieprofielen. Wanneer de bekwaamheid en competenties voldoen aan de standaard kan op grond van een deugdelijke procedure een diploma of certificaat worden toegekend. De referentie aan landelijke standaarden en de ontwikkeling van een meer gemeenschappelijke competentietaal dragen bij aan uitwissel baarheid van competenties. Competenties opgedaan in een bepaalde context hebben transfer waarde of relevantie voor werken en leren in een andere context.
11
EVC-procedures kennen we in twee vormen: Kwalificering: erkenning van bekwaamheid in termen van certificaten en/of diploma’s en/of een EVC-rapportage; geen opleiding wel verzilvering. Ontwikkeling: erkenning van bekwaamheid als opmaat voor verkorte opleiding en versnelde kwalificering. In de eerste vorm gaat het om erkenning van wat men al weet en kan. EVC wordt op deze manier toegepast in loopbaanbeleid van branches, HRD-ontwikkeling van bedrijven, loopbaan ontwikkeling van individuen, re-integratiebeleid van CWI en gemeenten. EVC-procedures
• •
A00415.indd 11
11-9-2007 11:16:52
12
hebben vaak een gecombineerde kwalificerings- en ontwikkelingsfunctie. EVC is dan opmaat naar een verkorte opleiding en versnelde kwalificering. Om koppelverkoop te vermijden, moet de eerste fase van erkenning van bekwaamheid een op zichzelf staand effect hebben. Werkervaring dekt echter doorgaans niet een volledige kwalificatie. Met name methodische en algemene (beroeps)competenties vergen vaak nog ontwikkeling; bij voorkeur in de vorm van duale trajecten, in een optimale wisselwerking tussen leren en werken. Voor individuen is de erkenning (het diploma) een enorme stimulans voor persoonlijke groei en bewijs van in de praktijk ontwikkeld vakmanschap. Voor arbeidsorganisaties is het een teken van kwaliteit van de werkplek en van het HRD-beleid. Voor kwalificerende instellingen is het een kans om de samenwerking met het bedrijfsleven te versterken en andere groepen, zoals werkenden, te bereiken. Voor de overheid is het een middel om bij te dragen aan maatschappelijke doelstellingen van participatie, mobiliteit, kwalificatieverhoging en een leven lang leren. Het belang van EVC in deze brede doelstelling wordt van overheidswege ondersteund met de instelling van een Projectdirectie Leren & Werken, landelijke stimuleringsgelden en de bekostiging van een landelijk Kenniscentrum EVC (www.leren-werken.nl en www.kenniscentrumevc.nl). Het ministerie van LNV participeert actief in deze ontwikkelingen. EVC bevestigt niet alleen competenties die al aanwezig zijn. Het proces van bewustwording van competenties, de waardering en erkenning daarvan en het besef dat een diploma in het bereik ligt, leiden tot motivatie voor leren en ontwikkeling. Wanneer opleiden en EVC is ingebed in een goed HRD-beleid stopt de ontwikkeling niet met het behalen van het diploma. De resultaten uit een voorstudie naar duale trajecten (Nieuwenhuis, Van den Dungen en Nijman, 2006) zijn in dit verband sprekend. Een van de good practices is het NCOB, Nederlands Consortium Onderwijs Beroepsgroepen. Deze verzorgt via de één-loket-gedachte voor landelijke bedrijfsgroepen bedrijfsgerichte scholing op maat en op locatie, leidend tot landelijk erkende mbo-diploma’s. De doorstroom is zeer hoog (circa 50 procent van de werknemers gaat na het behalen van een kwalificatie op niveau 2 door naar niveau 3; circa 35 procent gaat van niveau 3 door naar niveau 4). De uitval is zeer laag (minder dan 7 procent). EVC in combinatie met duale trajecten maakt het mogelijk dat werkenden alsnog een startkwalificatie behalen of hun diploma opwaarderen naar associate degree (kort hbo) of hbo.
A00415.indd 12
11-9-2007 11:16:52
EVC heeft ook een grotere betekenis dan kwalificeren en ontwikkelen. Aan de basis ligt anders denken over leren: onderwijs is niet de enige plek voor competentieontwikkeling, is niet de enige partij die goed kan oordelen over vakbekwaamheid. Zeker geldt dit wanneer onderwijs niet voldoende aansluit op/bekend is met de eisen van het bedrijfsleven. In de huidige kennisen diensteneconomie is initieel onderwijs bovendien geen garantie voor blijvende inzetbaar heid. Mensen moeten bijleren: over nieuwe technologische toepassingen, maar ook over nieuwe milieu- en veiligheidseisen en over nieuwe productie- en werkprocessen. EVC is het bewijs, dát mensen na het initieel onderwijs bijleren. EVC verzilvert toegevoegde waarde: nieuw diploma = oorspronkelijk diploma/opleidingsniveau + (werk)ervaring + eventueel maatwerk traject. Maatwerk kan een scala aan interventies omvatten: van opleiding tot gerichte werkervaring opdoen in minder ontwikkelde vakgebieden of competenties. Als onderwijsinstellingen het belang van een leven lang leren onderschrijven, betekent dat voor hen, dat zij zich ook open stellen voor andere groepen (bijvoorbeeld werkenden), dat zij ook andere mogelijkheden bieden dan standaardopleidingen en dat zij samenwerking aangaan met andere partijen om competentieontwikkeling en ‑beoordeling in allerlei contexten vorm te geven. Het is een winst dat EVC door steeds meer partijen – branches, bedrijven, overheden en onderwijs – in dit brede perspectief gewaardeerd wordt. Stimuleringsbeleid gericht op EVC moet dan ook vooral opgevat worden als flankerend beleid om flexibilisering van leren en werken (en zorgen) te bereiken. Dit beleid dient als instrument om scholen te prikkelen tot maatwerk, om samenwerking tussen bedrijven en scholen te stimuleren en nieuwe combinaties van leren en werken te ontwikkelen voor een scala aan doelgroepen.
13
1.2 EVC en groene kwalificaties Het groen onderwijs heeft een sterke koploperpositie op het gebied van EVC. Niet alleen ten opzichte van roc’s, maar ook in de wijze waarop ze EVC vorm geven in relatie tot het HRD- en opleidingsbeleid van bedrijven. In samenwerkingsverbanden met meerdere bedrijven in de voedingsindustrie zijn al verschillende EVC-prijzen in de wacht gesleept (EVC Magazine 2/1, 2007). De eerste ervaringen met ontwikkeling van een EVC-procedure zijn opgedaan bij Frico Cheese. De procedure is ontwikkeld en geëvalueerd in samenwerking met AOC Friesland (Smulders e.a.,
A00415.indd 13
11-9-2007 11:16:52
2000). Werknemers toonden zich na EVC meer bereid om zich te ontwikkelen, er ontstonden maatwerktrajecten waarvan leren op de werkplek deel uitmaakt en deelnemers waren positief over de kwaliteit van de beoordeling door eigen leidinggevenden. “Het certificeren van medewerkers had een enorme spin-off: werk werd gespreksonderwerp van de dag, mensen wilden meer weten over elkaars werk, daardoor doken mensen ook weer in de boeken. De organisatie veranderde in een lerend bedrijf en er ontstond bovendien vraag naar cursussen”. Bovendien werden de betrokken docenten weer nieuwsgierig naar ontwikkelingen in het werkveld en vroegen docent-stages aan om hun kennis en ervaring te actualiseren.
14
A00415.indd 14
In 2003 ontving voedingsmiddelenconcern Heinz de jaarlijkse EVC-prijs. De pilot was gericht op operators van de afdeling foodservice. Doel was om intern opgedane kennis en ervaring ook extern te legitimeren. Heinz verwacht van EVC een bijdrage aan employability van personeel. In samenwerking met het Groenhorst College heeft Heinz ervoor gezorgd, dat EVC een plaats heeft gekregen in het opleidings- en HRD-beleid. Al is het anno 2005 zo, dat Heinz vooral heeft gekozen voor een eigen opleidingssysteem. Dat systeem is met succes getoetst aan de eisen voor operator, niveau 2. “Roc’s en aoc’s sluiten onvoldoende aan bij de specifieke wensen en bedrijfs situatie”, stelt Heinz. “In de ideale situatie gaat de voorkeur echter uit naar opleiden op de werkvloer door de leidinggevende, die daarbij ondersteund wordt door het roc of aoc.” (EVC Magazine 3, 2005). In 2005 is de landelijke EVC-prijs naar de Gemeente Zwolle gegaan, die samen met De Groene Welle een EVC-procedure ontwikkeld heeft voor de gemeentelijke groen voorziening. Tot slot: de nieuwe aanmoedigingsprijs EVC is in 2006 verstrekt aan Cehave landbouwbelang in Veghel. Bij deze EVC-procedure is Helicon Opleidingen de samenwerkings partner.
11-9-2007 11:16:52
Hoe investeert Cehave Landbouwbelang in kennis? • Combineren van leren en werken • Faciliteren van startkwalificatie • Inzetten EVC, opleiden bbl • Stageplaatsen, trainees • Subsidiëren externe opleidingen • Interne kennisdistributie • Programma’s met instituten, collega-bedrijven • Kennisuitwisseling universiteiten wereldwijd Bron: Cehave presentatie EVC, 16 november 2006
Goed voorbeeld doet goed volgen. Vele aoc’s zijn inmiddels meer of minder actief op het gebied van EVC en hebben zich aangemeld als aanbieder van EVC bij het Kenniscentrum EVC (www.kenniscentrumevc.nl, april 2007). Het groen onderwijs is ook actief betrokken bij de convenanten van de Projectdirectie Leren & Werken via de Groene Kennis Coöperatie (GKC, zie kader op pagina 16). Het ziet ernaar uit, dat de GKC de hoge kwantitatieve ambities op het gebied van EVC en duale trajecten gaat realiseren (1147 duale trajecten en 950 EVC-procedures). Zelf verklaren de twee aoc’s (AOC Oost en Helicon), die samen voor een aanzienlijk deel van deze ambitie garant staan, het succes door het gegeven dat zij reeds vele jaren investeren in de relatievorming met het bedrijfsleven, in EVC en in maatwerk. De resultaten in de convenanten van nu zijn de oogst van jaren zaaien. Ze zijn ook het gevolg van een koerswijziging van de aoc’s. De terugloop van jeugdige leerlingen in het traditionele landbouwonderwijs hebben zij tijdig gecompenseerd door actiever te worden op de markt (met name grotere bedrijven in de voedings- en genotmiddelenindustrie, maar ook verblijfsrecreatie en logistiek) en zodoende nieuwe doelgroepen (23+, werkenden) te bereiken. Tegelijkertijd hebben zij EVC en duale trajecten niet alleen gesitueerd in het contractonderwijs, maar ook in reguliere mbo-opleidingen. Bij voorlopers zoals AOC Oost en Helicon is te zien hoe grenzen tussen initieel en postinitieel of liever tussen jeugd- en volwassenenberoepsonderwijs vervagen.
A00415.indd 15
15
11-9-2007 11:16:52
De Groene Kennis Coöperatie De Groene Kennis Coöperatie (GKC) bestaat sinds april 2005 en is een initiatief van het ministerie van LNV om de krachten van alle groene onderwijsinstellingen te bundelen. De instellingen zijn te klein om alle veranderingen zelfstandig het hoofd te bieden. Gezamenlijkheid in kennis en aanpak is daarom gewenst. Ook sneller en beter beschikbaar stellen van kennis is een doel, want dat leidt tot innovatie, betere ondersteuning van het LNV-beleid en een goede aansluiting op de behoeften van de praktijk. GKC richt zich op drie thema’s: vernieuwing van het groene onderwijs, doorstroming en circulatie van groene kennis en het herijken van de ondersteuningsstructuur van het groene onderwijs. Bron: www.groenekenniscooperatie.nl
16
A00415.indd 16
‘Op zoek naar het groene geheim?’ Onder deze titel gaat EVC Magazine (2007/1) in op EVC in het groen onderwijs. Bij het succes van EVC in het groen speelt mee, dat bedrijven in de voedings industrie bewust investeren in het opleiden van productiemedewerkers. Ten dele wordt dit ingegeven doordat in de sector veel ervaren, maar laaggeschoolde oudere werknemers werkzaam zijn. Daarnaast moeten bedrijven investeren in de kwaliteit van het zittend personeel, omdat de sector kampt met personeelstekorten. “Bolletje stuurt alle 300 productiemedewerkers terug naar de schoolbanken om een landelijk erkend diploma te behalen”, kopt het magazine en “Cehave Landbouwbelang heeft getekend voor duale trajecten en EVC voor 500 medewerkers”. Opleiden en EVC zijn in de visie van deze bedrijven en van de betrokken aoc’s onlosmakelijk met elkaar verbonden. Opleiden start met EVC; EVC leidt tot korter opleiden en is daarmee aantrekkelijk voor werknemers en bedrijven. Daarbij komt dat het groen onderwijs goed inspeelt op de vraag. Groen onderwijs staat dicht bij de praktijk en is kleinschalig. De afstand tussen de frontoffice (het accountmanagement) en de backoffice (de opleidingen) is klein. Men stimuleert bewust wisselwerking tussen contractonderwijs en regulier onderwijs. De verworvenheden uit de bedrijfsgerichte opleidingen worden overgedragen in het reguliere onderwijs. Tegelijkertijd wil men met het contractonderwijs bewust het regulier opleiden aanjagen. Bij roc’s is de afstand tussen contract en regulier vaak veel te groot en vindt wisselwerking en bevruchting niet plaats. “Er zit letterlijk en figuurlijk beton tussen”, aldus een accountmanager van een roc.
11-9-2007 11:16:52
De voorlopers van de aoc’s benaderen EVC en duale trajecten niet alleen instrumenteel, maar ook vanuit een brede visie op leren en ontwikkelen van mensen; zowel van werkenden in de bedrijven en van werkzoekenden als van het eigen personeel. Zij stimuleren bewust een leven lang leren en verbreding van inzetbaarheid. Helicon en AOC Oost werken al jaren op deze manier, maar erkennen dat dit een behoorlijke omslag vraagt van het personeel. Deze omslag kun je alleen geleidelijk en via olievlekwerking bereiken. Volgens AOC Oost lukt het om 15 procent van de medewerkers op jaarbasis hierin mee te nemen; meer is organisatorisch niet realistisch. “Ook is het een absolute randvoorwaarde dat EVC en duale trajecten in woord en daad speerpunt van beleid zijn van het CvB”, aldus Helicon.
Kansen in het groen Kansen in het groen is een project met als doel sociale-werkplaatsmedewerkers in de groene sector te laten doorstromen naar een baan op de reguliere arbeidsmarkt via EVC en werkplekopleiden (WPO). In het project zijn samen met IVIO en CLU, Centrum Leermiddelenstudie Utrecht, laagdrempelige en praktische methodes ontwikkeld om de mogelijkheden van SW-medewerkers in beeld te brengen (EVC) en hun competenties verder te ontwikkelen op de werkplek. Het project loopt in vier SW-bedrijven (Doetinchem, Zutphen, Arnhem en Groenlo). Wedeo is initiatiefnemer. Het aoc heeft opleidingen op de werkplek ontwikkeld die voldoen aan landelijke standaarden; het aoc beoordeelt of SW-werknemers voldoen aan de vereiste competenties. Deelnemers (25-30 personen) ontwikkelen zich boven verwachting: allemaal hebben ze een kwalificatie op assistentniveau behaald, 25 procent is doorgestroomd naar een reguliere baan; enkele personen gaan door naar een opleiding op niveau 2.
17
Bron: Hövels e.a., 2006
1.3 Conclusies en overwegingen Aoc’s zijn vergeleken met roc’s zeer actief op het terrein van EVC. De voorlopers benaderen EVC niet alleen instrumenteel, maar vanuit een brede visie op leven lang leren. Het onderscheid tussen initieel en postinitieel onderwijs vervaagt. Beroepsonderwijs is geen doel op zich, maar staat ten dienste van het versterken van de economische kracht van bedrijven (Guérand in EVC Magazine, 2007/1). EVC en maatwerktrajecten worden ingebed in het HRD- en opleidingsbeleid
A00415.indd 17
11-9-2007 11:16:52
van bedrijven en staan in dienst van employability. Bij de voorlopers van de aoc’s is nu 15-20 procent van het personeel omgeschoold om aan bedrijven maatwerk te bieden. Een groei met 15 procent per jaar lijkt mogelijk. Meer en sneller vraagt te veel van de organisaties (bron: Punten voor bestuurlijk overleg rond monitoring Leren & Werken, intern verslag, november 2006). De voorlopers hebben veel ervaring opgedaan met EVC, maatwerk en duale trajecten. Door professionalisering van docenten is er binnen deze instellingen een olievlekwerking ontstaan: “De 9 tot 5‑mentaliteit verdwijnt, docenten krijgen weer plezier in hun werk, flexibiliteit ontstaat”.
18
Voorlopers willen graag hun kennis delen met de andere scholen. “Alleen overbrengen van kennis is echter niet genoeg. Instellingen moeten het zelf doen, zelf ervaring opbouwen in het ontwikkelen van relaties met bedrijven, bedrijven verleiden tot EVC en duaal door ze de voordelen te laten zien. Versterking van de samenwerking vereist een gemeenschappelijke ambitie in de groene sector, maar die is nog niet genoeg aanwezig” (Verslag monitor L&W, oktober 2006). In de toekomst zal onderwijs nog meer dan nu het geval is, bestaan uit individuele arrangementen. Dat vergt binnen de instellingen en aoc-breed nog veel aandacht op het gebied van onderwijsinnovatie, van professionalisering van onderwijspersoneel en van organisatieontwikkeling (lerende organisatie worden). Kennisdeling en -ontwikkeling zijn ook van belang om vanuit de relatief kleine sector van groen onderwijs efficiënt en effectief te vernieuwen en kwaliteit te leveren. De koploperpositie op het gebied van EVC komt vooral voort uit het ondernemerschap van enkele accountmanagers en de steun van de betreffende CvB’s. De EVC-prijzen in het groen zijn dan ook vooral een waardering voor dat ondernemerschap, de externe gerichtheid, de samenwerking met het bedrijfsleven, de verbinding van EVC en duale trajecten met strategische en HRD-doelen van de bedrijven. De good practices laten zien dat er transparantie en uitwisselbaarheid is tussen formele beroepscompetenties (kwalificatiestandaarden) en gevraagde beroeps- en bedrijfscompetenties. De prijzen zijn niet toegekend voor de kwaliteit van de EVC-procedures in termen van KCE-standaarden. Daarin laten aoc’s al verbeteringen zien, maar is er ook nog een weg te gaan. Via het Actieplan examinering heeft men daartoe de bereidheid in elk geval uitgesproken.
A00415.indd 18
11-9-2007 11:16:52
De grote trekkracht van EVC in groen onderwijs tot op heden is mede de verzilvering van ervaring in certificaten. In de nieuwe competentiegerichte kwalificatiestructuur zijn er echter vrijwel geen certificeerbare eenheden meer. Wat wordt in de toekomst verzilverd? Gaan scholen dit individueel bepalen of biedt een gemeenschappelijke examensystematiek in het groen onderwijs nog enige garantie voor transparantie?
Schema 1.1 Plus- en aandachtspunten van EVC en LLL Pluspunten
Aandachtspunten
• Voorlopers: brede visie op leven lang leren van CvB en trekkers. • Voorlopers: EVC en duale trajecten zijn verbonden; EVC-prijzen. • Voorlopers: ondernemerschap en externe oriëntatie; vraag- en maatwerkgerichte scholing. • Korte lijnen en goede afstemming tussen frontoffice (accountmanagement) en backoffice (maatwerkopleidingen). • Vijf aoc’s en Aequor hebben zich laten registreren als voorlopig erkende aanbieder EVC.
• Kwaliteit EVC-procedures in termen van KCE. • Vernieuwing EVC op basis van nieuwe kwalificatie standaarden (CKS2 en SHL* ). • Transparantie van EVC en civiel effect als er geen certificeerbare eenheden meer zijn. • Borging van de onderliggende kennis en vaardigheden, nu deze wettelijk vastgelegd onderdeel van het kwalificatiedossier zijn. • Professionalisering van medewerkers via olievlekwerking. • Nog betere aansluiting EVC en duaal opleiden/ werkplekleren op bedrijfsleven. • Kennisdeling rond EVC en maatwerktrajecten van voorlopers naar achterban en naar andere aoc’s.
19
* SHL is een organisatie op het gebied van persoonsassessments die gebaseerd zijn op psychometrische wetenschap, zie ook www.shl.com. SHL-competenties zijn opgenomen in de kwalificatiestructuur mbo en staan voor 25 persoonscompetenties uitgewerkt in gedragslabels.
A00415.indd 19
11-9-2007 11:16:52
20
A00415.indd 20
11-9-2007 11:16:53
EVC en (kwalificatie)standaarden
2
2.1 Kwalificatiestandaarden EVC staat – zoals eerder gezegd – voor een systematiek om competenties van individuen te waarderen en te erkennen in termen van landelijk erkende (kwalificatie)standaarden. Deze standaarden fungeren dan als meetlat. Oorspronkelijk werd de kwalificatiestructuur voor het secundair beroepsonderwijs gezien als een goede meetlat. De gedetailleerde uitwerking in deelkwalificaties en eindtermen bood een concreet aanknopingspunt voor vergelijking. Er kwam echter ook steeds meer kritiek op deze kwalificatiestructuur: de invulling was te veel onderwijsgedreven; er was een te sterke scheiding tussen theorie en praktijk; en bovenal waren er te veel kwalificaties en deelkwalificaties. De kwalificatiestructuur zou meer gericht moeten worden op ontwikkeling van breed en adaptief vakmanschap dan op honderden afzonderlijke beroepen. Beroepsonderwijs moet mensen voorbereiden op een veranderende arbeidsmarkt en veranderend werk en moet meer aandacht besteden aan wendbaarheid en weerbaarheid van competenties.
21
Een en ander is aanleiding geweest voor de ontwikkeling van een nieuwe competentiegerichte kwalificatiestructuur. De landelijke kwalificatiestructuur mbo wordt binnen door de overheid bepaalde kaders van de WEB, Wet educatie en beroepsonderwijs, ontwikkeld via kenniscentra, onderwijsveld en sociale partners (Hövels e.a., 2006). Drievoudige kwalificering is een van de landelijke kaders. Dat wil zeggen dat de structuur zowel eisen moet aangeven voor beroepsmatig functioneren (voor de beginnend beroepsoefenaar), als voor doorstroom naar vervolg opleidingen en maatschappelijk functioneren. De competentiegerichte kwalificatiestructuur zou in 2008 vastgesteld worden en tot die tijd volop in beweging zijn. Per besluit van april 2007
A00415.indd 21
11-9-2007 11:16:53
is echter door de staatssecretaris van OCW uitstel van invoering verleend tot 2010 (Bijsterveldt, 2007). Deze structuur wordt wettelijk referentiekader voor opleiden en examinering, maar scholen zijn vrij in de inrichting van het onderwijs en de vormgeving van de examinering. In de nieuwe structuur heeft een reductie plaats gevonden van het aantal kwalificaties (van circa 700 naar circa 400). Er is een nieuw format ontwikkeld voor beschrijving van de kwalificaties. Op grond van voortschrijdend inzicht en dialoog met belangrijke stakeholders zijn er in de loop van het traject verschillende aanpassingen doorgevoerd. Belangrijke topics voor discussie zijn: de plaats van leer- en burgerschapscompetenties en van moderne vreemde talen; het beschrijvingskader in termen van kerntaken, kernopgaven en competenties, en certificeerbare eenheden. De kernopgaven zijn inmiddels uit het format gehaald en er is nu gekozen voor één gemeenschappelijke competentieset, de SHL-competenties die gekoppeld worden aan werkprocessen binnen een kerntaak. In het nieuwe format staan kerntaken, werkprocessen en competenties centraal. de mate waarin certificeerbare eenheden zullen worden opgenomen en welk karakter deze zullen hebben.
• • 22
•
Uit oogpunt van toegankelijkheid tot kwalificaties en ontwikkeling van mensen is het opnemen van certificeerbare eenheden een pre. Ze vormen ijkpunten of bouwstenen voor loopbaan ontwikkeling. Voor EVC-kandidaten blijkt juist de verzilvering van ervaring in termen van certificaten een belangrijke stimulans om ook te gaan voor het gehele diploma. Voor het bedrijfsleven bieden certificeerbare eenheden de mogelijkheid om arbeidsmarktrelevante onderdelen die in werkervaring of bedrijfsopleiding zijn opgedaan, te erkennen. Zowel aanbieders (onderwijs) als vraagkant (bedrijfsleven) vinden het voor individuen en voor verankering van EVC een gemiste kans, dat er vrijwel geen certificeerbare eenheden meer zijn (Kenniscentrum EVC e.a., 2005). Zelfs binnen opleidingen van roc’s dreigen door het ontbreken van eenduidige eenheden van beoordeling EVC-procedures uiteen te lopen. Deze kwestie is vanuit het Platform EVC BVE neergelegd bij verschillende partijen en wordt nu door het Kenniscentrum EVC opgepakt. Het streven is om tot eenduidigheid en uitwisselbaarheid te komen van EVC in het mbo door het
A00415.indd 22
11-9-2007 11:16:54
hanteren van eenzelfde eenheid van beoordeling: kerntaken, werkprocessen en competenties in onderlinge samenhang. Ook als er geen certificeerbare eenheden komen, is dan wel transparantie en uitwisselbaarheid mogelijk van resultaten tussen mbo-instellingen onderling en tussen mbo-instellingen en werkveld. Wat is een competentie en wat zijn kwalificatiedossiers? Een competentie is het vermogen om in een specifieke situatie en context de adequate prestatie te kunnen leveren. Deze prestatie wordt altijd bepaald door de combinatie van met de inhoud of het vak verbonden competenties, met de persoon verbonden competenties en de wil/bereidheid om de prestatie te leveren. Competentiegericht beroepsonderwijs moet deelnemers dus mogelijkheden bieden om zich zowel te bekwamen op inhoudelijk/vaktechnisch vlak, persoonlijk vlak en de wil om te presteren. Competentiegerichte kwalificatiedossiers geven een beeld van de eisen die met de kern van de beroepsuitoefening verbonden zijn. Zij bieden deelnemers en scholen de ruimte om de weg daar naartoe op zelf gekozen wijze af te leggen. Hoe ziet zo’n kwalificatiedossier er uit? Een kwalificatiedossier bestaat uit vier delen: 1 Deel A: informatie over het beroep/cluster van beroepen voor een algemeen geïnteresseerd publiek. 2 Deel B: beschrijving van relevante en herkenbare aspecten van de beroepsuitoefening in de vorm van kerntaken, werkprocessen en competenties (gedragslabels die nodig zijn om de werkprocessen succesvol te kunnen uitvoeren). Deel B bevat ook de algemene en specifieke informatie die wettelijk vereist is (o.a: niveau, typering, wettelijke beroepsvereisten) en een beschrijving van trends en innovatie in de beroepsuitoefening. 3 Deel C: de inhoudelijke en methodologische uitwerking van deel B waarmee de uitvoerbaarheid van deel B wordt aangetoond. Dit deel fungeert als servicedocument voor curriculum- en examen ontwikkelaars en voor het onderwijs. 4 Deel D: de verantwoording van de gemaakte keuzes en de agenda voor het onderhoud en de innovatie van het dossier.
23
Hoe zit dat met kerntaken, competenties en werkprocessen? De kern van een kwalificatiedossier zit hem in de kerntaken van het beroep (uiteenvallend in iets gedetailleerder werkprocessen) en de competenties die noodzakelijk zijn om die taken uit te kunnen voeren. In de zogenaamde Proces-Competentiematrix worden deze aan elkaar gerelateerd. De competenties worden zichtbaar in de toepassing in de context van het beroep, het werkproces. Dat zichtbare gedrag wordt in meer detail beschreven in deel C van het kwalificatiedossier. Bron: www.colo.nl
A00415.indd 23
11-9-2007 11:16:54
Het portfolio wordt door een aantal partijen als een alternatief gezien voor het ontbreken van certificeerbare eenheden, maar de civiele waarde daarvan is vooralsnog beperkt. Want wie valideert het portfolio? Worden uitkomsten onderling erkend en kunnen er rechten aan ontleend worden? Aan standaardisering en uniformering van het portfolio werkt het Kenniscentrum EVC in samenwerking met een werkgroep uit hbo, mbo en vrijwilligers organisaties. Het doel is het aanreiken van een landelijk format voor een portfolio. De werkgroep richt zich op twee punten: Format competenties: welke competenties moeten worden opgenomen in het format? De SHL-competenties voor het mbo zijn voor de hand liggend. Maar het gebruik van de componenten is gebonden aan certificering door SHL. Voor het hbo kunnen de tien door de HBO-raad opgestelde hbo-competenties worden opgenomen. Hierbij worden de ‘Dublindescriptoren’ gehanteerd, die ook in wetenschappelijk onderwijs gebruikt worden. De Dublindescriptoren beschrijven het niveau van kennis en competenties van afgestudeerden op bachelor- en masterniveau met als doel vergelijkbaarheid van opleiding en graden. De descriptoren zijn kennis en inzicht, toepassen kennis en inzicht, oordeels vorming, communicatie en leervaardigheden. Valide inhoud: wie kent waarde aan de inhoud toe? Dat zou een bekwame begeleider of assessor kunnen zijn van een instelling die geregistreerd is als erkende aanbieder EVC. Waaruit blijkt verder die bekwaamheid? Voor welke werkcontext, kwalificaties en niveau geldt de bekwaamheid? Wat is transferwaarde van het portfolio voor andere contexten en niveaus? Wat is de waarde van het portfolio voor andere instellingen? Met andere woorden erkent een roc of aoc een gevalideerd portfolio van een collega-instelling? Zolang deze vragen nog niet beantwoord zijn en niet duidelijk is wat het draagvlak wordt voor het portfolio, is dit geen alternatief voor het verlenen van civiel effect aan leerervaringen.
•
24
•
Naast de landelijke kwalificatiestructuur voor het mbo, worden tegenwoordig ook andere standaarden ingezet als meetlat voor het erkennen van competenties zoals branchestandaarden en hbo-profielen. EVC is allang niet meer het domein van alleen het mbo (roc’s, aoc’s en kenniscentra). De Projectdirectie Leren & Werken heeft ook stimuleringsgelden ingezet voor EVC in het hbo. Daarnaast is EVC goed geland in het erkende niet-bekostigd onderwijs. Ook zijn er nieuwe partijen in de markt die EVC-procedures en assessments aanbieden, vaak op basis van
A00415.indd 24
11-9-2007 11:16:54
convenanten met kwalificerende instellingen. Zie www.kenniscentrumevc.nl voor de lijst van voorlopig erkende aanbieders. Ook op Europees niveau wordt gewerkt aan het transparant en uitwisselbaar maken van competenties, niet alleen op instellingsniveau, maar vooral tussen de verschillende landen. Dit gebeurt onder de noemer EQF (European Qualification Framework) en ECVET, European Credit system for Vocational Education and Training ofwel Europees transfersysteem voor leerresultaten. ECVET beoogt transfer, accumulatie en erkenning van leerresultaten in verschillende leercontexten. ECVET is een mogelijk alternatief voor het beschrijven en valideren van individuele competenties, mits het breed draagvlak krijgt van alle partijen (overheden, onderwijsinstellingen en bedrijfsleven) en niet alleen een instrument is voor mobiliteit van onderwijsdeelnemers in Europa. Vooralsnog gaat het in ECVET echter vooral om mobiliteit tussen onderwijsdeelnemers binnen Europa en om vergelijking van resultaten uit formele leerprocessen.
25
ECVET ECVET biedt een methode om kwalificaties te beschrijven in termen van leerresultaten (kennis, vaardigheden en competenties). Door het toekennen van studiepunten aan de leerresultaten wordt het verzamelen en overdragen van leerresultaten mogelijk. Een bevoegde instantie kent de studiepunten toe aan het bewijs van de leerresultaten. Dit wordt opgenomen in het persoonlijk afschrift of dossier. Een andere bevoegde instantie accepteert de studiepunten en erkent het resultaat als onderdeel van de te verkrijgen kwalificatie. ECVET is complementair aan het Europese Kwalificatieraamwerk EQF. Er loopt nu een consultatieronde over het instrument. In juni 2007 wordt dit afgerond en gaat men over naar het goedkeuringsproces. Bron: folder OCW, uitgave CINOP, 2006
A00415.indd 25
11-9-2007 11:16:54
2.2 Kwalificatiestandaarden in het groen onderwijs Aequor is verantwoordelijk voor de ontwikkeling en het onderhoud van de groene kwalificatie profielen. Aequor stelt net als andere kenniscentra een paritaire commissie in, die de dossiers ontwikkelt en aanbiedt aan de minister. De minister van LNV stelt de kwalificatiedossiers wettelijk vast. Het ontwikkeltraject naar nieuwe competentiegerichte kwalificatieprofielen is volop gaande (www.aequor.nl). In het groen onderwijs zijn straks verschillende kwalificatie standaarden in omloop: KS 2000+ CKS1 CKS2
• • • 26
KS 2000+ een eerdere kwalificatiestandaard op basis waarvan nog steeds opgeleid en geëxamineerd mag worden. De kritiek die opkwam op de omvang en enorme detaillering van de kwalificatiestructuur voor het secundair beroepsonderwijs trof eveneens de KS 2000+, ook uit eigen kring van de aoc’s. Te veel deelkwalificaties (totaal 300) en te veel eindtermen, onvoldoende samenhang tot de beroepscontext. Aoc’s wilden af van de eindtermendiscussie en overgaan tot globaler beoordelen. Dit heeft geleid tot de ontwikkeling van de KS 2000+ versie 2004, ook wel de CKS1 genoemd. De CKS 1, een competentiegerichte kwalificatiestructuur die vanaf 2004 is ingevoerd en goedgekeurd door LNV op 1 mei 2005. De kwalificaties zijn hierin beschreven volgens competenties, kerntaken en kernopgaven. Bij nadere bestudering worden de competenties in deze dossiers echter vooral beschreven in termen van taken. De competentiematrix van het kwalificatiedossier ‘Vakfunctionaris bedekte teelt’ bevat bijvoorbeeld vooral beschrijvingen in termen van taken (het wát van handelen) zoals voorbereiden teelt, gereedmaken teeltruimte, gebruiken machines, verwerken oogst en slechts enkele competenties (het hóe van handelen): inspelen op onverwachte omstandigheden, communiceren en verantwoordelijkheid dragen. De CKS 2, de nieuwe competentiegerichte kwalificatiestructuur is volop in ontwikkeling. Er geldt nu een overgangsperiode, die inmiddels verlengd is 1 augustus 2010 (OCW, 2007). In totaal
A00415.indd 26
11-9-2007 11:16:54
komen er 30 kwalificatieprofielen, een enorme reductie vergeleken met de KS2000+. In CKS2 wordt het nieuwe SHL-competentiemodel van de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven opgenomen. Het gaat hier om 25 competenties met definities van aantoonbaar gedrag. Afhankelijk van inhoud en niveau van de kwalificatie wordt in het dossier vastgelegd welke competenties van toepassing zijn. Het ontbreken van competenties was een groot gemis in de eerdere kwalificatiestandaarden. Deze waren alleen gebouwd op kennis, vaardigheden, inzichten en houding. Competenties worden nu in een aantal gevallen aanvullend meegenomen in EVC-procedures, net als bedrijfsgebonden competenties. Want deze leveren extra informatie op over de kwaliteiten van een persoon en of die voldoende past in de bedrijfscultuur. Zo maakt Helicon in de EVCprocedures gebruik van assessments van QRM, een assessment- en EVC-bureau. In de nieuwe competentiegerichte kwalificatiestructuur zijn de competenties geïntegreerd. Het gebruik van één competentieset is een pluspunt voor transparantie en uitwisselbaarheid van competenties. De eerste 14 kwalificatieprofielen volgens het nieuwe format met SHL-competenties zijn gereed (1 april 2007, www.livelink-groenkennisnet.nl).
27
Het nagenoeg ontbreken van certificeerbare eenheden in de nieuwe kwalificatieprofielen is ook een gemiste kans voor transparantie van EVC in groen onderwijs. Alhoewel dat risico hier enigszins beperkt wordt als de scholen kiezen voor één examensystematiek (is ook EVCsystematiek) en één eenheid van beoordeling, zoals voorgestaan met de invoering van De groene standaard en Actieplan examinering (zie hoofdstuk 4). Maar ook al hanteert het groen onderwijs dan een eenduidige examenstandaard, er is geen wettelijk civiel effect. Ofwel, voldoen aan onderdelen van de examenstandaard leidt niet tot certificaten of competentie bewijzen die wettelijke kracht hebben bij overstap of doorstroom naar ander beroepsonderwijs of bij intrede op de arbeidsmarkt. Wel kunnen op basis van de samenwerking tussen aoc’s afspraken over onderlinge erkenning worden gemaakt. Ook is het nog de vraag of en hoe de wettelijke erkenningen, vergunningen en licenties (bijvoorbeeld spuitlicentie, trekkerrijbewijs of proefdierverzorger) uit CKS1 een plaats krijgen in de CKS2 (bron: Aequor en AOC Raad). Als de CKS2 wordt ingevoerd, ontstaat er een extra beheerslast voor de aoc’s maar ook voor toezichthouders, omdat er dan enige tijd drie kwalificatiestandaarden vigerend zijn (dat duurt
A00415.indd 27
11-9-2007 11:16:54
net zolang tot een cohort leerlingen dat onder een bepaalde kwalificatiestructuur met de opleiding is gestart, deze heeft afgerond). De beheerslast wordt minder als er referentiedocumenten ontwikkeld worden waarmee je de kwalificatiestandaarden kunt vergelijken.
28
2.3 Conclusies en overwegingen De nog vigerende, landelijke kwalificatiestructuur werd door haar fijnmazigheid en gedetailleerde beschrijving van benodigde kennis, vaardigheden, houding en inzicht lang gezien als een goede standaard voor EVC-procedures. De opbouw in deelkwalificaties maakte verzilvering in certificaten mogelijk. Er zijn goede overwegingen voor de wending naar een op competenties gebaseerde kwalificatiestructuur. Maar de nieuwe op competenties gerichte kwalificatiestructuur levert wel een aantal dilemma’s op voor EVC. De nieuwe structuur bevat aanzienlijk minder kwalificaties en geen deelkwalificaties ofwel geen certificeerbare eenheden meer. Daardoor is het veel moeilijker geworden om werkervaring leerwegonafhankelijk te verzilveren. De ontwikkeling van de CKS2 is nog volop in beweging. In het eerste format stonden kerntaken, kernopgaven en competenties centraal. Kernopgaven zijn er uitgehaald. Nu wordt het format gevormd door kerntaken, competenties en werkprocessen. Al deze veranderingen maken dat het werkveld afwachtend wordt tot de kwalificatiedossiers definitief zijn goedgekeurd. In het groen onderwijs roept dit – net als elders – vragen op naar de duurzaamheid van de ontwikkelde dossiers: “Scholen willen niets nieuws doen, als ze denken dat alles weer anders moet. De omslag van CKS1 naar CKS2 is groter dan van KS2000+ naar CKS1”. Invoering van de CKS2 is verplicht, maar het succes staat of valt met draagvlak bij de groene onderwijsinstellingen. Een van de voorlopers van EVC, AOC Oost, vindt het een gemiste kans dat de kernopgaven eruit zijn gehaald. Kernopgaven zijn gericht op kritische beroepssituaties, die leiden tot dilemma’s in handelen: “Het leren omgaan met dilemma’s, het goede kiezen, is een belangrijke indicatie van competent gedrag.” Het omgaan met dilemma’s is daarom toch in proeven van bekwaamheid bij De groene standaard opgenomen. Succesvolle invoering van de CKS2 hangt ook af van de
A00415.indd 28
11-9-2007 11:16:54
herkenbaarheid van de profielen voor de groene sector. In de gespreksronde is hier en daar kritiek geuit op de betrokkenheid van branches: “De nieuwe profielen zijn te veel vanachter het bureau ontwikkeld.” Gemeenschappelijke afspraken rond de examensystematiek – zoals De groene standaard en het Actieplan examinering – kunnen een oplossing zijn voor het creëren van transparantie voor EVC bij het ontbreken van certificeerbare eenheden in de nieuwe CKS2. In het niet-groen mbo is een groter risico op divergeren van EVC-procedures, omdat daar dergelijke afspraken niet bestaan. Er doen zich nu al verschillen voor in de uitgangspunten voor vormgeving van EVC (62 procent combinatie van kerntaak en competenties, 20 procent competenties, 8 procent kerntaak). In het evaluatieonderzoek naar experimenten competentiegerichte kwalificatiestructuur/mbo (Baarda, 2006) komt dit naar voren. Met de invoering van de CKS2 heeft het groen onderwijs te maken met drie verschillende kwalificatiestandaarden. Hoe zit het met de werkbaarheid en beheerslast als deze gelijktijdig benut worden?
29
Ook al is nu alle aandacht gericht op invoering van CKS2, het is geen eindpunt. Hierboven is al aangegeven, dat de nieuwe standaarden wellicht te veel achter het bureau zijn ontwikkeld. Maar hier en daar leeft ook meer fundamentele kritiek: CKS2 ademt nog te veel het industriële denken, een nieuwe benadering is wenselijk. Bij Edudelta wordt een aanpak ontwikkeld gebaseerd op werkprocessen uit CKS2, maar met nieuwe elementen zoals handelen binnen een opklimmende context van complexiteit en een niveau-opbouw in prestaties en vermogens. Met deze benadering is het mogelijk om zowel het leren te richten, als het beoordelen anders in te richten (Van der Zwan en Geerligs, 2006-2007 intern document). Ook op andere fronten vinden er innovatieve praktijken plaats binnen Edudelta, bijvoorbeeld in de oprichting van stichtingen waarin leerlingen werkend leren en leren ondernemend te zijn. Het leren is gebaseerd op het verbinden van een vraag uit het bedrijfsleven met de leerwens van een deelnemer. Coaches, docenten en leerlingen uit het hbo worden ingezet om het leren te ondersteunen en bronnen (bijvoorbeeld kennis) te organiseren.
A00415.indd 29
11-9-2007 11:16:54
Schema 2.1 Plus- en aandachtspunten EVC en standaarden
Pluspunten
Aandachtspunten
• Aoc’s al vroeg bezig met ontwikkeling van een competentiegerichte kwalificatiestructuur (CKS1). • Alweer nieuwe benaderingen in ontwikkeling voor optimalisering van CKS2.
• Betrokkenheid werkveld bij ontwikkeling nieuwe standaarden. • Relatie licenties/vergunningen en CKS2. • Ontwikkeling van referentiedocumenten die op een hoger aggregatieniveau verschillende kwalificatiestructuren vergelijken. • Aansluiting van CKS2 op EQF en ECVET.
30
A00415.indd 30
11-9-2007 11:16:54
EVC en competentiegericht onderwijs
3.1 Invoering competentiegericht onderwijs “Het middelbaar beroepsonderwijs is bezig met een ingrijpende herstructurering van het onderwijs. Alle bestaande kwalificaties worden de komende jaren vervangen door een samenhangend geheel van nieuwe kwalificaties. Met de vernieuwde kwalificatiedossiers worden de opleidingen vernieuwd en herontworpen. Dit proces kent een testperiode van 2004 tot 2010, waarin de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven en de mbo-instellingen ervaring kunnen opdoen met beide herontwerpprocessen. Deelnemers, onderwijspersoneel en de maatschappelijke omgeving krijgen in toenemende mate te maken met competentiegerichte opleidingen, waarin het leren in de beroepspraktijk een grotere rol krijgt” (Baarda, 2006). De invoering van competentiegericht onderwijs biedt kansen voor invoering van EVC-principes, want het uitgangspunt is deelnemer- en loopbaangericht onderwijs. Instellingen in het mbo doen momenteel op grote schaal ervaring op met de invoering van de competentiegerichte kwalificatiestructuur en vormgeving van competentiegericht onderwijs. De experimenteer regeling in de WEB biedt instellingen daartoe de mogelijkheden. CINOP Expertisecentrum voert het evaluatieonderzoek uit (Baarda, 2006) voor de rapportages die het gemeenschappelijk procesmanagement dient op te leveren voor OCW en LNV. Dit onderzoek – Leren langs nieuwe wegen – leert dat de deelname van roc’s in schooljaar 2005-2006 evenals het voorgaande schooljaar ligt op 95 procent. Dat wil echter niet zeggen dat instellingen voor álle opleidingen bezig zijn met het herontwerp.
A00415.indd 31
3 31
11-9-2007 11:16:55
Enkele belangrijke bevindingen uit het onderzoek onder roc’s en aoc’s: De opleidingen zijn voortvarend bezig met de vormgeving van competentiegericht opleiden in een variatie aan uitwerkingen en verschillende onderwijskundige visies. In de praktijk betreft dit echter vooral de bol-opleidingen (90 procent). Dat wil zeggen de opleidingen voor jeugdigen en niet de bbl- en duale trajecten voor 23+. De instellingen hanteren bij de meeste opleidingen de naam van het kwalificatieprofiel. De kwalificatieprofielen zijn bij het grootste deel van de opleidingen richtsnoer voor het opleiden en voor de vormgeving van de examinering. Leer- en ontwikkelingsvragen van deelnemers zijn in toenemende mate het uitgangspunt. Bijna 25 procent van de opleidingen realiseert de ontwikkeling van de leerlijn via individueel maatwerk. Er doet zich een verschuiving voor van klassikaal lesgeven naar het zelfstandig uitvoeren van opdrachten en zelfstudie en naar meer praktijkleren (prestaties, praktijkopdrachten, leerprojecten).
• • • • 32
Belangrijke succesfactoren (randvoorwaarden) voor invoering van competentiegericht onderwijs zijn volgens het onderzoek: Ontwikkeling van een gedeelde visie op competentiegericht onderwijs en professionalisering van het onderwijspersoneel. Onderwijsgevend personeel moet competenties ontwikkelen voor nieuwe rollen zoals coach, trajectbegeleider, examinator en ontwikkelaar. Daarnaast wordt samenwerking belangrijker: intern met andere docenten en teams, maar ook extern met het bedrijfsleven. Ontwikkeling van beleid voor instellingsbrede invoering van competentiegericht onderwijs. Versterken van de kwaliteitszorg. Verheldering van de rol van het bedrijfsleven.
•
• • •
De vernieuwingen vinden plaats binnen het bestaande bekostigingsstelsel. Dat blijkt regelmatig een probleem te zijn voor ontwikkeling van EVC en duale trajecten voor 23+. De overheid onderkent dat de huidige financieringsregeling van het mbo sterker is toegesneden op jeugdigen dan op oudere werknemers (OCW, 2004a).
A00415.indd 32
11-9-2007 11:16:55
Ook volgens De staat van het Nederlands onderwijs (Inspectie van het Onderwijs, 2006) geldt voor het mbo algemeen dat de kwaliteit stabiel is. Er is sprake van een lichte verbetering, maar er zijn ook risico’s zoals: het hoge aantal voortijdig schoolverlaters (in 2004: 64.000); de veranderingen in de inrichting van het onderwijs (invoering van competentiegericht onderwijs in de experimentele opleidingen is niet altijd van voldoende kwaliteit); de ontwikkeling van kwaliteitszorg verloopt nog stroef; er is meer verbinding nodig tussen kwaliteitszorg en reguliere sturing; de doorstroom in de beroepskolom vergt meer aandacht voor studie- en beroepskeuze voorlichting; maatwerk schiet nog steeds te kort, met name door gebrek aan flexibilisering. Ontwikkeling van maatwerk is ook volgens de oratie van Elly de Bruijn een van de grote uitdagingen voor het beroepsonderwijs. In Adaptief beroepsonderwijs. Leren en opleiden in transitie (2006) gaat zij in op de betekenis van de heterogenitieit van individuele opleidings- en leertrajecten voor de inrichting van opleidings- en leerprocessen.
• • • • •
33
3.2 Invoering competentiegericht onderwijs in groen onderwijs Groen onderwijs is met CKS1 al overgestapt op competentiegericht onderwijs. De omslag naar CKS2 is mogelijk minder groot dan voor roc’s die nu pas de overstap maken van op eindtermen gerichte kwalificaties naar op competenties gerichte kwalificaties. Groen onderwijs heeft een goede traditie van vernieuwen, maar moet dat ook wel om het hoofd te bieden aan terugloop van leerlingen in de primaire productiesectoren en terugloop van specifiek agrarische bedrijvigheid. Groen onderwijs zoekt naar nieuwe en brede opleidingen in domeinen en in nieuwe sectoren zoals transport & logistiek, recreatie, dierenwelzijn en gezondheid, en paardenhouderij. In de bol zit de groei vooral in dierverzorging en veterinaire ondersteuning, in de bbl in de groene ruimte en enigszins in levensmiddelentechnologie. Ook absoluut trekken deze richtingen de meeste leerlingen. Veehouderij is dalend, evenals de bloemen- en tuincentra branche (cijfers LNV over 2003-2004). De versnippering van het agrarisch onderwijs over heel Nederland heeft als nadeel dat de leerlingenaantallen per richting soms erg klein zijn. Al eerder
A00415.indd 33
11-9-2007 11:16:55
is gewezen op de beheers- en bestuurslast van kleinschalig groen onderwijs, dat vele locaties kent in een groot spreidingsgebied. Dat belemmert ook samenwerking onderling en draagt bij aan werkdruk. “Docenten op de werkvloer willen wel, maar vanuit de directies is er weinig belangstelling (…) We hebben te maken met een versnipperd werkveld, dat ook niet aan krachtenbundeling wil werken (…) Kleine scholen zijn ook een belemmering voor de door LNV gewenste ontwikkeling naar kenniscentra in de Groene Kennis Coöperatie” (Ruiter, 2007). Verschillende aoc’s experimenteren actief met vernieuwingen. Persoonlijke ontwikkelplannen, docent als coach, aandacht voor kennis, vaardigheid en houding, aandacht voor ondernemerschap naast vakmanschap zijn in deze instellingen volop aan de orde.
34
In tegenstelling tot de roc’s, waar zich een groei voordoet in de bol en een daling in de bbl en deeltijd-bol, doet zich bij het bekostigd groen onderwijs een stijging voor van circa 5 procent in beide leerwegen: bol en bbl. De groei in de bbl is vooral te danken aan toename van het aantal deelnemers van 23+.
Schema 3.1 Cijfers OCW 2005: groen onderwijs 00-01
01-02
02-03
03-04
04-05
totaal
23.800
23.700
23.600
23.800
24.900
Bol
15.800
5.300
15.000
15.100
15.700
Bbl
8.000
8.400
8.600
8.700
9.200
Zoals eerder aangegeven, maken aoc’s volop gebruik van de ruimte die de experimenteerregeling biedt. De deelname van aoc’s is het laatste jaar gestegen van 67 procent naar 100 procent!, blijkt uit het evaluatieonderzoek. Dat betekent dat alle aoc’s participeren in experimentele opleidingen en bezig zijn met vernieuwing. Het betekent ook dat de genoemde randvoorwaarden voor vernieuwing evenzeer van toepassing zijn op aoc’s. In de gespreksronde is regelmatig gewezen op het belang van visieontwikkeling, aandacht voor implementatie en investering in competentieontwikkeling van het onderwijspersoneel.
A00415.indd 34
11-9-2007 11:16:55
Groen mbo presteert bovengemiddeld in benchmark mbo Deelnemers die een groene opleiding volgen, voltooien die opleiding veel vaker met een diploma op zak dan deelnemers in andere sectoren van het mbo. Het gemiddeld aantal deelnemers dat een diploma haalt, ligt in het mbo rond de 60 procent. Het groen mbo scoort op drie van de vier studieniveaus 70 procent of hoger. Niveau 2 heeft een succespercentage van 50 procent, waardoor het gemiddelde uitkomt op 66 procent. Bron: Nieuwsbericht AOC Raad, 14-12-2006
Aoc’s verzorgen buiten de experimenten voor een deel nog vrij klassiek beroepsonderwijs. De avo-vakken worden gescheiden van de praktijkvakken aangeboden en zijn er inhoudelijk niet voldoende op afgestemd. In competentiegericht leren gaat men uit van verbinding en/of integratie van theorie met praktijk. Meer verbinding is wenselijk (zie ook Bronneman-Helmers, 2006), maar volledig overstappen op praktijkleren is niet verstandig. Nijhof stelde bij zijn afscheidssymposium (2006) dat “(…) mbo en hbo door de massale uitstoot van deelnemers naar het bedrijfsleven verworden tot uitzendbureaus voor het bedrijfsleven; de ontwikkeling van kerncompetenties is niet geborgd”. In de aandacht voor avo-vakken besteden aoc’s in elk geval aantoonbare aandacht aan de ‘body of knowledge’. Dat is een voordeel nu kennis en vaardigheden ook wettelijk worden vastgesteld in het kwalificatiedossier. De huidige borging van kennis in het groen onderwijs (wiskunde, natuurkunde, biologie) draagt tevens bij aan brede toegang tot alle vervolgopleidingen. De uitdaging ligt in vernieuwing met behoud van bestaande kwaliteit. Een aandachtspunt is de benutting van informatie en ervaringen uit de beroepspraktijkvorming in het binnenschools leren (Inspectie van het Onderwijs, 2004).
35
3.3 Conclusies en overwegingen Competenties staan centraal in het nieuwe competentiegerichte onderwijs. Het is echter de vraag of aoc’s, die nog erg vakmatig gericht zijn, dit competentiedenken voldoende oppakken. Bij sommige leeft de vooronderstelling, dat het beroepenveld niet erg verandert en opleiding en examinering dus ook niet erg hoeven te veranderen. Wat echter wezenlijk verandert, is de bril waarmee men naar het kunnen en resultaat van handelen kijkt. Een vergelijking: artsen die
A00415.indd 35
11-9-2007 11:16:55
36
vroeger alleen beoordeeld werden op hun vakmatigheid, komen nu niet aan hun bul als ze onvoldoende sociaal vaardig zijn. Op verschillende plaatsen is opgemerkt dat de wisselwerking tussen het binnen- en buitenschoolse leren in het groen onderwijs nog onvoldoende is. Deze wisselwerking is een belangrijk kenmerk van competentiegericht beroepsonderwijs. De samenwerking in het groen onderwijs is nu sterk gericht op de ontwikkeling van De groene standaard. Maar hoe zit het met de samenwerking bij ontwikkeling van competentiegericht beroepsonderwijs? In hoeverre wordt De groene standaard benut als instrument om ook het onderwijs anders in te richten? De Onderwijsraad stelde al in haar advies Examinering in ontwikkeling (2002), dat “(…) voorkomen moet worden dat examens onderwijsvernieuwingen frustreren of omgekeerd”. Als het aan het eind van de rit gaat om bekwaam handelen en vakmanschap, dan moet onderwijsvernieuwing gericht zijn op het leren en ontwikkelen daarvan en moet examinering daaraan congruent zijn. In deze lijn van denken is er alle reden om de ontwikkeling van één competentiegerichte examensystematiek in groen onderwijs ook in te zetten voor onderwijsvernieuwing. Dat betekent dat ‘bezorging tot de brievenbus’ gevolgd moet worden door actie in de school. Het portfolio is een belangrijk instrument in competentiegericht onderwijs, maar is er voldoende aandacht voor het waarom, wat en hoe van het portfolio? Is er voldoende aandacht voor ontwikkeling van reflectie? Deze vragen worden niet alleen gesteld ten aanzien van het niveau van deelnemers, maar betreffen ook de bekwaamheid van het onderwijzend personeel. Het portfolio kan tevens een rol vervullen in de doorstroom vmbo-mbo, maar dit spreekt niet vanzelf: “Het management moet dan wel regelen dat er iets mee gedaan wordt.” Onderwijsvernieuwing komt niet vanzelf tot stand, maar behoeft sturing en bijsturing, ondersteuning en facilitering.
A00415.indd 36
11-9-2007 11:16:55
Schema 3.2 Plus- en aandachtspunten EVC en competentiegericht onderwijs Pluspunten
Aandachtspunten
• Groen onderwijs actief in onderwijsinnovatie, vooral bij voorlopers. • Evenzeer aandacht voor scholing van volwassenen als voor jeugdigen; in roc’s is scholing van volwassenen meer marginaal of alleen onderdeel van contractonderwijs.
• • • •
Visie en onderwijskundig leiderschap. Invoering competentiegericht onderwijs. Professionalisering onderwijspersoneel. Verbinden leren en werken, verbinden theorie en praktijk; stages sterk gericht op productie. • Mensen uit de praktijk in het primair proces inschakelen. • Nieuwe examensystematiek hanteren als sturingsmechanisme voor onderwijsinnovatie. • Flexibilisering onderwijs en ontwikkeling van maatwerk (adaptief beroepsonderwijs).
37
A00415.indd 37
11-9-2007 11:16:55
38
A00415.indd 38
11-9-2007 11:16:55
Competentiegericht beoordelen en EVC
4.1 Examinering en EVC Reguliere examens en EVC-procedures moeten volgens KCE voldoen aan dezelfde kwaliteitseisen als ze leiden tot certificering of diplomering. In roc’s groeien EVC-procedures en examinering in methodiek en instrumentarium geleidelijk naar elkaar toe (Van den Dungen e.a., 2003). EVC is in roc’s vooral ontstaan in de frontoffice (vernieuwingsprojecten, loopbaandenken, samenwerking onderwijs-bedrijfsleven, HRD) en wordt nu ook in de backoffice geborgd (handboek examinering, OER, rol examencommissies bij vaststelling van de procedures en instrumenten en verlenen van civiel effect). Vernieuwingen in competentiegericht beoordelen en examineren staan echter vooral in perspectief van invoering van competentiegericht onderwijs voor jeugdigen. De meeste aandacht gaat uit naar vernieuwing van het pedagogischdidactisch handelen in het primair proces. Er is nog weinig gerichtheid op de secundaire processen: hoe moet het leren en beoordelen anders georganiseerd worden voor mensen met ervaring (EVC), voor bedrijven bij scholing van werkenden, voor reïntegratiebedrijven en gemeenten bij scholing voor werkzoekenden? In de roc’s is er door de schaalgrootte een behoorlijke afstand tussen contractonderwijs en regulier onderwijs en weinig wisselwerking (bijvoorbeeld leren over maatwerk in regulier onderwijs of toepassen van beoordelings instrumenten uit EVC in reguliere examinering). EVC is vaak apart gepositioneerd in de contractpoot. Onder invloed van de convenanten van scholen met de Projectdirectie Leren & Werken komt er nu meer aandacht voor het organiseren van EVC in de brede frontoffice van scholen (één EVC- of leerwerkloket voor regulier en contractonderwijs) en in regionale samenwerkingsverbanden.
A00415.indd 39
4 39
11-9-2007 11:16:56
Een duidelijke trend in vernieuwing van competentiegericht beoordelen is de opkomst van de proeve van bekwaamheid. Bij EVC is deze beoordelingsvorm al lang in zwang. De eenheid van beoordeling is in de proeven echter niet eenduidig. Het onderzoek naar de experimentele opleidingen leert, dat de meeste scholen de proeve van bekwaamheid baseren op een combinatie van kerntaak en competenties (Baarda, 2006). Er zijn er echter ook die alleen een kerntaak of alleen competenties als vertrekpunt nemen. Autonomie van scholen in de vormgeving van examinering is in dit geval niet goed voor transparantie. Het evaluatieonderzoek toont de volgende trends over examinering en EVC: De meeste instellingen hanteren meerdere vormen van beoordeling. Het meest gebruikt zijn: proeven van bekwaamheid/prestaties, portfolioassessment en individuele beoordelings gesprekken. De beoordeling via schriftelijke toetsen loopt duidelijk terug. Het beoordelingsinstrumentarium is nog sterk in ontwikkeling: bijna 25 procent van de opleidingen zegt bijna of helemaal klaar te zijn voor competentiegericht beoordelen; 61 procent zegt aardig op weg te zijn; 15 procent is enigszins op weg. De ontwikkeling van EVC blijft nog achter: slechts 8 procent van de instellingen heeft een EVC-traject in uitvoering; 23 procent ontwikkelt plannen; 69 procent heeft geen aanbod EVC. Het belangrijkste doel van EVC is: inkorten van de opleiding (53 procent), verlenen van vrijstellingen (37 procent), diplomering of verzilvering van competenties en ervaring (9 procent). Uitgangspunten voor de vormgeving van EVC: combinatie van kerntaak en competentie (62 procent), competentie (20 procent), kerntaak (8 procent).
• • 40
• • •
Het portfolio is een belangrijk instrument in competentiegericht beoordelen en EVC. Transparantie is echter ver te zoeken. Belemmeringen zijn: De diversiteit in portfolio’s. Er zijn binnen scholen en opleidingen tal van portfolio’s in omloop voor verschillende doelen (formatieve en summatieve beoordeling, loopbaanontwikkeling, EVC). De systematiek. Een kort en helder overzicht van competenties, het persoonlijk competentieprofiel, ontbreekt. Kwantiteit van informatie domineert de kwaliteit.
• •
A00415.indd 40
11-9-2007 11:16:56
• De deskundigheid.
Het goed kunnen lezen en interpreteren van een portfolio en van de rode draad van ontwikkeling van een individu vereist bekwaamheid die ontwikkeld moet worden. De waarde. Bij doorstroom tussen onderwijssoorten worden portfolio’s vaak niet ingezien. Ook voor bedrijven geeft de presentatie van gegevens geen snel zicht op kunnen en inzetbaarheid. Omwille van transparantie verdient het de voorkeur als portfolio’s meer worden gestandaardiseerd. Mogelijk kan een gestandaardiseerd portfolio in de toekomst samenvallen met de EVC-rapportage, zoals bepleit in de kwaliteitscode EVC (zie pagina 35 e.v.). Voorwaarde is dan wel dat dit portfolio ter beschikking komt van het individu en als zodanig ook erkend en herkend is door het bedrijfsleven en door het samenwerkend scholenveld. Alleen als deze brede erkenning er is, kan een portfolio een goed alternatief zijn voor het ontbreken van certificeerbare eenheden in de nieuwe kwalificatieprofielen. Het portfolio bevat dan de geïndividualiseerde en gevalideerde (door erkend deskundige personen objectief en onafhankelijk vastgestelde) beschrijvingen van competenties en ervaringen.
•
41
4.2 Examinering en EVC in groen onderwijs Bij aoc’s liggen EVC-procedures en de aanpak van de examinering dicht bij elkaar. De proeve van bekwaamheid is hier al vanaf CKS1 in omloop en ligt ten grondslag aan EVC en examinering. Het EVC-traject van de aoc’s kent bovendien een opbouw en systematiek die ook landelijk herkenbaar is (zie onder andere Kenniscentrum EVC, 2006 en EVC-folder Aequor), hetgeen de transparantie van EVC bevordert. De stappen van de EVC- en examenprocedure zijn: 1 Intake met aandacht voor informatie over procedure en een quickscan om globaal te bepalen welke competenties de medewerker al heeft en of een EVC-traject zinvol is. 2 Herkennen van competenties: portfolio; de kandidaat vult zijn portfolio in en verzamelt bewijzen van kunnen. Eventueel onder begeleiding. 3 Waarderen van competenties: assessoren beoordelen met behulp van het criteriumgericht interview het portfolio. Eventueel volgt een aanvullende beoordeling. 4 Erkennen van competenties: de deelnemers ontvangen een EVC-rapportage en/of diploma.
A00415.indd 41
11-9-2007 11:16:56
5 Vervolgtraject: na erkenning wordt een persoonlijk ontwikkelplan (POP) opgesteld gericht op verdere loopbaanontwikkeling of scholing.
42
Ondanks deze overeenkomsten zijn er echter ook onderliggende verschillen. Er zijn twee in het oog springende systematieken: De groene standaard en Phoenix. Al rond de CKS1 hebben elf aoc’s (alle aoc’s minus Helicon) met Aequor een samenwerkingsverband gevormd voor de ontwikkeling van een gemeenschappelijke examenstandaard: De Groene standaard (Schepers in VGO 20, 2006). Voor alle kwalificatieprofielen van CKS1 zijn examenstandaarden ontwikkeld, in totaal 140. Deze standaarden bevatten sets van inhoudelijke en toetstechnische richtlijnen met instructies voor deelnemers en beoordelaars. De kern van De groene standaard is de proeve van bekwaamheid. Het examen vindt plaats als proeve van bekwaamheid na afsluiting van een leertraject. Doel van de proeve is dat deelnemers laten zien, dat ze in de praktijk daadwerkelijk goed functioneren, dat ze kritische beroepssituaties goed beheersen. De proeve bestaat uit twee delen: Het praktijkdeel (uitvoering van taken in een kritische beroepssituatie in een erkend leerbedrijf). Het reflectiegesprek (bevraging over keuzes, gemaakt tijdens de uitvoering van de proeve). De groene standaard kiest voor een ‘alles of niets uitslag’. Uitgangspunt is de vraag: kan de kritische beroepssituatie aan de kandidaat toevertrouwd worden. De proeve wordt ook ingezet in EVC-procedures. De groene standaard wordt afgeleverd tot aan de brievenbus van de aoc’s. Uitgangspunt is autonomie van de instellingen voor opleiden en examineren. Implementatie is een eigen verantwoordelijkheid van de instellingen en daarmee is het de vraag of het ook gebeurt. Niettemin is deze samenwerking tussen aoc’s een sterk punt en ondervindt ze ook extern waardering. Het project Examineren in de beroepscontext met De groene standaard is een van de drie genomineerden voor de Cees Datemaprijs 2007 van het KCE. Deze prijs is ingesteld voor projecten die leiden tot een grotere betrokkenheid van het beroepenveld bij de examinering in het mbo.
• •
Helicon-opleidingen (vijftien vestigingen) werkt met een eigen standaard: het project Phoenix (eerder Focus). Dit is een totaal ander concept dan De groene standaard. De ontwikkeling is gestart vanuit een visie van de school op opleiden en kwalificeren. Dit zijn twee kernactiviteiten
A00415.indd 42
11-9-2007 11:16:56
van de school, die gescheiden werkprocessen vragen. De examinering vindt aan het einde van de opleiding plaats in de vorm van een integrale proeve van bekwaamheid, waarin alle kerntaken met competenties aan bod komen. (Ter vergelijking: De groene standaard examineert per leerjaar en per kerntaak.) De proeve van Phoenix bestaat uit tenminste één en maximaal drie deelexamens met minstens één proeve van bekwaamheid. De proeve wordt afgenomen door een examinator (is nooit begeleider), gecommitteerden (bedrijfsleven) en andere betrokkenen. De proeve toetst alle competenties in een samenhangend geheel. Het bedrijfsleven beoordeelt voor 49 procent mee. Naast de vernieuwingen in de examinering en de door de instellingen zelf geïnitieerde samen werking op het gebied van examinering in De groene standaard, hebben aoc’s ook de handen ineen geslagen en met de AOC Raad een ‘Actieplan examinering’ uitgebracht. Samenwerking van aoc’s bij de examinering is wenselijk om vanuit kleinschaligheid krachten te bundelen bij de invoering van de competentiegerichte kwalificatiedossiers. Samenwerking is ook nodig, omdat het oordeel van KCE in 2005 onvoldoende was. De AOC Raad is trekker van het plan, een stuurgroep ziet toe op de uitvoering. Met het plan willen de aoc’s laten zien dat ze lerende organisaties zijn: “Instellingen die zichzelf doelen stellen en zich daaraan committeren.” (Verhoef in VGO 18, 2006). In het plan zijn vijf ambitieuze actiepunten geformuleerd: 1 Er komt een gezamenlijke examenstandaard voor het groene domein die wordt geaccepteerd door KCE. Eén standaard draagt bij aan transparantie en efficiëntie voor deelnemers, bedrijfs leven, KCE, overheid en andere betrokkenen. 2 Er komt een gemeenschappelijk servicedocument, waarin alle werkprocessen en kwaliteits eisen worden beschreven (één examenreglement, één handboek examinering, deskundigheidsbevordering van assessoren en praktijkbeoordelaars). 3 Het gezamenlijk gebruik van een toetsenbank en digitale portfolio’s wordt verder uitgewerkt en onderzocht (Dit beoogt ook bij te dragen aan eenduidigheid in toetsing en meting; het is efficiënter omdat docenten minder tijd kwijt zijn aan ontwikkelingen van eigen systemen). 4 Aoc’s zetten in op verbetering van de werkrelatie met KCE. De AOC Raad gaat in samenwerking met de MBO Raad de dialoog zoeken met KCE voor verbetering van het toezichtkader.
A00415.indd 43
43
11-9-2007 11:16:56
5 Er komt een nieuw visiedocument over examinering, waarin huidige onderwijs ontwikkelingen en ervaringen van instellingen uit de groene beroepskolom een plaats krijgen.
44
4.3 Conclusies en overwegingen Er is nu discussie over het naast elkaar bestaan van twee examenstandaarden. Enige jaren terug was er een standaard per instelling. De ontwikkelingen naar afstemming en transparantie moeten in de tijd gezien worden. In de opinie van de AOC Raad verdient het aanbeveling om het beste uit beide systematieken te benutten; beide hebben pluspunten. Dat is de inzet van de AOC Raad bij de ontwikkeling van het Actieplan examinering. De groene standaard en Phoenix zullen per competentie afstemmen over de criteria en normen bij actiepunt 1 van het Actieplan examinering. Maar het is niet gezegd dat er één proeve komt: “De filosofie en de aanpak van de twee standaarden verschilt.” Het Actieplan examinering geeft de aoc’s ruimte om de kwaliteit van examinering op orde te brengen. Maar er leven ook twijfels. Draagt dit plan daadwerkelijk bij aan het versterken van de gewenste samenwerking tussen aoc’s? Er is vrees dat het actieplan te veel zal gaan werken als sturingsmechanisme, terwijl het vooral moet gaan om de kwaliteit van de examinering. Voor benutting van de examenstandaarden voor EVC moet gezegd worden, dat beide standaarden vooral zijn ontwikkeld vanuit opleidingskundig perspectief, de taal is toegesneden op leerlingen die een opleiding afsluiten met examinering. De leerwegonafhankelijkheid verdient aandacht: een examensystematiek om competenties – binnen en buiten het onderwijs opgedaan – te erkennen (EVC). Voorbeelden: Groene standaard-deelnemerinformatie: als je klaar bent met een leertraject dan wordt dat afgesloten met een proeve van bekwaamheid. Kenmerken proeve van bekwaamheid van Phoenix: aan het eind van de opleiding worden de uitstroomeisen geëxamineerd.
• •
A00415.indd 44
11-9-2007 11:16:56
De Onderwijsraad heeft ook opnieuw gewezen op het belang van leerwegonafhankelijkheid van examinering: zelfstandige examinering, los van onderwijs en opleiding, moet bevorderd worden. Diplomering moet voor een grotere groep toegankelijk worden, bijvoorbeeld als erkenning van relevante werkervaring (Onderwijsraad, 2006). Voor beide standaarden geldt dat deze nog aangepast moeten worden aan de introductie van de CKS2. Helicon heeft daar al enigszins op geanticipeerd doordat de SHL-competenties al worden meegenomen. In beide systematieken staat de proeve van bekwaamheid centraal. Deze beoordelingsmethode is ook algemeen in opmars in competentiegericht onderwijs. Uit het promotieonderzoek van Gulikers (2006) blijkt echter dat studenten, docenten en het werkveld verschillende meningen hebben over hoe een authentieke toets eruit moet zien: “Vooral docenten blijken geregeld niet goed te kunnen inschatten hoe studenten de beroepspraktijk zien of wat volgens het werkveld de echte beroepspraktijk is”. In dit licht verdient wellicht de multimethod benadering in competentiegericht beoordelen de voorkeur. Dat wil zeggen inzet van meerdere methoden om tot een valide oordeel te komen: bijvoorbeeld portfolio met bewijzen én proeve van bekwaamheid én criteriumgericht interview. Daarmee wordt het risico van de proeve als momentopname ondervangen. Want “(…) de meting moet zowel de volledige handelingsprocedure als het beroep dekken (...) Er zijn meerdere manieren om de kwaliteit vast te stellen (…) Steeds meer wordt gestreefd naar een mix van instrumenten.” (Onderwijsraad, 2002)
45
In de praktijk van aoc’s zijn naast De groene standaard en Phoenix ook nog andere standaarden in gebruik. Wat betekent dat voor de beheerslast, de kwaliteit en de transparantie? Hoe sluit het nieuwe examenprogramma vmbo-groen aan op mbo-groen en daarin geformuleerde competenties?
A00415.indd 45
11-9-2007 11:16:56
Schema 4.1 Plus- en aandachtspunten EVC en examensystematiek groen onderwijs Pluspunten
Aandachtspunten
• Ambitie om tot één examensystematiek te komen en een in de tijd gefaseerd plan van realisatie. • Eén systematiek is goed voor transparantie en uitwisselbaarheid tussen aoc’s, en tussen aoc’s en bedrijven bij het ontbreken van certificeerbare eenheden in de nieuwe kwalificatiedossiers. • Samenwerking scheelt in bestuurs- en beheerslast.
• Leerwegonafhankelijkheid van de examenstandaarden, examinering en EVC. • Implementatie van de groene standaard. • Aanpassing van de nieuwe examensystematiek aan de nieuwe CKS2 en SHL-competenties. • Standaardisering en validering portfolio. • Multimethod benadering ipv één proeve van bekwaamheid.
46
A00415.indd 46
11-9-2007 11:16:57
Borging van de kwaliteit
5
5.1 Kwaliteitsborging van examinering en EVC KCE is verantwoordelijk voor het borgen en stimuleren van de kwaliteit van de examinering in het mbo. In de opvatting van KCE is EVC een vorm van examinering en moet daarmee voldoen aan dezelfde kwaliteitseisen. Uit een eerder onderzoek van KCE naar de kwaliteit van de examinering in 4.500 opleidingen is gebleken, dat de helft van alle examens mbo (roc’s, aoc’s, vakscholen) goed op orde is. De andere helft is nog niet op orde en een klein deel daarvan is onder de maat.
47
In 2006 zijn de uitkomsten gelukkig aanzienlijk beter. Het onderzoek van KCE is – zo erkent KCE zelf – een belasting voor de onderwijsinstellingen. Dit gegeven én de invoering van de competentiegerichte kwalificatiestructuur was reden voor KCE om zijn werkwijze en standaarden te herzien (zie Nieuwe standaarden en werkwijze KCE, versie 11 januari 2006). Belangrijke verbeteringen in de werkwijze zijn, dat deze zowel moet aansluiten op het competentiegerichte examineren als op examinering van de op eindtermen gerichte kwalificatiestructuur. Dat vereenvoudigt de verantwoording voor instellingen die nog met beide standaarden werken, zoals bij verschillende aoc’s het geval is. Verder wil KCE overgaan tot proportioneel toezicht (op basis van steekproeven) en gewijzigde standaarden. Deze moeten transparant, samenhangend en eenvoudig zijn. Ze moeten draagvlak hebben bij het bedrijfsleven. Kenmerken van de nieuwe KCE-standaarden zijn onder andere: de instelling heeft een eigen verantwoordelijkheid voor het aantonen van de kwaliteit van inhoud en processen van examinering, er zijn gekwalificeerde beoordelaars, er gelden deugdelijke assessmentcondities, de examinering is transparant voor deelnemers (wanneer en wat van beoordeling), de examinering (of delen daarvan) is
A00415.indd 47
11-9-2007 11:16:57
leerwegonafhankelijk, er is vertrouwen van de praktijk/het beroepenveld in de examinering. Meer nog dan nu moeten instellingen laten zien, dat ze voor de examinering (in de regio) actief de dialoog zoeken met hun belanghebbenden (zie voor de nieuwe standaarden www.kce.nl). Er zijn drie mogelijkheden voor kwaliteitstoetsing: het KCE ziet rechtstreeks toe op de kwaliteit van product en proces van examinering of toetst examenproducten en/of -diensten die ingekocht worden. Of, KCE toetst de kwaliteit van een partij aan wie de examinering is uitbesteed. Binnen het mbo koopt circa 25 procent van de instellingen examenproducten en/of ‑diensten in bij leveranciers. KCE ziet dan toe op de kwaliteit van deze producten en diensten bij de leverancier.
Kwaliteitscode EVC
48
Om de kwaliteit van EVC-procedures en EVC-aanbieders te stimuleren is door het Kenniscentrum EVC een ‘Kwaliteitscode EVC’ ontwikkeld. Deze code is via een convenant door vele partijen ondertekend, waaronder de AOC Raad. Het convenant is er vooral ook gekomen om onderwijs te stimuleren in de rol van aanbieder van EVC, om transparantie en toegankelijkheid van het aanbod te vergroten. Zowel de minister van OCW als de Projectdirectie Leren & Werken hebben hier op aangedrongen, omdat onderwijsinstellingen zich niet als aanbieder EVC profileerden. Voor vragende partijen (bedrijven, gemeenten, CWI en individuen) is de weg naar EVC niet te vinden. De Kwaliteitscode is nadrukkelijk leerwegonafhankelijk geformuleerd. Er wordt gewezen op het belang van voorlichting, de ontwikkeling van een POP, het uitbrengen van een EVC-rapportage en het gevolg geven aan de resultaten van EVC. Naleving van de code is vrijblijvend, maar biedt instellingen wel de mogelijkheid tot registratie als (voorlopig) erkende aanbieder. Na een audit door KCE kan de definitieve registratie als aanbieder toegekend worden. Om in aanmerking te komen voor fiscale maatregelen rond EVC is deze registratie een vereiste. Het is nadrukkelijk de bedoeling om in de toekomst KCE-standaarden en Kwaliteitscode EVC te integreren.
A00415.indd 48
11-9-2007 11:16:57
Kwaliteitscode EVC De Kwaliteitscode bestaat uit vijf onderdelen: 1 Het doel van EVC is individuele competenties zichtbaar maken, waarderen en erkennen. 2 EVC beantwoordt primair aan de behoefte van het individu; rechten en plichten zijn duidelijk verwoord en geborgd. 3 EVC-procedure en -instrumenten zijn betrouwbaar en gebaseerd op goede standaarden. De uitslag van een EVC-procedure, inclusief civiele waarde, wordt vastgelegd in een EVC-rapportage. 4 Assessoren en begeleiders zijn competent, onpartijdig en onafhankelijk. 5 De kwaliteit van de EVC-procedure is geborgd en wordt continu verbeterd. Bron: www.kenniscentrumevc.nl
5.2 Kwaliteitsborging examinering groen onderwijs Vanuit haar verantwoordelijkheid voor de kwaliteitsborging van de examering in het mbo is KCE ook verantwoordelijk voor de toetsing van de aoc’s. Het oordeel van KCE over de kwaliteit van de examinering is over 2006 aanmerkelijk beter dan voorgaande jaren (KCE, 2006). OCW heeft geen enkele groene opleiding de examenlicentie ontnomen. Dit in tegenstelling tot 85 niet-groene mbo-opleidingen waarvan wel de examenlicentie is ingetrokken, hetgeen betekent dat deze opleidingen zelf geen examen meer mogen afnemen. De aoc’s krijgen nu een goede beoordeling voor de domeinen exameninstrumentarium, kwaliteit van processen en wettelijke vereisten. Daarnaast zijn er verbeterpunten: aantoonbaar maken van vertrouwen van het beroepenveld, benodigde en aanwezige deskundigheid, beoordelingsvoorschriften en aantoonbaar maken van resultaten van zelfevaluatie. Hoe worden deze meegenomen in het Actieplan examinering? Jan Teeuwen, oud-hoofdinspecteur: “Kleine nevenvestigingen en vele kleine opleidingen. Dat geeft beheerslast en bestuurslast” (Boetzkes in VGO 8, 2006). In het rapport zijn echter ook kritische geluiden geuit over de zorgvuldigheid van KCE.
49
Het voordeel van de samenwerking in De groene standaard is dat erkenning van de examen producten door KCE landelijk geregeld kan worden. Dat beperkt de beheerslast van de afzonderlijke aoc’s. Voorwaarde is wel dat er een rechtspersoon gevormd wordt die kan optreden als leverancier van de examenproducten. Daartoe zijn in de periode december 2006-
A00415.indd 49
11-9-2007 11:16:57
januari 2007 verdere afspraken gemaakt met KCE en de stuurgroep van De groene standaard als aspirant-leverancier (zie verslag van het overleg op www.kce.nl). De examinering van Helicon is nog niet erkend door KCE. Dit heeft volgens mondelinge informatie veel te maken met de kwaliteit van het werkproces van KCE zelf. Zoals eerder aangegeven heeft KCE veel kritiek ontvangen van scholen op de kwaliteit van haar toezicht. Een en ander heeft geleid tot bijstelling van KCE-standaarden en van het toezicht. Zolang de aoc’s echter gebruik blijven maken van verschillende kwalificatiestandaarden en verschillende examensystematieken blijft naast landelijke erkenning van de examenproducten van De groene standaard, KCE-erkenning nodig op instellingsniveau voor andere examen producten. Bovendien dekt De groene standaard wel de KCE-standaarden voor het examen instrumentarium af, maar voor de andere KCE-standaarden is nog verantwoording nodig op instellingsniveau. Helicon Opleidingen richt zich in de ontwikkeling van Phoenix wel op alle acht standaarden van KCE.
50
Vijf aoc’s en Aequor hebben hun EVC-aanbod aangemeld voor registratie op de site van het Kenniscentrum EVC. Registratie levert de status op van voorlopig erkende aanbieder EVC. Een audit van KCE (of NVAO, Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie of een VBI, visiterende en beoordelende instantie) zal moeten aantonen of aoc’s in aanmerking komen voor definitieve registratie. Registratie verplicht tot naleving van de Kwaliteitscode EVC.
5.3 Conclusies en overwegingen Registratie als erkende aanbieder EVC betekent niet dat aoc’s onverdeeld gelukkig zijn met de Kwaliteitscode EVC. Het is een extra beheerslast naast de KCE-standaarden. Maar gezien de grote vlucht van EVC in aoc’s is het belang van registratie groter dan het bezwaar. Door registratie valt EVC onder fiscale maatregelen en is er voordeel voor bedrijven. Kwaliteit van EVC is landelijk, maar ook voor aoc’s, nog een punt van aandacht. Aan aoc’s is al verschillende keren een EVCprijs toegekend; deze prijs moet vooral gezien worden als een waardering voor het
A00415.indd 50
11-9-2007 11:16:57
ondernemerschap van aoc’s en een aanmoediging voor de wijze waarop zij EVC integreren in het HRD- en opleidingsbeleid van bedrijven. Het is geen prijs voor de kwaliteit van EVC in termen van KCE of Kwaliteitscode EVC. Het Kenniscentrum EVC heeft aangegeven dat bij de volgende prijsuitreiking, in 2007, naleving van de Kwaliteitscode een van de toetsingscriteria zal zijn.
Schema 5.1 Plus- en aandachtspunten EVC en kwaliteitsborging
A00415.indd 51
Pluspunten
Aandachtspunten
• De kwaliteit van de examinering in groen onderwijs neemt toe. • De groene standaard is door KCE erkend als examenproduct.
• Naleving van de kwaliteitscode EVC. • KCE-proof maken van EVC. • Werken aan verbeterpunten KCE: aantoonbaar maken van vertrouwen van het beroepenveld, benodigde en aanwezige deskundigheid, beoordelingsvoorschriften en aantoonbaar maken van resultaten van zelfevaluatie.
51
11-9-2007 11:16:57
52
A00415.indd 52
11-9-2007 11:16:58
Betrokkenheid van het werkveld
6
6.1 Beroepsonderwijs en werkveld Betrokkenheid van het beroepenveld wordt zowel door het onderwijs- als door het beroepen veld gezien als noodzakelijke voorwaarde voor optimaal beroepsonderwijs. Het is belangrijk voor de civiele waarde van het diploma (KCE, 2006). KCE laat het aan de instelling over hoe men het vertrouwen van het beroepenveld wint.
53
Het werkveld is op allerlei manieren betrokken bij de kwaliteit van het beroepsonderwijs: Sociale partners stellen per branche beroepscompetentieprofielen vast. Beroepscompetentieprofielen definiëren wat vereist is op het niveau van vakvolwassen beroepsbeoefenaar (kennis, vaardigheden, inzicht, houding, competenties). Beroepscompetentieprofielen vormen de basis voor de ontwikkeling van kwalificatie profielen (de kwalificatiestandaarden voor beginnend beroepsoefenaars). Kwalificatieprofielen worden ontwikkeld onder verantwoordelijkheid van de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven. Voor het groen onderwijs is dat Aequor. Het werkveld is samen met het onderwijs vertegenwoordigd in de paritaire commissies, die adviseren over de nieuwe kwalificatieprofielen aan de minister die de profielen vaststelt. Het werkveld is partij in het opleiden zelf: via erkende leerbedrijven, stages en beroeps praktijkvorming, door inzet van praktijkopleiders en werkbegeleiders, via duale en leerwerktrajecten. Het werkveld is betrokken bij de examinering: bij de ontwikkeling van beoordelingsinstrumenten, door participatie in examencommissies en als assessor in EVC-procedures.
•
• • •
A00415.indd 53
11-9-2007 11:16:59
• Het werkveld is afnemer van gekwalificeerde beroepskrachten uit het beroepsonderwijs of
opdrachtgever van EVC-trajecten, duale trajecten en contractactiviteiten voor zittend personeel. Met name de bbl blijkt een belangrijke rol te vervullen in het werkend leren van volwassenen. Hier doet zich een stijging voor in de leeftijd van deelnemers. Het onderwijs investeert veel in de samenwerking met het werkveld, omdat ze het bedrijfsleven nodig heeft voor stages, bpv-plaatsen, authentieke opdrachten en prestaties voor onderwijs deelnemers. Over het algemeen heeft onderwijs echter nog weinig oog voor de scholing van zittend personeel, al wijst de groei van het aantal deelnemers boven 23 jaar in de bbl op een kentering. Het is waarschijnlijk dat deze groei gestimuleerd wordt door het stimuleringsbeleid van de Projectdirectie L&W en de regionale convenanten voor EVC en duale trajecten. Resultaten van de monitoring van de kwantitatieve en kwalitatieve ambities zullen dat moeten uitwijzen.
54
6.2 Betrokkenheid werkveld bij groen onderwijs Het lijkt erop dat het groen onderwijs de terugloop van jeugdigen heeft weten te compenseren met een groei in volwassen deelnemers. Vooral in EVC-trajecten en duale trajecten voor werkenden gaat het om grote aantallen 23+ deelnemers. Aoc’s laten daarin mooie voorbeelden zien van betrokkenheid van het werkveld bij het onderwijs. Waar mogelijk wordt scholing georganiseerd op de werkplek en afgestemd op de specifieke bedrijfssituatie. In de huidige samenwerking van Helicon Opleidingen met Cehave Landbouwbelang is het zelfs zo, dat de projectleider EVC van Helicon een werkplek heeft in het bedrijf. Cehave heeft getekend voor 500 EVC-procedures en 500 duale trajecten voor het hele bedrijf (upgrade personeelsbestand).
A00415.indd 54
11-9-2007 11:16:59
EVC-project succes in Veghel EVC-project van Helicon Opleidingen in samenwerking met Cehave Landbouwbelang: negen personeels leden behalen mbo-diploma. Guus Zabel, directeur Cehave Landbouwbelang Veghel: “We hebben het in de sector steeds over product- en procesinnovatie, maar ook de kennis van mensen is belangrijk. Meer kennis leidt tot beter resultaat. Veel mensen werken hier al heel lang, maar zijn beperkt opgeleid. Bij reorganisaties ontstaan steeds nieuwe functies, met hogere eisen, meer kwalificaties. Met dit project wilden we zien op welk niveau onze mensen staan.” Bron: Werkvloer, maart 2006
In het regulier onderwijs behoeft versterking van de samenwerking met het bedrijfsleven nog wel aandacht. AOC Oost: “Docenten zijn niet voldoende vertrouwd met de buitenwereld”. Toen AOC Friesland enige jaren terug constateerde dat het onderwijs achterliep bij de ontwikkelingen in de bedrijven, zijn ze met de bedrijven om tafel gaan zitten: over de inhoud van het onderwijs, maar ook over de vorm. Het bedrijfsleven gaf ook aan, dat ze de soft-skill competenties het meest belangrijk vinden, zoals flexibel zijn en communiceren met de klant (of baas). “Vakkennis op de laatste plaats. Dat leren we ze zelf wel.” Dit was een eye-opener voor docenten. Bij onderwijsvernieuwing worden nu alleen teamleiders ingezet die de praktijkomgeving en netwerken goed kennen.
55
Een andere aanpak is die van Edudelta. Leerlingen gaan niet naar de bedrijven, maar de bedrijven komen naar de leerling. Edudelta organiseert onderwijs in de vorm van leerwerkstichtingen. De vraag van het bedrijfsleven is leidend en wordt verbonden met een leervraag van de leerling. Leerlingen bedenken een oplossing (product/dienst) voor de vraag en voeren die uit. Ze worden begeleid door docenten en coaches (leerlingen hbo). Dezen faciliteren ook het zoeken van kennisbronnen. In deze werkwijze leert iedereen: de leerling, het bedrijfsleven, de docent en de coach. Ook bij de ontwikkeling van de examenstandaarden is het werkveld betrokken. Voor het opstellen van de examenstandaarden van De groene standaard zijn diverse bedrijven bezocht en bevraagd over de essentie van het beroep (minimaal vijf bedrijven). “Wat zijn de kritische elementen in het beheersen van het beroep?” Het is de bedoeling dat elke brancheorganisatie haar examenstandaarden erkent. De vereniging bloemendetailhandel (VBW) heeft dat als een
A00415.indd 55
11-9-2007 11:16:59
van de eerste gedaan. Ook de mechanische loonwerksector heeft de toetsproducten gevalideerd. Het is de bedoeling dat bij elke proeve van bekwaamheid een legitimeringsverklaring van het beroepenveld komt. Een sterk punt van Phoenix is de legitimering van examenproducten door het werkveld in de regio. De proeven van bekwaamheid van Phoenix worden voor 49 procent mede beoordeeld door het bedrijfsleven. Bij de uitvoering van de examinering/EVC valt op dat aoc’s veelvuldig gebruik maken van assessoren uit de bedrijven. Dat is al het geval vanaf de eerste experimentele EVC-procedure in de voedingsprocesindustrie bij Frico Cheese, nu Friesland Coberco Dairy Foods. De onderwijs instelling blijft echter eindverantwoordelijk voor de examinering. Assessoren uit het beroepen veld worden doorgaans samen met assessoren van aoc’s getraind in het betrouwbaar en valide beoordelen van competenties. Aoc’s huren overwegend externe expertise in voor het verzorgen van deze trainingen.
56
Niettemin is het aantoonbaar maken van vertrouwen van het beroepenveld en in de benodigde en aanwezige deskundigheid in algemene zin volgens KCE nog een verbeterpunt voor aoc’s. Versterking van de samenwerking tussen onderwijs en bedrijven is een van de doelen van het convenant van de Projectdirectie L&W met de Groene Kennis Coöperatie. Men erkent dat er een verantwoordelijkheid wordt gevraagd van het onderwijs, die verder reikt dan het verzorgen van opleidingen. Het betekent ook meedenken in de bedrijfsprocessen en bedrijfsstrategieën. Soms is de groene sector te smal om de bedrijven in volle omvang te bedienen. In die gevallen worden ook contracten gesloten met roc’s. Lastig daarbij is de verschillende schaalgrootte en geografische spreiding van beide onderwijssoorten.
6.3 Conclusies en overwegingen Voorlopers in groen onderwijs zijn heel actief in de samenwerking onderwijs-bedrijfsleven. Het bedrijfsleven wordt op verschillende manieren betrokken bij het opleiden en beoordelen. Dit is sterker het geval in de EVC-trajecten en duale trajecten voor volwassenen dan in het regulier
A00415.indd 56
11-9-2007 11:16:59
onderwijs voor jeugdigen. Het KCE signaleert over 2006 verbeterpunten. Hoe gaan de aoc’s dit oppakken? Ze hebben wel betrokkenheid van het bedrijfsleven georganiseerd, maar hebben daarvoor geen criteria ontwikkeld. De groene standaard heeft betrokkenheid van het bedrijfsleven georganiseerd bij de erkenning van de standaarden. De legitimering is echter smal als deze van slechts twee bedrijven komt. Een ander punt van zorg is de routing: producten die achter het bureau ontwikkeld worden, worden voorgelegd aan de branche, waardoor blikvernauwing kan ontstaan. Moet er niet eerst goed gekeken worden naar wat het bedrijfsleven vraagt? Hoe kan het bedrijfsleven meer betrokken worden in het ontwikkelproces? Het onderwijsperspectief domineert nog in het kijken naar bedrijven. Het ‘outside-in’ denken moet nog versterkt worden. Bij de voorlopers onder de aoc’s die zich sterk richten op EVC- en maatwerktrajecten voor werkenden, is deze bedrijfsgerichte benadering wel sterk ontwikkeld en wordt daar ook gesteund door de CvB’s. Versterking van de samenwerking onderwijs-werkveld is een andere verantwoordelijkheid dan alleen opleiden. Het betekent meedenken in bedrijfsprocessen en -strategieën, kan groen onderwijs dit aan? Hoe regelt ze, waar nodig, de samenwerking met roc’s? Aoc’s bieden publieke en private scholingsactiviteiten na(ast) elkaar aan. In de frontoffice maken voorlopers geen onderscheid: het gaat om de vraag van de klant. In de backoffice is gescheiden verantwoording nodig.
57
Schema 6.1 Plus- en aandachtspunten betrokkenheid werkveld
A00415.indd 57
Pluspunten
Aandachtspunten
• Sterke externe oriëntatie van accountmanagers en voorlopers, korte lijnen. • Vraaggerichte vormgeving van EVC en duale trajecten. • Extensivering van het onderwijs: scholing op de werkvloer/werkplekleren. • Inschakeling van assessoren uit de bedrijven.
• Aantoonbaar maken van vertrouwen in het beroepenveld en in de benodigde en aanwezige deskundigheid. • Niet alleen denken in termen van opleiden, maar in termen van bedrijfsprocessen en ‑strategieën. • Professionalisering gericht op kennis bedrijfsleven, bijvoorbeeld bedrijfsstages. • Scheiding publieke en private scholings activiteiten.
11-9-2007 11:16:59
58
A00415.indd 58
11-9-2007 11:16:59
Invoering organiseren
7
7.1 Invoering competentiebenadering Invoering van een competentiegerichte kwalificatiestructuur en competentiegericht onderwijs vergen een grote omslag van scholen, maar ook van de betrokken leerbedrijven en praktijk opleiders. Voor onderwijsinstellingen betekent het een omslag: van aanbodgerichtheid naar vraagsturing, van standaardopleidingen naar maatwerk; van kennisoverdracht naar ondersteuning competentie- en loopbaanontwikkeling; van methoden voor leren naar facilitering van leren; van examinering van lesstof naar demonstratie van kunnen in proeve van bekwaamheid; van interne oriëntatie naar externe oriëntatie (samenwerking onderwijs-bedrijfsleven); van bedrijf-in-school naar school-in-bedrijf (maar wel geborgd vanuit de school); van school naar lerende organisatie.
• • • • • • •
59
Deze omslag vraagt veel van visieontwikkeling, van de kwaliteit van het onderwijskundig leiderschap, van school- en organisatieontwikkeling en van professionalisering van onderwijs personeel. Deze verandering vraagt om ontwikkeling van reflectief vermogen op alle niveaus in het beroepsonderwijs. Ze vraagt ook om nieuwe visies en aanpakken voor het verbinden van leren en werken. Onder invloed van onderwijsvernieuwing is er een sterk accent komen te liggen op praktijkleren en het leren in de authentieke beroepssituatie. Ontwikkeling van vakmanschap is echter meer dan het aaneenrijgen van prestaties en opdrachten. Onderwijs blijft eindverantwoordelijk voor het gehele leerproces: in school én in de praktijk. Er wordt veel gecombineerd tussen leren en werken (Bronneman-Helmers, 2006),
A00415.indd 59
11-9-2007 11:17:00
maar er wordt nog weinig verbonden. De uitdaging is om de verbinding tussen leren en werken te organiseren via de leervraag en loopbaan van de deelnemers. Deze verbinding vraagt onder andere om adequate communicatie en samenwerking tussen onderwijsinstellingen en kenniscentra, maar wordt bemoeilijkt door de institutionele scheiding tussen advisering en erkenning van leerbedrijven door de kenniscentra en begeleiding van deelnemers in de beroepspraktijkvorming door beroepsonderwijs (Hövels, Visser en Schuit, 2006). Ook zijn volgens deze studie van Hövels e.a. nieuwe concepten vereist voor de beroepspraktijkvorming. Want dit belangrijke kenmerk van beroepsonderwijs, mag niet afhankelijk zijn van conjunctuur en beschikbaarheid van bpv-plaatsen.
60
7.2 Invoering in groen onderwijs De wending naar competenties vergt aandacht voor invoering door aoc’s. Het heeft gevolgen voor alle partijen in de keten. Aoc’s staan voor dezelfde uitdagingen als bovengenoemd en dezelfde condities zijn vereist. Visieontwikkeling is nodig en een invoeringsstrategie. De uitdaging is om de veranderingen te verankeren in de systemen en de bedrijfsprocessen, in professionalisering en ontwikkeling van een lerende organisatie: “Niet meer aanreiken van oplossingen, maar het problematiseren van verandering.” Een paradigmashift is vereist, aldus de AOC Raad (2006). In de gespreksronde is zorg geuit of aoc’s visieontwikkeling en invoering goed oppakken. Verantwoording, onderwijskundig leiderschap en kwaliteitszorg behoeven aandacht. Het leiderschap is op verschillende plaatsen vooral administratief en vakmatig ingekleurd en in locatiebeheer. Daarnaast is aandacht nodig voor de professionalisering van de werkvloer. Docenten werken nog sterk vanuit methoden en niet vanuit het faciliteren van leerprocessen, leggen onvoldoende verbinding tussen weten en handelen en leren en werken. Dit is niet een specifieke uitdaging voor aoc’s, maar geldt voor het gehele beroepsonderwijs. Aandacht voor reflectie en voor loopbaanbegeleiding is in aoc’s nog pril, evenals het organiseren van flexibiliteit. Het werken met proeven van bekwaamheid is nog moeizaam. Dat geldt ook voor het gebruik van het portfolio. Ook rond invoering en implementatie van competentiegericht
A00415.indd 60
11-9-2007 11:17:00
opleiden en examineren zouden aoc’s, gezien de kleinschaligheid, krachten kunnen bundelen. Samenwerking botst soms echter met ‘baas op eigen erf’ willen zijn en ‘het eigen wiel willen uitvinden’. Bij de voorlopers is geïnvesteerd in professionalisering van docenten om ze mee te krijgen naar EVC- en maatwerktrajecten voor bedrijven. Meer dan 15 procent docenten per jaar professionaliseren is volgens AOC Oost echter organisatorisch niet haalbaar. In de opvatting van verschillende onderwijsvernieuwers is een visie op kwalificeren en competentiegericht beoordelen leidend voor ontwikkeling van competentiegericht onderwijs. Bij enkele aoc’s wordt aandacht besteed aan visieontwikkeling vanuit deze samenhang. Bij Phoenix worden leren en kwalificeren gezien als de kernactiviteiten van de school. De producten proceskant van examinering zijn samengenomen. Bij De groene standaard zijn dit nog gescheiden processen, omdat deze standaard zich vooralsnog alleen richt op de ontwikkeling van de producten voor examinering. Aeresgroep, een van de samenwerkingspartners in De groene standaard, is in eigen werkgroepen actief bezig met de interne visieontwikkeling en implementatie: “Op basis van sparren met elkaar, niet op basis van achter elkaar aan lopen.” Bij kleinere aoc’s is visieontwikkeling en invoering echter veel minder in de aandacht.
61
Aandacht voor invoering is ook nodig, omdat de omslag naar competentiegericht onderwijs niet iets is, wat van vandaag op morgen gerealiseerd kan worden. Het vergt een cultuur- en attitudeomslag en vereist toerusting van onderwijspersoneel. Dat is een proces van jaren. Tegelijkertijd moet geconstateerd worden, dat dit ook niet een eenmalig proces is. (Kwalificatieprofielen zullen regelmatig herijkt en geactualiseerd moeten worden; ook komen er nieuwe bij.) Het leren leren is niet alleen een opdracht voor onderwijsdeelnemers, maar ook een uitdaging voor scholen en de professionals die er werken. Voor een goede aansluiting van het onderwijs op het bedrijfsleven moeten docenten kennis hebben van actuele ontwikkelingen. Bedrijfsstages voor docenten zouden daar een instrument in kunnen zijn: “Innoveren kost tijd. Er is al veel bereikt, maar er moet nog veel gebeuren. Er is vijf jaar nodig voor implementatie om ervaring op te kunnen doen met vierjarige nieuwe opleidingen plus evaluatietijd.” In dit licht is de experimenteerruimte veel te kort.
A00415.indd 61
11-9-2007 11:17:00
62
7.3 Conclusies en overwegingen Voor implementatie van EVC in de brede context van een leven lang leren en employability is visieontwikkeling nodig op het wat, hoe en waarom van competentiegericht onderwijs, maar ook op prestatie-indicatoren. Het is nodig om concrete doelstellingen te formuleren, bijvoorbeeld: vermindering uitval, kwalificatiewinst, tevredenheid stakeholders (deelnemers, ouders, bedrijven en docenten), bereiken van nieuwe doelgroepen zoals werkenden, samenwerking onderwijs-bedrijfsleven. Zonder visie, ambities en streefdoelen is er het risico van alleen instrumentele invoering van scholingsactiviteiten voor bedrijven (wel opleiden, geen aandacht voor de strategische en bedrijfsprocessen) en van EVC (alleen meten zonder aandacht voor leren en loopbaanontwikkeling). EVC is dan vooral een melkkoe voor de onderwijs instelling en/of een besparing in opleidingskosten van bedrijven. De Kwaliteitscode EVC wil juist ook een bijdrage leveren aan deze brede visie op EVC. EVC geen doel maar middel tot ontwikkeling! Deze brede visie op een leven lang leren, impliceert ook een andere taakstelling voor het beroepsonderwijs: geen doel, maar middel voor performanceverbetering en economische kracht van bedrijven en voor maatschappelijk welbevinden. De voorlopers hebben geïnvesteerd in deze omslag. Er ligt een uitdaging voor verankering van deze benadering in de eigen instellingen en verbreding naar andere aoc’s. Daarbij moeten niet alleen de eigen docenten maar ook praktijkopleiders betrokken worden. Het verdient aanbeveling om kennis en ervaring van de voorlopers verder uit te dragen naar anderen (verbreding). Voorlopers willen niet een stap terug doen; zij willen wel kennisdelen. Dat vereist regie en sturing. Kenniskringen en uitwisselingsbijeenkomsten kunnen als middel worden ingezet. Aansluiting zoeken bij de meerjarenafspraak tussen de Groene Kennisinstellingen, de Groene Kennis Coöperatie en LNV (LNV, 2006) ligt voor de hand. Drie kernthema’s daarin zijn: kenniscirculatie, onderwijsvernieuwing en herijking van de ondersteuning. LNV zal in dit kader een aanmerkelijk deel van het vakdepartementale onderwijsbudget bestemmen voor instellingsoverstijgende voorzieningen. LNV hecht in haar kennisbeleid ook sterk aan het leren in en uit de praktijk (Beuze e.a., 2006): “Lerende netwerken kunnen gericht zijn op vernieuwing, beleidsopgaven en praktijkopgaven. Onderwijsvernieuwing is mogelijk kansrijker met een netwerkaanpak. Netwerken kunnen ook bijdragen aan ‘het ontwerpen van authentieke
A00415.indd 62
11-9-2007 11:17:00
oefensituaties’ en in ‘het erkennen van verworven competentie’.” Verder initieert en subsidieert LNV verschillende vernieuwings- en implementatieprojecten, zoals de Regeling innovatie groen onderwijs (RIGO). Deze verschillende initiatieven en maatregelen zijn sterker wanneer ze onderling verbonden worden en in een gemeenschappelijk kader geplaatst worden. Dit kan wellicht gebeuren via het voorstel om te komen tot een gemeenschappelijke innovatieagenda en innovatiegelden.
Schema 7.1 Plus- en aandachtspunten invoering organiseren
A00415.indd 63
Pluspunten
Aandachtspunten
• Brede visieontwikkeling op een leven lang leren en samenwerking onderwijs-bedrijfsleven bij voorlopers. Olievlekwerking (zij het beperkt) door professionalisering eigen personeel. • Sterke betrokkenheid en actieve rol LNV in initiëren en subsidiëren van vernieuwings- en implementatieprojecten.
• Samenhangende benadering van onderwijs innovatie, organisatieontwikkeling en personeelsontwikkeling. • Professionalisering op alle niveaus, ook aandacht voor praktijkopleiders. • Kennisdeling binnen groen onderwijs, relatie voorlopers-volgers. • Verbinden van vernieuwings- en implementatie projecten van LNV. • Gezamenlijke innovatieagenda bepalen.
63
11-9-2007 11:17:00
64
A00415.indd 64
11-9-2007 11:17:00
Literatuur
AOC Raad (2006). Actieplan examinering. Ede: AOC Raad. Baarda, R. m.m.v. Berg, J.van den en Huisman, J. (2006). Leren langs nieuwe wegen. Evaluatieonderzoek experimenten herontwerp kwalificatiestructuur/mbo. ’s-Hertogenbosch: CINOP. Beuze, M. de, Geerligs, J.W.G. en Geerling-Eiff, F.A. (2006). Perspectief op lerende ondernemersnetwerken. Wageningen: Wageningen UR.
65
Bijsterveldt, M. van (2007). Competentiegericht onderwijs en examens in mbo. Den Haag: Ministerie van OCW. Boetzkes, P. (2006). AOC-onderwijs slecht uit de verf bij examenaudits. Onderzoek moet verschillen met roc’s verklaren. Vakblad Groen Onderwijs (VGO), 3, 8-10. Boetzkes, P. (2006). Examensysteem AOC’s deugt niet. Oud-hoofdinspecteur Jan Teeuwen over KCEbeoordelingen AOC’s. Vakblad Groen Onderwijs (VGO), 8, 8-11. Bronneman-Helmers, R. (2006). Duaal als ideaal? Leren en werken in het beroeps- en hoger onderwijs. Den Haag: SCP. Bruijn, E. de (2006). Adaptief beroepsonderwijs. Leren en opleiden in transitie. Oratie. Utrecht/’s‑Hertogenbosch: Universiteit van Utrecht/CINOP. Colo (2006). Kwalificaties voor competentiegericht beroepsonderwijs. Zoetermeer: Colo. Zie ook www.colo.nl
A00415.indd 65
11-9-2007 11:17:00
Dungen, M. van den, Pijls, T. en Boerma, S. (2003). Organisatie en verantwoording van examinering en EVC. De voordeur voor de klant, de achterdeur voor KCE. ’s-Hertogenbosch: CINOP. ECVET (2006). consultatiedocument. Brussel: Europese Commissie. EVC-prijs: stimulans of gewoon leuk? (2005). EVC Magazine, 3, 6-7. Freriks, A.A., Meulen, B.M.J. van der, Belt, H. van den, Holt, H. ten en Verstappen, J. (2005). Noodzakelijk kwaad. Evaluatie Wet op de dierproeven. Eindrapport. [s.l.] Zie ook www.informatiedierproeven.nl Gielen, P., Biemans, H. en Mulder, M. (2006). Inspirerende leeromgevingen voor ondernemers. Aanwijzingen voor ontwerpers en gebruikers. Wageningen: Leerstoelgroep Educatie- en competentiestudies/Wageningen Universiteit.
66
Gulikers, J. (2006). Authenticity is in the eye of the beholder. Beliefs and perceptions of authentic assessment and the influence on student learning. Proefschrift. Maastricht: Open Universiteit Nederland. Hövels, B., Roelofs, M., Dam, E.van en Meijer, K. (2006). EVC als leidend principe bij de match van vraag en aanbod. Bouwstenen voor een beleidsagenda voor een effectieve inzet van EVC bij reïntegratie van werkzoekenden. Nijmegen: KBA. Hövels, B., Visser, K. en Schuit, H. (2006). Over ‘hamers’ en ‘vasthouden’ gesproken. Vijfentwintig jaar beroepsonderwijs in Nederland: terug- en vooruitblik. ’s-Hertogenbosch: ACOA. Inspectie van het Onderwijs (2006). De staat van het Nederlands onderwijs. Onderwijsverslag 2004/2005. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs. KCE (2006). Nieuwe standaarden en werkwijze KCE, versie januari 2006. Zie ook www.kce.nl KCE (2006). Samenwerking AOC-instellingen en KCE bij borging examenkwaliteit. Verslag van overleg tussen AOC’s, AOC-raad, LNV en KCE dd 14 december 2006. Zie ook www.kce.nl
A00415.indd 66
11-9-2007 11:17:00
Kenniscentrum EVC (2006). Toolbox & kwaliteitscode EVC. Utrecht: Kenniscentrum EVC. Kenniscentrum EVC, Colo en CINOP (2005). EVC en nieuwe kwalificatieprofielen. Resultaten miniconferentie Kenniscentrum EVC, Colo platform EVC (kbb’s) en CINOP platform EVC (onderwijs). www.cinop.nl/ projecten/platformevc LNV (2006). Kennis voor kwaliteit van leven. Meerjarenafspraak van Groene Kennisinstellingen, Groene Kennis Coöperatie en Ministerie van LNV. Den Haag: Ministerie van LNV. Nieuwenhuis, L., Dungen, M.van den en Nijman, D.J. (2006). Samen werken aan duaal. Een voorstudie naar duale trajecten voor werkenden en werkzoekenden. Utrecht: Kenniscentrum EVC. Nijman, J. (2006). Toetsing is lastig. Weerbarstige thema’s bij het beoordelen van competenties. Vakblad Groen Onderwijs (VGO), 4, 24-26.
67
OCW (2004a). Beleidsreactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op het Onderwijsverslag 2003 van de Inspectie van het Onderwijs. Den Haag: ministerie OCW. OCW (2004b). Helderheid in de bekostiging van het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie. Notitie. OCW (2006). Voorstel voor een Europees transfersysteem voor leerresultaten (ECVET). Folder. ’s‑Hertogenbosch: CINOP. OCW en LNV (2005). Uitvoering plan van aanpak Harmonisatie groen onderwijs. Voorstel aan Tweede Kamer. Den Haag: ministeries van OCW en LNV. Onderwijsraad (2002). Examinering in ontwikkeling. Advies. Den Haag: Onderwijsraad. Onderwijsraad (2006). Examinering: draagvlak en toegankelijkheid. Advies. Den Haag: Onderwijsraad. Op zoek naar het groene geheim. (2007). EVC Magazine, 2/1, 4-6.
A00415.indd 67
11-9-2007 11:17:00
Ruiter, R. (2007). De toekomst van het agrarisch onderwijs. Discussiestuk. [s.l:] Nederlands Agrarisch Jongeren Contact (NAJK). Schepers, M. (2006). Competentiegericht leren examineren. Tweede ronde, nieuwe kansen. Interview met Wim Grooters. Vakblad Groen Onderwijs (VGO), 20, 8-10. Smulders, H., Klarus, R., mmv Verhaar, C. (2000). Waardevolle ervaring: evaluatie van een EVC-pilot uitgevoerd bij Frico Cheese. Wageningen: Stoas Onderzoek. Verhoef, M. (2006). Actieplan examinering Roc’s. Samenwerking levert collectieve meerwaarde op. Vakblad Groen Onderwijs (VGO), 18, 12-13.
68
A00415.indd 68
11-9-2007 11:17:00
CINOP-publicaties
1 De jeugd heeft de toekomst. Een verkennende studie naar de burgerschapsvorming in het middelbaar beroepsonderwijs Auteur: Mohammed Meziani / Bestelnummer: A00372
2 Hoe bekend zijn wij met laaggeletterdheid? Een landelijk onderzoek naar het bewustzijn bij volwassenen van laaggeletterdheid in onze samenleving Auteurs: Jan Neuvel en Arjan van der Meijden, m.m.v. Yvonne Sanders (TNS NIPO) / Bestelnummer: A00374
69
3 Balanceren tussen oud en nieuw. Taaldocenten over competentiegericht talen leren Auteurs: Anja van Kleef, Marianne Driessen en Maaike Jongerius / Bestelnummer: A00373
4 Het Metalen Scharnierpunt. Een doorlopend traject vmbo-mbo voor metaalmetalektro - tussenstand Auteur: Joke Huisman / Bestelnummer: A00391
5 Bedrijven over hun contacten met beroepsonderwijs in de regio. Uitkomsten van een onderzoek in drie regio’s Auteurs: Ben Hövels, Paul den Boer en Andrea Klaeijsen (Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt [KBA]) / Bestelnummer: A00371
6 Voortgangsrapportage Aanvalsplan Laaggeletterdheid over het jaar 2006 Auteur: Willem Houtkoop (Max Goote Kenniscentrum) / Bestelnummer: A00395
A00415.indd 69
11-9-2007 11:17:00
7 Monitor deelname aan het lees- en schrijfonderwijs door laaggeletterden 2006 Auteurs: Jan Neuvel en Thomas Bersee, m.m.v. Roeland Audenaerde / Bestelnummer: A00396
8 Nulmeting Het Metalen Scharnierpunt : Onderzoeksverslag Nulmeting over aansluiting vmbo-mbo Auteur: Ellen Klatter (Stichting Consortium Beroepsonderwijs) / Bestelnummer: A00414
9 Sturing op regionale ambitie. Een verkenning van theorie en praktijk Auteur: Renée van Schoonhoven (Max Goote Kenniscentrum) / Bestelnummer: A00397
10 De overgang van vmbo naar mbo: van breukvlak naar draagvlak. Overzichtsstudie van Nederlands onderzoek Auteurs: Wil van Esch en Jan Neuvel / Bestelnummer: A00399
70
11 Op weg naar sportactieve mbo-instellingen. Een onderzoek naar voorbeelden van instellingsbreed sportbeleid Auteur: Paul Steehouder, m.m.v. Mohammed Meziani / Bestelnummer: A00400
12 EVC en groen onderwijs, een natuurlijk verbond Auteur: Marja van den Dungen, m.m.v. Barbara Marcelis / Bestelnummer: A00415
13 Monitor Impulsregeling beroepsonderwijs: eindmeting Auteurs: Wil van Esch, Jan Neuvel en Karel Visser / Bestelnummer: A00433
Voor inhoudelijke beschrijvingen, de meest recente lijst en meer informatie kunt u terecht op www.cinop.nl U kunt bestellen via telefoonnummer 073-6800800 of via e-mail:
[email protected]
A00415.indd 70
11-9-2007 11:17:00