Evaluatie ExIT Feijenoord Shantie Jagmohansingh
Rapportage Evaluatie ExIT Feijenoord
Juli 2008
Shantie Jagmohansingh
© 2008 dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid [SoZaWe], Sociaal-wetenschappelijke Afdeling, Rotterdam Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van de uitgever
Inhoudsopgave Dankwoord
7
Samenvatting
9
Conclusies
13
Aanbevelingen
15
1
Achtergronden
19
1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8
19 20 20 20 21 22 22 23
2
3
Inleiding Doelstelling van het onderzoek Onderzoeksperiode Onderzoeksgroep Probleemstelling Gegevensbronnen Methodologische verantwoording Organisatieverandering
Werkwijze van ExIT
25
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9 2.10 2.11 2.12 2.13
25 25 27 28 31 32 36 39 40 41 42 43 45
Inleiding Doelgroep van ExIT Teamsamenstelling Selecteren van klanten Opstellen en uitvoeren van een trajectplan Omgang met persoonlijke belemmeringen voor uitstroom Het bemiddelen naar werk Re-integratietrajecten Nazorg Aansturing Caseload ExIT Theorie versus praktijk Deelconclusie
Bereik van ExIT
47
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6
47 47 51 52 54 57
Inleiding Kenmerken van deelnemers op basis van de bestandsanalyse Uitkeringsduur Karakterisering van de problemen van deelnemers ExIT - verkenning Karakterisering van de problemen van deelnemers ExIT - verdieping Deelconclusie
4
5
Resultaten van ExIT
59
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7
59 59 61 62 63 63 66
Inleiding Uitstroomresultaten ExIT in vergelijking met Charlois Herinstroom De impact van ExIT Resultaten na 2006 Klantbeleving Deelconclusie
Kosten-batenanalyse ExIT
67
5.1 5.2 5.3
67 69 69
Kosten van ExIT Financiële baten van ExIT Deelconclusie
Bijlage 1
Tabellen bij vergelijking ExIT en Charlois
71
Bijlage 2
Formulier quickscan ExIT
75
Figuren en Tabellen Tabel 1: Geslacht Figuur 1: Leeftijd ExIT 2006 Tabel 2: Vergelijking leeftijd Tabel 3: Opleiding Tabel 4: Etniciteit volgens cbs-indeling (cos) Tabel 5: Gezinssituatie 2006 Tabel 6: Uitkeringsduur ExIT 2006 Tabel 7: Gemiddelde uitkeringsduur ExIT en SoZaWe Tabel 8: Aantal belemmeringen ExIT en SoZaWe 2006 Tabel 9: Belemmeringen ExIT en SoZaWe 2006 Tabel 10: Dossieronderzoek: aantal belemmeringen ExIT 2006 Tabel 11: Dossieronderzoek: soort belemmeringen ExIT 2006 Tabel 12: Uitstroom uit de uitkering ExIT en Charlois september 2007 Tabel 13: Uitstroom ExIT en Charlois september 2007 - uitgesplitst Tabel 14: Vrijstelling van de sollicitatieplicht Charlois en ExIT Tabel 15: Uitstroom volgens ExIT Tabel 16: Herinstroom ExIT en Charlois september 2007 Tabel 17: Uitstroom ExIT klanten na 2006 Tabel 18: Kostenoverzicht ExIT – mei 2005 t/m dec. 2006
48 48 49 49 50 51 51 52 52 53 54 55 60 60 61 61 61 63 67
Bijlage 1: Leeftijd Charlois en ExIT Gezinssamenstelling Charlois en ExIT Geslacht Charlois en ExIT Opleiding Charlois en ExIT Autochtoon/Allochtoon Charlois en ExIT Etniciteit Charlois en ExIT Uitkeringsduur in jaren Charlois en ExIT Aantal beperkingen Charlois en ExIT
71 71 71 72 72 73 73 74
Dankwoord Aan de totstandkoming van dit onderzoeksverslag hebben diverse mensen een onmisbare bijdrage geleverd. Allereerst worden de projectleider en de medewerkers van team ExIT bedankt voor het ter beschikking stellen van hun kostbare tijd ten behoeve van interviews, groepsgesprekken, leveren van databestanden, opzoeken van dossiers en het beantwoorden van vele vragen. Ten tweede gaat dank uit naar de (ex-)klanten van ExIT / SoZaWe die medewerking hebben verleend aan interviews. Ten behoeve van het onderzoek is een begeleidingscommissie samengesteld. Hierin hadden zitting Nico van de Vrie (directeur uitvoering WWB), Marjolein Köhle (manager van Werkplein Dwarsdijk), Marjo Andriessen (projectleider ExIT) en Jeff de Waal Malefijt (team ExIT). Zij worden bedankt voor het leveren van kritisch commentaar tijdens het onderzoeksproces. Voorts hebben diverse directe collega’s aan het onderzoek meegewerkt. Een woord van dank gaat uit naar Paul van de Aa (onderzoeker Sociaal-wetenschappelijke afdeling) die tijdens dit onderzoek heeft gefungeerd als begeleider en voortdurend bereid was nuttige adviezen en kritische kanttekeningen te leveren. Verder worden Hans Berger (datamanipulatie en databewerking), Rob Weggeman (dossieronderzoek) en Audrey Kinski (lay-out van de rapportage) van de Sociaal-wetenschappelijke afdeling bedankt voor hun bijdrage.
Shantie Jagmohansingh Juli 2008
7
Samenvatting Inleiding De directie van SoZaWe gemeente Rotterdam heeft aan de SWA verzocht het project ExIT te evalueren. Het onderzoek is in september 2007 van start gegaan en is eind mei 2008 afgerond. ExIT staat voor Extra Intensieve Trajectbegeleiding en beoogt een substantiële bevordering van de uitstroom van (langdurig) werklozen door middel van uitstroom naar werk. Dit doel wordt nagestreefd door middel van het wegwerken van belemmeringen. ExIT is in mei 2005 van start gegaan op district Feijenoord. De belangrijkste doelstelling van dit onderzoek bestaat uit het in kaart brengen van de resultaten van ExIT. Naast deze beschrijving is het uiteen zetten van de werkwijze van ExIT een belangrijke doelstelling van deze evaluatie, vooral met het oog op de aangekondigde uitrol van de methodiek binnen SoZaWe. Het jaar 2006 is gehanteerd als onderzoeksperiode voor dit onderzoek. Deze periode biedt de grootste kans op een representatief beeld van de resultaten van ExIT. De onderzoeksgroep bestaat uit alle klanten die in 2006 in begeleiding zijn geweest bij ExIT. September 2007 is de peildatum bij het vaststellen van de resultaten. De centrale onderzoeksvraag van de evaluatie luidt als volgt: Wat zijn de resultaten van het project ExIT in het licht van de beleidsmatige doelstelling; het bevorderen van de uitstroom van langdurig werklozen, door middel van het opheffen van belemmeringen?
Doelgroep ExIT richt zich op WWB-klanten die te maken hebben met problemen en belemmeringen. Met intensieve begeleiding op maat moet het voor deze ExIT-klanten mogelijk zijn om binnen twee tot drie jaar weer toe te treden tot de arbeidsmarkt. ExIT-klanten hebben dus te maken met belemmeringen, maar beschikken hiernaast over een bepaalde mate aan uitstroompotentieel. Verder ziet het profiel van een ExIT-klant er grofweg als volgt uit: • Klanten hebben vaak al eerder een traject gevolgd, maar zijn toen om diverse redenen niet uitgestroomd; • Klanten zijn niet ouder dan 45 jaar (met enkele uitzonderingen); • Klanten beheersen de Nederlandse taal minimaal op niveau 2; • Klanten hebben te maken met belemmeringen die de toegang tot de arbeidsmarkt bemoeilijken; • Klanten hebben te maken met psychische problemen.
9
Werkwijze Om ExIT-klanten binnen twee tot drie jaar aan het werk te helpen, werkt het multidisciplinaire team volgens een eigen ontwikkelde methodiek. Het team bestaat uit een projectleider, enkele klantmanagers, een kwaliteitsmedewerker, een maatschappelijk werkster, een acquisiteur, een psycholoog en een sociaal psychiatrisch verpleegkundige. De laatste twee zijn afkomstig vanuit Bavo Europoort. De werkwijze begint met het selecteren van klanten. Deze selectie verloopt als volgt: Stap 1: de maatschappelijk werkster bepaalt door het bestuderen van dossiers welke klanten geschikt zijn voor de caseload van ExIT; Stap 2: de klantmanagers ontvangen de geselecteerde dossiers en bestuderen deze nogmaals; Stap 3: de potentiële ExIT-klant wordt uitgenodigd voor een eerste gesprek en aan de hand hiervan wordt de quickscan (formulier waarbij bepaalde kenmerken van de klant, zoals lichamelijke beperkingen en psychische klachten in kaart worden gebracht) ingevuld en een sociaal huisbezoek afgelegd; Stap 4: de potentiële ExIT-klant wordt besproken in de casuïstiekbespreking, waarbij alle medewerkers uit het team input leveren. De afronding van de selectiestap kan tot verschillende uitkomsten leiden: - Het team is het er over eens dat de WWB-klant geschikt is voor ExIT en de klant wordt opgenomen in de caseload; - Het team is van mening dat de klant te weinig beperkingen heeft voor de intensieve begeleidingsmethodiek van ExIT en deze wordt terug verwezen naar een reguliere klantmanager; - Het team is overeen gekomen dat de klant te maken heeft met te veel beperkingen. De afstand tot de arbeidsmarkt is te groot om binnen twee tot drie jaar uit te stromen naar de arbeidsmarkt. Hierdoor is de klant ongeschikt voor de caseload van ExIT. Na de diagnosefase wordt de klant met een plan gericht doorverwezen naar bijvoorbeeld de reguliere hulpverlening. Meestal wordt een klant met veel beperkingen voor een bepaalde tijd vrijgesteld van de arbeidsverplichting om in die tijd te werken aan de problemen. Na de selectiefase wordt een diagnose van de situatie van de nieuwe ExIT-klant gesteld. Hierna schrijven de klantmanagers een trajectplan. In het trajectplan zetten zij uiteen hoe de begeleiding van een klant eruit ziet, welke medewerkers erbij betrokken zijn en welk tijdspad eraan verbonden zit. Hierna wordt het traject in gang gezet. Volgens ExIT dienen belemmeringen van klanten eerst te worden opgelost voordat uitstroom naar de arbeidsmarkt door middel van intensieve begeleiding mogelijk is. De stapsgewijze werkwijze na het in gang zetten van het trajectplan is voor iedere ExIT-klant verschillend. Bij het wegwerken van belemmeringen spelen de volgende medewerkers een belangrijke rol: - De maatschappelijk werkster begeleidt ExIT-klanten met schulden naar de schuldhulpverlening. Ook staat zij klanten bij die te maken hebben met maatschappelijke problematiek, zoals huisvesting, opvoedingsproblemen, rouwverwerking, kinderopvang, etc. 10
-
De psycholoog en de sociaal psychiatrisch verpleegkundige spelen een belangrijke rol bij het duidelijk in kaart brengen van de mogelijkheden en belemmeringen van een ExIT-klant (diagnosestelling) en bij de behandeling van psychische klachten. Bij de behandeling van psychische klachten werken zij altijd vanuit de invalshoek van arbeidshulpverlening. Dat betekent dat de behandelgesprekken plaatsvinden vanuit de insteek van werk en dagbesteding. De diagnosestelling is vaak na 3-4 gesprekken afgerond. Hierna is het aantal behandelgesprekken verschillend, maar de richtlijn is maximaal 8 gesprekken. Deze richtlijn is ontstaan om aan te geven dat ExIT geen intensieve behandeltrajecten opstart die enkele maanden in beslag nemen. Als blijkt dat een klant langdurige hulpverlening nodig heeft, wordt deze met de gestelde diagnose en een gericht hulpverleningsplan doorverwezen naar reguliere instanties. ExIT laat geen interne en externe hulpverleningstrajecten naast elkaar lopen.
Na het wegwerken van belemmeringen wordt gewerkt aan het uiteindelijke doel: uitstroom naar werk. Hierbij speelt de acquisiteur een belangrijke rol. Hij onderhoudt contacten met werkgevers en praat met klantmanagers en de klant zelf. Hierbij geldt het motto dat ExIT klanten louter een opstap naar de arbeidsmarkt biedt. Er worden geen carrières uitgestippeld. Dat moeten deelnemers na uitstroom zelf doen. Het netwerk aan werkgevers in Rotterdam is belangrijk bij het werk van de acquisiteur. Dit netwerk zorgt voor kennis van lopende vacatures, mogelijkheden voor het regelen van stages en manieren om te bemiddelen voor ExIT-klanten. Na uitstroom hebben ExIT-klanten recht op nazorg.
Bereik ExIT heeft in 2006 de doelgroep bereikt die werd beoogd; WWB-klanten die te maken hebben met belemmeringen en tegelijkertijd beschikken over een zekere mate aan uitstroompotentieel. Er is op basis van GWS gekeken naar de volgende persoonskenmerken van de ExIT-klantengroep uit 2006: geslacht, leeftijd, etniciteit, opleiding en gezinssituatie. Op basis van deze kenmerken heeft ExIT een klantengroep bereikt die in vergelijking met de gemiddelde SoZaWe-klanten gunstiger scoort met betrekking tot uitstroomkansen. Uit de dossieranalyse blijkt dat dit uitstroompotentieel samengaat met meervoudige problematiek, waarbij psychische en lichamelijke belemmeringen en schulden het vaakst voorkomen. Hiermee is duidelijk dat ExIT de juiste doelgroep heeft bereikt. Een klant die louter beschikt over gunstige uitstroomkenmerken, komt niet in aanmerking voor ExIT. Pas als een klant met belemmeringen over een bepaalde mate aan uitstroomperspectief beschikt, is deze geschikt voor de caseload van ExIT.
Resultaten De uitstroomresultaten van ExIT zijn vergeleken met een selectie van klanten uit district Charlois in dezelfde periode. Er is gekozen voor een vergelijking met district Charlois, omdat de populatie hiervan redelijk overeenkomt met district Feijenoord. Het gaat hierbij dus om een vergelijking van een specifiek project met geselecteerde klanten en een eigen methodiek (ExIT) afgezet tegen een selectie klanten uit Charlois waarbij gewerkt is volgens de reguliere werkwijze van klantmanagers. ExIT heeft een hoog uitstroompercentage bereikt onder haar deelnemers uit 2006: 60%. Van dit uitstroompercentage is 40% uitgestroomd naar werk. Charlois heeft in dezelfde periode een uitstroompercentage van 30% bereikt, waarvan 13% is uitgestroomd naar werk. Ook is voor beide 11
groepen gekeken naar het percentage herinstroom. Deze percentages lagen voor ExIT en Charlois dicht bij elkaar, respectievelijk 18% en 19%. Om te bekijken of het aanzienlijk betere resultaat van ExIT in vergelijking met Charlois wel of niet te verklaren is omdat de klantengroep van beide groepen verschillend zijn, is een logistische regressie uitgevoerd. Hieruit bleek dat deelname aan ExIT de kans op uitstroom naar werk significant vergroot. Verder is gekeken naar de meest recente resultaten van ExIT. Voor de periode januari 2007 tot maart 2008 heeft ExIT een uitstroompercentage van 50% behaald. Hiervan is 34% uitgestroomd naar werk. Dit percentage is iets lager in vergelijking met de eerder gepresenteerde resultaten, maar het percentage uitstroom naar werk ten opzichte van het totaal aantal uitstromers is gelijk gebleven (68% tegenover 67%). Hieruit concluderen we dat ExIT de hoge uitstroomresultaten ook na 2006 heeft weten vast te houden.
Financiële kosten en baten ExIT is in mei 2005 begonnen met een toegekend bedrag van € 600.000 door de directie. Dit bedrag werd in die tijd toegekend aan innovatieve projecten gericht op volumereductie en was bedoeld voor de periode mei 2005 tot eind 2006. Dit toegekende bedrag werd grotendeels besteed aan de salariskosten van de projectleider, de maatschappelijk werkster en de acquisiteur. De salariskosten van de klantmanagers vormde geen aparte kostenpost voor ExIT, omdat deze al waren opgenomen in de begroting van district Feijenoord. De salariskosten van de psycholoog en de sociaal psychiatrische verpleegkundige werden in 2006 voor een groot deel vergoed door de AWBZ, als gevolg van een contract met Bavo Europoort. De gemiddelde prijs van een afgerond ExIT-traject in 2006 bedraagt € 1974. Dit is lager dan de gemiddelde prijs van een afgerond re-integratietraject in Rotterdam en landelijk gezien; dit bedraagt gemiddeld € 2900. Ook is geprobeerd een schatting te maken van de financiële baten van ExIT. Financiële baten van ExIT bestaan uit besparingen op uitkeringen. In 2006 bedroeg een uitkering gemiddeld € 12.914. Van de 227 klanten die in 2006 in begeleiding zijn geweest bij ExIT zijn er 111 succesvol uitgestroomd. Per klant is bekeken hoeveel maanden zij zijn uitgestroomd, tot peildatum september 2007. Vervolgens is uitgerekend dat er voor € 1.456.054 aan uitkeringen is bespaard. Het verschil tussen de kosten € 224.000 en de baten € 1.456.054 bedraagt € 1.232.054. ExIT heeft dus een positief financieel resultaat geboekt. Deze financiële kosten en baten zijn berekend voor het project ExIT op district Feijenoord in het jaar 2006. In dit jaar werd een deel van de kosten vergoed door AWBZ. Bij de uitrol van de werkwijze naar een ander district of Werkplein kunnen de kosten en baten anders uitvallen.
12
Conclusies De evaluatie heeft aangetoond dat het project ExIT goede uitstroomresultaten heeft behaald. ExIT heeft in het onderzoeksjaar 2006 en de periode daarna een significante bijdrage geleverd aan de uitstroom van werklozen. De doelgroep die door ExIT werd beoogd (WWB-klanten met belemmeringen die tegelijkertijd beschikken over enige mate aan uitstroompotentieel), is in het onderzoeksjaar 2006 daadwerkelijk bereikt. Ook als we kijken naar andere gebieden waaraan resultaat kan worden afgemeten, zoals de klantbeleving van ExIT en de financiële kosten-analyse, kunnen de uitkomsten als positief worden bestempeld. ExIT heeft aan de uitstroom van WWB-klanten gewerkt volgens een eigen ontwikkelde methodiek uitgevoerd door een multidisciplinair team. Het aanpakken van belemmeringen is volgens ExIT belangrijk om uitstroom naar werk te bewerkstelligen. Om in kaart te krijgen hoe ExIT belemmeringen van klanten aanpakt met het doel uitstroom naar werk, is de werkwijze uitgebreid beschreven. Ook zijn diverse casussen uit de praktijk beschreven en is met medewerkers en klanten gesproken over de werkwijze van ExIT. Op basis van dit materiaal is duidelijk dat ExIT in 2006 in haar werkwijze ruime aandacht heeft besteed aan de belemmeringen van klanten. Dat deze werkwijze er daadwerkelijk toe heeft geleid dat belemmeringen van klanten zijn weggewerkt en dat zij als gevolg daarvan zijn uitgestroomd naar de arbeidsmarkt, is aannemelijk, maar kan op basis van het beschikbare onderzoeksmateriaal niet met zekerheid worden onderbouwd. Om hier duidelijkheid over te krijgen is extra onderzoek noodzakelijk, waarbij het traject van een groot aantal uitstromers in kaart moet worden gebracht. Per geval moet dan bekeken worden of ExIT verantwoordelijk is geweest voor het wegwerken van belemmeringen, en of dit wegwerken van belemmeringen daadwerkelijk heeft geleid tot uitstroom naar werk. Naast het behalen van de officiële doelstelling – uitstroom naar werk van ExIT-klanten, heeft ExIT extra opbrengsten voortgebracht voor niet-ExIT klanten. Deze opbrengsten kwamen tot stand als gevolg van diagnosestellingen. Iedere potentiële ExIT-klant ondergaat een selectieprocedure en wordt door het ExIT-team besproken in de casuïstiekbespreking. Hieruit blijkt welke WWB-klanten geschikt zijn voor ExIT en welke niet. De WWB-klanten die geschikt worden bevonden komen terecht in de caseload van ExIT. Maar ook de WWB-klanten die niet geschikt zijn voor de caseloald van ExIT hebben profijt bij een diagnosestelling, omdat op deze manier duidelijker is wat de mogelijkheden en beperkingen van een klant zijn. Klanten worden als gevolg van de diagnose gerichter doorverwezen, naar wat voor hen het beste of hoogst haalbare is. Voor een ruim deel van de WWB-klanten is uitstroom naar de arbeidsmarkt haalbaar, maar dit geldt niet voor iedereen. Een deel van de klanten wordt na een diagnosestelling bijvoorbeeld doorverwezen naar de reguliere hulpverlening, omdat zij kampen met ernstige psychische klachten. Dit levert geen resultaat op als het gaat om uitstroom naar werk, maar na de hulpverlening is het aannemelijk dat de kans op uitstroom groter is dan voor de hulpverlening. Voor andere WWB-klanten is vrijwilligerswerk het hoogst haalbare blijkens de diagnosestelling. Dit laatste betekent geen resultaat in de vorm van besparing op een uitkering, maar wel op maatschappelijk gebied. Mensen doen weer mee in de samenleving. Een heldere diagnosestelling levert dus in zoverre resultaat op, dat het helderheid verschaft over de mogelijkheden en beperkingen van een klant. Hiermee is het waarschijnlijk dat de 13
kans op een succesvol vervolgtraject wordt vergroot. Hoeveel niet-ExIT klanten profijt hebben gehad bij een diagnosestelling door ExIT is door de SWA niet onderzocht. Dit werd namelijk niet bijgehouden door het ExIT-team. Er wordt op dit moment door ExIT wel gewerkt aan een nieuw systeem om ook deze gegevens te registreren. De volgende elementen uit de methodiek van ExIT zijn volgens SWA van toegevoegde waarde voor de begeleiding van WWB-klanten met belemmeringen: 1. Diagnosestelling aan het begin van het traject gevolgd door een trajectplan op maat; 2. Beschikbaarheid van hulpverleners die gericht worden ingezet bij de aanpak van belemmeringen; 3. Gerichte toeleiding naar de arbeidsmarkt door de acquisiteur. Andere belangrijke elementen uit de methodiek: • Multidisciplinair team waarbij iedere medewerker zijn/haar eigen expertise inbrengt; • Lagere caseload in vergelijking met reguliere klantmanagers waardoor tijd beschikbaar is voor de intensieve begeleiding; • Niet alleen ExIT maar ook de rest van district kan gebruik maken van de beschikbaarheid van de hulpverleners; • Aanwezigheid van een netwerk aan huisartsen, hulpverlenende instanties en werkgevers in Rotterdam.
14
Aanbevelingen Sinds kort is bekend gemaakt dat de methodiek van ExIT breder verspreid wordt binnen de organisatie van de SoZaWe. Het is bij deze uitrol belangrijk om te beseffen dat er twee varianten zijn van uitrol. De eerste variant betreft de pure toepassing van de methodiek gericht op ExITklanten, waarbij met een interdisciplinair team een diagnose wordt gesteld en vervolgens gericht gewerkt aan een trajectplan. De tweede variant betreft de aanwezige deskundigheid in het team beschikbaar stellen voor de rest van het district/Werkplein. Hierbij gaat het voornamelijk om het geven van adviezen of stellen van diagnoses. ExIT Feijenoord hanteert een combinatie van deze twee varianten. Door de evaluatie is aangetoond, dat de inzet van hulpverleners en de intensieve begeleiding door een multidisciplinair team bevorderend is bij de begeleiding van klanten met beperkingen. Op dit moment komen klanten met beperkingen terecht in domein Werk. Door de recentheid van de organisatieveranderingen bestaat nog geen duidelijk beeld over de wijze waarop klantmanagers binnen dit domein omgaan met deze groep klanten. Hoe een precieze uitrol van de ExIT-methodiek binnen domein Werk eruit moet zien, weten we dus nog niet. Op basis van de evaluatie kunnen we wel enkele mogelijkheden schetsten waarop de uitrol van de methodiek vorm kan krijgen in de praktijk: • Binnen elk Werkplein binnen domein Werk een klein kenniscentrum opstellen waar gewerkt wordt volgens de ExIT-methode. Klantmanagers buiten dit centrum wijzen gericht klanten naar dit centrum door. Het kenniscentrum heeft een eigen caseload, maar het domein Werk kan een beroep doen op de expertise van dit ExIT-team, bijvoorbeeld als zij klanten hebben waarbij niet duidelijk is wat er aan de hand is (diagnosestelling), of als ze hulp nodig hebben bij het opstellen van een (trajectplan); • ExIT positioneren als re-integratietraject binnen het Werkplein, waar klantmanagers klanten voor kunnen aanleveren. Voor dit re-integratietraject worden alleen klanten met belemmeringen geselecteerd die met intensieve begeleiding binnen twee jaar kunnen uitstromen naar werk. ExIT kan bij deze mogelijkheid ook als re-integratietraject gefinancierd worden. Het voordeel hiervan is dat hiermee het verschil met de rest van de organisatie duidelijk wordt neergezet. Bij bovenstaande mogelijkheden wordt de ExIT-methodiek als geheel uitgerold. Het is ook mogelijk om uitsluitend bepaalde elementen van de methodiek uit te rollen: • Binnen het domein Werk, specifiek de teams Werk en Re-integratie, uitsluitend gebruik maken van de beschikbaarheid van hulpverleners en de acquisiteur. De hulpverleners en de acquisiteur hebben bij deze mogelijkheid een adviserende rol. De hulpverleners hebben een eigen caseload waarbij diagnoses worden gesteld en hulp wordt verleend aan klanten. Mocht een klant langdurige psychische hulpverlening nodig hebben, dan kunnen zij zorg dragen voor doorverwijzing naar de reguliere hulpverlening. In dit rapport zijn de resultaten van ExIT in 2006 op het gebied van uitstroom naar werk beschreven. Deze resultaten waren positief, ook in vergelijking met de reguliere werkwijze op een ander district. Of soortgelijke resultaten worden behaald bij een uitrol van slechts enkele elementen
15
van de methodiek heeft SWA niet onderzocht. Door de medewerkers van ExIT is wel benadrukt dat een uitrol van de gehele methodiek de beste resultaten oplevert. Welke vorm de mogelijke uitrol van de methodiek van ExIT ook zal aannemen, vast staat dat er tijd in de ontwikkeling ervan geïnvesteerd moet worden. Ieder nieuw ExIT-team zal gezamenlijk een eigen variant van de methodiek moeten uitvinden, die weliswaar gebaseerd is op de methodiek beschreven in dit rapport, maar aangepast op de behoeften en wensen van de klanten uit het betreffende Werkplein. Toch is het voor ieder Werkplein raadzaam om een aantal aanbevelingen in acht te nemen bij een uitrol van de ExIT-methodiek. De volgende aanbevelingen zijn gebaseerd op de ervaringen van ExIT-medewerkers in district Feijenoord. Organisatie: Integreer de klantmanagers en hulpverleners in 1 team en zet ze ook fysiek bij elkaar. Korte lijnen zijn belangrijk bij de ExIT-manier van werken. Medewerkers: In het team van ExIT worden verschillende disciplines samengebracht. ExIT kijkt vanuit verschillende invalshoeken naar klanten. Het is voor medewerkers belangrijk een balans te vinden tussen het trouw blijven aan de eigen discipline en tegelijkertijd in staat zijn om de zaak vanuit een bredere blik te bezien. Het is belangrijk om elkaars zienswijze en cultuur te leren kennen en te beseffen dat alle disciplines gelijkwaardig zijn (de hulpverleners staan niet boven de klantmanagers, of andersom). Andere belangrijke kenmerken waar medewerkers aan moeten voldoen: • Samenwerking in het team is belangrijk gezien de hoge mate aan intern overleg (in de casuïstiekbesprekingen, maar ook tussen het werk door). Intercollegiaal overleg is echt onderdeel van het werk. Het is dus belangrijk dat medewerkers geen ‘soloplayers’ zijn; • Bij het integreren van hulpverleners van Bavo Europoort in het team ExIT bij SoZaWe is het goed om er rekening mee te houden, dat deze terecht komen in een voor hen onbekende wereld. Ook voor de klantmanagers is het werken met hulpverleners in het begin onwennig. Bekendheid en communicatie over ExIT binnen de organisatie: In de beginfase kampte ExIT Feijenoord met een slechte status op het district. De oorzaak hiervan was grote onbekendheid van ExIT onder de medewerkers. Bij een uitrol van de ExIT-methodiek moet worden geïnvesteerd in communicatie naar de rest van het Werkplein over wat ExIT precies is en hoe het werkt. Dit is niet alleen belangrijk voor de status van ExIT, het is ook nuttig voor de werking van de methodiek, als ervoor wordt gekozen dat ook klantmanagers buiten ExIT gebruik kunnen maken van de hulpverleners en de acquisiteur. Dit was voor veel klantmanagers op district Feijenoord in het begin onbekend. Slechts enkelen maakten toen gebruik van deze diensten. Later heeft zich dit wel ontwikkeld, maar het leert wel dat goede voorlichting onder de medewerkers belangrijk is. Opbouw netwerk De hulpverleners van ExIT Feijenoord hebben in de loop van de tijd een heel netwerk aan huisartsen en hulpverlenende instanties opgebouwd. Ook de acquisiteur beschikt over een groot netwerk aan werkgevers in Rotterdam. Hiernaast heeft de maatschappelijk werkster een netwerk
16
bestaande uit kinderopvang en schuldhulpverlening. Bij uitrol van de methodiek moet men er rekening mee houden dat deze netwerken nog moeten worden opgebouwd. Toekomst Verder wordt toekomstig (evaluatie)onderzoek door de SWA aanbevolen. Bij toekomstig onderzoek is het mogelijk om de effecten van ExIT op langere termijn te onderzoeken. Stromen ExIT-klanten daadwerkelijk duurzaam uit of stromen zij na bepaalde tijd toch weer terug in de uitkering? Worden belemmeringen door de intensieve begeleiding daadwerkelijk weggewerkt of beheersbaar gemaakt, of krijgen ExIT-klanten op de lange duur toch weer te maken met de belemmeringen?
17
1
Achtergronden De directie van SoZaWe gemeente Rotterdam heeft aan de SWA verzocht het project ExIT in district Feijenoord te evalueren. Het evaluatieonderzoek is in september 2007 van start gegaan. In de eerste fase van het onderzoek stonden de resultaten van ExIT centraal. Ook is gekeken hoe de resultaten van ExIT eruit zien in vergelijking met de resultaten van een ander district. De eerste fase is afgerond in december 2007, waarna gestart is met de tweede fase van de evaluatie. In de tweede fase van het onderzoek is de methodiek van ExIT in kaart gebracht. Ook is een kostenbatenanalyse van het project uitgevoerd. De tweede fase van de evaluatie is in mei 2008 afgrond. In deze rapportage zijn de resultaten van beide fasen opgenomen. Hiermee vormt dit rapport de eindevaluatie van ExIT.
1.1
Inleiding
Een aantal jaren geleden werd districtsmanagers de mogelijkheid geboden om ideeën voor nieuwe projecten in te dienen met het oog op volumereductie. De directie zou vervolgens bekijken in hoeverre de ideeën gehonoreerd konden worden. Een van de projecten die gehonoreerd werd is ExIT. EXIT staat voor Extra Intensieve Trajectbegeleiding en beoogt het bevorderen van de uitstroom van (langdurig) werklozen, door middel van het opheffen van belemmeringen. Het project is in mei 2005 officieel van start gegaan. Het belangrijkste doel van het project ExIT is, zoals gezegd, een substantiële daling van het volume van de WWB door middel van uitstroom naar werk. ExIT is gericht op een selectie van WWB-klanten uit district Feijenoord. Deelgemeente Feijenoord bestaat uit een zeer heterogene bevolking, waarvan een aanzienlijk deel van niet-Nederlandse afkomst is. Als Feijenoord wordt vergeleken met andere deelgemeenten, valt op dat het opleidingsniveau van de bewoners lager is 1 en de werkloosheid hoger . Uit ervaringen van klantmanagers in dit district, blijkt dat cliënten vaak te kampen hebben met meervoudige problematiek (denk aan financiële, psychische en psychia2 trische problemen en sociaal isolement) . Door de geselecteerde WWB-klanten intensief te begeleiden beoogt ExIT in staat te zijn deze klanten te laten uitstromen. Om dit te bereiken werkt ExIT met een multidisciplinair team. Het ExITteam bestaat uit een projectleider, klantmanagers, een kwaliteitsmedewerker, een acquisiteur, een maatschappelijk werkster, een psycholoog en een sociaal psychiatrisch verpleegkundige vanuit Bavo Europoort. Het team stelt gezamenlijk voor iedere ExIT-klant een trajectplan op. In dit trajectplan wordt bepaald hoe de begeleiding van de klanten eruit zal zien, wie erbij betrokken zijn en welk tijdspad eraan verbonden is. De acquisiteur speelt een belangrijke rol bij het vinden van 1
COS (2007). Feijenoord in beeld 2006. Rotterdam
2
Deze gegevens zijn afkomstig uit diverse beleidsstukken en nota’s van ExIT
19
mogelijke banen voor ExIT-klanten. ExIT heeft haar eigen klantmanagers. Er wordt niet gewerkt 3 met reguliere klantmanagers . De reguliere klantmanagers uit district Feijenoord mogen wel een beroep doen op de expertise van ExIT, als zij niet goed weten wat zij met een WWB-klant moeten doen. Het doel van ExIT is dat klanten binnen twee tot maximaal drie jaar uitstromen. Als eerder blijkt dat klanten te veel belemmeringen hebben om binnen deze periode uit te stromen gaan zij terug naar het reguliere district.
1.2
Doelstelling van het onderzoek
De belangrijkste doelstelling van dit onderzoek bestaat uit het beschrijven van de resultaten van ExIT. Ook zullen de resultaten van dit project zo goed als mogelijk worden vergeleken met de resultaten van de reguliere werkwijze van klantmanagers voor vergelijkbare groepen klanten. Voor de directie is het namelijk belangrijk om antwoord te krijgen op de vraag of ExIT een meerwaarde heeft ten opzichte van de reguliere werkwijze van klantmanagers. Verder zal de werkwijze van ExIT in kaart worden gebracht. Vanuit het oogpunt van de directie is het belangrijk om een beeld te krijgen van de mogelijkheden om de werkwijze van ExIT in te bedden in de organisatie van SoZaWe.
1.3
Onderzoeksperiode
Het jaar 2006 wordt gehanteerd als onderzoeksperiode voor dit onderzoek. Dit kan als volgt worden gemotiveerd; in de beginfase had ExIT te maken met enige aanloopproblemen, waaronder een nog niet ontwikkelde methodiek. Deze problemen werden aan het eind van 2005 grotendeels opgelost. Het aannemen van 2006 als onderzoeksperiode, biedt naar ons idee de meeste kans op een representatief beeld van de resultaten en ontwikkelingen van ExIT. Voorts zullen kort de resultaten van het jaar 2007 en de eerste maanden van 2008 worden gepresenteerd, om aan te geven hoe de resultaten van ExIT zich in de loop der jaren hebben ontwikkeld.
1.4
Onderzoeksgroep
De onderzoeksgroep bestaat uit alle klanten die in 2006 in begeleiding zijn geweest bij ExIT. September 2007 is de peildatum voor het vaststellen van de resultaten. Omdat het in dit onderzoek niet alleen belangrijk is om de resultaten van ExIT te beschrijven, maar ook om de bevindingen in een vergelijkend kader te plaatsen, zetten we uiteen waar de referentiegroepen uit bestaan. In dit rapport wordt twee keer een vergelijking gemaakt: In hoofdstuk drie beschrijven we de bereikte klantengroep van ExIT op basis van algemene kenmerken, zoals geslacht, leeftijd, etniciteit, etc. Om te bekijken hoe de kenmerken van ExIT-
3
20
Met reguliere klantmanagers worden klantmanagers buiten team ExIT bedoeld.
klanten eruit zien in vergelijking met ‘gemiddelde’ SoZaWe-klanten, wordt per algemeen kenmerk een vergelijking gemaakt met het hele SoZaWe-bestand. In hoofdstuk vier vindt de resultaatvergelijking plaats. Om de beschreven resultaten te vergelijken met de resultaten van reguliere klantmanagers, worden de uitstroomresultaten van ExIT vergeleken met een doorsnede van de klanten uit district Charlois in dezelfde periode. De populatie klanten uit Charlois komt redelijk overeen met die van Feijenoord. Daarom is gekozen voor dit district als vergelijkingsgroep.
1.5
Probleemstelling
De centrale onderzoeksvragen met bijbehorende deelvragen kunnen als volgt worden geformuleerd. Wat zijn de resultaten van het project ExIT in het licht van de beleidsmatige doelstelling; het bevorderen van de uitstroom van langdurig werklozen, door middel van het opheffen van belemmeringen? 1. Hoeveel deelnemers zijn in het jaar 2006 in begeleiding geweest bij het project ExIT en wat zijn de kenmerken van deze deelnemers? Met kenmerken wordt bedoeld: - Demografische persoonlijke kenmerken en uitkeringsgegevens; - Persoonlijke problematiek → met welke belemmeringen hebben deelnemers te maken bij aanvang van deelname; - Maatschappelijke participatie; - Activeringswensen- en mogelijkheden; - Resultaten van eerdere zorg- en/of activeringstrajecten. 2. Welke concrete resultaten hebben de deelnemers in september 2007 behaald, als wordt gekeken naar: - Uitstroom uit de uitkering door het vinden van betaald werk; - Herinstroom in de uitkering. 3. Hoe verhouden de uitstroomresultaten van ExIT zich tot de uitstroomresultaten van de reguliere werkwijze van klantmanagers met vergelijkbare groepen klanten? 4. Op welke manier is de methodiek van ExIT georganiseerd en uitgevoerd, met specifieke aandacht voor: - invulling van de teamsamenstelling van ExIT (hierbij komt o.a. de betrokkenheid van psychologen, maatschappelijk werkers en acquisiteurs aan bod); - onderlinge taakverdeling van ExIT-medewerkers; - manier van selectie en assessment voor deelname aan ExIT door de medewerkers; - stapsgewijze werkwijze en gehanteerde instrumenten gericht op het wegwerken van belemmeringen en bevorderen van uitstroom van de deelnemers; - organisatorische voorwaarden zoals caseload, frequentie klantcontact, etc. - manier waarop nazorg is georganiseerd; - aansturing van medewerkers. 5. Welke rol hebben de werkzaamheden van ExIT volgens klanten en medewerkers gespeeld in het bereiken van de behaalde resultaten? 21
6. Hoe verhouden de kosten per uitgestroomde deelnemer van ExIT zich tot de gemiddelde kosten van andersoortige trajecten?
1.6
Gegevensbronnen
Voor de beantwoording van de eerste drie deelvragen is gebruik gemaakt van meerdere gegevensbronnen. Om een eerste indruk te krijgen van de algemene kenmerken van de onderzoeksgroep (denk hierbij aan leeftijd, geslacht, etniciteit, opleiding, etc.) is gebruik gemaakt van GWS. Ook voor de hoeveelheid beperkingen van de WWB-klanten uit de onderzoeksgroep is in eerste instantie gekeken naar GWS. Omdat de medewerkers van ExIT hebben aangegeven dat zij niet alles kunnen registreren in GWS op het gebied van beperkingen, is ervoor gekozen om naast GWS gebruik te maken van ExIT-dossiers. Ook zijn enkele medewerkers van ExIT geïnterviewd om op deze manier een zo compleet mogelijk beeld te krijgen van de doelgroep. Voor de meest punten is het inderdaad gelukt om de kenmerken van de ExIT-deelnemers in 2006 te beschrijven. Voor twee kenmerken, namelijk maatschappelijke participatie en activeringswensen en mogelijkheden, is dit echter niet gelukt. Bij het opstellen van het onderzoeksvoorstel (zie bijlage I) werd ervan uitgegaan dat dergelijke gegevens te vinden zouden zijn in de SoZaWe-dossiers. Dit bleek echter niet het geval. De gepresenteerde casusbeschrijvingen en interviews in dit rapport werpen wel enig licht op de maatschappelijke participatie en activeringswensen en –mogelijkheden van ExIT-klanten. Samengevat is voor de eerste fase van het onderzoek gebruik gemaakt van de volgende gegevensbronnen: - GWS; - ExIT-dossiers/SoZaWe-dossiers; - Interviews. Voor de beantwoording van de laatste drie deelvragen is hoofdzakelijk gebruik gemaakt van kwalitatieve gegevens afkomstig uit groepsgesprekken en interviews met ExIT-medewerkers. Ook zijn enkele gesprekken gevoerd met ExIT-klanten. Om het kostenplaatje van ExIT in beeld te krijgen is gesproken met de projectleider van team ExIT. Hiernaast is gebruik gemaakt van beschikbare financiële overzichten. Samengevat is voor de tweede fase van het onderzoek gebruik gemaakt van de volgende gegevensbronnen: - Groepsgesprekken en interviews met medewerkers team ExIT; - Interviews met enkele klanten uit de caseload van ExIT; - Financiële overzichten.
1.7
Methodologische verantwoording
Met de medewerkers zijn in totaal vier groepsgesprekken gevoerd. Deze gesprekken duurden een dagdeel en hierbij kwam de methodiek van ExIT uitgebreid aan de orde. Ook zijn diverse casussen 22
besproken. Naast deze gesprekken zijn medewerkers uit het ExIT-team afzonderlijk geïnterviewd over hun werkzaamheden. Als laatste heeft de onderzoeker van dit rapport enkele dagdelen meegelopen met het team, om op deze manier een helder beeld te krijgen van de methodiek in de praktijk. Naast de medewerkers is voor het onderzoek gesproken met ExIT-klanten uit de volgende drie groepen: 1. Klanten die zijn uitgestroomd (2x); 2. Klanten die nog in de caseload van ExIT zitten (2x); 3. Klanten die als gevolg van te veel belemmeringen zijn overgedragen aan het district (2x). De manier van interviewen verliep als volgt; op basis van bovenstaande groepsindeling zijn de klantmanagers van ExIT op zoek gegaan naar geschikte respondenten. Zij namen telefonisch contact op met geschikte klanten en vertelden in het kort over het interview. Hierna nam de onderzoeker contact op met de respondent en werd een concrete afspraak gemaakt. In de meeste gevallen vonden de interviews plaats op district Feijenoord in één van de gesloten spreekkamers. In twee gevallen is het interview telefonisch afgenomen, omdat de betreffende respondenten overdag werkten. In het algemeen verliepen de gesprekken met klanten soms wat moeizaam. Voor de meeste klanten gold dat zij niet zo goed wisten wanneer ExIT nu precies in beeld kwam, omdat zij al diverse klantmanagers hebben gezien in hun tijd bij SoZaWe. Pas als concrete namen van ExITmedewerkers werden genoemd, kwam het gesprek beter op gang. Ook als klanten te maken hadden met bepaalde (psychische) problemen, vonden ze dit vaak moeilijk om over te praten.
1.8
Organisatieverandering
De rapportagefase van dit evaluatierapport liep vanaf december 2007 tot mei 2008. In maart 2008 heeft een grote organisatieverandering plaatsgevonden binnen SoZaWe. Hierbij is een scheiding tussen Werk en Inkomen ingevoerd. District Feijenoord is als gevolg hiervan veranderd in BVG Zuid-Oost en deze nieuwe term is vanaf april 2008 opnieuw gewijzigd in Werkplein Dwarsdijk. In dit rapport wordt nog de term district Feijenoord gehanteerd. Voor de organisatieverandering werden klantmanagers buiten team ExIT door ExIT-medewerkers aangeduid als reguliere klantmanagers. Al deze reguliere klantmanagers hadden toen immers dezelfde werkzaamheden. Vanaf maart 2008 zijn de klantmanagers ingedeeld in domein Werk of domein Inkomen. Wanneer in dit rapport de term ‘regulier team’ of ‘reguliere klantmanager’ wordt gehanteerd, wordt hiermee een team of klantmanager buiten ExIT bedoeld.
23
2
Werkwijze van ExIT 2.1
Inleiding
In dit hoofdstuk beschrijven we de doelgroep en de werkwijze van ExIT. ExIT is in mei 2005 gestart zonder een vooraf uitgedachte werkwijze. De methodiek is geleidelijk en met de input van alle medewerkers uit het team ontwikkeld. Het voordeel hiervan is een grote betrokkenheid van de medewerkers. Wat heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van de methodiek, is het feit dat enkele medewerkers uit het team afkomstig zijn uit Werkstad. Binnen Werkstad werd gewerkt op een manier die veel overeenkomsten vertoonde met de methodiek die ExIT voor ogen had. De medewerkers hebben geen aanvullende cursussen of opleidingen gevolgd voor hun functie in team ExIT. Wel is in teamverband incidenteel aan bijscholing gedaan. Er zijn bijvoorbeeld enkele congressen bezocht waarbij het omgaan met mensen met problemen werd behandeld. In dit hoofdstuk gaan we, voordat de werkwijze uitgebreid aan bod komt, in op de beoogde doelgroep van ExIT. Een helder beeld van de beoogde doelgroep en de werkwijze is noodzakelijk om de resultaten van ExIT, die in hoofdstuk vier aan de orde komen, goed te interpreteren. Waar mogelijk wordt de werkwijze van ExIT geïllustreerd door een casus uit de praktijk te presenteren. De informatie in dit hoofdstuk is afkomstig uit interviews met medewerkers en klanten.
2.2
Doelgroep van ExIT
De opdracht van ExIT is enige tijd in beweging geweest. Op district Feijenoord was in de beginperiode van ExIT (mei 2005) een grote groep fase-1 klanten die al langer dan een half jaar in het bestand zat. Het was de bedoeling dat ExIT allereerst met deze klanten aan de slag zou gaan. Toen dit klantenbestand binnenkwam bij ExIT bleken er veel klanten tussen te zitten die al veel langer dan een half jaar in de WWB zaten, sommigen zelfs al jarenlang. Ook bleek een ruim deel van de klanten die een half jaar of net iets langer in fase 1 zaten, de hulp van ExIT niet daadwerkelijk nodig te hebben. In overleg werd vervolgens bepaald dat ExIT past bij een zwaardere groep klanten met een veel grotere afstand tot de arbeidsmarkt. De doelgroep is toen van fase-1 klanten veranderd in fase 3-4 klanten, die tussen de 3 en 23 jaar in de uitkering zit. Een groep die volgens de projectleider van ExIT te maken heeft met meervoudige problemen als gevolg van langdurige werkloosheid. Verder heeft Feijenoord volgens de projectleider een grote groep klanten die niet in Nederland geboren zijn. Hier zitten ook vluchtelingen bij, die traumatische ervaringen hebben opgedaan in het buitenland. Voorts heeft deze groep te maken met problemen als slechte taalbeheersing, geen relevante opleiding en werkervaring. De geselecteerde groep klanten van ExIT heeft volgens de projectleider niet de (structurele) aandacht ontvangen, die ze gezien hun problematiek wel nodig hebben. Deze mensen zijn vaak 25
wel op trajecten gezet, maar omdat de (meervoudige) problemen van klanten naast werkloosheid hierbij niet structureel zijn aangepakt, hebben deze trajecten geen positief resultaat geboekt. Ook kan het zo zijn dat klanten al zo lang in de bijstand zitten, dat ze om die reden niet meer worden aangemeld voor trajecten. Deze laatste groep heeft dan lange tijd geen aandacht gekregen en is dus eigenlijk verwaarloosd. En juist deze klanten moeten volgens de projectleider op meerdere punten actief worden begeleid en ondersteund. Als zij goed en actief worden begeleid, hebben zij volgens ExIT wel de potentie om binnen een bepaalde periode uit te stromen. In het begin was het de bedoeling dat ExIT-klanten binnen een jaar zouden uitstromen. In de loop van de tijd is dit twee tot maximaal drie jaar geworden. Volgens de projectleider heeft een aanzienlijk deel van de klanten te maken met een dusdanige psychische problematiek dat deze niet binnen een tijdsbestek van 1 jaar kunnen uitstromen. Zij concludeert voorzichtig dat hoe langer mensen in de uitkering zitten, hoe groter de psychische problemen kunnen worden. Verder hebben ExIT klanten volgens de projectleider veelvuldig te maken met belemmeringen zoals schuldenproblematiek, gebrek aan kinderopvang, verouderde of geen opleiding en voornamelijk geen tot weinig werkervaring. Ten slotte valt de projectleider op dat er veel mannen in het ExIT-bestand zitten, waarvan een groot deel te maken heeft met agressieproblemen, bijvoorbeeld door trauma’s in het verleden. Hiervoor worden zij doorverwezen naar de eigen psychologen van het ExIT-team of Bavo Europoort voor het volgen van agressiebehandelingen. Dit is een voorbeeld van een dienst door ExIT die niet door reguliere klantmanagers wordt verleend. ExIT-klanten hebben volgens de medewerkers van ExIT dus te maken met problemen en belemmeringen, maar toch moet het mogelijk zijn om binnen twee tot drie jaar uit te stromen naar de arbeidsmarkt. Verder voldoen de klanten van ExIT grofweg aan het volgende profiel: • Klanten ontvangen langer dan 3 jaar een WWB-uitkering; • Klanten hebben (vaak) al eerder een traject gevolgd, maar zijn toen om diverse redenen niet uitgestroomd; • Klanten zitten al zo lang in de bijstand, dat ze om die reden niet meer voor trajecten worden aangemeld; • Klanten zijn niet ouder dan 45 jaar (met enkele uitzonderingen); • Klanten beheersen de Nederlandse taal minimaal op niveau 2; • Klanten hebben te maken met belemmeringen die de toegang tot de arbeidsmarkt bemoeilijken; • Klanten hebben te maken met psychische/psychiatrische problemen. Klanten die aan dit profiel voldoen worden uit het totale klantenbestand van district Feijenoord overgedragen aan ExIT. Nu het profiel van de ExIT-klanten geschetst is, beschrijven we in de volgende paragrafen de werkwijze die ExIT hanteert om deze klanten daadwerkelijk binnen twee tot drie jaar aan het werk te helpen.
26
2.3
Teamsamenstelling
ExIT heeft een multidisciplinaire samenstelling. Het team bestaat uit een projectleider, enkele klantmanagers, een kwaliteitsmedewerker, een acquisiteur, een maatschappelijk werkster, een psycholoog en een sociaal psychiatrisch verpleegkundige vanuit Bavo Europoort. Hieronder wordt de inhoud van de functies beschreven. In de volgende paragrafen diepen we deze beschrijving verder uit, door de stappen uit het werkproces van ExIT weer te geven. • •
•
•
•
De projectleider is verantwoordelijk voor de resultaten van ExIT en de aansturing van de medewerkers; De maatschappelijk werkster is verantwoordelijk voor de (eerste stap van de) selectie van deelnemers. Zij bepaalt aan de hand van het bestuderen van dossiers welke WWB-klanten van het district terecht komen in de caseload van ExIT. Hierna overlegt de maatschappelijk werkster met de projectleider/kwaliteitsmanager om te bepalen aan welke klantmanager een geselecteerde klant kan worden toegewezen. Verder begeleidt zij ExIT-klanten met schulden naar de schuldhulpverlening. De Kredietbank doet de feitelijke schuldhulpverlening, maar het aanmelden is volgens de maatschappelijk werkster een ingewikkeld werk waarbij veel klanten hulp nodig hebben. Voorts houdt de maatschappelijk werkster zich bezig met problematiek die normaal gesproken ook wordt opgepakt door het maatschappelijk werk in Feijenoord. Denk hierbij aan opvoedingsproblemen, huisvesting, rouwverwerking, kinderopvang en allerlei andere financiële problematiek naast schulden (bijvoorbeeld hulp bij budgetteren); De klantmanagers spelen een belangrijke coördinerende rol tijdens de hele looptijd van de begeleiding van ExIT-klanten. Belangrijke onderdelen hiervan zijn het voeren van de eerste gesprekken met een mogelijke ExIT-klant waarbij de quickscan, een door het team zelf ontwikkeld instrument, wordt ingevuld. Verder leggen de klantmanagers na de eerste gesprekken een sociaal huisbezoek af om meer over de deelnemer te weten te komen. Als het team besloten heeft dat een klant wordt opgenomen in de caseload van ExIT, schrijven de klantmanagers het uiteindelijke trajectplan. Naast deze werkzaamheden dragen klantmanagers zorg voor het inkomensbeheer van de klanten; De psycholoog en de sociaal-psychiatrisch verpleegkundige (werkzaam bij Bavo Europoort en verbonden aan ExIT) proberen de psychische belemmeringen van een ExIT-klant zo goed mogelijk in kaart te brengen. Zij stellen een diagnose vast en maken een trajectplan voor de hulpverlening. Als een klant langdurige hulpverlening nodig heeft, sturen zij de klant met een gericht plan door naar de reguliere hulpverlening. De psycholoog en de sociaalpsychiatrisch verpleegkundige geven beide arbeidshulpverlening; De acquisiteur speelt een belangrijke rol bij het vinden van mogelijke banen voor ExITklanten. De acquisiteur praat hiervoor veel met de klantmanagers, heeft contacten met werkgevers en spreekt geregeld rechtstreeks met klanten zelf.
27
2.4
Selecteren van klanten
De selectieprocedure die het team hanteert voor het toevoegen van nieuwe WWB-klanten aan de caseload van ExIT kent verschillende stappen: Stap 1: de maatschappelijk werkster bepaalt door het bestuderen van dossiers welke klanten geschikt zijn voor de caseload van ExIT; Stap 2: de klantmanagers ontvangen de geselecteerde dossiers en bestuderen deze nogmaals; Stap 3: de potentiële ExIT-klant wordt uitgenodigd voor een eerste gesprek en aan de hand hiervan wordt de quickscan ingevuld en een sociaal huisbezoek afgelegd; Stap 4: de potentiële ExIT-klant wordt besproken in de casuïstiekbespreking, waarbij alle medewerkers uit het team input leveren. Stap 1 De inschatting of het mogelijk is klanten binnen twee tot drie jaar uit te laten stromen naar werk begint bij de maatschappelijk werkster van ExIT. Zij maakt deze inschatting op basis van het bestuderen van een selectie van SoZaWe-dossiers. Deze dossiers komen bij de maatschappelijk werkster binnen via verschillende wegen: - De maatschappelijk werkster bestudeert alle dossiers van de nieuw toegekende uitkeringen op 4 het district met een B-status ; - De maatschappelijk werkster bekijkt de dossiers van klanten die volgens reguliere klantmanagers geschikt zijn voor ExIT; - Reguliere klantmanagers hebben de mogelijkheid om vragen aan de hulpverleners van ExIT te stellen over WWB-klanten. WWB-Klanten kunnen via deze weg in de caseload van ExIT terecht komen; - Enkele medewerkers uit het ExIT-team begeleiden naast ExIT-klanten ook klanten die niet in de caseload van ExIT zitten (over deze gemengde caseload meer in paragraaf 2.11). Ook op deze manier worden geschikte klanten voor de caseload van ExIT gevonden; Per week krijgt de maatschappelijk werkster ongeveer 4 tot 5 dossiers binnen om te bestuderen. Bij de selectie van mogelijke deelnemers voor ExIT maakt de maatschappelijk werkster gebruik van een aantal criteria: - Leeftijdsgrens: niet ouder dan 45 jaar; - Taal: beheersing van de Nederlandse taal op minimaal NT 2 niveau 2; - Psychische/lichamelijke problemen en andere beperkingen die de uitstroom naar arbeid kunnen bemoeilijken: volgens de medewerkers worden klanten met weinig beperkingen niet opgenomen in de caseload. Ook is het niet de bedoeling dat klanten die een langdurig hulpverleningstraject moeten volgen, terecht komen in de caseload van ExIT. Het is de bedoeling dat ExIT-klanten binnen twee tot drie jaar uitstromen. Klanten met weinig beperkingen, of klanten die wegens chronische psychische problemen en beperkingen langdurige hulpverlening nodig hebben, worden in een regulier team geplaatst; - De beschikbare gegevens worden op een rij gezet: hoe oud is iemand? Hoe ziet de gezinssituatie eruit? Wat is er bekend over opleiding en werkervaring? Wat is er bekend 4
28
Voor de organisatieveranderingen vanaf 1 maart 2008 werd op district Feijenoord gewerkt met een screeningsformulier. Alle nieuwe WWB-klanten kregen op deze manier een A, B of C-status. Nieuwe WWBklanten die werden geïndiceerd als B-klant kwamen in aanmerking voor de caseload van ExIT.
-
over problemen/belemmeringen? Naar aanleiding van dit hele plaatje komt het volgende criterium aan bod: kan ExIT een nuttige bijdrage leveren om deze klant weer aan het werk te krijgen? Soms lijkt iemand geschikt voor ExIT, maar omdat er al veel georganiseerd is rond de klant (de klant zit bijvoorbeeld al in een traject, volgt al gesprekken bij een hulpverlener, of ontvangt al schuldhulpverlening), wordt deze niet opgenomen in de caseload; Motivatie: het komt voor dat de maatschappelijk werkster twijfelt of een WWB-klant wel of niet moet worden opgenomen in de caseload van ExIT. In deze situatie kan zij ervoor kiezen om de potentiële ExIT-klant uit te nodigen voor een gesprek, om te bekijken in hoeverre de mogelijke klant gemotiveerd is. Een goede motivatie kan ertoe leiden dat de maatschappelijk werkster besluit de klant wel op te nemen in de caseload van ExIT, ook al voldoet hij of zij misschien niet aan de eerder genoemde criteria. Als klanten erg gemotiveerd zijn, kan de maatschappelijk werkster bijvoorbeeld een uitzondering maken bij de leeftijdgrens. Er komen dus ook klanten ouder dan 45 jaar voor in de caseload van ExIT.
In tegenstelling tot het eerder besproken profiel in paragraaf 2.2, kijkt de maatschappelijk werkster dus niet naar uitkeringsduur. Dit is geen criterium bij de selectie van ExIT-klanten. De maatschappelijk werkster kijkt in de eerste selectiefase ook naar de eventuele partner van een WWB-klant. Als een potentiële deelnemer niet zoveel kansen heeft om binnen twee tot drie jaar uit te stromen, maar de partner van deze klant wel, dan wordt deze in de caseload van ExIT opgenomen. ExIT kijkt dus gezinsbreed. Ook als blijkt dat de partner van een klant te maken heeft met problemen, bekijkt het team wat zij hieraan kunnen doen. De maatschappelijk werkster geeft aan dat de selectie van deelnemers op basis van het bestuderen van dossiers lastig kan zijn. SoZaWe-dossiers zijn vaak echt uitkeringsdossiers met veel informatie over de uitkering van een klant, maar vaak weinig informatie over de persoon zelf. Om deze reden probeert de maatschappelijk werkster zoveel mogelijk tussen de regels door te lezen. Als er staat dat een klant over werkervaring beschikt, kan daaruit worden afgeleid dat deze persoon redelijk Nederlands spreekt. Als er daarentegen staat dat iemand moet communiceren via een tolk, dan is duidelijk dat de Nederlandse taalkennis beperkt is. Verder kan een keuring bij de AOB duiden op de mogelijke aanwezigheid van psychische klachten. Soms wijst de maatschappelijk werkster dossiers af, omdat er heel weinig informatie in staat. Dit is vaak het geval als een klant zijn/haar uitkering nieuw heeft op het district. Over het algemeen is het ExIT-team negatief over de informatie die wordt bijgehouden in de SoZaWe-dossiers. Toch zorgt enige dossierkennis er volgens de medewerkers voor dat klanten het gevoel hebben dat hun verhaal bekend is bij SoZaWe. Stap 2 Nadat de maatschappelijke werkster klaar is met de eerste selectiestap, komen de dossiers terecht bij de klantmanagers die verder gaan met de selectie. Zij bekijken nogmaals het dossier van een klant. Als hier weinig informatie in staat, of als de maatschappelijk werkster hiertoe heeft aanbevolen, bekijken zij ook oudere dossierdelen. Ook kan het noodzakelijk worden geacht om alle dossieronderdelen te bekijken als een klant al jarenlang aaneengesloten een uitkering ontvangt. Ook bij aanduidingen op Wajong wordt het dossier doorgespit op relevante informatie. Als uit het dossier blijkt dat klanten eerder trajecten hebben gevolgd, proberen de klantmanagers te achter29
halen waarom die trajecten mislukt zijn. Volgens de medewerkers is het vaak een hele klus om alle dossierdelen te bestuderen, maar het levert wel op dat een klant completer in beeld komt. Ook kunnen patronen in beeld komen, die een antwoord geven op de vraag waarom een klant steeds terecht komt in dezelfde problematische situatie. Stap 3: Na de dossierstudie wordt de potentiële ExIT-klant uitgenodigd voor een eerste gesprek. Na het voeren van de eerste gesprekken vullen de klantmanagers een quickscan in. Een quickscan is een gestructureerde vragenlijst waarin de leefgebieden van een klant in beeld worden gebracht: huisvesting, gezin/sociale omgeving, financiën, politie, justitie, scholing, werkervaring, beroepservaring, beschikbaarheid, fysieke en psychische belasting en de beheersing van de Nederlandse taal. De quickscan bestaat uit een reeks vragen die het gesprek met de klant sturen en structureren en de klantmanager een beeld geven van de mogelijkheden en belemmeringen van de klant. De quickscan is dus een hulpmiddel bij de bepaling of een klant wel of niet wordt opgenomen in de caseload van ExIT (zie een voorbeeld van de quickscan in bijlage 2). De klantmanagers gaan vervolgens op huisbezoek bij potentiële ExIT-klanten. Dit is geen rechtmatigheidsbezoek, maar een sociaal huisbezoek om een beter beeld te krijgen van de klant. Er wordt gekeken hoe de thuissituatie van de klanten is, of er kan worden geholpen met bijzondere bijstand, hoe de kinderen erbij zitten, etc. Het levert extra informatie op die ook wordt opgenomen in de quickscan. Dit huisbezoek hoeft niet noodzakelijk aan het begin van het traject plaats te vinden. Als de klant te maken heeft met ernstige problemen of beperkingen wacht de klantmanager met het huisbezoek totdat zij elkaar wat beter kennen. Als blijkt dat een klant schulden heeft, gaat ook de maatschappelijk werkster mee op huisbezoek. Zij begeleidt de klant in het voortraject naar de Kredietbank voor schuldhulpverlening. Stap 4: Als het beeld rondom een klant zoveel mogelijk in kaart is gebracht naar aanleiding van de eerste gesprekken, wordt de klant besproken in de casuïstiekbespreking. In deze casuïstiekbespreking, bekijkt het team of de geselecteerde klant echt geschikt is voor de caseload van ExIT. De quickscan wordt gehanteerd als belangrijkste hulpmiddel bij deze beslissing. Deze laatste selectiestap vindt plaats in onderling overleg. De belangrijkste criteria hierbij zijn of de ExIT-medewerkers het mogelijk achten dat de klant binnen afzienbare tijd zal uitstromen naar werk en of ExIT hier een gerichte bijdrage aan kan leveren. Bij verschillen van mening, neemt de projectleider de uiteindelijke beslissing, of er wordt besloten om gewoon een traject te beginnen met een klant. In de loop van de tijd zal dan vanzelf duidelijk worden of het daadwerkelijk een ExIT-klant is of niet. Hierna is de selectiefase afgerond. De selectie kan dus verschillende uitkomsten hebben: • Het team is het er over eens dat de WWB-klant geschikt is voor ExIT en de klant wordt opgenomen in de caseload; • Het team is van mening dat de klant te weinig beperkingen heeft voor de intensieve begeleidingsmethodiek van ExIT en deze wordt terug verwezen naar een reguliere klantmanager; • Het team is overeen gekomen dat de klant te maken heeft met te veel beperkingen om binnen twee tot drie jaar uit te stromen naar de arbeidsmarkt. Na de diagnosefase wordt de klant terug verwezen naar een reguliere klantmanager. Ook kan de klant gericht worden doorverwezen naar de reguliere hulpverlening. Meestal wordt een klant met veel beperkingen voor een 30
bepaalde tijd vrijgesteld van de arbeidsverplichting om in die tijd te werken aan de problemen. In enkele gevallen is het voorgekomen, dat klanten na deze periode alsnog terecht zijn gekomen in de caseload van ExIT. Als een klant niet wordt opgenomen in de caseload van ExIT, maakt het team een rapport met hierin uitgelegd waarom de klant ongeschikt is voor ExIT. Dit rapport (met de eventuele diagnostiek) komt in het dossier zodat de volgende klantmanager hiervan op de hoogte is. Met behulp van het rapport kan de volgende klantmanager gericht beleid maken voor de betreffende klant. Volgens de medewerkers van ExIT ervaren de reguliere klantmanagers de rapporten met diagnose en vervolgadvies als een meerwaarde. Dit wordt bevestigd door reguliere klantmanagers waarmee is gesproken voor de evaluatie. Na de selectiefase en diagnosestelling wordt een trajectplan geschreven.
2.5
Opstellen en uitvoeren van een trajectplan
In de casuïstiekbespreking bespreekt het team hoe de begeleiding van een klant eruit zal zien, welke medewerkers erbij betrokken zijn en welk tijdspad eraan verbonden zit. Ook stelt het team meteen vast wanneer de klant opnieuw wordt besproken in de casuïstiekbespreking. Het streven is om iedere klant een keer in de twee of maximaal drie maanden te bespreken om de voortgang erin te houden. De klantmanagers zetten een trajectplan op papier en bespreken dit met de klant. Het trajectplan geeft een overzicht van de aanpak van de problemen en een stappenplan voor het bereiken van het uiteindelijke doel; uitstroom naar werk. Het is belangrijk dat de klant weet wat er in het plan staat en dat hij/zij hier ook achter staat. Het is een document dat ondertekend moet worden. Er worden duidelijke afspraken gemaakt tussen deelnemer en klantmanager over wat ExIT te bieden heeft en wat de klant kan verwachten. Er zijn consequenties aan verbonden als de klant niet meewerkt aan het trajectplan. Hierna wordt het traject in gang gezet. In het begin is er frequent klantcontact; de eerste 2-3 maanden 1 keer in de week. In deze kennismakingsfase is het de bedoeling zoveel mogelijk over de klant te weten te komen en een werkrelatie op te bouwen. Hierna wordt de frequentie klantcontact vaak iets minder; 1 keer in de 3-4 weken. Dit is bij iedere klant verschillend. Als de klant eerst gesprekken dient te voeren met de psycholoog om te werken aan psychologische beperkingen, dan gaat de klantmanager hier niet tussen zitten. Pas als de gesprekken met de psycholoog zijn afgerond, gaat de klantmanager met de klant verder om zaken richting arbeidsmarkt te bespreken. In ieder geval is tijdens de begeleiding minimaal 1 keer in de maand klantcontact. De start van het traject is voor iedere ExIT-klant verschillend. De ene klant gaat bijvoorbeeld eerst gesprekken voeren met de psycholoog en een andere klant begint met de aanpak van schulden. Er wordt wel naar gestreefd om een paar interne hulptrajecten tegelijkertijd in gang te zetten (bijvoorbeeld tegelijkertijd aanpakken van schulden, regelen van de huisvesting en gesprekken 31
voeren met de sociaal-psychiatrisch verpleegkundige). Het is niet in alle gevallen mogelijk om meerdere interne hulptrajecten naast elkaar te laten lopen. Als de problemen ernstig zijn kan dit averechts werken op de resultaten. Het is belangrijk enerzijds te kijken naar de draagkracht van een klant (hoeveel kan iemand tegelijkertijd aan) en anderzijds naar de acuutheid van de problemen.
2.6
Omgang met persoonlijke belemmeringen voor uitstroom
Naast de maatschappelijk werkster spelen de psycholoog en de sociaal psychiatrisch verpleegkundige een belangrijke rol in het traject bij het aanpakken van problemen en belemmeringen. Zij proberen de aard en ernst van de psychische belemmeringen van een ExIT-klant zo goed mogelijk in kaart te brengen, stellen een diagnose vast en maken een behandelplan voor de hulpverlening. De hulpverlening door ExIT wordt getypeerd als arbeidshulpverlening. Dit betekent dat hulp altijd vanuit de insteek van werk en dagbesteding wordt verleend. De hulpverleners in team ExIT zijn medewerkers van Bavo Europoort en werken voor een deel ook op de manier die daar gebruikelijk is. De gestelde diagnoses worden geregistreerd bij Bavo Europoort. Net zoals reguliere hulpverleners hebben de hulpverleners van ExIT beroepsgeheim. Om deze reden beschikken de hulpverleners over eigen dossiers. Klantmanagers mogen deze dossiers nooit inzien. Zij krijgen alleen een samenvatting te zien, die in het SoZaWe-dossier wordt opgenomen. Zodra de klantmanager denkt dat gesprekken met één van de hulpverleners zinvol is voor de begeleiding van een klant, wordt het interne hulpverleningstraject in gang gezet. Vaak bestaat de kern van de vraag aan de hulpverleners eruit om de belemmeringen en mogelijkheden van een klant in kaart te brengen. De klantmanagers vullen een aanmeldingsformulier in en leggen kort de situatie van de klant uit. Hierna vindt de intake plaats en trachten de hulpverleners de gestelde vraag te beantwoorden. Voor het beantwoorden van de vraag is de diagnose belangrijk. Deze diagnose wordt niet altijd doorgegeven aan de klantmanager vanwege het eerder genoemde beroepsgeheim. De hulpverleners geven wel altijd gericht vervolgadvies en tips aan de klantmanager. In de beginfase van ExIT is door de hulpverleners gewerkt aan een netwerk met huisartsen in de deelgemeente. Voor de hulpverlening van ExIT zijn verwijsbrieven door de huisarts noodzakelijk. ExIT legt contact met de huisarts waarin zij uitleggen dat een klant van SoZaWe bij de begeleiding psychische hulpverlening nodig heeft en hiervoor een verwijsbrief nodig is (uiteraard alleen met toestemming van de klant). De klant hoeft dus niet eerst zelf naar de huisarts te gaan. Het is niet noodzakelijk om voor het eerste gesprek met de hulpverleners al over een verwijsbrief te beschikken. De verwijsbrief is belangrijk met het oog op de financiering. De psycholoog en de sociaal psychiatrisch verpleegkundige zijn gedetacheerd vanuit Bavo Europoort en voor de gedeeltelijke financiering vanuit AWBZ is het belangrijk om over verwijsbrieven te beschikken (zie hoofdstuk 5 voor meer informatie over de kosten van ExIT). De hoeveelheid gesprekken die de hulpverleners voeren verschilt per klant. Over het algemeen geldt dat de diagnose na ongeveer 3-4 gesprekken is afgerond (net zoals in de reguliere hulpverlening). Hierna is het verschillend hoeveel gesprekken er volgen, maar de maximum richtlijn 32
is in principe acht gesprekken. Dit is gebaseerd op de inschatting van de problematiek en de hierbij behorende behandeltijd die binnen arbeidshulpverlening valt. De richtlijn is in het leven geroepen om duidelijk te maken dat ExIT geen intensieve behandeltrajecten opstart die vele maanden of een jaar duren. Het principe van acht gesprekken is echter geen keiharde wet. Soms heeft een klant iets meer dan acht gesprekken nodig. Ook worden eventuele wachtlijsten naar een regulier langdurig hulpverleningstraject door ExIT overbrugd, zodat het gelegde contact en de opgebouwde vertrouwensband met de klant niet verloren gaan. Als een klant langdurige hulpverlening nodig heeft, wordt deze door de hulpverleners van ExIT doorverwezen naar de reguliere hulpverlening. Hiervoor hebben zij met name contact met de verschillende poli van Bavo Europoort. Zij melden klanten aan met het intakeverslag, zodat klanten niet opnieuw hun verhaal hoeven te vertellen. Naast de contacten met de diverse poli van Bavo Europoort hebben de hulpverleners een breed netwerk aan hulpverlenende instanties en huisartsen in het district. Als het gaat om hulpverlenende instanties verloopt het contact binnen team ExIT altijd via de psycholoog of de sociaal psychiatrisch verpleegkundige. ExIT laat geen interne en externe hulpverleningstrajecten naast elkaar lopen. Er wordt altijd bekeken of ExIT de behandeling van bepaalde problemen oppakt of dat een externe hulpverleningsinstantie voor de hulpverlening wordt ingeschakeld. Als blijkt dat een klant langdurige hulpverlening nodig heeft, dan wordt een vervolgplan gemaakt voor de externe hulpverlening van een klant. Vaak betekent langdurige hulpverlening ook dat de klant voor een jaar wordt vrijgesteld om actief te kunnen werken aan het opheffen van de belemmeringen. Als blijkt dat een klant langdurige hulpverlening nodig heeft, wordt de klant uit de caseload van ExIT overgedragen aan het reguliere district. De psycholoog en de sociaal-psychiatrisch verpleegkundige geven beide arbeidshulpverlening en binnen de arbeidshulpverlening zijn de verschillen tussen beide functies niet erg groot. Toch zijn er enkele verschillen. De relevante verschillen ten aanzien van de werkwijze van ExIT zullen kort worden beschreven; • De psycholoog doet onderzoek naar persoonlijkheid of intelligentie; • De sociaal-psychiatrisch verpleegkundige gaat als dat nodig is op huisbezoek. Zij bezoekt bijvoorbeeld mensen die te maken hebben met ernstige angstproblematiek en als gevolg hiervan nauwelijks het huis uit durven te gaan (en dus ook geen hulpverlening durven op te zoeken). Op deze manier krijgt de sociaal-psychiatrisch verpleegkundige een goed beeld van de sociale context waarin iemand leeft; • Een ander verschil tussen de werkzaamheden is gebaseerd op geslacht. Vrouwen die bijvoorbeeld trauma’s hebben opgelopen, worden meestal doorverwezen naar de sociaalpsychiatrisch verpleegkundige (v). In een groot deel van deze gevallen zijn de trauma’s namelijk ontstaan door mannen. Om dezelfde reden worden mannelijke klanten met agressieproblemen alleen doorverwezen naar de psycholoog (m). Volgens de hulpverleners beschikken de meeste ExIT-klanten over de motivatie om weer aan het werk te gaan. Vaak hebben zij geen idee wat hun mogelijkheden zijn. Ook hebben zij er weinig vertrouwen in dat het nog zal lukken, omdat ze vaak al jaren van teleurstelling en mislukking achter de rug hebben. Het is voor de hulpverleners belangrijk om een werkzame hulpverleningsrelatie op 33
te bouwen met de klanten. Het behandelplan sluit aan op mogelijkheden en belemmeringen van klanten en biedt perspectief op uitstroom naar arbeid. Hierbij moet goed rekening worden gehouden met de voorwaarden waaraan de baan moet voldoen (bijvoorbeeld geen baan met te veel vrijheid, of juist geen werk met een al te autoritaire baas). Als de voorwaarden zijn opgesteld gaat de acquisiteur op zoek naar een geschikte baan voor de klant. De kern van de hulp bestaat dus uit arbeidshulpverlening. Volgens de medewerkers durft een ruim deel van de uitkeringsgerechtigden die met (ernstige) psychische problemen te maken heeft, niet naar de officiële hulpverlening toe te stappen. Dit kan te maken hebben met een gebrek aan zelfvertrouwen of weinig vertrouwen in de behandelingen. Ook worden mensen soms afgeschrikt door de bureaucratische procedures bij de reguliere hulpverlening. Bij ExIT hebben klanten niet te maken met allerlei procedures die bij de reguliere hulpverlening wel een belangrijke rol spelen. De klant voert altijd gesprekken met dezelfde hulpverlener (geen tussentijdse wisselingen) en er zijn geen wachttijden. De hulpverlening door ExIT is dus laagdrempelig. De psycholoog uit het team heeft naast de hulpverleningswerkzaamheden nog een taak op zich genomen. De psycholoog geeft regelmatig deskundigheidstrainingen aan de medewerkers van ExIT. Op deze manier wordt het hele team steeds beter in het herkennen van (psychische) belemmeringen. Het is evenwel uitdrukkelijk niet de bedoeling dat klantmanagers veranderen in een soort hulpverlener. Het is volgens ExIT uitermate belangrijk dat iedere medewerker blijft werken vanuit haar/zijn eigen discipline. Uit bovenstaande tekst blijkt dat het stellen van een diagnose erg belangrijk is voor het verdere verloop van het traject van een ExIT-klant. Het stellen van een goede diagnose is niet altijd eenvoudig en kan in de praktijk om een redelijke tijdsinvestering vragen. In onderstaande casus wordt dit geïllustreerd. Ook komt de taakverdeling van de verschillende medewerkers uit het team duidelijk naar voren in deze casus.
Casusbeschrijving 1 Deelnemer is begin 2006 in de caseload van ExIT opgenomen. Na ongeveer een half jaar bleek dat deelnemer ongeschikt is voor ExIT. Na deze constatering is deelnemer doorverwezen naar de reguliere hulpverlening. Inzet maatschappelijk werkster - selectie van exit-klanten Deelnemer is een alleenstaande vrouw met een vierjarige dochter. Zij heeft kort geleden een uitkering aangevraagd in Rotterdam en heeft dus een dun dossier. Toch heeft de maatschappelijk in haar dossier aanknopingspunten gevonden voor ExIT. Uit het dossier werd duidelijk dat deelnemer beschikt over een opleiding. Zij solliciteert regelmatig en komt gemotiveerd over. Toch leiden alle sollicitaties tot niets. Op basis hiervan besloot de maatschappelijk werkster deze vrouw te selecteren voor ExIT.
34
Inzet klantmanager en acquisiteur – eerste gesprekken en diagnosefase Omdat uit het dossier bleek dat deelnemer gemotiveerd is om te werken, verzocht de klantmanager de acquisiteur om met de deelnemer te praten over werk. Uit dit gesprek kwam naar voren dat deelnemer te maken heeft met enkele beperkingen met betrekking tot de arbeidsmarkt. Deelnemer beschikt wel over een opleiding, maar niet over werkervaring. In Suriname heeft deelnemer een opleiding Electro gevolgd. Het werken met elektriciteit vond ze in de praktijk echter niet prettig. In het dagelijks leven zorgt deelnemer voor haar dochter. Tijdens het gesprek met de acquisiteur werd duidelijk dat haar dochter vrij druk is. Deelnemer gaf toe iets te toegeeflijk te zijn naar haar dochter toe. Haar dochter bepaalt eigenlijk hoe laat ze gaat slapen. Dat kan midden in de nacht zijn. Door de onregelmatigheden in haar leven heeft deelnemer medicijnen nodig om te kalmeren. Ook heeft ze 1 keer in de maand een afspraak bij de RIAGG voor ondersteuning. Op dit laatste is de acquisiteur niet verder ingegaan. Wel hebben ze gesproken over het creëren van structuur voor haar dochter, zodat deelnemer als het zover is op tijd uit bed kan om te werken. Ook moet kinderopvang worden geregeld als de deelnemer gaat werken. Ook de klantmanager voerde enkele gesprekken met de deelnemer. Hieruit kwam naar voren dat deelnemer veel schulden heeft. Hierover was zij in gesprek met een maatschappelijk werkster van het Leger des Heils. Tussentijds heeft ook de maatschappelijk werkster uit team ExIT met haar gesproken over de schulden. Hier is zij mee gestopt toen bleek dat mevrouw goed geholpen werd door het Leger des Heils. De klantmanager heeft verder gesprekken gevoerd over de maandelijkse afspraken met de RIAGG en de opvoeding van de dochter van de deelnemer. Na deze gesprekken kreeg de klantmanager het gevoel dat werk mogelijk nog best ver weg is voor deze vrouw. Aan de andere kant was deelnemer prima in staat zelf hulpverlening in te schakelen. Dat kon erop duiden dat ExIT weinig toegevoegde waarde heeft voor deze deelnemer. De klantmanager heeft contact gezocht met één van de hulpverleners uit het team met de gerichte vragen: ‘Is dit wel een exit-klant? Kan deze vrouw binnen ongeveer twee jaar aan het werk?’ Ook leek het de klantmanager goed dat deelnemer met een van de hulpverleners zou praten, omdat zij niet erg tevreden was over de hulpverlening die zij op dat moment ontving. Inzet hulpverlener De sociaal-psychiatrische verpleegkundige heeft twee intakegesprekken gevoerd met deelnemer. Na het eerste gesprek werd de spv al duidelijk dat ze te maken had met een emotioneel verwaarloosde vrouw die een zwaar leven achter de rug had. Het werd duidelijk dat deze vrouw niet geschikt is voor ExIT. Deelnemer heeft nog een lange weg te gaan, voordat ze weer een normaal dag-en-nacht ritme heeft opgebouwd en voordat ze zonder depressie en angst haar kind kan loslaten om aan het werk te gaan. Op basis van de gesprekken werd geconstateerd dat deelnemer ongeschikt is voor ExIT. De spv heeft contact gezocht met haar huidige behandelaar bij de RIAGG. Samen hebben zij gesproken over de vervolgbehandeling. Na de behandelingen bij de reguliere hulpverlening komt mevrouw wellicht wel in aanmerking voor de caseload van ExIT. 35
2.7
Het bemiddelen naar werk
In deze fase zijn de klanten overgebleven die in aanmerking komen voor de arbeidsmarkt. De acquisiteur speelt een belangrijke rol bij het vinden van mogelijke banen voor ExIT-klanten. De acquisiteur praat hiervoor veel met klantmanagers, heeft contacten met werkgevers en spreekt ook rechtstreeks met klanten zelf. Naast de werkzaamheden in team ExIT, vervult de acquisiteur dezelfde rol in het hele district. Zodra klantmanagers van mening zijn dat een ExIT-deelnemer stappen kan zetten richting de arbeidsmarkt, komt de acquisiteur in beeld. De acquisiteur zet samen met de klantmanager of de klant op een rij wat de klant in huis heeft aan kennis en vaardigheden. Er worden verschillende vragen gesteld. Moet er een certificaat worden behaald? Is de klant flexibel inzetbaar of juist niet? Soms moet er nog worden gewerkt aan de verwachtingen van een klant met betrekking tot de arbeidsmarkt. Er zijn bijvoorbeeld klanten die zich uitsluitend richten op één beroep. Bij deze klanten kan een beroepskeuzetest heel verhelderend werken, omdat hier altijd meer dan één beroep uitkomt. Er zijn ook klanten die totaal niet weten wat ze zouden willen doen op werkgebied. Hierbij probeert de acquisiteur meer te weten te komen over mogelijke interessegebieden door te vragen naar hobby’s, persoonlijke kenmerken en voorkeuren. Ook kan een intelligentietest verduidelijkend werken bij het bepalen van de mogelijkheden op de arbeidsmarkt. De beroeps- en intelligentietesten worden afgenomen door de psycholoog van het team ExIT. Over het algemeen geldt de regel dat WWB-klanten iedere maatschappelijk geaccepteerde baan moeten aannemen. Ook bij ExIT wordt niet uitgegaan van wensberoepen. Dit is vaak ook niet haalbaar wegens geen tot weinig opleiding en werkervaring. Er zijn wel uitzonderingen. Er worden bijvoorbeeld niet zonder meer klanten met een HBO-opleiding naar de tomatenpluk gestuurd. Van mensen met een wat hogere opleiding, wordt verwacht dat zij eerst zelf werk gaan zoeken. Hier worden zij bij begeleid en er zit een tijdspad aan vast (bijvoorbeeld 3-4 maanden). Als het dan nog niet is gelukt om werk te vinden, moeten deze deelnemers alsnog naar de tomatenpluk of de bouw. Voor sommige deelnemers wordt geprobeerd een combinatie van werk en studie te vinden, omdat zij hun opleiding net niet hebben afgerond. Op deze manier kunnen deze deelnemers de opleiding afmaken en hierin een vaste baan zoeken. Ook als een klant bijvoorbeeld een rijbewijs nodig heeft voor een baan als chauffeur, vergoedt ExIT een deel van de lessen en het eerste examen. Er is bij ExIT dus ruimte voor kortdurende gerichte scholing. Het algemene motto luidt als volgt; ExIT biedt klanten een opstap naar de arbeidsmarkt, maar er worden geen carrières voor klanten uitgestippeld. Dat moeten de deelnemers na uitstroom zelf doen. Belangrijk bij het werk als acquisiteur is het netwerk aan werkgevers in Rotterdam. Vanaf mei 2005 is de acquisiteur bij verschillende Rotterdamse bedrijven langs geweest om over ExIT te vertellen. Bedrijven kregen te horen dat ExIT zich richt op WWB-klanten die een opstap naar de arbeidsmarkt nodig hebben en de vraag was of hier ruimte voor kon worden gecreëerd. In de praktijk betekent dit dat bedrijven rekening moeten houden met extra begeleiding van uitgestroomde ExIT-klanten en vooral in het begin hanteren van mildere beoordelingscriteria. Door het netwerk van de acquisiteur krijgt ExIT momenteel veel vacatures binnen van allerlei bedrijven. Het netwerk biedt ook de mogelijkheid tot het regelen van stages. Soms is de acquisiteur of de werkgever van mening dat een klant eerst moet beginnen met een stage voordat hij/zij doorstroomt naar een echte baan. Dit 36
kan zijn omdat de klant na lange tijd weer aan het werk gaat. Ook is een stageperiode een goede manier voor de werkgever om te zien wat de klant nu daadwerkelijk aan capaciteiten in huis heeft. De acquisiteur treedt vaak op als bemiddelaar. Als er een geschikte vacature voor een ExIT-klant binnenkomt, stuurt de acquisiteur een cv van de klant naar de werkgever met hierbij een korte motivatie. Is de werkgever positief, dan volgt een sollicitatiegesprek. Door het netwerk heeft de acquisiteur ook de mogelijkheid om te bemiddelen voor een herkansing. Dit wordt geïllustreerd in onderstaand voorbeeld:
Voorbeeld 1: Een ExIT-deelnemer is enige tijd geleden voorgedragen voor een sollicitatiegesprek als schoonmaker. De klant is een 30-jarige vrouw en heeft geen werkervaring. Ze is wel heel gemotiveerd om te werken en enthousiast over het schoonmaakwerk. Ook is de klant communicatief sterk. ExIT maakte zich dus niet al te veel zorgen over het verloop van haar sollicitatiegesprek. Toch kregen zij een bericht van het bedrijf dat zij niet erg enthousiast waren over de deelnemer. Omdat het team wist hoe graag de deelnemer wil werken en hoe geschikt ze is voor de schoonmaakfunctie, heeft de acquisiteur gesproken met het bedrijf. Het resultaat van dit gesprek is een tweede kans voor mevrouw. Voordat dit tweede sollicitatiegesprek plaatsvindt, zal de deelnemers eerst een voorbereidend gesprek met de acquisiteur voeren. Hier had de klantmanager om gevraagd. Tijdens dit voorbereidende gesprek evalueren zij het eerste sollicitatiegesprek. Hieruit bleek dat mevrouw erg zenuwachtig was en hierdoor enorm had uitgeweid over medische klachten. Deze klachten waren eigenlijk helemaal niet zo ernstig, maar hierdoor kreeg het gesprek een negatieve wending. Vervolgens zet de acquisiteur samen met mevrouw op een rij wat wel en niet gunstig is om te vertellen bij het tweede sollicitatiegesprek. Ze maken hier samen een word-document van, zodat mevrouw zich thuis goed kan voorbereiden op het gesprek. Mevrouw is vervolgens goed voorbereid op het tweede gesprek verschenen en kreeg hierna te horen door te zijn naar de volgende ronde van de sollicitatieprocedure. De bedrijven uit het netwerk geven dus een terugkoppeling als een deelnemer op gesprek is geweest. Als het een moeilijk gesprek is geweest, hoeft dit niet te betekenen dat een klant meteen afvalt. Soms krijgen klanten na bemiddeling van ExIT een tweede kans. Het kan ook voorkomen dat ExIT de klant nog een tijdje in begeleiding neemt, om te werken aan bepaalde belemmeringen. Zoals uit bovenstaand voorbeeld blijkt, worden ExIT-klanten voorbereid op sollicitatiegesprekken. Toch is de acquisiteur van mening dat hier meer op kan worden ingezet.
37
Uitgestroomde ExIT-klanten komen veelal terecht in de volgende sectoren en beroepen: - Bouw - Zorg - Administratie (maar dit gebeurt zelden!) - Techniek - Stijgerbouw - Productiewerk - Logistiek (denk aan beroepen als heftruckchauffeur en orderpickers) Bij mogelijkheden voor uitstroom naar werk, wordt bij de aanwezigheid van partners altijd bekeken welke van de twee de meeste potentie heeft om uit te stromen. Vervolgens wordt de partner met de meeste kansen intensief begeleid richting de arbeidsmarkt. Ook wordt bij het zoeken van een baan zoveel mogelijk rekening gehouden met belemmeringen van klanten. Een baan als beveiliger wordt bijvoorbeeld vermeden als iemand psychische klachten heeft als gevolg van mishandeling. Er moet een goede match worden gevonden tussen een baan en een klant. De volgende casus illustreert hoe het team een baan heeft gevonden afgestemd op de persoonlijke belemmeringen van een klant.
Casusbeschrijving 2 Deelnemer is na anderhalf jaar begeleiding door ExIT uitgestroomd naar de arbeidsmarkt. Inzet klantmanager: eerste gesprekken / diagnose Deelnemer is door de maatschappelijk werkster geselecteerd voor de caseload van ExIT. Deelnemer is een man van middelbare leeftijd en oorspronkelijk afkomstig uit Mauritius. In Mauritius had deelnemer de basisschool en de middelbare school doorlopen. In Nederland heeft hij geen opleiding meer gevolgd, maar heeft zichzelf veel aangeleerd. Ook spreekt hij goed Nederlands. Voordat hij in de uitkering terecht kwam, heeft deelnemer gewerkt als administratief medewerker in een ziekenhuis. Voor deelnemer was het een baan met enige status. Het ging goed op werk tot hij werd beschuldigd van het stalken van een vrouwelijke collega. Dat is op een gegeven moment zodanig geëscaleerd dat deelnemer ontslagen is zonder ww-recht. Deelnemer diende hierna meteen een aanvraag voor bijstand in. Bij toekenning van de uitkering is een maatregel opgelegd (50% maatregel). Als gevolg hiervan is deelnemer meteen in een schuldensituatie terecht gekomen. De financiële problemen zijn dus begonnen bij het toekennen van de uitkering. Hiervoor heeft deelnemer nooit in de bijstand gezeten. In september 2006 kwam deelnemer terecht in de caseload van ExIT. Inzet psycholoog Deelnemer voerde gesprekken met de psycholoog van ExIT. In deze gesprekken ging het voornamelijk over zijn moeizame contact met vrouwen. Ook spraken ze over werk en de mogelijkheden om uitstroom naar arbeid te verwezenlijken. Na een stuk 38
of acht gesprekken was deelnemer klaar om aan het werk te gaan. Ook was duidelijk naar wat voor baan de acquisiteur op zoek moest gaan: eenvoudig administratief werk, weinig contact met vrouwen en het liefst bij een bedrijf met enige status. Werken bij een plantsoenendienst zou de deelnemer ook absoluut niet willen, door zijn gehechtheid aan status. Dit zou volgens de psycholoog zeker mislukken als ze dat toch zouden proberen. Inzet klantmanager en acquisiteur – zoeken naar mogelijke banen Op het moment dat de psycholoog klaar was met de sessies, heeft de klantmanager zeker twee keer per maand met de klant gesproken. De klantmanager en de acquisiteur gingen samen met de klant aan de slag met het zoeken naar geschikte banen. De acquisiteur heeft gekeken in zijn netwerk en de klantmanager heeft contact gezocht met het CWI. Ook de klant ging zelf actief op zoek naar vacatures. Bij een mogelijke functie werd de klant door de klantmanager begeleid bij het schrijven van sollicitatiebrieven. ExIT heeft tientallen vacatures voorbij zien komen die ongeschikt waren voor de deelnemer. Op een gegeven moment hebben ze een administratieve baan gevonden bij een computerbedrijf. Bijzonder aan dit bedrijf was dat er op de administratieve afdeling geen vrouwen werken. De deelnemer is op gesprek gegaan, kon zichzelf presenteren en heeft vervolgens de baan gekregen. Toen kreeg de klantmanager te horen dat de deelnemer zelf ook had gesolliciteerd als tramconducteur. Hij was hierbij toegelaten tot de cursus van enkele maanden voorafgaand aan het uitoefenen van de functie. Uiteindelijk heeft hij gekozen voor de administratieve functie. Bij deze functie kon hij meteen aan de slag, het salaris was beter en het computerbedrijf had een zekere status volgens hem. ExIT was ook blij met deze keuze, omdat contact met vrouwen in het beroep van tramconducteur geregeld voorkomt. De deelnemer is uitgestroomd per juni 2007. Uit bovenstaande casus valt op dat naast de acquisiteur en de klantmanager, ook de klant zelf actief op zoek ging naar een geschikte baan. Hierbij kan worden afgevraagd of de klant hierbij dan daadwerkelijk zoveel hulp nodig had. Hij was immers zelf in staat een baan te vinden. Dit punt is ook ter discussie gesteld door de projectleider van ExIT. Volgens de projectleider wordt de verantwoordelijkheid voor herstel en groei van de klant door het team nog te weinig bij de klant zelf gelegd. Het team neemt nog te veel deze verantwoordelijkheid over en hebben iets te veel de neiging om voor de klanten te zorgen. Dit terwijl de eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid van klanten steeds meer wordt benadrukt door SoZaWe.
2.8
Re-integratietrajecten
In de doelgroepomschrijving volgens ExIT in paragraaf 2.2 staat dat klanten voor hun deelname aan ExIT vaak al eerder trajecten hebben gevolgd zonder dat deze resultaat hebben geleverd. Op basis van kwantitatieve informatie kon niet worden achterhaald welk deel van de ExIT-klanten uit 2006 inderdaad mislukte trajecten achter de rug heeft. Wel is hierover gesproken met enkele medewerkers van team ExIT en enkele ExIT-deelnemers. 39
Volgens ExIT-medewerkers mislukken eerdere trajecten omdat voorafgaand aan het traject geen goede diagnose is gesteld. Hierdoor kon geen traject op maat worden geleverd. Reguliere klantmanagers kijken louter naar opleiding en werkervaring. Men kijkt niet naar de problemen en belemmeringen van een klant, die volgens ExIT structureel moeten worden aangepakt. Pas als problemen en belemmeringen zijn aangepakt kan men verder kijken naar mogelijkheden op de arbeidsmarkt. Volgens de medewerkers levert ExIT meer resultaat, omdat de beperkingen en mogelijkheden van de klant aan het begin van het traject in kaart worden gebracht. Bij ExIT is in tegenstelling tot reguliere klantmanagers meer kennis in huis om goed te kunnen kijken naar klanten. Wat ExIT beoogt te doen is goed onderzoeken wat de beperkingen en mogelijkheden van een klant zijn. Dat kost tijd en geld maar als dit zorgvuldig wordt gedaan, is de kans op een effectief vervolgtraject en een blijvend resultaat volgens de ExIT-medewerkers veel groter. Bij ExIT zitten de kosten aan het begin bij het onderzoek en wordt voorkomen dat men geld verspilt bij de behandeling en de aanpak. Voor klanten betekent dit volgens de medewerkers ook minder frustratie en als gevolg daarvan minder depressieve klachten, want ze worden niet keer op keer teleurgesteld door een mislukt traject. Naast besparing van frustratie, levert het volgens de ExIT-medewerkers ook een besparing op van tijd en geld. In hoofdstuk vijf van de rapportage wordt bekeken hoe de kosten per uitgestroomde deelnemer van ExIT zich verhouden tot de gemiddelde kosten van andersoortige trajecten. De medewerkers zijn over het algemeen niet erg positief over re-integratietrajecten. Dit beeld wordt bevestigd door de ExIT-klanten die zijn geïnterviewd voor het rapport (door gering aantal interviews niet representatief voor alle ExIT-klanten uit 2006). Volgens de respondenten wordt vaak niet goed gekeken naar wat een klant echt nodig heeft. Hierbij kan het voorbeeld worden genoemd van een assertieve gemotiveerde respondent die keer op keer naar een assertiviteitstraining werd gestuurd. Twee respondenten waren ontevreden over de manier waarop zij werden bejegend bij een reintegratietraject en zijn als gevolg daarvan afgehaakt. Opvallend is wel dat deze respondenten tevreden zijn over de bejegening door ExIT-medewerkers. Vrijwel alle geïnterviewde respondenten ervaren de begeleiding van ExIT als intensiever op het gebied van aandacht en gerichtheid op wegwerken van problemen.
2.9
Nazorg
ExIT heeft in haar methodiek opgenomen dat alle ExIT-klanten recht hebben op nazorg. De nazorg bestaat uit verschillende onderdelen: - Uitgestroomde ExIT-klanten hebben de mogelijkheid contact op te nemen met één van de medewerkers als zij hier behoefte aan hebben. Het komt geregeld voor dat uitgestroomde klanten erg moeten wennen aan hun nieuwe baan. Soms hebben zij dan behoefte aan een gesprek met één van de medewerkers. Verder wordt ExIT benaderd als er bijvoorbeeld problemen zijn met de werkgever; - Als klanten een baan hebben gevonden ten tijde van de behandelgesprekken bij de hulpverleners, wordt deze gesprekkencyclus na uitstroom afgemaakt; 40
-
De klantmanager of de acquisiteur onderhoudt contact met de klant of de werkgever, om te informeren hoe de stand van zaken is na de proeftijd; Het komt voor dat de psycholoog na drie maanden een afspraak maakt met een uitgestroomde klant, om te polsen hoe het gaat met de psychische klachten.
Als uitgestroomde ExIT-klanten herinstromen komen ze weer terug in de caseload van ExIT. Op deze manier kan de begeleiding van deze draaideurklanten meteen worden voortgezet. Binnen het team wordt gediscussieerd over de manier waarop de geboden nazorg kan worden verbeterd. Op dit moment wordt uitstromende klanten meegegeven, dat zij contact kunnen opnemen met één van de ExIT-medewerkers als er iets aan de hand is. Als de klant geen contact meer opneemt doet ExIT dat ook niet. In plaats hiervan zou het ook goed zijn om de nazorg te standaardiseren als onderdeel van het totaalpakket van ExIT. Er zouden dan drie vaste contactmomenten moeten zijn: als de klant op het punt staat van uitstromen, op het moment wanneer bepaald wordt of de klant wel of niet doorgaat na de proeftijd en aan het einde van het contract om te informeren of de klant een vast contract krijgt. Pas als iemand beschikt over een vast contract en geen problemen heeft, is sprake van volledige uitstroom uit de WWB.
2.10
Aansturing
Op het gebied van de voortgang van de begeleiding van klanten heeft de projectleider een belangrijke sturende taak. Er wordt volgens de projectleider gestuurd op zakelijkheid, doortastendheid en duidelijkheid. De projectleider ondervindt in de praktijk namelijk dat hulpverleners er snel toe neigen lang hulp te willen verlenen. Verder zijn klantmanagers vaak erg begaan met hun klanten. De projectleider houdt daarom steeds voor ogen dat er naast hulpverlening een zakelijke opdracht ligt en dat klanten binnen afzienbare tijd moeten uitstromen. Ook vindt de projectleider het belangrijk dat het team helder communiceert met klanten. De klant moet weten waar hij aan toe is en als klantmanager is het belangrijk je aan de afspraken te houden. De aansturing bestaat onder andere uit individuele gesprekken met medewerkers waarbij de caseload wordt doorgenomen. Het is de bedoeling dat deze gesprekken één keer in de twee maanden plaatsvinden. Verder wordt gestuurd in de casuïstiekbesprekingen, waarin nieuwe potentiële klanten worden besproken en de voortgang van klanten die in begeleiding zijn. Aansturing vindt volgens de projectleider ook dagelijks plaats. Zij fungeert als adviseur wanneer klantmanagers langskomen met vragen over de begeleiding van een bepaalde klant. Volgens de projectleider dragen de kleinschaligheid van het team, de korte lijnen en het feit dat de klantmanagers en hulpverleners vlak bij elkaar zitten, ertoe bij dat de aansturing van het team goed verloopt. De projectleider geeft aan weinig te sturen op informatie uit GWS of managementinformatie die ze aangeleverd krijgt. Er wordt weinig gestuurd op GWS, omdat het team hier weinig relevante informatie voor ExIT in kwijt kan. Het nieuw ingevoerde systeem RAAK biedt meer mogelijkheden voor de werkwijze van ExIT.
41
ExIT houdt de resultaten bij in een Excel-overzicht. Per maand wordt geregistreerd hoeveel klanten er uitstromen uit de uitkering en wat de reden van uitstroom is. Klanten stromen uit door werk, maar kunnen ook uitstromen als gevolg van een verhuizing, samenwonen met partner, etc. Ook wordt bijgehouden hoeveel ExIT-klanten herinstromen in de caseload.
2.11
Caseload ExIT
ExIT is in mei 2005 begonnen met een caseload van 45 per klantmanager. Als gevolg van diverse ontwikkelingen op het district is de caseload van ExIT steeds hoger geworden. In 2006 bestond de caseload uit 50 klanten en in 2007 is deze verhoogd tot 60. Er zijn enkele ExIT-medewerkers die werken met een gemengde caseload. Met een gemengde caseload wordt een caseload bedoeld waarin ExIT-klanten en niet-ExIT-klanten zijn opgenomen. Vanaf de start van ExIT is namelijk bekend gemaakt dat de klantmanagers uit de rest van het district ook van de expertise van ExIT gebruik kunnen maken als daar behoefte aan bestaat. Na een aarzelend begin werd duidelijk dat deze behoefte inderdaad aanwezig was. De volgende medewerkers hebben een gemengde caseload: de sociaal psychiatrisch verpleegkundige, de maatschappelijk werkster, de psycholoog en de acquisiteur. Allereerst wordt de gemengde caseload van de hulpverleners kort beschreven. Iedere klantmanager in district Feijenoord buiten team ExIT kan een consult aanvragen bij één van de hulpverleners. De vragen van de klantmanagers kunnen heel verschillend zijn. Het kan gaan om een diagnosestelling, een advies of een informatieverzoek over behandelingen in de reguliere hulpverlening. De hulpverleners nemen niet-ExIT-klanten soms wat langer in begeleiding voor behandelgesprekken, als externe hulpverlening op dat moment niet mogelijk is. Voor reguliere klantmanagers uit het district kan het dus bijzonder nuttig zijn om gebruik te maken van hulpverleners. Van sommige klanten wordt op deze manier voor het eerst duidelijk wat er nu precies aan de hand is. In het jaar 2006 lag de verhouding ExIT-klanten en niet-ExIT-klanten bij de hulpverleners op 80:20. Op dit moment (begin 2008) is de verhouding 50:50. Volgens de projectleider is dit te verklaren doordat de meeste klanten met beperkingen op district Feijenoord die redelijk bemiddelbaar waren nu zijn uitgestroomd. Het is de bedoeling dat ExIT binnenkort weer echte ExIT-klanten in de caseload krijgt vanuit district Oude Maas. Hierna zou de verhouding ExITklanten weer hoger moeten worden en het aantal niet-ExIT-klanten een stuk lager. Volgens de hulpverleners zijn er zeker verschillen tussen ExIT-klanten en klanten buiten ExIT. ExIT-klanten hebben weliswaar te kampen met beperkingen, maar met behulp van intensieve begeleiding dienen zij in staat te zijn om binnen twee jaar uit te stromen naar de arbeidsmarkt. Hierbij gaat het dus voornamelijk om arbeidshulpverlening (diagnoses stellen en een plan maken voor gerichte hulpverlening zodat een klant op termijn weer aan het werk kan). De niet-ExITklanten uit het district hebben dikwijls te maken met dusdanige problemen, dat uitstroom binnen twee tot drie jaar niet haalbaar is. Het gaat dan vaak om chronische psychische problemen. Klanten afkomstig uit het district worden regelmatig vrijgesteld van de arbeidsplicht, om met een gericht plan te werken aan de beperkingen. Voor sommigen betekent dit aanmelding bij de OKbank en voor anderen een traject volgen bij de reguliere hulpverlening. Naast de verschillen kan 42
het ook voorkomen dat een klant uit het district onverwachts over arbeidsperspectief blijkt te bezitten. Als dit het geval is, wordt de klant overgeplaatst naar ExIT. Ook de maatschappelijk werkster heeft een gemengde caseload. De verhouding hiervan is vanaf het begin ongeveer stabiel gebleven op 50:50. De maatschappelijk werkster helpt naast ExIT-deelnemers ook niet-ExIT klanten bij de aanvragen voor schuldhulpverlening en andere levensvragen als hier behoefte aan is. Bij de acquisiteur van ExIT is ook vanaf de beginperiode afgesproken dat zowel ExIT als reguliere klantmanagers van zijn expertise gebruik kan maken. Als reguliere klantmanagers hulp nodig hebben bij het vinden van banen dienen zij een aanvraag in bij de acquisiteur. Vanuit een methodisch oogpunt werd door de medewerkers opgemerkt dat het belangrijk is erop te letten dat wanneer een niet-exit klant een exit-klant wordt, deze zo snel mogelijk vanuit de reguliere caseload wordt overgeheveld naar de caseload van ExIT. Als een klant officieel in de caseload van ExIT is opgenomen, komt deze ook aan bod in de casuïstiekbespreking. Is dit niet het geval dan komen deze klanten niet aan bod in de casuïstiekbespreking en worden ook geen trajectplannen geschreven. In de toekomst is het dus zaak beter te registreren wie wel en geen ExIT-klanten zijn. Hierdoor wordt ook inzichtelijk wanneer ExIT een bijdrage aan de begeleiding van een niet-ExITklant heeft geleverd. ExIT heeft recentelijk aangegeven aan een nieuw registratiesysteem te werken.
2.12
Theorie versus praktijk
Tot nu toe is de theoretische werkwijze van ExIT beschreven. Alle stappen vinden hierbij keurig na elkaar plaats. De dagelijkse praktijk is grilliger. Dan kan het lastig zijn om alle stappen na elkaar af te lopen, wat goed geïllustreerd wordt door onderstaande casus. Onderstaande casus is tekenend voor de methodiek van ExIT, omdat in relatief korte tijd een traject is doorlopen. Op een andere manier is deze casus niet tekenend voor de methodiek, omdat de quickscan, casuïstiekbespreking en het opstellen van een trajectplan bij deze klant zijn overgeslagen. De reden hiervoor was in dit geval omdat het een zeer acute situatie betrof. Verder wordt in deze casus geïllustreerd dat zowel intern als extern intensief is overlegd.
Casusbeschrijving 3 Deze deelnemer is op dit moment in begeleiding bij ExIT en heeft de kans om binnenkort uit te stromen. Inzet klantmanager en maatschappelijk werkster – eerste gesprekken en schuldhulpverlening Deelnemer is overgedragen aan team ExIT door een klantmanager uit het poortteam. Het is een 38-jarige man van Antilliaanse afkomst. Bij de overdracht was bekend dat hij analfabeet is. Tot 1987 heeft hij op de Antillen gewoond. Hierna is hij met zijn ouders naar Nederland gekomen en heeft tot hun dood bij hen gewoond. Deelnemer heeft dus tot op latere leeftijd bij zijn ouders gewoond. In 1997 is hij aan het werk 43
gegaan bij de plantsoenendienst van de Roteb. Hij is een lening aangegaan van 5000 euro om zijn huis in te richten (nadat zijn ouders waren overleden). Helaas kreeg hij na 8 jaar Roteb eind 2005 ontslag naar aanleiding van een arbeidsconflict. Hij kon zijn lening als gevolg hiervan niet meer betalen, zijn spullen werden verkocht en hij is uit huis gezet. Sindsdien woont hij op kamers. Op het moment dat dit zich afspeelde, was hij nog niet in beeld bij SoZaWe. Eind 2007 leerde ExIT de deelnemer kennen, toen hij opnieuw uit zijn kamerwoning was gezet. Het ging om een acute situatie; deelnemer was dakloos. De klantmanager heeft meteen contact gezocht met Stichting Charlois. Via deze weg kwam deelnemer terecht in het woonhotel. In deze periode zag de klantmanager hem wekelijks, om ervoor te zorgen dat alles goed kwam met het woonhotel. Vervolgens werd gekeken naar de betalingsachterstanden van deelnemer. De klantmanager heeft een aantal schuldeisers nagebeld en deelnemer aangemeld bij de maatschappelijk werkster om schuldhulpverlening aan te vragen. Verder werd deelnemer aangemeld bij de hulpverleners, in verband met zijn analfabetisme en om zijn algehele functioneren meer helder te krijgen. Deelnemer is heel open over zijn analfabetisme. Verder is hij een rustige schuwe man. De klantmanager vond het nodig om er dicht bij te blijven. In het begin van de gesprekken leek de klant alles op de lange baan te schuiven en was zeer moedeloos, ‘het zal wel weer niet voor mij zijn weggelegd’. Maar na een tijd bouwden deelnemer en klantmanager een vertrouwensband op en in die tijd heeft ExIT hem zien opknappen in een man die blij is als hij er is en dankbaar alle hulp aanvaard. Dit werd volgens het team o.a. veroorzaakt door de aandacht die hij ontving van de medewerkers. Inzet hulpverlener Hierna kwam de sociaal-psychiatrisch verpleegkundige in beeld. Zij zou aan de gang gaan met de vraag van de klantmanager en bekijken of extra ondersteuning voor deze man nodig is, vooral met het oog op zijn analfabetisme. In december 2007 vonden de intakegesprekken plaats. Uit de gesprekken bleek dat deelnemer diverse keren groep drie van de basisschool heeft gedaan. Het lukte hem gewoon niet om te lezen en schrijven, en hier is verder ook nooit onderzoek naar gedaan. Hierna kwam de psycholoog in beeld om door middel van testen zijn IQ te bepalen en te bekijken of er sprake was van dyslexie. Dat was bij deze man overduidelijk het geval. Naast zijn dyslexie is de man ook zwakbegaafd. Dat verbaasde het team omdat deze man een aantal jaren redelijk heeft gefunctioneerd in de maatschappij. Dat laatste is dus ook een zeer positief punt van deelnemer. Hij heeft jarenlang zijn best gedaan om er het beste van te maken en zijn belemmeringen zo goed mogelijk verborgen te houden. Hier is hij ook redelijk goed in geslaagd voor een aantal jaren bij de Roteb. De belangrijkste beperking van deelnemer is, dat zijn vermogen tot leren uiterst beperkt is. Deelnemer kan onder voorwaarden bepaalde vormen van werk uitoefenen. Zaken omtrent financieel beheer moeten wel voor hem worden geregeld. In het verleden had hij zijn ouders nog die hem konden helpen, maar voor de toekomst moeten er zeker zaken worden geregeld.
44
Hierna is gericht gekeken naar mogelijkheden voor de toekomst. De spv heeft contact gezocht met Stichting MEE. Deze stichting heeft zich gespecialiseerd in de begeleiding van mensen met een verstandelijke beperking. Uiteindelijk is na overleg de toezegging gedaan dat de klant kan worden aangemeld. Binnen twee maanden zou een intake plaatsvinden. Daarna zou de stichting bekijken wie de klant structureel zal ondersteunen op het gebied van werk en financiën. Tot de intake bij Stichting MEE heeft ExIT ingezet op een andere begeleidende instantie; Hulp- en Informatiepunt. Deze instantie zal de deelnemer helpen met praktische zaken zoals het zoeken naar een woning, totdat Stichting MEE dat verder overneemt. Inzet acquisiteur De acquisiteur heeft samen met deelnemer een cv opgesteld. In het gesprek hebben ze het gehad over de aard van de werkzaamheden en omgang met collega’s. Dat zag er goed uit. Deelnemer was duidelijk trots op zijn vorige baan bij de plantsoenendienst. Verder heeft de acquisiteur gekeken naar persoonlijke eigenschappen. Deelnemer is rustig, vriendelijk, meegaand en gemotiveerd. Er is contact gelegd met Aanbeeld. Aanbeeld heeft veel werk beschikbaar in het groen. Ook kunnen zij zorgen voor stageplekken. De organisatie waar Aanbeeld de stageplekken regelt, werken met verstandelijk gehandicapten en mensen met andere beperkingen. Ook wordt gewerkt met jobcoaches. Hierna verliep de procedure als volgt; de acquisiteur heeft een cv opgesteld en gemaild naar de contactpersoon. Hierbij heeft de acquisiteur verteld over de mogelijkheden van de deelnemer en dat deelnemer graag een arbeidscontract wil voor het werken in de plantsoenendienst. Deelnemer was de eerste keer niet komen opdagen op het gesprek, want hij bleek de brief niet ontvangen te hebben. Hij heeft het bij post altijd zo geregeld, dat er een buurman of familielid in de buurt is die de brief kan voorlezen. Ook is aan de klant gevraagd om altijd zijn mobiel bij zich te hebben. Toch is de eerste afspraak mis gegaan. Deelnemer kreeg gelukkig een tweede kans en is vervolgens wel op gesprek gekomen. Het eerste gesprek ging goed en hij werd uitgenodigd voor een tweede gesprek. Het tweede gesprek ging minder goed. De mogelijke werkgever is toen begonnen over een stage, maar hier heeft deelnemer slechte ervaringen mee gehad in het verleden. De klantmanager heeft contact opgenomen met Aanbeeld, om duidelijk te maken dat deelnemer alleen de stage wil lopen, als hier mogelijk een arbeidsovereenkomst op volgt. Deze gesprekken lopen nu nog steeds. Als laatste heeft de klantmanager een wsw-aanvraag ingediend, om te zorgen voor latere en langere arbeidszekerheid. Hier was de klant positief over.
2.13
Deelconclusie
In het begin van dit hoofdstuk is kort ingegaan op de beoogde doelgroep van ExIT; het gaat om WWB-klanten die te maken hebben met belemmeringen, maar met intensieve begeleiding toch in staat moeten zijn om binnen twee tot drie jaar uit te stromen. Om dit doel te bereiken werkt ExIT met een multidisciplinair team volgens een eigen ontwikkelde methodiek. Deze methodiek kent verschillende stappen die uitgebreid beschreven zijn in dit hoofdstuk. 45
De selectieprocedure voor nieuwe ExIT-klanten kent verschillende stappen. Het valt op dat hierbij veel tijd wordt besteed aan het bestuderen van dossiers. Dit terwijl de meeste medewerkers uit het team aangeven dat de dossiers vaak weinig relevante informatie voor ExIT bevatten. Daarom kan worden afgevraagd waarom er zoveel tijd wordt geïnvesteerd in dossierstudie. Er zijn wellicht manieren om dit proces te versnellen. In de beschrijving van de methodiek is door middel van casusbeschrijvingen aangetoond hoe de aanwezigheid van hulpverleners duidelijkheid kan scheppen over mogelijkheden en belemmeringen van een klant. De aanwezigheid van hulpverleners in het team kan dus bevorderend werken voor de effectiviteit van een traject. Toch is door de medewerkers gewezen op een valkuil waar zij op bedacht moeten zijn. Een valkuil kan zijn dat klantmanagers van ExIT altijd op zoek gaan naar wat er mis is met klanten. Omdat er zoveel hulpverleners zijn, hebben de medewerkers al snel de neiging hier altijd gebruik van te willen maken. Hier moet men waakzaam op zijn. Het kan bijvoorbeeld voorkomen dat een klant een probleem heeft, maar hier zelf goed mee omgaat. Dan heeft ExIT soms de neiging te zeggen dat daar wel wat aan gedaan moet worden.
46
3
Bereik van ExIT 3.1
Inleiding
In hoofdstuk drie staat het bereik van ExIT centraal. In paragraaf 2.2 is een profiel geschetst van de beoogde doelgroep van ExIT. Nu is het interessant om te bekijken of dit klantenprofiel overeenkomt met de daadwerkelijk bereikte ExIT-klanten. Op basis van verschillende kenmerken wordt een vergelijking gemaakt met het hele klantenbestand van SoZaWe. Op deze manier onderzoeken we of de gemiddelde ExIT-klant andere kenmerken vertoond in vergelijking met de gemiddelde SoZaWe-klant. We bekijken twee soorten kenmerken van de bereikte doelgroep: - Algemene persoonskenmerken; - Persoonlijke problemen en belemmeringen.
3.2
Kenmerken van deelnemers op basis van de bestandsanalyse
In deze paragraaf bekijken we in hoeverre de beoogde doelgroep van ExIT in de praktijk daadwerkelijk is bereikt. Dit wordt gedaan door een beschrijving te geven van de algemene persoonskenmerken van ExIT-klanten uit 2006, waarvan in het algemeen bekend is dat ze van invloed zijn op de uitstroomkansen van klanten. De gegevens hiervoor zijn gebaseerd op GWS. Het ExIT-bestand bevat alle klanten die in 2006 in begeleiding zijn geweest bij ExIT. Dit zijn 237 klanten. De klanten die in 2006 een vrijstelling van de arbeidsplicht hadden, zijn uit het bestand verwijderd. Na deze selectie blijven er 227 klanten over. Zoals al eerder vermeld is de uiteindelijke caseload van ExIT de uitkomst van een selectie door de maatschappelijk werkster. Om te onderzoeken met wat voor klanten ExIT aan de slag is gegaan, wordt per algemeen persoonskenmerk een vergelijking gemaakt met het hele SoZaWe-bestand. In het SoZaWe-bestand zitten alle klanten uit de tien districten met een WWB uitkering met als peildatum december 2006. De 65+ers zijn uit het bestand verwijderd, net als de klanten die in 2006 een vrijstelling van de arbeidsplicht hadden. Na deze selectie blijven er 27874 klanten over. Geslacht Het eerste demografische kenmerk dat wordt beschreven is geslacht. Van de 227 klanten die in 2006 in begeleiding zijn genomen door ExIT, zijn er 5 waarvan de demografische kenmerken ontbreken. Er blijven dan dus 222 klanten over. Van deze 222 klanten is 56% man en 44% vrouw (zie tabel 1). De verdeling man-vrouw in de ExIT onderzoeksgroep is redelijk gelijk verdeeld. De mannen zijn licht in de meerderheid; er zijn 12% meer mannen dan vrouwen.
47
Tabel 1: Geslacht Geslacht
ExIT
SoZaWe
M
56%
43%
V
44%
57%
100%
100%
Totaal Bron: GWS
In vergelijking met het totale SoZaWe bestand zien we dat hier het omgekeerde geldt. Hier zijn de vrouwen juist in de meerderheid; er zijn 14% meer vrouwen dan mannen. In vergelijking met het totale SoZaWe-bestand heeft ExIT dus meer mannen in de caseload.
Leeftijd Het volgende demografische kenmerk is leeftijd. In figuur 1 kunnen we aflezen dat de leeftijd van de ExIT klanten zeer uiteen loopt. De jongste ExIT-klant is 20 jaar oud en de oudste is 56 jaar. De gemiddelde leeftijd van de groep is 33 jaar en 24-jarigen komen het vaakst voor in het ExIT bestand.
Figuur 1: Leeftijd ExIT 2006
Frequency
20
15
10
5
0 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 54 55 56
Leeftijd in jaren
Uit figuur 1 blijkt verder dat 5% van de onderzoeksgroep van ExIT ouder is dan 45 jaar. Dit is gezien de profielomschrijving van de doelgroep, waarin is opgenomen dat ExIT geen klanten ouder dan 45 jaar in begeleiding neemt enigszins opvallend, maar er is wel een verklaring voor. Zoals beschreven in paragraaf 2.5 hanteert de maatschappelijk werkster bij de selectie van ExIT-klanten enkele criteria. Een van de criteria is de leeftijdgrens tot 45 jaar en een ander criterium is motivatie. Als iemand veel motivatie heeft om weer aan het werk te gaan, dan wordt wel eens een uitzondering gemaakt als de klant ouder is dan 45 jaar en formeel dus eigenlijk niet thuis hoort in het ExIT-klantenbestand. Ook zijn bij wisselingen van klantmanagers in het ExIT-team (hierbij kwam een klantmanager uit een regulier team terecht in het ExIT-team), een aantal oudere reguliere klanten die op het punt van uitstromen stonden meegenomen, omdat de betreffende klantmanager het traject graag zelf wilde afronden. Wat verder opvalt aan figuur 1, is dat 11% van
48
de ExIT-deelnemers jonger is dan 25 jaar. Er zitten ook enkele deelnemers bij die jonger zijn dan 23 jaar. Normaal gesproken horen klanten jonger dan 23 jaar thuis in het jongerendistrict. De verklaring voor het feit dat enkele deelnemers jonger zijn dan 23 jaar is dat dit partners zijn geweest van klanten (hoofdaanvrager) die wel ouder zijn dan 23 jaar. Tabel 2: Vergelijking leeftijd ExIT
SoZaWe Totaal
Gemiddelde leeftijd
33
41
Modus
24
42
Bron: GWS
Uit tabel 2 kunnen we afleiden dat de gemiddelde leeftijd in het totale SoZaWe-bestand hoger is dan die van ExIT. Ook de modus (leeftijd die het vaakst voorkomt in het bestand) ligt bij het totale SoZaWe-bestand een stuk hoger dan die van ExIT. De leeftijdgrens van 45 jaar die ExIT hanteert speelt hier uiteraard een rol bij. Opleiding Het derde demografische aspect waar we naar kijken is het opleidingsniveau van de klanten. Uit onderstaande tabel kunnen we opmaken dat de meeste ExIT-klanten (38%) een opleiding op basisniveau hebben afgerond. 36% heeft een opleiding op VBO/VMBO niveau gevolgd en 9% heeft een opleiding op MBO/HAVO/VWO-niveau afgerond. Er zijn 19 klanten (9%) die geen beschikking hebben over een basisopleiding. Dan is er nog een kleine groep die een HBO-opleiding (3%) heeft gevolgd en slechts 1% van de klanten heeft een universitaire opleiding afgerond. Tabel 3: Opleiding Opleidingsniveau
ExIT
SoZaWe
9%
18%
Basisniveau
38%
33%
VBO/MBO
36%
29%
MBO/HAVO/VWO
9%
9%
HBO
3%
2%
WO
1%
1%
Onbekend
1%
6%
Niet van toepassing
2%
2%
100%
100%
Geen basisopleiding
Totaal Bron: GWS
Als vervolgens wordt gekeken naar het opleidingsniveau van SoZaWe-klanten zien we dat deze gemiddeld lager is. Er zijn in vergelijking met ExIT meer klanten die geen basisopleiding hebben afgerond. Ook is het aantal SoZaWe-klanten die wel een opleiding heeft gevolgd procentueel gezien iets lager dan die van ExIT. Het verschil is het grootst bij klanten die een opleiding hebben gevolgd op VBO/MBO-niveau (ExIT 36%, SoZaWe 29%).
49
Etniciteit In onderstaande tabel wordt de etnische afkomst van ExIT- en SoZaWe-klanten beschreven. Van 12% van de ExIT-klanten was niet bekend tot welke etniciteit zij behoren. Voor de SoZaWe-klanten was dit voor slechts 1% onbekend. Tabel 4: Etniciteit volgens cbs-indeling (cos) Etniciteit
ExIT
SoZaWe
Autochtonen
15%
32%
Surinamers
14%
14%
Antillianen
11%
9%
3%
3%
Turken
28%
10%
Marokkanen
Kaapverdianen
19%
11%
Overige EU-landen
2%
4%
Overige westerse landen
1%
4%
10%
13%
100%
100%
Overig niet-westerse landen Totaal Bron: GWS
Uit bovenstaande tabel kunnen we afleiden dat bijna een derde van de ExIT-klanten behoort tot de Turkse etniciteit. Hierna volgen de Marokkanen met 19% en op de derde plaats staan de autochtonen met 15%. De Kaapverdianen (3%) en de klanten afkomstig uit overige westerse landen (1%) vormen de kleinste groep. De verdeling van de etniciteit ziet er bij het totale SoZaWe-bestand iets anders uit. De autochtonen vormen hierbij de grootste groep met 32%. Hierna komen de Surinamers met 14% en op de derde en vierde plaats staan respectievelijk de Marokkanen (11%) en de Turken (10%). Een overeenkomst is dat ook bij het totale SoZaWe-bestand de Kaapverdianen de kleinste groep vormen (3%).
Gezinssituatie In onderstaande tabel wordt de gezinssituatie beschreven van de ExIT- en SoZaWe-klanten die in 2006 in begeleiding zijn geweest.
50
Tabel 5: Gezinssituatie 2006 ExIT
SoZaWe
Alleenstaand
41%
46%
Eenoudergezin
27%
34%
Paar zonder kinderen
14%
6%
Paar met kinderen
18%
14%
100%
100%
Totaal
Uit de tabel kunnen we aflezen dat het grootste deel van de ExIT klanten (41%) alleenstaand is. Iets meer dan een kwart behoort tot de categorie eenoudergezin en bijna een vijfde behoort tot de groep paar met kinderen. De kleinste groep (14%) kan omschreven worden als paar zonder kinderen. Als de twee groepen met elkaar worden vergeleken, zien we dat de gezinssituaties redelijk met elkaar overeen komen. Ook in het totale SoZaWe-bestand bestaat de grootste groep uit alleenstaanden (46%), gevolgd door eenoudergezinnen (34%). Hierna volgt net als bij ExIT de groep paar met kinderen (14%) en de paren zonder kinderen zijn ook bij het totale SoZaWebestand in de minderheid (6%). Bij ExIT zijn in vergelijking met SoZaWe wel meer paren zonder kinderen in begeleiding geweest.
3.3
Uitkeringsduur
Uit de beleidsstukken van ExIT blijkt dat zij zich richten op klanten die langer dan drie jaar een WWB-uitkering ontvangen. Onderstaande tabel toont de uitkeringsduur van ExIT-klanten uit 2006. Tabel 6: Uitkeringsduur ExIT 2006 Uit de tabel kunnen we aflezen dat 51% van de ExITklanten korter dan drie jaar een WWB-uitkering ont0 28% vangt. Bijna 30% van de ExIT klanten uit 2006 zit 1 14% korter dan een jaar in de uitkering. Dit is gezien de 2 9% doelgroepomschrijving uit paragraaf 2.1 een opval3 6% lend hoog percentage. Een verklaring hiervoor is de gehanteerde selectieprocedure door ExIT. Zoals 4 5% eerder vermeld bepaalt de maatschappelijk werkster 5 5% van ExIT wie geselecteerd wordt als deelnemer van 6 7% ExIT. Uitkeringsduur is geen criterium bij deze 7 4% selectie. De maatschappelijk werkster krijgt de dos8 9% siers binnen van alle B-klanten die een uitkering 9 14% krijgen toegewezen op district Feijenoord. Hierbij Totaal 100% wordt niet gecheckt of een klant eerder een uitkering heeft ontvangen en of dit alles bij elkaar drie jaar of langer is geweest. 49% van de klanten ontvangt wel drie jaar of langer een WWB-uitkering. Uitkeringsduur in jaren
Procent
51
Als we de gemiddelde uitkeringsduur van ExIT vergelijken met de hele dienst, dan zien we dat SoZaWe-klanten gemiddeld langer in de uitkering zitten. Tabel 7: Gemiddelde uitkeringsduur ExIT en SoZaWe Uitkeringsduur in jaren
3.4
ExIT
SoZaWe
3,4
7,1
Karakterisering van de problemen van deelnemers ExIT verkenning
In paragraaf 3.2 zijn de persoonlijke kenmerken beschreven waarvan in het algemeen bekend is dat ze van invloed zijn op de uitstroomkansen van klanten. Er is echter nog niet gekeken naar een kenmerk dat volgens de doelgroepomschrijving in paragraaf 2.1 belangrijk is: het aantal mogelijke belemmeringen tot de arbeidsmarkt en de psychische problemen waar ExIT-klanten mee te maken hebben. ExIT richt zich op klanten met beperkingen. In deze en de volgende paragraaf wordt beschreven wat deze beperkingen zijn. Hierbij wordt gebruik gemaakt van twee gegevensbronnen. In deze paragraaf zal een verkenning op basis van GWS worden uitgevoerd. Volgens de medewerkers van ExIT kan een aanzienlijk deel van de problemen niet geregistreerd worden in GWS, omdat hiervoor geen optie aanwezig is (bijvoorbeeld psychische problemen). Er is wel een optie overig aanwezig in GWS als keuzemogelijkheid bij het registeren van belemmeringen, maar hier hebben de ExIT-medewerkers niet consequent voor gekozen om bijvoorbeeld psychische klachten onder te brengen. Een deel van het team heeft er in plaats daarvan voor gekozen om niets in te vullen bij beperkingen. Omdat medewerkers van ExIT hebben aangegeven beperkingen niet consequent te registeren in GWS, moet deze paragraaf echt beschouwd worden als een eerste verkenning. In de volgende paragraaf worden de beperkingen van ExIT-klanten nogmaals gepresenteerd, maar dan op basis van dossieronderzoek en interviews met ExIT-medewerkers. Dit laatste dient dan ook beschouwd te worden als een verdieping. In onderstaande tabel is voor de klanten die in 2006 door ExIT en SoZaWe in begeleiding zijn genomen uiteen gezet of zij te maken hebben met belemmeringen en wat de hoeveelheid hiervan is. Tabel 8: Aantal belemmeringen ExIT en SoZaWe 2006 Hoeveelheid belemmeringen
ExIT
SoZaWe
Geen belemmeringen
41%
28%
Een belemmering
32%
25%
Twee belemmeringen
25%
43%
Drie belemmeringen
2%
4%
100%
100%
Totaal Bron: GWS
52
Als we kijken naar tabel 8 valt meteen op dat 41% van de ExIT-deelnemers blijkens GWS geen belemmeringen heeft. Dit percentage ligt een stuk lager voor de hele dienst (26%). Iets meer dan een derde van ExIT heeft te maken met één belemmering en meer dan een kwart met twee belemmeringen. In vergelijking met heel SoZaWe zien we dat het percentage klanten met één belemmering iets lager ligt dan ExIT, maar het percentage klanten dat te maken heeft met twee belemmeringen, ligt weer een stuk hoger dan ExIT. Een zeer klein percentage (2%) van de ExITklanten heeft te maken met drie belemmeringen. Bij de SoZaWe-klanten is dit iets hoger, maar dat scheelt weinig (5%). Op basis van de gegevens uit tabel 8 heeft de gemiddelde SoZaWe-klant meer geregistreerde beperkingen in vergelijking met ExIT-klanten. In de volgende tabel wordt bekeken wat voor soort belemmeringen voorkomen onder de onderzochte klanten. Tabel 9: Belemmeringen ExIT en SoZaWe 2006 Beperkingen
Beperking 1
Beperking 2
ExIT
SoZaWe
ExIT
Geen
46%
29%
63%
39%
Medische aard
13%
30%
7%
15%
Andere sociale aard
14%
9%
6%
14%
Verzorging kind
15%
10%
9%
5%
Andere reden
10%
21%
12%
27%
2%
1%
2%
1%
100%
100%
100%
100%
Onbekend Totaal
SoZaWe
Bron: GWS
Na analyse van de cijfers bleken er weinig gegevens beschikbaar te zijn voor beperking drie. Daarom baseren we onze analyse alleen op de eerste twee beperkingen. De beperkingen die het meeste voorkomen onder ExIT-klanten hebben te maken met de verzorging van één of meerdere kinderen. Hierna volgen de beperkingen van medische of andere sociale aard. Op dienstniveau zien we een ander beeld. Beperkingen van medische aard komen het meest voor, gevolgd door beperkingen onder de noemer ‘andere reden’. Op de derde plaats staan beperkingen die te maken hebben met de verzorging van één of meerdere kinderen, gevolgd door klachten van andere sociale aard. Als de belangrijkste beperking wordt gecombineerd met geslacht, zien we dat meer dan twee keer zoveel mannen als vrouwen geen belemmeringen hebben. Verder zien we dat meer mannen dan vrouwen te maken hebben met belemmeringen van medische of (andere) sociale aard. Voorts valt op dat bijna alleen vrouwen te maken hebben met de verzorging van een of meer kinderen. Op basis van GWS kan geconcludeerd worden dat minder problemen staan geregistreerd bij ExITklanten in vergelijking met SoZaWe-klanten. In de volgende paragraaf bekijken we of de gegevens
53
uit het dossieronderzoek en interviews met medewerkers een ander licht werpen op de problemen en beperkingen van ExIT-klanten. Dit is, gezien de eerder genoemde beperkingen van registratie in GWS, noodzakelijk om een goed beeld te krijgen van de belemmeringen van ExIT-klanten.
3.5
Karakterisering van de problemen van deelnemers ExIT - verdieping
Voor het dossieronderzoek zijn 41 SoZaWe-dossiers bestudeerd. De dossiers bevatten allerlei informatie over een klant. Deze informatie kan verschillend van aard zijn, mede door het feit dat veel WWB-klanten in de loop der tijd diverse klantmanagers hebben gehad. Bij dit dossieronderzoek gaf vooral het dossierdeel aangemaakt door de ExIT-medewerkers een duidelijk beeld van de mogelijkheden en belemmeringen van ExIT-klanten. Het dossierdeel voorafgaand aan de begeleiding door ExIT is, zoals de ExIT-medewerkers eerder vermelden, voornamelijk financieel van aard. In enkele gevallen is het dossieronderzoek aangevuld met gegevens uit quikscans en trajectplannen. De quickscan is een instrument ontwikkeld door ExIT. Het bestaat uit een formulier dat de klantmanagers invullen aan de hand van het eerste gesprek met een (potentiële) ExIT-klant. In dit formulier worden bepaalde kenmerken van de klant, zoals lichamelijke beperkingen/klachten en psychische problemen in kaart gebracht. In het trajectplan staat aangegeven welke acties worden ondernomen om een klant uiteindelijk weer aan het werk te krijgen, en welke personen uit het ExIT-team hierbij betrokken zijn. De quickscan en het trajectplan waren helaas niet voor iedere klant beschikbaar, omdat beide instrumenten in 2006 zijn ontwikkeld en toen nog niet systematisch werden gehanteerd. Voor het dossieronderzoek zijn 41 (willekeurig getrokken) dossiers bestudeerd van drie verschillende groepen: - ExIT-klanten die in 2006 zijn uitgestroomd (17 dossiers); - ExIT-klanten die sinds 2006 in de caseload zitten en in september 2007 nog niet zijn uitgestroomd (14 dossiers); - ExIT-klanten die retour zijn gegaan naar het district (regulier team) wegens te veel beperkingen (10 dossiers). Bij het bestuderen van de dossiers is gekeken met wat voor soort beperkingen en problemen ExITklanten te maken hebben. In onderstaande tabel wordt het aantal belemmeringen uiteen gezet: Tabel 10: Dossieronderzoek: aantal belemmeringen ExIT 2006 Aantal belemmeringen 0 1 2 3 4 5 Totaal Bron: dossieronderzoek ExIT
54
% 3% 17% 34% 29% 12% 5% 100%
Als we kijken naar het aantal belemmeringen per klant uit het dossieronderzoek, dan zien we dat 34% te maken heeft met twee belemmeringen. Bijna een derde van de groep heeft te maken met drie belemmeringen. 17% heeft te maken met één belemmering en 12% met vier belemmeringen. Een kleinere groep (5%) heeft te maken met vijf belemmeringen en een zeer laag percentage (3%) uit de bestudeerde groep heeft geen belemmeringen. De resultaten uit tabel 10 zijn zeer opvallend,
omdat het een heel ander beeld geeft dan tabel 9 die gebaseerd is op gegevens uit GWS. Op basis van het dossieronderzoek hebben ExIT-klanten met veel meer beperkingen te maken, in vergelijking met de gegevens uit GWS. In de volgende tabel worden de soort belemmeringen gepresenteerd op basis van het dossieronderzoek: Tabel 11: Dossieronderzoek: soort belemmeringen ExIT 2006 Belemmering
Nee
Ja
Psychische beperkingen
41%
59%
Schulden
46%
54%
Lichamelijke beperkingen
56%
44%
Justitie
68%
32%
Verzorging kind
80%
20%
Taal
83%
17%
Overig
85%
15%
Bron: dossieronderzoek ExIT
Uit tabel 11 blijkt dat bijna zestig procent van de bestudeerde klanten te maken heeft met psychische klachten. Op de tweede plaats staan schulden; 54% van de klanten heeft hiermee te maken. Deze twee belemmeringen komen het vaakst voor. Op de derde plaats staan lichamelijke beperkingen; 44% van de ExIT-klanten uit het dossieronderzoek hebben hiermee te maken. Iets meer dan een derde is in aanraking geweest met justitie. Dit vormt niet alleen een belemmering bij het vinden van een baan. Uit de dossiers blijkt dat het vaak lastig is om het leven weer op de rails te krijgen na een detentieperiode. Ook leidt een periode in detentie vaak tot schulden, omdat kosten zoals huur, gas en licht worden afgeschreven, terwijl er geen inkomsten binnenkomen. Een vijfde van de bestudeerde dossiers heeft te maken met de verzorging van een of meerdere kinderen. Dit kan een belemmering vormen voor uitstroom naar (full-time)werk. Ook kan sprake zijn van opvoedingsproblemen. 17% van de bestudeerde groep heeft te maken met taalproblemen. Het kleinste deel van de groep (15%) heeft te maken met belemmeringen die vallen in de categorie overig. Denk hierbij bijvoorbeeld aan leeftijd of verslavingsproblematiek. Zoals al eerder aangegeven is ook met verschillende ExIT-medewerkers gesproken over de kenmerken van de doelgroep. Ook de hulpverleners schetsen een ander beeld van de problematiek van ExIT in vergelijking met het beeld afkomstig uit GWS. Dat een vrij groot deel van de ExITklanten te maken heeft met psychische klachten en schulden, wordt door alle hulpverleners uit het ExIT-team bevestigd. Het eerste is niet zo verwonderlijk, omdat het hebben van psychische klachten een selectiecriterium is geworden van ExIT. In de beginfase van ExIT is ervoor gekozen om hulpverleners (psycholoog, sociaal-psychiatrisch verpleegkundige, maatschappelijk werkster) op te nemen in het ExIT-team, omdat bleek dat een deel van de klanten te maken heeft met psychische klachten. Hierna is het hebben van psychische klachten een selectiecriterium geworden, omdat bij ExIT hulpverleners zitten die hier gericht bij kunnen helpen.
55
Onderstaande beschrijvingen illustreren enkele ExIT-klanten met belemmeringen: Interview 1 - ExIT-klant nog in begeleiding Algemene beschrijving: Respondent is een man tussen de 40 en de 50 jaar oud en is al langer dan 20 jaar klant bij SoZaWe. Hij heeft een kind maar woont niet meer samen met de moeder. Respondent heeft een turbulent leven achter de rug, waarin criminaliteit een grote rol heeft gespeeld. Hij heeft dan ook een flink detentieverleden. Respondent heeft het criminele circuit inmiddels vaarwel gezegd, maar zijn vrouw en jonge zoon zitten nog steeds in deze wereld. Hij maakt zich zorgen om zijn zoon en heeft pogingen gedaan hem uit dit criminele milieu te halen, maar de poging hiertoe mislukte omdat hij werd opgepakt wegens ontvoering. Op dit moment ziet hij zijn zoon af en toe. Respondent heeft nooit echt een opleiding gevolgd, maar kan goed met zijn handen werken. Regulier heeft hij korte perioden gewerkt als klusser. Respondent heeft eerder reintegratietrajecten gevolgd, maar hier was hij niet over te spreken. Hij was zeer ontevreden over de manier waarop klanten daar werden bejegend en is op een gegeven moment niet meer komen opdagen. Nu probeert respondent zijn leven steeds meer op orde te krijgen. Hij zegt hierbij veel hulp te krijgen van de klantmanager van ExIT. Daarom wil hij ook absoluut geen andere klantmanager. Respondent is op dit moment bezig met zijn rijbewijs en probeert zijn huis op orde te krijgen. Ook heeft hij gesprekken gevoerd over een baan als klusser waar hij binnenkort mee gaat beginnen. Belemmeringen • Flink detentieverleden; • Ontvangt al heel lang een uitkering; • Zeer weinig reguliere werkervaring; • Moeilijk in de omgang, is snel agressief. Interview 2 - ExIT-klant terug naar het district wegens te veel belemmeringen Algemene beschrijving Respondent is een 30-jarige Afrikaanse vrouw. Op haar vijftiende is ze naar Nederland gekomen, waar ze de huishoudschool heeft afgerond. Verder heeft ze geen opleiding meer gevolgd. Na haar schooltijd is respondent getrouwd. Het was een zeer onstabiel huwelijk; respondent werd meerdere malen mishandeld door haar man en er was veel ruzie. Zij hebben samen een dochter gekregen. Een aantal jaren geleden werkte respondent samen met haar man in de horeca. In het begin ging dit goed en het werken beviel respondent goed. Maar op een gegeven moment mocht zij niet meer werken van haar man. Hij leed aan extreem jaloerse buien en verdacht haar van allerlei zaken. De ruzies en mishandelingen werden steeds erger en in deze situatie groeide hun dochter op. Op een gegeven moment was respondent het zat en besloot in 2000 van haar man te scheiden en met haar dochter van Amsterdam te verhuizen naar Rotterdam. Ze zocht een huis en vroeg een uikering aan. De contacten met SoZaWe verliepen goed. Met haar dochter ging het echter helemaal niet goed. De scheiding van haar ouders en de herinneringen van de vele ruzies
56
tussen haar ouders hadden littekens achtergelaten. De situatie kwam tot een climax toen haar dochter naar aanleiding van een door haar gemaakte schokkende tekening op school werd aangemeld bij Jeugdzorg. Jeugdzorg heeft haar vervolgens opgehaald. Volgens respondent wil haar dochter niet meer bij haar wonen. De band tussen moeder en dochter is niet goed. De dochter van respondent verblijft op dit moment in een opvangtehuis. Respondent bezoekt haar hier wekelijks en zegt dat haar dochter het daar naar haar zin heeft. Toen respondent werd overgedragen aan ExIT speelde de situatie met haar dochter. De klantmanager heeft haar hier zo goed mogelijk mee geholpen en ze hebben regelmatig gesprekken gevoerd. Respondent is zeer tevreden over dit contact en de hulp die haar toen is geboden. Het traject bij ExIT is gestopt bij de intakefase. Omdat respondent in die tijd te maken had met allerlei problemen met haar dochter en werken nog ver weg leek te zijn, besloot de klantmanager haar over te dragen aan een regulier team. Volledige uitstroom naar werk binnen twee tot drie jaar was volgens ExIT hoogstwaarschijnlijk niet haalbaar en dus paste respondent niet in de caseload van ExIT. Het laatste wat ExIT voor respondent heeft gedaan is een opleiding zoeken waarbij ze beter leert praten en schrijven. Ook heeft ExIT ervoor gezorgd dat respondent een sollicitatiecursus gaat volgen. Belemmeringen • Bijna geen opleiding; • Beperkte mondelinge en schriftelijke vaardigheden; • Weinig werkervaring; • Problemen met het contact en de opvoeding van haar dochter; • Psychische en medische klachten ten gevolge van mishandeling.
3.6
Deelconclusie
ExIT heeft in 2006 de doelgroep bereikt die werd beoogd; WWB-klanten die te maken hebben met belemmeringen en tegelijkertijd beschikken over een zekere mate aan uitstroompotentieel. ExIT scoort in vergelijking met het SoZaWe-bestand gunstiger op persoonskenmerken die in algemene zin uitstroomkansen positief beïnvloeden (geslacht, leeftijd, opleiding en uitkeringsduur). Tegelijkertijd blijkt uit de dossieranalyse dat deze ‘gunstige’ kenmerken samengaan met het voorkomen van meervoudige persoonlijke problemen, die naar inschatting van de ExIT-medewerkers opgelost moeten worden alvorens uitstroom feitelijk mogelijk is.
57
4
Resultaten van ExIT 4.1
Inleiding
In dit hoofdstuk worden de resultaten van de klanten die in 2006 in begeleiding zijn geweest bij ExIT beschreven. De peildatum voor het vaststellen van de resultaten is september 2007. De uitstroomresultaten van ExIT worden vergeleken met een selectie van klanten uit district Charlois in dezelfde periode. District Charlois is uitgekozen voor de resultaatvergelijking, omdat de populatie redelijk overeenkomt met die van Feijenoord. Verder wordt in dit hoofdstuk een paragraaf gewijd aan de resultaten van ExIT na 2006, om op deze manier een beeld te krijgen van de manier waarop de resultaten zich door de jaren hebben ontwikkeld. Ten slotte gaan we in op de klantbeleving van ExIT. Hoe ervaren klanten de werkwijze en klantbenadering van ExIT? Zijn zij hier tevreden over of juist niet?
4.2
Uitstroomresultaten ExIT in vergelijking met Charlois
In dit hoofdstuk wordt een vergelijking gemaakt tussen de uitstroomresultaten van ExIT en van Charlois. Het gaat hier om een vergelijking van een specifiek project met geselecteerde klanten en een eigen methodiek (ExIT), afgezet tegen de doorsnee klantengroep van Charlois waarbij gewerkt is volgens de reguliere werkwijze van klantmanagers. Er is gekozen voor Charlois, omdat deze qua populatie het meest overeenkomt met Feijenoord. We beschouwen de resultaten van Charlois als exemplarisch voor de werkwijze van reguliere klantmanagers. Er zitten ook beperkingen aan de vergelijking met Charlois. Er kan namelijk niet goed worden ingeschat in hoeverre de klanten van de twee groepen met elkaar verschillen op het gebied van problemen en beperkingen. In het vergelijkingsbestand van Charlois zijn alle klanten opgenomen die in 2006 een WWBuitkering ontvingen van SoZaWe. De 65+ers en de klanten met een vrijstelling van de sollicitatieplicht in 2006 zijn uit het bestand gehaald. Na deze selectie bestaat het vergelijkingsbestand uit 4.951 klanten. In het bestand van ExIT zijn in hoofdstuk drie ook de partners meegenomen. Dit is gedaan omdat ExIT werkt met de klant of partner die de meeste kans heeft om uit te stromen. In het bestand van Charlois zijn geen partners opgenomen. Om de resultaatvergelijking zoveel mogelijk zuiver te houden, zijn daarom de gegevens van de partners in het bestand van ExIT voor de resultaatvergelijking verwijderd. Na deze selectie blijven er voor ExIT 186 klanten over. In onderstaande tabel wordt gepresenteerd hoeveel klanten die in 2006 in begeleiding zijn geweest bij ExIT en Charlois in september 2007 zijn uitgestroomd.
59
Tabel 12: Uitstroom uit de uitkering ExIT en Charlois september 2007 Uitstroom
ExIT
Charlois
Nee
40%
70%
Ja
60%
30%
100%
100%
Totaal Bron: GWS
Uit de tabel valt duidelijk af te lezen dat ExIT een hoger uitstroompercentage heeft dan Charlois; 60% tegenover 30%. Het is interessant om nu te bekijken hoeveel procent van de klanten nu daadwerkelijk is uitgestroomd naar werk. Klanten kunnen namelijk ook door allerlei andere redenen uitstromen. Denk bijvoorbeeld aan een verhuizing naar een andere gemeente of het aangaan van een relatie met een partner die voldoende inkomen ontvangt. De verschillende mogelijkheden van uitstroom worden gepresenteerd in onderstaande tabel. Tabel 13: Uitstroom ExIT en Charlois september 2007 - uitgesplitst Soort uitstroom
Exit
Charlois
Werk
40%
13%
5%
7%
Onbekend
15%
10%
Geen
40%
70%
100%
100%
67%
43%
Overig
Totaal (alle uitstromers) Uitstroompercentage naar werk t.o.v. totaal aantal uitstromers Bron: GWS
Bovenstaande tabel laat zien dat ExIT in vergelijking met Charlois een vrij hoog uitstroompercentage naar werk heeft; 40% tegenover 13%. Uit tabel 12 bleek al dat ExIT een veel hoger uitstroompercentage uit de uitkering heeft voor 2006 in vergelijking met Charlois. Ook als wordt gekeken hoe groot het percentage uitstromers naar werk is ten opzichte van het totaal aantal uitstromers, zien we dat ExIT een hoger uitstroompercentage heeft in vergelijking met Charlois; 67% tegenover 43%. Naast de uitstromers blijft er een groep klanten over. In deze groep bevinden zich klanten die nog steeds in begeleiding zijn bij ExIT of Charlois. Maar er zijn ook klanten die door teveel belemmeringen een tijdelijke vrijstelling van de sollicitatieplicht krijgen. Het aantal klanten met een vrijstelling van de arbeidsplicht na de onderzoeksperiode kan dus ook worden opgevat als een resultaat van de begeleiding. In onderstaande tabel zien we dat de percentages van Charlois en ExIT hierbij nagenoeg hetzelfde zijn.
60
Tabel 14: Vrijstelling van de sollicitatieplicht Charlois en ExIT Vrijstelling na onderzoeksperiode Ja Nee Totaal
ExIT
Charlois
8%
8%
92%
92%
100%
100%
Bron: GWS
Tabel 15: Uitstroom volgens ExIT Naast gegevens afkomstig uit GWS, is ook gekeken naar de databestanden die ExIT zelf heeft bijgehouden ExIT-klanten Procent (zie tabel 15). Hieruit blijkt dat de gegevens van ExIT Uitgestroomd naar werk 58% iets afwijken van de gegevens afkomstig uit GWS. Nog in begeleiding 22% Volgens GWS is 40% uitgestroomd naar werk en Retour naar district 20% volgens de bestanden van ExIT 58%. Het feit dat de partners uit het bestand van ExIT zijn verwijderd voor de Totaal 100% resultaatvergelijking met Charlois, kan een verklaring Bron: Bestanden ExIT hiervoor zijn. Verder kunnen we uit de tabel aflezen dat volgens ExIT 22% van de klanten die in 2006 in begeleiding is geweest bij ExIT nu nog steeds in de caseload zit. Een vijfde is terug gestuurd naar het district omdat zij te veel belemmeringen hadden en dus langdurige hulpverlening nodig hadden.
4.3
Herinstroom
Om een compleet beeld te krijgen van de resultaten is het belangrijk om ook te bekijken hoe hoog het percentage klanten is, dat na uitstroom weer terugkeert naar SoZaWe. Onderstaande tabel toont de herinstroompercentages voor Charlois en ExIT. Deze percentages verschillen nauwelijks van elkaar. Tabel 16: Herinstroom ExIT en Charlois september 2007 Herinstroom
ExIT
Charlois
Nee
82%
81%
Ja
18%
19%
100%
100%
Totaal Bron: GWS
De resultaatmeting valt tot nu toe positief uit voor ExIT. Er stromen twee keer zoveel klanten uit de uitkering in vergelijking met Charlois (reguliere werkwijze). Ook als we kijken naar uitstroom naar werk presteert ExIT goed. Toch kunnen we nu niet zonder meer concluderen dat de methodiek van ExIT beter is dan de werkwijze van de reguliere klantmanagers, omdat Exit mogelijk met een groep klanten met betere uitstroomkansen heeft gewerkt. Daarom zal in de volgende paragraaf worden bekeken of er verschillen zijn tussen de deelnemers van ExIT en de klanten van Charlois.
61
4.4
De impact van ExIT
Als wordt gekeken naar de kenmerken van de klanten van ExIT en Charlois dan zien we de volgende overeenkomsten en verschillen tussen de twee groepen (voor tabellen behorend bij vergelijking tussen ExIT en Charlois zie bijlage II): • Als het gaat om leeftijd, zien we dat de gemiddelde leeftijd van de klanten van Charlois (38 jaar) en ExIT (33 jaar) vrij dicht bij elkaar liggen. De klanten van Charlois zijn gemiddeld iets ouder, maar dit heeft waarschijnlijk te maken met de manier van selecteren van klanten door ExIT (leeftijdsgrens 45 jaar); • Ook als het gaat om gezinssamenstelling verschillen beide groepen weinig van elkaar. Charlois heeft relatief gezien iets meer eenouder-gezinnen en ExIT iets meer paren met kinderen; • Als wordt gekeken naar geslacht, zien we dat beide groepen wel van elkaar verschillen. ExIT heeft in vergelijking met Charlois meer mannen dan vrouwen in begeleiding; • Ook bij het volgende demografische kenmerk opleiding zien we verschillen tussen Charlois en ExIT. ExIT-klanten zijn gemiddeld hoger opgeleid dan de klanten die in 2006 in begeleiding zijn geweest bij Charlois. District Charlois heeft in vergelijking met ExIT meer klanten die geen basisopleiding hebben gevolgd. Het aantal klanten met een opleiding op basisniveau is voor beide groepen gelijk. Als we verder kijken in de tabel zien we dat ExIT een hoger percentage heeft als het gaat om een opleiding op VBO/VMBO, MBO, HBO of WO niveau; • Het volgende demografische kenmerk dat aan bod komt is etniciteit. ExIT heeft naar verhouding meer allochtonen in begeleiding in vergelijking met district Charlois. Verder valt meteen op dat ExIT veel meer Turkse klanten in begeleiding heeft in vergelijking met Charlois. Voorts heeft ExIT iets meer Surinamers, Marokkanen en Kaapverdianen in begeleiding, maar deze verschillen zijn niet erg groot; • Als wordt gekeken naar de gemiddelde uitkeringsduur van beide groepen zien we weinig verschil. Klanten uit Charlois hebben een gemiddelde uitkeringsduur van 3,6 jaar en deel5 nemers van ExIT ontvangen gemiddeld 3,4 jaar een uitkering . De peildatum die gehanteerd is om de gemiddelde uitkeringsduur van klanten uit district Charlois vast te stellen is juni 2006. Bij ExIT is uitgegaan van de datum waarop zij zijn begonnen met ExIT; • Als wordt gekeken naar het hebben van belemmeringen zien we dat het aantal klanten waarvan geen enkele belemmering geregistreerd staat een stuk groter is bij ExIT in vergelijking met district Charlois. Het aantal klanten met één beperking is bij ExIT iets groter dan op district Charlois, maar als het gaat om het aantal klanten met twee of drie beperkingen, dan is het percentage op district Charlois weer hoger. Uit bovenstaande resultaten blijkt dat klanten uit district Charlois en deelnemers van ExIT op een paar punten van elkaar verschillen. De gemiddelde leeftijd van ExIT-deelnemers ligt iets lager. ExIT heeft meer mannen in begeleiding en ExIT-klanten zijn iets hoger opgeleid. Verder zien we dat ExIT in vergelijking met Charlois meer allochtonen in begeleiding heeft gehad. Als het gaat om belemmeringen, dan zien we op basis van GWS meer geregistreerde beperkingen van klanten uit 5
62
Het algemene beeld is dat bijstandsklanten gemiddeld langer in de uitkering zitten. Dit komt echter niet duidelijk naar voren uit de cijfers. Dit zou te maken kunnen hebben met de manier van registreren. In 1996 is SoZaWe opnieuw begonnen met het registeren van uitkeringsduur, vanwege de nieuwe bijstandswet. Hierdoor zijn de klanten die langer dan 10 jaar in de uitkering zitten niet meegeteld. Dit kan de resultaten enigszins vertekenen.
district Charlois in vergelijking met ExIT. Helaas kon voor deze vergelijking van kenmerken niet worden meegenomen in hoeverre Charlois en ExIT van elkaar verschillen of met elkaar overeenkomen, als het gaat om belemmeringen ten opzichte van de arbeidsmarkt op basis van dossieronderzoek. Om de vraag te beantwoorden of de betere resultaten van ExIT in vergelijking met Charlois wel of niet te verklaren zijn doordat het wellicht om verschillende soorten klanten gaat, is een logistische regressie uitgevoerd. In dit statistische model is een aantal onafhankelijke variabelen opgenomen; namelijk geslacht, leeftijd, gezinssamenstelling, opleidingsniveau, uitkeringsduur, aantal belemmeringen, etniciteit en deelname aan ExIT. Vervolgens is bekeken in hoeverre deze variabelen de uitstroomkans naar werk (afhankelijke variabele) vergroten of verkleinen. Uit de logistische regressie blijkt dat deelname aan ExIT de kans op uitstroom naar werk significant vergroot, ondanks de verschillen tussen de klanten van ExIT en Charlois. Voor de onderzochte periode heeft Exit dus daadwerkelijk bijgedragen aan het vergroten van de uitstroomkansen van de deelnemende klanten.
4.5
Resultaten na 2006
Voor een presentatie van de resultaten van ExIT na 2006 is gebruik gemaakt van gegevens afkomstig van ExIT. Er is gekeken naar de periode vanaf januari 2007 tot en met maart 2008. In deze periode had ExIT 201 klanten in begeleiding. Hiervan zijn eind maart 2008 101 klanten uitgestroomd. Het uitstroompercentage voor deze periode bedraagt dus 50%.
Tabel 17: Uitstroom ExIT klanten na 2006 ExIT-klanten
Procent
Uitstroom werk
34%
Uitstroom overig
16%
Nog in begeleiding
49%
Totaal
100%
Bron: Bestanden ExIT
In deze periode zijn 5 klanten teruggestroomd in de uitkering (2%). Het percentage uitstromers naar werk ten opzichte van het totaal aantal uitstromers is 68%. Het uitstroompercentage is iets lager in vergelijking met de eerder gepresenteerde resultaten ( 50% tegenover 60% uitstroom), maar het percentage uitstroom naar werk ten opzichte van het totaal aantal uitstromers is gelijk gebleven (68% tegenover 67%). Hieruit concluderen we dat ExIT de hoge uitstroomresultaten ook na 2006 heeft weten vast te houden.
4.6
Klantbeleving
Alle klanten waarmee gesproken is in het kader van de evaluatie, toonden zich tevreden over ExIT. Zij waren tevreden over de intensiteit van de begeleiding, de gericht geboden hulp en de bejegening van de medewerkers. Als er toch sprake was van ontevredenheid, betrof dit een kleinigheid. Dit wordt geïllustreerd door onderstaande beschrijvingen van interviews met ExITklanten.
63
Interview 3- Klantbeleving ExIT Korte beschrijving: Respondent is een 32-jarige vrouw van Joegoslavische afkomst. Zij woont nu bijna achttien jaar in Nederland en heeft sinds die tijd altijd gewerkt, tot zij in 2003 haar baan verloor. Respondent ontvangt sinds 2003 een uitkering. Na twee jaar een uitkering te hebben ontvangen kwam ze bij ExIT terecht. Ze heeft geen idee waarom ze in ExIT terecht is gekomen. Zelf denkt ze dat het komt doordat ze al een paar jaar een uitkering ontving in combinatie met haar opleiding. In het begin van het traject had respondent niet al te veel beperkingen. Respondent had te maken met lichamelijke klachten, maar die waren nog niet zo ernstig. Ze beschikte over een diploma dat hier helaas niet geldig bleek te zijn en was een aantal jaren werkloos. Verder had respondent wat hulp nodig bij het schrijven van sollicitatiebrieven i.v.m. taalfouten. Aan motivatie en mondelinge vaardigheden ontbrak het respondent niet. Het doel van traject ExIT was volledige uitstroom naar werk en gezien de opleiding en capaciteiten van respondent was dit een zeer logisch doel. Ze heeft hulp gekregen van de klantmanager bij het zoeken naar werk en heeft ook gesprekken gevoerd met de acquisiteur. Naast de gesprekken had respondent ook veel mailcontact met de klantmanager. Respondent mailde af en toe sollicitatiebrieven naar de klantmanager, zodat deze de brief kon controleren op eventuele taalfouten. Ook heeft respondent enkele gesprekken gevoerd met de psycholoog. In het begin van het traject waren dit gesprekken om de belemmeringen en mogelijkheden van respondent beter in kaart te brengen. Later gingen deze gesprekken over het omgaan met haar lichamelijke beperkingen die steeds erger werden. Op een gegeven moment werden de lichamelijke beperkingen zo groot, dat uitstroom naar werk geen haalbaar doel meer was. Respondent is als gevolg van te veel belemmeringen begin 2008 overgedragen aan Activering. Vrijwilligerswerk werd het nieuwe en hoogst haalbare doel. Mening over ExIT Volgens de respondent is de werkwijze van ExIT een stuk intensiever in vergelijking met de reguliere werkwijze van klantmanagers. Verder ervaart respondent een verschil tussen ExIT en het re-integratietraject die ze eerder heeft gevolgd. Volgens haar kan ExIT door de intensieve werkwijze veel beter inschatten wat klanten nodig hebben. Bij het re-integratietraject dat ze eerder heeft gevolgd had ze soms het gevoel dat er niet goed werd gekeken naar wat zij als klant nodig had. Respondent is bijvoorbeeld goed geschoold en doet overal makkelijk haar mond open, en toch werd ze iedere keer naar een assertiviteitstraining gestuurd. Respondent is over het algemeen tevreden over de klantbenadering door de medewerkers van ExIT. Alleen was ze niet helemaal tevreden over de kennis van een klantmanager over de bedragen waar zij recht op had (toeslag voor chronisch zieken had respondent wel ontvangen, maar na verloop van tijd kreeg zij last van haar darmen en de maandelijkse toeslag die hiervoor beschikbaar is, staat apart vermeld in het brugboekje. De betreffende klantmanager uit team ExIT was hiervan niet op de hoogte). Later was het te laat om daar nog aanspraak op te maken. Ook vond
64
respondent dat ze teveel naar werk werd gepusht, toen haar lichamelijke situatie achteruit begon te gaan. Ze miste bepaalde evaluatiemomenten waarbij ze even rustig haar lichamelijke situatie konden bespreken en de hoeveelheid uren die ze onder deze omstandigheden zou kunnen werken. Dit is volgens respondent niet gebeurd, terwijl haar situatie ontzettend veranderd was in vergelijking met een jaar geleden toen ze net was ingestroomd in ExIT. Interview 4 - Klantbeleving ExIT Korte beschrijving Respondent is ongeveer anderhalf jaar geleden in de caseload opgenomen van ExIT (begin 2007). In het begin hebben de respondent en de klantmanager zo veel mogelijk gesproken over belemmeringen en mogelijkheden. Ze spraken elkaar toen maximaal wekelijks en minimaal maandelijks. In het begin van de gesprekken had respondent nog veel contacten met de criminele wereld, maar op een gegeven moment is hij hier helemaal mee gestopt, want het werd hem te gevaarlijk. Er werd gesproken over wat respondent nu wil doen. Respondent gaf aan een baan te willen waarmee hij voor zichzelf kan zorgen, maar hij wil dit wel rustig opbouwen. Samen hebben ze een plan van aanpak gemaakt voor het zoeken naar een baan. Tijdens het traject heeft respondent ook enkele gesprekken gevoerd met de psycholoog van ExIT. Naar eigen zeggen vond hij deze gesprekken een beetje apart, hij had meer aan de gesprekken met de klantmanager. Respondent heeft zelf de beslissing genomen om te stoppen met de criminele activiteiten. ExIT heeft voornamelijk een belangrijke rol gespeeld met de tijd na deze beslissing. Ze hebben geholpen zijn leven weer op orde te krijgen en hebben hem begeleid bij het vinden van een baan. Respondent gaat binnenkort werken als klusser. Ook zal hij bij deze functie tuinwerkzaamheden verrichten. In het begin is dit voor een aantal uren, maar bij goed functioneren volgt urenuitbreiding en kan hij een vast contract krijgen. Er zijn geen contacten geweest met andere instanties naast ExIT gedurende de begeleiding. Mening over ExIT Respondent is heel tevreden over ExIT en dat komt voornamelijk door het goede contact met de klantmanager. Hij kan altijd terecht bij ExIT, ook als hij in de problemen zit. Volgens hem doet ExIT geen loze beloften. De reguliere klantmanagers met wie hij voor ExIT te maken had, beloofden veel maar in de praktijk kwam daar volgens respondent niet altijd wat van terecht. Interview 5 - Klantbeleving ExIT Korte beschrijving: Respondent is ongeveer anderhalf jaar geleden (begin 2007) in de caseload van ExIT terecht gekomen. De reden hiervoor was hem niet duidelijk. Toen de deelnemer in de caseload van ExIT terecht kwam heeft de klantmanager hem geholpen met een lening voor de inrichting van zijn huis. Deze schuld heeft hij inmiddels bijna afbetaald. Ook heeft de klantmanager samen met de acquisiteur ongeveer 3-4 gesprekken gevoerd met deelnemer. Na dit gesprek werd respondent naar een tuinder gestuurd
65
om te werken, maar na een paar weken hadden ze hem daar niet meer nodig. Dit vond respondent niet erg, want hij vond het werken in de tuinbouw vreselijk en kreeg er stressklachten van. Volgens respondent moest je van zeven uur in de ochtend tot zeven uur in de avond werken voor een miniem salaris. Als gevolg van de stressklachten heeft respondent enkele gesprekken gevoerd met de psycholoog. In ongeveer drie maanden heeft hij vier keer met de psycholoog gesproken. Het waren volgens respondent goede gesprekken en de psycholoog heeft na de gesprekkencyclus duidelijk doorgegeven aan de klantmanager en de acquisiteur dat respondent absoluut niet in de tuinbouw moet werken. Ongeschoold tuinbouwwerk is onder zijn niveau en hij heeft er slechte ervaringen mee opgedaan. Wat respondent wel altijd leuk heeft gevonden is werken in de bouw. Hier ging de acquisiteur mee aan de slag. Via detachering kwam respondent uiteindelijk in de bouw terecht. Na ongeveer zes maanden heeft hij hier een vast contract gekregen. Ook volgt hij nu een bedrijfsgerelateerde opleiding aan het Zadkine. Respondent wil graag doorgroeien en later meer gaan verdienen. Naar eigen zeggen heeft hij dit vaste contract gekregen omdat hij er hard voor heeft gewerkt. ExIT heeft hem toegeleid naar de arbeidsmarkt, maar hij heeft het vaste contract echt zelf verdiend. Mening over ExIT Respondent heeft naar zijn gevoel niet heel veel contact gehad met de medewerkers van team ExIT, maar over het contact dat hij met ExIT onderhield was hij tevreden. Volgens respondent was meer contact ook niet nodig. Als hij een dringende vraag had kon respondent zijn klantmanager altijd telefonisch bereiken. Ook toen respondent was uitgestroomd naar werk heeft hij nog enkele keren contact opgenomen met de klantmanager om te praten over werk en zijn schuldaflossing (inrichtingskosten). Ook heeft de klantmanager respondent gebeld om te zeggen dat hij na een jaar uit de uitkering recht had op een werkpremie.
4.7
Deelconclusie
In dit hoofdstuk hebben we aangetoond dat ExIT een hoog uitstroompercentage heeft bereikt onder haar deelnemers uit 2006. ExIT heeft betere uitstroomresultaten geboekt dan district Charlois, ondanks verschillen in kenmerken tussen de klanten van Charlois en ExIT. Bij een presentatie van de meest recente resultaten is aangetoond dat ExIT de hoge uitstroomresultaten heeft weten vast te houden. Ook de klantbeleving van ExIT-deelnemers is positief te noemen.
66
5
Kosten-batenanalyse ExIT In dit hoofdstuk gaan we in op het financiële overzicht van ExIT. Allereerst zetten we de kosten van het project ExIT voor SoZaWe uiteen. Hierna bekijken we hoe deze kosten zich verhouden tot de gemiddelde kosten van overige re-integratietrajecten. Ten slotte wordt een inschatting gemaakt van de baten van ExIT.
5.1
Kosten van ExIT
In hoofdstuk 1 is de beginfase van ExIT beschreven. Hierin werd uiteen gezet hoe districtmanagers een aantal jaren geleden de mogelijkheid werd geboden om ideeën voor nieuwe projecten in te dienen met het oog op volumereductie. De directie bekeek vervolgens in hoeverre de ideeën gehonoreerd konden worden. Een van de projecten die toen gehonoreerd werd is ExIT. Na deze honorering ontving ExIT een bedrag van € 600.000 voor de periode mei 2005 tot en met december 2006. In onderstaande tabel worden de kosten van ExIT voor deze periode uiteen gezet. Tabel 18: Kostenoverzicht ExIT – mei 2005 t/m dec. 2006 Salariskosten Budget ExIT Budget reguliere begroting Feijenoord Totaal
2005
2006
Totaal
€ 147.000
€ 224.000
€ 371.000
€ 97.583
€ 187.000
€ 284.583
€ 244.583
€ 411.000
€ 655.583
Bron: ExIT
De uiteenzetting van de salariskosten vergt wat nadere uitleg. De salariskosten van de klantmanagers vormden geen aparte kosten voor ExIT, omdat deze klantmanagers ook los van ExIT waren opgenomen in de begrotingsformatie van district Feijenoord. Van alle reguliere klantmanagers op het district zijn er een aantal geselecteerd en overgeheveld naar ExIT. Er zijn dus geen nieuwe klantmanagers aangenomen voor ExIT. De salariskosten van deze medewerkers zijn vanaf mei 2005 tot en met 2006 niet betaald van de € 600.000 die ExIT van de directie had ontvangen. Vanaf mei 2005 tot december 2006 maakte ook een klantmanager Handhaving deel uit van het team. Dit kwam omdat de intensieve selectiemethode van ExIT (dossierstudie, sociaal huisbezoek en quick scan) in de beginperiode met zich meebracht dat veel fraude aan het licht kwam. Een medewerker Handhaving werd aangenomen om zich intensief met fraude bezig te houden. In de beginfase kreeg de controlerende taak toen te veel de overhand oordeelt team ExIT achteraf. Dat was niet de richting waarin het team ExIT wilde sturen. Om deze reden werd de methodiek aangepast. Hierna sloeg de weegschaal een beetje te ver door naar de hulpverlenende kant.
67
Gaandeweg heeft het team naar eigen zeggen een balans gevonden. De klantmanager Handhaving maakt vanaf januari 2007 geen deel meer uit van de formatie. De salariskosten van de projectleider, de maatschappelijk werkster en de acquisiteur zijn voor de periode mei 2005 tot en met december 2006 wel betaald vanuit het ExIT-budget. De salariskosten van de psycholoog en de sociaal psychiatrisch verpleegkundige zijn vanaf januari 2006 gedeeltelijk vergoed door de AWBZ als gevolg van een contract met Bavo Europoort. Met Bavo Europoort was afgesproken dat alle cliëntgebonden kosten van de psycholoog en de sociaal psychiatrisch verpleegkundige vergoed zouden worden door de AWBZ. Hierbij moet worden gedacht aan behandelgesprekken, intelligentietesten, casuïstiekbesprekingen, etc. Alleen de uren die niet verbonden zijn aan werk met klanten, zoals vergaderingen en overleggen, kwam voor de rekening van SoZaWe. De kosten van de hulpverleners van ExIT zijn dus afhankelijk van het contract dat gesloten wordt met BAVO Europoort. Als we kijken wat ExIT heeft gekost los van de salariskosten van de klantmanagers (deze waren immers opgenomen in de begroting van district Feijenoord), krijgen we de volgende bedragen: Kosten 2005 min salariskosten begroting Feijenoord:
€ 147.000
Kosten 2006 min salariskosten begroting Feijenoord:
€ 224.000
Kosten 2005 en 2006 min salariskosten begroting Feijenoord:
€ 371.000
Totale kosten ExIT 2006: € 224.000 Bovenstaand bedrag zijn dus de kosten van SoZaWe voor het project ExIT. In 2006 zijn 237 klanten in begeleiding geweest bij ExIT. Als de klanten die in 2006 vrij gesteld waren van de arbeidsplicht niet worden meegeteld blijven er 227 klanten over. De gemiddelde prijs van wat de begeleiding van een ExIT-klant jaarlijks kost berekenen we als volgt: € 224.000 / 227 = € 987 Omdat een ExIT-klant gemiddeld 2 jaar in begeleiding wordt genomen door ExIT vermenigvuldigen we het bedrag. De uitkomst hiervan is wat de begeleiding van een ExIT-klant gemiddeld kost. Hierbij moet er rekening mee worden gehouden dat het een gemiddelde betreft. Als een ExIT-klant korter of langer dan twee jaar in begeleiding is bij ExIT valt het bedrag anders uit. Gemiddelde kosten ExIT-traject per klant: € 987 x 2 = € 1974 Een onderzoek van TNO en SEO uit 2007 wijst uit dat de gemiddelde prijs van een afgerond re6 integratietraject in Rotterdam, evenals landelijk gezien, uitkomt op € 2900 .
6
68
Effect van re-integratietrajecten op de uitgaven aan sociale zekerheid, 2007.
De gemiddelde kosten per ExIT-klant is dus lager dan de gemiddelde prijs van een afgerond reintegratietraject in Rotterdam en landelijk gezien.
5.2
Financiële baten van ExIT
De opbrengsten van ExIT bestaan voornamelijk uit besparingen op de uitkeringsverstrekking. Deze baten worden pas behaald bij volledige uitstroom uit de uitkering. In deze paragraaf wordt getracht een berekening te maken van de baten van ExIT. Het is belangrijk om op dit punt duidelijk aan te geven dat het hier een schatting betreft. De baten kunnen nooit precies worden vast gesteld, omdat dit samenhangt met allerlei factoren. Er dient bijvoorbeeld rekening te worden gehouden met de zogenaamde ‘dead weight loss’; het is mogelijk dat het volgen van een ExIT-traject niet nodig was geweest om de WWB-klant aan een baan te helpen. Het is nooit met zekerheid te stellen dat een WWB-klant zonder het volgen van een ExIT-traject niet aan een baan zou kunnen komen, hetzij door andere re-integratietrajecten, hulp van instanties en personen naast SoZaWe of eigen initiatief. Om de besparing op de uitkeringsverstrekking te kunnen bepalen, is het belangrijk om te weten wat de gemiddelde hoogte van de verstrekte uitkeringen was in de onderzoeksperiode. In 2006 bedroeg een uitkering gemiddeld € 12.914 per jaar. In 2006 zijn 111 klanten succesvol uitgestroomd (zie hoofdstuk vier). Per klant is bekeken hoeveel maanden zij zijn uitgestroomd, tot peildatum september 2007. Dus als een klant bijvoorbeeld in augustus 2007 is uitgestroomd, is deze klant tot peildatum september 2007 1 maand uitgestroomd. Deze berekening is voor alle uitgestroomde klanten gemaakt. Vervolgens zijn al deze uitstroommaanden bij elkaar opgeteld. In totaal zijn de 111 uitstromers tot peildatum september 2007 1353 maanden uitgestroomd. Dit getal vermenigvuldigen we met 1/12 van het gemiddelde uitkeringsbedrag in 2006. 1353 x (1/12 x € 12.914) = € 1.456.054 Er dus voor € 1.456.054 aan uitkeringen is bespaard. Verschil tussen kosten van € 224.000 en baten € 1.456.054 = € 1.232.054
5.3
Deelconclusie
ExIT is in mei 2005 van start gegaan met een toegekend bedrag van € 600.000 van de directie. Dit was bedoeld voor de periode mei 2005 tot eind 2006. Dit toegekende bedrag werd grotendeels besteed aan de salariskosten van de projectleider, de maatschappelijk werkster en de acquisiteur. De salariskosten van de klantmanagers waren al opgenomen in de begroting van district Feijenoord, dus dit vormde geen aparte kostenpost voor ExIT. De salariskosten van de psycholoog en de sociaal psychiatrische verpleegkundige werden in 2006 voor een groot deel vergoed door de AWBZ, als gevolg van een contract met Bavo Europoort.
69
De gemiddelde prijs van een afgerond ExIT-traject bedraagt € 1974. Dit is lager dan de gemiddelde prijs van een afgerond re-integratietraject in Rotterdam en landelijk gezien; dit bedraagt gemiddeld namelijk € 2900. Verder is geprobeerd een schatting te maken van de financiële baten van ExIT. Financiële baten van ExIT bestaan uit besparingen op uitkeringen. In 2006 bedroeg een uitkering gemiddeld € 12.914. Van de 227 klanten die in 2006 in begeleiding zijn geweest bij ExIT zijn er 111 succesvol uitgestroomd. Per klant is bekeken hoeveel maanden zij zijn uitgestroomd, tot peildatum september 2007. Vervolgens is uitgerekend dat er voor € 1.456.054 aan uitkeringen is bespaard. Het verschil tussen de kosten € 224.000 en de baten € 1.456.054 bedraagt € 1.232.054. ExIT heeft dus een positief financieel resultaat geboekt. Deze financiële kosten en baten zijn berekend voor het project ExIT op district Feijenoord in het jaar 2006. In dit jaar werd een deel van de kosten vergoed door AWBZ. Bij een mogelijke uitrol van de ExIT-werkwijze naar een ander district / Werkplein kunnen de kosten en baten anders uitvallen.
70
Bijlage 1 Tabellen bij vergelijking ExIT en Charlois Leeftijd Charlois en ExIT Gemiddelde leeftijd Charlois
38
ExIT
33
Bron: GWS
Gezinssamenstelling Charlois en ExIT Charlois gezin
alleenstaand 1-ouder gezin paar znd knd paar met knd
Aantal
84
% Charlois en ExIT
45%
45%
Aantal
1834
59
% Charlois en ExIT
37%
32%
272
12
% Charlois en ExIT
6%
7%
Aantal
609
31
12%
17%
Aantal
% Charlois en ExIT Total
ExIT
2227
Aantal % Charlois en ExIT
4942
186
100,0%
100,0%
Bron: GWS
Geslacht Charlois en ExIT Charlois geslacht
Man Vrouw
Total
ExIT
Aantal
2233
114
% Charlois en ExIT
45%
61%
Aantal
2718
72
% Charlois en ExIT
55%
39%
Aantal
4951
186
100,0%
100,0%
% Charlois en ExIT Bron: GWS
71
Opleiding Charlois en ExIT Opleiding Geen basisopleiding Basis niveau VBO/VMBO MBO (BOL/BLL)/HAVO/VWO HBO
Charlois Aantal
913
7
% Charlois en ExIT
19%
4%
Aantal
1745
67
% Charlois en ExIT
37%
37%
Aantal
1596
78
% Charlois en ExIT
33%
43%
Aantal
425
19
% Charlois en ExIT
9%
11%
Aantal % Charlois en ExIT
WO
Aantal % Charlois en ExIT
Totaal
ExIT
Aantal % Charlois en ExIT
70
6
1%
3%
23
3
0,5%
2%
4772
180
100,0%
100,0%
Bron: GWS
Autochtoon/Allochtoon Charlois en ExIT Charlois Autochtoon
Allochtoon Autochtoon
Total
Aantal
158
% Charlois en ExIT
79%
85%
Aantal
1042
28
% Charlois en ExIT
21%
15%
Aantal
4951
186
100,0%
100,0%
% Charlois en ExIT
72
ExIT
3909
Etniciteit Charlois en ExIT Charlois Surinamers
Aantal % Charlois en ExIT
Antillianen
Aantal % Charlois en ExIT
Kaapverdianen Turken Marokkanen
Aantal
Autochtonen Overige EU-landen 2007 Overig Westers
25 15%
737
21
17%
13%
64
5
2%
3%
Aantal
385
41
% Charlois en ExIT
9%
25%
Aantal Aantal
422
26
10%
16%
867
16
% Charlois en ExIT
20%
10%
Aantal
1042
28
% Charlois en ExIT
24%
17%
117
3
% Charlois en ExIT
3%
2%
Aantal
180
2
Aantal
% Charlois en ExIT Total
540 12%
% Charlois en ExIT
% Charlois en ExIT Overig Niet-Westers
ExIT
Aantal % Charlois en ExIT
4%
1%
4354
167
100,0%
100,0%
Bron: GWS
Uitkeringsduur in jaren Charlois en ExIT Charlois en ExIT Charlois ExIT
Jaren 3,6 3,4
Bron: GWS
73
Aantal beperkingen Charlois en ExIT Aantal beperkingen 0 1 2 3 Totaal
74
Charlois
ExIT
Aantal
1410
80
% Charlois en ExIT
29%
43%
Aantal
1225
61
% Charlois en ExIT
25%
33%
Aantal
1938
40
% Charlois en ExIT
39%
22%
Aantal
378
5
% Charlois en ExIT
8%
3%
Aantal
4951
186
% Charlois en ExIT
100%
100%
Bijlage 2 Formulier quickscan ExIT Quickscan ExIT Datum: Naam klant: Klantnummer: Naam rapporteur(s): Naam klantmanager: OBSERVATIE Uiterlijke kenmerken
+
0
_
+
0
_
Zelfverzorging, kleding hygiëne etc
Opvallende uiterlijke kenmerken
Bewustzijn Aandacht en concentratie
Denken
Reëel
Irreëel
Inhoud, tempo samenhangend of onsamenhangend, niet te volgen ( bizar) gedachten
Contact Luisteren Zich uiten Oogcontact Opvallend nl: Non-verbaal
Geen bijz. Geen bijz. Geen bijz.
Matig Matig Matig
Slecht Slecht Slecht
Opvallend nl: Wegkijken, schichtig, aanstaren, indringen, leeg
Stemming Hoe voelt iemand zich
Depressief Mat, moe, lusteloos
Angstig Gespannen, transpireren, onrustig, paniekerig
Te opgewekt
75
Intellectueel vermogen Inschatting Gedrag Algemeen Opgefokt, agressief, dreigend, prikkelbaar, meegaand, overdreven meegaand.
Lichamelijke motoriek Vertraagd, druk, onrustig Toelichting observatie
VRAGEN Opleiding
Werkervaring
Financiële situatie
Justitie
Taalvaardigheid
Taalniveau Indien bekend
Gezinssamenstelling
76
Kinderopvang
Sociaal netwerk
Dagbesteding
Lichamelijke beperkingen/ klachten Behandeling, medicatie. N.B. eetstoornissen, slaapstoornissen
Verslavingen Alcohol, drugs, gokken, medicijnen
Psychische problemen/ klachten Oorzaken, naar mening klant. Behandeling Waar Medicatie Eerdere hulpverlening
77
Sociaal-wetenschappelijke afdeling Postbus 1024 3000 BA Rotterdam