EUROPESE GEMEENSCHAPPEN vakbondsvoorlichting
DE VAKBEWEGING IN DE EUROPESE GEMEENSCHAP
DE VAKBEWEGING IN FRANKRIJK
X/101/83-NL
Samengesteld door de Afdeling „Vakbonden"
van het Directoraat-generaal
Voorlichting
Europese Gemeenschappen (DG X Voorlichting) · Wetstraat 200.1049 Brussel - België
DE VAKBEWEGING
IN FRANKRIJK
Sedert de wet van 21 maart 1884 bij de wet van 27 Februari 1927 in het Wetboek van Arbeid werd opgenomen vindt de vorming van vakorganisaties van werknemers in Frankrijk vrijelijk plaats. Slechts personen die een bepaalde beroepsactiviteit uitoefenen kunnen een vakvereniging vormen. Het is dus niet voldoende gemeenschappelijke belangen te hebben, er dient sprake te zijn van een beroepsband. Vakbonden zijn verenigingen die uitsluitend de verdediging van beroepsbelangen ten doel hebben; zij bezitten rechtspersoonlijkheid en nebben de daaruit voortvloeiende rechten en plichten. In Frankrijk wordt onder een vakbondsorganisatie verstaan de vakbond per bedrijfstak - in tegenstelling tot de vakbond per beroeo - waarin alle lokale en nationale werknemers op grond van de door hen uitgeoefende economische activiteit zijn verenigd, onafhankelijk van het beroep dat zij uitoefenen
[voor-
beelden: metaalbewerking, bouwnijverheid, textielindustrie, overheidsdienst, e n z . ] . De rechtmatigheid van vakbonden waarin werknemers verenigd zijn die hetzelfde beroep uitoefenen, doch in verschillende bedrijfstakken werkzaam zijn, werd evenwel eveneens erkend. Een voorbeeld hiervan wordt gevonden in het administratief personeel: boekhouders, secretaresses enz. Kenmerkend voor de Franse vakbeweging, in vergelijking met de in andere landen bestaande situaties, is haar pluralistisch karakter. Dit heeft deze vakbeweging evenwel niet verhinderd werkelijk doelmatig te zijn, zoals blijkt bij vergelijking van de sociale verworvenheden in verschillende landen.
I. Vakbondspluralisme De Franse vakbeweging kent verscheidene soorten organisaties: - de arbeidersverenigingen - de categoriale organisaties - de onafhankelijke of autonome organisaties. A. De arbeidersvakcentrales De CGT De Confédération Générale du Travail [CGT] is numeriek nog steeds de belangrijkste Franse arbeidersvakcentrale, hoewel zich sedert enkele jaren een zekere stagnatie in het aantal betalende leden voordoet en zijn invloed afneemt, hetgeen zichtbaar is aan de resultaten van de verkiezingen van personeelsvertegenwoordigers . De communisten vormden lange tijd een minderheidsgroep in deze in 1895 opgerichte vakcentrale. Na een vergeefse poging in 1921 om de centrale te doen aansluiten bij de communistisch getinte Vakbondsinternationale, traden zij uit de CGT om hierin in 1936, bij de politieke overwinning van het Volksfront, terug te keren. Na de ondertekening van het Duits-Russische Verdrag, in 1939, werden zij opnieuw uitgestoten. Toen zij na de bevrijding ruimschoots in de meerderheid kwamen, zorgden zij in 1948 voor de uittreding van de niet-communisten, die zich hergroepeerden in de Confédération Générale du Travail - Force Ouvrière [CGT - F O ] . In de afgelopen zes jaar werd de ontwikkeling van de CGT door twee belangrijke feiten gekenmerkt. 1. De ondertekening van een gemeenschappelijk
regeerakkoord
van de twee voornaamste linkse parti jen,die nieuwe perspectieven lijkt; te openen voor de vakbondsstri jd. 2. De aanvankelijk als van voorbijgaande aard beschouwde economische crisis die aanhoudt en zich steeds meer uitbreidt en hierdoor de CGT in een verdedigingspositie dwingt.
Op international vlak sloot de CGT zich in 1978 aan bij het Wereldvakverbond, waarvan hij zich echter onlangs weer distantieerde, waarbij hij ook het secretariaat-generaal, dat hij vele jaren lang verzorgde, afstootte. De CGT verzocht eveneens om te mogen toetreden tot het Europees Verbond van Vakverenigingen, tot op heden evenwel zonder succes. CGT/FO De CGT/FO is ontstaan uit de splitsing van 1948. Bij de CGT/FO sloten zich aan de Fédération Syndicaliste des PTT en la Fédération des Cheminots, die de CGT respectievelijk in 1946 en 1947 hadden verlaten. De CGT/FO wil de historische en doctrinaire traditie van de CGT van voor 1940 voortzetten. De bij Force Ouvrière aangesloten vakbonden belijden hun volledige onafhankelijkheid van werkgevers, regeringen, politieke partijen en groeperingen, filosofische sekten en in het algemeen hun niet te ondermijnen verzet tegen iedere aan de vakbeweging vreemde invloed. Statuten De beginselen van het Handvest van Amiens [1906] blijven voor de CGT/FO onaantastbaar. Het gaat daarbij om een verwijzing naar de van elke politieke en revolutionaire leer onafhankelijke vakbeweging. De CGT/FO wijst integratie in de onderneming of in de Staat af en staat een contractueel beleid voor. De CGT/FO is aangesloten bij het Internationaal Verbond van vrije vakverenigingen [IVVV] en het Europees Verbond van Vakverenigingen [EVV]. DE CFDT De Confédération Démocratique du Travail koos deze naam tijdens het congres van november 1964 dat na een lange ontwikkeling van de CFTC besloot tot schrapping in de statuten van de verwijzing naar de sociaal christelijke ethiek en in zijn conclusies ten aanzien van het programma van de centrale blijk gaf van een overtuigd socialistische koers.
Zet de CFDT al dan niet de traditie van de in 191d opyerionte CFTC voort ? Deze vraag blijft onbeantwoord
;
het enige vaste
punt is de op 11 maart 1971 tussen beide partijen gesloten overeenkomst om een eind te maken aan het seaert 1964 tussen hen bestaande juridiscne conflict. Bij deze overeenkomst wer-d gesteld dat alleen de CFTC de titeJ
van Confédération
Française des Travailleurs Chrétiens en ae letters CFTC zal blijven voeren. In 1970 spreekt de CFDT zich uit voor een democratisch socialisme dat wordt gekenmerkt door zelfbestuur, geineenscnappel i jk eigendom van de produktie- en ruilmiddelen en democratiacne planning. De CFDT die was aangesloten bij het Wereldveroond van ae Aroeia maakte zich daar in het congres van 1979 van los. Hij is seaert 1973 lid van het Europees Verbond van Vakverenigingen. CFTC In de CFTC zijn zij verenigd die tijdens het congres van Parijs van 1964 het opgeven van de verwijzing naar de sociaal Christelijke ethiek van de hand wezen en de werknemers uit alle sectoren en beroepsgroepen die hun vakbondsactie op bedoelde ideologische grondslag stoelen. In maart 1975 ondertekenden de CFTC en de Confédération Générale des Syndicats Indépendants - CGSI [het Algemeen Verbond van onafhankelijke vakbonden] een overeenkomst die na een periode van twee jaar resulteerde in aansluiting van de CGSI oij de CFTC. In zijn in 1977 bijgewerkte programma bevestigde de CFTC opnieuw zijn eis van onafhankelijkheid en zijn afwijzing van vakbondspolitisering en diende hij een voorstel voor nervurming van de onderneming in dat met name neerkomt op vertegenwaorai ging van de werknemers in ae raaen van toezicnt van naamloze vennootschappen.
Β. DE CATEGORI ALE ORGANI SATI ES Dit zijn organisaties waarin bepaalde categorieën werknemers, met uitsluiting van de andere categorieën, zijn verenigd. FEN In de Fédération de l'Education Nationale FEN [Bond Nationaal Onderwijs] is het onderwijzend en administratief personeel van de instellingen van openbaar onderwijs en de sector culturele zaken verenigd. De meerderheid van dit personeel weigerde in 1947, bij de splitsing van de CGT, te kiezen tussen de CGT en de CGT/FO en kozen voor autonomie ten einde hun interne eenheid te behouden. Deze situatie bracht de grote arbeidersvakcentrales ertoe hun eigen vakbonden voor onderwijzend personeel op te richten. De FEN, een autonome, nietreligieuze, door autonome vakbonden opgerichte bond, laat slechts één vakbond per beroepsgroep toe; in deze vakbonden zijn de verschillende tendenties van de vak beweging in de volgende stromingen georganiseerd: a] "autonome" stroming, Unité I ndépendance et Democratie, hierbij is de meerderheid, 55 tot 60 % aangesloten, van socia listische inspiratie en in grote lijnen overeenkomend met de denkbeelden van de CGT/FO; b] de stroming, "Unité, Action", [eenheid,actie] geïnspireerd op de communistische partij, waarbij ongeveer 30 % is aange sloten ; c] de "anarchistisch syndicalistische"stroming, een geëmanci peerde richting waarbij een minderheid van 5 tot 7 % is aange sloten ; d] de stroming "Arbeidersfrant" waarbij Trotskysten zijn aan gesloten, +/ 3 %; e ] de in 1968 ontstane stroming "onderwijs en zelfbestuur" waarvan bepaalde volgelingen zich hebben aangesloten bij het Syndicat Général de l'Education Nationale [C.F.D.T.], De FEN is op internationaal vlak aangesloten bij het SPI E [het I nternationale Beroepssecretariaat Onderwijs].
De CGC De Confédération Générale des Cadres [CGC] ontstond in oktober 1944 uit de fusie van de Fédération Nationale des Syndicats d'Ingénieurs [1936] en de Confédération Générale des Cadres de l'Economie française [1937].
In zijn vakverenigingen per be-
drijfstak verenigt hij werknemers die een bepaald niveau in de hiërarchie hebben bereikt [ingenieurs en kaderpersoneel]. Op internationaal vlak is de CGC aangesloten bij de Confédération Internationale des Cadres [het Internationaal Verbond van Kaderpersoneel] [CIC], Er zij op gewezen dat er in de arbeidersvakcentrales verbonden van ingenieurs en kaderpersoneel bestaan: in de CGT: de UGICT [Union Générale des Ingénieurs Cadres et Techniciens] in de CFDT: de UCC [de Union Confédérale des Ingénieurs et Cadres] in de CGT/FO: de UCI [Union des Cadres et Ingénieurs] in de CFTC: de UGICA [Union Générale des Ingénieurs et Cadres], C. DIVERSE ORGANISATIES Frankrijk kent een aantal zogenaamde "onafhankelijke" of "autonome" vakbondsorganisaties. Meestal zijn zij aan een beroepssector, of zelfs aan een bedrijf verbonden. Enkele van deze organisaties zijn: - de Confédération des Syndicats Libres [de naam dateert van 1977] zet de traditie van de in 1959 opgerichte CFT [Confédération Française du Travail] voort; - de in 1975 opgerichte Union Française du Travail eveneens voortgekomen uit een splitsing van de CFT; - de Confédération Nationale des Salariés de France [CNSF], voor vrachtwagenchauffeurs; - de Confédération Autonome du Travail, CAT, in 1953 ontstaan bij de wijziging van de Fédération Nationale des Syndicats Autonomes, die op zijn beurt ontstond uit de CGT-splitsing van 1947/1948;
de in 1946 opgerichte Confédération Nationale du Travail CCNT], van libertaire inspiratie, presenteert zich als de vertegenwoordiging in Frankrijk van de anarchistisch syndi cal istische traditie in de arbeidersbeweging. II. HISTORISCH OVERZI CHT Α. DE REVOLUTIONAIRE VAKBEWEGI NG Vanaf haar oorsprong is de vakbeweging geïnspireerd op ver schillende ideologieën. De arbeidersbeweging is buitengewoon complex, rijk aan nuanceringen en daardoor tamelijk verward. Toch zijn er duidelijke grondgedachten die aan de historische ontwikkeling ten grondslag liggen. 1. Een revolutionair perspectief, gekenmerkt door een optimis tisch toekomstbeeld, geïnspireerd op de idealistische ideeën van JeanJacques ROUSSEAU. Deze visie heeft, ondanks het feit dat zij op vele illusies berust, toch een impuls weten te geven aan het socialisme en de arbeidersbeweging. I n deze context krijgt de theorie van Henri DE SAINTSIMON invloed volgens welke de nieuwe mens in volledige vrijheid zal leven in een samenleving die "geen dwang en geen overheidsgezag kent". 2. Het utopisch socialisme, een ideologie die niet is geïnspi reerd op een concrete situatie in een bepaalde periode. De aanhangers van deze ideologie, die ten tijde van haar ont staan het proletariaat niet in staat achtten om zich op eigen kracht te emanciperen en de geweldadige revolutie af wezen, hopen door samenwerking van de verschillende klassen en bekering van de bourgeoisie een betere samenleving te verwezenlijken. FOURIER is een van de voornaamste vertegenwoordigers van deze stroming.
3. Het wetenschappelijk socialisme Het marxisme heeft een heel andere kijk op de verwezenlijkingsvoorwaarden van het socialisme en de emancipatie van de werknemers [communistisch Manifest van Marx en Engels 1848]. Volgens Marx is alleen de meest misdeelde klasse, het proletariaat, via zijn emancipatie in staat de mensheid te emanciperen. Deze arbeidersemancipatie moet plaatsvinden via - inbezitneming door de collectiviteit van de produktiemiddelen door tussenkomst van een door de arbeidersklasse gedirigeerde Staat; - het zich verenigen in een politieke partij die de strijd aanbindt ; - de geleidelijke verdwijning van de Staat en het politieke bestel, waarna enkel het economisch bestel overblijft; - het beheren van dingen dat de plaats inneemt van het dirigeren van mensen. 4. De op Proudhon geïnspireerde stroming Deze stroming, die geweld afwijst, heeft zijn hoop gevestigd op een vreedzame revolutie en is, zo nodig, zelfs niet gekant tegen samenwerking tussen de klassen als middel om het socialisme te doen zegevieren. Onderlinge hulp, federalisme en samenwerking kenmerken deze stroming. Volgens Proudhon moet de sociale verandering vooral langs economische weg worden bewerkstelligd en moet de arbeidersbeweging, ter beheersing van de samenleving, vanaf de basis en niet door de Staat, worden gedirigeerd. 5. Anarchisme De anarchistische stroming ziet de Staat voornamelijk als onderdrukker en niet uitsluitend als uitbuiter; de Staat moet derhalve worden vernietigd. Anarchisme is voor alles verheerlijking van de individuele vrijheid; deze moet het individu aanzetten tot het neerslaan van de onderdrukkers in een geweldadige revolutie.
Voor de aanvankelijk illegaal gevormde vakbonden bestond vanaf 1884 de mogelijkheid tot wettige oprichting. In september 1895 komt een groot deel van de arbeidersorganisaties [verbonden van vakverenigingen, arbeidsbeurzen, vakbonden] in Limoges bijeen om de CGT op te richten. Deze oprichting valt allerminst samen met de langzame ontwikkeling van de arbeiderswereld die sedert 1848 wordt gekenmerkt door conflicten als gevolg van de snelle industriële opkomst, de inspanningen van militante strijders die elke gelegenheid aangrijpen om de aandacht op het lot van de werknemers te vestigen, meer vrijheid van handelen te verkrijgen [vrijheid van vereniging, mei 1864] en het recht zich te organiseren, en voorts door de oorlog van 1870 en de door de bourgeoisie neergeslagen Commune van Parijs en de fouten van de eerste Internationale [1864],die werd verscheurd door de ruzies tussen collectivisten en anarchisten, enz. Ondanks al deze moeilijkheden en verdeeldheid, kwamen de vakbonden tot bloei en wisten zij hun aanhang aanzienlijk uit te breiden. Aangezien iedere poging om deze ontwikkeling te belemmeren op niets uitliep, probeerden de politieke machthebbers via de wet van 1884 deze opkomst van de arbeidersklasse te remmen en onder controle te krijgen. De in 1895 opgerichte, sterk door anarchistische en op Blanqui geïnspireerde ideeën beïnvloede, CGT werkte een doctrine uit die tot de Eerste Wereldoorlog opgeld zou doen [het Handvest van Amiens - 13 oktober 1906]. [Er zij op gewezen dat de CGT tot 1919, datum van de oprichting van de CFTC, de enige vakcentrale in Frankrijk was]. De hiernavolgende tekst, waarin de leer van de revolutionaire vakbondsleden wordt uiteengezet, luidt als volgt: "is een erkenning van de economische klassestrijd waarin de opstandige werknemers zich verzetten tegen iedere vorm van materiële en geestelijke uitbuiting en onderdrukking van de arbeidersklasse door de bezittende klasse", dat de vakbeweging
"niet aflaat eisen te stellen" om de "inspanningen van de arbeidersbeweging" te coördineren en de levensomstandigheden van de werknemers te verbeteren. Voorts wordt in deze tekst verklaard dat "deze taak slechts een aspect van het streven van de vakbeweging is, die volledige emancipatie voorbereidt, welke slechts kan worden verwezenlijkt via onteigening van de kapitalisten; algemene staking wordt als actiemiddel gepropageerd en de vakbond, waarin thans het verzet wordt georganiseerd, zal in de toekomst het punt zijn van waaruit de produktia en de herverdeling worden geregeld, de basis kortom van de"sociele reorganisatie". Deze transformatie kan slechts worden bewerkstelligd door de in vakbonden georganiseerde arbeidersklasse. Deze soms als "vakbondsimperialisme" aangeduide theorie doet thans utopisch aan, maar slaagde er eertijds in de werknemers voldoende enthousiast te maken om de zeer moeilijke omstandigheden waaronder ziji hun activiteiten uitoefenden te doorstaan. De overige middelen, met name het algemeen stemrecht en het parlementarisme, zijn voor de gekhouderij waaraan de socialistische verkozenen meedoen. De bourgeoisie floreert slechts bij de gratie van de overheid, d.w.z. van het leger en de politie, en van de Kerk. Deze oppresieve organisatie van de samenleving wordt aan het volk gepresenteerd als voortvloeiende uit de noodzaak tot nationale solidariteit, waaraan de verheven naam "vaderland" wordt gegeven. "Voor de arbeider wordt het vaderland gepersonifieerd in de werkgever, de opzichter, de oudstrijder, de rechter en de cipier" of hij vindt het vaderland op de arbeidsplaats; Griffuelhes zei immers: "het vaderland van de arbeider is zijn werkplaats". Daarom verklaart de CGT internationalistisch te zijn: De geografische grenzen worden naar goeddunken van de bezittende klasse verlegd... Voor de werknemers bestaan slechts de economische grenzen tussen de beide tegenover elkaar staande klassen,
10
de arbeiders- en de bezittende klasse". Het terrein waarop de strijd moet worden uitgevochten, is dat van de sociale klassen: het wapen in de klassestrijd is de algemene staking. In de CGT is men het niet algemeen eens over deze opvatting van de vakbeweging. Er zijn twee andere stromingen: enerzijds zijn er de marxisten die het eens zijn met het revolutionaire perspectief maar niet geloven dat de vakbeweging alleen in staat is de revolutie te verwezenlijken zonder politieke leiding, de uit de elite van de werknemers bestaande partij, en anderzijds de reformisten die vakbondsactie willen beperken tot het economisch en sociale vlak met het oog op een geleidelijke verbetering van het lot van de arbeider. Deze stromingen zullen tot de Eerste Wereldoorlog in de CGT naast elkaar bestaan. De oorlog betekent het einde van de revolutionaire vakbeweging. De mythe van de Internationale sterft, Onder de leuze van "heilige eenheid" gaan de leiders van de CGT de nationale zaak steunen. Een verklaring hiervoor geeft de verrassende ommekeer van de arbeidersklasse: "Op dat moment zou de arbeidersklasse het niet aan politieagenten hebben overgelaten ons te fusilleren, zij zou het zelf hebben gedaan", aldus Merrheim, secretaris van de Metaalbond. Op het einde van de oorlog staan er in de CGT twee stromingen tegenover elkaar: zij die voortbordurend op de in de oorlog met de regering bereikte goede verstandhouding sociale hervormingen willen doorvoeren en zij die revolutie willen. Hun geeft de oktoberrevolutie van 1917 hoop en een voorbeeld... In dezelfde periode doet zich een andere gebeurtenis voor: de totstandkoming in november 1919 van de CFTC - Confédération Française des Travailleurs Chrétiens - waarin christelijke vakbonden zijn verenigd, waarvan enkele, met name die van de beambten, de textiel- en de kledingindustrie, dateren van 1887. In tegenstelling tot de CGT die zijn actie op de klassestrijd baseert, denkt de CFTC sociale vooruitgang te kunnen bewerkstelligen door te rade te gaan bij de in de encycliek Rerum
11
Novarum [1891] uiteengezette sociale doctrine van de Katholieke kerk.Ondanks zijn actieve en prompte betrokkenheid bij beroepsgeschillen waardoor hij zich de ergernis van Katholieke kringen en de werkgevers uit de regio Nord op de hals haalde, lukte het de CFTC pas in 1930, jaar waarin sociaal voelende Katholieken het veld winnen van zijn ideeën met een goedkeurend oog zien, tot de arbeiderskringen door te dringen. B. DE IDEOLOGISCHE BELEMMERINGEN Het bijzondere van de Franse vakbeweging is dat zij vanaf dit tijdstip alle crises gaat doormaken die samenhangen met het enorme ideologische conflict dat de wereld vanaf de oktoberrevolutie van 1917 gaat verdelen. De perioden van syndicale verdeeldheid en van relatieve eensgezindheid moeten worden toegeschreven aan de verschillende fasen van dit conflict. De oorlog zorgde voor nieuwe verdeeldheid in de CGT en de verschillen van mening tussen de aanhangers van de stroming Jouhaux, de meerderheid, en de aanhangers van de stroming Mommousseau en Semard, de minderheid, spitsten zich met name toe naar aanleiding van zeer hevige conflicten als gevolg van de moeizaam verlopende omschakeling van de industrie en de economische crisis. De politieke splitsing [Congres van Tours 1920] tussen de communistische en de socialistische partij werd in december 1921 gevolgd door een uiteenvallen van de CGT; de minderheid, aanhangers van de rode vakbondsinternationale, richtten dan de CGTU [Confédération Générale du Travail Unitaire] op. Deze splitsing voltrok zich onder onduidelijke omstandigheden; in de CGTU zijn zowel de aan het Handvest van Amiens trouwe werknemers verenigd als anderen die de communistische theorieën zijn toegedaan. Gebukt gaande onder vakbonds- en politieke verantwoordelijkheden begon de CGTU zich ten koste van zijn onafhankelijkheid langzamerhand met de communistische partij te identificeren. Deze ontwikkeling zou de gelederen hevig uitdunnen en een nieuwe splitsing ten gevolge hebben, immers in 1926 richtten revolutionaire vakbondsleden de CGT-SR op [Confédération Générale du Travail, Syndicaliste Révolutionnaire] .
12
Het opkomende fascisme, eerst in Italië en vervolgens in Duitsland, de politieke schandalen in Frankrijk, het optreden van oproerkraaiers deden bij de arbeidersklasse Ben gevoel van solidariteit ontstaan dat in het Congres van Toulouse van maart 1936 zou worden bekrachtigd door de fusie van de CGT en de CGTU. De zin voor solidariteit was groot en werd versterkt door de verkiezingsoverwinning van de partijen van het Volksfront dat instemde met ondertekening van de "Akkoorden van Matignon"[7 juni 1936] die voor de werknemers grote sociale vooruitgang op vele punten betekenden. De ondertekening van het door de communisten goedgekeurde en door niet-communisten afgekeurde Duits-Russische verdrag leidde in 1939 evenwel tot een nieuwe splitsing. Direct na de oorlog [1945]
werd de door de Vichy-regering
ontbonden CGT in ere hersteld en gingen de zeer fervente aanhangers van de communistische partij hierin geleidelijk de boventoon voeren. Bij het Congres van
1946 zijn zij in de meer-
derheid en weten zij de tamelijk zwakke Trotskystische stroming en de reformisten naar het tweede plan te dirigeren. Deze communistische invloed en de weigering van de CGT het Marshallplan te aanvaarden, hebben in 1948 de oprichting van de CGT/FO [Confédération Générale du Travail - Force Ouvrière] ten gevolg onder auspiciën van met name Jouhaux, Bothereau en Neutri eyer. C. PARALLELLE ONTWIKKELING Buiten deze tussen twee tegengestelde opvattingen balancerende tak van de Franse vakbeweging om, doet zich een andere ontwikkeling voor: de langzame opkomst en transformatie van de Christelijke vakbeweging. Dit verschijnsel kan aan de hand van enkele punten worden toegelicht: - bij zijn oprichting in 1919 had de CFTC reeds twee soorten volgelingen: zij die binnen de organisatie stipte navolging wilden zien van de Katholieke sociale doctrine en gehoorzaamheid aan de hiërarchie van de kerk en zij die een zekere onafhankelijkheid van oordeel en initiatief opeisten;
I3
- in 1936 krijgt de Christelijke vakbeweging de gelegenheid om actief aan de sociale strijd deel te nemen. In 1940 wordt de CFTC, evenals de CGT, door de Vichy-regering ontbonden. De deelneming van zijn leden aan het verzet brengt hen in contact met de vakbondsleden van de CGT. Bij de bevrijding wijst de CFTC, die haar bijzonder karakter wil beschermen en behouden, ondanks het aandringen van de CGT, het voorgestelde samengaan van de hand. De ontwikkeling van de CFTC neemt in 1946 een aanvang, wanneer de "wederopbouw"-studiegroepen, onder invloed van met name intellectuelen en militante strijders uit kringen van de JOC [Jeunesse Ouvrière Chrétienne] [Christelijke Arbeidersjeugdbeweging] aandringen op vervanging in de statuten van de CFTC van eerst de verwijzing naar de Encycliek Rerum Novarum door een simpele verwijzing naar de Christelijke sociale ethiek en vervolgens op schrapping van deze nieuwe verwijzing. Het resultaat van deze ontwikkeling was de oprichting in 1964 van de CFDT èn de hergroepering in de gehandhaafde CFTC van voorstanders van handhaving van de Christelijke verwijzing [en afwijzing van politisering], DE FRANSE VAKBEWEGING EN EUROPA In het beginstadium van de Europese opbouw waren de meningen verdeeld over de houding die de verschillende vakbondsorganisaties te dien aanzien moesten aannemen. Terwijl de CGT zich zeer duidelijk vijandig toonde, stonden de CGT/FO, de CFTC[1] en de CGC positief tevenover Europa, wel waren er ernstige bedenkingen ten aanzien van de Europese doelstellingen en het Europees beleid. Vanaf dit moment dwingen de gewijzigde omstandigheden zowel op economisch en sociaal gebied als op dat van de instellingen alsmede de uitbreiding van de Europese Gemeenschap tot een meer [1] Situatie van voor 1964
14
diepgaand onderzoek van de vakbondssituaties, Er bestaat een zekere overeenstemming over het volgende: de instellingen zoals zij er nu uitzien lijken niet te beantwoorden aan de wensen van de werknemers. Hoe zou Europa er uit moeten gaan zien ? Voor de CGT "moet Europa, wil het beantwoorden aan de huidige economische en sociale behoeften, een Europa zijn waarin de werknemers en de volkeren in hun verscheidenheid, zonder afbreuk te doen aan hun nationale onafhankelijkheid en hun onderlinge samenwerking zoveel mogelijk ontwikkelend, het gezag hebben over de produktiemiddelen. Een vreedzaam Europa waarin de werknemers op democratische wijze besluiten kunnen nemen over kwesties die hun aangaan op alle niveaus over nationale en internationale problemen, m.a.w. een socialistisch Europa [2]". De CFDT: "De CFDT heeft zich op verschillende wijzen altijd uitgesproken voor een open, democratisch, Europa, waarin de nationale belangen op de tweede plaats komen, onafhankelijk van de grote mogendheden die de wereld beheersen en in dienst van de volkeren en werknemers van Europa.....". "Het Europa van heden is niet dat van de werknemers. Er is een kloof tussen de door mannen en vrouwen beleefde werkelijkheid en de intentieverklaringen van woordvoerders van de leidende groeperingen der nationale landen. Er bestaat geen politieke wil om een economische, sociale en politieke organisatie tot stand te brengen die speciaal de belangen van de werknemers en de mensen behartigt [3]". De CFDT is uit verstandelijke overwegingen Europees gezind, omdat hij van mening is dat het bestaan van een "Europese socialistische gemeenschap", die een identiteit aan Europa kan geven, een grote troef zou zijn voor de emancipatie en bevrijding_van_de_werknemers in de wereld". [2] Doe. uitvoerende Commissie, april 1979 [3] Verklaringen van maart 1977 en januari 1979
15
De CGT-FO verklaart van zijn kant "in verband met de aanhoudende ernstige internationale crisis, de verslechtering van de internationale situatie en de ingrijpende wijzigingen in de wereld van vandaag van mening te zijn dat een verenigd Europa meer dan ooit noodzakelijk is om de sociale vooruitgang te verzekeren en de democratie, vrijheid en vrede veilig te stellen [4]". De CFTC van zijn kant verklaart: [5] "vast te geloven in de opbouw van een verenigd Europa en de versterking van de Europese Gemeenschappen, dit is volgens hem geenszins een keuze die men kan maken, maar noodzaak. De motieven die de CFTC vanaf het begin enthousiast maakten voor een organisatie van de Europese landen blijven van kracht: beëindiging van de oude vijandschappen die het continent verscheurden, ontwikkeling van de techniek en uitbreiding van de markten, het zoeken naar een kader waarin voor de gemeenschappelijke grondwaarden, zoals vrijheid, solidariteit en respect voor het individu, kan worden ingestaan". Grote lijnen van het actiebeleid van de Franse vakbonden met het oog op de opbouw van Europa. Na hun algemene beeld van Europa te hebben geschetst doen de Franse vakbonden een aantal suggesties voor een beleid ter oplossing van de grootste problemen waarvoor de Europese Gemeenschap zich gesteld ziet. - de CGT [2] houdt vast aan nationale onafhankelijkheid die moet worden verwezenlijkt door - en in het respect van de organen in elk land die de grondslag vormen van een rechtvaardige en uitgebreide samenwerking. Hij wijst integratie op steeds meer terreinen, zoals op dat van de landbouw en de economie, op monetair, sociaal en handelsterrein, die met steeds sterker gecentraliseerde besluitvormingsprocedures gepaard gaat, van de hand. [4] Resolutie Congres CGT-FD, Bordeaux, juni 1980 [5] Verklaring september 1976
16
Ervan overtuigd dat deze ontwikkeling de belangen en doelstellingen van de transnationale monopolies dient, is hij van mening dat integratie geen oplossing kan bieden voor de in verband met de crisis ontstane economische en sociale problemen, maar veeleer de tegenstellingen en de gevolgen van de kapitalistische concurrentie verscherpt, en sterke centralisatie in de hand werkt waardoor de werknemers steeds meer van de besluitvormingscentra worden weggehouden. De CGT acht het noodzakelijk alles in het werk te stellen om de voorwaarden te scheppen voor een gezamenlijke strijd van de werknemers van Europa; de Gemeenschappelijke Markt staat hem weliswaar niet aan, maar het is wel een realiteit waarmee hij in zijn actie rekening houdt. Zijn vakbondsbeleid is op de volgende twee punten geïnspireerd : a] de strijd tegen de multinationale ondernemingen b] het tezamen met vakbondsorganisaties uit andere landen opstellen van economische en sociale eisen en zoeken naar oplossingen. "De CFDT is van zijn kant vastbesloten aan de opbouw van Europa te werken en ervoor te zorgen dat Europa op politiek, sociaal en ideologisch gebied een rol gaat spelen. Het is niet de bedoeling "een Europese macht" te vestigen die haar plaats gaat innemen naast de andere machten, maar om met de arbeidersstrijd en de Europese realiteit als uitgangspunt een beleid uit te stippelen dat het Europa mogelijk maakt deel te nemen aan de emancipatie en de ontwikkeling van de volkeren van de verschillende continenten. Het Europees socialisme is geen exportprodukt, maar slechts een voorwaarde voor de totstandbrenging van werkelijke samenwerking tussen de industrie- en de ontwikkelingslanden." Daerom spreekt de CFDT zich werkelijk gemeenschappelijk gie, landbouw, het vervoer, de sociale voordelen op het
op Europees niveau uit voor een beleid op het gebied van de enerop dat van de harmonisatie van hoogste niveau, op dat van de
17
gezondheidszorg... een beleid dat dusdanig is dat het een antwoord vormt op de werkelijke problemen waarvoor de werknemers en de volkeren zich gesteld zien." "Voorts is het zo dat het voor het evenwicht in de wereld nodig is dat er in Europa een politieke organisatie bestaat die onafhankelijk is van de grote mogendheden. De nationale staten zijn op eigen kracht niet in staat om de voorwaarden te scheppen voor een evenwichtige ontwikkeling van de machtsverhoudingen in het Atlantisch Bondgenootschap en de wereld. Slechts een Europese organisatie waarvan het uitgangspunt de wil tot samenwerking en solidariteit is en die in staat is autonoom op te treden tegenover de grote mogendheden en de multinationale ondernemingen kan een bijdrage leveren tot het ontstaan van een klimaat van vrede en veiligheid in de wereld. Voor een dergelijk Europa kiezen wij en daarmee scharen wij ons achter de vakbondstraditie van strijd voor werkelijke internationale solidariteit en vrede." [3] De CGT-FO [4] is van mening dat "de thans bestaande geschillen - op begrotings-, landbouw- en institutioneel gebied, die zijn ontstaan als gevolg van het egoïstisch gedrag en de eisen van bepaalde landen, en die de grondslagen van de Europese constructie doen wankelen, slechts kunnen worden overwonnen door de politieke wil van de Lid-Staten tot werkelijke solidariteit. Het lijkt de CGT-FO van vitaal belang dat Europa onder de huidige omstandigheden waarin het geconfronteerd wordt met problemen op het gebied van de energie, het monetaire beleid, de internationale arbeidsverdeling, rechten van de mens, ontwapening, vrede, waarvan de meeste de Europese dimensie overschrijden, met één stem spreekt. De CGT-FO is van mening dat het urgent is dat de regeringen van de Lid-Staten gezamenlijk een werkelijk communautair beleid gaan uitstippelen op economisch, sociaal, monetair en regionaal gebied. De verwezenlijking en met name de gecoördineerde tenuitvoerlegging van een dergelijk beleid houden
18
geleidelijke, doch reële, overdracht in van een deel van de verantwoordelijkheden van de regeringen naar de Gemeenschap". De standpunten van de CFTC [5] wijken slechts in zeer geringe mate af van de standpunten van de andere vakbondscentrales. Noodzaak voor Europa om met één stem te spreken en zo invloed uit te oefenen op de internationale monetaire, economische en politieke situatie en een samenleving te behouden waarin de vrijheden worden gerespecteerd. De CFTC is voor de oprichting van Europese paritaire comité's per bedrijfstak; dit is volgens hem een van de doeltreffendste institutionele middelen om zo snel mogelijk te komen tot een gemeenschappelijk economisch en sociaal beleid en opnieuw het gelijkelijk geïnformeerd zijn van de sociale partners te bewerkstelligen. De CFTC, die het volledig eens is met de strekking van het Groenboek van de Commissie over medezeggenschap van de werknemers, meent dat de voorgestelde hervormingen een toetssteen vormen, waaraan de wil om de werknemers als volwaardige sociale partners in het economische leven te beschouwen, kan worden afgelezen. "De CFTC stelt voor dat de Europese Gemeenschap met het oog op de verwezenlijking van grotere solidariteit het hare bijdraagt tot een betere verdeling van de rijkdom in de wereld, dat zij haar actie voor een betere ordening van de grondstoffenmarkt en een regeling van de afzet van grondstoffen versterkt, dat zij zich blijft inspannen voor de ontwikkeling van de Derde Wereld; in dit opzicht beschouwt de CFTC de Overeenkomst van Lomé als een gelukkig precedent. De CFTC dringt erop aan dat de Europese landen, ter oplossing van de economische crisis, te zamen met de Europese Gemeenschap met een uitgebreid internationaal programma ter ontwikkeling en uitrusting van de derde wereld zullen komen;
19
dit lijkt het aangewezen middel om een rechtvaardiger economische orde tot stand te brengen en een belangrijke factor voor het weer op gang brengen van de internationale economische bedrijvigheid. Uit deze verschillende standpunten blijkt dat de Franse vakbeweging gaarne zou zien dat de Europese Gemeenschap a] een Europa opbouwt dat veel meer openstaat voor de concrete problemen van de arbeiders en volkeren, b] een economisch en monetair beleid gaat voeren dat de inflatie onder controle houdt en sociale rechtvaardigheid brengt, c] voor Europa de voorwaarden schept om een werkelijke politieke organisatie ta worden die zich niets behoeft aan te trekken van de grote mogendheden en de multinationale ondernemingen, organisatie die is gebaseerd op de wil tot samenwerking en solidariteit, d] een grotere rol gaat spelen bij de steunverlening aan de ontwikkelingslanden, e] prioriteit verleent aan de sociale doelstellingen met het oog op verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden [verwezenlijking van de sociale doelstellingen van het Verdrag van Rome], f] de voorwaarden schept waaronder de vakcentrales het hunne kunnen bijdragen om te voorkomen dat de werknemers uiteindelijk de rekening krijgen gepresenteerd voor de door hen toegejuichte Europese opbouw. De uitbreiding van de Gemeenschap De Franse vakbeweging is van mening dat aan de problemen in verband met de uitbreiding van de Europese Gemeenschap twee kanten zijn. In de eerste plaats is het duidelijk dat het door de regeringen op gang gebrachte economische integratieproces niet mag worden verstoord door uitbreiding van het antal Lid-Staten. Voorts is het duidelijk dat de toelating van nieuwe landen, gezien het
20
feit dat tot dusver geen oplossing kon worden gevonden voor de voornaamste communautaire problemen, slechts kan leiden tot verhoging van de economische moeilijkheden in bepaalde sectoren en tot toespitsing van het gebrek aan evenwicht op economisch en sociaal gebied als gevolg van de verschillen in ontwikkeling in de Gemeenschap. Daarom dienen er maatregelen te worden ontworpen die het de landbouw-, de industriële en de tertiaire sector van de betrokken landen mogelijk maken de op nationaal niveau noodzakelijke aanpassingen te verwezenlijken. Afgezien van deze algemene bedenkingen zijn de CFDT, de CGT/FO en de CFTC voòr uitbreiding van de Gemeenschap, terwijl de CGT duidelijk gereserveerder is; hij meent dat deze uitbreiding pleatsvindt op een moment waarop het kapitalisme een structurele crisis doormaakt, waardoor het produktieapparaat en de gehele economie een gevoelige knauw krijgen." "De CFTC is van mening dat de Europese Gemeenschap zich moet blijven uitbreiden om uit te groeien tot een economisch blok dat kan wedijveren met de andere grote economische blokken in de wereld en het lichtend voorbeeld te zijn voor alle landen wier ideaal vrijheid en vooruitgang is." De CFTC is evenwel van mening dat deze uitbreiding niet een verwatering van de Gemeenschap mag betekenen en haar verwording tot een vrijhandelszone. De CFTC, die voor versterking van de politieke eenmaking van de landen van de Gemeenschap is, beschouwde de algemene verkiezingen voor het Europese Parlement, overeenkomstig artikel 138 van het Verdrag van Rome, als een positieve gebeurtenis. De CGT/FO, die voor de vorming van de "Verenigde Staten van Europa" is, zou de Gemeenschap gaarne uitgebreid zien. Wat hij aan de nieuwe lidmaatschappen zo belangrijk vindt - zonder de hieraan inherente verhoging van de moeilijkheden te onderschatten, is dat hierdoor de democratische gedachte, zowel in de nieuwe Lid-Staten als binnen de Gemeenschap, wordt versterkt. De CGT/FO is eveneens van mening dat toelating van nieuwe LidStaten de Gemeenschap niet mag doen verwateren en reduceren tot
21
Ben vrijhandelszone. Vakbondsaanhang- en vertegenwoordiging in Frankrijk De Franse vakbeweging kenmerkt zich door een betrekkelijk gering ledental in vergelijking met het aantal werknemers. Hoewel het moeilijk is in deze met precíese cijfers te komen, want de ramingen lopen sterk uiteen naargelang zij afkomstig zijn van de organisaties zelf of uit andere bron, kan veilig worden gesteld dat het percentage van bij vakbonden aangeslotenen ongeveer 25 % van de beroepsbevolking in loondienst bedraagt. Voorts moet bij beschouwing van het aantal georganiseerde werknemers in Frankrijk nog een opmerking worden gemaakt, nl. dat de percentages per bedrijfstak sterk uiteenlopen. Zeer hoog ligt het percentage bij het onderwijzend personeel [+/- 90 % ] , bij werknemers in de gas- en elektriciteitsindustrie, bij werknemers in de gezondsheidszorg, en de lokale en regionale overheden en betrekkelijk hoog bij werknemers in de overheidssector. Ook in de geavanceerde industrieën ligt het percentage georganiseerde werknemers relatief hoger dan in de traditionele industrieën . Bij het ontbreken van volgens gemeenschappelijke normen berekende gegevens over de bij de gezamenlijke vakbondsorganisaties aangeslotenen kan en moet hun aanhang - "representativiteit" - worden geschat, wanneer het gaat om het reserveren van een recht voor een "representatieve" organisatie. Deze vaststelling van de representativiteit moet bij twee gelegenheden plaatsvinden: a] wanneer het erom gaat collectieve arbeidsovereenkomsten en loonovereenkomsten te sluiten en te ondertekenen b] bij de vaststelling van de de jure leden van parastatale of particuliere instellingen. De kwestie van de op nationaal niveau en op het niveau van de verschillende beroepen meest representatieve organisaties is sinds 1966 geregeld; alleen de volgende organisaties zijn
22
erkend : CGT - CFDT - CGT/FO - CFTC - CGC. De stemmingen van 12 december 1979 voor de verkiezing van leden van de Raad voor Arbeidsgeschillen - de eerste algemene verkiezingen sinds 17 jaar - en 8 december 1982 vormden een gelegenheid om vast te stellen wat de werkelijke aanhang van de grote vakbondsorganisaties bij hun kiezers was [1]. Bij deze stemmingen werd de aanhang van de vijf grote representatieve vakcentrales opnieuw bevestigd; in 1979 wisten zij 95 % en in 1982 96 % van de uitgebrachte stemmen te vergaren. [1] Onder de administratieve rechtbanken ressorterende overheidsambtenaren namen aan deze stemming niet deel.
23
In de hierna volgende tabellen worden de resultaten van de stemming van 8 december 1982 gegeven
Le Matin >
■
Aantal ingeschrevenen Aantal stemgerechtigder1 B r a c h t e n hun stem u i t 0nthoudin0p,n COT CFDT FO CFTC CGC FGSOA FMC
__,
1982
1979
13 5 4 7 4 1 1 7 939 334 7 6 4 2 557 41,39 %
12 3 2 3 163 7 784 400 7 5 1 7 156 36/8 %
2 813 458 1 796 641 1 3 5 9 126 647 169 737 064 17 3 4 3
36,81 23,50 17,78 8,46 9,64 0,22
V. V. % % % %
47 3 8 6 84 3 8 8 9 108
0,62 V. 1,10 % 0,11 %
130 8 7 4
1,71 %
Diverse
UFT CAT AUS CSL
10.12.82
3 188 0 3 6 1 737 383 1 313 309 523 294 390 9 3 3 10 2 9 4 82 5 5 9 78 3 8 8 192 8 6 0
42,4 % 23,1 % 17,4 % 6.9 % 5,2 % 0,1 % 1,0 Χ 1.0 % 2,3
%
.
Syndicalisme [In
hebdo
procenten.
[CFDT]
17.12.82
Tussen h a a k j e s . d e
ontwikkelingen
Diver se Indus Land bezig trie Handelj bouw heden CFDT . . .
23,5 (+1.1)
CGT
45,0 (5,1)
FO
16,7 (+1.1) 6,8 (+ 1.0)
CFTC . . .
CGC
5,6 (+3.9)
23,4 (+0,1) 36,7 ( 5,7) 20,5 (+ 0,9) 9,5 (+2,1) 5,8 (+ 4,2)
FGSOA . . CSL . . . . ANDERE
1,9 (1,1) 0,5 ( 0,5)
1,5 (1.4) 2,6 (+ 0,3)
31,8 ( 2,0) 28,2 ( 2,7) 21,9 (1,1) 9,2 (+1.8) 2,9 (+2.6) 5,8 (+2.5)
26,9 (0) 30,2 (5,1) 21,4 (0,6) 11,9 (+ 1,1) 4,9 (+4,1)
(0,3)
1,9 (+0,7)
( 0,5)
2,9 (+0,3)
24
sedert 1979]
aaer erso TOTAAL eel 17,5 ( 0,3) 13,0 (4,0) 11,7 ( 2,3) 9,1 (+2.4) 41,5 (+5,5) 0,2 (+0,1) 1,7 (+0,2)
23,5 (+ 0,4) 36,8 (5,6) 17,8 (+0,4) 8,5 (+1.6) 9,6 (+4,4) 0,2 (+0,1) 1,7 (0,8) 1,8 (0,2)
Verdeling van dB bezoldigde zetels
REGIONS
Le Matin
10.12.82
Le Matin
10.12.82 CFDT
CGT
FO
COC
CFTC
1979
1982 ΊΟ,Β
1979
19B2.
1979
1982
1979
1982.
1979
A i t a t · (1)
—
5 1 . 1 ;·
—
.31,0.:
—
18.4;
—
Ãoulfatn·
4Í,7
41,4
18,9
20,0
22.2
.21.8'
3,5
6,7
5.0
9,4
Auvørgn«
«1,1
36,7
26.0
26,9
17,0
17,4;
6,4
• e.s .
4.4
9.5
bouigo^n«
44,6
40,5 ,
23,8
23,0
17,1
ι β , ι ;.
6,6
3,9
β.7
Brvtayn·
34,6
2 0 . 2 '¡
34,3
35,1
16,5
'15,6 *
8.1
11,1
2,8
5.4
Centr·
41,8
37,7
22,0
21,2
20,5
22,2
6,0
7.8
4,8
9.»
Crmmpagn«
48.0
40.4 ·
21,7
21,0
18.7
20,2 J
4,2
β./.
Cors«
58.4
54.B .
9,2
13,4 '
30,8
,'.25,2 V
Fra n o i »Com«·
38.8
34,3;
26,3
27,4
17.4
.18.7 ;
Lar
oc
50,9
45,Β
17,4
19,2
17,8
Limousin
56,3
31,9.
13.3
•15.4 .
19,4
L o r r c ' m · (2)
40.1
.27,3 .
45,4
,32.1' 40.2
27.8
MidlPyr»n»·* hord
44.2
Bai&*rJorriiandl· HoutctNormandl·
17,· 18.2 <
1981 16,7 ,
β.3 '·
—
,7.»
3.8
0
1.1
1,4
9.3
7.9
7^·
3,9
10.3
6.6
β.Ο .
3,9
«Λ
4.6
; 7,ο ·
4.1
7,0.
17,8
17",6 '.
8.0
12,1 '
4,8
' *Α
23,4
23,9
18,5
19.6:
5.9
7,0
4,2
38.4 '
22,1
•22,1
16,6
'18,3 ·
10,2
Hr*
4.5
7.»., •■'7.9
29.2
27.7 '
30.1
29,1 1 22.1
23.2^
8,9
10.9
2.7
7,1
45.6
41,7 *
22,8
2 2 , 2 .,
17,4
18,9'·
5.6
ΊΑ
Région H a r i n « » « ·
41.3
35,2
20,0
20,0
15,3
14.3.
6.0
Paya β · L o i r ·
31.1
28.0
34.1
34,7"
18,0
17,3
Picardi·
47.5
43,2
19,9
20,0
18,9
20,9
PoltouCharont·
41.6
37.7
23.3
23.2'
20,2
22.7 .
5,8
P r o » » n l e C o t « d'Azur
47,3
42.7 "
17.5
17.1
19,8
20,3
6.2
Rhon»Ai?9f
43.5
39,3
26.2
23,7
13.3
13,4
7,6
1 TOTAAL
42.4
36.«
23,1
23,5
17,4
17,1
4.9
:
4.9
9.«
5,5
7.6
13,Τ
9.2
12,1
4.3
7,3
6.7
•Λ· :. 9,ο 7Λ· .' *Λ'
3.3
7.2'
β,9
3.0
9,9
6.1
11.4.
4.2 5,2
'Μ. ■
Μ .
[1] Ιπ 1979 omvatte AlsaceMoselle, HautRhin, BasRhin en Moselle. [2] Zonder Moselle in 1979. Met Moselle in 1982.
25
DE REPRESENTATIVITEIT VAN DE VAKCENTRALES PER BEDRIJFSTAK IN 1985 In procenten, tussen haakjes de ontwikkelingen sedert 1979 CFDT
CGT/I^
Gl
α 3
<»5
31.8
/+1.1 / + 0 . 1
o c tn -i
i
/·-
m α
05
o m o c
M m Q 3)
ι tn
gm
m
m ζ
o
'2.7
ιβπ.
:
■
o
»
Ο 31 Ζ ι PI
>
r >
DD D
ο m r
o ΠΙ o c
ω πι i tn
χ
>
ζ
ru ω *■
'(.. '•\' ï;
Ü1 ΓΠ
03
*
■:■■;
3 Ο
o c ω
ui
■
ζ
RS H m
ζ
gm m
ΓΠ
m
ζ
/
FO
CFTC
i
7+Õ* +1.4
_¿2¿
•M
1S.7 ζ
o c tn
2.3 >
>
o
ο
ζ
H JD M
m
Syndicalisme
RS
OD Ο
c
a
Φ
+ 1.4
Ο) O
ζ
M m Q 3
ι tn
gm
m a— hebdo
A·
11.1
■o
LU 01
η
:'''.f"
ΡΊ>
30.2
28.2
h-. 'L Ε πί
y ¿ 17.5
η Q Η
5.1
0
•.fri
α —F ο
36.7
Cl η 3
-0.5
> ζ
o m r
ΠΙ
r
26,9
r
> ζ
Ζ
I*
23Λ I
M
Φ
75.7
Λ 23.5
π α α
*
m > 3 o co m
SM
0 3 1 I
+ 2.1 7+1.8 > ζ
o m
r
> ζ α —I
17.12.82
26
11.9
3.2 κι tn α
t m M 3 <
ι DD m τι m 3 D ι ι
V'
4
13 Ζ1Ι7<
mm > Ρ 3ω mo 0 3 1 I
KORTE BIBLIOGRAFIE J. MONTREUIL
Histoire du Mouvement Ouvrier en France Ed. Aulier
Ed. DOLLEANS
Histoire du Mouvement Ouvrier [3 delen] Ed. Armand Colin
REYNAUD
Les syndicats en France Ed. Dunoch
Marcel GONIN
Histoire du Mouvement Ouvrier et des Centrales Syndicales en France Ed. CFDT
Sociale verbintenissen
"Syndicats" Deel I en II april 1980
Europese Documentatie 1969
Ed. CEE
G. LEFRANC
Le Syndicalisme en France Que sais je ? - PUF
HARMEL
La CGT Que sais je ? - PUF PRAKTISCHE INLICHTINGEN
1. Confédération Générale du Travail - CGT 263, rue de Paris - Case n° 535 93515 MONTREUIL Cedex Tel. [1] 851.82.25 Publiceert: "La Vie Ouvrière" [weekblad] 2. Confédération Française démocratique du Travail - CFDT 5, rue Cadet 75439 PARIS Cedex 09 Tel. [1] 247.70.00 Publiceert: "CFDT-Magazine" Cmaandblad] 3. Confédération générale du Travail - Force Ouvrière 198, avenue du Maine 75014 PARIS Tel. C O
539.22.03
Publiceert: "Force Ouvrière Magazine" Cmaandblad]
27
4 . Confédération française des Travailleurs chrétiens - CFTC 13, rue des Ecluses Saint-Martin 75483 PARIS Cedex 10 Tel. [1] 205.79.66 Publiceert: "Syndicalisme CFTC" Cmaandblad] 5. Confédération générale 30, rue de Gramont 75002 PARIS
des Cadres - CGC
Tel. C1] 261.81.76 Publiceert: "Cadres et Maîtrise" [blad dat tweemaal per maand verschijnt] 6. Fédération de l'Education Nationale - FEN 48, rue de la Bruyère 75009 PARIS Tel. C1] 285.71.01 Publiceert: "L'Enseignement public" Cmaandblad] 7. Confédération des Syndicats Libres - CSL 13, rue Péclet 75013 PARIS Tel. C1] 533.62.62 Publiceert: "Tract" Cmaandblad] 8. Confédération Autonome du Travail - CAT 19, boulevard de Sebastopol 75001 PARIS Tel. C1] 236.61.16 Publiceert: "Contact Confédéral" Ckwartaalblad] 9. Union Française du Travail - UFT 16, rue Saint-Marc 75002 PARIS Tel. C1] 236.27.06 Publiceert: "Liberté syndicale" Cmaandblad] 10. Confédération Nationale des Salariés de France - CNSF 67, rue de l'Isly 75008 PARIS Tel. C1] 287.61.68 Publiceert: "Les Routiers" Cmaandblad] 11. Confédération Nationale du Travail - CNT 33, rue des Vignoles 75020 PARIS Tel. C1] 370.46.86 Publiceert: "CNT Espoir" Cweekblad] ********
28
EUROPESE GEMEENSCHAPPEN □ VOORLICHTING Commissie van de Europese Gemmeenschappen
Wetstraat 200, - 1049 Brussel
Informationskontorer O Presse-und Informationsbüros Q Γραφείο Τύπου και Πληροφοριών Information offices Π Bureaux de presse et d'information Q Uffici stampa e informazione Π Voorlichtingsbureaus
B E L G I Q U E — BELGIË
NEDERLAND
U N I T E D STATES
Bruxelles
Lange Voorhout 29 Den Haag Tel.: 469326
2100 M Street, NW Suite 707 Washington, DC 20037 Tel.: 8629500
Rue Archimede 73, 1040 Bruxelles Til.: 235 M 11 Télex 26657 COMINF Β DANMARK
UNITED KINGDOM
København
Abby Building 8, Storey' Gate Westminster LONDON — SWI. 3 AT Tél.: 2228122
Højbrohus Østergade 61 Posbox 144 1004 København K Tél.: 144140 Télex 16402 COMEUR DK BR D E U T S C H L A N D
Windsor House 9/15 Bedford Street Belfast Tel.: 40708
Zitelmannstraße 22 5300 Bonn Tel.: 238041
4 Cathedral Road Cardiff CFl 9SG Tel.: 37 1631
Kurfürstendamm 102 1000 Berlin 31 Tel.: 8924028
7 Alva Street Edinburgh EH2 4PH Tel.: 2252058
ΕΛΛΑΣ Οδός Βασιλίσσης Σοφίας Και Ηρώδου Αττικού Αθήνα 134 τηλ.: 743982/743983/743984
ESPANA Calle de Serrano 41 5A Pianta-Madrid 1 Tel.: 47411 87
FRANCE 61, rue des Belles Feuilles 75782 Paris Cedex 16 Tél.: 5015885 IRELAND 39 Molesworth Street Dublin 2 Tel.: 71 2244
TÜRKIYE
Via Poli, 29 00187 Roma Tel.: 6789722
CANADA Inn of the Provinces Office Tower Suite 1110 Sparks' Street 350 Ottawa, Ont. KIR 7S8 Tel.: 2386464
AMERICA LATINA Avda Ricardo Lyon 1177 Santiago de Chile 9 Chile Adresse postale: Casilla 10093 Tel.: 250555 Quinta Bienvenida Valle Arriba Calle Colibri Distrito Sucre Caracas Venezuela Tel.: 914707
PORTUGAL 35, ma do Sacramento à Lapa 1200 Lisboa Tel.: 667596
ITALIA
I Dag Hammarskjöld Plaza 245 East 47th Street New York, NY 10017 Tel.: 3713804
13, Bogaz Sokak Kavklidere Ankara Tel.: 276145/276146
NIPPON Kowa 25 Building 8-7 Sanbancho Chiyoda-Ku Tokyo 102 Tel.: 2390441
ASIA
GRAND-DUCHÉ DE LUXEMBOURG
S C H W E I Z - S U I S S E - SVIZZERA
Thai Military Bank Building 34 Phya Thai Road Bangkok Thailand Tel.: 282 1452
Centre europeen Bâtiment Jean Monnet B/O 1615 Luxembourg — Kirchberg Tél.: 43011
Case postale 195 37-39, me de Vermont 1211 Genève 20 Tél.: 349750
TAJ PALACE HOTEL Sardar Patel Marg Chanakyapuri New Delhi 110021 India
CB0X83101NLC