EUROPEES PARLEMENT
2014 - 2019
Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid
2014/2208(INI) 24.3.2015
ONTWERPVERSLAG over hulpbronnenefficiëntie: de overgang naar een circulaire economie (2014/2208(INI)) Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid Rapporteur: Sirpa Pietikäinen
PR\1055309NL.doc
NL
PE552.085v01-00 In verscheidenheid verenigd
NL
PR_INI INHOUD Blz. ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT .........................................3 TOELICHTING .....................................................................................................................8
PE552.085v01-00
NL
2/13
PR\1055309NL.doc
ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT over hulpbronnenefficiëntie: de overgang naar een circulaire economie (2014/2208(INI)) Het Europees Parlement, ‒
gezien de mededeling van de Commissie getiteld "Naar een circulaire economie: Een afvalvrij programma voor Europa" (COM(2014)0398),
‒
gezien de mededeling van de Commissie met als titel "Mogelijkheden voor hulpbronnen-efficiëntie in de bouwsector" (COM(2014)0445),
‒
gezien de mededeling van de Commissie getiteld "Bouwen aan de eengemaakte markt voor groene producten – Bevordering van betere informatieverstrekking over de milieuprestatie van producten en organisaties" (COM(2013)0196),
‒
gezien de mededeling van de Commissie met als titel "Stappenplan voor efficiënt hulpbronnengebruik in Europa" (COM(2011)0571),
‒
gezien de mededeling van de Commissie getiteld "Efficiënt gebruik van hulpbronnen – Vlaggenschipinitiatief in het kader van de Europa 2020-strategie" (COM(2011)0021),
‒
gezien de mededeling van de Commissie met als titel "Europa 2020 – Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei" (COM(2010)2020),
‒
gezien zijn resolutie van 24 mei 2012 over het efficiënt gebruik van hulpbronnen in Europa1,
‒
gezien zijn resolutie van 13 september 2011 over een doeltreffende grondstoffenstrategie voor Europa2,
‒
gezien het zevende milieuactieprogramma (MAP),
‒
gezien de conclusies van de Raad Milieu over "Het vergroenen van het Europees semester en de Europa 2020-strategie - Tussentijdse evaluatie" van 28 oktober 2014,
‒
gezien het Verdrag inzake biologische diversiteit (VBD),
‒
gezien het onderzoek van UNEP (Milieuprogramma van de Verenigde Naties) naar de opzet van een duurzaam financieel stelsel,
‒
gezien de conclusies van het Internationale Panel van UNEP over milieurisico's en uitdagingen met betrekking tot antropogene metaalstromen en -cycli (2013),
‒
gezien de conclusies van het Internationale Panel van UNEP over het ontkoppelen van
1 2
Aangenomen teksten, P7_TA (2012)0223. Aangenomen teksten, P7_TA (2011)0364.
PR\1055309NL.doc
3/13
PE552.085v01-00
NL
het gebruik van hulpbronnen en de milieueffecten van economische groei (2011), ‒
gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 10 december 20141,
‒
gezien het advies van het Comité van de Regio's van 12 februari 20152,
–
gezien artikel 52 van zijn Reglement,
–
gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid en de adviezen van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken en de Commissie industrie, onderzoek en energie (A8-0000/2015),
A.
overwegende dat overbenutting van hulpbronnen de oorzaak is van diverse milieugevaren, zoals klimaatverandering, verwoestijning, ontbossing en verlies aan biodiversiteit; overwegende dat de wereldeconomie gebruikmaakt van het equivalent van de hulpbronnen van anderhalve planeet voor de wereldwijde productie en de verwerking van afval, en dat dit cijfer tegen 2030 naar schatting het equivalent van de hulpbronnen van twee planeten zal bereiken;
B.
overwegende dat Europa afhankelijker is van geïmporteerde hulpbronnen dan welke andere regio ter wereld ook, en dat haar concurrentievermogen uitsluitend kan worden vergroot door hulpbronnen beter te laten renderen in de economie;
1.
is ingenomen met de mededeling van de Commissie getiteld "Naar een circulaire economie: Een afvalvrij programma voor Europa" (COM(2014)0398); hecht zijn goedkeuring aan de aanpak van de Commissie met betrekking tot ontwerpen en innoveren voor een circulaire economie, het opzetten van een beleidskader ter ondersteuning van hulpbronnenefficiëntie en het vaststellen van een streefdoel voor hulpbronnenefficiëntie zoals uiteengezet in de mededeling;
2.
benadrukt dat vanwege de hulpbronnenschaarste een volledige ontkoppeling van groei en het gebruik van natuurlijke hulpbronnen noodzakelijk is ‒ een systemische verandering waarbij de maatregelen die noodzakelijk zijn met het oog op een duurzaam 2050 moeten worden gebackcast;
3.
is ervan overtuigd dat zowel wettelijke als economische stimulansen alsook aanvullende financiering van onderzoek vereist zijn om de hulpbronnenefficiëntie te verbeteren;
4.
benadrukt dat rechtszekerheid en voorspelbaarheid op de lange termijn noodzakelijk zijn om de investeringen die bijdragen tot een duurzame economie te kanaliseren;
Indicatoren en doelstellingen 5.
1 2
benadrukt dat het gebruik van hulpbronnen door de EU tegen 2050 duurzaam moet zijn; dit omvat de volledige tenuitvoerlegging van een stapsgewijze benutting van hulpbronnen, duurzame winning, een afvalhiërarchie, het creëren van een gesloten
Nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad. Nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad.
PE552.085v01-00
NL
4/13
PR\1055309NL.doc
kringloop voor niet-hernieuwbare hulpbronnen, het gebruiken van hernieuwbare energiebronnen binnen de grenzen van hun hernieuwbaarheid en het geleidelijk elimineren van giftige stoffen; 6.
dringt er bij de Commissie op aan tegen 2019 een hoofdindicator en een aantal subindicatoren voor hulpbronnenefficiëntie te ontwikkelen en in te voeren, met inbegrip van ecosysteemdiensten; aan de hand van deze bindende indicatoren moet het hulpbronnenverbruik, met inbegrip van invoer en uitvoer, op EU-, nationaal en sectorniveau worden gemeten, waarbij rekening wordt gehouden met de gehele levenscyclus van producten en diensten;
7.
dringt er bij de Commissie op aan een bindend streefcijfer vast te stellen om de hulpbronnenefficiëntie op EU-niveau tegen 2030 met 30 % te verhogen, alsook afzonderlijke streefcijfers voor elke lidstaat;
8.
dringt er bij de Commissie op aan het gebruik van indicatoren voor hulpbronnenefficiëntie te bevorderen door middel van internationale verdragen;
9.
benadrukt dat deze indicatoren moeten worden opgenomen in het Europees semester en in alle effectbeoordelingen;
Ecologisch ontwerp 10.
wijst erop dat de ontwerpfase van een product grotendeels bepalend is voor de hoeveelheid hulpbronnen die gedurende de gehele levensduur van het product worden verbruikt;
11.
dringt er bij de Commissie op aan vóór het einde van 2016 een herziening van de richtlijn inzake ecologisch ontwerp voor te stellen, waarin de volgende belangrijke wijzigingen zijn opgenomen: uitbreiding van de reikwijdte, zodat alle belangrijke productlijnen worden bestreken; geleidelijke opneming van alle relevante hulpbronnenefficiënte kenmerken in de essentiële vereisten voor productontwerp; invoering van een verplicht productpaspoort op basis van deze vereisten; invoering van zelfcontrole en controle door een derde partij, teneinde te waarborgen dat producten aan deze normen voldoen; vaststelling van horizontale eisen op het gebied van onder meer herbruikbaarheid en recycleerbaarheid;
12.
dringt er bij de Commissie op aan andere relevante maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat producten gemakkelijk kunnen worden hergebruikt, hersteld, gerepareerd, gerecycleerd en uiteindelijk ontmanteld voor nieuwe hulpbronnen;
13.
verzoekt de Commissie de uitbreiding van minimumgaranties voor duurzame consumptiegoederen voor te stellen;
"Zero waste" 14.
dringt er bij de Commissie op aan het aangekondigde voorstel inzake de herziening van de afvalwetgeving vóór het einde van 2015 in te dienen en hierin de volgende punten op te nemen: vaststelling van uitgebreidere verplichtingen op het gebied van
PR\1055309NL.doc
5/13
PE552.085v01-00
NL
producentenaansprakelijkheid; goedkeuring van het beginsel "de vervuiler betaalt", waarbij prioriteit wordt verleend aan systemen voor gescheiden inzameling, ter bevordering van de ontwikkeling van bedrijven gebaseerd op hergebruik van secundaire grondstoffen; verhoging van het streefcijfer voor recyclage tot ten minste 70 % van het vast stedelijk afval, gebaseerd op de capaciteit van recyclage-installaties, waarbij voor alle lidstaten gebruik wordt gemaakt van dezelfde geharmoniseerde methode met extern geverifieerde statistieken; invoering van een verbod op het storten van recycleerbaar en biologisch afbreekbaar afval vóór 2025 en een volledig verbod op het storten van afval vóór 2030; invoering van boetes voor het storten en verbranden van afval; 15.
verzoekt de Commissie een regelgevingskader voor "urban mining" in bestaande stortplaatsen voor te stellen en een milieuvergunningssysteem voor de recyclingindustrie te ontwikkelen op basis van zelfcontrole en externe controle;
16.
dringt er bij de Commissie op aan de specifieke uitdagingen op het gebied van afval aan te pakken en maatregelen te treffen zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie over een circulaire economie (COM(2014)0398);
Gebouwen 17.
verzoekt de Commissie de volledige tenuitvoerlegging van de beginselen en vereisten inzake circulaire economie in de bouwsector voor te stellen en het beleidskader voor hulpbronnenefficiëntie in gebouwen verder uit te werken; dit omvat de ontwikkeling van indicatoren, normen en methoden met betrekking tot ruimtelijke ordening en stadsplanning, architectuur, bouwtechniek, bouw en onderhoud, aanpassingsvermogen, energie-efficiëntie, renovatie en hergebruik en recyclage; de streefcijfers en indicatoren voor duurzame gebouwen moeten tevens groene infrastructuur, zoals groendaken, omvatten;
18.
dringt er bij de Commissie op aan de toepassing van BBT-beginselen en -normen op alle materialen en gedeelten van gebouwen voor te stellen en een gebouwenpaspoort te ontwikkelen op basis van de gehele levenscyclus van een gebouw;
19.
is van mening dat er, aangezien 90 % van de gebouwde omgeving voor 2050 reeds bestaat, speciale vereisten voor de renovatiesector moeten worden vastgesteld, teneinde voornamelijk te beschikken over energiepositieve gebouwen;
Andere maatregelen 20.
dringt er bij de Commissie op aan verplichte groene openbare-aanbestedingsprocedures voor te stellen; is van mening dat hergebruikte, gerepareerde, gereviseerde, gerenoveerde en andere hulpbronnenefficiënte producten en oplossingen de voorkeur verdienen in alle openbare aanbestedingen en dat, wanneer dit niet het geval is, het "pas toe of leg uit"-beginsel moet gelden;
21.
dringt er bij de Commissie op aan een beleidskader voor voedingsstoffen te ontwikkelen om recyclage en innovatie te bevorderen, de marktomstandigheden te verbeteren en het duurzaam gebruik van voedingsstoffen te integreren in de EU-wetgeving op het gebied van meststoffen, voedsel, water en afval;
PE552.085v01-00
NL
6/13
PR\1055309NL.doc
22.
dringt er bij de Commissie op aan vóór 2016 een mededeling over duurzaam voedsel te presenteren;
23.
verzoekt de Commissie een permanent platform voor hulpbronnenefficiëntie op te richten met het oog op het bevorderen en vergemakkelijken van de toepassing van de laatste onderzoeksresultaten, de uitwisseling van optimale werkwijzen en de opkomst van nieuwe industriële synthese en industriële ecosystemen;
24.
verzoekt de Commissie een sectoroverschrijdende inter-DG-werkgroep inzake duurzame financiering in te stellen, teneinde de indicatoren voor hulpbronnenefficiëntie op te nemen in de geïntegreerde verslaglegging en boekhouding op bedrijfsniveau; verzoekt de Commissie voorts te onderzoeken hoe hulpbronnenefficiëntie en milieurisico's kunnen worden opgenomen in onder meer kredietratings en kapitaalvereisten van banken, en een omvattend verzekeringsstelsel voor milieugevaren te ontwikkelen en informatieverplichtingen voor beleggingsproducten in te stellen;
25.
benadrukt dat alle EU-financiering, met inbegrip van de financiering via het EFSI, Horizon 2020, cohesiefondsen en de EIB, moeten worden gemobiliseerd om hulpbronnenefficiëntie te bevorderen, en dringt bij de Commissie aan op de afschaffing van alle subsidies die schadelijk zijn voor het milieu;
26.
dringt er bij de Commissie op aan te onderzoeken of de bestaande wetgeving een belemmering vormt voor de circulaire economie of de opkomst van nieuwe bedrijfsmodellen, zoals een lease-economie;
27.
verzoekt de Commissie verslag uit te brengen aan het Parlement over alle bovengenoemde maatregelen en vóór 2018 volgende stappen voor te stellen; o o
28.
o
verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de nationale parlementen.
PR\1055309NL.doc
7/13
PE552.085v01-00
NL
TOELICHTING
De urgentie van hulpbronnenefficiëntie Het niet-duurzame gebruik van hulpbronnen brengt zowel schade voor het milieu als een economisch risico met zich mee. De wereldeconomie gebruikt het equivalent van de hulpbronnen van anderhalve planeet voor de wereldwijde productie en de verwerking van afval. Tegen 2030 zal dit cijfer naar schatting het equivalent van de hulpbronnen van twee planeten bereiken. De jaarlijkse consumptie van mineralen, fossiele brandstoffen en biomassa zal tegen 2050 naar verwachting zijn verdubbeld tot 140 miljoen ton. Dit is het resultaat van een combinatie van bevolkingsgroei, een hoger besteedbaar inkomen, meer productverscheidenheid dan vroeger en een kortere levensduur van producten. Als we op deze weg doorgaan, komen we uiteindelijk terecht in een ecologische en economische impasse. De mensheid overschrijdt reeds een aantal planetaire grenzen waarbinnen we moeten navigeren om te voorkomen dat het omslagpunt naar negatieve ecologische veranderingen intreedt. De gevolgen voor het milieu zijn divers en in veel gevallen onomkeerbaar: klimaatverandering, ontbossing, verwoestijning, aantasting van de bodem, verlies aan biodiversiteit, afname van de genetische diversiteit en verzwakking van ecosysteemdiensten. Om deze veranderingen in onze biosfeer tegen te gaan, moeten we minder hulpbronnen gebruiken. We kunnen en moeten ten minste dezelfde levensstandaard en hetzelfde welzijnsniveau als nu bereiken met een tiende van de hulpbronnen die nu worden gebruikt. Alleen als we economische groei loskoppelen van hulpbronnenverbruik kunnen we ons concurrentievermogen verbeteren, Europa herindustrialiseren en onze levensstandaard verhogen. Europa is afhankelijker van geïmporteerde hulpbronnen dan welke andere regio ter wereld ook. 40 procent van al het in de EU gebruikte materiaal wordt geïmporteerd. Voor bepaalde strategische hulpbronnen, zoals metaalertsen voedingsstoffen, ligt het percentage zelfs nog hoger. 92 procent van alle fosfor, dat van essentieel belang is voor de Europese landbouw, wordt geïmporteerd, voornamelijk uit Rusland, Syrië, Marokko en Tunesië. Het verbeteren van de hulpbronnenefficiëntie zou onze economie en veiligheid ten goede komen. Een efficiënter hulpbronnenverbruik zou onze afhankelijkheid van hulpbronnen verminderen en besparingen op materiële kosten opleveren. Bovendien zou het gepaard gaan met nieuwe handelsactiviteit en werkgelegenheid voor Europa. Volgens ramingen van de Europese Commissie zou een toename van de hulpbronnenproductiviteit met 2 procent leiden tot 2 miljoen nieuwe banen in de EU vóór 2030. Dit is een win-win-scenario. Hulpbronnenefficiëntie is een oplossing voor het ecologische PE552.085v01-00
NL
8/13
PR\1055309NL.doc
dilemma waarmee we worden geconfronteerd, alsook voor de economische uitdagingen waar Europa voor staat. Een paradigmaverschuiving Het verhogen van de hulpbronnenefficiëntie is gebaseerd op zes kernconcepten: circulaire economie, stapsgewijze benutting van hulpbronnen, afvalhiërarchie, uitgebreide producentenaansprakelijkheid, industriële symbiose en nieuwe bedrijfsmodellen. 1. Het verbeteren van de hulpbronnenefficiëntie betekent dat we afstappen van de huidige lineaire economie die wordt gekenmerkt door een "pak-maak-consumeer-verwijder"-model van productie en consumptie. In een circulaire economie circuleren vrijwel alle niethernieuwbare materialen in gesloten kringlopen. Postconsumptieafval wordt op doeltreffende wijze ingezameld, gerecycleerd en gebruikt om nieuwe producten te maken. In een circulaire economie wordt afval "weg-ontworpen" uit het systeem. Onbewerkte grondstoffen - zowel hernieuwbare als niet-hernieuwbare - worden uitsluitend gebruikt indien secundaire grondstoffen niet beschikbaar zijn. Hernieuwbare hulpbronnen worden benut binnen de grenzen van duurzaamheid en de draagkracht van ecosystemen. 2. Een stapsgewijze benutting van hulpbronnen is een manier om hulpbronnenefficiëntie te optimaliseren. Hierbij worden structurele inspanningen geleverd om materialen eerst voor producten met een hogere toegevoegde waarde te gebruiken en vervolgens meerdere malen als hulpbronnen in andere productcategorieën. 3. Door middel van een afvalhiërarchie (preventie, hergebruik, recyclage, terugwinning, verwijdering) wordt optimaal van producten geprofiteerd, omdat er vrijwel geen afval wordt gegenereerd en uiteindelijk een afvalvrije economie tot stand wordt gebracht. 4. Uitgebreide producentenaansprakelijkheid houdt in dat producenten belast zijn met het beheer van hun afgedankte producten. In dit verband kan worden overwogen om detailhandelaars uitsluitend de diensten te laten verkopen die door de producten worden geboden. Het product blijft dan eigendom van de producent, en aan het einde van de levensduur ervan is het de verantwoordelijkheid van de producent om het product te beheren in overeenstemming met de bestaande regelgeving. 5. In een industriële symbiose werken producenten met elkaar samen, teneinde gebruik te kunnen maken van elkaars bijproducten. 6. Er worden nieuwe bedrijfsmodellen ontwikkeld met het oog op een verbetering van de hulpbronnenefficiëntie. Een voorbeeld van nieuwe hulpbronnenefficiënte bedrijfsmodellen is een lease-economie, die inhoudt dat de dienstenfunctie van een product wordt verkocht en onderhouden in plaats van dat het product zelf wordt verkocht. Dit creëert een stabiele inkomensstroom voor de bedrijven en zorgt ervoor dat zowel bedrijven als klanten worden aangemoedigd hun hulpbronnenverbruik te beperken en producten kwalitatief hoogwaardig te houden.
PR\1055309NL.doc
9/13
PE552.085v01-00
NL
Wettelijke en economische stimulansen creëren de benodigde hefboomwerking In het huidige beleid wordt niet voldoende aandacht besteed aan deze paradigmaverschuiving. Europa zit gevangen in een systeem waarin waardevolle materialen, waarvan vele hoge milieu- en sociale kosten met zich meebrengen, terechtkomen op een stortplaats of in een verbrandingsinstallatie. Er bestaat nog geen functionerende markt voor secundaire grondstoffen. Om hier verandering in te brengen, is het noodzakelijk dat wettelijke en economische stimulansen een hefboomeffect creëren, bijvoorbeeld: het ondersteunen van innovatie met betrekking tot hulpbronnenefficiënte producten en diensten via diverse financieringsmechanismen. het ondersteunen van de vraag naar dergelijke producten via openbare aanbestedingen en milieuvriendelijke belastingen, en het invoeren van boetes die de gebruikmaking van niet-hulpbronnenefficiënte producten en diensten ontmoedigen. het opleggen van eisen inzake ecologisch ontwerp aan producten, bijvoorbeeld middels een goede richtlijn inzake ecologisch ontwerp. Om de hulpbronnenefficiëntie van producten te kunnen waarborgen, is het van essentieel belang dat geïmporteerde goederen eveneens aan deze eisen voldoen en dat het momenteel beperkte markttoezicht aanzienlijk wordt versterkt. ervoor zorgen dat de bestaande wetgeving geen belemmering vormt voor de ontwikkeling van hulpbronnenefficiënte producten, diensten of bedrijfsmodellen. Dergelijke belemmeringen komen we bijvoorbeeld tegen in wetgeving op het gebied van veiligheid en mededinging. het geleidelijk afschaffen van subsidies die schadelijk zijn voor het milieu (bijvoorbeeld subsidies uit cohesiefondsen voor de aanleg van nieuwe stortplaatsen of verbrandingsinstallaties). In de financiële en economische wetgeving is de waarde van ecosysteemdiensten en biodiversiteit niet opgenomen en wordt geen rekening gehouden met ecologische en sociale risico's. Dergelijke risico's vormen tevens een economisch risico voor de financiële prestaties op lange termijn die niet worden weergegeven in de traditionele financiële analyses. Dit leidt tot een verkeerde toewijzing van kapitaal. In jaarrekeningen, boekhoudkundige regelgeving en geïntegreerde verslaglegging moet een betere verantwoording worden opgenomen van de risico's die worden veroorzaakt door de aantasting van het milieu, de uitputting van hulpbronnen en het gebrek aan daadkracht in de huidige markttrajecten op korte termijn. Hulpbronnenschaarste en milieurisico's moeten worden geïntegreerd in financiële wetgeving, onder meer op het gebied van kredietratings, kapitaalvereisten, verzekeringen, informatie inzake financiële producten, boekhouding en PE552.085v01-00
NL
10/13
PR\1055309NL.doc
boekhoudkundige controle. Kapitaalmarkten kunnen worden geheroriënteerd in de richting van duurzaamheid op lange termijn door de integratie van factoren op milieu-, sociaal en bestuurlijk gebied. Hoge milieurisico's moeten tot uitdrukking komen in hogere kapitaalvereisten. Voorts is er behoefte aan een nieuw, duidelijk beleidskader om particuliere en institutionele investeerders in staat te stellen hun investeringskoers te wijzigen in de richting van duurzame langetermijninvesteringen. Beleidsmakers moeten de nodige rechtszekerheid bieden, opdat er hulpbronnenefficiënte investeringen worden gedaan en hulpbronnenefficiënte bedrijfsstrategieën worden uitgestippeld. Er is geen sprake van een tegenstelling, maar van wederzijdse belangen en voordelen voor bedrijven en het milieu. De spanningen die in alle sectoren voelbaar zijn, heersen tussen bedrijven die zich baseren op innovatie en hulpbronnenefficiëntie en bedrijven die blijven steken in beleidslijnen en marktvoorwaarden die zijn toegesneden op eerdere omstandigheden. De herindustrialisering van Europa kan uitsluitend worden gebaseerd op hulpbronnenefficiënte, innovatieve ondernemingen. De verandering moet zo snel mogelijk worden opgestart om te voorkomen dat we vast komen te zitten in niet-hulpbronnenefficiënte structuren.
Duurzame gebouwen Gebouwen zijn verantwoordelijk voor 40 procent van het eindverbruik van energie en 36 procent van de CO2-emissies in de EU. Derhalve dient bijzondere aandacht te worden besteed aan de hulpbronnenefficiëntie van de gebouwde omgeving en gebouwen. "Duurzame gebouwen" is een concept dat soms beperkt wordt tot materiaalkeuze of energieefficiëntie. Het concept is echter veel breder. Om een duurzaam gebouw te realiseren, moet de gehele levenscyclus ervan worden aangepakt: van de architectonische planning, de bouwtechniek en het ontwerp tot de bouw en de materiaalkeuze tot de exploitatie, aanpassing en renovatie tot de uiteindelijke afbraak. Daarnaast moeten slimme, duurzame ruimtelijkeordeningsplannen en groene infrastructuur worden opgenomen in het kader voor duurzame gebouwen. Stadsplanning en vervoersoplossingen spelen tevens een belangrijke rol bij de opbouw van een duurzame samenleving. Bij het vaststellen van normen voor duurzame gebouwen is een hoog ambitieniveau noodzakelijk. Er worden vrij zelden renovaties uitgevoerd, dus het is in het belang van de samenleving en de eigenaar van het gebouw om de goede aanpak te vinden. Alle renovaties die op dit moment worden uitgevoerd, moeten gericht zijn op het hoogst haalbare niveau van hulpbronnenefficiëntie. Daar 90 procent van de vaste woningvoorraad voor 2050 reeds bestaat, is een ambitieus beleid ter ondersteuning van renovaties van bestaande gebouwen doorslaggevend voor een goed presterende, hulpbronnenefficiënte gebouwde omgeving in de toekomst. Renovaties brengen PR\1055309NL.doc
11/13
PE552.085v01-00
NL
op tal van punten voordelen met zich mee, zoals een verbeterde luchtkwaliteit in gesloten ruimten en een toename van de vraag naar kmo's die het grootste deel uitmaken van de Europese renovatiesector, een sector waarin banen niet door delokalisatie uit Europa kunnen verdwijnen. Er is nog altijd sprake van grote verschillen in de sector met betrekking tot de definitie van een duurzaam gebouw en bouwmateriaal. Het concept van duurzame gebouwen is zwak vanwege het gebrek aan harmonisatie, hetgeen hoge kosten, een gebrek aan vertrouwen, ingewikkelde communicatie en bijna onmogelijke benchmarking voor de hele sector met zich meebrengt. De belemmeringen voor het aanboren van het potentieel dat wordt geboden door hulpbronnen die zich in gebouwen bevinden, zijn vaak economisch van aard: het is goedkoper om afval te storten dan om het in te zamelen, te sorteren en opnieuw te gebruiken. Bovendien beschikken veel lidstaten niet over een recyclinginfrastructuur. Stimulansen en verplichtingen zouden leiden tot een betere planning van hulpbronnengebruik en duurzame materiaalkeuzes gedurende de gehele levenscyclus. Meten van de vooruitgang Voor een doeltreffend hulpbronnenbeheer zijn metingen noodzakelijk, en voor metingen zijn gemeenschappelijk overeengekomen indicatoren noodzakelijk, alsook de deelname van alle partijen. De Europese Unie moet derhalve een bindende hoofdindicator voor hulpbronnenefficiëntie ontwikkelen. Een hoofdindicator is echter niet voldoende om de vooruitgang te meten. Deze moet worden aangevuld met subindicatoren voor de verschillende aspecten van hulpbronnenefficiëntie. Aan de hand van de subindicatoren kan gemakkelijker worden vastgesteld welke afwegingen het meest kostenefficiënt en redelijk zijn. Denkend aan boekhouding is het belang van indicatoren gemakkelijk te begrijpen. Bedrijven maken hun in de boekhouding opgenomen inkomsten periodiek bekend, zoals vermeld op basis van boekhoudnormen. Hierbij wordt het geldbedrag bekendgemaakt dat een bedrijf gedurende een bepaalde periode heeft verdiend. Met behulp van diverse financiële subindicatoren kan worden vastgesteld waardoor eventuele tekorten zijn veroorzaakt of op welke manier het bedrijf winst heeft gemaakt. Wanneer elk bedrijf op basis van zijn eigen voorkeurssysteem verslag uitbrengt over zijn kapitaalstromen of wanneer deze verslaglegging op vrijwillige basis gebeurt, zijn de gegevens die hierbij worden verkregen niet vergelijkbaar of van betekenis. Om soortgelijke redenen zijn indicatoren voor hulpbronnenefficiëntie nuttig. Het verbruik van hulpbronnen door elke lidstaat en het verbruik van hulpbronnen door de publieke en de private sector moeten op uniforme wijze worden gemeten. De indicatoren moeten niet alleen betrekking hebben op in eigen land geproduceerde, maar ook op geïmporteerde goederen. Op het niveau van bedrijven komt hulpbronnenboekhouding neer op het ontwikkelen van methoden die vergelijkbaar zijn met de methoden van financiële boekhouding. PE552.085v01-00
NL
12/13
PR\1055309NL.doc
Op basis van de indicatoren moet de EU een ambitieuze kerndoelstelling inzake hulpbronnenefficiëntie vaststellen en een ruime waaier aan opties voor innovatie bedrijfsmodellen en beleidskeuzes aanbieden.
PR\1055309NL.doc
13/13
PE552.085v01-00
NL