Europees Parlement 2015 Milieuverklaring voor 2014
NL
De milieuverklaring van het Europees Parlement voor 2014, overeenkomstig bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheeren milieuauditsysteem (EMAS), tot intrekking van Verordening (EG) nr. 761/2001 en van de Beschikkingen 2001/681/EG en 2006/193/EG van de Commissie
Goedgekeurd door het Stuurcomité milieubeheer: 24.6.2015.
Geverifieerd door AIB-Vinçotte International (externe verificateur): 03/08/2015
2
NL
INHOUD INHOUD .................................................................................................................................... 3 1 INLEIDING ....................................................................................................................... 5 1.1 INLEIDING TOT HET EUROPEES PARLEMENT................................................. 5 1.2 DE GESCHIEDENIS VAN HET EMAS-PROJECT IN HET EUROPEES PARLEMENT........................................................................................................................ 6 2 HET MILIEUBEHEERSYSTEEM (EMS) VAN HET EUROPEES PARLEMENT ...... 7 2.1 TOEPASSINGSGEBIED EN REGISTRATIE .......................................................... 7 2.1.1 Toepassingsgebied ............................................................................................... 7 2.2 DE GOVERNANCESTRUCTUUR VAN HET EMS ............................................... 8 2.2.1 Het Bureau ........................................................................................................... 8 2.2.2 Het Stuurcomité milieubeheer ............................................................................. 9 2.2.3 De medewerkers milieubeheer en de inter-DG-stuurgroep inzake milieubeheer 9 2.2.4 De afdeling EMAS ............................................................................................. 10 2.2.5 Milieubeheernetwerken...................................................................................... 10 2.3 DOCUMENTATIE VAN HET MILIEUBEHEERSYSTEEM ................................ 11 2.3.1 Milieuanalyse ..................................................................................................... 11 2.3.2 Milieubeleid ....................................................................................................... 13 2.3.3 Milieuhandboek ................................................................................................. 16 2.3.4 Actieplan ............................................................................................................ 16 2.3.5 Environmental Management Review ................................................................. 16 2.3.6 Milieuverklaring ................................................................................................ 16 2.3.7 Compendium van procedures ............................................................................ 17 3 MILIEUPRESTATIES .................................................................................................... 18 3.1 KERNPRESTATIE-INDICATOREN EN DOELEN ............................................... 18 3.1.1 EP-doelen voor de kernmilieuprestatie-indicatoren (KPI's) .............................. 19 3.2 DOELSTELLINGEN EN RESULTATEN MET BETREKKING TOT DE KPI'S . 22 3.2.1 CO2-emissies ...................................................................................................... 22 3.2.2 Elektriciteitsverbruik.......................................................................................... 25 3.2.3 Gas, stookolie en stadsverwarming.................................................................... 26 3.2.4 Papierverbruik .................................................................................................... 27 3.2.5 Waterverbruik .................................................................................................... 28 3.2.6 Afval .................................................................................................................. 30 3.3 OVERIGE DOELSTELLINGEN ............................................................................. 34 3.3.1 Groene aanbestedingen ...................................................................................... 34 3.3.2 Compensatie van de koolstofuitstoot ................................................................. 35 3.3.3 Opleiding, communicatie en bewustmaking ...................................................... 36 3.3.4 Naleving van wet- en regelgeving ..................................................................... 38 3.3.5 Interinstitutionele activiteiten ............................................................................ 40 4 UITVOERING VAN HET EMAS-ACTIEPLAN VOOR 2014 ..................................... 41 4.1 CO2-emissies ............................................................................................................. 41 4.1.1 De sector gebouwenbeheer ................................................................................ 41 4.1.2 De sector informatietechnologie ........................................................................ 44 4.1.3 Mobiliteit............................................................................................................ 45 4.2 Papierverbruik ........................................................................................................... 46 4.3 Waterverbruik............................................................................................................ 47 3
NL
4.4 Afval .......................................................................................................................... 47 5 CONTACTGEGEVENS.................................................................................................. 49 6 REFERENTIES EN WETTELIJKE VEREISTEN ......................................................... 49 7 VERKLARING VAN DE MILIEUVERIFICATEUR OVER DE VERIFICATIE- EN VALIDATIEWERKZAAMHEDEN ....................................................................................... 50 BIJLAGEN .............................................................................. Error! Bookmark not defined. BIJLAGE I: ANALYSE VAN DE KOOLSTOFVOETAFDRUK VAN HET PARLEMENT IN 2014 ....................................................... Error! Bookmark not defined. AI.1 Voorstelling van de koolstofvoetafdruk .................. Error! Bookmark not defined. AI.2 In de koolstofvoetafdruk opgenomen emissies ....... Error! Bookmark not defined. AI.3 Gedetailleerde analyse van de ontwikkeling van de koolstofvoetafdruk ...........Error! Bookmark not defined. BIJLAGE II: UITVOERING VAN HET EMAS-ACTIEPLAN 2014Error! Bookmark not defined. BIJLAGE III: EMAS-ACTIEPLAN 2015........................... Error! Bookmark not defined.
4
NL
1 INLEIDING 1.1
INLEIDING TOT HET EUROPEES PARLEMENT
Samenstelling en functies Het Europees Parlement (EP) is de parlementaire instelling van de Europese Unie en wordt elke vijf jaar rechtstreeks gekozen door de burgers van de EU. Het vergadert twaalf keer per jaar in Straatsburg (Frankrijk); een aantal vergaderperioden en de meeste vergaderingen van de parlementaire commissies vinden plaats in Brussel (België). Luxemburg, Brussel en Straatsburg delen het secretariaat. Het Europees Parlement is een van de drie belangrijkste EU-instellingen, naast de Commissie en de Raad. De NACE-code van het Europees Parlement is NACE 99. Het Europees Parlement is de vergadering van de vertegenwoordigers van de 500 miljoen burgers van de Unie. Het Parlement telt 751 leden, die in de 28 lidstaten van de uitgebreide Europese Unie zijn gekozen. Sinds 1979 worden de leden via rechtstreekse algemene verkiezingen voor een periode van vijf jaar gekozen.
De werkzaamheden van het Parlement De activiteiten van het Europees Parlement zijn die van een grote politieke instelling. In het algemeen omvatten de activiteiten het organiseren van vergaderingen (waarvan veel met simultaantolken), het opstellen, publiceren en vertalen van documenten en het beheren van IT- en telecommunicatiesystemen. Het aantal ambtenaren en tijdelijke functionarissen in dienst van het Parlement op de drie belangrijkste werklocaties bedraagt meer dan 6 000. Naast de ambtenaren en tijdelijke functionarissen zijn er ook medewerkers van de leden en werknemers van particuliere dienstverleners, die werkzaam zijn in sectoren als gebouwenbeheer, informatietechnologie, schoonmaak en catering. Journalisten, bezoekers en lobbyisten zorgen ervoor dat het aantal mensen in de gebouwen van het Parlement nog groter is. Soms kan het totale aantal mensen dat in enigerlei hoedanigheid aan het werk is op de drie belangrijkste werklocaties wel meer dan 10 000 bedragen.
5
NL
Aantallen Het totale aantal mensen dat in de gebouwen van het EP verblijft, varieert naargelang de locatie en de parlementaire agenda, aangezien dit aantal voor Straatsburg aanzienlijk toeneemt tijdens de maandelijkse vergaderweken. In 2014 vonden de activiteiten van het Parlement plaats in zeventien gebouwen in Brussel, acht in Luxemburg en vier in Straatsburg. De totale oppervlakte die het EP bezet bedraagt, volgens de norm DIN 277, meer dan 1 150 000 m2.
Milieueffect De administratieve en technische werkzaamheden van het Parlement omvatten bepaalde aspecten die direct of indirect van invloed zijn op het milieu: bijvoorbeeld het energieverbruik voor verwarming en verlichting in vergaderzalen en kantoren, de productie van afval en afvalwater, het papierverbruik en het milieueffect van het vervoer van personen en goederen.
1.2 DE GESCHIEDENIS VAN HET EMAS-PROJECT IN HET EUROPEES PARLEMENT Onmiddellijk na de inwerkingtreding van de EMAS-verordening begon het Europees Parlement met de benodigde voorbereidende werkzaamheden voor de tenuitvoerlegging van een milieubeheersysteem. In 2001 verleende het zijn goedkeuring aan kredieten op de begroting voor 2002 ten behoeve van een milieustudie. Een externe consultant, die samenwerkte met de diensten van het Parlement, verrichtte een gedetailleerde milieuanalyse van de activiteiten van het Parlement. Op 19 april 2004 besloot het Bureau een milieubeheersysteem op te zetten in het Parlement, in overeenstemming met de Europese norm, EMAS. Ten tijde van de beslissing van het Bureau van 19 april 2004 waren de voorbereidingen voor een milieubeheersysteem in het EP reeds gestart. Het Parlement werkte al sinds 2003 samen met een externe consultant aan een voorlopige milieuanalyse, die ten doel had om alle milieuaspecten van de activiteiten van het Parlement en de directe of indirecte invloed daarvan op het milieu te onderzoeken. De analyse diende als basis voor de vaststelling van een reeks milieubeheerdoelstellingen voor het Parlement. Op 9 mei 2005 zette het Bureau een nieuwe fase van het EMAS-proces in gang door de milieudoelstellingen goed te keuren en de secretaris-generaal te vragen om het voor de verwezenlijking ervan benodigde milieubeheersysteem op te zetten. De 6
NL
eerste versie van de belangrijkste EMAS-documenten werd op 13 december 2005 door het Bureau goedgekeurd. Het systeem en de noodzakelijke documentatie, alsook de eerste interne auditcyclus, traden in 2006 in werking. De eerste managementtoetsing werd in juni 2007 uitgevoerd. Na het besluit om de in de managementtoetsing voorgestelde milieudoelstellingen en kernacties aan te passen, werd de nieuwe versie van het milieubeleid van het Europees Parlement in november 2007 goedgekeurd en ondertekend. Naar aanleiding van de externe audits hebben de drie plaatsen op 17 december 2007 het ISO 14001:2004-certificaat gekregen. Vervolgens kon de secretarisgeneraal de aanvraagprocedure voor EMAS-registratie van de drie plaatsen initiëren, welke in de loop van 2008 werd ontvangen. Het Europees Parlement is EMAS-geregistreerd in Frankrijk (F0000051), België (B-BXL-00013) en Luxemburg (L000002), tot 17 december 2016. Eind 2010 en 2013 zijn audits uitgevoerd om de EMAS-registratie te vernieuwen, met positief resultaat.
2 HET
MILIEUBEHEERSYSTEEM (EMS) VAN HET EUROPEES PARLEMENT 2.1 2.1.1
TOEPASSINGSGEBIED EN REGISTRATIE Toepassingsgebied
Het EMS geldt voor alle technische en administratieve activiteiten van het Europees Parlement op de drie belangrijkste werklocaties, Brussel, Luxemburg en Straatsburg. Alle gebouwen van het Europees Parlement op de drie werklocaties worden in aanmerking genomen bij de berekening van de indicatoren en de koolstofvoetafdruk. De politieke activiteiten van de leden van het EP in het kader van hun mandaat worden van het EMS uitgesloten, tenzij bepaalde activiteiten uitdrukkelijk zijn opgenomen, zoals missies buiten de drie werklocaties. 2.1.2
Registratie
De volgende gebouwen waren op 31 december 2014 in het EMAS-register ingeschreven: 7
NL
Plaats Luxemburg
Brussel
Straatsburg
Gebouw
Naam
KAD SEN SCH PHS ASP ATR WIB JAN WAY LOW WIC SDM PFL
Konrad Adenauer Senningerberg Dépôt Schuman Paul Henri Spaak Altiero Spinelli Atrium Willy Brandt Jozsef Antall Wayenberg (nieuw) Louise Weiss Winston Churchill Salvador de Madariaga Pierre Pflimlin
Vorig jaar hebben ook de Wayenberg-gebouwen in Brussel de EMAS-registratie ontvangen. De gebouwen met een EMAS-registratie worden beschouwd als de belangrijkste gebouwen van het Europees Parlement. Ze hebben een totale oppervlakte van meer dan 928 000 m2 (bijna 80 % van alle gebouwen van het Parlement) en zijn of worden aan een periodieke milieuanalyse onderworpen. Door de ingebruikneming van nieuwe gebouwen die nog niet zijn opgenomen in het toepassingsgebied van EMAS is het percentage EP-gebouwen met een EMAS-registratie, wat het oppervlak betreft, met 5 % gedaald ten opzichte van 2013.
2.2
DE GOVERNANCESTRUCTUUR VAN HET EMS
Op 20 mei 2013 verleende het Bureau zijn goedkeuring aan een nieuwe versie van het milieuhandboek van het Europees Parlement om het milieubeheersysteem (EMS) van het Parlement te versterken en het Parlement voor te bereiden op toekomstige milieu-uitdagingen. De governancestructuur van het EMS werd versterkt, waarbij de rol van de belangrijkste actoren werd vergroot, waardoor werd gezorgd voor een meer proactieve participatie op alle niveaus, nauwere horizontale samenwerking en een betere coördinatie tussen en binnen de directoraten-generaal. 2.2.1
Het Bureau
Het Bureau van het Europees Parlement (het politieke orgaan dat verantwoordelijk is voor de afhandeling van alle administratieve en financiële kwesties, dat bestaat uit de Voorzitter en veertien ondervoorzitters van het Europees Parlement, en de vijf quaestoren met een raadgevende stem) heeft de politieke beslissingsbevoegdheid 8
NL
met betrekking tot het EMS. Het Bureau is verantwoordelijk voor de goedkeuring en herziening van de grote lijnen van de aanpak en verbintenissen op het gebied van milieuaangelegenheden van het Parlement, waaronder met name het milieubeleid, en wijst de begrotingsmiddelen toe die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging ervan. Bij het begin van de nieuwe legislatuur in 2014 heeft het Bureau parlementslid Ulrike Lunacek (Verts/ALE) benoemd tot de ondervoorzitter die verantwoordelijk is voor EMAS. 2.2.2
Het Stuurcomité milieubeheer
Het Stuurcomité milieubeheer is de hoogste administratieve instantie van het EMS. Het stuurcomité wordt voorgezeten door de secretaris-generaal en bestaat uit de adjunct-secretaris-generaal, de directeuren-generaal en de juridisch adviseur. Het stuurcomité is belast met de uitvoering van de besluiten van het Bureau op het gebied van het milieu en de zorg voor convergentie tussen het milieubeleid en de praktische uitvoering ervan door het EMS en het jaarlijkse actieplan, waarbij wordt gecontroleerd of het actieplan in overeenstemming blijft met de prioriteiten van het Parlement. Het Stuurcomité milieubeheer komt ten minste eenmaal per jaar bijeen om het actieplan voor het volgende jaar vast te stellen en de in het voorgaande jaar behaalde resultaten, die zijn opgenomen in de jaarlijkse milieubeheerevaluatie ("Environmental Management Review"), te bevestigen. Het stuurcomité is verantwoordelijk voor de rapportage aan het Bureau over de stand van zaken bij de uitvoering van het milieubeleid en over ontwikkelingen in verband met de belangrijkste milieuprestatie-indicatoren. 2.2.3
milieubeheer
De medewerkers milieubeheer en de inter-DG-stuurgroep inzake
Elk directoraat-generaal benoemt een milieubeheerfunctionaris die verantwoordelijk is voor de tenuitvoerlegging van het EMS in het betreffende DG. De milieubeheerfunctionaris zorgt voor een doeltreffende verbinding tussen het administratieve niveau en de hoogste ambtenaren van het betrokken DG door het actieplan te coördineren en de respectieve directeur-generaal te adviseren. De inter-DG-stuurgroep inzake milieubeheer vervangt het vroegere CDME en vergadert maandelijks. De inter-DG-stuurgroep wordt bijgestaan door het EMASteam en bestaat uit vertegenwoordigers van het secretariaat-generaal en de milieubeheerfunctionarissen. Daarnaast kunnen vertegenwoordigers van fractiesecretariaten vrijwillig als waarnemers aan deze vergaderingen deelnemen. De inter-DG-stuurgroep inzake milieubeheer bereidt, samen met het EMAS-team, de werkzaamheden van het stuurcomité voor, stelt acties voor die kunnen worden 9
NL
opgenomen in het jaarlijkse actieplan en ziet toe op de follow-up van die acties, helpt bij het opstellen van het concept van de Environmental Management Review en zorgt voor nauwere horizontale samenwerking en coördinatie op operationeel niveau tussen en binnen de directoraten-generaal. De inter-DG-stuurgroep inzake milieubeheer werkt samen met het EMAScoördinatieteam bij de operationele uitvoering van de milieudoelstellingen van het Parlement die zijn opgenomen in het actieplan. 2.2.4
De afdeling EMAS
De afdeling EMAS, die met ingang van 1 januari 2014 onder de secretaris-generaal valt (tot eind 2013 maakte het EMAS-coördinatieteam deel uit van DG INLO), is verantwoordelijk voor de coördinatie van de tenuitvoerlegging van het EMS en brengt verslag uit aan de inter-DG-stuurgroep inzake milieubeheer en aan het Stuurcomité milieubeheer. Meer specifiek houdt de afdeling EMAS zich bezig met: de coördinatie van het opstellen en bijwerken van de belangrijkste EMSdocumenten, waaronder het actieplan, op basis van de input van de directoraten-generaal; het toezicht op en de waarborging van de tenuitvoerlegging van het actieplan en het waar nodig voorstellen van corrigerende maatregelen; het toezicht op en bijwerken van een register met toepasselijke wettelijke eisen; het berekenen van de koolstofvoetafdruk van het Parlement, met inbegrip van de belangrijkste milieuprestatie-indicatoren; het opstellen van het concept van de Environmental Management Review; de organisatie van de interne en externe milieuaudits; de evaluatie van en het toezicht op uit interne audits voortvloeiende corrigerende maatregelen; het voeren van het secretariaat van de inter-DG-stuurgroep inzake milieubeheer; het helpen bij de voorbereidingen van de vergaderingen van het Stuurcomité milieubeheer, onder leiding van de secretaris-generaal. De overplaatsing van de afdeling EMAS, waardoor deze een van de centrale diensten van het Parlement onder de secretaris-generaal werd, onderstreept de horizontale verantwoordelijkheden van EMAS met betrekking tot alle administratieve activiteiten van het Parlement. Deze overplaatsing brengt ook nieuwe taken voor de afdeling met zich mee, waaronder het beheer van de EMAS-begroting en aanbestedingsprocedures. 2.2.5
Milieubeheernetwerken
Op basis van de individuele behoeften en middelen kan elk directoraat-generaal een intern milieubeheernetwerk vormen, dat wordt gecoördineerd door de respectieve 10
NL
milieubeheerfunctionaris, teneinde milieukwesties meer aandacht te geven. Een milieubeheernetwerk bestaat uit vertegenwoordigers van het directoraat-generaal en beoogt te zorgen voor een efficiëntere uitvoering van milieuprojecten, proactieve participatie in het EMS, een groter bewustzijn inzake het EMS en vlottere communicatie.
De governancestructuur van het milieubeheersysteem van het Parlement
Bureau
Stuurcomité milieubeheer
Inter-DG-stuurgroep inzake milieubeheer
afdeling EMAS
2.3
DOCUMENTATIE VAN HET MILIEUBEHEERSYSTEEM
Het EMS van het Parlement is gebaseerd op de volgende hoofddocumenten, die beschikbaar zijn en actueel worden gehouden op de EMAS-intranetsite van het Parlement of op verzoek door de afdeling EMAS kunnen worden verstrekt. 2.3.1
Milieuanalyse
De milieuanalyse is een uitgebreide eerste milieuevaluatie waarin de milieuaspecten, -effecten en -prestaties in verband met de activiteiten van het Parlement worden 11
NL
geïdentificeerd en beoordeeld. Het document bevat de lijst van milieuaspecten van het EP op elke locatie, het effect op het milieu voor elk aspect, de voor dat aspect geldende wetgeving en de waarden die aan het aspect zijn toegekend op basis van de beoordeling van het belang ervan. De milieueffecten worden als direct of indirect aangemerkt, afhankelijk van of de organisatie er directe of indirecte controle over heeft. Om het document te verbeteren door het duidelijker en gebruikersvriendelijker te maken, zijn de aspecten in 2013 opnieuw gegroepeerd en is er tegelijkertijd een nieuwe beoordelingstabel ontwikkeld om een betere identificatie van belangrijke aspecten mogelijk te maken. Na de inwerkingtreding van het nieuwe beoordelingssysteem wordt elk aspect beoordeeld op de volgende criteria: 1. frequentie waarmee het voorkomt 2. ernst 3. controleniveau Aan elk criterium wordt de waarde 3 (hoog), 2 (gemiddeld) of 1 (laag) toegekend. Een aspect wordt als belangrijk beschouwd als het totale product van de eraan toegekende waarden meer dan 8 bedraagt. Als van een aspect eenmaal is vastgesteld dat het belangrijk is, wordt het ook afzonderlijk voor elk gebouw beoordeeld. De volgende aspecten werden na de beoordeling op basis van de nieuwe reeks criteria als belangrijk aangemerkt: Aspect Productie van ongevaarlijk afval Productie van gevaarlijk afval
Elektriciteitsverbruik
Toner- en papierverbruik Waterverbruik
Productie van dampen
Exacte bron (+ plaats) Restaurants, cafetaria's Kantoren Schoonmaak- en onderhoudsactiviteiten Schoonmaak- en onderhoudsactiviteiten in de gebouwen Drukkerij (LUX) Restaurants, cafetaria's Audiovisuele apparatuur (BXL, STR) Verlichting in kantoren, gangen, openbare ruimten Persoonlijke uitrusting Restaurants, cafetaria's HVAC Banken, winkels, reisbureau (BXL, LUX) Drukkerij (BXL, LUX) Drukkerijen Netwerk- en losse printers Toiletten, douches in Spinelli, Spaak, ATR Restaurants en cafetaria's Schoonmaak en onderhoud in WAY Drukkerij (BXL) 12
NL
Aspect bij het drukken Mobiliteit
Verbruik van goederen en diensten Emissies Lekkage van stookolie (potentieel)
Exacte bron (+ plaats) Vervoer van personen en goederen tussen de drie plaatsen Dagelijks woon-werkverkeer van personeel Toegang van bezoekers en aannemers Aanbestedingsafdelingen Kantines, cafetaria's, personeelswinkels Ketels Stookolietanks Vrachtwagens/auto's
Gezien de aard van de activiteiten van het Europees Parlement en overeenkomstig de ervaringen van andere, soortgelijke organisaties, is in de milieuanalyse geoordeeld dat het effect op de biodiversiteit niet erg groot was. Het Parlement heeft derhalve geen biodiversiteitsindicator vastgesteld en er wordt geen paragraaf aan dit aspect gewijd. Elk nieuw gebouw dat in het toepassingsgebied van het EMS moet worden opgenomen, moet worden onderworpen aan een eerste milieuanalyse, zoals ook alle belangrijke wijzigingen aan de bestaande infrastructuur of activiteiten dat worden. In 2013 en 2014 zijn er nieuwe gebouwen van het Europees Parlement aan het toepassingsgebied van het EMS toegevoegd. Om die reden werd de milieuanalyse bijgewerkt en uitgebreid tot die gebouwen. 2.3.2
Milieubeleid
Het milieubeleid wordt door het Bureau bepaald en goedgekeurd. Het weerspiegelt zijn visie op het EMS en de voornaamste milieuproblemen en -doelstellingen. Ook biedt het een kader voor het vaststellen en beoordelen van milieudoelstellingen en moet het worden aangepast aan de aard, de omvang en de milieueffecten van de activiteiten, producten en diensten. Het beleid bevat een verbintenis tot continue verbetering van het EMS, tot preventie van verontreiniging en tot naleving van alle toepasselijke wettelijke eisen. Het dient ter kennis te worden gebracht van alle personen die voor of namens de organisatie werken en dient ook beschikbaar te worden gesteld aan het publiek. Het eerste milieubeleid van het Europees Parlement werd op 19 april 2004 door het Bureau goedgekeurd en door de Voorzitter bekendgemaakt. Op 27 november 2007 ondertekenden de Voorzitter en de secretaris-generaal van het Europees Parlement een bijgewerkte milieubeleidsverklaring. Dit beleid bevat de verbintenis van het Parlement om de uitstoot van kooldioxide te verminderen. Het Bureau nam tijdens zijn vergadering van 30 januari 2008 kennis van het milieubeleid. Op 28 september 2010 zetten de Voorzitter van het Europees Parlement, Jerzy Buzek, en de secretaris-generaal, Klaus Welle, opnieuw hun handtekening onder 13
NL
een verklaring van het milieubeleid van het Parlement tijdens de vergadering van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid. Het beleid kan worden gedownload van de Europarl-website: http://www.europarl.europa.eu/parliament/expert/staticDisplay.do?language=NL&id= 41
14
NL
15
NL
2.3.3
Milieuhandboek
In het milieuhandboek wordt het milieubeheersysteem van het Parlement beschreven, alsook de wijze waarop het Parlement de EMAS-verordening toepast. De meest recente versie van het handboek werd op 20 mei 2013 door het Bureau goedgekeurd. 2.3.4
Actieplan
Het actieplan is het milieuprogramma van het Parlement en bevat een beschrijving van de genomen of beoogde maatregelen, verantwoordelijkheden en middelen voor de verwezenlijking van de milieudoelstellingen en -streefcijfers binnen vastgelegde termijnen. Het actieplan wordt jaarlijks door het stuurcomité goedgekeurd. Het actieplan voor 2015 (bijlage III) werd op 1 december 2014 door het stuurcomité goedgekeurd. 2.3.5
Environmental Management Review
De Environmental Management Review is het jaarlijkse activiteitenverslag dat bij het Bureau wordt ingediend en waarin wordt beoordeeld of het EMS passend en doeltreffend is, inclusief de uitvoering van het actieplan, met het oog op het voorstellen van milieuverbeteringen. De Environmental Management Review 2014 voor 2013 werd op 1 december 2014 door het stuurcomité goedgekeurd en ter informatie naar het Bureau gezonden (9 februari 2015). 2.3.6
Milieuverklaring
De milieuverklaring verschaft uitgebreide informatie aan het publiek over de structuur en activiteiten van het Parlement, het milieubeleid, het EMS en het actieplan, inclusief de milieuaspecten en -prestaties en de naleving van de toepasselijke wettelijke milieuvoorschriften. De milieuverklaring en de bijgewerkte versies ervan zijn beschikbaar via de website van het Parlement: http://www.europarl.europa.eu/aboutparliament/nl/20150201PVL00096/Environment al-management
16
NL
2.3.7
Compendium van procedures
Het compendium van procedures bestaat uit stapsgewijze instructies voor de toepassing van het EMS 1.
Procedure P-DO-ALL-16: het beheer van procedures. In deze procedure wordt uitgelegd hoe procedures worden vastgesteld, bijgewerkt en goedgekeurd. Elke procedure kan op elk moment worden bijgewerkt in het licht van ontwikkelingen in verband met het EMS of veranderingen in de eisen. De procedures kunnen ondersteunende documenten omvatten; dit zijn modeldocumenten die kunnen worden gebruikt voor de toepassing van een procedure of instructie. 1
17
NL
3 MILIEUPRESTATIES 3.1
KERNPRESTATIE-INDICATOREN EN DOELEN
Overeenkomstig EMAS-Verordening (EG) nr. 1221/2009 moeten organisaties die EMAS toepassen verslag uitbrengen over hun milieuprestaties met behulp van kernprestatie-indicatoren (KPI's) die verband houden met de relevante milieuaspecten voor een bepaalde organisatie. In de EMAS-verordening wordt tevens bepaald dat, voor organisaties die actief zijn in andere sectoren dan de productiesector (overheid/diensten), de totale jaarlijkse productie van de organisatie verband houdt met de omvang van de organisatie, uitgedrukt in aantal werknemers. Daarom worden de KPI's berekend op basis van het aantal werknemers. Tot 2012 gebruikte het Parlement de "werknemersaantalequivalenten", die werden berekend door de bijdrage van elke categorie werknemers aan elk milieueffect te bepalen (koolstofvoetafdruk, energieverbruik, waterverbruik, papierverbruik, enz.). Op grond van een aanbeveling van het Brussels Instituut voor Milieubeheer (BIM) en een vergelijkende studie door een consultant over de door andere organisaties gebruikte indicatoren, werd het eerdere systeem van werknemerequivalenten echter vervangen door een nieuw berekeningssysteem dat gebaseerd is op vte's (voltijdsequivalenten), waardoor de berekeningen eenvoudiger en de resultaten begrijpelijker worden. Het aantal vte's daalde in 2014 ten opzichte van 2013 (13 547 in 2013, 13 353 in 2014), hoofdzakelijk omdat het aantal deeltijdwerkers is toegenomen. Hieronder wordt een overzicht gegeven van de ontwikkeling van de kernprestatieindicatoren tussen 2006 en 2014. De kernprestatie-indicatoren zijn berekend met de informatie die beschikbaar was op 28 februari 2015, de uiterste datum voor het verzamelen van informatie voor het verslag. Actuelere informatie die na deze datum wordt verstrekt, wordt opgenomen in het verslag voor het volgende jaar. Aangezien de meeste kernprestatie-indicatoren worden verdedigd ten opzichte van de vtewaarde, zou een daling van deze waarde leiden tot een relatieve verslechtering van de milieuprestaties, indien wordt aangenomen dat alle andere factoren gelijk blijven. Hiermee dient rekening te worden gehouden bij de interpretatie van de milieuprestatiecijfers voor 2014.
18
NL
3.1.1
EP-doelen voor de kernmilieuprestatie-indicatoren (KPI's)
CO2-emissiedoel voor 2020 Het milieuprestatiedoel van het Parlement met betrekking tot de koolstofuitstootvermindering en de overeenkomstige prestaties in 2014 worden in de volgende tabel weergegeven: Tabel 1: CO2-emissiedoel en prestaties
Milieuaspect
Indicator
Doel
Prestaties in 2014
CO2-emissies
Koolstofvoetafdruk Vermindering met -27,24 % in ton CO2-eq. per 30 % tussen 2006 en (vergeleken met 2006) vte 2020
19
NL
Tussentijdse KPI-doelen voor 2016 In de EMAS-verordening wordt tevens benadrukt dat er doelen voor de belangrijkste milieuaspecten moeten worden vastgesteld. Daarom zijn er, overeenkomstig de voorstellen van de werkgroepen inzake "milieu-indicatoren" en "papierbeheer" en het "afvalcomité", streefcijfers voor deze aspecten ingevoerd 2. Deze streefcijfers moeten het mogelijk maken om de milieuprestaties van het EP te verbeteren en worden weergegeven in de volgende tabel en afbeeldingen, samen met de overeenkomstige prestaties in 2014 voor de respectieve indicator. Tabel 2: Tussentijdse KPI-doelen en prestaties
Milieuaspect Elektriciteitsverbruik
Indicator
Doel
Prestaties in 2014
Jaarlijks Vermindering met -9,22 % elektriciteitsverbruik 4 % tussen 2012 en (vergeleken met 2012) in kWh per vte 2016
Jaarlijks verbruik Verbruik van gas, Vermindering met van gas, stookolie -35,25 % huisbrandolie en 5 % tussen 2012 en en stadsverwarming (vergeleken met 2012) stadverwarming 2016 in kWh per vte
Papierverbruik
Waterverbruik
Afvalproductie
Afvalrecycling
Stabilisatie tussen 2012 en 2016, Jaarlijks inclusief uitbreiding -8,43 % papierverbruik in kg met Kroatië in 2013 (vergeleken met 2012) per vte en internalisering van enig eerder uitbesteed drukwerk Jaarlijks Vermindering met +0,28 % 3 waterverbruik in m 2 % tussen 2012 en (vergeleken met 2012) per vte 2016 Jaarlijkse productie Vermindering met van kantoor- en +2,06 % 5 % tussen 2012 en keukenafval in kg (vergeleken met 2012) 2016 per vte Percentage gerecycled afval
68 %, te bereiken in 2016
68,9 % (+5,8 % vergeleken met 2012)
2
Deze streefcijfers zijn voorgesteld voor alle in de tabel opgenomen indicatoren, met uitzondering van de koolstofvoetafdrukindicator.
20
NL
De volgende afbeelding bevat een overzicht van de ontwikkeling van de kernprestatie-indicatoren waarvoor een doel voor 2016 is vastgesteld, met als referentiepunt de in 2012 gemeten waarden.
21
NL
3.2
DOELSTELLINGEN EN RESULTATEN MET BETREKKING TOT DE KPI'S
Hierna worden de doelstellingen en resultaten beschreven met betrekking tot de kernprestatie-indicatoren op het gebied van CO2-emissies, elektriciteitsverbruik, verbruik van gas, huisbrandolie en stadsverwarming, papierverbruik, waterverbruik en afvalproductie.
3.2.1
CO2-emissies
Het European Parliament streeft ernaar de CO2-emissies per vte tussen 2006 en 2020 met 30 % te verminderen. Tussen 2006 en 2014 is de indicator met ongeveer 27,2 % gedaald, voornamelijk als gevolg van: • • • • • •
de invoering van "groene" stroom op de drie werklocaties; projecten ter verbetering van de energie-efficiëntie van de technische installaties (zoals de nieuwe warmtepompen in het PFL-gebouw of nieuwe, efficiëntere koelsystemen in het ASP-gebouw); de beperking met ruim 1 miljoen km van de dienstreizen van het personeel tussen de drie werklocaties; de vervanging van chartervluchten door de Thalys tussen Brussel en Straatsburg; een verminderd gebruik van dienstauto's door de leden en het gebruik van efficiëntere dienstauto's; mobiliteitsprojecten (bijv. medefinanciering van openbaar vervoer).
De algemene ontwikkeling van de indicator is tot dusver positief. Daarbij moet echter worden opgemerkt dat de globale trend van verbetering van de koolstofvoetafdruk van het Parlement tussen 2013 en 2014 is onderbroken. In 2014 was er sprake van een lichte stijging van de koolstofemissies per vte, ondanks een aangepaste kalender van parlementaire zittingen in het verkiezingsjaar, waardoor er minder reizen naar Straatsburg nodig waren, wat had moeten leiden tot een vermindering van de daaruit voortvloeiende emissies. De totale koolstofemissies van het Parlement bleef in 2014 dalen ten opzichte van het voorgaande jaar en ligt op 91 015 ton CO2-eq. in 2014, vergeleken met 91 838 ton in 2013. De verslechtering van de CO2-emissiesindicator is derhalve toe te schrijven aan de daling van het aantal vte in het Parlement in 2014 die niet gepaard ging met een evenredige daling van de koolstofemissies.
22
NL
De voor het toezicht op de ontwikkeling van de mobiliteit gekozen indicator is "koolstofemissies door het vervoer van personen per aantal werknemers in voltijdsequivalenten (vte's)". Uit de onderstaande cijfers blijkt dat de emissies in verband met mobiliteit per vte tussen 2006 en 2014 met 8,8 % is gestegen: Tabel 3: Koolstofemissies van het vervoer van personen Koolstofemissies: vervoer van personen Koolstofemissies door het vervoer van personen (ton CO2) Aantal voltijdsequivalenten (vte's) Indicator "koolstofemissies door het vervoer van personen per vte" (ton CO2/vte) % verandering ten opzichte van 2006 (%)
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
37 119
43 661
46 496
40 366
45 875
44 932
44 785
45 794
50 441
10 689
11 480
11 672
11 818
12 274
12 824
13 335
13 547
13 353
3,5
3,8
4,0
3,4
3,7
3,5
3,34
3,38
3,78
----
+9,5 %
+14,7 %
-1,6 %
+7,6 %
+0,9 %
-3,3 %
-2,7 %
+8,8 %
In de mobiliteitssector is met name vooruitgang geboekt door de onderstaande ontwikkelingen en maatregelen van de diensten van het Europees Parlement. •
Sinds juni 2008 kan het EP-personeel in Luxemburg een "jobkaart" krijgen, waarmee het vrije toegang heeft tot het openbaar vervoer in de stad
23
NL
• •
• • • • •
• • •
Luxemburg. Door deze maatregel is het aantal mensen dat de bus neemt toegenomen van 350 in juni 2006 tot 750 aan het eind van 2012 3. Sinds december 2010 kan het personeel in Brussel 50 % korting krijgen op jaarkaarten voor het openbaar vervoer, en in 2011 is het medefinancieringssysteem uitgebreid tot NMBS-treinen. Er zijn nieuwe fietsen (waaronder elektrische fietsen) aangeschaft en deze zijn beschikbaar in de fietsenstallingen van de EP-gebouwen. Deze dienstfietsen kunnen door het personeel worden gebruikt voor dienstgerelateerde doeleinden. Er zijn elektrische fietsen aangeschaft voor de postbezorging tussen de gebouwen in Luxemburg en Brussel. Er zijn Euro 5-voertuigen aangeschaft voor het voertuigpark van het Europees Parlement. Tijdens vergaderperioden rijden er Thalys-sneltreinen tussen Brussel en Straatsburg ter vervanging van chartervluchten. Tevens is er een busdienst tot stand gebracht tussen Luxemburg en Straatsburg ten behoeve van de vergaderperioden. In 2011 is in Brussel een mobiliteitspunt geopend om de werknemers en de leden te informeren over de milieuvriendelijkste vervoersmogelijkheden, dat onder meer activiteiten, evenementen en bewustmakingscampagnes organiseert. Op het intranet is een sectie "Vervoer en mobiliteit" gecreëerd. In Brussel zijn extra, twee etages tellende fietsenstallingen gebouwd. Op de parkeerterreinen zijn laadstations voor elektrische auto's geïnstalleerd.
Ondanks enig succes bij het stoppen van de toename van de emissies door het vervoer van personen blijkt het echter moeilijk te zijn om een betekenisvolle daling van deze indicator tot stand te brengen. De in 2014 waargenomen stijging is het gevolg van twee factoren. De eerste is de daling van het aantal vte's, zonder overeenkomstige daling van de emissies in verband met mobiliteit. Indien het aantal mensen dat in deeltijd werkt bijvoorbeeld stijgt, daalt de vte-waarde, maar de uitstoot door mobiliteit daalt niet, aangezien ook deeltijdpersoneel nog steeds dezelfde woon-werkafstand moet afleggen. Een ander element dat direct verantwoordelijk is voor de stijging van de uitstoot in verband met mobiliteit in 2014 was de actualisering van het mobiliteitsonderzoek voor Brussel, waarop de berekening is gebaseerd. Uit het in 2014 uitgevoerde onderzoek blijkt dat vergeleken met 2008 (toen het laatste onderzoek voor Brussel werd uitgevoerd), de totale woon-werkafstand voor personeel en parlementaire medewerkers 3,2 keer zo groot is geworden. Dit wijst erop dat het personeel gemiddeld verder van de instelling af woont dan in 2008. Deze "trek naar de buitenwijken" kan ook van belang zijn omdat het op grotere afstand van de stad wonen een extra stimulans vormt om met de auto heen en weer te reizen, hetgeen verdere negatieve gevolgen voor de koolstofuitstoot kan hebben.
3
Informatie die is geëxtrapoleerd uit de resultaten van mobiliteitsonderzoeken binnen het EP.
24
NL
3.2.2
Elektriciteitsverbruik
De voor deze variabele gekozen indicator is "elektriciteitsverbruik per voltijdsequivalent (vte)", waarbij het doel is om tussen 2012 en 2016 een vermindering met 4 % te bereiken. Uit de gegevens blijkt dat het elektriciteitsverbruik per vte tussen 2006 en 2014 met ongeveer 14,6 % is gedaald en dat de daling in 2014 ten opzichte van 2012 9,22 % bedraagt; dit is een zeer positieve ontwikkeling, vooral gezien het feit dat er tussen 2007 en 2014 verscheidene nieuwe gebouwen in gebruik zijn genomen (ongeveer 150 000 m2).
Verschillende projecten voor energiebesparing hadden een gunstige invloed op de ontwikkeling van deze indicator:
In Brussel zijn gunstige effecten waargenomen door verbeteringen in het energiebeheer (nieuwe koeleenheden in het ASP- en het ATR-gebouw, een herverlichtingsproject waardoor de gloeilampen in de gemeenschappelijke ruimten konden worden vervangen door spaarlampen, een beter beheer van de verlichting in vergaderzalen door het gebruik ervan tot een minimum te beperken terwijl toch aan de behoeften van de gebruikers wordt voldaan, enz.). In Straatsburg is het elektriciteitsverbruik in het PFL-gebouw sinds 2006 aanzienlijk gedaald door de installatie van warmtepompen die efficiënter zijn dan de vorige. In het LOW-gebouw zijn foto-elektrische cellen aangebracht die de intensiteit van de verlichting aanpassen aan de intensiteit van het daglicht. 25
NL
Met dit systeem kan op het gebied van verlichting een energiebesparing tot wel 50 % worden bereikt, en het zal dan ook worden uitgebreid naar andere delen van het gebouw. Ook het energiebeheer van de gebouwen wanneer ze minder worden gebruikt (buiten de vergaderperioden) is verbeterd. In Luxemburg worden drie gebouwen verwarmd door warmte-krachtkoppeling (TOA, TOB en PRE), waarvan er twee worden verwarmd en gekoeld door trigeneratie (TOA en TOB), hetgeen een optimaal primair energieverbruik waarborgt. Vanwege bouwwerkzaamheden aan het nieuwe KAD-gebouw moest het EP nieuwe gebouwen betrekken, waardoor de energiebehoefte toenam. Na de ingebruikneming van het nieuwe KAD-gebouw valt echter een aanzienlijke vermindering van het energieverbruik te verwachten. In Brussel is de bezettingsplanning van de gebouwen verbeterd en zijn de voorwaarden inzake comfort op bepaalde specifieke gebieden herzien. De positieve gevolgen van de hierboven genoemde projecten op het gebied van energiebeheer werden gedeeltelijk negatief beïnvloed door andere gebruikers, met name door de toename van het stroomverbruik door de IT in de afgelopen jaren. Anderzijds daalde deze indicator in 2014 aanzienlijk ten opzichte van zowel 2012 als 2013, waardoor de doelmatigheid van de genomen maatregelen werd bevestigd.
3.2.3
Gas, stookolie en stadsverwarming
De gekozen indicator is "verbruik van gas, stookolie en stadsverwarming per voltijdsequivalent (vte)", waarbij het doel is om tussen 2012 en 2016 een vermindering met 5 % te bereiken. Het verbruik van gas, huisbrandolie en stadsverwarming per vte is in 2014 met 31,9 % gedaald ten opzichte van 2006, en met 35,25 % ten opzichte van 2012. Hoewel moet worden opgemerkt dat deze indicator in hoge mate afhankelijk is van de heersende weersomstandigheden in een bepaald jaar en derhalve meer schommelt dan andere, is het ook duidelijk dat er aanzienlijke verbeteringen in de doelmatigheid van verwarmingssystemen zijn bereikt. De winter van 2014 was iets warmer dan die van het jaar ervoor, wat de opvallende daling van deze indicator over die periode verklaart, maar de winter van 2013 was net zo koud of iets kouder dan die in 2012, waarbij de indicator toch verbeterde. De succesvolle inspanningen op het gebied van actieve (verwarmingssystemen) en passieve (warmte-isolatie) energie-efficiëntie moeten derhalve worden voortgezet om ervoor te zorgen dat het doel van een vermindering met 5 % in 2016 ten opzichte van 2012 wordt bereikt en gehandhaafd.
26
NL
Naast de warmere winter, zijn andere factoren die bijdragen tot de daling van deze indicator kenmerkend voor sommige werklocaties: • •
3.2.4
Brussel: het verbruik van gas en stookolie voor verwarming is met 27 % gedaald ten opzichte van 2013 door de voortdurende verbetering van het verwarmingsbeheersysteem; Straatsburg: door de optimalisatie van de warmtepompen is de behoefte aan het gebruik van fossiele brandstoffen afgenomen.
Papierverbruik
In de indicator "papierverbruik per voltijdsmedewerkerequivalent" wordt rekening gehouden met het papier dat op de drie belangrijkste werklocaties wordt gebruikt (A4-drukpapier) en het door de drukkerij gebruikte speciale papier. Het doel is om het papierverbruik tussen 2012 en 2016 te stabiliseren terwijl er een nieuwe lidstaat (Kroatië) toetreedt en het drukwerk dat momenteel wordt uitbesteedt steeds meer intern wordt uitgevoerd. Uit de cijfers blijkt een daling met ongeveer 42 % van het papierverbruik per vte ten opzichte van 2006, wat inhoudt dat de ontwikkeling op de lange termijn zeer positief is. Dit wijst erop dat de inspanningen van de verschillende afdelingen (met name de drukkerij en de distributie-eenheden) grotendeels succesvol zijn geweest. Het is echter belangrijk om op te merken dat de indicator voor papierverbruik varieert aan de hand van de omvang van de activiteit in het politieke en wetgevingsproces van het Parlement. Zo nam het totale papierverbruik van 2012 tot 2013 met 12,18 % toe als gevolg van grotere politieke/wetgevende activiteit in 2013. In de drukkerij werd bovendien opgemerkt dat de in dat jaar gedrukte documenten gemiddeld steeds langer waren. Daarentegen was er sprake van een aanzienlijke daling met 27
NL
8,43 % van het papierverbruik in 2014, het jaar van de parlementsverkiezingen en minder politieke/wetgevende activiteit, ten opzichte van 2012. Bij de beoordeling van het effect van de genomen beperkende maatregelen met betrekking tot de indicator in kwestie dient rekening te worden gehouden met deze cyclische effecten. Ongeacht de cyclische effecten is het duidelijk dat er blijvende inspanningen nodig zijn om te zorgen voor voortdurende verbeteringen op het gebied van het papierverbruik in het Parlement. Op de middellange termijn kan dit probleem het best worden aangepakt door een volgende stap te zetten in de richting van een "papierloos" Parlement, waar een groter deel van de documenten in de politieke, wetgevings- en administratieve processen uitsluitend in elektronische vorm kan worden behandeld. Dit omvat, maar beperkt zich niet tot, een volledig gebruik van de applicaties eCommissie en eVergadering bij de werkzaamheden van de parlementaire commissies, naar het goede voorbeeld van de Commissies EMPL en ENVI, en uiteindelijk een proefproject voor een papierloze plenaire vergadering.
3.2.5
Waterverbruik
De voor het toezicht op de ontwikkeling van deze doelstelling gekozen indicator is "waterverbruik in m3 per voltijdsmedewerkerequivalent", met als doel een vermindering met 2 % van deze indicator in 2016 ten opzichte van 2012. Het waterverbruik door het Parlement wordt gemeten via de meters die zijn geïnstalleerd op de verbindingspunten met het openbare netwerk van elk gebouw. De cijfers worden maandelijks aan het Parlement meegedeeld door de ondernemingen die verantwoordelijk zijn voor het gebouwenbeheer. Naast deze hoofdmeters zijn er verscheidene submeters voor verschillende delen van het waternetwerk in de gebouwen van het Parlement, maar deze bestrijken momenteel niet het gehele netwerk. De oorzaken voor waterverbruik kunnen globaal genomen in twee categorieën worden onderverdeeld: diensten voor de gebruikers van de 28
NL
gebouwen (sanitair water voor de gemeenschappelijke toiletten en de privétoiletten en -douches voor de leden) en technische diensten (luchtbevochtiging, restaurants, schoonmaak, waterontharding, adiabatische koeling en doorspoelen om het risico op legionella te beperken). Uit de gegevens blijkt dat het waterverbruik per persoon tussen 2006 en 2014 met 4,7 % is gestegen. Dit was voornamelijk het gevolg van de ingebruikneming van de nieuwe gebouwen en de invoering van het legionellapreventieprogramma, dat noodzakelijk was om een goede kwaliteit van het water te handhaven. Uit de bevindingen van de audit inzake het legionellarisico in Brussel (08/2011) bleek dat het intermitterende gebruik van tappunten voor warm water op sommige locaties leidt tot een zeer hoog risico. Op dit ogenblik is doorspoelen de enige manier om het risico op legionella te voorkomen.
Het waterverbruik wordt evenwel steeds stabieler, dankzij een beter beheer. Het waterverbruik daalde tussen 2010 en 2013 als gevolg van maatregelen voor een beter beheer van het WIB- en het JAN-gebouw, die sinds respectievelijk 2007 en 2008 in gebruik zijn. In weerwil van de algemene trend naar stabiliteit van het waterverbruik werd in 2014 een stijging met 0,28 % in het verbruik per vte ten opzichte van 2012 geconstateerd. Hoewel dit een verbetering is ten opzichte van de prestaties in 2013, moet worden opgemerkt dat het verschil uitsluitend het gevolg is van een onvoorziene gebeurtenis in 2013: een waterlek in een brandleiding naast het SDM-gebouw in Straatsburg. De toename van het waterverbruik in het SDM-gebouw die hier het gevolg van was, was gelijk aan meer dan 2 % van het totale waterverbruik van het Parlement in 2013. Het lek werd in de zomer van dat jaar volledig gerepareerd.
29
NL
Wanneer de gevolgen van de waterlekkage in 2013 buiten beschouwing worden gelaten, is het aanhoudende gebrek aan verbetering van de waterverbruikindicator een teken dat er verdere actie nodig is wat technische verbeteringen betreft, die op dit gebied doorgaans duur zijn, in technisch opzicht een uitdaging vormen en een langere invoeringstijd vergen, maar ook op het gebied van bewustmaking en de uitwisseling van beste praktijken, wat even belangrijk is voor een doeltreffend beheer van het waterverbruik en kan leiden tot een aantal verbeteringen op de korte termijn. Om het doel voor 2016 van een vermindering met 2 % te halen, zullen de beperkende maatregelen doeltreffender moeten worden. 3.2.6
Afval
De doelstellingen met betrekking tot afval zijn: • •
een niveau van 68 % gerecycled afval bereiken in 2016; de hoeveelheid kantoor- en keukenafval in kg per vte tussen 2012 en 2016 met 5 % terugdringen.
Kantoor- en keukenafval omvat papier (A4-formaat en speciaal papier voor drukwerk), kunststof (flessen en verpakkingen), glas, metaal (drankblikjes en andere blikverpakkingen), hout (transportpallets), voedselafval en ongesorteerd kantoorafval. 1. Percentage gerecycled afval Het doel om tegen 2016 een niveau van 68 % gerecycled afval te bereiken werd in 2014 overschreden.
De hoogte van het percentage gerecycled papier en afval van renovatie en onderhoud leverde de grootste bijdrage tot de verwezenlijking van het doel. 30
NL
2. Vermindering van kantoor- en keukenafval De hoeveelheid kantoor- en keukenafval per vte is ten opzichte van 2012 met 2,1 % gestegen.
In de volgende afbeelding wordt de verdeling van het kantoor- en keukenafval tussen 2012 en 2014 weergegeven.
31
NL
Papier (gerecycled) Karton (gerecycled) Kunststof-PMD (gerecycled) Glas (gerecycled) Hout (gerecycled) Overige (gerecycled) Keukenafval (verbrand) Keukenafval (biovergassing) Overig afval (niet gesorteerd en...) Totaal Hoeveelheid gerecycled afval
Het percentage gerecycled kantoor- en keukenafval nam gedurende de hele periode 2006-2014 toe (van 47 % in 2006 tot 67,3 % in 2014), waarbij de stijging van het percentage gerecycled afval per vte ten opzichte van 2013 19 % bedroeg. Er is geen verbranding van het keukenafval toegepast, ofschoon de voor biovergassing gebruikte hoeveelheid keukenafval met 7 % afnam ten opzichte van 2013. Deze trend bevestigt het positieve effect van de maatregel om in de eerste plaats de hoeveelheid voedselafval te verminderen. De totale hoeveelheid afval per vte werd tussen 2006 en 2014 met 12 % verminderd. Zoals blijkt uit de onderstaande afbeelding, was de hoeveelheid geproduceerd afval in 2014 echter met 4 % gestegen ten opzichte van 2012. Benadrukt moet worden dat over dezelfde periode het recyclingniveau met 5 % was gestegen. Het belangrijkste aandeel in de toename van de totale hoeveelheid geproduceerd afval hadden papier en gerecycled gewoon afval. Wat het papierafval betreft was 2014 een bijzonder jaar, deels als gevolg van de Europese verkiezingen: enerzijds nam het papierverbruik af ten opzichte van 2013, en anderzijds nam de hoeveelheid papierafval toe. Dit wijst erop dat er gedurende 2014 veel papier is weggegooid dat niet in dat jaar door het Parlement is gekocht. Daarbij kan bijvoorbeeld gaan om papier uit de archieven en papier uit de kantoren van de leden van het EP. Ook de aanzienlijke verhuizingen van het ene naar het andere gebouw in 2014 hebben een bijdrage geleverd aan de geconstateerde toename van het afval, zowel van gewoon afval als van papier. In Luxemburg werd het PRE-gebouw verlaten en verhuisde het personeel naar het GEOS-gebouw. In Brussel betrok het personeel het nieuw verworven SQM-gebouw. Deze grote verhuizingen maakten tevens enkele interne reorganisaties en kleinere verhuizingen binnen en tussen de bestaande gebouwen noodzakelijk, waardoor de hoeveelheid geproduceerd afval door deze eenmalige gebeurtenissen nog verder toenam.
32
NL
Papier (gerecycled) Karton (gerecycled) Kunststof-PMD (gerecycled) Glas (gerecycled) Hout (gerecycled) Overige (gerecycled) Keukenafval (verbrand) Keukenafval (biovergassing) Overig afval (niet gesorteerd en verbrand afval) Speciaal afval (gevaarlijke afvalstoffen) Afval naar stortplaatsen Totaal Hoeveelheid gerecycled afval
33
NL
3.3
OVERIGE DOELSTELLINGEN
3.3.1
Groene aanbestedingen
Zowel het "milieubeleid van het Europees Parlement" voor 2007 als dat voor 2010 bevat een verbintenis van de administratie van het Parlement om "milieurichtsnoeren in procedures voor het plaatsen van opdrachten" te integreren. Deze verbintenis is nooit volledig en systematisch intern in de praktijk gebracht, ondanks incidentele inspanningen gedurende de laatste jaren om in sommige aanbestedingsprocedures milieuoverwegingen te integreren. Tot dusver ontbreekt het aan een systematische aanpak en een samenhangende reeks richtsnoeren. Dit wordt met name benadrukt in het speciaal verslag van de Europese Rekenkamer van 15 oktober 2014 getiteld "Hoe berekenen, verminderen en verrekenen de EU-instellingen en -organen hun uitstoot van broeikasgassen?" en in het meest recente auditverslag van 18 augustus 2014 van het milieubeheersysteem van het Parlement (EMAS). In november 2013 heeft het Stuurcomité milieubeheer in het Europees Parlement gevraagd om de oprichting van een werkgroep die een totaalaanpak voor groene aanbestedingen in het EP moet ontwikkelen. Met het oog op de formulering van een samenhangende en alomvattende aanpak heeft de inter-DG-stuurgroep inzake milieubeheer de Werkgroep Groene Openbare Aanbestedingen (Working Group on Green Public Procurement – WG GPP) opgericht, die bestaat uit vertegenwoordigers van alle DG's en die wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van DG FINS. De WG GPP heeft zijn werkzaamheden in november 2014 afgerond door de instelling van een nieuwe, systematische aanpak van groene aankopen in het Europees Parlement, die in een testfase vanaf 1 januari 2015 ten uitvoer zal worden gelegd. Het pakket documenten inzake groene openbare aanbestedingen zoals op 9 december 2014 goedgekeurd door het forum voor overheidsopdrachten van het Europees Parlement, bestaat uit de volgende documenten: • • • •
de toepassingsgids van het EP met betrekking tot groene openbare aanbestedingen (vergezeld van de toelichting inzake milieueffecten en de indeling in soorten opdrachten); de herziene versie van het document voor aanbestedingsplanning; de herziene versie van het vademecum van het EP inzake de procedures voor de plaatsing van overheidsopdrachten; het eindverslag van de WG GPP.
De toepassingsgids met betrekking tot groene openbare aanbestedingen omvat voorlopige doelen voor het aandeel groene aanbestedingen in de aankopen van het Parlement voor de periode 2016-2018, waarvan na afloop van de testfase een evaluatie zal plaatsvinden, en het systeem voor het toezicht op en de jaarlijkse rapportage over hoe groen de EP-opdrachten zijn. Teneinde in het Parlement met succes groene aanbestedingspraktijken in te voeren en te verbreden, is tevens afgesproken om: 34
NL
• • •
een helpdesk voor groene aanbestedingen op te zetten in het Europees Parlement; passende opleidingen voor aanbestedingsmedewerkers te starten; de inspraak van het Parlement in het proces van uitwerking van de criteria voor groene aanbestedingen door de Europese Commissie te waarborgen.
De aanbesteding voor de totstandbrenging van de helpdesk wordt voorbereid en zal in de eerste helft van 2015 starten, met als doel om in het laatste kwartaal van het jaar over een werkende helpdesk te beschikken. De eerste twee opleidingsmodules over groene aanbestedingen, "Inleiding tot groene openbare aanbestedingen" en "Voortgezette algemene opleiding op het gebied van groene openbare aanbestedingen", staan gepland voor juni en september 2015. In de context van de nieuwe strategie inzake duurzame catering heeft het Europees Parlement in februari 2014 een aanbesteding uitgeschreven voor het beheer/de exploitatie van duurzame collectieve cateringinfrastructuur en -diensten en verwante diensten in de in Brussel door het Europees Parlement bezette of te bezetten gebouwen. In deze aanbesteding zijn de aanpak van groene aanbestedingen door het Parlement en geavanceerde milieucriteria geïntegreerd, en deze aanbesteding kan als model dienen voor de toepassing van de toolkit voor groene aanbestedingen bij EP-aanbestedingen. De relevante diensten van het Parlement hebben in 2014 reeds deelgenomen aan het proces van uitwerking van de criteria door de Europese Commissie (in verband met schoonmaakproducten en -diensten), evenals in 2015 (in verband met duurzame catering). De afdeling EMAS informeert de DG's over de komende procedures voor de uitwerking van criteria en coördineert de reactie en inbreng van het Parlement. 3.3.2
Compensatie van de koolstofuitstoot
Het milieubeleid van het Parlement, zoals ten uitvoer gelegd in het EMAS-actieplan, is gebaseerd op het beginsel om uitstoot te voorkomen en om, indien uitstoot onvermijdelijk is, deze te beperken. De uitstoot kan echter niet tot nul worden teruggebracht, en wanneer de uitstoot niet verder kan worden beperkt, moeten andere mogelijkheden worden onderzocht. In deze context kan de compensatie van CO2, d.w.z. de aankoop van koolstofrechten ter compensatie van de uitstoot van de koper zelf, een waardevol onderdeel zijn van de strategie van het Europees Parlement om de klimaatverandering aan te pakken, als laatste stap in een alomvattend koolstofbeheerplan. Compensaties worden doorgaans verkregen via financiële steun voor projecten zoals hernieuwbare energie, energie-efficiëntie enz., die de uitstoot van broeikasgassen terugdringen. Op 12 september 2011 besloot het Bureau om in het Europees Parlement een systeem voor de compensatie van koolstofemissies op te zetten dat gebaseerd is op 35
NL
een gemiddelde omtrek. Binnen deze omtrek vallen de volgende emissiebronnen, die goed zijn voor zo'n 25 tot 30 % van de koolstofvoetafdruk van het Parlement: officiële verplaatsingen van het personeel, emissies van energieverbruik en technische installaties in de gebouwen, en dienstauto's. Op 3 september 2014 schreef de afdeling EMAS, samen met DG INLO, een openbare aanbestedingsprocedure uit met betrekking tot de aankoop van CO2emissierechten teneinde 26 821 ton CO2-emissies van de koolstofvoetafdruk van het Parlement in 2013 te compenseren. De procedure werd op 13 november 2014 beëindigd omdat geen van de kandidaten voldeed aan de voorwaarden van het Europees Parlement voor de aanbestedingsprocedure. Met name waren er geen in 2013 via EU-projecten gegenereerde emissierechten beschikbaar. Een nieuwe aanbesteding met een ruimer geografisch toepassingsgebied voor projecten en een bredere temporele werkingssfeer voor emissierechten voor de CO2-uitstoot van de koolstofvoetafdruk van het Parlement in 2013 is begin 2015 gestart. 3.3.3
Opleiding, communicatie en bewustmaking
In juni 2014 heeft de inter-DG-stuurgroep inzake milieubeheer zijn goedkeuring gegeven aan • •
een communicatiestrategie betreffende een gemeenschappelijk kader voor gecoördineerde en samenhangende communicatieen bewustmakingsactiviteiten; een communicatieplan voor 2014, inclusief communicatieen bewustmakingsactiviteiten met tijdschema's en verantwoordelijkheden met betrekking tot het EMAS-actieplan.
Deze aanpak vormde de basis voor een nieuwe start. De voorbereiding van nieuwe communicatie-instrumenten was een van de voornaamste taken in het tweede deel van het jaar, met de voltooiing van een nieuwe intranetsite, inclusief een emagazine, een gids voor goede praktijken en een Facebookpagina. De nieuwe instrumenten waren tegen het eind van 2014 gereed en konden begin 2015 worden gelanceerd. Daarnaast, zoals elk jaar, organiseerde de afdeling EMAS en nam zij deel aan diverse bewustmakingsevenementen, zoals: • •
de open dag van de EU in Brussel en in Straatsburg in mei, waar de burgers inzicht wordt verschaft in het milieubeheer en de beste praktijken van het Parlement in de dagelijkse activiteiten; de "Welcome Desk" voor leden van het EP , een evenement in juni waarbij de nieuwe leden van het EP worden geïnformeerd over het milieubeheersysteem in het EP, door USB-sticks uit te delen met daarop de belangrijkste EMS-documentatie, een bewustmakingsvideo en reclame voor biologische voeding; 36
NL
•
•
de "Europese mobiliteitsweek" onder het motto "our streets – our choice" , die in september op de drie werklocaties werd georganiseerd en waarbij milieuvriendelijke vervoerswijzen en nieuwe manieren van werken werden bevorderd. De informatiestands en de georganiseerde wedstrijden werden aangevuld met een simulator voor energie-efficiënt rijden en de mogelijkheid om een van de door het EP aangeschafte nieuwe elektrische fietsen uit te proberen; de "Week van het afval", die in november op de drie werklocaties werd georganiseerd met medewerking van ondervoorzitter Lunacek, waarbij het personeel informatie kreeg over afvalbeheer in het EP en goede praktijken op dat gebied werden bevorderd. De informatie werd voor het eerst gepresenteerd op tablets om papiergebruik te vermijden. Ook werd er een symbolische origamiworkshop met hergebruikt papier voor het personeel georganiseerd.
In de loop van het jaar werden tevens andere initiatieven op het gebied van bewustmaking ontplooid, zoals: •
•
• •
deelname aan "Earth Hour" in maart 2014, waarmee de betrokkenheid bij energiebesparing werd gedemonstreerd door symbolisch een uur lang de verlichting aan de gevel van de belangrijkste gebouwen van het EP uit te schakelen; de campagne "Geen afval": in de loop van het jaar heeft de afdeling catering van het EP gebruikgemaakt van de deskundigheid van de afdeling EMAS om posters, flyers en video's te maken ter bevordering van haar strategie voor de vermindering van afval in de kantines, ter bevordering van koolstofarme voeding en de mogelijkheid om te kiezen voor kleinere gerechten ("Mijn portie"), enz.; deelname aan de voedingsdagen in oktober, een evenement dat werd georganiseerd door de afdeling Preventie en Welzijn op het werk ; het met behulp van normale communicatie-instrumenten (nieuws via het EPintranet, Newshound en directe e-mails) informeren van het personeel over de resultaten van het verslag van de Rekenkamer "Hoe berekenen, verminderen en verrekenen de EU-instellingen en -organen hun uitstoot van broeikasgassen?", waarin de vorderingen van het Parlement op dit gebied werden benadrukt; het opstellen van nieuwe procedures voor groene openbare aanbestedingen in het EP die verband houden met de resultaten van de werkgroep GPP, alsook acties die verband houden met een papierloos Parlement. Opleidingen
De aanbevelingen van de werkgroep voor opleidingen op milieugebied in het EP omvatten het opzetten van een e-learningopleidingsmodule over EMAS, die in oktober 2014 is ingevoerd, waaronder twee modules die voor al het personeel beschikbaar zijn via Streamline. Hieraan is via de gebruikelijke communicatieinstrumenten (nieuws via het EP-intranet, Newshound en directe e-mails) 37
NL
bekendheid gegeven. De e-learningopleiding over EMAS was de eerste in zijn soort in het Europees Parlement. Parallel hieraan, en ook overeenkomstig de aanbevelingen van de werkgroep, zijn er nieuwe opleidingsmodules (opleiding Interne auditoren en Behandeling van gevaarlijke stoffen en afval) samengesteld. Deze opleidingen gaan in 2015 van start. Evenals in de voorgaande jaren is EMAS uitgenodigd om in het kader van het introductie-opleidingsprogramma EPIC korte presentaties aan al het nieuwe personeel te geven. Voorstellen van het personeel Het postvak in van EMAS blijkt nog steeds een belangrijk instrument te zijn voor het ontvangen van feedback van het personeel over milieuaangelegenheden in het EP, gezien de 61 interne voorstellen en vragen die in 2014 zijn binnengekomen. Dit aantal is kleiner dan in 2013, wat kan worden verklaard door veranderingen in de algemene aanpak van voorstellen van het personeel – deze niet verzamelen tijdens EMAS-bewustmakingsevenementen, en individuele DG's voorstellen en vragen van collega's van hun DG intern laten behandelen via hun EMAS-postvak "in". De meeste binnengekomen interne vragen over EMAS gingen over "afvalbeheer" (met name recycling), op de voet gevolgd door "energie, water en papier" en "mobiliteit". De meerderheid van 14 externe vragen betrof verzoeken om informatie over EMAS in het EP van studenten of milieuautoriteiten. Alle relevante kwesties die door voorstellen van het personeel ter sprake zijn gebracht, zijn op passende wijze in aanmerking genomen in acties die zijn opgenomen in het communicatieplan voor 2015 met behulp van nieuwe instrumenten die betere toegang tot informatie verschaffen. Alle verzamelde praktische informatie is opgenomen in de gids voor goede praktijken, waarin alomvattende en volledige richtsnoeren voor milieuvriendelijk gedrag in en buiten het EP worden geboden. 3.3.4
Naleving van wet- en regelgeving
Overeenkomstig de vereisten van de EMAS-verordening heeft het Parlement een procedure ingevoerd voor het identificeren en verschaffen van informatie over de wettelijke vereisten die van toepassing zijn op zijn activiteiten en gebouwen. De afdeling EMAS levert actualiseringsdiensten inzake de milieuwetgeving aan de betrokken diensten, in het kader waarvan nieuwe toepasselijke wetgeving wordt geïdentificeerd en doorgestuurd naar de relevante diensten. Gedurende het jaar 2014 werden er 41 stukken milieuwetgeving geïdentificeerd, verspreid en opgenomen in de REMO-databank voor toezicht op de regelgeving.
38
NL
Sinds het tweede semester van 2014 wordt de wetgevingsbewakingsdienst uitgevoerd via een interinstitutionele kaderovereenkomst. De nieuwe overeenkomst voorziet in wetgevingsactualiseringen op drie verschillende gebieden (milieu, gebouwen en technische installaties, en toegankelijkheid van de gebouwen) voor de zeven deelnemende organisaties (zes EU-instellingen en één EU-agentschap). Wat het gebied milieu binnen het EP betreft, is het de verantwoordelijkheid van de relevante diensten om te waarborgen en te kunnen aantonen dat de voor hun activiteiten geldende milieuwetgeving wordt nageleefd. De controle van de conformiteit met de wettelijke vereisten wordt uitgevoerd door de afdeling EMAS middels jaarlijkse wettelijke audits. Milieuvergunningen De stand van zaken met betrekking tot de milieuvergunningen voor de gebouwen die onder de EMAS-registratie van het Parlement vallen is als volgt: Brussel: Alle gebouwen met een EMAS-registratie (Spaak, Atrium, Spinelli, Brandt, Antall en Wayenberg) hebben een geldige milieuvergunning. Straatsburg: De in de gebouwen van het Europees Parlement geïnstalleerde apparatuur, te weten gasgestookte boilers en toestellen die koelvloeistof bevatten, waaronder warmtepompen, zijn onderworpen aan een aangifteplicht als voor de bescherming van het milieu aangemerkte inrichtingen (ICPE). Het besluit van de prefectuur inzake het verlenen van een exploitatievergunning voor thermisch boren uit hoofde van de Waterwet werd in november 2012 bekendgemaakt. Luxemburg: Het Adenauer-gebouw heeft een geldige milieuvergunning voor een geclassificeerd gebouw (een gebouw waarvan het milieueffect significant kan zijn volgens de in Luxemburg geldende wetgeving en waarvoor derhalve een geldige milieuvergunning vereist is). Het SEN-gebouw is geen geclassificeerd gebouw en hoeft dus geen milieuvergunning te hebben. Het Schuman-gebouw is eigendom van de staat Luxemburg en valt onder de verantwoordelijkheid van de Luxemburgse autoriteit voor overheidsgebouwen.
39
NL
3.3.5
Interinstitutionele activiteiten Eco-Net
Het EMAS-team is betrokken bij de werkzaamheden van de "ECO-NET"-groep, die gevestigd is in Luxemburg en de volgende instellingen omvat: het Europees Parlement, de Europese Commissie, het Hof van Justitie van de Europese Unie, de Europese Rekenkamer, de Europese Investeringsbank, Eurocontrol en het Bureau voor publicaties van de Europese Unie. Deze groep dient als forum voor de uitwisseling van ideeën en goede praktijken binnen deze instellingen, gebaseerd op lokale kennis. Tot de besproken onderwerpen behoren de mogelijkheid om bijenkorven op de daken van gebouwen te plaatsen en het opzetten van een gemeenschappelijk platform in Luxemburg ten behoeve van carpooling. Onder auspiciën van de groep zijn er tijdens de Groene Week en de Mobiliteitsweek in 2014 interinstitutionele activiteiten georganiseerd in de vorm van communicatie- en gezamenlijke activiteiten (fietstochten, excursies en een onthaalevenement voor mensen die rekening houden met het milieu). Overige activiteiten Op ad-hocbasis worden er andere interinstitutionele activiteiten georganiseerd over onderwerpen van gemeenschappelijk belang. Zo is er in 2013 een interinstitutionele Werkgroep inzake Groene Openbare Aanbestedingen opgericht om beste praktijken uit te wisselen en mogelijke aanbevelingen op te stellen voor de integratie van milieuoverwegingen in de aanbestedingsprocedures van de EU-instellingen. De groep heeft in 2014 regelmatig vergaderd.
40
NL
4 UITVOERING VAN HET EMAS-ACTIEPLAN VOOR 2014 Het EMAS-actieplan is een instrument voor de gestructureerde planning en monitoring van alle acties die noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van de milieudoelstellingen van het Europees Parlement. Het is gebaseerd op informatiebronnen zoals de milieuanalyse, interne en externe audits en verslagen van werkgroepen. Vanaf 2011 wordt het actieplan jaarlijks vernieuwd. Voor elke doelstelling worden in het actieplan door de administratie van het Parlement uit te voeren projecten en acties geschetst. In het actieplan wordt elke actie aan de verantwoordelijke administratieve dienst toegewezen, wordt een termijn voor de voltooiing vastgesteld en worden de relevante financiële en personele hulpbronnen vermeld, alsook de beoogde directe en indirecte voordelen. De acties en projecten in het actieplan kunnen een looptijd van één jaar of langer hebben. Het actieplan voor 2014 omvat acties, verantwoordelijke diensten en termijnen voor de uitvoering van de verschillende activiteiten, met name op het gebied van CO2emissies, afval, water, papier, groene openbare aanbestedingen, opleiding en bewustmaking. De acties met een tijdslimiet in 2014 zijn afgerond of worden verlengd met een nieuwe tijdslimiet. De overige activiteiten met een langere termijn lopen nog. Sommige acties zijn op verzoek van de verantwoordelijke afdelingen omgezet in doorlopende acties, waaruit hun betrokkenheid bij voortdurende verbetering blijkt. De uitvoeringstabel met betrekking tot de uitvoering van het actieplan voor 2014 is te vinden in bijlage II.
4.1
CO2-emissies
Met het oog op de verdere verbetering van de koolstofvoetafdruk van het Parlement zijn de volgende belangrijke maatregelen op het gebied van de sectoren gebouwenbeheer en energie-efficiëntie, informatietechnologie en mobiliteit opgenomen in het actieplan voor 2014. 4.1.1
De sector gebouwenbeheer
De sector gebouwenbeheer is van cruciaal belang voor de koolstofvoetafdruk van het Parlement. Met betrekking tot het gebouwenbeheer (onder de verantwoordelijkheid van DG INLO) is het operationele subdoel, zoals aanbevolen in het onderzoek naar de koolstofvoetafdruk van het EP, om de "koolstofemissies per vte" tussen 2006 en 2020 met 15 tot 20 % te verminderen 4. Raming vastgesteld in het onderzoek naar de koolstofvoetafdruk van het EP dat in 2008 is uitgevoerd door een externe consultant. Deze raming dient te worden bevestigd door andere, meer specifieke onderzoeken, die onder de verantwoordelijkheid van DG INLO zullen worden uitgevoerd. 4
41
NL
De belangrijkste maatregelen in het actieplan voor 2014 met betrekking tot de sector gebouwenbeheer zijn de volgende: •
•
•
• • • • • •
• • •
onderzoek naar energie-efficiëntie per plaats en per gebouw in Brussel en Straatsburg, met de nadruk op: betere zonwering, fotovoltaïsche energie, betere verlichting (herverlichting), thermische zonne-energie voor sanitair warm water, geothermische energie, verbetering van energiezuinige ramen, grotere efficiëntie van verwarming, ventilatie en airconditioning, vermelding van de energieprestaties en slimme meters, passieve en energiezuinige gebouwen; in Brussel een project voor de renovatie van het EAS-gebouw, het Huis van de Europese geschiedenis, dat het efficiënte gebruik van natuurlijk licht omvat (glazen oppervlakken, zonneschermen ...), efficiënte isolatie (dubbelwandige bekleding, ramen met driedubbele beglazing, isolatie van de oude muren aan de binnenkant), ketel met rookgascondensor, warmtepompen, geothermische energie, terugwinning van regenwater, geavanceerde faciliteiten voor gecentraliseerd beheer en geavanceerde meetsystemen voor energie en water; in Straatsburg de renovatie van het Václav Havel-gebouw (HAV), inclusief verbetering van de buitenisolatie, de installatie van efficiënte ramen en koppeling aan de warmtepompen van het Pierre Pflimlin-gebouw (PFL) voor de productie van warm en koud water met behulp van geothermische energie; in Brussel verbeterde voorzieningen voor groepen bezoekers die per bus reizen (project-Atriumgebouw) om de stedelijke vervuiling door bussen te verminderen; in Luxemburg de certificering van het nieuwe project betreffende het Konrad Adenauer-gebouw (KAD) door een BREEAM-beoordelaar (BREEAM: BRE Environmental Assessment Method); de installatie van submeters voor aardgas, water en energie met software voor gegevensbeheer, voor een beter beheer; in Luxemburg de renovatie van de liften in complex D van het KAD-gebouw (de vervanging van elektronische regelaars, hetgeen tot energiebesparing moet leiden); in Brussel de vervanging van de koeleenheden van het ATR-gebouw door efficiëntere exemplaren; de voorbereiding van een prognose van het energieverbruik in 2020 op basis van geplande renovaties en aankopen van gebouwen, follow-up inzake de nieuwe doelstellingen op het gebied van energieverbruik en uitwisseling van goede praktijken tussen de drie plaatsen; in Brussel een haalbaarheidsstudie voor de installatie van groene gevels, daken en andere groene oppervlakken voor de gebouwen van het Europees Parlement; in Brussel een project voor de renovatie van het Paul-Henri Spaak-gebouw (PHS) waarmee de studie "mogelijkheid van BREEAM-certificering van het project" wordt gecompleteerd; in Brussel de vervanging van koelgas R22; 42
NL
•
in Straatsburg de vervanging van ventilatorluchtkoelers in het Salvador De Madariaga-gebouw (SDM).
Alle acties met een tijdslimiet in 2014 zijn afgerond of worden verlengd met een nieuwe tijdslimiet. Met betrekking tot Luxemburg heeft het nieuwe project "uitbreiding KAD-gebouw" als doel om één locatie voor alle in Luxemburg werkzame ambtenaren van het Europees Parlement tot stand te brengen. Een van de hoofddoelstellingen van dit project is het creëren van een zeer milieuvriendelijk gebouw door gebruik te maken van moderne en duurzame bouwmaterialen en technologieën. Door deze nieuwe technologieën zal het gebouw efficiënter zijn wat de energiebehoefte betreft en zal het verbruik van niet-hernieuwbare energie, zoals fossiele brandstoffen of aardgas, lager zijn. Het is belangrijk om erop te wijzen dat met het project vooral wordt beoogd de biodiversiteit in stand te houden. 55 % van de biodiversiteit die door de bouw van het gebouw verloren gaat zal op de locatie zelf worden hersteld door geschikte opties te selecteren voor de groene ruimten, binnenplaatsen, tuinen, enz. De rest (45 %) zal worden gecompenseerd door aanplant, als onderdeel van het project inzake een nieuwe Europese school in Mamer. Ten aanzien van energie heeft het Europees Parlement gekozen voor een nieuwe driefasenaanpak om hoge energie-efficiëntieprestaties te bereiken in het nieuwe KAD-gebouw, waardoor het milieu wordt beschermd: • doeltreffende isolatie en driedubbele beglazing waardoor het energieverbruik wordt verminderd, alsook geoptimaliseerde systemen voor airconditioning, verlichting en verwarming; • beoordeling en optimalisering van het energieverbruik door moderne technieken toe te passen zoals automatisch werkende ventilatie- en verlichtingssystemen; • tot slot, optimalisering van de energieproductie door gebruik te maken van hernieuwbare energie en bestaande energiebronnen te combineren met nieuwe milieuvriendelijke technologieën. Naast EMAS zal het nieuwe KAD-project ook worden gecertificeerd overeenkomstig een speciale beoordeling van de bouw van gebouwen, BREEAM (BRE Environmental Assessment Method) genaamd. Aan het eind van de planningsfase stond op het in september 2012 behaalde BREEAM-certificaat een score van 73,28 % aangegeven. Dit komt overeen met "uitmuntende" milieuprestaties. Aan het eind van de bouwfase staat er nog een (laatste) beoordeling gepland.
43
NL
4.1.2
De sector informatietechnologie
Het operationele subdoel voor informatietechnologiebeheer (IT-beheer) (onder verantwoordelijkheid van DG ITEC) is om de indicator "koolstofemissies per vte" tussen 2006 en 2020 met 5 tot 10 % te verlagen 5. Met betrekking tot het beheer van informatietechnologieën zijn alle acties met een tijdslimiet in 2014 uitgevoerd of in het actieplan voor 2015 opgenomen met een nieuwe tijdlimiet. De belangrijkste acties in het actieplan voor 2014 zijn: •
• •
• •
onderzoeken naar servers en andere ICT-infrastructuur: o gedetailleerd onderzoek naar de CO2-productie van e-mailen en servers en bepalen wat de beste maatregelen zijn om deze te verminderen; o de mogelijkheid onderzoeken om de uitgevoerde actie met betrekking tot e-mailen en CO2 uit te breiden naar andere ICT-infrastructuur (opslag, toepassingen op het gebied van productie, netwerk, enz.); ervoor zorgen dat elk DG beleid vaststelt voor het automatisch uitschakelen van de computers van het EP op basis van de eigen behoeften; videoconferenties bevorderen, waaronder o de toepassing van videoconferentie vergemakkelijken, met name in Straatsburg tijdens zittingen; o een proefproject uitvoeren om het gebruik van persoonlijke videoconferentieapparatuur (tussen pc's) te stimuleren; o voorzieningen voor videoconferentie op de pc's van de voorlichtingsbureaus van het Europees Parlement installeren; o de meetinstrumenten voor het gebruik van de bestaande voorzieningen voor videoconferentie in vergaderzalen verbeteren en een instrument ontwikkelen om op elke plaats voor elke boeking van een videoconferentieruimte het aantal deelnemers in te voeren; de mogelijkheid onderzoeken om de levensduur van bepaalde hardware te verlengen om emissies van vaste bedrijfsmiddelen te verminderen; een Werkgroep drukwerkstrategie oprichten met het oog op de tenuitvoerlegging van een gecoördineerde drukwerkstrategie en het analyseren van de mogelijkheid om de aankoop van papier en snelle laserkopieerapparaten te centraliseren onder de verantwoordelijkheid van DG ITEC.
5 Raming vastgesteld in het onderzoek naar de koolstofvoetafdruk van het EP dat in 2008 is uitgevoerd door een externe consultant. Deze raming dient te worden bevestigd door andere, meer specifieke onderzoeken, die onder de verantwoordelijkheid van DG ITEC zullen worden uitgevoerd.
44
NL
4.1.3
Mobiliteit
De acties op het gebied van mobiliteit en vervoer zijn erop gericht te komen tot een duurzame mobiliteitsaanpak voor het Europees Parlement en de CO2-emissies door deze activiteiten te beperken. Het operationele subdoel inzake mobiliteit is om de indicator "koolstofemissies per vte" tussen 2006 en 2020 met circa 5 tot 10 % te verlagen 6. Gezien het feit dat het Europees Parlement meerdere locaties heeft, staat de verbetering van de mobiliteit en het vervoer van personen centraal in de strategie van het EP voor de verwezenlijking van de doelstelling om de koolstofemissies met 30 % te verminderen. In het EMAS-actieplan voor 2014 zijn de volgende acties in verband met mobiliteit opgenomen: • • • •
• • •
•
testen van het gebruik van elektrische dienstauto's voor het vervoer van personen; aankoop van elektrische voertuigen voor het vervoer van goederen; aankoop van 40 extra fietsen en 16 elektrische fietsen; acties in verband met telewerken: o ontwikkeling van proefprojecten op het gebied van telewerken in het EP door DG PERS; o ontwikkeling van proefprojecten voor telewerken in DG TRAD en communicatie over de voordelen van de toepassing van projecten voor telewerken; o ontwikkeling van proefprojecten voor telewerken in DG ITEC; een carpoolingwebsite opzetten; een onderzoek naar de mobiliteit in Brussel uitvoeren; ondersteuning van medefinancieringsregelingen voor het openbaar vervoer: o de mogelijkheid bestuderen om ook het personeel in Straatsburg een regeling voor de medefinanciering van openbaar vervoer te bieden; o de mogelijkheid bestuderen om deel te nemen aan de medefinancieringsregeling van abonnementhouders van De Lijn (busonderneming) in Brussel; milieuvriendelijk vervoer voor parlementaire zittingen (het vervoer tussen Brussel en Straatsburg met de Thalys handhaven, inclusief andere Thalystreinen en bussen Luxemburg-Straatsburg).
Alle acties met een tijdslimiet in 2014 zijn afgerond of worden opgenomen in de nieuwe versie van het actieplan met een nieuwe tijdslimiet. Veel acties zijn op verzoek van de verantwoordelijke afdelingen omgezet in doorlopende acties, waaruit hun betrokkenheid bij voortdurende verbetering blijkt.
Raming vastgesteld in het onderzoek naar de koolstofvoetafdruk van het EP dat in 2008 is uitgevoerd door een externe consultant. Deze raming dient te worden bevestigd door andere, meer specifieke onderzoeken op dit gebied.
6
45
NL
Er is in 2013 een Werkgroep mobiliteit en CO2-emissies ingesteld, die zijn eindverslag in 2014 aan de inter-DG-stuurgroep inzake EMAS heeft gepresenteerd, met aanbevelingen gericht op verdere verbeteringen op het gebied van dienstreizen, videoconferentie, telewerken, de bevordering van openbaar vervoer en het gebruik van fietsen, en het gebruik van koffers voor dienstreizen naar Straatsburg. In het actieplan voor 2015 zijn op deze aanbevelingen gebaseerde acties opgenomen.
4.2
Papierverbruik
Het EMAS-actieplan voor 2014 is erop gericht een efficiënter gebruik van papier te bevorderen en het verbruik in de drukkerij en distributiediensten van het Europees Parlement terug te dringen, ondanks de toename van het aantal officiële talen. Verder worden er momenteel initiatieven op het gebied van een "papierloos EP" uitgevoerd, met als doel om het papiergebruik bij de politieke en administratieve werkzaamheden van het Parlement te verminderen door meer gebruik te maken van elektronische documenten en de efficiënte integratie daarvan in de werkstromen te garanderen. Deze initiatieven omvatten: •
•
• •
• • • •
de verspreiding van informatie en documenten aan de leden (en werknemers) moderniseren door de modernste techniek te gebruiken, teneinde de voor vergaderingen samengestelde papieren bestanden (dossiers) te vervangen en deze beschikbaar te maken voor raadpleging en werk via mobiele apparaten (laptops, tablets, smartphones). Deze aanpak omvat de applicaties eVergadering en eCommissie; het aantal gedrukte EP-documenten voor commissies, plenaire vergaderingen en andere organen (afdrukken op afroep/just-in-time, enz.) verminderen, waarbij rekening wordt gehouden met de beste praktijken die in de instelling worden toegepast; "papierloos" voor de plenaire vergadering invoeren zodra "papierloos" voor parlementaire commissies de noodzakelijke maturiteit heeft bereikt en deze praktijk is geconsolideerd in het Parlement (mogelijk in 2015); zorgen voor betere onlinezichtbaarheid voor de beleidsafdelingen van DG IPOL/EXPO, zodat zij voor de promotie van hun publicaties andere manieren kunnen overwegen dan het in een rek zetten van papieren onderzoeken, zoals het gebruik van QR-codes; medische dossiers digitaliseren; beschikbaar maken en presenteren van ondersteunende documenten in de financiële dossiers die verband houden met de externe vertolking in elektronische/digitale vorm; toepassing van de e-paraaf (VISA) in GEDA voor interne dossiers tot definitieve ondertekening op papier; digitaal ondertekenen van amendementen op commissieniveau: het gebruik van de digitale handtekening veralgemeniseren in alle parlementaire commissies. 46
NL
Opgemerkt moet worden dat al het A4-papier dat in de kantoren van het EP wordt gebruikt volledig afkomstig is van recycling en chloorvrij is gebleekt. Het in de drukkerijen gebruikte papier is gerecycled of een product van duurzame bosbouw (om de bosbedekking te handhaven en de biodiversiteit te beschermen). Meer in het bijzonder was 75 % van het in 2014 in de drukkerijen gebruikte papier volledig afkomstig van recycling en was 25 % FSC-gecertificeerd (Forest Stewardship Council).
4.3
Waterverbruik
Het EMAS-actieplan voor 2014 is hoofdzakelijk gericht op het terugdringen van het waterverbruik van het Europees Parlement. Het bestaat uit de volgende acties: • • •
de installatie van submeters voor water, met software voor gegevensbeheer, om het waterbeheer te verbeteren; het opzetten van een gedetailleerd plan om de doelstelling inzake waterreductie te verwezenlijken, gebaseerd op de resultaten van watermeters en inclusief bewustmakingsacties; de aankoop van energie- en waterbesparende vaatwasmachines.
De eerste en tweede fase van studies betreffende het project voor de installatie van submeters zijn in 2013 en 2014 afgerond. De derde fase, waarin het netwerk voor het op afstand meten van het verbruik wordt verruimd en de software voor het beheer wordt uitgerold, is momenteel aan de gang. Zodra het project volledig ten uitvoer is gelegd, zullen de meters het mogelijk maken om meer gedetailleerde informatie te verkrijgen, die zal worden gebruikt voor een strenger toezicht op het waterverbruik. Ook zijn er bewustmakingsacties met betrekking tot waterverbruik uitgevoerd. Zo zijn er in alle toiletten op de drie werklocaties stickers opgeplakt om de noodzaak van waterbesparing te benadrukken, zijn er drinkwaterkoelers in opleidingslokalen geplaatst, enz.
4.4
Afval
In het EMAS-actieplan zijn de doelstellingen vastgelegd om het percentage gerecycled afval te verhogen en de hoeveelheid kantoor- en keukenafval te verminderen. Om dit doel te bereiken, staan in het EMAS-actieplan voor 2014 de volgende acties: • •
de invoering van een geharmoniseerd systeem voor de inzameling van afval in de drie plaatsen, inclusief de aankoop van bakken voor gescheiden afval met vijf compartimenten; een studie verrichten naar een betere recycling van afval in het Europees Parlement op de drie plaatsen locaties; 47
NL
• • •
bewustmaking; gedetailleerde doelstellingen inzake afvalvermindering in de verschillende sectoren voorstellen; vermindering van het keukenafval.
Al deze activiteiten zijn uitgevoerd of worden momenteel uitgevoerd. Voorbeelden hiervan zijn: • •
•
het doel inzake de vermindering van voedselafval is opgenomen in het actieplan voor 2015; wat de harmonisering van het systeem voor de inzameling van afval op de drie werklocaties betreft: er zijn op alle drie de werklocaties uniforme afvalbakken met vijf compartimenten in de gebouwen van het Parlement geplaatst. Voor een volledige tenuitvoerlegging zijn meer begrotingsmiddelen nodig, want er moeten nog meer bakken worden aangeschaft om voor een volledige dekking te zorgen; bewustmaking: jaarlijks wordt de Week van het afval georganiseerd.
In Luxemburg wordt het organisch afval sinds medio 2012 gebruikt voor de productie van biogas, wat een verhoging van het percentage gerecycled afval mogelijk heeft gemaakt. Overeenkomstig de bevindingen van de externe audit in 2012 heeft de secretarisgeneraal opdracht gegeven tot een studie naar het afvalbeheer binnen het EP. CO2Logic, een externe consultant die gespecialiseerd is op dit gebied, heeft vervolgens eind 2013 een "Verslag inzake afvalbeheer" ingediend, met aanbevelingen voor toekomstige verbeteringen in het afvalbeheer in het EP. Deze aanbevelingen zijn in 2014 door het afvalcomité onderzocht, waarna een aantal concrete voorstellen is opgenomen in het actieplan voor 2015 (bijv. de aankoop van nieuwe afvalbakken met vijf compartimenten).
48
NL
5 CONTACTGEGEVENS Specifieke informatie of vragen over EMAS kunnen worden gericht tot de afdeling EMAS van het Europees Parlement op het volgende adres: Afdeling EMAS Centrale dienst onder de secretaris-generaal Europees Parlement Paul‑Henri Spaak-gebouw Wiertzstraat 60, B-1047 Brussel, België Telefoon: +352 4300 22500 E-mail:
[email protected]
6 REFERENTIES EN WETTELIJKE VEREISTEN Verordening (EG) nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS), tot intrekking van Verordening (EG) nr. 761/2001 en van de Beschikkingen 2001/681/EG en 2006/193/EG van de Commissie.
49
NL
7 VERKLARING
VAN DE MILIEUVERIFICATEUR VERIFICATIE- EN VALIDATIEWERKZAAMHEDEN
OVER
DE
AIB-Vinçotte International s.a., EMAS-milieuverificateur opererend onder accreditatienummer BE-V-0016, geaccrediteerd voor de activiteiten 10, 11, 13, 16, 18, 19, 20 (excl. 20.51), 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 30.2, 30.9, 31, 32, 33, 35, 36, 37, 38, 39, 41, 42, 43, 45, 46, 47, 49, 52, 53, 58, 59, 60, 70, 71, 74, 79, 80, 81, 82, 84, 85, 86, 87, 88, 90, 94, 95, 96, 99 (NACE-code), verklaart te hebben geverifieerd of de vestigingen zoals vermeld in de milieuverklaring van het Europees Parlement met registratienummer BE-BXL-000013, LU-000002 en FR-000051 voldoen aan alle eisen van Verordening (EG) nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS). Met de ondertekening van deze verklaring verklaar ik dat: - de verificatie en validatie volledig overeenkomstig de voorschriften van Verordening (EG) nr. 1221/2009 zijn uitgevoerd; - uit het resultaat van de verificatie en validatie blijkt dat er geen aanwijzingen zijn dat niet aan de toepasselijke wettelijke milieuvoorschriften is voldaan; - de gegevens en informatie van de milieuverklaring van de organisatie een betrouwbaar, geloofwaardig en juist beeld geven van alle activiteiten van de organisatie binnen de in de milieuverklaring vermelde reikwijdte. Dit document is niet gelijk aan een EMAS-registratie. EMAS-registratie kan alleen worden verleend door een bevoegde instantie in de zin van Verordening (EG) nr. 1221/2009. Dit document mag niet worden gebruikt als een zelfstandig stuk openbare communicatie.
Gedaan te Brussel, 03/08/2015
Handtekening
50
NL