Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
Nederland: Fries
E u r o p e e s h a n d ve s t vo o r r e g i o n a l e t a l e n o f t a l e n va n m i n d e r h e d e n
Rapportage inzake de maatregelen welke Nederland heeft getroffen ten aanzien van de Friese taal en cultuur Rapporteur: Auke Sj. van der Goot Fryske Akademy 1999
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
1
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
2
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
1
Inleiding
1.1
Op 2 mei 1996 heeft de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden bij de Raad van Europa officieel te kennen gegeven dat voor Nederland het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden (ETS 148) is aanvaard, nadat de Tweede Kamer op 19 oktober 1995 en de Eerste Kamer op 23 januari 1996 een daartoe strekkend wetsvoorstel hadden aangenomen (Stb. 1996, 136). Nederland is daarmee de vierde Lid-Staat van de Raad van Europa die het Handvest heeft aanvaard of bekrachtigd. Het Handvest was tevoren al aanvaard c.q. bekrachtigd door Finland (9 november 1994), Hongarije (26 april 1995) en Noorwegen (10 november 1993). Voor eind 1997 hadden nog drie andere Lid-Staten het Handvest aanvaard dan wel bekrachtigd, t.w. Kroatië (5 november 1997), Liechtenstein (18 november 1997) en Zwitserland (23 december 1997).
1.2
Het Handvest is op 1 maart 1998 in werking getreden, omdat - in overeenstemming met het bepaalde in artikel 19 - voldaan is aan het vereiste dat het Handvest door ten minste vijf Lid-Staten van de Raad van Europa is aanvaard, bekrachtigd of goedgekeurd. Elke Lid-Staat van de Raad van Europa die zich tot het Handvest verbindt, is ten minste gebonden aan toepassing van de bepalingen van Deel II van het Handvest, tenzij een of meer voorbehouden zijn gemaakt zoals bedoeld in artikel 21, eerste lid. Daarnaast kan een Lid-Staat tevens besluiten zich te binden aan bepalingen van Deel III van het Handvest, in overeenstemming met artikel 2, tweede lid.
1.3
De tekst van het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden van 5 november 1992 is vastgesteld in het Engels en het Frans. De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden heeft beide teksten geplaatst in het Tractatenblad 1993, 1. De vertaling daarvan in het Nederlands is gepubliceerd in het Tractatenblad 1993, 199. Voor de Nederlandse vertaling is tevens van belang Tractatenblad 1998, 20 (onder letter C).
1.4
Nederland heeft zich in 1996 bij de aanvaarding van het Handvest verplicht tot de toepassing van de bepalingen van Deel II van het Handvest op de volgende regionale talen of minderheidstalen die binnen haar grondgebied worden gesproken: -
het Fries,
-
de Nedersaksische talen,
-
het Jiddisch,
-
de talen van de Romani.
Voor het Koninkrijk der Nederlanden zijn de bepalingen van het Handvest op 1 maart 1998 in werking getreden. Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, zal het Handvest alleen voor Nederland gelden (vgl. Trb. 1998, 20).
3
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
1.5
Op 19 maart 1997 heeft de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden bij de Raad van Europa een aanvullende verklaring afgelegd inzake de officiële erkenning van het Limburgs als regionale taal in de zin van artikel 2, eerste lid, van het Handvest. Daarmee heeft Nederland zich ook voor het Limburgs gebonden aan toepassing van de principes van Deel II van het Handvest (vgl. Trb. 1998 , 20).
1.6
Ten aanzien van de Friese taal in de provincie Fryslân heeft Nederland zich - in overeenstemming met artikel 2, tweede lid van het Handvest - tevens gebonden tot toepassing van minimaal vijfendertig leden of letters daarvan, gekozen uit de bepalingen van Deel III van het Handvest, waaronder ten minste drie gekozen uit zowel artikel 8 (onderwijs) als artikel 12 (culturele activiteiten en voorzieningen) en telkens ten minste één bepaling uit artikel 9 (rechterlijke autoriteiten), artikel 10 (bestuurlijke autoriteiten en openbare diensten), artikel 11 (media) en artikel 13 (economisch en sociaal leven).
1.7
Bij de aanvaarding van het Handvest heeft Nederland zich verplicht, volgens het in voorgaande paragraaf vermelde menusysteem, 48 bepalingen toe te passen. Richtinggevend voor de keuze van de te aanvaarden bepalingen was het vigerende kabinetsbeleid inzake de Friese taal en cultuur. Gekozen is voor de volgende bepalingen (vgl. Trb. 1998, 20):
9 bepalingen uit artikel 8 (onderwijs) art. 8, eerste lid, onderdeel a (ii)
voorschools onderwijs
art. 8, eerste lid, onderdeel b (ii)
basisonderwijs
art. 8, eerste lid, onderdeel c (iii)
voortgezet onderwijs
art. 8, eerste lid, onderdeel e (ii)
universitair of hoger onderwijs
art. 8, eerste lid, onderdeel f (i)
volwassenenonderwijs en permanente educatie
art. 8, eerste lid, onderdeel g
onderwijs in eigen geschiedenis en cultuur
art. 8, eerste lid, onderdeel h
opleiding en bijscholing van docenten
art. 8, eerste lid, onderdeel i
toezichthoudend orgaan inzake art. 8
art. 8, tweede lid
onderwijsvoorzieningen buiten de provincie Fryslân
6 bepalingen uit artikel 9 (rechterlijke autoriteiten) art. 9, eerste lid, onderdeel a (ii)
in strafrechtelijke procedures: mondeling
art. 9, eerste lid, onderdeel a (iii)
in strafrechtelijke procedures: processtukken & mondeling
art. 9, eerste lid, onderdeel b (iii)
in civiele procedures: processtukken
art. 9, eerste lid, onderdeel c (ii)
in procedures voor de administratieve rechter: mondeling
art. 9, eerste lid, onderdeel c (iii)
in procedures voor de administratieve rechter: processtukken
art. 9, tweede lid, onderdeel b
rechtsgeldigheid van juridische documenten
12 bepalingen uit artikel 10 (bestuurlijke autoriteiten en openbare diensten) art. 10, eerste lid, onderdeel a (v)
t.a.v. organen van de centrale overheid
art. 10, eerste lid, onderdeel c
t.a.v. organen van de centrale overheid
art. 10, tweede lid, onderdelen a t/m f
t.a.v. plaatselijke en regionale autoriteiten
art. 10, tweede lid, onderdeel g
vaststelling van topografische namen
art. 10, vierde lid, onderdeel a
aanvullende maatregelen vertalingen/tolken
art. 10, vierde lid, onderdeel c
aanvullende maatregelen t.a.v. ambtenaren
art. 10, vijfde lid
achternamen
4
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
5 bepalingen uit artikel 11 (media) art. 11, eerste lid, onderdeel a (iii)
publieke omroep (radio en televisie)
art. 11, eerste lid, onderdeel b (ii)
niet-publieke omroep (radio)
art. 11, eerste lid, onderdeel c (ii)
niet-publieke omroep (televisie)
art. 11, eerste lid, onderdeel f (ii)
audiovisuele produkties
art. 11, tweede lid
media-uitingen in de Friese taal uit buurlanden
9 bepalingen uit artikel 12 (culturele activiteiten en voorzieningen) art. 12, eerste lid, onderdeel a
algemene cultuurbevordering
art. 12, eerste lid, onderdeel b
vertalingen van regionale taal in andere taal
art. 12, eerste lid, onderdeel d
organen verantwoordelijk voor het organiseren of ondersteunen
art. 12, eerste lid, onderdeel e
personeel werkzaam bij organen hiervoor genoemd
van diverse vormen van culturele activiteiten
art. 12, eerste lid, onderdeel f
organiseren van culturele activiteiten
art. 12, eerste lid, onderdeel g
depot-instelling
art. 12, eerste lid, onderdeel h
diensten voor vertalingen en terminologisch onderzoek
art. 12, tweede lid
voorzieningen voor Friestaligen buiten de provinciegrenzen
art. 12, derde lid
buitenlands cultureel beleid
5 bepalingen uit artikel 13 (economisch en sociaal leven) art. 13, eerste lid, onderdeel a
arbeidsovereenkomsten, gebruiksaanwijzingen etc.
art. 13, eerste lid, onderdeel c
praktijken gericht op ontmoediging gebruik
art. 13, eerste lid, onderdeel d
algemene aanmoediging
art. 13, tweede lid, onderdeel b
economische en sociale sectoren rechtstreeks onder toezicht van
minderheidstaal
de overheid art. 13, tweede lid, onderdeel c
zorgsector: bejaardentehuizen, ziekenhuizen e.d.
2 bepalingen uit artikel 14 (grensoverschrijdende uitwisselingen) art. 14, onderdeel a
culturele overeenkomst met buurland waar dezelfde taal wordt gesproken
art. 14, onderdeel b
1.8
internationale uitwisseling en samenwerking
Met het oog op het periodiek verslag, zoals voorgeschreven in artikel 15 van het Handvest, is op verzoek van het Ministerie van Binnenlandse Zaken door de Fryske Akademy een bestandsopname gemaakt van de maatregelen door Nederland genomen ter toepassing van de bepalingen van Deel III die door Nederland met betrekking tot de Friese taal zijn aanvaard.
1.9
Het Comité van Ministers, zoals bedoeld in artikel 15 van het Handvest, heeft over de vorm van de rapportage nog geen besluit genomen. De bestandsopname zoals genoemd in par. 1.8 beperkt zich tot de bepalingen van Deel III van het Handvest die door Nederland zijn aanvaard met betrekking tot de Friese taal. In de hiernavolgende rapportage wordt de indeling van het hiervoor genoemde Deel III gevolgd. Voorafgaand wordt in de rapportage nog een kort hoofdstuk opgenomen over het Fries als taal sinds de Middeleeuwen (hfdst. II), alsmede een hoofdstuk over de actuele stand van zaken rond het Friesetaalgebruik in de provincie Fryslân (hfdst. III).
5
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
In de hoofdstukken IV-X wordt een overzicht gegeven van de maatregelen die Nederland heeft getroffen ter bevordering van het gebruik van de Friese taal in het openbare leven in overeenstemming met de ingevolge artikel 2, tweede lid, van het Handvest aangegane verplichtingen: -
onderwijs
hfdst. IV
-
rechterlijke autoriteiten
hfdst. V
-
bestuurlijke autoriteiten en openbare diensten
hfdst. VI
-
media
hfdst. VII
-
culturele activiteiten en voorzieningen
hfdst. VIII
-
economisch en sociaal leven
hfdst. IX
-
grensoverschrijdende uitwisselingen
hfdst. X
Verder bevat het rapport zes bijlagen. In de eerste vier bijlagen wordt een beknopt overzicht gegeven van de groeiende aandacht van de Nederlandse overheid voor de Friese taal en cultuur in de periode 1937-1998. In de vijfde bijlage wordt een overzicht gegeven van organisaties en verenigingen in Nederland die zich ten doel stellen de Friese taal te beschermen en te bevorderen. In de zesde bijlage wordt gerapporteerd over de wijze van totstandkoming van dit rapport.
1.10
Teneinde uitvoering te geven aan de maatregelen ter bevordering van de Friese taal en cultuur wordt tussen Rijk en de provincie Fryslân periodiek een zgn. Bestuursafspraak inzake de Friese taal en cultuur gesloten. 1 In de hiernavolgende rapportage wordt, waar van belang, tevens verwezen naar de relevante bepalingen van de Bestuursafspraak 1993 en naar de wijze waarop aan deze bepalingen invulling is gegeven. 2
1.11
Ten aanzien van de toepassing van de bepalingen van deel II van het Handvest met betrekking tot de Friese taal wordt het volgende aangetekend. In zijn algemeenheid geldt dat de maatregelen bedoeld in artikel 7, eerste, tweede en derde lid, elders in de rapportage aan de orde komen. Daarom kan hier voor dit onderdeel van de rapportage met betrekking tot het Fries worden volstaan met een algemene verwijzing naar de hoofdstukken IV tot en met X van dit rapport. Twee bepalingen van artikel 7 verdienen op deze plaats evenwel bijzondere aandacht, omdat ze in het vervolg van deze rapportage niet aan bod zullen komen. Ten eerste, met betrekking tot artikel 7, eerste lid, onder letter b, kan worden opgemerkt dat het het vaste voornemen is van de Nederlandse regering om de bestuurlijke eenheid van de provincie Fryslân te respecteren. Ten tweede, met betrekking tot artikel 7, vierde lid, wordt aangetekend dat het Ministerie van Binnenlandse Zaken bij beschikking van 15 januari 1998 heeft besloten tot de instelling van een consultatief orgaan dat als doel heeft de Nederlandse regering te adviseren over alle zaken die de Friese taal betreffen. Het orgaan, dat op 19 januari 1998 in Leeuwarden is geïnstalleerd, bestaat op dit moment uit drie leden en een ambtelijk secretaris.
1
De eerste Bestuursafspraak inzake de Friese taal en cultuur werd op 4 juli 1989 ondertekend, de tweede op 8 november 1993. Momenteel is een nieuwe Bestuursafspraak in voorbereiding welke, naar verwachting, in 1998 tussen partijen zal worden ondertekend. De teksten van de Bestuursafspraken worden in de Staatscourant gepubliceerd (zie Stcrt. 1989, 133 en Stcrt. 1993, 237).
2
In dit verband is met name van belang de Rapportage van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken over de uitvoering van de Bestuursafspraak Friese taal en cultuur over de jaren 1994/1995, welke op 26 januari 1996 is toegezonden aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
6
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
1.12
Als peildatum voor deze rapportage geldt de stand van zaken per 1 maart 1998, zijnde de datum van inwerkingtreding van het Handvest voor Nederland. Wel is in het onderwijsgedeelte (hfdst. IV) nog een enkele wetsaanpassing van later datum opgenomen (vgl. par. 4.23, 4.30 en 4.43). In de rapportage is er steeds naar gestreefd aan het eind van ieder hoofdstuk een beknopte samenvatting te geven van de Nederlandse beleidsinspanningen in het licht van de aangegane verplichtingen onder het Handvest. Alleen voor het onderwijs (hfdst. IV) is, gelet op de complexe materie van dit beleidsterrein, een uitzondering gemaakt. Hier is zoveel mogelijk aan het eind van elk onderdeel, zoals basisonderwijs, voortgezet onderwijs, etc. een beknopte samenvatting opgenomen.
1.13
Tenslotte zij aangetekend dat de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden op 1 februari 1995, tezamen met 20 andere Lid-Staten van de Raad van Europa, het Kaderverdrag inzake de bescherming van nationale minderheden van 1 februari 1995 (ETS 157) heeft ondertekend.3 De tekst van het Kaderverdrag is vastgesteld in het Engels en het Frans. De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden heeft beide teksten geplaatst in het Tractatenblad 1995, 73. De vertaling daarvan in het Nederlands is gepubliceerd in het Tractatenblad 1995, 197. Het Kaderverdrag treedt op 1 februari 1998 in werking, omdat - in overeenstemming met het bepaalde in artikel 28 - is voldaan aan het vereiste dat het verdrag door ten minste twaalf Lid-Staten van de Raad van Europa is aanvaard, bekrachtigd of goedgekeurd. In deze rapportage kan worden volstaan met de opmerking dat Nederland op dit moment het Kaderverdrag niet heeft geratificeerd.
3
Duitsland heeft het Kaderverdrag op 10 september 1997 geratificeerd, onder aflegging van de verklaring dat het verdrag tevens zal worden toegepast op onder meer de Friezen van Duits staatsburgerschap (zie voor het Fries in Duitsland ook de par. 2.1, 7.16 en 10.5-10.8).
7
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
2
De Friese taal: va n O u d - n a a r N i e u w f r i e s 4
2.1
In de Nederlandse provincie Fryslân, met in totaal zo’n 600.000 inwoners, wordt de Friese taal gesproken. Het Fries is een taal die afwijkt van en tegelijk verwant is aan het Nederlands. Het Fries kan worden aangeduid als een West-Germaanse taal, die zich met het Nederlands voegt tussen het Duits en het Engels. Behalve in Nederland wordt ook in Duitsland Fries gesproken (vgl. par. 1.12, 7.16 en 10.5-10.8). Wel gaat het hier om varianten die meer of minder sterk afwijken van het Fries dat in de Nederlandse provincie Fryslân gesproken wordt.
2.2
In de Middeleeuwen was de huidige Nederlandse provincie Fryslân vrijwel homogeen Friestalig. 5 Verder werd in die periode Fries gesproken in wat tegenwoordig de provincie Groningen heet en in het Duitse Oost-Friesland. Het Fries functioneerde destijds niet alleen als spreektaal, maar ook als officiële taal van bestuur en rechtspraak.
2.3
Vanaf eind vijftiende, begin zestiende eeuw kreeg het Nederlands steeds meer invloed in Fryslân. In de loop van de zestiende eeuw gebruikten openbaar bestuur, rechterlijke macht, school en kerk uitsluitend het Nederlands. Het Fries werd in feite teruggedrongen uit de publieke levensdomeinen en functioneerde nauwelijks in geschreven vorm. Buiten de provincie Fryslân verdween het Fries nagenoeg geheel, ook als spreektaal: eerst in de provincie Groningen, later in het Duitse Oost-Friesland.
2.4
Hoewel in de provincie Fryslân het Fries voortaan vrijwel uitsluitend mondeling werd gebruikt, behield het zijn aparte plaats, ook toen er in de Nederlanden na 1800 een zekere taaleenheid ontstond. Het Fries bleef de taal van het volk en werd relatief weinig beïnvloed door het Nederlands. Rond 1800 ontwikkelde de Friese taal zich tot wat wordt genoemd het ‘Nieuwfries’.
2.5
In de loop van de negentiende eeuw kreeg het Fries gaandeweg toegang tot meer levensgebieden en werd de taal ook meer schriftelijk gebruikt. Pas in de twintigste eeuw verwerft het Fries zich weer een plaats in bestuur, rechtspraak, kerk en onderwijs. Ook in de nieuwe media, zoals radio en televisie, doet het Fries zijn intrede (vgl. hfdst. VII).
4
De hoofdstukken II en III in deze rapportage zijn in verkorte vorm ontleend aan de door het Provinciaal Bestuur van Fryslân gepubliceerde brochure De Friese taal, paragrafen 1-4. Voor de rapportage zijn de betreffende paragrafen bewerkt en geactualiseerd, omdat de brochure in 1987 is verschenen.
5
Alleen in de Stellingwerven werd ook toen al voornamelijk Nedersaksisch gesproken (zie ook par. 3.9).
8
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
3
Het Friese-taalgebruik in de p r ov i n c i e F r y s l â n : d e a c t u e l e s i t u at i e
3.1
Fryslân is officieel erkend als tweetalige provincie. Dat wil zeggen dat het Nederlands en Fries in de provincie Fryslân een officiële status hebben en naast elkaar gebruikt worden. In de loop van de twintigste eeuw heeft de Rijksoverheid wetten tot stand gebracht die het gebruik van de Friese taal in onderwijs, rechtspraak en rechtsverkeer, openbaar bestuur en media regelen. Daarnaast stelt het Rijk ook financiële middelen beschikbaar voor de instandhouding en bevordering van de Friese taal en cultuur. Bovendien voert de provincie Fryslân een actief beleid gericht op gelijkstelling van de Friese en de Nederlandse taal, zowel in formele als in materiële zin, op basis van de rapporten Fan geunst nei rjocht/Van gunst naar recht (1983) en de Ramtnota Taalbelied (1991). 6
3.2
De Friese taal heeft niet alleen een mondelinge, maar ook een schriftelijke traditie. Waar de Nederlandse Taalunie bevoegd is de spelling van de Nederlandse taal vast te stellen voor gebruik in overheidsdocumenten en in het onderwijs in Nederland en Nederlandstalig België, is het provinciaal bestuur van Fryslân bevoegd de spelling van de Friese taal vast te stellen. Van deze bevoegdheid hebben Provinciale Staten in 1976 gebruik gemaakt door een spellingwijziging door te voeren.
3.3
Er worden in Nederland al geruime tijd geen volkstellingen meer gehouden, zodat die geen inzicht kunnen geven in de taalsituatie in Fryslân. 7 Wel worden regelmatig taalsurveys uitgevoerd door de Fryske Akademy, op basis waarvan inzicht wordt verschaft in de taalsituatie in Fryslân.
6
In deze rapportage is in bijlage 1 een chronologisch overzicht opgenomen van de belangrijkste wettelijke maatregelen die in de loop van de twintigste eeuw ten behoeve van de Friese taal zijn getroffen. Voor een overzicht van de belangrijkste standpunten van de regering inzake de Friese taal wordt verwezen naar bijlage 2. In bijlage 3 wordt een overzicht gegeven van rapporten en nota's die bij de beleidsvorming inzake de Friese taal en cultuur een belangrijke rol hebben gespeeld. In bijlage 4, tenslotte, wordt een overzicht gegeven van Europese en internationale verdragen voor zover van belang voor de Friese taal en cultuur.
7
In de tot 1971 gehouden volkstellingen waren overigens geen vragen inzake beheersing van de Friese taal opgenomen.
9
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
3.4
In 1984 heeft de Fryske Akademy de resultaten van een grootschalig taalonderzoek onder een doorsnee van de bevolking van Fryslân gepubliceerd onder de titel Taal yn Fryslân. In dat onderzoek wordt uitvoerig informatie gegeven over taalgebruik en taalhouding van de ruim 1100 respondenten. Dit onderzoek werd in 1994 herhaald. De resultaten van dit tweede grote taalonderzoek zijn in 1995 gepubliceerd onder de titel Taal yn Fryslân op ‘e nij besjoen. 8 De uitkomst van beide onderzoeken geeft aan dat 71% van de inwoners van Fryslân zichzelf als een Fries beschouwt. Bovendien vindt een meerderheid het feit dat hij of zij een Fries is, belangrijker dan dat men Nederlander is.
3.5
Verder werd in 1994 gevonden dat van de bevolking van twaalf jaar en ouder (tussen haakjes de cijfers voor 1980):
3.6
-
ongeveer 94% het Fries kan verstaan
(94%)
-
ongeveer 74% het Fries kan spreken
(73%)
-
ongeveer 65% het Fries kan lezen
(65%)
-
ongeveer 17% het Fries kan schrijven
(11%).
Bij deze percentages dienen wel enkele kanttekeningen te worden geplaatst. Het zeer hoge percentage van de inwoners dat Fries kan verstaan, sluit niet uit dat in verschillende regionale of sociale omstandigheden het Fries een beperkte functie heeft. Het percentage personen dat het Fries in bepaalde situaties niet wenst te verstaan, ligt bijvoorbeeld beduidend hoger dan de zes procent die het echt niet kan verstaan. De verstaanbaarheid van het Fries voor Nederlandstaligen wordt overigens vergemakkelijkt omdat tussen beide talen sprake is van een redelijk sterke taalverwantschap.
3.7
Hoewel 74% van de inwoners van Fryslân het Fries kan spreken, betekent dit niet dat ze het ook altijd doen. Voor ongeveer 55% is het Fries wel de eerste taal van huis uit. Daarnaast zijn er ook mensen voor wie op het werk en in de sociale omgang het Fries de gebruikelijke voertaal is, maar die thuis een andere taalpraktijk kennen.
3.8
Het vrij grote verschil tussen de 94% die aangeeft het Fries te kunnen verstaan en de 74% die het Fries kan spreken, wordt begrijpelijker als men een blik werpt op de taalkaart van Fryslân.
8
- Gorter, D, Jelsma, G.H., van der Plank, P.H. en de Vos, K. (1984) Taal yn Fryslân. Ljouwert/Leeuwarden: Fryske Akademy. - Gorter, D. en Jonkman, R.J. (1995) Taal yn Fryslân op 'e nij besjoen. Ljouwert/Leeuwarden: Fryske Akademy (Sosjaal-wittenskiplike rige; 12).
10
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
3.9
Bij de taalkaart zijn de volgende opmerkingen te plaatsen. In de gemeenten West- en Ooststellingwerf (op de kaart gezamenlijk aangeduid als Stellingwerven) is sprake van een drietalige situatie: naast Nederlands en Fries is daar het Stellingwerfs, een variant van het Nedersaksisch, een belangrijke voertaal. Ook in de gemeente Het Bildt, grotendeels ontstaan door de inpoldering van dit gebied rond 1600, is sprake van een drietalige situatie: behalve Nederlands en Fries wordt tevens het Bildts gesproken. Nagenoeg geen Fries wordt gesproken op de eilanden Ameland en op het - westelijk van Terschelling gelegen - Vlieland. Op de eilanden Terschelling en Schiermonnikoog worden - deels zeer van het Fries afwijkende - Friese dialecten gesproken.
3.10
Vanaf ongeveer 1500 is in de Friese steden Leeuwarden, Sneek, Dokkum, Bolsward, Harlingen, Franeker en later ook in Heerenveen een ander taalproces op gang gekomen. Door de (handels)contacten met anderstaligen ging men daar over op een sterk Fries gekleurde variant van het Nederlands. Dit ‘stadsfries’ gaf tegelijk de stedelijke bevolking een middel om zich te onderscheiden van het ‘boerse platteland’. Tot diep in de twintigste eeuw werd in de hogere sociale lagen van de bevolking in Fryslân het stadsfries als voertaal gebezigd. Inmiddels is deze Fries gekleurde variant van het Nederlands in status gedaald en snel bezig terrein te verliezen aan het Nederlands en, in mindere mate, aan het Fries.
3.11
Eén ontwikkeling die de laatste decennia grote invloed op het gebruik van de Friese taal heeft gehad, is de migratie. Niet alleen hebben veel Friestaligen de provincie verlaten, daarnaast hebben ook veel Nederlandssprekenden zich metterwoon gevestigd in de Friese steden en op het traditioneel Friestalige platteland. Hiermee werd een sterke tendens tot ‘vernederlandsing’ merkbaar.
3.12
Daar staat een bescheiden proces van ‘verfriesing’ tegenover. In het onderzoeksrapport Taal yn Fryslân (1984) wordt geconstateerd, dat het Fries steeds meer wordt geaccepteerd als gewone taal op terreinen die eerder uitsluitend aan het Nederlands waren voorbehouden. Beide talen komen dus in status steeds dichter bij elkaar te staan.
11
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
4
Ar tikel 8: Onderwijs
4.1
Het vigerende kabinetsbeleid inzake de Friese taal en cultuur in het onderwijs is onderwerp van hoofdstuk 4 van de Bestuursafspraak 1993. Het beleid is, kort samengevat, erop gericht dat het onderwijs in de provincie Fryslân alle leerlingen dient voor te bereiden op het functioneren in een tweetalige Fries-Nederlandse samenleving en dat het onderwijs zich derhalve niet dient te beperken tot slechts het bieden van mogelijkheden voor leerlingen om zich te ontwikkelen in de taal die door hen van huis uit wordt gesproken.
Artikel 8, eerste lid, onderdeel a, onder ii: voorschools onderwijs
4.2
Het aan het onderwijs op school voorafgaande onderricht - hierna voortaan kortheidshalve aangeduid als voorschools onderwijs - valt in de Nederlandse verhoudingen niet onder de competentie van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCenW) en maakt formeel geen deel uit van het Nederlandse onderwijsstelsel. De verantwoordelijkheid voor het bieden van voorschools onderwijs is op basis van de Welzijnswet 1994 (Stb. 447) gedecentraliseerd en ligt bij de gemeenten. De financiering hiervan vindt plaats in het kader van het Gemeentefonds. Artikel 20, eerste lid Welzijnswet 1994 bepaalt dat bij gemeentelijke verordening regels worden gesteld met betrekking tot de kwaliteit van bij algemene maatregel van bestuur aangewezen vormen van kinderopvang. Op basis hiervan heeft de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport met ingang van 1 januari 1996 minimale kwaliteitseisen geformuleerd in het Tijdelijk besluit kwaliteitsregels kinderopvang (Stb. 1995, 578). Voor het overige dienen kwaliteitseisen vastgelegd te worden in de gemeentelijke verordening. Peuterspeelzalen (zie par. 4.3) vallen niet onder de werking van het Tijdelijk besluit kwaliteitsregels kinderopvang.
4.3
Alle voorzieningen voor kinderen in de leeftijd tussen 2 en 4 jaar, zoals peuterspeelzalen en kinderdagverblijven, worden beschouwd als voorschools onderwijs. Peuterspeelzalen en andere voorschoolse voorzieningen zijn erop gericht kinderen in de gelegenheid te stellen hun kennis van de taal en hun creatieve en sociale vaardigheden te ontwikkelen. De meeste voorschoolse voorzieningen zijn tot stand gekomen op initiatief van ouders en/of niet-overheidsinstanties en staan onder toezicht van de gemeentelijke overheden.
4.4
Bij de aanvaarding van het Handvest heeft Nederland ten aanzien van het voorschools onderwijs ingestemd met de bepaling ‘een aanmerkelijk deel van het aan het onderwijs op school voorafgaand onderricht te bieden’ in het Fries (artikel 8, eerste lid, onderdeel a, optie ii). «Aanmerkelijk» houdt in dat een meer dan symbolisch deel van de lesuren in het Fries wordt gegeven, d.w.z. dat het Fries mede als instructietaal wordt gebruikt (vgl. Kamerstukken II, 1994-1995, 24 092, nr. 5, p. 7).
12
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
4.5
Over het algemeen is weinig informatie beschikbaar over het gebruik en de positie van het Fries in de peuterspeelzalen en kinderdagverblijven in de provincie Fryslân. Verondersteld wordt dat de mate waarin het Fries in peuterspeelzalen en kinderdagverblijven in de provincie Fryslân wordt gebruikt, afhankelijk is van de taalachtergrond van de aanwezige kinderen. Een onderzoek uit 1984 naar het gebruik van Fries en Nederlands in het voorschoolse onderwijs in de provincie Fryslân laat namelijk zien, dat het Fries amper wordt gebruikt in peuterspeelzalen in stedelijke gebieden, terwijl de peuterspeelzalen in de dorpen in sterke mate een tweetalig karakter - Fries en Nederlands - hebben. 9
4.6
De Stifting Pjutteboartersplak, opgericht in 1989, is verantwoordelijk voor de instandhouding van Friestalige peuterspeelzalen, opgericht op initiatief van ouders. De Stichting streeft ernaar een Friestalige speelomgeving voor jonge kinderen te bieden. Deze speelzalen of pjutteboartersplakken staan open voor zowel Friestalige als Nederlandstalige kinderen. De eerste pjutteboartersplakken zijn ontstaan in stedelijke centra waar ouders niet content waren met het feit dat de daar gevestigde voorschoolse voorzieningen amper of niet rekening hielden met de Friestalige achtergrond van hun kinderen. In 1995/96 was de Stichting verantwoordelijk voor elf groepen, met in totaal 150 kinderen, in 6 steden en dorpen in verschillende delen van de provincie Fryslân.
4.7
Samenvattend kan het volgende worden opgemerkt. Wettelijke maatregelen inzake de positie en het gebruik van het Fries in peuterspeelzalen in de provincie Fryslân zijn, anders dan voor het basisonderwijs, het voortgezet onderwijs en het speciaal (voortgezet) onderwijs, niet getroffen. Evenmin is ten aanzien van de provincie Fryslân wettelijk voorzien in een integratie van het Friese-taalaspect in de reguliere opleidingen voor leidsters in peuterspeelzalen en kinderdagverblijven (vgl. par. 4.77 en 4.78).
4.8
Verder kan worden geconstateerd dat geen recent onderzoek naar de positie van het Fries in peuterspeelzalen en kinderdagverblijven beschikbaar is. In die zin kan dan ook geen betrouwbare uitspraak worden gedaan over de vraag in welke mate momenteel wordt voldaan aan de bepaling dat een aanmerkelijk deel van het voorschools onderwijs in de provincie Fryslân in het Fries wordt geboden.
Artikel 8, eerste lid, onderdeel b, onder ii: basisonderwijs
4.9
Het basisonderwijs in Nederland is bestemd voor leerlingen in de leeftijd van 4 tot 12 jaar en omvat 8 jaar verdeeld over 8 groepen. Hoewel de basisscholen open staan voor kinderen vanaf 4 jaar, begint de leerplicht vanaf het vijfde jaar. Het eerste jaar van de basisschool is derhalve facultatief. Het onderwijs op de basisscholen is wettelijk geregeld in de Wet op het Basisonderwijs (WBO) van 1981. 10
4.10
De WBO bevat in artikel 9 een opsomming van de vakken die alle basisscholen geacht worden te geven. Hoe die vakken moeten worden gegeven en hoeveel tijd per vak dient te worden besteed, is niet wettelijk vastgelegd. Wel zijn voor alle verplicht te geven vakken kerndoelen vastgesteld bij algemene maatregel van bestuur (vgl. par. 4.16 e.v.).
9
Duipmans, D. (1984) Frisian in playgroup and kindergarten: a survey of the use of Frisian and Dutch in playgroups and kindergartens in Friesland. Ljouwert/Leeuwarden: Provinsiale Underwiisried fan Fryslân.
10
Per 1 augustus 1998 wordt het basisonderwijs geregeld in de nieuwe Wet op het Primair Onderwijs (vgl. par. 4.23).
13
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
4.11
Bij de aanvaarding van het Handvest heeft Nederland ten aanzien van het basisonderwijs ingestemd met de bepaling ‘een aanmerkelijk deel van het primair onderwijs te bieden’ in het Fries (artikel 8, eerste lid, onderdeel b, optie ii). Zoals eerder al aangetekend in de paragraaf over het voorschools onderwijs, houdt «aanmerkelijk» in dat een meer dan symbolisch deel van de lesuren in het Fries wordt gegeven, d.w.z. dat het Fries mede als instructietaal wordt gebruikt (vgl. par. 4.4).
4.12
Om leerlingen de mogelijkheid te bieden te functioneren in een tweetalige samenleving is wettelijk bepaald (art. 9, vierde lid WBO), dat alle basisscholen in de provincie Fryslân in principe gehouden zijn tot het geven van het Fries als verplicht vak voor alle leerlingen. Bijgevolg omvat op de scholen in de provincie Fryslân het basisonderwijs tevens onderwijs in de Friese taal, tenzij Gedeputeerde Staten van Fryslân hiervoor ontheffing hebben verleend. Scholen bepalen zelf hoe zij het Fries in het onderwijsprogramma integreren en leggen daarvan verantwoording af in het schoolwerkplan.
4.13
In het schooljaar 1988/89 hebben Gedeputeerde Staten van Fryslân aan zo’n 10 procent van de 572 basisscholen in de provincie Fryslân ontheffing verleend van de wettelijke verplichting om het vak Fries te onderwijzen. Sindsdien is het beleid van Gedeputeerde Staten van Fryslân erop gericht geweest het aantal ontheffingen geleidelijk te doen verminderen, waarbij in overleg met de Inspectie van het Onderwijs speciaal aandacht is besteed aan de situatie in de gemeenten Oost- en Weststellingwerf en op de eilanden Schiermonnikoog en Ameland (vgl. Inspectie, 1995a). 11 Voor de scholen in deze gemeenten zijn programma’s ontwikkeld die rekening houden met de lokale situatie. Medio 1997 hadden 12 basisscholen ontheffing van de wettelijke verplichting tot het geven van het vak Fries. Verder bestaat ten aanzien van scholen voor speciaal onderwijs een afzonderlijke wettelijke regeling met betrekking tot het Fries. Op dergelijke scholen kan het onderwijs tevens de Friese taal omvatten (art. 12 Interimwet op het Speciaal Onderwijs en het Voortgezet Speciaal Onderwijs= ISOVSO).
4.14
Samenvattend kan worden geconstateerd dat op verreweg de meeste basisscholen in de provincie Fryslân voldaan wordt aan de wettelijke bepaling tot het geven van het vak Fries. Uit onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs (1989, p. 34-35) 12 is gebleken dat eind jaren tachtig aan het onderwijs in het vak Fries betrekkelijk weinig tijd werd besteed. Een meerderheid van de basisscholen in de provincie Fryslân besteedde in die periode per week ongeveer 30-45 minuten aan het onderwijs in het vak Fries. Recente gegevens over de tijdsinvestering voor het vak Fries in het basisonderwijs zijn op dit moment niet beschikbaar. De Onderwijsinspectie is evenwel voornemens in het schooljaar 1998/99 een onderzoek uit te voeren naar de plaats van het Fries op alle basisscholen in de provincie Fryslân.
11
Inspectie van het Onderwijs (1995a) Fries in heemkunde en sociale wereldori∂ntatie. De Meern: Inspectie van het Onderwijs.
12
Inspectie van het Onderwijs (1989) Het onderwijs in het Fries op de basisschool: stand van zaken 1988-1989: een kwantitatief inspectieonderzoek naar het onderzoek op de basisscholen in Friesland. ['s-Gravenhage: Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen].
14
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
4.15
In artikel 9, achtste lid WBO is de mogelijkheid geopend dat basisscholen in de provincie Fryslân de Friese taal als voertaal kunnen gebruiken. Uit het in de voorgaande paragraaf vermelde onderzoeksrapport van de Inspectie van het Onderwijs (1989, p. 36-38) blijkt dat eind jaren tachtig ongeveer één vijfde van de basisscholen heeft gerapporteerd dat ze gebruik maakten van het Fries als voertaal in het onderwijs van andere vakken, terwijl meer dan de helft van de scholen Fries als voertaal gebruiken voor 10-30% van de instructietijd. Recente gegevens over het gebruik van Fries als voertaal in het basisonderwijs komen beschikbaar bij uitvoering van het inspectieonderzoek genoemd in de vorige paragraaf.
4.16
Sinds het laatst gehouden inspectieonderzoek naar de plaats van het Fries in alle basisscholen in de provincie Fryslân (1989) is een onderwijsvernieuwing doorgevoerd die ook voor het vak Fries van belang is. In 1993 zijn voor elk van de vakken in het basisonderwijs namelijk kerndoelen vastgesteld door het Ministerie van Onderwijs in een Besluit kerndoelen basisonderwijs van 4 mei 1993, Stb. 264. Voor de basisschool geldt de eis dat zij voor elk van de vakken tenminste de vastgestelde kerndoelen hanteert als aan het eind van het basisonderwijs te bereiken doelstellingen. 13
4.17
Ook voor de vakken Fries en Nederlands zijn in 1993 kerndoelen geformuleerd. In de kerndoelen wordt een omschrijving gegeven van de kennis en vaardigheden die de leerlingen moeten ontwikkelen waarmee ze beide talen doelmatig kunnen gebruiken in situaties die zich in het dagelijks leven voordoen. De kerndoelen houden in dat leerlingen aan het eind van de basisschool de beide talen, Fries en Nederlands, moeten kunnen verstaan, spreken, lezen en schrijven. Op dit moment kan geen betrouwbare uitspraak worden gedaan over de vraag welke tijdsinvestering voor het vak Fries voldoende is om de voor dat vak geldende kerndoelen te bereiken. Het aangekondigde onderzoek van de Onderwijsinspectie (vgl. par. 4.14) zal hieromtrent wellicht nader inzicht kunnen verschaffen.
4.18
Onderzoek naar het realiseren van de in 1993 vastgestelde kerndoelen voor het vak Fries heeft, zoals hiervoor opgemerkt, nog niet plaatsgevonden. Wel is in de periode voor 1993 onderzoek verricht naar de doelstellingen die de basisscholen hanteren bij het vak Fries. Uit het onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs (1989, p. 31-32) blijkt, dat eind jaren tachtig twee derde van de basisscholen in de provincie Fryslân rapporteerde dat in de doelstellingen voor het vak Fries geen onderscheid wordt gemaakt tussen Friestalige en niet-Friestalige leerlingen. De scholen van deze categorie verklaarden in meerderheid dat het onderwijs van het Fries zich richt op het leren verstaan, spreken en lezen van het Fries. De grote meerderheid van de scholen die voor het vak Fries geen onderscheid maken in doelstellingen voor Friestalige en niet-Friestalige leerlingen is van mening dat het onderwijs niet gericht hoeft te zijn op het leren schrijven van de Friese taal. Van de scholen die verklaarden dat ze wel differentiëren tussen Friestalige en nietFriestalige leerlingen, rapporteerde 43% dat de Friestalige leerlingen het Fries ook moeten leren schrijven. In het algemeen kan worden geconcludeerd dat op ruim 85% van alle basisscholen in de provincie Fryslân niet-Friestalige leerlingen het Fries niet leren schrijven. Mogelijk is dit percentage sinds de invoering van de kerndoelen in 1993 afgenomen.
13
Momenteel is in voorbereiding een herziening van de kerndoelen basisonderwijs (vgl. par. 4.24).
15
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
4.19
Ter aanvulling zij vermeld dat in de Bestuursafspraak 1993 is aangekondigd, t.w. in artikel 4.2.3, dat de Minister van Onderwijs en Wetenschappen de totstandkoming van een wijziging van de Wet op het Basisonderwijs (WBO) en de Interimwet op het Speciaal Onderwijs en het Voortgezet Speciaal Onderwijs (ISOVSO) bevordert, opdat hierin een artikel met de volgende strekking wordt opgenomen: het Rijk vergoedt jaarlijks aan de provincie Fryslân de kosten van de materiële instandhouding waar het gaat om het onderwijs in de Friese taal. Dit onderdeel uit de Bestuursafspraak 1993 is gerealiseerd bij wet van 4 juli 1996 (Stb. 403); in artikel 100, tweede lid WBO en artikel 97, tweede lid ISOVSO is opgenomen dat het Rijk jaarlijks aan de provincie Fryslân de kosten van de materiële instandhouding vergoedt voor zover het betreft het onderwijs in de Friese taal. De provincie Fryslân draagt zorg voor verdeling van deze vergoeding over de betrokken scholen naar rato van het aantal leerlingen dat gebruik maakt van dat onderwijs. Het gaat hierbij om een jaarlijkse bijdrage van ƒ 450.000.
4.20
Verder zij vermeld, dat de Minister van Onderwijs en Wetenschappen in de Bestuursafspraak 1993 is overeengekomen in overleg met Gedeputeerde Staten van Fryslân te bevorderen dat het CITO - d.i. het nationaal instituut voor toetsontwikkeling jaarlijks toetsen voor het Fries in het basisonderwijs opstelt. Inmiddels heeft het Ministerie middelen ter beschikking gesteld ten behoeve van de ontwikkeling van dergelijke toetsen.
4.21
Voorts kan nog worden opgemerkt, dat de Minister van Onderwijs en Wetenschappen jaarlijks een bedrag beschikbaar stelt voor de onderwijsbegeleiding voor het vak Fries in het basisonderwijs ten einde de kwaliteit van het vak Fries in het onderwijs te bevorderen. Een onderzoek uitgevoerd door het Onderzoek Centrum Toegepaste Onderwijskunde van de Universiteit Twente heeft in 1993 gerapporteerd 14 over de wijze van besteding van de extra gelden voor ondersteuning Fries door het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderwijsbegeleiding (GCO) in de provincie Fryslân. In het rapport wordt tevens verslag gedaan van het gebruik en de beoordeling van de ondersteuning door scholen in (met name) het basisonderwijs. Over het algemeen tonen de responderende Friese basisscholen zich tevreden over het aanbod en het niveau van ondersteuning door het GCO. Bijna alle betrokken scholen gebruiken produkten (in het Fries) van GCO fryslân; de scholen gebruiken gemiddeld produkten op ongeveer de helft van het aantal vakgebieden. Derhalve is het gebruik van het GCO-produktenaanbod met betrekking tot het Fries groot in de Friese basisscholen die aan het onderzoek hebben meegewerkt.
14
Jong, R. de en Vries, S.A. de (1993) Fries onder druk: eindrapport project Fries. Enschede: Onderzoek Centrum Toegepaste Onderwijskunde Universiteit Twente. Voor dit onderzoek werden 235 scholen aangeschreven; de respons bedroeg 58%, wat overeenkomst met 136 scholen. Een van de uitkomsten van dit onderzoek is: op elke basisschool in Fryslân wordt gemiddeld door 4,3 leraren Fries gegeven dan wel gebruikt; gerekend naar een gemiddeld aantal leerkrachten op een basisschool in Fryslân (5,6) betekent dit dat 80% van de leerkrachten in het onderwijs aandacht besteedt aan het Fries. Bij de interpretatie van deze cijfers moet uiteraard worden bedacht dat het hier een geselecteerde populatie betreft, zodat de uitkomst niet zonder meer kan worden ge∂xtrapoleerd naar andere basisscholen in de provincie Fryslân.
16
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
4.22
De in de vorige paragraaf genoemde rijksbijdrage voor de kwaliteitsverbetering van het vak Fries in het basisonderwijs is met ingang van het schooljaar 1996/97 ingekaderd in een nieuwe doeluitkering voor de ondersteuning van het onderwijs in de Friese taal. De nieuwe doeluitkering wordt verstrekt aan de provincie Fryslân, waarmee de provincie activiteiten voor het onderwijs in de Friese taal kan bekostigen. De doeluitkering komt in de plaats van de subsidies voor begeleiding, scholing en nascholing Fries aan de schoolbegeleidingsdiensten en de hogescholen. Bij die gelegenheid werden de gefixeerde doeluitkeringen aan schoolbegeleidingsdiensten en hogescholen die werkzaam zijn in Fryslân (samen 1,0 miljoen gulden), vervangen door een voor loon- en prijsontwikkelingen te indexeren doeluitkering aan de provincie Fryslân ten bedrage van ƒ 0,9 miljoen in 1997. Hieruit wordt niet alleen de onderwijsbegeleiding bekostigd, maar ook de extra kosten voor de kwaliteitsverbetering Fries in de lerarenopleiding basisonderwijs alsmede het wetenschappelijk onderzoek naar het vak Fries in het basisonderwijs. De doeluitkering, die mede bestemd is voor het Fries in de basisvorming van het voortgezet onderwijs (vgl. par. 4.28-4.29 en 4.34 e.v.), is toegekend voor een periode van vier jaar (1 augustus 1996 tot 1 augustus 2000). Aan het einde van de projectperiode zal worden vastgesteld of de doeluitkering wordt voortgezet (zie ook par. 4.82 en 4.83).
4.23
Op 31 maart 1998 heeft de Eerste Kamer een wetsvoorstel aanvaard, waarmee o.m. de Wet op het Primair Onderwijs (WPO) is tot stand gekomen. De wet is gepubliceerd in het Staatsblad (28 april 1998, Stb. 228) en wordt, behoudens enkele uitzonderingen, per 1 augustus 1998 ingevoerd. De bepalingen in de WBO inzake het vak Fries en het gebruik van het Fries als voertaal zijn geïncorporeerd in de nieuwe Wet op het Primair Onderwijs.
4.24
Tevens is in voorbereiding een wijziging van de kerndoelen voor het basisonderwijs. De ontwerp-wijzigingen van de kerndoelen basisonderwijs voorzien niet in een wijziging van de kerndoelen voor het leergebied Fries. De reden is dat begonnen wordt met de uitwerking van tussendoelen voor Nederlandse taal. Dit zou tot aanpassing kunnen leiden van de kerndoelen Nederlands. Gezien de inhoudelijke relatie tussen de kerndoelen voor Nederlands en de kerndoelen voor Fries, wordt voorlopig ook afgezien van de herziening van de kerndoelen Fries (zie hiervoor de nota van toelichting bij de ontwerp-AMvB kerndoelen). De bestaande kerndoelen Fries, die in 1993 zijn vastgesteld, geven derhalve richting aan het onderwijsaanbod van de basisscholen in de provincie Fryslân (vgl. par. 4.17 en 4.18).
4.25
Samenvattend kan het volgende worden geconcludeerd. Gelet op het feit dat het meest recente onderzoek van de Onderwijsinspectie naar de positie van het Fries als vak en voertaal in alle scholen voor basisonderwijs in de provincie Fryslân in 1988-89 heeft plaatsgevonden, valt op dit moment niet met zekerheid vast te stellen of thans de basisscholen in Fryslân een aanmerkelijk deel van het primair onderwijs bieden in de Friese taal, zoals bedoeld in de onderhavige bepaling van het Handvest.
15
Wel kan op basis van
eerdere inspectierapporten en het ontheffingenbeleid van de provincie Fryslân (vgl. par. 4.13-4.15) worden geconstateerd dat de Friese taal een zichtbare plaats heeft gekregen op de lesroosters van de basisscholen in de provincie Fryslân. Die waarneming wordt bevestigd in het onderzoek dat in 1993 is uitgevoerd onder een geselecteerde populatie van basisscholen in Fryslân (vgl. par. 4.21).
15
Zoals elders is aangetekend, houdt “aanmerkelijk” in dat een meer dan symbolisch deel van de lesuren in het Fries wordt gegeven, d.w.z. dat Fries mede als instructietaal wordt gebruikt (vgl. par. 4.4 en 4.11).
17
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
In dit kader verdient het vermelding dat het Rijk een aantal aanvullende maatregelen heeft genomen teneinde de plaats van het Fries beter in het basisonderwijs te verankeren. Te denken valt aan: -
het vaststellen van kerndoelen voor het vak Fries in het basisonderwijs
-
de beschikbaarstelling van financiële middelen ter bestrijding van de kosten van
(vgl. par. 4.16-4.18 en 4.24), de materiële instandhouding waar het gaat om het onderwijs in de Friese taal op basisscholen (par. 4.19), -
de beschikbaarstelling van financiële middelen ten behoeve van de ontwikkeling
-
de beschikbaarstelling van financiële middelen ten behoeve van de
van toetsen voor het Fries in het basisonderwijs (par. 4.20), en kwaliteitsverbetering van het vak Fries in het basisonderwijs d.m.v. scholing en nascholing (par. 4.21 en 4.22).
4.26
Teneinde in de toekomst - mede met het oog op de periodieke driejaarlijkse rapportages in het kader van het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden inzicht te hebben in de plaats van het Fries als vak en voertaal in alle basisscholen in Fryslân, lijkt het wenselijk dat voorafgaand aan of gelijktijdig met deze periodieke rapportages een onderzoek wordt gedaan naar de actuele positie van het Fries als vak en voertaal in het basisonderwijs in de provincie Fryslân, teneinde te beoordelen in welke mate - in overeenstemming met artikel 8, eerste lid, onderdeel b (ii) van het Handvest - op de basisscholen in de provincie Fryslân meer dan een symbolisch deel van de lesuren in het Fries wordt gegeven. Een dergelijk periodiek onderzoek kan plaatsvinden in het kader van hetgeen in artikel 8, eerste lid, onderdeel i, van het Handvest door Nederland is onderschreven (vgl. par. 4.92-4.95). In dit verband zij aangetekend dat het Ministerie van OCenW heeft aangekondigd dat de Inspectie van het Onderwijs bij haar werkzaamheden ook zal nagaan of de scholen voldoen aan de kerndoelen voor het Fries, terwijl over de rapportage van het gebruik van de Friese taal als voer- dan wel instructietaal nadere afspraken zullen worden gemaakt.
Artikel 8, eerste lid, onderdeel c, onder iii: voortgezet onderwijs
4.27
Na afronding van het basisonderwijs komen leerlingen terecht in het voortgezet onderwijs. Het voortgezet onderwijs wordt wettelijk geregeld in de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO). Verschillende vormen van voortgezet onderwijs worden onderscheiden: -
voorbereidend beroepsonderwijs (VBO), met een cursusduur van vier jaren;
-
middelbaar algemeen voortgezet onderwijs (MAVO), eveneens met een cursusduur van vier jaren;
-
hoger algemeen voortgezet onderwijs (HAVO), met een cursusduur van vijf jaren;
-
voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (VWO), met een cursusduur van zes jaren.
De volledige leerplicht eindigt aan het einde van het schooljaar waarop de leerling de 16-jarige leeftijd heeft bereikt.
18
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
4.28
Sinds schooljaar 1993/94 beginnen de scholen voor voortgezet onderwijs met een algemeen programma dat in principe voor alle scholen gelijk is: de zgn. basisvorming, die gemiddeld een periode van drie jaar omvat (leeftijd 12-15 jaar). De periode van de basisvorming kan twee tot vier jaar omvatten. De school kan met het oog op het belang van leerlingen de basisvorming zodanig inrichten dat leerlingen de kerndoelen basisvorming in tenminste twee en ten hoogste vier jaar bereiken. De basisvorming wordt afgerond met afsluitende toetsen.
4.29
Het aanbevolen lesrooster voor de basisvorming omvat 15 verplichte vakken voor alle leerlingen, maar scholen kunnen bij de feitelijke invulling van het rooster aanzienlijke variaties aanbrengen. Voor scholen in Fryslân omvat de basisvorming ook onderwijs in de Friese taal (vgl. par. 4.34). De basisvorming maakt deel uit van de eerste fase van het voortgezet onderwijs. 16
4.30
In aansluiting op de basisvorming verschillen de onderwijsprogramma’s van de afzonderlijke vormen van voortgezet onderwijs. 17 Met betrekking tot de tweede fase van het voortgezet onderwijs heeft het parlement in 1997 ingestemd met het voorstel tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de invoering van zogenaamde profielen in de hogere leerjaren van het VWO en HAVO; de wet profielen tweede fase is gepubliceerd in het Staatsblad (2 juli 1997, Stb. 322) en wordt met ingang van 1 augustus 1998 ingevoerd. Met betrekking tot de hogere leerjaren van het MAVO en VBO heeft de regering in 1997 een wetsvoorstel ingediend in verband met de invoering van de zo geheten leerwegen in deze onderwijssoorten (vgl. par. 4.43). Dit wetsvoorstel is in 1998 door beide kamers van het parlement aangenomen; de wet leerwegen mavo/vbo is gepubliceerd in het Staatsblad (18 juni 1998, Stb. 337) en wordt met ingang van 1 augustus 1998 ingevoerd.
4.31
Bij de aanvaarding van het Handvest heeft Nederland ten aanzien van het voortgezet onderwijs ingestemd met de bepaling ‘te voorzien in het onderwijzen’ van de Friese taal ‘als integrerend deel van het leerplan’ (artikel 8, eerste lid, onderdeel c, optie iii). In het voortraject dat leidde tot de aanvaarding van het Handvest, heeft de regering ten aanzien van het voortgezet onderwijs gekozen voor optie iii, zoals hiervoor geciteerd, en niet voor optie ii, omdat in het laatste geval een aanmerkelijk deel van het voortgezet onderwijs geboden dient te worden in de Friese taal (voor de discussie over «aanmerkelijk» zij verwezen naar par. 4.4 en 4.11).
4.32
De Nederlandse regering heeft over de opties ii en iii de volgende aantekening gemaakt (vgl. Kamerstukken II, 1994-1995, 24 092, nr. 5, p. 7): Artikel 8, eerste lid, onderdeel c, onder ii, houdt in dat het Fries voor een aanmerkelijk deel instructietaal zou zijn, terwijl artikel 8, onderdeel c, onder iii, betrekking heeft op het onderwijs van de minderheidstaal als afzonderlijk vak. De regering wijst erop dat het wel mogelijk is dat scholen vrijwillig ervoor kiezen het Fries als instructietaal te hanteren. Dit zal afhangen van lokale en regionale omstandigheden.
16
Onder de eerste fase van het voortgezet onderwijs wordt verstaan: - de eerste drie leerjaren van VWO en HAVO - alle leerjaren van MAVO en VBO.
17
Tot de tweede fase van het voortgezet onderwijs behoort de bovenbouw van VWOen HAVO d.w.z. - VWO, wat het vierde tot en met zesde leerkaar betreft - HAVO, wat het vierde en vijfde leerjaar betreft.
19
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
4.33
Ten aanzien van de plaats van het vak Fries in het voortgezet onderwijs zal in deze rapportage allereerst worden ingegaan op de basisvorming (de lagere klassen van het voortgezet onderwijs) (zie par. 4.34-4.39). Vervolgens komt aan de orde de plaats van het vak Fries in de hogere leerjaren van het MAVO en VBO en in de tweede fase van het voortgezet onderwijs (par. 4.40-4.45). Tenslotte wordt ingegaan op het gebruik van het Fries als instructietaal in de scholen voor voortgezet onderwijs (par. 4.46).
4.34
Met de invoering van de basisvorming in 1993, is het Fries toegevoegd als zestiende verplicht vak in de lagere klassen van de scholen voor voortgezet onderwijs in de provincie Fryslân (art. 11a, tweede lid, letter b WVO). De inspectie voor voortgezet onderwijs kan op verzoek van het bevoegd gezag geheel of gedeeltelijk ontheffing van deze verplichting verlenen, telkens voor de periode van één jaar. Een deel van de scholen voor voortgezet onderwijs heeft ontheffing gevraagd en gekregen.
4.35
Met deze wettelijke regeling heeft Nederland ten aanzien van de basisvorming in het voortgezet onderwijs in formele zin voldaan aan de verplichting te voorzien in het onderwijzen van de Friese taal als integrerend deel van het leerplan, zoals bedoeld in de onderhavige bepaling van het Handvest. Overigens zijn aan de scholen geen aanvullende middelen ter beschikking gesteld voor het extra vak Fries. Naar het oordeel van het Ministerie kunnen de kosten worden opgevangen uit de reguliere financiering van de betrokken scholen. De in par. 4.22 genoemde doeluitkering voor de kwaliteitsverbetering van het onderwijs in de Friese taal is mede bestemd voor het Fries in de basisvorming.
4.36
Voor de vakken in de basisvorming van het voortgezet onderwijs zijn in 1993 kerndoelen vastgesteld bij algemene maatregel van bestuur (Besluit kerndoelen en adviesurentabel basisvorming 1993-1998: Stb. 1993, 208). Voor het vak Fries in de basisvorming zijn evenwel geen wettelijke kerndoelen vastgesteld. Wel zijn voor het Fries in de basisvorming handreikingen overeenkomstig de kerndoelen Nederlands gepubliceerd in OenWregelingen nr. 13a (17 mei 1993). 18 Op basis van die handreikingen heeft het landelijk instituut voor curriculumontwikkeling (SLO) in 1994 een model leerplan Fries ontwikkeld voor het Fries als vak in de lagere klassen van het voortgezet onderwijs. Voor de afsluiting van het Fries in de basisvorming zijn voorbeeldopgaven voor toetsen beschikbaar. In het voorjaar van 1995 is de eerste generatie voorbeeldtoetsen Fries in de basisvorming aan de betrokken scholen gezonden, een jaar later gevolgd door een tweede generatie voorbeeldtoetsen. De toetsen zijn ontwikkeld door het CITO te Arnhem.
4.37
Het Ministerie van Onderwijs heeft de invoering van het Fries in de basisvorming op projectbasis gesteund, conform de Bestuursafspraak 1993. Tevens is in artikel 4.3.5 van de Bestuursafspraak 1993 voorzien in de rapportage van de coördinator van het project Fries in de basisvorming. Eind 1994 is de eerste rapportage uitgebracht. Een reactie hierop van de Staatssecretaris van OCenW is op 22 maart 1995 naar de Voorzitter van de Tweede Kamer gezonden. De rapportage over het schooljaar 1994/95 is inmiddels eveneens verschenen. Naar aanleiding daarvan heeft de Staatssecretaris als haar opvatting uitgesproken eerst het onderzoek van de inspectie naar de plaats van het Fries in het voortgezet onderwijs af te wachten (vgl. par. 4.39), alvorens te bezien of nadere maatregelen ten aanzien van het Fries in de basisvorming wenselijk zijn.
18
Per 1 augustus 1998 worden de kerndoelen basisvorming 1998-2003 van kracht (Besluit kerndoelen en adviesurentabel 1998-2003: Stb. 1997, 484. In OCenW-regelingen nr. 31 (10 december 1997) zijn de handreikingen Fries 1998-2003 overeenkomstig de kerndoelen Nederlands gepubliceerd.
20
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
4.38
Voorts is in artikel 4.3.6 van de Bestuursafspraak 1993 voorzien in de ontwikkeling en verspreiding van leermiddelen voor het Fries in het voortgezet onderwijs. Dit materiaal is ontwikkeld door de Algemiene Fryske Underrjocht Kommisje (Afûk), het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderwijsbegeleiding in de provincie Fryslân (GCO fryslân) en een commerciële uitgeverij. De methode Flotwei Frysk is ontwikkeld voor de lagere klassen van het voortgezet onderwijs. De methode kon mede dankzij subsidies van het Ministerie van OCenW en van de Europese Commissie worden ontwikkeld. 19
4.39
Samenvattend, met betrekking tot de basisvorming in het voortgezet onderwijs, kan het volgende worden opgemerkt. In overeenstemming met het Handvest zijn de wettelijke regelingen getroffen teneinde het vak Fries als regulier vak in de basisvorming aan te bieden. De indruk bestaat evenwel dat de invoering van het Fries in de basisvorming van het voortgezet onderwijs op dit moment, als het gaat om de onderwijspraktijk, nog niet volledig in overeenstemming is met de door Nederland aangegane verplichting dat de Friese taal als integrerend deel van het leerplan is opgenomen in het voortgezet onderwijs in de provincie Fryslân. Wellicht moet dit worden toegeschreven aan het feit dat de wettelijke bepaling nog van betrekkelijk recente datum is, zodat nu sprake is van een overgangssituatie. De inspectie voor het voortgezet onderwijs voert in het schooljaar 1997/98 onderzoek uit naar de positie van het Fries in de basisvorming op de scholen voor voortgezet onderwijs in de provincie Fryslân. Op basis daarvan kunnen aanbevelingen worden gedaan teneinde, waar nodig, de onderwijspraktijk in overeenstemming te brengen met hetgeen de wetgever heeft beoogd en hetgeen Nederland in het kader van het Europees Handvest is overeengekomen.
4.40
In de hogere leerjaren van het voortgezet onderwijs - d.w.z. in de leerjaren volgend op de periode van de basisvorming - is de positie van het vak Fries als volgt geregeld. Scholen zijn niet verplicht, maar hebben de mogelijkheid het vak Fries als (keuze)vak aan te bieden. Daarnaast is in het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. (Besluit van 10 juli 1989, Stb. 327) de mogelijkheid geopend om in het voortgezet onderwijs (VBO, MAVO, HAVO en VWO) het vak Fries als eindexamenvak te kiezen. Het is vanzelfsprekend dat een leerling het Fries alleen als eindexamenvak kan kiezen, voor zover de betrokken school - eventueel in samenwerking met andere scholen - dit vak als keuzemogelijkheid aanbiedt (zie ook par. 4.43-4.45).
4.41
Op een beperkt aantal scholen voor voortgezet onderwijs wordt het Fries als keuzevak aangeboden in het laatste leerjaar. In het schooljaar 1996/97 hebben 14 leerlingen het Fries als keuze-examenvak gekozen voor de afsluiting van het voortgezet onderwijs: 13 leerlingen op mavo-d niveau en 1 leerling op vwo-niveau. Verder kan ook in het volwassenenonderwijs het Fries gekozen worden als examenvak op mavo-, havo- en vwoniveau (zie ook par. 4.65).
19
- Bangma, J. e.a. (1995) Flotwei Frysk. Grins [Groningen]: Wolters-Noordhoff en Ljouwert [Leeuwarden]: Afûk. Voor de van huis uit Nederlandstalige leerlingen is een hulpboekje ontwikkeld: - Bangma, J. e.a. (1995) Flotwei Frysk: Katern Frysk ferstean en lêzen. Grins [Groningen]: Wolters-Noordhoff en Ljouwert [Leeuwarden]: Afûk.
21
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
4.42
Teneinde leerlingen in de hogere leerjaren van het voortgezet onderwijs, op meer scholen dan nu het geval is, een degelijk eindexamenprogramma Fries in het HAVO en VWO te kunnen aanbieden heeft de provincie Fryslân met ingang van het schooljaar 1996-97 een stimuleringssubsidie van ƒ 180.000 beschikbaar gesteld voor experimenten op vier scholengemeenschappen voor voortgezet onderwijs (Dokkum, Sneek en twee scholengemeenschappen in Leeuwarden). Doel van het experiment is tevens dat de uitkomsten van het project worden betrokken bij de ontwikkeling van een ononderbroken leerstoflijn, vanaf het eerste jaar van de basisvorming tot het einde van het algemeen voortgezet onderwijs, voor het vak Fries.
4.43
Overigens heeft de regering, zoals hiervoor opgemerkt, in 1996/97 twee voorstellen tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs ingediend welke betrekking hebben op resp. de tweede fase van het voortgezet onderwijs (d.i. de bovenbouw van het VWO en van het HAVO; vgl. Kamerstukken II, 1996-1997, 25 168) en op de hogere leerjaren van het MAVO en VBO (vgl. Kamerstukken II, 1996-1997, 25 410). Geconstateerd kan worden dat in deze voorstellen tot wetswijziging geen nieuwe voorzieningen zijn getroffen voor het vak Fries in de examenprogramma’s voor het voortgezet onderwijs (VBO, MAVO, HAVO en VWO) die een wettelijke garantie bieden voor een ononderbroken leerstoflijn, zoals bedoeld in de vorige paragraaf. Het voorstel inzake de invoering van profielen in de tweede fase (nr. 25 168) is in 1997 tot wet verheven. Deze wet profielen tweede fase is gepubliceerd in het Staatsblad (zie par. 4.30) en wordt met ingang van 1 augustus 1998 ingevoerd in de bovenbouw van het VWO en van het HAVO. Bijgevolg worden het Inrichtingsbesluit W.V.O. en het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. eveneens per 1 augustus 1998 gewijzigd (vgl. par. 4.44). Het voorstel inzake de invoering van leerwegen in de hogere leerjaren van het MAVO en van het VBO (nr. 25 410) is op 19 mei 1998 door de Eerste Kamer aanvaard. Deze wet leerwegen mavo/vbo is gepubliceerd in het Staatsblad (zie par. 4.30) en wordt eveneens met ingang van 1 augustus 1998 ingevoerd in de bovenbouw van het MAVO en VBO. Het Inrichtingsbesluit W.V.O. en het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.vo.-m.a.v.o.-v.b.o. zullen nog worden aangepast (vgl. par. 4.45).
4.44
Het per 1 augustus 1998 te wijzigen Inrichtingsbesluit WVO noemt in artikel 26b, vijfde lid, onder a, Friese taal en letterkunde als vak dat gekozen kan worden in het profieldeel van het profiel Cultuur en maatschappij in het VWO. Voorts regelt het zesde lid dat dit vak onderdeel kan zijn van het vrije deel van elk profiel in het VWO. Artikel 26c van het te wijzigen Inrichtingsbesluit noemt in het eerste lid Friese taal en letterkunde 1 als mogelijk deelvak van het gemeenschappelijk deel in het HAVO. Het vijfde lid noemt het deelvak Friese taal en letterkunde 2 als mogelijk onderdeel van het profiel Cultuur en maatschappij in het HAVO als aanvulling op en in combinatie met Friese taal en letterkunde 1, evenals het vak Friese taal en letterkunde 1,2. Voorts geldt dat de genoemde onderdelen deel kunnen uitmaken van het vrije deel van elk profiel in het HAVO. Het eveneens per 1 augustus 1998 te wijzigen Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.v.b.o. is aan de profielen gekoppeld. Fries als facultatief examenvak blijft daarbij bestaan.
4.45
In
de wet is niet voorzien dat scholen voor voortgezet onderwijs in de provincie
Fryslân verplicht zijn het Fries als eindexamenvak aan te bieden. Wel hebben de betrokken scholen de mogelijkheid om in de tweede fase van het voortgezet onderwijs (bovenbouw van het VWO en van het HAVO) het Fries als regulier vak dan wel als keuzevak aan te bieden, al dan niet in samenwerking met andere scholen. Ook binnen het MAVO/VBO kan het Fries als facultatief examenvak worden gekozen.
22
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
Zoals eerder reeds opgemerkt (par. 4.40), is het vanzelfsprekend dat een leerling het Fries alleen als eindexamenvak kan kiezen, voor zover de betrokken school - eventueel in samenwerking met andere scholen - dit vak als keuzemogelijkheid aanbiedt. De plaats van het Fries binnen de toekomstige leerwegen MAVO/VBO (zie par. 4.43) moet nog nader worden geregeld in het te wijzigen Inrichtingsbesluit W.V.O. Ook het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. zal worden aangepast en aan de nieuwe leerwegen worden gekoppeld.
4.46
Er is geen wettelijke belemmering ten aanzien van het gebruik van het Fries als instructietaal in scholen voor voortgezet onderwijs in de provincie Fryslân, zowel in de basisvorming als daarna (zie par. 4.32). Het gebruik van het Fries als voertaal in het voortgezet onderwijs is tot nog toe geen voorwerp van systematisch en periodiek onderzoek geweest. In 1987 is voor het laatst een onderzoek gedaan naar het gebruik van het Fries als voertaal in het voortgezet onderwijs. 20 In 1987 verklaarde 7% van alle scholen voor voortgezet onderwijs, met inbegrip van het lager en middelbaar beroepsonderwijs, het Fries soms als instructietaal te gebruiken, terwijl 36% het gebruik van het Fries beperkte tot informele situaties, afhankelijk van lokale en regionale omstandigheden (Miedema, 1988, p. 105).
4.47
Samenvattend zij opgemerkt dat voor de basisvorming in het voortgezet onderwijs de nodige wettelijke voorzieningen zijn getroffen die beogen het vak Fries als integrerend deel van het leerplan aan te bieden aan alle leerlingen. De implementatie van deze voorzieningen is voorwerp van onderzoek door de inspectie. Voor de hogere leerjaren van het voortgezet onderwijs wordt een overeenkomstig wettelijk gegarandeerd aanbod van het vak Fries niet geboden (zie ook par. 4.45). Overigens bestaat voor individuele scholen geen enkele wettelijke belemmering het Fries als (keuze)vak aan te bieden. Een leerling op VBO, MAVO, HAVO en VWO kan het Fries als eindexamenvak kiezen, voor zover het bevoegd gezag van de betrokken school - eventueel in samenwerking met het bevoegd gezag van een of meer andere scholen - dit vak als keuzemogelijkheid aanbiedt. Het lijkt aannemelijk te veronderstellen dat de door Nederland ondertekende optie ‘te voorzien in het onderwijzen’ van het Fries ‘als integrerend deel van het leerplan in het voortgezet onderwijs’ niet betekent dat Fries in alle leerjaren, dus ook bijvoorbeeld in de bovenbouw, verplicht zou moeten zijn. Wel kan Fries in de bovenbouw door de leerling worden gekozen, ook in plaats van een andere taal, voor zover de betrokken school dit vak als keuzemogelijkheid aanbiedt. De plaats van het Fries binnen de toekomstige leerwegen VBO/MAVO moet nog worden vastgesteld.
Artikel 8, eerste lid, onderdeel e, onder ii: universitair of hoger onderwijs
4.48
Het hoger onderwijs in Nederland omvat het hoger beroepsonderwijs (HBO), het universitair onderwijs (WO) en het afstandsonderwijs op universitair niveau door middel van de Open Universiteit (OU) en is wettelijk geregeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) (Wet van 8 oktober 1992, Stb. 593).
20
Miedema, B. (1988) By ús hâldt it Frysk by de namme fan de skoalle op. In: De Pompeblêden, 59 (6) 102-106.
23
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
4.49
Drie instituten voor hoger beroepsonderwijs zijn gevestigd in de provincie Fryslân, alle in Leeuwarden, t.w. de Christelijke Hogeschool Noord Nederland (CHN), de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden (NHL) en het Van Hall Instituut (de hogeschool voor voeding, milieu en landbouw). Daarnaast heeft de Pedagogisch Technische Hogeschool Nederland in Leeuwarden een lesplaats. Gezamenlijk bieden de HBO-instituten een breed scala van studierichtingen aan, zoals lerarenopleiding, landbouw, hotel management, bedrijfskunde en bestuurswetenschappen.
4.50
Er zijn geen instellingen voor universitair onderwijs in Fryslân gevestigd. Wel bieden de universiteiten van Groningen en Twente aan studenten de mogelijkheid het eerste propedeuse-jaar voor een aantal studierichtingen in Leeuwarden te volgen. Voorts beschikt de Open Universiteit over een studiecentrum in Leeuwarden.
4.51
Bij de aanvaarding van het Handvest heeft Nederland ten aanzien van het universitair of hoger onderwijs ingestemd met de verplichting ‘voorzieningen te verschaffen voor de bestudering [van de Friese taal] als vak in het universitair en hoger onderwijs’ (artikel 8, eerste lid, onderdeel e, optie ii).
4.52
In artikel 4.4.4 van de Bestuursafspraak 1993 heeft de Minister van OenW zich garant verklaard een basisvoorziening voor de beoefening van de Friese taal en letterkunde aan de universiteit in stand te houden. Deze basisvoorziening op het niveau van een gewone leerstoel is gevestigd aan de Rijksuniversiteit Groningen, waar een hoofdvakvestiging voor de Friese taal en letterkunde bestaat. Deze door de Minister gegarandeerde basisvoorziening laat de mogelijkheid van een andere hoofdvakvestiging onverlet. Een en ander vloeit voort uit de afspraken gemaakt in het Convenant ter Consolidatie van de Kleine Letteren dat in voorjaar 1992 is gesloten tussen de Minister van OenW, een aantal universiteiten, de KNAW (Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen) en NWO (Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek). Het Convenant behelst beschermende maatregelen ten behoeve van de zogenaamde kleine letteren 21 waaronder de studie Friese taal- en letterkunde. De KNAW organiseert vanaf 1994 elke vijf jaar, of eerder wanneer zij daartoe aanleiding ziet, de evaluatie van de afspraken in het kader van het Convenant. Voor de beoordeling van de kwaliteit van het onderzoek en onderwijs wordt daarbij een beroep gedaan op onafhankelijke gezaghebbende vakgenoten in het buitenland. 22
4.53
De door de provincie Fryslân gefinancierde bijzondere leerstoelen Friese taal- en letterkunde zijn op initiatief van de provincie met ingang van het collegejaar 1994/95 ondergebracht bij een doctoraal opleiding Friese taal- en letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam, waar met ingang van bovengenoemd collegejaar Fries ook als hoofdvak kan worden gekozen.
21
Onder 'kleine letteren' wordt in dit verband verstaan studies van talen en bijbehorende letterkundes met structureel geringe studentenaantallen.
22
De eerste evaluatie heeft in 1994-1995 plaatsgevonden. Zie: Evaluatie van de uitvoering van het Convenant ter Consolidatie van de Kleine Letteren: Rapport van de Evaluatiecommissie Kleine Letteren van de KNAW. [Amsterdam]: 1995. Deze eerste evaluatie had een voorlopig karakter en richtte zich vooral op de uitvoering van de afspraken. Met betrekking tot de studierichtingen Fries aan de universiteiten in Groningen en Amsterdam kan worden verwezen naar de pp. 11-15 van dit rapport. De tekst van het Convenant is als bijlage 1 in het voornoemde evaluatierapport opgenomen.
24
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
De provincie Fryslân stelt via de Fryske Akademy de financiële middelen voor de leerstoel beschikbaar. De leerstoel maakt deel uit van een doctoraal-opleiding Fries, waaraan zowel de Universiteit van Amsterdam als de Fryske Akademy een financiële en personele bijdrage leveren.
4.54
De Rijksuniversiteit Leiden en de Fryske Akademy houden een bijzondere leerstoel Friese taal- en letterkunde in stand, verbonden aan de universiteit in Leiden. Aan deze universiteit kunnen studenten het Fries alleen op keuzevak-niveau kiezen. Zowel aan de Universiteit van Amsterdam als aan de Rijksuniversiteit Leiden wordt het onderwijs verzorgd door onderzoekers van de Fryske Akademy.
4.55
Tenslotte wordt hier opgemerkt dat het Nederlands in principe wettelijk is voorgeschreven als instructietaal in het hoger onderwijs. Enkele uitzonderingen worden in de wet genoemd, zoals een opleiding met betrekking tot die taal (vgl. art. 7.2 WHW). Instellingen voor hoger onderwijs zijn verplicht een taalregeling op te stellen, waarin alle uitzonderingen op deze regel (bijv. ten aanzien van het gebruik van het Fries of Engels) zijn vastgelegd (art. 7.2, letter c WHW).
4.56
De in de provincie Fryslân gevestigde HBO-instellingen hebben ieder voor zich een taalgedragscode, zoals in de vorige paragraaf bedoeld, vastgesteld 23 . Het gebruik van het Fries is op verschillende manieren geregeld. In de HBO-instellingen wordt, globaal gesproken, het Fries alleen in de lerarenopleiding basisonderwijs mede als informele voertaal gebruikt, ook buiten het vak Fries. In de overige studierichtingen wordt het Nederlands gewoonlijk als instructietaal gebruikt. Voorts hebben studenten van de HBO-instellingen in Leeuwarden de mogelijkheid hun afstudeeropdrachten en scripties in het Fries te schrijven. Aan de universiteiten wordt het Fries als voertaal gebezigd in de opleidingen Fries.
4.57
Samenvattend kan worden vastgesteld dat Nederland hiermee uitvoering heeft gegeven aan de verplichting de nodige voorzieningen te verschaffen voor de bestudering van de Friese taal als vak in het universitair en hoger onderwijs, zoals aanvaard bij ratificatie van het Handvest.
Artikel 8, eerste lid, onderdeel f, onder i: volwassenenonderwijs en permanente educatie
4.58
Sinds januari 1996 is een nieuwe wet inzake het volwassenenonderwijs van kracht geworden, de zogeheten Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB) (Stb. 1995, 501). De WEB is erop gericht alle bestaande instellingen voor secundair beroepsonderwijs en volwasseneneducatie via een fusieproces samen te brengen in een netwerk van ongeveer 50 Regionale Opleidingen Centra (ROC’s). Dat proces is inmiddels voltooid. In de provincie Fryslân zijn twee ROC’s, te weten de Friese Poort en het Friesland College. Verder is er in de provincie Fryslân ook een Agrarisch Opleidingen Centrum (AOC) voor het onderwijs op het gebied van de landbouw en de natuurlijke omgeving. Ook de AOC’s vallen onder de werking van de WEB.
23
- De Gedragscode Taal van het Van Hall Instituut is op 1 september 1995 in werking getreden en heeft een geldigheidsduur tot 1 september 2000. - Het College van Bestuur van de CHN heeft op 22 januari 1996 een Gedragscode voor het gebruik van andere talen dan het Nederlands in het onderwijs vastgesteld, die op genoemde datum in werking is getreden. Op 1 september van elk cursusjaar vindt ongewijzigde verlenging plaats tenzij voor 1 augustus daaraan voorafgaand wijzigingen worden aangebracht. - De Taalgedragscode van de NHL is vastgesteld op 3 april 1997 en is op 1 september 1997 in werking getreden.
25
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
4.59
Het beleidsterrein van beroepsonderwijs en volwasseneneducatie omvatte vóór inwerkingtreding van de WEB -
het secundair beroepsonderwijs (het MBO en het leerlingwezen),
-
het vormingswerk,
-
het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (VAVO) en
-
de basiseducatie (BE).
In de WEB wordt thans gesproken van beroepsonderwijs (art. 7.2.2 WEB) en educatie (art. 7.3.1 WEB).
4.60
In het kader van de rapportage voor het Handvest is alleen de educatie voorwerp van aandacht, aangezien Nederland het technisch onderwijs en het beroepsonderwijs niet heeft aangemeld voor ratificatie. De Nederlandse regering voerde als motivatie voor dit besluit tot niet-aanmelding aan, dat in het secundair beroepsonderwijs niet wettelijk is voorzien in een verplichting tot het onderwijzen in het Fries als integrerend onderdeel van het leerplan, zoals bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel c, onder iii. In het beroepsonderwijs is geen sprake van wettelijk voorgeschreven vakken en examenvakken, zodat instellingen voor beroepsonderwijs geen verplichtingen op dit vlak kunnen worden opgelegd, aldus de regering in Kamerstukken II, 1994-1995, 24 092, nr. 5, p. 6-7. Wel is in artikel 4.3.8 van de Bestuursafspraak 1993 overeengekomen dat de Minister van OenW en Gedeputeerde Staten van Fryslân het van belang achten dat scholen voor secundair beroepsonderwijs de mogelijkheid van het geven van het vak Fries met een beroepsgerichte invulling benutten (vgl. ook par. 4.78).
4.61
De rapportage in het kader van het Handvest zal zich derhalve, zoals eerder opgemerkt, beperken tot de educatie in de zin van de WEB en tot de overige Friese-taalcursussen voor volwassenen die mede kunnen worden gerekend tot het terrein van het volwassenenonderwijs en de permanente educatie in de zin van het Handvest.
4.62
In de WEB worden de volgende opleidingen educatie (art. 7.3.1 WEB) onderscheiden: -
opleidingen voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (VAVO);
-
de opleiding Nederlands als tweede taal I en II;
-
opleidingen gericht op breed maatschappelijk functioneren;
-
andere opleidingen, gericht op sociale redzaamheid.
De opleidingen VAVO zijn gericht op het behalen van het diploma VWO, het diploma HAVO, of het diploma MAVO, dan wel op het behalen van onderdelen van dat diploma. Voor de overige opleidingen educatie is de vaststelling van eindtermen als volgt geregeld: -
bij ministeriële regeling worden eindtermen vastgesteld voor de opleiding Nederlands als tweede taal I en II; 24
-
bij ministeriële regeling kunnen eindtermen worden vastgesteld voor nader te bepalen opleidingen gericht op breed maatschappelijk functioneren en andere opleidingen, gericht op sociale redzaamheid. 25
Voor de overige opleidingen educatie kan het bevoegd gezag van een ROC zelf eindtermen vaststellen (art. 7.3.3, derde lid WEB; zie ook par. 4.67).
24
De eindtermen voor de opleidingen Nederlands als tweede taal I en II zijn vastgesteld volgens bijlage bij de Regeling van 9 december 1995 (Uitleg, Reg. 31a, BVE/BI-95032220) van de Minister van OCenW inzake eindtermen NT 2, I en II (vaststelling eindtermen Nederlands als tweede taal).
25
De eindtermen voor deze opleidingen zijn vastgesteld overeenkomstig de bijlage bij de Regeling eindtermen breed maatschappelijk functioneren en sociale redzaamheid (Regeling van 20 december 1996, Uitleg, Reg. 1997, 1).
26
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
4.63
Bij de aanvaarding van het Handvest heeft Nederland ingestemd met de bepaling ‘in het kader van volwassenenonderwijs en permanente educatie cursussen te bieden die voornamelijk of geheel in [de Friese taal] worden gegeven’ (artikel 8, eerste lid, onderdeel f, optie i).
4.64
In artikel 7.1.1 WEB is voorgeschreven dat in principe het onderwijs in het Nederlands wordt gegeven en dat de examens eveneens in het Nederlands worden afgenomen. Enkele uitzonderingen worden in de wet genoemd, zoals het onderwijs met betrekking tot die taal. Instellingen die vallen onder werking van de WEB, zijn verplicht een taalregeling op te stellen waarin alle uitzonderingen op deze regel (bijv. ten aanzien van het gebruik van het Fries of Engels) zijn vastgelegd (art. 7.1.1, letter b WEB). In de WEB is derhalve een wettelijke voorziening getroffen op grond waarvan individuele ROC’s cursussen voornamelijk of geheel in de Friese taal kunnen doen geven, zoals bedoeld in de onderhavige bepaling van het Handvest. De ROC’s in Fryslân hebben zich, in tegenstelling tot de HBO-instellingen in Leeuwarden (vgl. par. 4.56), nog niet over de wenselijkheid van een dergelijke taalgedragscode met betrekking tot het gebruik van het Fries in de educatie en het beroepsonderwijs beraden.
4.65
Aan het voortgezet algemeen vormend volwassenenonderwijs (VAVO) kunnen cursisten in de provincie Fryslân opleidingen volgen op MAVO-, HAVO- en VWO-niveau. 26 Leerlingen kunnen op al deze niveaus het Fries als keuze-examenvak kiezen. In het schooljaar 1996/97 hebben in totaal 34 volwassenen deelgenomen aan het examen Fries: 22 op mavo-d niveau, 3 op mavo-c niveau, 4 op havo-niveau en 5 op vwo-niveau (zie ook par. 4.40 en 4.41).
4.66
In 1986 is een wettelijke grondslag gegeven aan het Fries als onderdeel van de basiseducatie. Dit heeft te maken met de doelstelling van het basiseducatie-aanbod. De Rijksregeling Basiseducatie (RRBE) zegt over dit aanbod: ‘Het gaat bij de basiseducatie (...) om een samenhangend aanbod (taal, rekenen, sociale vaardigheden), dat aansluit bij concrete ervaringen, problemen, situaties en maatschappelijke ontwikkelingen en de beleving daarvan onder volwassenen’ (Rijksregeling, 1986, 39). Onder verwijzing naar de tweetaligheid van de provincie Fryslân wordt in de Rijksregeling gesteld dat ‘in de provincie Friesland onder taalvaardigheid ook de Friese taal kan worden verstaan’ (Rijksregeling, 1986, 39). Basiseducatie moet functioneel zijn en een samenhangend aanbod betreffen. Voor het Fries betekent dit dat de taal alleen een plaats kan krijgen binnen het aanbod ‘taalvaardigheid’, en niet als losse cursus kan worden aangeboden. Een cursist kan derhalve niet intekenen ‘op een cursus Friese taal, maar op het onderdeel taalvaardigheid, dat deel uitmaakt van een samenhangend aanbod basiseducatie. (...) Een volwassene in Friesland zal zelf dienen te beoordelen of hij/zij taalvaardigheid invult met Fries en/of Nederlands (...) (Rijksregeling, 1986, 39, geciteerd bij Noordermeer & Renkema, 1995, 49). 27
26
27
Zie Inrichtingsbesluit v.a.v.o. (Besluit van 25 juni 1993, Stb. 365).
Noordermeer, M. en Renkema, W.J. (1995) Meartaligens yn de basisedukaasje yn Fryslân/Meertaligheid in de basiseducatie in Friesland. Ljouwert/Leeuwarden: Fryske Akademy.
27
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
4.67
In 1991 is de RRBE opgegaan in de Kaderwet Volwasseneneducatie (KVE). De verwijzing naar de tweetaligheid van Fryslân en de daarmee samenhangende regeling voor de basiseducatie - zoals in de vorige paragraaf uitvoerig beschreven - is integraal opgenomen in de KVE 1991 (art. 56, eerste lid). De KVE 1991 is inmiddels vervangen door de WEB. De WEB en de daarvan afgeleide regelingen bevatten geen verwijzing naar het Fries en de integratie daarvan in de opleidingen educatie; evenmin bevatten ze specifieke bepalingen ten aanzien van cursussen Fries in de educatie voor volwassenen in Fryslân. De WEB biedt echter wel de ruimte voor ROC’s en voor de lokale overheid om in het educatief aanbod aan het Fries prioriteit te geven. De WEB regelt namelijk dat het educatief aanbod tot stand komt in een contractrelatie tussen het ROC en de gemeente. Gemeenten ontvangen daarvoor van het Rijk een budget, de rijksbijdrage educatie. Gemeenten zijn vrij om bij de aanwending van dit budget voor educatief aanbod hun eigen prioriteiten te stellen, en daarover met de ROC’s een overeenkomst af te sluiten. ROC’s hebben in de WEB (art. 7.3.3, derde lid WEB) de ruimte om zelf eindtermen vast te stellen voor educatief aanbod dat specifiek aansluit bij regionale of lokale behoeften (zie ook par. 4.62). De beleidsruimte van de gemeente om in het educatief aanbod eigen prioriteiten, en van het ROC om zelf eindtermen vast te stellen voor educatief aanbod, kunnen dus ook betrekking hebben op het Fries.
4.68
In de praktijk van de basiseducatie, zoals die bestond voor inwerkingtreding van de WEB, kon het Fries worden gebruikt als element van het onderdeel ‘taalvaardigheid’. Uit recent onderzoek, uitgevoerd in 1994/95 (Noordermeer & Renkema, 1995), blijkt dat de meeste cursussen weinig gebruik maakten van de Friese taal in hun programma’s. De onderzoekers (p. 90-92) hebben aanbevelingen gedaan in de richting van docenten en instellingen voor basiseducatie en aan de provincie Fryslân. In de aanbevelingen is tevens rekening gehouden met de positie van autochtone en allochtone cursisten. Sinds 1 januari 1996 is de Rijksregeling inburgering nieuwkomers van kracht geworden. In de Rijksregeling en de daarvan afgeleide inburgeringsprogramma’s voor nieuwkomers wordt overigens niet specifiek rekening gehouden met de tweetaligheid van de provincie Fryslân.
4.69
Op het terrein van het volwassenenonderwijs en de permanente educatie dient speciaal melding te worden gemaakt van de activiteiten van de Algemiene Fryske Underrjocht Kommisje (Afûk). De Afûk, die overigens geen deel uitmaakt van een ROC, organiseert cursussen Fries voor volwassenen (zowel voor Friestaligen als niet-Friestaligen) en ontwikkelt les- en cursusmateriaal. Een deel van het cursusaanbod is afgestemd op specifieke beroepsgroepen, waaronder ambtenaren, juristen en medewerkers van lokale omroepen (vgl. par. 6.47, 7.8 en 9.21). Ieder jaar nemen omstreeks 1000 cursisten aan de taalcursussen van de Afûk deel.
4.70
Jaarlijks stelt het Rijk aan de provincie Fryslân een bijdrage beschikbaar ten behoeve van de Friese-taalcursussen van de Afûk. Deze rijksbijdrage wordt door de provincie doorgesluisd naar de Afûk: in 1997 komt dit neer op ƒ 98.750. Verder worden de cursussen van de Afûk gesubsidieerd door de meeste gemeenten waar een cursus Fries wordt gehouden.
4.71
Samenvattend kan worden geconcludeerd dat Nederland enkele voorzieningen heeft getroffen die het mogelijk maken dat in de provincie Fryslân in het kader van volwassenenonderwijs en permanente educatie cursussen worden aangeboden die voornamelijk of geheel in de Friese taal worden gegeven (zie m.n. par. 4.69-4.70). De WEB, die het onderwijs aan de ROC-instellingen regelt, bevat overigens geen specifieke regeling voor Fries in de educatie. Wel biedt de WEB aan de ROC’s en de lokale overheden de mogelijkheid om Fries in het educatief aanbod op te nemen, waarbij het bevoegd gezag
28
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
van de betrokken ROC-instelling krachtens art. 7.3.3, derde lid WEB eindtermen kan vaststellen (vgl. par. 4.62). Voor zover bekend, hebben de beide ROC-instellingen in Fryslân op het moment van de rapportage deze mogelijkheid (nog) niet benut. Verder hebben de ROC’s evenmin van de wettelijke mogelijkheid gebruik gemaakt een Friese-taalgedragscode op te stellen, zoals voorzien in artikel 7.1.1 WEB. Daarom kunnen de ROC’s thans in de onderscheiden opleidingen educatie (zie par. 4.62) geen cursussen aanbieden die voornamelijk of geheel in de Friese taal worden gegeven, tenzij het onderwijs met betrekking tot het Fries betreft.
Artikel 8, eerste lid, onderdeel g: onderwijs in eigen geschiedenis en cultuur
4.72
Bij de aanvaarding van het Handvest heeft Nederland ingestemd met de bepaling ‘regelingen te treffen om het onderwijs in de geschiedenis en cultuur die in de [Friese taal] haar weerspiegeling vindt, te waarborgen.’ Onder het treffen van regelingen die in het onderhavige geval waarborgen bieden zullen de opstellers van het Handvest wettelijke regelingen op het oog hebben gehad.
4.73
De bepaling in het betreffende onderdeel van het Handvest is ingegeven door een concern not to isolate the teaching of regional or minority languages from their cultural context. These languages are often related to a separate history and specific traditions. This history and regional or minority culture constitutes a component of Europe’s heritage. It is accordingly desirable that non-speakers of the languages concerned should have access to it too.’ (vgl. Explanatory report bij het Europees Handvest, paragraaf 86).
4.74
In de onderwijspraktijk op scholen in de provincie Fryslân kan op basis van de vrijheid van onderwijs, zoals die in Nederland geldt, onderwijs in eigen geschiedenis en cultuur in de Friese taal zonder meer plaatsvinden. Door het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderwijsbegeleiding (GCO fryslân) is daartoe materiaal ontwikkeld voor het basisonderwijs (vgl. par. 4.21).
4.75
Wel dient te worden geconstateerd dat er door Nederland geen wettelijke regeling is getroffen die het onderwijs in de geschiedenis en cultuur die in de Friese taal haar weerspiegeling vindt, waarborgt, zoals bedoeld door het Handvest. Tevens zij opgemerkt dat in de nota Cultuur en School van het Ministerie van OCenW (1996) niet expliciet aandacht wordt besteed aan de specifieke culturele situatie in de provincie Fryslân.
Artikel 8, eerste lid, onderdeel h: opleiding en bijscholing docenten
4.76
Bij de aanvaarding van het Handvest heeft Nederland ermee ingestemd ‘te voorzien in de basisopleiding en bijscholing van docenten die nodig zijn voor de toepassing van die leden uit a tot en met g die [door Nederland] zijn aanvaard.’ Dit betreft derhalve de volgende onderwijsniveaus: -
voorschools onderwijs (onderdeel a);
-
basisonderwijs (onderdeel b);
-
voortgezet onderwijs (onderdeel c);
-
universitair of hoger onderwijs (onderdeel e);
-
volwassenenonderwijs en permanente educatie (onderdeel f);
-
onderwijs in de geschiedenis en cultuur die in de Friese taal haar weerspiegeling vindt (onderdeel g).
29
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
4.77
In Nederland maakt de opleiding van docenten voor de verschillende onderwijsniveaus deel uit van het hoger onderwijs, met uitzondering van de opleiding van docenten (leidsters) in het voorschools onderwijs.
4.78
De opleiding en bijscholing van docenten (leidsters) in het voorschools onderwijs vindt plaats in de nieuwe Regionale Opleidingencentra (ROC’s) die vallen onder de Wet Educatie en Beroepsonderwijs 1996. In de provincie Fryslân zijn, zoals opgemerkt, twee regionale centra gevestigd, de Friese Poort en het Friesland College. Ten aanzien van het Fries in de basisopleiding en bijscholing van docenten in het voorschools onderwijs heeft Nederlandse overheid nog geen wettelijke voorzieningen getroffen. Ook waar het gaat om de opleidingspraktijk is in dit geval aan de opleidingsinstituten zelf niet in de leemte voorzien (vgl. par. 4.60 en 4.64).
4.79
De lerarenopleiding basisonderwijs vindt in Nederland plaats aan instellingen van Hoger Beroepsonderwijs. In de provincie Fryslân bevinden zich twee HBO-instellingen die deze lerarenopleiding verzorgen, de Christelijke Hogeschool Noord Nederland (CHN) en de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden (NHL). Omdat het Fries een verplicht vak is op de basisscholen in de provincie Fryslân, is het vak Fries ook onderdeel van het programma van de lerarenopleiding basisonderwijs aan beide hogescholen. Op de lerarenopleiding van de NHL zijn studenten in de eerste twee jaar van hun vierjarig opleidingsprogramma verplicht deel te nemen aan de lessen Fries. Daarna is het Fries keuzevak. Op de lerarenopleiding van de CHN zijn de studenten niet verplicht het vak Fries te volgen. Daar is het Fries dus gedurende de gehele opleiding keuzevak. Op beide hogescholen kunnen de studenten, wanneer ze het examen ook voor het onderdeel Fries met goed gevolg hebben afgerond, de aantekening Fries op hun diploma verwerven die hen de formele bevoegdheid verleent Fries te onderwijzen aan kinderen in het basisonderwijs. De meeste studenten aan beide lerarenopleidingen halen deze onderwijsbevoegdheid voor het Fries. Op de lerarenopleidingen basisonderwijs wordt, met uitzondering van de uren bestemd voor het vak Fries, de Friese taal wel als informele voertaal, maar amper als instructietaal gebruikt.
4.80
In Nederland wordt in het voortgezet onderwijs onderscheid gemaakt tussen eerste- en tweede-graads leraren. Eerste-graads leraren zijn bevoegd les te geven in het gehele voortgezet onderwijs, tweede-graads leraren alleen in de eerste drie jaar van HAVO en VWO en in alle klassen van VBO, MAVO en MBO. De opleiding tot tweede-graads leraar vindt plaats aan de lerarenopleiding voortgezet onderwijs, ondergebracht bij de HBO-instellingen. De opleiding tot eerste-graads leraar vindt plaats aan HBO-instellingen en universiteiten. In de provincie Fryslân biedt de NHL in het kader van de reguliere WHW-voorzieningen lerarenopleidingen in deeltijd aan die opleiden voor een eerste- of tweede-graads onderwijsbevoegdheid voor het vak Fries. Deze opleiding in deeltijd is momenteel ondergebracht bij de Halbertsma Akademy.28
28
In 1993 hebben NHL en CHN een overeenkomst gesloten ten aanzien van het Fries. De overeenkomst leidde tot de oprichting van de Halbertsma Akademy.
30
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
Het aantal studenten voor de opleiding tot eerste- en tweede-graads leraar Fries aan de Halbertsma Akademy is beperkt. Tenslotte is aan de Rijksuniversiteit te Groningen (RUG) een eerste-graadsopleiding voor het vak Fries gevestigd. In de rapportage van de Staatssecretaris over de uitvoering van de Bestuursafspraak 1993 over de jaren 1994/95 wordt aangegeven dat het geringe aantal studenten voor de lerarenopleiding aan de NHL (eind 1994 twee studenten eerste-graads en zes studenten tweede-graads) en voor de universitaire lerarenopleiding van de RUG (voor het jaar 1994/95 geen aanmeldingen) zorgwekkend is.
4.81
De Minister van OCenW bekostigt twee formatieplaatsen t.b.v. het hoger onderwijs in de provincie Fryslân om mede daardoor zorg te dragen voor de kwaliteitsverbetering van het Fries in het basisonderwijs. Per hogeschool wordt een bedrag van maximaal ƒ 100.000,op jaarbasis beschikbaar gesteld ten behoeve van de scholing en nascholing van komend en zittend personeel in het basisonderwijs en voortgezet onderwijs. Deze bijdrage is behoudens goedkeuring van de begrotingswetgever - in principe niet aan een periode gebonden (vgl. art. 4.3.3 Bestuursafspraak 1993).
4.82
In 1996 heeft de Staatssecretaris van OCenW, na overleg met Gedeputeerde Staten van Fryslân, besloten de in de vorige paragraaf bedoelde bijdrage voor kwaliteitsverbetering van het Fries in te kaderen in een nieuwe doeluitkering aan de provincie Fryslân. De nieuwe doeluitkering is bestemd voor activiteiten voor Fries in en ten behoeve van het primair en voortgezet onderwijs (vgl. par. 4.22 en 4.35). De doeluitkering wordt toegekend voor een periode van vier jaar (1 augustus 1996 tot 1 augustus 2000), zo blijkt uit de brief van de Staatssecretaris van OCenW aan de Voorzitter van de Tweede Kamer, d.d. 23 februari 1996 (vgl. Kamerstukken II, 1995-1996, 24 400 VIII, nr. 69). De begrotingswetgever heeft hiermee ingestemd.
4.83
Aan de hand van rapportages wordt bezien of de in de vorige paragraaf bedoelde doeluitkering na deze vierjarige periode wordt voortgezet. De provincie Fryslân zorgt voor tussentijdse en eindrapportage. Het gaat daarbij om een voortgangsrapportage aan het eind van het tweede jaar van de projectperiode (31 juli 1998) en een rapportage omstreeks januari 2000. Mede aan de hand van de laatste rapportage zal worden vastgesteld of de doeluitkering na 1 augustus 2000 wordt gecontinueerd. De hoogte van de bijdrage waarop de hogescholen in deze vierjarige periode aanspraak kunnen maken, is verlaagd van maximaal ƒ 100.000,- naar ƒ 75.000,- op jaarbasis per hogeschool.
4.84
De behoefte aan nascholing van docenten in het basisonderwijs blijkt, net als voor alle andere terreinen in het onderwijs, gering te zijn, aldus het rapport over het project ‘Kwaliteitsverbetering Fries in de lerarenopleiding basisonderwijs en de nascholing 1991-1993’. Dit geldt ook voor het vak Fries. De nascholing Fries voor de leraren basisonderwijs is bij de NHL ondergebracht bij het Educatief Centrum Noord en Oost (ECNO). In de afgelopen jaren heeft het GCO fryslân een deel van het nascholingsaanbod voor docenten basisonderwijs verzorgd in samenwerking met de Halbertsma Akademy. In dit verband zij opgemerkt dat de basisscholen beschikken over een nascholingsbudget dat mede kan worden ingezet voor de nascholing Fries ten behoeve van leerkrachten in het basisonderwijs.
4.85
De Noordelijke Hogeschool Leeuwarden heeft 1995-1997 voor leraren werkzaam in het voortgezet onderwijs eenmalig een tweejarige omscholingscursus Fries georganiseerd, die nodig was omdat er met de invoering van het vak Fries als verplicht vak in de basisvorming een aanvullende behoefte ontstond aan bevoegde docenten Fries.
31
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
Het Ministerie van OCenW heeft in 1995 voor 20 cursisten omscholingsfaciliteiten voor het vak Fries beschikbaar gesteld. De scholen die hieraan hebben meegewerkt, hebben er schriftelijk mee ingestemd de aldus omgeschoolde leraren (mede) in te zetten voor het geven van het vak Fries in het voortgezet onderwijs. Deze cursussen, bekostigd door het Ministerie van OCenW, waren bij voorkeur bestemd voor leraren die anders, wegens afnemende leerlingenaantallen, met ontslag en wachtgeld zouden worden bedreigd. Volledigheidshalve zij opgemerkt dat de scholen voor voortgezet onderwijs beschikken over een nascholingsbudget dat mede kan worden ingezet voor de nascholing Fries ten behoeve van leerkrachten in het voortgezet onderwijs.
4.86
De opleiding van docenten Fries werkzaam op universiteiten en andere instellingen van hoger onderwijs vindt plaats aan de universitaire instellingen waar het Fries als hoofdvak kan worden gestudeerd (Rijksuniversiteit te Groningen en de Universiteit van Amsterdam).
4.87
Voor de opleiding en bijscholing van docenten Fries werkzaam in de opleidingen voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (VAVO) kan worden verwezen naar de paragraaf inzake de opleiding van eerste- en tweede-graads leraren in het voortgezet onderwijs (zie par. 4.80 e.v.).
4.88
In de opleiding en bijscholing van docenten in de overige vormen van educatie in de zin van de WEB (zie par. 4.62) bestaat op dit moment geen voorziening ten aanzien van de tweetaligheid van de provincie Fryslân.
4.89
Ten aanzien van de opleiding van docenten van de Friese-taalcursussen die door de Afûk worden georganiseerd, regelt de Afûk zelf de opleidingsvereisten. In het kader van de bijscholing van docenten organiseert de Afûk twee maal per jaar bijeenkomsten voor de docenten van de Afûk-cursussen, de zgn. lesjouwersgearkomsten en - sinds 1995 - ook speciale bijscholingscursussen voor de docenten van Afûk-cursussen.
4.90
In alle hierboven genoemde opleidingen voor docenten is het onderwijs in de geschiedenis en cultuur die in de Friese taal haar weerspiegeling vindt (onderdeel g) geïncorporeerd.
4.91
Samenvattend kan worden opgemerkt dat in formele zin alleen een lacune bestaat in de basisopleiding en bijscholing van docenten in het voorschools onderwijs, waar het gaat om kennis van de Friese taal in de opleiding tot leidsters voor peuterspeelzalen en kinderdagverblijven. Deze lacune in formele zin wordt eveneens gevonden in de opleiding en bijscholing van docenten werkzaam in de in par. 4.88 bedoelde vormen van educatie in de zin van de WEB.
Artikel 8, eerste lid, onderdeel i: toezichthoudend orgaan inzake artikel 8
4.92
Bij de aanvaarding van het Handvest heeft Nederland de verplichting op zich genomen ‘een of meer toezichthoudende organen in te stellen verantwoordelijk voor het volgen van de genomen maatregelen en de bereikte vooruitgang bij het tot stand brengen of ontwikkelen van het onderwijzen van [de Friese taal], alsmede voor het opstellen van periodieke verslagen inzake hun bevindingen, die zullen worden gepubliceerd’.
4.93
In paragraaf 88 van het Explanatory Report wordt uiteengezet dat ‘(t)he characteristics of such a supervisory institution are not specified in paragraph 1.i. It could accordingly be an education authority body or an independent institution. This function could also be conferred on the body provided for in Article 7, paragraph 4, of the charter. In any case, the charter requires the findings of the monitoring to be made public.’
32
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
4.94
In Nederland vervult de Onderwijsinspectie de reguliere functie van toezichthoudend orgaan ten opzichte van het onderwijs, ook als het gaat om het onderwijs in en van het Fries. Daarnaast heeft de inspectie enkele malen verslag gedaan van haar bevindingen over de plaats van het Fries in het basis- en speciaal onderwijs in afzonderlijke inspectierapporten. 29 Momenteel heeft de Onderwijsinspectie onderzoeken naar de plaats van het Fries in het basisonderwijs resp. het voortgezet onderwijs in voorbereiding. Het onderzoek naar de plaats van het Fries in het voortgezet onderwijs wordt in het schooljaar 1997/98 uitgevoerd. De Onderwijsinspectie is voornemens het onderzoek naar de plaats van het Fries in het basisonderwijs in het komende jaar uit te voeren.
4.95
Het publiceren van periodieke rapporten waarin geregeld verslag wordt gedaan, zoals bedoeld in het Handvest, is op dit moment nog niet formeel geregeld. Deze functie kan worden vervuld door de onderwijsinspectie, waarmee in feite wordt aangesloten bij de bestaande taak van de inspectie als toezichthoudend orgaan, dan wel door een onafhankelijke instelling, zoals bijvoorbeeld de Fryske Akademy, of door een ander orgaan zoals bedoeld in artikel 7, vierde lid, van het Handvest. Aangezien de periodieke rapportage ingevolge artikel 15, eerste lid, elke drie jaar plaatsvindt, verdient het aanbeveling te overwegen dat de periodieke verslagen in het kader van artikel 8, eerste lid, onderdeel i daar - waar mogelijk - bij aansluiten.
Artikel 8, tweede lid: onderwijsvoorzieningen buiten de provincie Fryslân
4.96
Bij de aanvaarding van het Handvest heeft Nederland zich verplicht ‘met betrekking tot het onderwijs en ten aanzien van andere gebieden dan die waar de [Friese taal] traditioneel [wordt] gebruikt, (...) indien het aantal gebruikers van [het Fries] dit rechtvaardigt, het onderwijzen in of van [de Friese taal] op alle passende onderwijsniveaus toe te staan, aan te moedigen of daarin te voorzien.’
4.97
Buiten de provincie Fryslân wordt de Friese taal traditioneel gesproken door een deel van de bevolking in het Fries-Gronings grensgebied rond Opende, in de gemeenten Grootegast en Marum. Op grond van artikel 9, achtste lid, van de Wet op het Basisonderwijs kunnen scholen daar het Fries mede als voertaal bij het onderwijs gebruiken.
4.98
In gebieden buiten de provincie Fryslân waar de Friese taal traditioneel niet wordt gesproken, zoals bedoeld in de onderhavige bepaling van het Handvest, wordt op dit moment in beperkte mate van de mogelijkheid gebruik gemaakt de Friese taal te onderwijzen.
28
- de Jong, S. (1986) Het onderwijs in het Fries nader bekeken: een kwantitatief Inspectieonderzoek naar het onderwijs in het Fries op de kleuter- en lagere scholen in Friesland, gehouden in april 1985. ['s-Gravenhage: Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen]. - Inspectie van het Onderwijs (1989) Het onderwijs in het Fries op de basisschool: stand van zaken 1988-1989: een kwantitatief inspectieonderzoek naar het onderwijs in het Fries op de basisscholen in de provincie Friesland. ['s-Gravenhage: Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen]. - Inspectie van het Onderwijs (1995a) Fries in heemkunde en sociale wereldoriëntatie. De Meern: Inspectie van het Onderwijs. - Inspectie van het Onderwijs (1995b) (Vervolg)invoeringsproject Fries in het speciaal onderwijs. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs.
33
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
4.99
Allereerst dient melding te worden gemaakt van de opleidingen Fries aan de universiteiten buiten de provincie Fryslân. Hiervoor wordt verwezen naar de rapportage inzake artikel 8, eerste lid, onderdeel e (zie par. 4.52 e.v.).
4.100
In de tweede plaats kan melding worden gemaakt van de lerarenopleiding basisonderwijs van de CHN, vestiging Groningen, waar op verzoek van studenten in de afgelopen jaren Fries is gegeven wanneer het aantal studenten dit rechtvaardigde. Tot dusverre zijn deze studenten aan de betrokken opleiding niet in de gelegenheid gesteld hun studie af te ronden met een formele onderwijsbevoegdheid voor het vak Fries (vgl. par. 4.79).
4.101
Tenslotte worden er buiten de provincie Fryslân, onder toezicht van de Afûk, ook cursussen Fries voor volwassenen georganiseerd, wanneer voldoende deelnemers zich voor een dergelijke cursus aanmelden. In 1996 heeft de Afûk 8 Friese-taalcursussen buiten de provincie Fryslân georganiseerd (vgl. par. 4.69).
4.102
Samenvatting. In totaal heeft Nederland 9 opties uit artikel 8 van het Handvest aanvaard. Ter afsluiting van dit hoofdstuk over het onderwijs wordt het volgende opgemerkt. Het onderwijs is een beleidsterrein dat complex en veelomvattend is, mede gelet op de verschillende onderwijsniveaus, zoals voorschools onderwijs, basisonderwijs, voortgezet onderwijs, etc. In de rapportage is er daarom voor gekozen per onderdeel (= optie) zoveel mogelijk een beknopte samenvatting te geven van de Nederlandse beleidsinspanningen in het licht van de aangegane verplichtingen onder het Handvest. Gezien het gedifferentieerde karakter van dit beleidsterrein wordt de lezer naar die samenvattingen verwezen: -
voorschools onderwijs (zie par. 4.7 en 4.8)
-
basisonderwijs (zie par. 4.14, 4.25 en 4.26)
-
voortgezet onderwijs (zie par. 4.39 en 4.47)
-
universitair of hoger onderwijs (zie par. 4.57)
-
volwassenenonderwijs en permanente educatie (zie par. 4.71)
-
onderwijs in eigen geschiedenis en cultuur (zie par. 4.74 en 4.75)
-
opleiding en bijscholing docenten (zie par. 4.91)
-
toezichthoudend orgaan (zie par. 4.95)
-
onderwijsvoorzieningen buiten de provincie Fryslân (zie par. 4.98-4.101).
In zijn algemeenheid kan hieraan worden toegevoegd dat de aandacht van de regering zich, in samenwerking met de provincie Fryslân, richt op het treffen van wettelijke maatregelen, op de implementatie van deze maatregelen en op de (financiële) randvoorwaarden. Een en ander is onderdeel van het overleg in het kader van de Bestuursafspraak Friese taal en cultuur.
34
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
5
Ar tikel 9: Rechterlijke autoriteiten
5.1
Hoofdstuk 3 van de Bestuursafspraak 1993 is gewijd aan de positie van het Fries in het rechtsverkeer. In 1993 werd aangekondigd een voorstel van Wet tot wijziging van de Wet van 11 mei 1956 (Stb. 242), houdende enige regelen betreffende het gebruik van de Friese taal, in het bijzonder in het rechtsverkeer. Het voorstel dat een verruiming van de mogelijkheden van het gebruik van het Fries beoogt, is in 1995 tot wet verheven door het Nederlandse parlement (Wet van 14 september 1995, Stb. 440). Bij koninklijk besluit van 15 december 1995 (Stb. 1996, 489) is bepaald dat de gewijzigde Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer op 1 januari 1997 in werking treedt. Doel van de wetswijziging is zodanige wettelijke maatregelen te treffen dat de door de Nederlandse regering in het Handvest aangegane verplichtingen ten aanzien van de Friese taal in het rechtsverkeer in formele wetgeving zijn verankerd. De tekst van de Wet gebruik Friese taal in rechtsverkeer, zoals deze luidt met ingang van 1 januari 1997, is integraal gepubliceerd in het Staatsblad (Stb. 1996, 490).
Artikel 9, eerste lid, onderdeel a, onder ii: ten aanzien van strafrechtelijke procedures (mondeling taalgebruik)
5.2
Bij aanvaarding van het Handvest heeft Nederland zich ertoe verplicht om op een terechtzitting in een strafzaak welke gehouden wordt in de provincie Fryslân ‘de gedaagde het recht te waarborgen om zijn/haar [Friese] taal te gebruiken’ (artikel 9, eerste lid, onderdeel a, optie ii). Dit is wettelijk geregeld in de artikelen 2 en 3 van de Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer; niet alleen verdachten maar ook getuigen mogen zich van de Friese taal bedienen.
5.3
In paragraaf 95 van het Explanatory report bij het Handvest wordt de aantekening gemaakt dat het onderdeel a (ii) ‘goes beyond the right of the accused, as laid down in Article 6, paragraph 3.e, of the European Convention on Human Rights, to have free assistance of an interpreter if he cannot understand or speak the language used in court.’ De strekking van dit onderdeel uit het Handvest gaat namelijk verder: ‘(...) it is based on the consideration that even if speakers of a regional or minority language are able to speak the official language, when it comes to justifying themselves before a court of law, they may feel the need to express themselves in the language which is emotionally closest to them or in which they have greater fluency.’ Ook met deze verdergaande strekking is in de redactie van artikel 3 van de Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer rekening gehouden. Wanneer in een strafzaak verdachte of getuige zich van de Friese taal wil bedienen, bepaalt de rechter die de leiding van de zitting heeft, ‘indien hij zulks wenselijk acht, dat bijstand wordt verleend door een tolk.’ Uit de Memorie van
35
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
Toelichting bij het wetsvoorstel blijkt dat de regering verwacht dat een griffier veelal bijstand zal kunnen verlenen indien de rechter het Fries onvoldoende beheerst. Voor die gevallen waarin een zodanige oplossing niet voldoet, kan de hulp van een tolk worden ingeroepen.30 Artikel 9, eerste lid, onderdeel a, onder iii: ten aanzien van strafrechtelijke procedures (taalgebruik: mondeling/in processtukken)
5.4
Verder heeft Nederland zich met de aanvaarding van het Handvest ertoe verplicht te garanderen dat op een terechtzitting in een strafzaak welke gehouden wordt in de provincie Fryslân ‘verzoeken en bewijs, schriftelijk dan wel mondeling niet als niettoelaatbaar worden beschouwd uitsluitend omdat zij in [de Friese taal] zijn gesteld’ (artikel 9, eerste lid, onderdeel a, optie iii). Dit is wettelijk geregeld in de artikelen 2 en 3 (mondeling) en in artikel 7 (processtukken) van de Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer.
5.5
In het geval van processtukken kan de rechter op - grond van artikel 7, tweede lid, van genoemde Wet - ambtshalve of op verzoek van een van de andere bij de zaak betrokkenen verlangen, dat een vertaling in het Nederlands wordt toegevoegd. 31 Hiermee heeft Nederland voldaan aan hetgeen in paragraaf 96 van het Explanatory report is uiteengezet ten aanzien van staten die niet kiezen voor de optie volgens welke vertalingen of gebruik van tolken kosteloos voor de gebruiker van de regionale taal moeten zijn.32 Dergelijke staten moeten dit vraagstuk zelf oplossen. In Nederland is voor de volgende oplossing gekozen. In hoofdlijnen komt het systeem van de Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer, ‘voor zover hier van belang, erop neer dat tolkenkosten in straf- en bestuursrechtelijke zaken altijd voor rekening van de Staat zijn en in civiele procedures hetzij voor rekening van een der partijen hetzij voor rekening van de Staat’. Vertaalkosten komen, aldus de regering, ‘in beginsel ten laste van degene die het desbetreffende te vertalen stuk heeft ingebracht, tenzij toerekening van de kosten aan een andere partij of aan de Staat naar het oordeel van de rechter meer voor de hand ligt’. Overigens gaat de regering ervan uit dat ‘in verreweg de meeste gevallen geen gebruik behoeft te worden gemaakt van tolken of vertalingen, gelet op de aanwezige kennis van het Fries en op de mogelijkheden van informele oplossingen ter zake.’ Op deze wijze biedt, naar het oordeel van de Nederlandse regering (vgl. Kamerstukken II 1994-1995, 24 092, nr. 5, p. 7-8) de Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer, ‘in samenhang met andere wettelijke bepalingen, een uitgewogen stelsel van mogelijkheden van kostentoewijzing’. Ten aanzien van tolken- en vertaalkosten in civiele zaken wordt voorts verwezen naar par. 5.7.
30
Overigens zij nog gewezen op art. 12 van de Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer; ingevolge dat artikel kan een rechter in een strafzaak buiten Fryslân bepalen dat bijstand wordt verleend door een tolk. Wel moet een verdachte of getuige die zich tijdens een zitting buiten Fryslân van het Fries wil bedienen - anders dan in Fryslân het geval is aannemelijk maken dat hij zich in het Nederlands onvoldoende kan uitdrukken.
31
Overigens zij opgemerkt dat dagvaardingen en telasteleggingen in strafzaken niet in het Fries mogen worden gesteld (artikel 7, eerste lid Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer).
32
Bedoeld is de optie verwoord in artikel 9, eerste lid, onderdeel d, welke Nederland niet heeft aanvaard.
36
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
Artikel 9, eerste lid, onderdeel b, onder iii: ten aanzien van civiele procedures (taalgebruik in processtukken)
5.6
Bij aanvaarding van het Handvest heeft Nederland zich ertoe verplicht om op een zitting in een civiele zaak welke gehouden wordt in de provincie Fryslân ‘toe te staan dat stukken en bewijs worden overgelegd in de [Friese taal], indien nodig door gebruik te maken van tolken en vertalingen’ (artikel 9, eerste lid, onderdeel b, optie iii). Dit is - voor processtukken - wettelijk geregeld in de artikelen 7 en 7a van de Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer. Daarnaast mogen partijen, belanghebbenden of getuigen op een dergelijke terechtzitting zich van de Friese taal bedienen conform het bepaalde in de artikelen 2 en 4 van voornoemde Wet.
5.7
Voor de algemene regeling inzake tolken- en vertaalkosten verband houdende met een terechtzitting welke gehouden wordt in de provincie Fryslân wordt verwezen naar de opmerkingen gemaakt in par. 5.5. Gelet op de speciale positie van civiele zaken, wordt in dit verband aangetekend dat in voornoemde Wet uitdrukkelijk is bepaald dat de vergoeding aan de tolk die in een civiele zaak is opgetreden alsmede de kosten van een vertaling van processtukken in civiele zaken ten laste van het Rijk kunnen komen (artikelen 4a en 7a). Deze regeling beoogt de mogelijkheid te openen de vergoeding aan de tolk resp. de vertaler ten laste van het Rijk te laten, indien een tolk resp. de vertaling nodig is omdat de rechter geen Fries verstaat resp. geen Fries kan lezen (vgl. Kamerstukken II, 1994-1995, 23 818, nr. 10 en nr. 12, Handelingen II 1994/95, blz. 3574-3575).
Artikel 9, eerste lid, onderdeel c, onder ii: ten aanzien van procedures voor de administratieve rechter (mondeling taalgebruik)
5.8
Bij aanvaarding van het Handvest heeft Nederland zich ertoe verplicht om op een zitting in een bestuursrechtelijke zaak welke wordt gehouden in de provincie Fryslân ‘toe te staan, wanneer een procederende partij persoonlijk voor een rechter moet verschijnen, dat hij of zij [de Friese] taal kan gebruiken zonder daarbij extra kosten te moeten maken, indien nodig door gebruik te maken van tolken en vertalingen’ (artikel 9, eerste lid, onderdeel c, optie ii). Dit is wettelijk geregeld in de artikelen 2 en 5 van de Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer; niet alleen partijen maar ook getuigen mogen zich van de Friese taal bedienen.
5.9
Wanneer in een bestuursrechtelijke zaak een partij of getuige zich van de Friese taal wil bedienen, bepaalt de rechter die de leiding van de zitting heeft, ‘indien hij zulks wenselijk acht, dat bijstand wordt verleend door een tolk, mits de rechtsgang daardoor naar zijn oordeel niet onnodig wordt vertraagd.’ Voor de regeling inzake tolkenkosten en vertaalkosten in bestuursrechtelijke zaken wordt verwezen naar de opmerkingen gemaakt in par. 5.5
Artikel 9, eerste lid, onderdeel c, onder iii: ten aanzien van procedures voor de administratieve rechter (taalgebruik in processtukken)
5.10
Bij aanvaarding van het Handvest heeft Nederland zich ertoe verplicht om op een zitting in een bestuursrechtelijke zaak welke gehouden wordt in de provincie Fryslân ‘toe te staan dat stukken en bewijs worden overgelegd in de [Friese taal], indien nodig door gebruik te maken van tolken en vertalingen’ (artikel 9, eerste lid, onderdeel c, optie iii). Dit is wettelijk geregeld in artikel 7 van de Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer.
37
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
5.11
In het arrest van de Hoge Raad van 17 april 1996, nr. 29.896, is tot uitdrukking gebracht dat artikel 28 (oud) van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) niet in de weg staat aan de ontvankelijkheid van een beroep dat is ingesteld bij een gerechtshof door het indienen van een in het Fries gesteld beroepschrift, mits het gebruik van het Fries de behandeling van het beroep niet belemmert. Artikel 28 AWR, ook in de gewijzigde redactie, moet nu zo worden begrepen dat ze toestaat dat een beroepschrift in de Friese taal kan worden gesteld en ontvankelijk is, indien wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 7 Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer.
5.12
Voor de regeling inzake tolkenkosten en vertaalkosten in bestuursrechtelijke zaken wordt verwezen naar de opmerkingen gemaakt in par. 5.5.
Artikel 9, tweede lid, onderdeel b: rechtsgeldigheid van juridische documenten
5.13
Bij aanvaarding van het Handvest heeft Nederland zich ertoe verplicht om ‘niet te weigeren, tussen de partijen, in de Staat opgestelde juridische documenten als geldig te erkennen, uitsluitend omdat deze zijn gesteld in de [Friese taal], en te bepalen dat men zich op die documenten kan beroepen tegen belanghebbende derden die geen gebruiker van deze taal zijn, op voorwaarde dat de inhoud van het document door de persoon of personen die zich op deze documenten beroept/beroepen aan hen bekend wordt gemaakt.’
5.14
De Rijkscommissie Friese taal, welke in 1992 aan de Ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie advies heeft uitgebracht inzake het Fries in het rechtsverkeer 33 heeft ter zake van het gebruik van de Friese taal in juridische documenten een onderscheid gemaakt tussen onderhandse akten, authentieke akten en authentieke akten bestemd voor inschrijving in de openbare registers, t.w. de registers van de burgerlijke stand, de kadaster-registers en de registers berustende bij de Kamers van Koophandel.
5.15
Ten aanzien van de onderhandse akten 34 heeft de commissie het volgende opgemerkt: Tot de onderhandse akten zijn te rekenen overeenkomsten en eenzijdige wilsverklaringen, zoals kwitanties en schuldbekentenissen. Deze akten mogen steeds in de Friese taal worden gesteld wanneer partijen of de verklarende persoon dat wensen. Wordt in rechte een beroep op een Friestalige onderhandse akte gedaan en kan de rechter het Fries niet lezen, dan is een vertaling nodig. Hierin verschilt een Friestalige onderhandse akte niet van akten die in andere talen dan de Nederlandse zijn gesteld. Bij onderhandse akten kunnen ook derden in beeld komen, bijvoorbeeld bij cessie of subrogatie. In die gevallen zou met geautoriseerde vertalingen moeten worden gewerkt. In de praktijk lijkt dit niet tot overwegende problemen te leiden.
5.16
Waar het gaat om onderhandse akten, is in de Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer geen specifieke bepaling opgenomen over rechtsgeldigheid van dergelijke in de Friese taal gestelde juridische documenten die tussen partijen zijn opgesteld noch over de rechtsgeldigheid van die documenten tegenover belanghebbende derden die zelf de Friese taal niet gebruiken.
33
Commissie Friese taal (1992). Fries in het rechtsverkeer: advies van de commissie Friese taal. ['s Gravenhage/Leeuwarden]: Ministerie van Justitie, Ministerie van Binnenlandse Zaken en Fryske Akademy.
34
Arbeidsovereenkomsten zijn aan te merken als onderhandse akten. Het Handvest behandelt het gebruik van de regionale taal in arbeidsovereenkomsten in artikel 13, eerste lid, onderdeel a (zie par. 9.2 en 9.4).
38
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
5.17
Wanneer het komt tot een rechtszaak, kan op grond van de artikelen 183 en 184 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering worden afgeleid, dat de rechtsgeldigheid van een tussen partijen in de Friese taal opgestelde onderhandse akte niet in het geding is (zie ook par. 5.15).
5.18
Naar Nederlands recht is voor een rechtsgeldige akte vereist dat partijen de daarin vervatte verklaring(en) tot bewijs hebben willen doen strekken. Nu de eis van het gebruik van enige taal daarbij niet wordt gesteld, zijn Friese akten - indien aan de overige vereisten is voldaan - volledig rechtsgeldig. Met betrekking tot de onderhandse akten kan derhalve worden geconcludeerd dat de Nederlandse regelgeving in overeenstemming is met de onderhavige bepaling van het Handvest.
5.19
Ten aanzien van authentieke akten die niet bestemd zijn voor inschrijving in de openbare registers heeft de commissie het volgende opgemerkt: Notariële akten die niet bestemd zijn voor inschrijving in openbare registers, kunnen thans reeds worden opgemaakt in de Friese taal wanneer partijen dat wensen, mits de notaris het Fries goed kan verstaan en schrijven en de getuigen die bij het opmaken van de akte aanwezig zijn het Fries verstaan. In een eventuele gerechtelijke procedure kan een dergelijke in het Fries gestelde authentieke akte als produktie gelden, waar nodig voorzien van vertaling.
5.20
In de geldende Wet op het Notarisambt van 1842 (Stb. 20), zoals sindsdien veelvuldig aangepast en gewijzigd, is in artikel 29 bepaald dat akten kunnen worden verleden in de taal, welke partijen verkiezen, mits de notaris die taal verstaat. Hieronder kan dus ook de Friese taal zijn begrepen. Overigens wordt op deze hoofdregel van vrijheid van taalkeuze in notariële akten in een aantal gevallen een bij wet geregelde uitzondering gemaakt (vgl. par. 5.28).
5.21
Momenteel heeft de regering een nieuwe wettelijke regeling van het notarisambt in voorbereiding. In artikel 38 van het ontwerp van Wet op het notarisambt (Kamerstukken II, 1993-1994, 23 706, nr. 2, gewijzigd in Kamerstukken II, 1995-1996, 23 706, nr. 7) is ten aanzien van authentieke akten een voorziening opgenomen voor het verlijden van notariële akten in de Friese taal. In het desbetreffende ontwerp-wetsartikel is uitdrukkelijk bepaald dat notariële akten in de Friese taal kunnen worden verleden. Akten kunnen ook in meer dan één taal worden verleden, bijv. Fries en Nederlands of Fries en Engels.
5.22
Zolang deze notariële akten niet in openbare registers behoeven te worden ingeschreven of zolang wettelijk niet is bepaald dat notariële akten in de Nederlandse taal dienen te worden verleden, kan ook thans reeds worden volstaan met een in de Friese taal gestelde akte. Wanneer het komt tot een gerechtelijke procedure bij een in de provincie Fryslân gevestigd gerecht, is een wettelijke voorziening getroffen voor die gevallen waarin een vertaling in de Nederlandse taal van een in de Friese taal gestelde notariële akte nodig wordt geacht (nl. in de artikelen 7 en 7a van de Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer). In voormelde wet is evenwel niet een bepaling opgenomen voor die gevallen waarin het komt tot een gerechtelijke procedure bij een buiten de provincie Fryslân gevestigd gerecht. Aangenomen mag worden dat in een dergelijke situatie van een Friestalige akte een vertaling in de Nederlandse taal dient te worden geleverd.
39
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
5.23
Waar het gaat om authentieke akten bestemd voor inschrijving in de openbare registers, maakt de Commissie Friese taal, zoals hiervoor opgemerkt, onderscheid tussen de registers van de burgerlijke stand, de kadaster-registers en de openbare registers berustende bij de Kamers van Koophandel. Omdat voor deze registers onderscheiden regels bestaan waar het gaat om het gebruik van de Friese taal, verdient een afzonderlijke bespreking de voorkeur.
5.24
Ten aanzien van akten van de burgerlijke stand heeft de Commissie Friese taal geadviseerd dat voor dergelijke akten formulieren worden ingevoerd waarop zowel de Friese als de Nederlandse taal worden gebruikt. In het verlengde hiervan is een wettelijke regeling getroffen in artikel 8, derde lid, van de Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer. Dit artikelonderdeel, waarin is bepaald dat in de provincie Fryslân akten van de burgerlijke stand zowel in het Fries als in het Nederlands worden opgemaakt, is met ingang van 1 januari 1997 van toepassing. 35
5.25
Voor het overige was de Commissie Friese taal van oordeel dat de kwestie van in het Fries opgestelde authentieke akten en de inschrijving daarvan in openbare registers, alsmede de inschrijving van in het Fries gestelde stukken in o.a. bij de Kamers van Koophandel berustende registers aandacht blijft verdienen. De Commissie Friese taal heeft op dit onderdeel afgezien van het uitbrengen van een advies, maar aan de regering voorgesteld dit onderwerp door een commissie van deskundigen nader te laten bestuderen. In de hiernavolgende paragrafen volgt een uiteenzetting van: -
het geldende beleid inzake de in de Friese taal gestelde authentieke akten die bestemd zijn voor inschrijving in openbare registers, anders dan die van de burgerlijke stand, en
-
de opvatting van de regering inzake het advies van de Commissie Friese taal betreffende de instelling van een commissie van deskundigen.
5.26
Ten aanzien van in de Friese taal gestelde akten bestemd voor inschrijving in openbare registers, anders dan die van de burgerlijke stand, zij het volgende opgemerkt. In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat onder de vigerende wetgeving als hoofdregel geldt dat van Friestalige akten die moeten worden ingeschreven in een openbaar register, een letterlijke Nederlandse vertaling is vereist. De vertalingen worden ingeschreven in de desbetreffende registers en de in de Friese gestelde taal akte blijft aan het register gehecht. Deze bepaling geldt niet alleen voor akten, maar ook voor andere stukken die ingevolge wettelijke voorschrift in openbare registers worden ingeschreven. Deze hoofdregel inzake inschrijving van in de Friese taal gestelde akten en documenten in openbare registers is van toepassing, tenzij bij wet anders is bepaald (vgl. artt. 8 en 10 van de Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer).
5.27
In overeenstemming met de in de vorige paragraaf beschreven hoofdregel is ten aanzien van de openbare registers van het Kadaster een regeling getroffen in artikel 41 van de Kadasterwet (Stb. 1989, 186). Indien een in de Friese taal gesteld stuk ter inschrijving wordt aangeboden bij het kadaster, moet daarnaast een letterlijke vertaling in het Nederlands ter inschrijving worden aangeboden. De vertalingen worden ingeschreven en de in de Friese taal gestelde stukken blijven onder de bewaarder berusten.
35
Op de akten van de burgerlijke stand wordt nader ingegaan in par. 6.23 en 6.24.
40
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
5.28
Ten aanzien van de openbare registers 36 berustende bij de Kamers van Koophandel geldt een afwijkende regeling. In deze registers worden bijvoorbeeld de akten van oprichting van een naamloze dan wel een besloten vennootschap ingeschreven. Hetzelfde geldt voor de oprichtingsakten van verenigingen en stichtingen. Bij de wet is vastgelegd dat notariële akten die krachtens wettelijk voorschrift in deze registers dienen te worden ingeschreven, te allen tijde in de Nederlandse taal moeten worden verleden. Bijgevolg is een in de Friese taal gestelde notariële akte in deze gevallen wettelijk niet toegelaten en kan derhalve een Friestalige akte evenmin ter inschrijving worden aangeboden. Dit geldt bijvoorbeeld voor akten van oprichting van een vereniging of van een stichting die als rechtspersoon wordt geregistreerd (vgl. art. 2:27 en art. 2:286 Burgerlijk Wetboek). Vanuit Fries-culturele stichtingen en verenigingen wordt overigens periodiek aangedrongen op wijziging van deze bepaling in die zin, dat bij inschrijving met een in de Friese taal gestelde akte kan worden volstaan.
5.29
In dit verband zij aangetekend dat de Commissie Friese taal de regering in haar advies over het gebruik van het Fries in het rechtsverkeer (1992, p. 26) 37 de aanbeveling heeft gedaan nader onderzoek te laten verrichten door een commissie van deskundigen teneinde te beoordelen of het wenselijk is, de thans nog geldende wettelijke beperkingen op het gebruik van de Friese taal in authentieke akten bestemd voor inschrijving in openbare registers ter discussie te stellen.
5.30
In art. 3.7 van de Bestuursafspraak 1993 is tussen Rijk en provincie Fryslân overeengekomen dat de instelling van zo’n commissie wordt overwogen. In februari 1995 heeft de regering dit standpunt nog eens herhaald naar aanleiding van Kamervragen. Van de kant van de regering is bij die gelegenheid toegezegd dat een eventueel besluit tot instelling van een commissie van deskundigen zal worden genomen in overleg met Gedeputeerde Staten van Fryslân (vgl. Kamerstukken II, 1994-1995, 23 818, nr. 6, p. 5-6). In het kader van het periodiek overleg inzake de uitvoering van de Bestuursafspraak 1993, dat op gezette tijden tussen Rijk en provincie Fryslân plaatsvindt wordt bezien of, en zo ja op welk moment, tot instelling van een dergelijke commissie wordt overgegaan.38 In paragraaf 3.5 van de rapportage uitvoering Bestuursafspraak Friese taal en cultuur over de jaren 1994/1995 wordt ten aanzien hiervan opgemerkt dat de Minister van Justitie in de Tweede Kamer de mogelijkheid geopperd heeft om één jaar na inwerkingtreding van de nieuwe Notariswet in samenspraak met Gedeputeerde Staten van Fryslân, te bezien of het wenselijk is hiervoor een commissie in te stellen. Omdat het voorstel van de nieuwe Notariswet nog aanhangig is bij het parlement, zoals opgemerkt in par. 5.21, is thans niet te voorzien wanneer de wet in werking zal treden, zo blijkt uit de rapportage Bestuursafspraak.
36
Per 1 oktober 1997 is de nieuwe Handelsregisterwet 1996 (Stb. 1996, 181) in werking getreden die gevolgen heeft voor de openbare registers berustende bij de Kamers van Koophandel. Door de nieuwe wet is er nog maar één handelsregister voor heel Nederland. De drie afzonderlijke registers voor respectievelijk ondernemingen, stichtingen en verenigingen zijn samengevoegd tot één register. Voortaan worden alle ondernemingen, stichtingen en verenigingen dus ingeschreven in het nieuwe handelsregister.
37
Fries in het rechtsverkeer: advies van de commissie Friese taal. ['s-Gravenhage/Leeuwarden]: Ministerie van Justitie, Ministerie van Binnenlandse Zaken en Fryske Akademy.
38
In opdracht van Gedeputeerde Staten van Fryslân (8 december 1997, kenmerk: MO/97-150121) heeft het Berie foar it Frysk een vooronderzoek verricht naar de mogelijkheden van het gebruik van het Fries in authentieke akten. De resultaten van het onderzoek zijn neergelegd in: Walsweer, H. (1998) Fries in authentieke akten: vooronderzoek ten behoeve van de werkgroep authentieke akten. Ljouwert [Leeuwarden]: Berie foar it Frysk (Berie-rapport; 13).
41
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
5.31
Samenvattend kan worden geconcludeerd dat de Nederlandse wetgeving materieel gezien in overeenstemming is met de opties uit artikel 9 van het Handvest die Nederland heeft aanvaard. Voorts kan worden geconstateerd dat de rechtsgeldigheid van in de Friese taal gestelde juridische documenten voorwerp is van nader overleg tussen Rijk en provincie Fryslân. Verder richt de aandacht van de regering zich, in samenwerking met de provincie Fryslân, op de implementatie van de maatregelen en de (financiële) randvoorwaarden (zie ook par. 6.46, 6.47 en 8.39). Een en ander is onderdeel van het overleg in het kader van de Bestuursafspraak Friese taal en cultuur.
42
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
6
Ar tikel 10: Bestuurlijke autoriteiten en openbare diensten
6.1
Hoofdstuk 1 van de Bestuursafspraak 1993 is gewijd aan de positie van het Fries in het bestuurlijk verkeer. In de Bestuursafspraak werd aangekondigd een voorstel van Wet tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), in verband met opneming van regels betreffende het gebruik van de taal in het bestuurlijk verkeer. 39 Het voorstel beoogde onder meer een verruiming van de mogelijkheden van het gebruik van het Friese taal. Op 2 mei 1995 is de wetswijziging door het Nederlandse parlement aangenomen (Handelingen I 1994/95, blz. 1159-1166). De tekst is gepubliceerd in het Staatsblad (Wet van 4 mei 1995, Stb. 302). Bij koninklijk besluit van 29 mei 1995 (Stb. 1995, 303) is bepaald dat de wet op 1 juli 1995 in werking treedt. In een eerder stadium waren Provinciewet (Wet van 10 september 1992, Stb. 550) en Gemeentewet (Wet van 14 februari 1992, Stb. 96) zodanig gewijzigd dat met ingang van 1 januari 1994 de betrokken lagere overheden formeel bevoegd zijn de namen van provincie en gemeenten in de Friese taal dan wel mede in de Friese taal vast te stellen 40 . De naamgeving van dorpen, steden, straten, pleinen, enz. was al langer een bevoegdheid van de gemeenten. Daarmee zijn de wettelijke maatregelen getroffen teneinde de door de Nederlandse regering in het Handvest aangegane verplichtingen ten aanzien van de Friese taal in het bestuurlijk verkeer te garanderen.
6.2
Verder is nog van belang dat in het Kiesbesluit (Stb. 1989, 471) een bepaling is opgenomen inzake de kandidatenlijsten welke worden ingediend met het oog op de verkiezing van leden van Provinciale Staten van Fryslân of van raden van de gemeenten in de provincie Fryslân. In die situaties mogen op de kandidatenlijst de aanduidingen in de Friese taal worden vermeld (art. H 2 Kiesbesluit).
Artikel 10, eerste lid, onderdeel a, onder v: schriftelijk gebruik van de Friese taal door natuurlijke en rechtspersonen in het verkeer met bestuursorganen van de centrale overheid
6.3
Bij aanvaarding van het Handvest heeft Nederland zich ertoe verplicht om, voorzover dit redelijkerwijze mogelijk is, ‘te waarborgen dat gebruikers van de [Friese taal] rechtsgeldig een document in deze taal kunnen indienen’ bij de in de provincie Fryslân gevestigde Rijksorganen (artikel 10, eerste lid, onderdeel a, optie v).
39
Deze regels zijn opgenomen in Afdeling 2.2 van de Awb onder de titel "Gebruik van de taal in het bestuurlijk verkeer" (artt. 2:6 - 2:12).
40
Bij wet van 24 oktober 1984 (Stb. 475) was deze bevoegdheid al verleend aan gemeenten - ontstaan door een gemeentelijke herindeling - die een bij herindelingswet vastgestelde naam krijgen (zie art. 53 van de Wet algemene regelen gemeentelijke indeling).
43
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
Dit is wettelijk geregeld in artikel 2:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Stb. 1995, 302), waarin als hoofdregel is bepaald dat een ieder de Friese taal kan gebruiken in het schriftelijke (en mondelinge) verkeer met bestuursorganen, voor zover deze in de provincie Fryslân zijn gevestigd. Weliswaar geldt deze hoofdregel niet, ‘indien het bestuursorgaan heeft verzocht de Nederlandse taal te gebruiken op de grond, dat het gebruik van de Friese taal tot een onevenredige belasting van het bestuurlijk verkeer zou leiden’ (artikel 2:7, tweede lid). Overigens geldt dit recht van een ieder op schriftelijk gebruik van de Friese taal in het verkeer met organen en diensten van de centrale overheid evenmin in die gevallen dat dergelijke organen of diensten buiten de provincie Fryslân gevestigd zijn, ook al hebben zij de provincie Fryslân of delen daarvan mede tot hun werkterrein.
6.4
In een brief van 23 januari 1996 (kenmerk BW95/U1445) heeft de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken aan de verschillende Ministeries waaronder een gedeconcentreerde Rijksdienst gevestigd in de provincie Fryslân ressorteert, aandacht gevraagd voor de nieuwe wettelijke regels betreffende het Fries in het bestuurlijk verkeer, zoals neergelegd in de Awb. In de brief wordt er nadrukkelijk op gewezen dat het tweede lid van art. 2:7 Awb een bestuursorgaan weliswaar de mogelijkheid geeft een burger die zich van de Friese taal bedient, te verzoeken het Nederlands te gebruiken. Maar, zo voegt de Staatssecretaris hieraan toe, het zal ... duidelijk zijn dat een al te veelvuldig gebruik van deze uitzonderingsbepaling leidt tot een door de wetgever niet gewenste uitholling van het in het eerste lid toegekende recht. In dat licht is het wenselijk dat er - zeker in publieksgerichte functies - voldoende Friestalige medewerkers aanwezig zijn. Met deze toelichting in de brief sluit de Nederlandse regering aan bij de bedoeling van het Handvest, zoals in verband met artikel 10 is verwoord in paragraaf 104 van het Explanatory report bij het Handvest.
Artikel 10, eerste lid, onderdeel c: schriftelijk gebruik van de Friese taal door bestuursorganen van de centrale overheid
6.5
Bij aanvaarding van het Handvest heeft Nederland ten aanzien van in de provincie Fryslân gevestigde Rijksorganen zich ertoe verplicht om, voorzover dit redelijkerwijze mogelijk is, ‘toe te staan dat de bestuurlijke autoriteiten documenten opstellen in [de Friese taal]’. Dit is wettelijk geregeld in de artikelen 2:9, 2:10 en 2:11 Awb (Stb. 1995, 302). Deze wettelijke bepaling is van toepassing op onderdelen van de centrale overheid waarvan het werkterrein zich uitstrekt tot de provincie Fryslân of een deel daarvan.
6.6
In paragraaf 104 van het Explanatory report wordt de aantekening gemaakt dat de door een Lidstaat aangegane verplichtingen in het eerste en derde lid van artikel 10 moeten worden bezien in het licht van de zinsnede ‘voorzover dit redelijkerwijze mogelijk is’. Die zinsnede laat overigens onverlet dat een ‘acceptance of a particular provision with respect to a given language necessarily entails a commitment to provide the resources and make the administrative arrangements required to render it effective.’
44
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
6.7
Ten aanzien van in de provincie Fryslân gevestigde bestuursorganen die tot de centrale overheid behoren, is in artikel 2:9 Awb als hoofdregel opgenomen dat de afzonderlijke Ministers de bevoegdheid hebben voor onderdelen van de centrale overheid die onder de competentie vallen van de betrokken Minister en waarvan het werkterrein zich uitstrekt tot de provincie Fryslân of een deel daarvan, regels te stellen over het gebruik van de Friese taal in schriftelijke stukken. De regels dienen in overeenstemming te zijn met de overige bepalingen in Afdeling 2.2 van de Awb (zie ook par. 6.8 en 6.9).
6.8
In artikel 2:10 Awb zijn regels gegeven in welke gevallen een schriftelijk stuk in de Friese taal tevens in de Nederlandse taal moet worden opgesteld.
6.9
In artikel 2:11 Awb zijn regels gegeven ten aanzien van de vertaling in de Nederlandse taal van in de Friese taal opgestelde schriftelijke stukken. Deze regels zijn ook van toepassing zijn op onderdelen van de centrale overheid waarvan het werkterrein zich uitstrekt tot de provincie Fryslân of een deel daarvan. Uitgangspunt voor de in artikel 2:11 Awb neergelegde vertalingsregeling is, dat van alleen in het Fries gestelde overheidsdocumenten desgevraagd Nederlandse vertalingen worden verstrekt (vgl. Kamerstukken II, 1993-1994, 23 543, nr. 3, p. 14-15). De hiermee gemoeide vertaalkosten komen in beginsel ten laste van degene die om een vertaling vraagt, tenzij het schriftelijk stuk ‘een besluit of andere handeling inhoudt waarbij de verzoeker belanghebbende is’ (artikel 2:11 Awb). Ter aanvulling zij opgemerkt dat voor derden evenmin vertaalkosten zijn verbonden aan in het Fries gestelde stukken die volgens wettelijk voorschrift (artikel 2:10 Awb) tevens in de Nederlandse taal worden opgesteld.
6.10
Om uitwerking te geven aan artikel 2:9 Awb (vgl. par. 6.7) heeft de Rijksoverheid een modelregeling opgesteld inzake het gebruik van de Friese taal in het schriftelijke bestuurlijke verkeer. 41 Met deze modelregeling wordt beoogd de drempel te verlagen voor het schriftelijk gebruik van het Fries door gedeconcentreerde Rijksdiensten.
6.11
De in de vorige paragraaf bedoelde modelregeling is door de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken toegezonden aan de betrokken Ministeries als bijlage bij brief van 23 januari 1996 (kenmerk: BW95/U1445). In deze brief zijn de Ministeries geïnformeerd over de nieuwe wettelijke regels betreffende de positie van het Fries in het bestuurlijk verkeer (zie ook par. 6.4). Voor zover bekend hebben tot dusverre de verantwoordelijke Ministers niet van de wettelijke bevoegdheid op grond van artikel 2:9 Awb gebruik gemaakt een modelregeling inzake het gebruik van de Friese taal vast te stellen. Zonder een dergelijke verordening inzake de taalkeuze (vgl. Kamerstukken II, 23 543, nr. 5, p. 18) kan een gedeconcentreerde Rijksdienst gevestigd in de provincie Fryslân zich niet van de Friese taal bedienen in het van haar uitgaande schriftelijke verkeer.
41
Zoals medegedeeld in par. 2.1 van de rapportage van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken over de uitvoering van de Bestuursafspraak Friese taal en cultuur over de periode 1994/95.
45
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
6.12
Geconstateerd kan worden dat de wetgeving inmiddels in overeenstemming is met de hier door Nederland aangegane verplichting. Wel dient de vraag zich aan of - mede in het licht van paragraaf 104 van het Explanatory report - inmiddels op het niveau van de verantwoordelijke Ministeries alle ‘administrative arrangements’ zijn getroffen die nodig zijn om invulling te geven aan de bepaling van het Handvest. In een volgende rapportage in het kader van het Handvest zal een overzicht worden opgenomen van de ministeries welke voor hun diensten een verordening zoals bedoeld in artikel 2:9, tweede lid Awb hebben vastgesteld.
Artikel 10, tweede lid, onderdeel a t/m onderdeel d: het gebruik van de Friese taal in het bestuurlijk verkeer van plaatselijke en regionale autoriteiten
6.13
Bij de aanvaarding van het Handvest heeft Nederland ten aanzien van plaatselijke en regionale autoriteiten in de provincie Fryslân ingestemd met de bepaling ‘toe te staan en/of aan te moedigen: a
het gebruik van [de Friese taal] binnen het kader van de regionale of plaatselijke autoriteit;
b
de mogelijkheid dat gebruikers van [de Friese taal] mondeling of schriftelijk aanvragen in deze taal indienen;
c
de publicatie door regionale autoriteiten van hun officiële documenten eveneens in de [Friese taal];
d
de publicatie door plaatselijke autoriteiten van hun officiële documenten eveneens in de [Friese taal]’.
6.14
Het gebruik van de Friese taal binnen het kader van de regionale of plaatselijke autoriteit is geregeld in Afdeling 2.2 van de Awb, inzonderheid in de artikelen 2:7 tot en met 2:11, alsmede in artikel 8, derde lid, van de Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer.
6.15
Hierboven is er al op gewezen (vgl. par. 6.6) dat de door een Lidstaat aangegane verplichtingen in het eerste en derde lid van artikel 10 met zich brengen ‘a commitment to provide the resources and make the administrative arrangements required to render it effective.’ Ten einde recht te doen aan de autonomie van de regionale en lokale overheden, is bij de formulering van het tweede lid van artikel 10 gekozen voor een andere benadering. Hier geldt dat een Lidstaat, bij aanvaarding van een specifieke bepaling, niet zelf gehouden is ‘to provide the resources and make the administrative arrangements required to render it effective.’ Wel verplicht een Lidstaat zich ertoe, rekening houdend met het principe van de lokale en regionale autonomie ‘toe te staan en/of aan te moedigen’ dat de lagere overheden de door de centrale regering aanvaarde bepalingen toepassen in het eigen beleid van de lagere overheden. De lagere overheden hebben in deze materie de nodige beleidsvrijheid (vgl. par. 105 van het Explanatory report).
6.16
De mogelijkheid dat gebruikers van de Friese taal mondeling of schriftelijk aanvragen in de Friese taal kunnen indienen bij plaatselijke en regionale autoriteiten in de provincie Fryslân is vastgelegd in artikel 2:7 Awb, waar als hoofdregel is bepaald dat een ieder de Friese taal kan gebruiken in het schriftelijke en mondelinge verkeer met bestuursorganen, voor zover deze in de provincie Fryslân zijn gevestigd. Deze hoofdregel geldt niet, ‘indien het bestuursorgaan heeft verzocht de Nederlandse taal te gebruiken op de grond, dat het gebruik van de Friese taal tot een onevenredige belasting van het bestuurlijk verkeer zou leiden’ (artikel 2:7, tweede lid). Voor de toepassing van deze uitzonderingsbepaling wordt verwezen naar het gestelde onder par. 6.4.
46
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
6.17
De publicatie door regionale en plaatselijke autoriteiten van hun officiële documenten in de Friese taal is eveneens geregeld in de Afdeling 2.2 van de Awb. In artikel 2:9 is bepaald dat in de provincie Fryslân gevestigde bestuursorganen van regionale en plaatselijke autoriteiten - t.w. provincie, gemeenten, waterschappen en WGR-lichamen - regels kunnen stellen over het gebruik van de Friese taal in schriftelijke stukken. De regels dienen in overeenstemming te zijn met de overige bepalingen in Afdeling 2.2 van de Awb (vgl. ook par. 6.18 en 6.19).
6.18
In artikel 2:10 Awb zijn regels gegeven in welke gevallen een schriftelijk stuk in de Friese taal tevens in de Nederlandse taal moet worden opgesteld. De vertaalkosten die hiermee zijn gemoeid, komen ten laste van het betrokken bestuursorgaan.
6.19
In artikel 2:11 Awb zijn regels gegeven ten aanzien van de vertaling in de Nederlandse taal van in de Friese taal opgestelde schriftelijke stukken van in de provincie Fryslân gevestigde bestuursorganen. De hiermee gemoeide vertaalkosten komen in beginsel ten laste van degene die om een vertaling vraagt, tenzij het schriftelijk stuk ‘een besluit of andere handeling inhoudt waarbij de verzoeker belanghebbende is’ (artikel 2:11 Awb).42
6.20
De provincie Fryslân heeft, voorafgaand aan de Awb, in 1985 een ‘Provinciale verordening inzake het schriftelijk gebruik van de Nederlandse en Friese taal door bestuursorganen van de provincie Friesland’ vastgesteld (Provinciaal Blad van Friesland 1985, 82). De verordening is laatstelijk gewijzigd bij besluit van Provinciale Staten van 6 november 1990 (Provinciaal Blad 1990, 103). Na inwerkingtreding van Afdeling 2.2 van de Awb (vgl. par. 6.1) moet worden geoordeeld dat artikel 3 van bovengenoemde provinciale verordening krachtens artikel 119 Provinciewet van rechtswege opgehouden is te gelden met ingang van 1 juli 1995.
6.21
Voorts hebben Gedeputeerde Staten van Fryslân ten behoeve van de lagere overheden in de provincie (inzonderheid de gemeenten en waterschappen) een model-verordening ontworpen inzake het gebruik van de Friese taal in het schriftelijke bestuurlijke verkeer. Met deze model-verordening wordt beoogd de drempel te verlagen voor het schriftelijk gebruik van het Fries door de lagere overheden in Fryslân.
6.22
De in de vorige paragraaf bedoelde model-verordening is door Gedeputeerde Staten van Fryslân toegezonden aan de betrokken lagere overheden als bijlage bij brief van 20 maart 1997 (kenmerk: MO/97-31447). In deze brief zijn de lagere overheden geïnformeerd over de nieuwe wettelijke regels betreffende de positie van het Fries in het bestuurlijk verkeer. Zonder een dergelijke verordening inzake de taalkeuze mag een lagere overheid in de provincie Fryslân niet de Friese taal gebruiken in het van haar uitgaande schriftelijke verkeer. Overigens zijn de lagere overheden in Fryslân niet verplicht op basis van Afdeling 2.2 van de Awb een beleid inzake het gebruik van de Friese taal in het bestuurlijk verkeer te voeren (vgl. Kamerstukken II, 23 543, nr. 5, p. 18). In enkele gemeenten is een ontwerp van verordening inzake het Friese-taalgebruik in het schriftelijk verkeer inmiddels aanhangig bij de gemeenteraad. In een volgende rapportage in het kader van het Handvest zal een overzicht worden opgenomen van de lagere overheden in de provincie Fryslân die een verordening zoals bedoeld in artikel 2:9, eerste lid Awb hebben vastgesteld.
42
Voor vertaalkosten van bepaalde categorieën notulen van vertegenwoordigende lichamen wordt verwezen naar par. 6.29. Voor overige vertaalkosten, zie tevens par. 6.18.
47
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
6.23
Bij wet is verder geregeld dat akten van de burgerlijke stand in de gemeenten in de provincie Fryslân zowel in het Fries als in het Nederlands worden opgemaakt (artikel 8, derde lid, van de Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer). Ten einde uitvoering te geven aan deze wettelijke bepaling is in de loop van 1996 het Besluit burgerlijke stand 1994 in overeenkomstige zin aangepast (KB van 27 augustus 1996, Stb. 445). De wetswijziging is met ingang van 1 januari 1997 van kracht geworden. Met ingang van die datum maken gemeenten in de provincie Fryslân akten van de burgerlijke stand tweetalig (Fries en Nederlands) op. De bepaling is uiteraard alleen van toepassing op akten die worden opgemaakt na inwerkingtreding van de wet en op wijzigingen die in dergelijke akten worden aangebracht.
6.24
Het Taalburo van de Fryske Akademy heeft in 1996 in opdracht van het Ministerie van Justitie alle akten uit het modellenboek van de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken vertaald in het Fries. Alle gemeenten in de provincie Fryslân hebben nu de beschikking over een software-pakket met tweetalige akten teneinde uitvoering te kunnen geven aan de wet.
6.25
Recent zijn twee onderzoeksrapporten uitgebracht naar factoren die van invloed zijn op het taalbeleid bij de provincie Fryslân en bij een aantal gemeenten in deze provincie. 43 Op basis van beide rapporten kunnen de lagere overheden in de provincie Fryslân een meer gericht beleid voeren teneinde de wettelijke gebruiksmogelijkheden voor de Friese taal in het bestuurlijk verkeer verder te benutten. Gedeputeerde Staten van Fryslân hebben in 1997 aangekondigd het Friese-taalgebruik in het bestuurlijk verkeer in de komende jaren verder te willen bevorderen.
6.26
In het licht van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat Nederland inmiddels de nodige wettelijke maatregelen heeft getroffen om, rekening houdend met het principe van regionale en lokale autonomie, uitwerking te geven aan artikel 10, tweede lid, onderdeel a t/m d van het Handvest.
Artikel 10, tweede lid, onderdelen e en f: het gebruik van de Friese taal in vergaderingen van regionale en plaatselijke autoriteiten
6.27
Bij de aanvaarding van het Handvest heeft Nederland ten aanzien van plaatselijke en regionale autoriteiten in de provincie Fryslân ingestemd met de bepaling ‘toe te staan en/of aan te moedigen: e
het gebruik door regionale autoriteiten van [de Friese taal] in debatten tijdens hun vergaderingen, zonder evenwel het gebruik van de officiële taal of talen van de Staat uit te sluiten;
f
het gebruik door plaatselijke autoriteiten van [de Friese taal] in debatten tijdens hun vergaderingen, zonder evenwel het gebruik van de officiële taal of talen van de Staat uit te sluiten’.
43
- Gorter, D. en Jonkman, R.J. (1994) Taal op it wurk fan provinsjale amtners: ûndersyk nei taalbehearsking, taalgedrach, meidwaan oan kursussen en taalhâlding yn de provinsjale organisaasje [Taal op het werk van provinciale ambtenaren: onderzoek naar taalbeheersing, taalgedrag, deelname aan cursussen en taalhouding in de provinciale organisatie]. Ljouwert: Fryske Akademy. - Faber, H.C. (1995) Sizzen en dwaan: onderzoek naar factoren die van invloed zijn op het taalbeleid bij acht gemeenten in Fryslân. Ljouwert: Berie foar it Frysk [Berie-rapport; 8].
48
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
6.28
Het gebruik van de Friese taal in vergaderingen van de in de provincie Fryslân gevestigde vertegenwoordigende organen is geregeld in artikel 2:12 Awb. Tevens is bepaald dat hetgeen in de Friese taal is gezegd, in de Friese taal wordt genotuleerd.
6.29
Voor het vertalen van notulen van een dergelijke vergadering kan, behoudens een aantal wettelijk bepaalde uitzonderingen, een vergoeding van ten hoogste de kosten worden verlangd. Vertalingen van in het Fries gestelde notulen in de Nederlandse taal zijn kosteloos indien het belang van de verzoeker rechtstreeks bij het genotuleerde is betrokken, dan wel indien het de vaststelling van algemeen verbindende voorschriften of beleidsregels betreft (artikel 2:11, derde lid, onder a).
6.30
Aldus heeft Nederland de nodige wettelijke maatregelen getroffen om de regelgeving in overeenstemming te brengen met de hier aangegane verplichtingen.
Artikel 10, tweede lid, onderdeel g: vaststelling van topografische namen
6.31
Bij de aanvaarding van het Handvest heeft Nederland ten aanzien van plaatselijke en regionale autoriteiten in de provincie Fryslân ingestemd met de bepaling ‘toe te staan en/of aan te moedigen: g
het gebruik of de aanneming van de traditionele en juiste vormen van toponiemen in de [Friese taal], indien noodzakelijk te zamen met de naam in de officiële taal of talen’.
6.32
Ten aanzien van regionale autoriteiten is in artikel 156 Provinciewet bepaald dat de provincie bevoegd is de provincienaam te wijzigen. Krachtens deze bevoegdheid, welke met ingang van 1 januari 1994 in werking is getreden, kan de provincie Fryslân besluiten de provincienaam officieel in de Friese taal vast te stellen. Op 13 december 1995 hebben Provinciale Staten van Friesland van deze wettelijke mogelijkheid gebruik gemaakt door te besluiten de officiële benaming van de provincie met ingang van 1 januari 1997 te wijzigen van «Friesland« in «Fryslân» (Prov. Blad van Friesland 1996, 7).
6.33
Ten aanzien van plaatselijke autoriteiten is in artikel 158 Gemeentewet bepaald dat de gemeente de bevoegdheid heeft de naam van de gemeente te wijzigen. Krachtens deze bevoegdheid, welke met ingang van 1 januari 1994 in werking is getreden, kunnen gemeenten in de provincie Fryslân besluiten de gemeentenaam in de Friese taal vast te stellen.44 Van acht gemeenten in de provincie Fryslân is de officiële naam van de gemeente in het Fries vastgesteld, t.w. Boarnsterhim, Gaasterlân-Sleat, Littenseradiel, Nijefurd, Skarsterlân, Tytsjerksteradiel, Wûnseradiel en Wymbritseradiel. Van de overige 23 gemeenten in de provincie Fryslân is de Nederlandse benaming de officiële versie. Hierbij dient te worden aangetekend dat in een enkel geval de gemeentenaam in beide talen gelijk is. Met evenveel reden kan in een dergelijk geval worden gesteld dat de Friese benaming de officiële versie is. De raad van de gemeente Ferwerderadeel heeft in 1996 het besluit genomen, de officiële naam van de gemeente met ingang van 1 januari 1999 te wijzigen in: Ferwerderadiel.
6.34
De gemeente was al langer bevoegd namen van woonplaatsen gelegen op het grondgebied van de gemeente uitsluitend of mede in de Friese taal vast te stellen. Deze bevoegdheid strekt zich ook uit tot naamgeving van straten en pleinen, enz. (vgl. Kabinetsstandpunt van 9 december 1953, II onder f, zoals opgenomen in: Kamerstukken II, 1953-1954, 3321, bijlage 1).
44
Voor de bij de gemeentelijke herindeling ontstane nieuwe gemeenten in Fryslân gold deze mogelijkheid tot naamswijziging al sinds 1984. Zie ook de aantekening in de tweede voetnoot bij par. 6.1.
49
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
6.35
Vier gemeenten hebben van de bevoegdheid gebruik gemaakt de namen van alle dorpen in hun gemeente officieel in het Fries vast te stellen, t.w. Boarnsterhim, Ferwerderadeel, Littenseradiel en Tytsjerksteradiel. Het besluit tot naamswijziging is in de betrokken gemeenten inmiddels van kracht geworden, met uitzondering van de gemeente Ferwerderadeel. In laatstgenoemde gemeente treedt het besluit met ingang van 1 januari 1999 in werking. In de overige gemeenten is de officiële benaming van de woonplaatsen in het algemeen in het Nederlands vastgesteld, met uitzondering van een aantal dorpen waarvan de betrokken gemeente besloten heeft de officiële benaming in het Fries vast te stellen: Nij Beets (1950), Koufurderrige (_ 1950), De Tike (1952), De Knipe (1970), Boksum (1972), It Heidenskip (1979) en Jonkerslân (1988). Overigens is voor een aanmerkelijk deel van de woonplaatsen in Fryslân de benaming in beide talen gelijk.
6.36
In een aanzienlijk deel van de gemeenten in de provincie Fryslân zijn aan de grenzen van de bebouwde kom tweetalige plaatsnaamborden opgesteld. Wel wordt in deze gevallen in het bestuurlijk verkeer de Nederlandse benaming als de officiële gebezigd, tenzij de gemeente dit uitdrukkelijk anders heeft bepaald.
6.37
De gedragslijn van de Rijksoverheid komt, kort samengevat, hierop neer dat de gemeente bevoegd is inzake de naamgeving van de gemeente en van plaatsen, straten, pleinen, enz. welke gelegen zijn op het grondgebied van de gemeente. De provincie is bevoegd de eigen provincienaam vast te stellen c.q. te wijzigen. De Rijksoverheid en de bestuursorganen van de Rijksoverheid hanteren de officieel vastgestelde namen. In die gevallen waarin een lagere overheid besluit twee namen als officiële aanduiding vast te stellen - bij voorbeeld in de Friese en in de Nederlandse taal - zullen Rijksdiensten uitsluitend de Nederlandse naam gebruiken.
6.38
Overeenkomstig het beleid van de regering dienen alle Rijksdiensten en andere bestuursorganen van de centrale overheid in hun documenten en adressering de officieel vastgestelde benamingen te hanteren. Deze beleidslijn vindt zijn grondslag in het Besluit standaardschrijfwijze persoonsgegevens van 1 september 1992 (Stcrt. 176). Dit besluit verplicht Ministeries en Rijksdiensten ertoe de wijze van adressering aan te passen aan de voorgeschreven zgn. NEN-normen. Daartoe behoren onder meer de officieel vastgestelde namen van gemeenten en woonplaatsen. Indien deze namen officieel in het Fries zijn vastgesteld, wordt de Friese benaming gebruikt. Voor 1 januari 1997 moest deze aanpassing zijn voltooid. Een aantal Rijksdiensten, te weten de Belastingdienst, de Dienst Donorregister van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, alsmede het Centraal Justitieel Incassobureau, wijkt nog van deze gedragslijn af.
6.39
In dit verband wordt aangetekend, dat de Rijksdiensten en andere overheidsinstanties voor hun adresgegevens zijn aangewezen op de informatie die is opgenomen in de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA), zoals voorzien in art. 3 Wet GBA (Stb. 1994, 494). De GBA registreert van personen de gemeente van inschrijving en hanteert daarvoor de officiële gemeentenaam. Verder worden onder de categorie adresgegevens de straatnaam, het huisnummer en de postcode opgenomen, maar niet de woonplaats (vgl. Bijlage I bij de Wet GBA, punt 6). Overigens kunnen gemeenten het gemeentegedeelte aangeven waar iemand in de gemeente woonachtig is. Dit zal met name gebeuren wanneer in een gemeente twee keer dezelfde straatnaam voorkomt. Het gemeentegedeelte kan overeenkomen met de woonplaats, maar dat hoeft niet. Het ontbreken dan wel het optioneel vermelden van woonplaatsgegevens in de GBA is overigens op zich geen voldoende verklaring voor het feit, dat nog niet alle Rijksdiensten
50
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
erin geslaagd zijn met ingang van 1 januari 1997 de adressering in overeenstemming te brengen met de officieel in het Fries vastgestelde namen van woonplaatsen in Fryslân. Immers, gebruikers van de GBA anders dan de in de vorige paragraaf genoemde Rijksdiensten en ook gebruikers van particuliere woonplaatsbestanden, zoals de Postbank, zijn er inmiddels in geslaagd de officiële woonplaatsbenamingen correct te hanteren (zie ook par. 9.12).
6.40
De bevoegdheid tot naamgeving van meren, kanalen en andere waterwegen alsmede van veldnamen is in het Kabinetsstandpunt van 1953 buiten beschouwing gebleven. Geconcludeerd kan worden dat de bevoegdheid terzake ligt in de gemeentelijke en provinciale autonomie, met als mogelijke uitzondering de namen van rijkswaterwegen (vgl. nota Binnenlandse Zaken van 8 februari 1995, kenmerk BW95/N274). De lagere overheden kunnen in deze materie besluiten de officiële benamingen uitsluitend in de Friese of de Nederlandse taal vast te stellen, dan wel in beide talen. De Rijksoverheid volgt de gedragslijn zoals hierboven geformuleerd in par. 6.37.
6.41
Vastgesteld kan worden dat de regelgeving in overeenstemming is met de door Nederland in dit verband aangegane verplichting. De implementatie van de regelgeving is voorwerp van aandacht in het kader van het overleg inzake de Bestuursafspraak Friese taal en cultuur.
Artikel 10, vierde lid, onderdelen a en c: aanvullende maatregelen
6.42
Ten einde de door Nederland aanvaarde bepalingen van artikel 10, eerste, tweede en derde lid toe te passen, heeft Nederland bij de aanvaarding van het Handvest zich verplicht ‘tot het nemen van (...) de volgende maatregelen: a
vertalingen of tolkendiensten naar vereist
c
inwilliging voor zover mogelijk van verzoeken van ambtenaren die bekend zijn met [de Friese taal] om te worden aangesteld in het gebied waar die taal wordt gebruikt’.
6.43
In de rapportage n.a.v. de door Nederland aanvaarde bepalingen van artikel 10, eerste en tweede lid, zijn een aantal maatregelen op het terrein van vertalingen getroffen, zoals bedoeld in artikel 10, vierde lid, onderdeel a. Voor een bespreking van deze aanvullende maatregelen wordt verwezen naar par. 6.9, 6.19, 6.29 en 6.37.
6.44
Met het oog op een periodieke rapportage op basis van artikel 15 van het Handvest, dient de vraag zich aan op welke wijze rapportage kan plaatsvinden inzake maatregelen als bedoeld in artikel 10, vierde lid, onderdeel c, van het Handvest. Het aantal verzoeken van ambtenaren die bekend zijn met de Friese taal en die te kennen geven dat ze in de provincie Fryslân wensen te worden aangesteld, alsmede de inwilliging of niet-inwilliging van dergelijke verzoeken is onbekend. Er bestaat namelijk geen centraal registratiepunt waar verzoeken van ambtenaren als bedoeld in artikel 10, vierde lid, onderdeel c, alsmede de afhandeling van dergelijke verzoeken worden geregistreerd.
6.45
Verder heeft Nederland besloten om artikel 10, vierde lid, onderdeel b niet over te nemen, waar het gaat om aanwerving en, waar nodig, opleiding van ambtenaren die de Friese taal kennen. In de gedachtewisseling met de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 1994-1995, 24 092, nr. 5, p. 8) heeft de regering uiteengezet dat het onderschrijven van een dergelijke bepaling niet wel mogelijk was, vanwege het verplichtende karakter van deze bepaling. De regering merkt in dit verband op dat het niet goed mogelijk is ‘om voor kleine ambtelijke diensten (bijvoorbeeld de ambtelijke apparaten van kleinere gemeenten en kleine gedeconcentreerde Rijksdiensten) en bepaalde gespecialiseerde functies een dergelijk aanstellings- en opleidingsbeleid te garanderen’ (cursivering toegevoegd).
51
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
Bovendien acht de Nederlandse regering het binnen de Nederlandse bestuurlijke verhoudingen ‘niet goed denkbaar dat dergelijke verplichtingen door de centrale overheid aan decentrale overheden worden opgelegd.’ De regering verklaart zich evenwel bereid ‘om met kracht te stimuleren dat de in deze bepaling bedoelde maatregelen worden uitgevoerd.’
6.46
Gelet op de door de Nederlandse regering aan het parlement gedane toezegging, dat zij bereid is de maatregelen als bedoeld in artikel 10, vierde lid, onderdeel b, van het Handvest met kracht te stimuleren zodat de in die bepaling bedoelde maatregelen worden uitgevoerd, is het opportuun om in het kader van de periodieke rapportage ten aanzien van het Handvest verslag te doen van de maatregelen die de Nederlandse regering in dezen genomen heeft. Van belang in dit verband is op te merken dat in de Bestuursafspraak 1993 (art. 3.3) is toegezegd dat de Minister van Justitie naar vermogen bevordert dat rechters, griffiers en politiepersoneel in de provincie Fryslân cursussen Fries kunnen volgen. In 1994 heeft de betrokken Minister middelen ter beschikking gesteld voor het aanbieden van cursussen Fries voor rechters, griffiers en overig personeel die in de provincie Fryslân bij justitie werkzaam zijn. Ook stelt de Minister geld beschikbaar voor het samenstellen van een Nederlands-Fries juridisch woordenboek.
6.47
In 1995 zijn twee cursussen voor rechters en medewerkers van justitie georganiseerd: één voor niet-Friestaligen en een cursus gericht op het leren schrijven van het Fries (op niveau A). In 1996 zijn vier cursussen gehouden: twee cursussen voor nietFriestaligen (waarvan één cursus Fries verstaan en lezen en één cursus Fries spreken), één cursus voor het leren schrijven van het Fries (op niveau A) en één cursus Fries schrijven specifiek gericht op bestuurlijk en rechtsverkeer (op niveau B). De ervaringen die met de laatste cursus worden opgedaan zullen onder meer worden gebruikt voor de samenstelling van het Nederlands-Fries juridisch woordenboek. Alle cursussen worden georganiseerd door de Afûk. De samenstelling van het Fries juridisch woordenboek is opgedragen aan de Fryske Akademy. Met de uitvoering van dit project is in 1996 een aanvang gemaakt. De verwachting is dat het juridisch woordenboek in 2000 zal worden gepubliceerd (zie ook par. 8.39).
6.48
Tenslotte zijn Rijk en provincie Fryslân in artikel 1.4 Bestuursafspraak 1993 overeengekomen de werking van de Afdeling 2.2 van de Awb te evalueren in een jaarlijks te houden overleg tussen Binnenlandse Zaken en Gedeputeerde Staten van Fryslân. Indien een van beide partijen van oordeel is dat de beoogde doelstellingen niet of onvoldoende worden bereikt, of dat de wet niet de werking heeft zoals beoogd, voeren beide partijen overleg teneinde deze doelstellingen of deze werking alsnog te verwezenlijken. Een dergelijke afspraak is ook van belang in het kader van de door Nederland onderschreven aanvullende maatregelen in artikel 10, vierde lid, Handvest.
Artikel 10, vijfde lid: achternamen
6.49
Bij de aanvaarding van het Handvest heeft Nederland ingestemd met de bepaling ‘het gebruik of de aanneming toe te staan van achternamen in de [Friese taal] op verzoek van de betrokkenen.’
52
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
6.50
In de Memorie van Toelichting bij het voorstel van wet tot goedkeuring van het Handvest (vgl. Kamerstukken II, 1994/1995, 24 092, nr. 3, p. 4) heeft de regering uiteengezet dat ‘(v)oor enkele verdragsbepalingen geldt dat ze voor Nederland volstrekt vanzelfsprekend zijn. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het in artikel 10, vijfde lid, verwoorde recht van personen om hun achternaam in een regionale taal of taal van een minderheid te mogen voeren.’
6.51
In dit verband zij aangetekend dat in Nederland meestal de naam wordt gevoerd die men officieel heeft. De officiële naam blijkt veelal uit de registers van de burgerlijke stand. Aan de in deze registers opgenomen akten ontleent de Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) onder andere de gegevens over de geslachtsnaam en, op verzoek, het eventueel gebruik van de naam van de (ex)echtgenoot of (ex)geregistreerde partner. 45 Een andersluidend verzoek om in deze administratie (GBA) aan te laten duiden dat men onder een andere naam ingeschreven wil worden dan men officieel heeft, kan niet gedaan worden.
6.52
Het staat iemand overigens vrij om een andere naam dan de officiële naam te voeren. Het spreekt voor zich dat men daardoor niet onrechtmatig mag handelen (bijvoorbeeld de schijn wekken, door het voeren van een naam, dat men tot een bepaalde familie behoort). In beginsel staat het derhalve een inwoner van Fryslân vrij de achternaam in de Friese taal te voeren. Wel zal aanschrijving door overheidsinstanties in zijn algemeenheid onder de officiële naam dan wel, op verzoek, onder de naam van de (ex)echtgenoot of (ex)geregistreerde partner plaatsvinden, aangezien daarbij gebruik gemaakt wordt van de GBA-bestanden. Een verzoek om onder een Friese naam in de GBA opgenomen te worden en dan ook onder deze Friese naam aangeschreven te worden, is niet-ontvankelijk.
6.53
Krachtens artikel 7, vijfde lid, Boek 1 Burgerlijk Wetboek kan de geslachtsnaam van een persoon op zijn verzoek, of op verzoek van zijn wettelijke vertegenwoordiger worden gewijzigd. Het verzoekschrift daartoe wordt bij de Minister van Justitie ingediend. Voor officiële wijziging van de geslachtsnaam bestaan regels die zijn opgenomen in het Besluit houdende regels voor geslachtsnaamswijziging (Stb. 1997, 463), dat met ingang van 1 januari 1998 in werking is getreden, en dat de Richtlijnen voor geslachtsnaamswijziging 1989 (Stcrt. 1989, 1) vervangt. Deze regels zijn uit een oogpunt van rechtszekerheid gesteld. Al te frequente naamswijzigingen worden daarmee voorkomen.
6.54
In zijn algemeenheid geldt dat naamswijziging van een Nederlandse naam in een Friese naam, dan wel aanpassing c.q. wijziging van de Nederlandse schrijfwijze van een Friese geslachtsnaam (zoals «Sijbesma» en «Tjepkema») in een Friese schrijfwijze van diezelfde naam («Sybesma» resp. «Tsjepkema») op grond van de regels in het Besluit inzake geslachtsnaamswijzing van 1997 niet zonder meer zal zijn toegestaan. Een dergelijke naamswijziging van een Nederlandse naam in een Friese naam wordt door de Nederlandse regering overigens ook niet wenselijk geacht in verband met de doorwerking in het nageslacht.
45
Vgl. art. 34 Wet GBA (Stb. 1994, 494) en Bijlage I, onder 10, bij deze wet, zoals die luidt sinds 17 december 1997 (Stb. 1997, 660).
53
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
6.55
Samenvattend kan worden geconcludeerd dat - wellicht met uitzondering van het Besluit houdende regels voor geslachtsnaamswijziging van 1997 en van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens - de Nederlandse regelgeving in overeenstemming is met de opties uit artikel 10 Handvest welke Nederland heeft aanvaard. Voor de overige bepalingen van artikel 10 welke Nederland heeft aanvaard, richt de aandacht van de Nederlandse regering zich, in samenwerking met de provincie Fryslân, op de implementatie van de maatregelen en de (financiële) randvoorwaarden. In dat kader past ook aandacht voor de nog door de Ministeries vast te stellen verordeningen inzake het gebruik van de Friese taal door de in de provincie Fryslân gevestigde Rijksdiensten. Een en ander is onderdeel van het overleg in het kader van de Bestuursafspraak Friese taal en cultuur.
54
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
7
Ar tikel 11: Media
7.1
Artikel 5.4 van de Bestuursafspraak 1993 is gewijd aan de positie van het Fries in de media. Daarin wordt het beleid van de Rijksoverheid inzake landelijke televisieuitzendingen in de Friese taal uiteengezet. Het beleid inzake regionale radio en televisie in de provincie Fryslân (waar het gaat om de publieke omroep) is niet onderdeel van de Bestuursafspraak. Het mediabeleid vindt zijn wettelijke grondslag in de Mediawet van 21 april 1987 (Stb. 249, zoals laatstelijk integraal gepubliceerd in Stb. 1994, 386 en nadien gewijzigd) en in het Mediabesluit van 19 november 1987 (Stb. 573, zoals laatstelijk integraal gepubliceerd in Stb. 1992, 617 en nadien gewijzigd).
Artikel 11, eerste lid, onderdeel a, onder iii: publieke omroep (radio en televisie)
7.2
Bij aanvaarding van het Handvest heeft Nederland zich ertoe verplicht, voor de gebruikers van de Friese taal in de provincie Fryslân ‘voor zover de autoriteiten direct of indirect bevoegd zijn, bevoegdheden bezitten of een rol op dit terrein spelen en met eerbiediging van het beginsel van de onafhankelijkheid van de media: -
voor zover radio en televisie een openbare dienst zijn:
-
voldoende voorzieningen te treffen opdat zendgemachtigden programma’s in de [Friese taal] aanbieden’.
7.3
Bij wet van 18 mei 1995 (Stb. 320), houdende wijziging van de Mediawet, is in de Mediawet een artikel 54a opgenomen. In dit nieuwe artikel 54a is bepaald dat instellingen die zendtijd hebben verkregen ten minste veertig procent van hun zendtijd voor televisie aan oorspronkelijk Nederlands- of Friestalige programma-onderdelen moeten besteden. Deze wetswijziging is met ingang van 1 oktober 1995 (Stb. 321) in werking getreden. De bepaling geldt voor alle publieke televisiezenders, zowel op landelijk als ook op regionaal en lokaal niveau. Voor een definitie van wat onder ‘oorspronkelijk Nederlandsof Friestalige programma-onderdelen’ wordt verstaan en de materiële betekenis daarvan voor de Friese situatie, zij verwezen naar par. 7.12.
7.4
Via een van de landelijke televisiezenders verzorgt de Nederlandse Omroep Stichting (NOS) op basis van artikel 16 van de Mediawet uitzendingen in de Friese taal. Het gaat hierbij om 31 uur per jaar, deels bestemd voor een algemeen publiek, deels voor schooltelevisie-uitzendingen. Met uitzondering van de zomermaanden wordt wekelijks, elke zondag, een Friestalig televisieprogramma van een half uur op het landelijk net uitgezonden. Deze programma’s worden geproduceerd door Omrop Fryslân. Aangezien deze Friestalige programma’s landelijk worden uitgezonden, en derhalve niet uitsluitend voor inwoners van de provincie Fryslân zijn bestemd, worden ze in de Nederlandse taal ondertiteld. Deze uitzendingen, die mogelijk worden gemaakt binnen het taakprofiel en het budget van de NOS, worden beoordeeld met inachtneming van de uitgangspunten van het publieke omroepbestel (vgl. Bestuursafspraak 1993, art. 5.4.1). Verder produceert Omrop Fryslân, zoals opgemerkt, schooltelevisie-uitzendingen in de Friese taal die eveneens via een landelijke televisiezender worden uitgezonden.
55
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
7.5
Ten behoeve van de regionale publieke omroep in de provincie Fryslân verzorgt Omrop Fryslân radio- en televisie-uitzendingen in de Friese taal. Deze uitzendingen worden mogelijk gemaakt door het rijksbeleid inzake de regionale omroep. Dit reguliere beleid heeft tot gevolg dat in aanzienlijke mate regionale radio- en televisie-uitzendingen in het Fries plaatsvinden, aldus de regering in Kamerstukken II, 1994-1995, 24 092, nr. 5, p. 8-9. Het beleid van Omrop Fryslân is erop gericht dat de uitzendingen in beginsel in de Friese taal zijn. De radio-uitzendingen van Omrop Fryslân zijn wekelijks 80 uur in de lucht: op doordeweekse dagen 12 uur per dag, in het weekeinde 10 uur per dag.
7.6
De regionale televisie-uitzendingen van Omrop Fryslân zijn begonnen in februari 1994, als driejarig televisie-experiment op basis van de Mediawet. Als vervolg op dit experiment heeft Omrop Fryslân met ingang van 1 januari 1997 toestemming gekregen verder te gaan met regionale publieke televisie. Met het oog hierop is artikel 75a van de Mediawet gewijzigd bij Wet van 4 april 1996 (Stb. 219), waarbij de experimentele regeling voor regionale publieke televisie werd omgezet in een definitieve. Aanvankelijk waren de televisie-uitzendingen van Omrop Fryslân - uitsluitend op doordeweekse dagen - elke avond omstreeks twee uur in de lucht. Het programma bestond uit een uitzending van één uur, dat later op de avond een keer werd herhaald.
7.7
Met ingang van 4 oktober 1997 is de zendtijd voor de regionale televisie-uitzendingen van Omrop Fryslân belangrijk uitgebreid. Sinds die datum bestaat het programma uit een uitzending van één uur dat later op de avond drie keer wordt herhaald, terwijl de ochtend daaraanvolgend hetzelfde programma nog één maal wordt uitgezonden. In de tussenliggende nachtelijke uren (van 23.00 tot 08.00 uur) wordt het eerder op de avond uitgezonden 15 minuten durende journaal eens in het uur herhaald. Verder is nieuw dat Omrop Fryslân nu ook op zaterdagavonden in de lucht is. Daarnaast brengt de regionale televisiezender - met uitzondering van zondag - aan het begin van de avond een programma van vijf minuten voor kleine kinderen.
7.8
In het merendeel van de gemeenten in de provincie Fryslân bestaan publieke lokale radioen televisiestations. Op verschillende van deze lokale zenders wordt in de uitzendingen gebruik gemaakt van de Friese taal. Over de mate waarin in deze uitzendingen gebruik wordt gemaakt van de Friese taal, bestaan overigens geen systematisch verzamelde gegevens. De Afûk verzorgt, in samenwerking met Omrop Fryslân een mondelinge cursus Fries voor medewerkers van lokale omroepen. In 1996 werden twee van dergelijke cursussen georganiseerd met in totaal 23 deelnemers. De cursisten kwamen van zo’n 8 omroepen uit alle delen van de provincie Fryslân [bron: De Pompeblêden, 68 (2) 5, 7].
Artikel 11, eerste lid, onderdeel b, onder ii: niet-publieke omroep (radio) Artikel 11, eerste lid, onderdeel c, onder ii: niet-publieke omroep (televisie)
7.9
Blijkens de toelichting op artikel 11, eerste lid, van het Handvest (zie Explanatory report, paragraaf 110) hebben de onderdelen b en c betrekking op de private sector.
7.10
Bij aanvaarding van het Handvest heeft Nederland zich ertoe verplicht, voor de gebruikers van de Friese taal in de provincie Fryslân ‘voor zover de autoriteiten direct of indirect bevoegd zijn, bevoegdheden bezitten of een rol op dit terrein spelen en met eerbiediging van het beginsel van de onafhankelijkheid van de media: b
(ii)
het regelmatig uitzenden van radioprogramma’s in de [Friese taal] aan te moedigen en/of te vergemakkelijken;
c
(ii)
het regelmatig uitzenden van televisieprogramma’s in de [Friese taal] aan te moedigen en/of te vergemakkelijken’.
56
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
Met het oog hierop heeft Nederland ten aanzien van televisieprogramma’s van commerciële omroepinstellingen een wettelijke regeling getroffen.
7.11
In de Mediawet is in artikel 71g, derde lid, bepaald dat bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld welk percentage van het televisieprogramma van een commerciële omroepinstelling ten minste bestaat uit oorspronkelijk Nederlands- of Friestalige programma-onderdelen. In bijzondere gevallen kan het Commissariaat voor de Media besluiten, ten aanzien van een bepaalde commerciële omroepinstelling desgevraagd en onder voorwaarden het bedoelde percentage lager vast te stellen (vgl. Stb. 1996, 219). Bij Koninklijk Besluit van 22 juni 1992 (Stb. 334) is in het Mediabesluit in artikel 52l de bepaling opgenomen dat het hiervoor bedoelde percentage wordt vastgesteld op ten minste veertig procent. Nadat in 1996 het verbod op niet-landelijke commerciële omroep is opgeheven, geldt deze bepaling niet alleen voor landelijke commerciële omroep, maar ook voor regionale of lokale commerciële omroep.
7.12
In de Memorie van Toelichting wordt n.a.v. artikel 71g Mediawet de kanttekening gemaakt dat onder oorspronkelijk Nederlands- of Friestalige programma-onderdelen niet kunnen worden verstaan ‘in het Nederlands of Fries ondertitelde of nagesynchroniseerde programma-onderdelen. «Gemengde» programma-onderdelen, zoals het dagelijkse televisiejournaal, zullen wel in hun geheel meegeteld mogen worden, tenzij de Nederlandse of Friese taal daarin een zeer ondergeschikte plaats inneemt’ (vgl. Stb. 1992, 334, p. 28).
Artikel 11, eerste lid, onderdeel f, onder ii: stimuleringsmaatregelen voor audiovisuele produkties
7.13
Bij aanvaarding van het Handvest heeft Nederland zich ertoe verplicht, voor de gebruikers van de Friese taal in de provincie Fryslân ‘voor zover de autoriteiten direct of indirect bevoegd zijn, bevoegdheden bezitten of een rol op dit terrein spelen en met eerbiediging van het beginsel van de onafhankelijkheid van de media: f
(ii)
bestaande maatregelen voor financiële steun ook toe te passen op audiovisuele produkties in de Friese taal’.
7.14
Er bestaat een Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Omroepprodukties gevestigd in Amsterdam. Dit fonds heeft als doel: het bevorderen van programma-onderdelen die van bijzondere Nederlandse culturele aard zijn en die worden verzorgd door omroepverenigingen, de Nederlandse Programmastichting, en een aantal overige instellingen als opgesomd in artikel 170 van de Mediawet, 46 die zendtijd hebben verkregen voor een landelijke omroep. Bedoelde programma-onderdelen hebben een hoogwaardig artistiek gehalte, zijn hoofdzakelijk gemaakt met auteurs en medewerkers die in Nederland verblijven, spelen zich in belangrijke mate af op Nederlandse lokaties, gebruiken in overwegende mate de Nederlandse of Friese taal en zijn bestemd voor het publiek in Nederland (vgl. Bestuursafspraak 1993, art. 5.4.2). Uit de redactie van artikel 170 Mediawet kan worden afgeleid dat alleen omroepinstellingen die zendtijd hebben verkregen voor landelijke omroep met succes een beroep kunnen doen op het hier bedoelde Stimuleringsfonds. Dit betekent derhalve dat Omrop Fryslân, waar het gaat om zendtijd voor regionale omroep, geen beroep op het fonds kan doen.
46
In de Bestuursafspraak 1993 is de tekst iets anders geredigeerd, omdat daar verwezen werd naar artikel 36 van de toen geldende Mediawet. Als gevolg van wijzigingen in de wet is nu in artikel 170 Mediawet een opsomming gegeven van instellingen die een beroep kunnen doen op het Stimuleringsfonds. In de onderhavige rapportage is uitgegaan van de thans geldende wetstekst (zie voor de redactie van artikel 170: Stb. 1994, 386).
57
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
7.15
In 1996 heeft Omrop Fryslân voor het eerst met succes een beroep gedaan op het Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Omroepprodukties ten behoeve van een via de landelijke zender uitgezonden Friestalige produktie (bron: Jaarverslag 1996 van Omrop Fryslân). In 1996 werd voor een meerdelige serie subsidie verleend ter hoogte van ƒ 376.000. In 1997 werd voor het schrijven van scenario’s voor 6 documentaires subsidie toegekend, waarmee in totaal ƒ 90.000 was gemoeid.
Artikel 11, tweede lid: media-uitingen in de Friese taal uit buurlanden
7.16
In Duitsland wordt de Friese taal - zij het in een meer of minder afwijkende vorm gesproken in Saterland (Nedersaksen) en in de Kreis Noord-Friesland (SleeswijkHolstein). In Saterland gaat het om een groep van ongeveer 2000 personen die het Fries nog spreken, terwijl het in de Kreis Noord-Friesland gaat om een groep van zo’n 10000 Fries-sprekenden. Voor een goed begrip van de positie van de Friese taal in de mediauitingen in Duitsland, wordt verwezen naar een korte uiteenzetting van het overheidsbeleid in Duitsland inzake de Friese taal en cultuur (vgl. par. 10.5-10.8).
7.17
Het gebruik van de Friese taal in de media in Duitsland is beperkt. Sinds 1989 heeft het Fries een zeer bescheiden plaats in de radioprogramma’s van subregionale uitzendingen van de publieke omroep NDR (Welle Nord): wekelijks wordt een programma van 5 minuten uitgezonden. Reguliere Friese televisie-uitzendingen kent men in Duitsland niet. In de gedrukte media heeft met name in de Kreis Noord-Friesland het Fries zich een marginale plaats verworven (vgl. Steensen, 1994, p. 23-24). 47
7.18
Nederland heeft zich bij aanvaarding van het Handvest verplicht tot het ‘waarborgen van de vrijheid van rechtstreekse ontvangst van radio- en televisie-uitzendingen uit buurlanden in een taal die in identieke of soortgelijke vorm wordt gebruikt als een regionale taal of taal van een minderheid en zich niet te verzetten tegen heruitzending van radio- en televisieprogramma’s uit buurlanden in een dergelijke taal.’ Gelet op de in Nederland geldende vrijheid van meningsuiting worden radio- en televisieuitzendingen uit andere landen niet gestoord of anderszins tegengehouden. In die zin is de rechtstreekse ontvangst van radio- en televisie-uitzendingen uit buurlanden gewaarborgd. In de praktijk zijn de Friese programma’s van Welle Nord (NDR) in de Nederlandse provincie Fryslân overigens amper te ontvangen. Ook worden dergelijke korte programma’s niet heruitgezonden. Niet bekend is of daar onder inwoners van de provincie Fryslân zelf enige behoefte aan zou bestaan.
7.19
Ook heeft Nederland bij aanvaarding van het Handvest zich verplicht ‘erop toe te zien dat er geen beperkingen zullen worden opgelegd aan de vrijheid van meningsuiting en het vrije verkeer van informatie in de geschreven pers in een taal die in identieke of soortgelijke vorm wordt gebruikt als regionale taal of taal van een minderheid [in een buurland]’. Gelet op de in Nederland gegarandeerde vrijheid van meningsuiting is een dergelijk recht volledig gegarandeerd. Van dat recht wordt m.b.t. in de Friese taal gestelde informatie in de geschreven pers in Duitsland zonder probleem gebruik gemaakt.
7.20
Aan de uitoefening van de vrijheid van meningsuiting, zoals bedoeld in artikel 11, tweede lid, van het Handvest zijn enkele nauwkeurig omschreven beperkingen gesteld. Die zijn voor de Nederlandse situatie overigens van geen van enkel belang.
47
Steensen, Th. (1994) Frisians in Schleswig-Holstein. Bräist [Bredstedt]: Nordfriisk Instituut.
58
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
7.21
Samenvattend kan worden geconcludeerd dat de Nederlandse regelgeving in overeen stemming is met de opties uit artikel 11 Handvest welke Nederland heeft aanvaard. De aandacht van de regering richt zich, in samenwerking met de provincie Fryslân, op de implementatie van de maatregelen en de (financiële) randvoorwaarden. Een en ander is onderdeel van het overleg in het kader van de Bestuursafspraak Friese taal en cultuur.
59
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
8
Ar tikel 12: Culturele activiteiten e n vo o r z i e n i n g e n
8.1
In het Handvest wordt in artikel 12, eerste lid, een niet-limitatieve opsomming gegeven van culturele activiteiten en voorzieningen: met name bibliotheken, videotheken, culturele centra, musea, archieven, academies van wetenschappen, schouwburgen en bioscopen, alsmede letterkundige werken en filmprodukties, vormen van culturele uitingen in de volkstaal, festivals en de cultuurindustrie, met inbegrip van onder meer het gebruik van nieuwe technologieën.
8.2
Hoofdstuk 5 van de Bestuursafspraak 1993 is gewijd aan het algemene beleid inzake de Friese taal en cultuur, zoals tussen Rijk en provincie is overeengekomen. Een deel van de culturele voorzieningen, zoals bedoeld in artikel 12, eerste lid, van het Handvest, komen in de Bestuursafspraak niet aan de orde in hoofdstuk 5, maar in hoofdstuk 4, t.w. wetenschapsbeoefening inzake de Friese taal en cultuur (art. 4.5) en bibliotheken (art. 4.6). Beide laatste voorzieningen zullen in het kader van de rapportage over het Handvest derhalve worden meegenomen bij de bespreking van artikel 12, eerste lid.
8.3
Ook het buitenlands cultuurbeleid valt onder de werking van artikel 12 van het Handvest. Dit onderdeel van het cultuurbeleid komt in de Bestuursafspraak 1993 aan de orde in hoofdstuk 2, alsmede in art. 4.1.4 (m.b.t. internationalisering onderwijs en onderzoek inzake tweetalig onderwijs) en in art. 5.1.1 (m.b.t. internationalisering cultuur).
Artikel 12, eerste lid, onderdelen a t/m g: bevordering van Friestalige cultuur in algemene zin
8.4
Bij aanvaarding van het Handvest heeft Nederland zich met betrekking tot culturele activiteiten en voorzieningen - waarvan hierboven een niet-limitatieve opsomming is gegeven in par. 8.1 - ertoe verplicht: ‘binnen het gebied waar [de Friese taal wordt] gebruikt en voor zover de autoriteiten bevoegd zijn, bevoegdheden bezitten of een rol spelen op dit terrein: a
soorten uitingen en initiatieven die eigen zijn aan [de Friese taal] aan te moedigen en de verschillende mogelijkheden om toegang tot in [deze taal] geproduceerde werken te verkrijgen, te bevorderen;
b
de verschillende mogelijkheden om in andere talen toegang te verkrijgen tot in [de Friese taal] geproduceerde werken te bevorderen door vertaling, nasynchronisatie en ondertiteling, te steunen en te ontwikkelen;
c
(niet voor ratificatie aangemeld)
d
erop toe te zien dat de organen die verantwoordelijk zijn voor het organiseren of ondersteunen van diverse vormen van culturele activiteiten, de kennis en het gebruik van [de Friese taal] integreren in de activiteiten waartoe zij het initiatief nemen of waaraan zij ondersteuning bieden;
60
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
e
maatregelen te bevorderen om te verzekeren dat organen die verantwoordelijk zijn voor het organiseren of ondersteunen van culturele activiteiten, beschikken over personeel dat de betrokken taal ..., alsmede de taal of talen van de overige bevolking, volledig beheerst;
f
te bevorderen dat vertegenwoordigers van de gebruikers van [de Friese taal] deelnemen aan het bieden van voorzieningen en het plannen van culturele activiteiten;
g
de oprichting aan te moedigen en/of te vergemakkelijken van een of meer organen die verantwoordelijk zijn voor het verzamelen en het bewaren van een exemplaar van in de [Friese taal] geproduceerde werken en het presenteren of publiceren daarvan’.
8.5
Eenmaal per vier jaar stelt de Minister verantwoordelijk voor het cultuurbeleid een cultuurnota op, die wordt voorgelegd aan de beide kamers van het parlement. In hoofdstuk 5 van de in 1996 verschenen Cultuurnota 1997-2000 wordt onderstreept, en wel in een in de Friese taal gestelde passage, dat naast het Nederlands het Fries de andere officiële rijkstaal is. De nota vervolgt: Uiteraard doet de zorg voor het Nederlands en de positie van deze taal niets af aan de inzet van het kabinet voor de Friese taal en cultuur en voor het gebruik van het Fries in het bestuurlijk en ander openbaar verkeer in Friesland. Bij de samenstelling van besturen en adviescommissies van het Fonds voor de Letteren en het Nederlands Produktie- en Vertalingenfonds wordt er steeds nauwgelet op toegezien dat de inbreng van het Fries en de deskundigheid op het terrein van de Friese taal zijn gegarandeerd. Ook uit de subsidiëring van Oerol en het Frysk Letterkundich Museum en Dokumintaesjesintrum en de verhoogde subsidie voor Tryater, [het Friestalig beroepstoneelgezelschap], blijkt de aandacht voor de Friese cultuur (geciteerd uit de Nederlandse vertaling) De cultuurnota ging vergezeld van een aantal sectornota’s waaronder de nota Cultuur en School. Op die sectornota is in deze rapportage eerder al ingegaan bij de bespreking van artikel 8, eerste lid, onderdeel g (par. 4.75).
8.6
Het in de cultuurnota genoemde Fonds voor de Letteren (FvdL) en het Nederlands Literair Produktie- en Vertalingenfonds (NLPVF) zijn privaatrechtelijke rechtspersonen, maar ze moeten - gelet op de taak en de structuur - worden aangemerkt als zelfstandige bestuursorganen. De statuten en het huishoudelijk reglement 48 van deze fondsen worden in de Staatscourant gepubliceerd. Statutenwijziging, wijziging van het huishoudelijk reglement alsmede ontbinding van de stichting behoeven de goedkeuring van de voor het cultuurbeleid verantwoordelijke Minister. Op de taak van deze fondsen t.a.v. de Friese literatuur wordt in de rapportage nog nader ingegaan (zie par. 8.12 e.v. voor het FvdL en par. 8.15 e.v. voor het NLPVF).
8.7
Omdat in artikel 12, eerste lid, van het Handvest de onderdelen a tot en met g nauw met elkaar verband houden, worden de door Nederland terzake getroffen maatregelen in samenhang besproken.
48
De wijziging van het Huishoudelijk Reglement van het NLPVF behoeft geen goedkeuring van de Minister; hier kan worden volstaan met het ter kennis brengen van de Minister. Het Huishoudelijk Reglement en eventuele wijzigingen behoeven in het geval van dit fonds niet te worden gepubliceerd in de Staatscourant.
61
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
8.8
Bij de bespreking van het rijksbeleid inzake de Friese taal en cultuur zal achtereenvolgens aandacht worden besteed aan het beleid ten aanzien van de volgende beleidsonderdelen:
8.9
-
de Friese letteren;
-
het Friestalig toneel;
-
de wetenschapsbeoefening t.a.v. de Friese taal en cultuur;
-
de bibliotheken;
-
de rijkspost Friese taal en cultuur.
Ten aanzien van de in de vorige paragraaf genoemde beleidsonderdelen kan in zijn algemeenheid het volgende worden opgemerkt. Van de maatregelen zoals door Nederland aanvaard inzake artikel 12, eerste lid, zijn de letters a, d en f steeds toegepast. De maatregelen genoemd onder de letters b en g zijn alleen van belang voor het onderdeel Friese letteren, en zullen daar aan de orde komen. De maatregel genoemd onder letter e is in het rijksbeleid niet duidelijk herkenbaar. Overigens zijn van de organen, zoals bedoeld onder letter e, in de provincie Fryslân geen problemen bekend in die zin dat zij onvoldoende zouden kunnen beschikken over personeel dat de Friese taal volledig beheerst. De maatregelen, als bedoeld onder letter h worden afzonderlijk besproken, omdat zij niet betrekking hebben op de in de voorgaande paragraaf genoemde beleidsonderdelen.
Friese Letteren (art. 12, eerste lid: a, b, d, f en g)
8.10
Er is in de provincie Fryslân een instelling voor documentatie, archivering, promotie en bevordering van de Friese taal- en letterkunde, waarvan instandhouding door de Minister van OCenW en de provincie Fryslân wordt mogelijk gemaakt. Deze taak wordt uitgevoerd door het Frysk Letterkundich Museum en Dokumintaesjesintrum (FLMD) te Leeuwarden. Documentatie en archivering zijn belangrijke taken van het FLMD. Daarnaast organiseert het FLMD tentoonstellingen en verzorgt het publicaties en lezingen.
8.11
Op verzoek van het Provinciaal Bestuur van Fryslân vervult het FLMD sinds 1991 een taak inzake de bevordering van het literaire klimaat in de provincie. Met het oog hierop beschikt de instelling over een coördinator literatuurbevordering. In het kader van zijn taakopdracht heeft het FLMD ook een verantwoordelijkheid t.a.v. het begeleiden van Friese auteurs. Zo worden geregeld cursussen en/of workshops ten behoeve van schrijvers van Friestalige literaire teksten georganiseerd.
8.12
De Stichting Fonds voor de Letteren, gevestigd in Amsterdam, 49 heeft ten doel het bevorderen van de Nederlandse Letteren. De Stichting streeft dit doel na onder andere door met een ideëel oogmerk aan literaire auteurs en literaire vertalers die in het Nederlands of Fries publiceren, individuele subsidies te verstrekken (vgl. art. 2 Statuten van de Stichting). Onder literaire auteurs en vertalers zijn mede begrepen personen die kinder- en jeugdliteratuur dan wel toneelstukken schrijven of vertalen.
49
Voor de discussie over het Fonds voor de Letteren als zelfstandig bestuursorgaan zie par. 8.6.
62
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
8.13
Het FvdL kent verschillende subsidieregelingen bestemd voor literaire auteurs en vertalers. Het gaat hierbij om subsidies aan individuele auteurs in de vorm van werkbeurzen, aanvullende honoraria en reisbeurzen voor schrijvers van literair oorspronkelijk werk en voor vertalers van literair werk die publiceren in het Nederlands of Fries. Ook kan aan een beperkt aantal auteurs en vertalers van 60 jaar en ouder een jaarlijks eregeld worden toegekend vanwege hun bijzondere verdiensten voor de Nederlands- of Friestalige literatuur (vgl. artt. 2, 8, 10, 12 en 14 Huishoudelijk Reglement [HR]).
8.14
Het bestuur van het FvdL dient erop toe te zien dat een deskundige op het gebied van de Friese letterkunde deel uitmaakt van het bestuur (art. 6 Statuten). Verder dient het Fonds zorg te dragen voor de samenstelling van Friese adviescommissies die het bestuur adviseren over het al dan niet toekennen van subsidies voor Friestalig literair werk krachtens de daarvoor geldende regelingen (vgl. artt. 16 en 17 HR). Van het budget van 8 miljoen gulden waarover het Fonds in 1995 beschikte, kwam in dat jaar ƒ 160.000 ten goede aan Friese literaire schrijvers en literaire vertalers in het kader van regelingen voor werkbeurzen en aanvullende honoraria. In 1995 kwamen zeven Friese auteurs in aanmerking voor werkbeurzen van het FvdL, terwijl acht auteurs en één literaire vertaler aanvullende honoraria verkregen voor hun in 1994 gepubliceerde werk. Op dit moment wordt geen jaarlijks eregeld toegekend aan een Friese literaire auteur of vertaler van 60 jaar of ouder (Bron: Jaarverslag FvdL 1995). Op het moment van de rapportage waren de gegevens over 1996 nog niet bekend.
8.15
De Stichting Nederlands literair produktie- en vertalingenfonds, gevestigd in Amsterdam, 50 heeft ten doel -
het bevorderen van de produktie van kwalitatief hoogstaande, oorspronkelijk Nederlands- en Friestalige werken;
-
het bevorderen van de vertaling van kwalitatief hoogstaande, oorspronkelijk Nederlands- en Friestalige werken in andere talen dan het Nederlands en het Fries;
-
het bevorderen van de vertaling in het Nederlands en het Fries van literaire werken uit moeilijk toegankelijke talen, indien dit voor de verscheidenheid van het literaire aanbod in Nederland van bijzonder belang wordt geacht (vgl. art. 2 Statuten van de Stichting).
8.16
Het NLPVF kent verschillende subsidieregelingen bestemd voor uitgevers van oorspronkelijk Nederlands- en Friestalig literair werk, waaronder begrepen subsidies voor -
letterkundige boekuitgaven;
-
geïllustreerde kinder- en jeugdliteratuur;
-
literaire tijdschriften (zowel produktie- als honorariumsubsidies);
-
en voor de vertaling van belangrijke literaire teksten uit moeilijk toegankelijke talen in het Nederlands of Fries.
In de categorie letterkundige boekuitgaven kan melding worden gemaakt van de uitgave van een reeks Friese literaire klassieken, waarvoor het NLPVF subsidie heeft beschikbaar gesteld. In de afgelopen jaren is een eerste reeks Friese literaire klassieken verschenen. Besloten is subsidie te verlenen voor een tweede reeks Friese klassieken, die over de periode 1997-2000 jaarlijks drie uitgaven zal omvatten. Verder heeft het NLPVF in 1996 de produktie van drie Friese literaire dichtbundels mogelijk gemaakt. Ook is in 1996 met steun van het NLPVF een publikatie verschenen over kinder- en jeugdliteratuur in het Fries.
50
Voor de discussie over het Produktie- en Vertalingenfonds als zelfstandig bestuursorgaan zie par. 8.6.
63
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
Deze publikatie is behalve in het Nederlands tevens in het Engels, Duits en Spaans uitgebracht. In de categorie literaire tijdschriften hebben twee Friese tijdschriften in 1996 subsidie van het NLPVF ontvangen. In de categorieën geïllustreerde kinder- en jeugdliteratuur en vertalingen in het Fries heeft het NLPVF in 1996 geen subsidie verleend voor produkties in het Fries (bron: Jaarverslag NLPVF 1996).
8.17
Tevens verstrekt het NLPVF vertaalsubsidies voor buitenlandse uitgevers die Nederlandse of Friese literatuur, waaronder kinderboeken, in vertaling willen uitbrengen. In 1996 kwamen verschillende uitgaven van Friese auteurs voor een vertaalsubsidie in aanmerking, waaronder een kinderboek van Mindert Wynstra in het Japans. Tenslotte kent het Fonds ook subsidies voor het Schrijversprogramma buitenland toe. Dit programma is in de eerste plaats bestemd voor buitenlandse universiteiten ten behoeve van gastschrijversprogramma’s met Nederlands- of Friestalige auteurs en in de tweede plaats voor buitenlandse uitgevers, literaire instellingen en faculteiten ten behoeve van de deelname door Nederlands- of Friestalige auteurs aan literaire programma’s, manifestaties en/of promotionele activiteiten ten behoeve van vertaald werk in het buitenland. De Friese dichter Tsjêbbe Hettinga is in 1996 door het NLPVF in de gelegenheid gesteld aan conferenties in Ierland en het Verenigd Koninkrijk deel te nemen.
8.18
Blijkens de Bestuursafspraak 1993 (art. 5.3.6) heeft in het bestuur van het NLPVF een deskundige op het gebied van de Friestalige literatuur zitting. Met uitzondering van de Commissie Literaire Tijdschriften en de Commissie Friese literaire tijdschriften bestaan er voor de verschillende subsidieregelingen van het NLPVF geen reguliere adviescommissies; per subsidieaanvraag wordt door het bestuur een adviescommissie samengesteld. Wanneer het gaat om een subsidieaanvraag inzake de Friestalige literatuur, worden deskundigen op dat terrein door het bestuur van het fonds uitgenodigd advies uit te brengen. In 1996 ging het in totaal om 7 personen die op het gebied van Friestalige literatuur deskundig zijn (bron: Jaarverslag NLPVF 1996).
8.19
Ten einde het lezen van Nederlandstalige en/of Friestalige literatuur te bevorderen heeft het Ministerie van OCenW een rijksbudget beschikbaar waaruit projecten gericht op leesbevordering worden gesubsidieerd. Daarbij kunnen ook omroep-programma’s en onderdelen van omroep-programma’s die gericht zijn op leesbevordering en boekpromotie in aanmerking komen voor subsidie. Deze mogelijkheid geldt niet alleen voor programma’s van landelijke omroepen, maar evenzeer voor programma’s van regionale of lokale omroepen.
8.20
Ten aanzien van het rijksbudget voor leesbevorderingsprojecten zij het volgende aangetekend. Sinds 1994 adviseert de Stichting Lezen de Minister van OCenW over de manier waarop het lezen in Nederland kan worden gestimuleerd en over de besteding van het rijksbudget voor leesbevordering. Ook projecten gericht op de bevordering van Friestalige literatuur komen voor subsidie in aanmerking. In dit verband is het van belang op te merken dat in 1996 in de provincie Fryslân een provinciaal platform leesbevordering is opgericht onder de naam Platfoarm Lêsbefoardering Taalryk Fryslân, waarin een breed scala aan organisaties samenwerken.
64
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
8.21
In 1996 hebben de volgende projecten gericht op de bevordering van het lezen van Friese literatuur door tussenkomst van de Stichting Lezen subsidie ontvangen: -
een studiedag over Friese leesbevordering, bedoeld voor onderwijsvoorrangsgebied-scholen;
-
het Leespiramide-project gericht op leerlingen in het basisonderwijs teneinde het leesplezier in de Nederlandse en Friese taal te vergroten door actief thuis lezen;
-
een serie van zes Friese schooltelevisie-uitzendingen onder de titel Boeken Boppe, eveneens gericht op het bevorderen van leesplezier in de Nederlandse en Friese taal onder leerlingen in de hoogste klassen van het basisonderwijs. Dit laatste project was zo succesvol dat de NPS de uitzendingen in haar landelijke programmering voor 1997 heeft opgenomen (bron: Jaarverslag 1996 Stichting Lezen).
Friestalig toneel (art. 12, eerste lid: a, d en f)
8.22
Het Rijk subsidieert een Friestalig gezelschap voor beroepstoneel. Het gaat hierbij om Tryater dat Friestalig toneel voor volwassenen brengt en daarnaast tweetalig jeugdtoneel. De instandhouding van de voorziening van jeugdtoneel wordt mede mogelijk gemaakt door de provincie Fryslân.
8.23
De financiële ondersteuning van Tryater vindt plaats volgens de voor het beroepstoneel geldende normen, met dien verstande dat hierop de volgende uitzondering wordt gemaakt: inzake de spreiding van voorstellingen kan worden volstaan met het geven van voorstellingen binnen de provincie Fryslân. Verder heeft het Rijk er o.m. mee ingestemd dat voor Tryater een uitzondering is gemaakt voor de vereiste minimum eigen inkomsten. Vanwege de geringe omvang van het taalgebied is een lagere norm vastgesteld. Gedeputeerde Staten van Fryslân dienen te zorgen voor het scheppen van voorwaarden die een daadwerkelijke spreiding van voorstellingen mogelijk maken door het subsidiëren van voorstellingen, die door de geringe capaciteit van de zaal of de situering van de plaats van optreden zonder extra steun niet mogelijk zijn. Teneinde te voorzien in een goede spreiding van de podiumkunstvoorstellingen over de podia in Fryslân, kent de provincie een regeling Theater en Muziek (vgl. Bestuursafspraak 1993, artt. 5.2.1 t/m 5.2.6). Verder brengt Tryater ook buiten de provincie Fryslân geregeld Friese voorstellingen op het toneel. Zo is Tryater sinds enkele jaren vaste bespeler van de schouwburg in de stad Groningen.
8.24
Er is een landelijk fonds podiumkunsten. De Minister van OCenW kent het fonds een belangrijke rol toe in de structurering van de podiumkunsten, waaruit met name nieuw talent en experimentele produkties met behulp van dit fonds kansen dienen te krijgen. De Minister heeft in 1993 de verplichting op zich genomen in de doelstellingen en werkwijze van het Fonds mogelijkheden te scheppen voor versterking van aspecten van de Friese taal en cultuur ten aanzien van de podiumkunsten (vgl. Bestuursafspraak 1993, art. 5.2.7).
wetenschapsbeoefening t.a.v. de Friese taal en cultuur (art. 12, eerste lid: a, d en f)
8.25
Wetenschappelijk onderzoek op het terrein van Friese taal en letterkunde vindt - in universitair verband - plaats aan de Rijksuniversiteit te Groningen en de Universiteit van Amsterdam, een en ander op basis van afspraken neergelegd in het Convenant ter Consolidatie van de Kleine Letteren van 1992 (zie hierboven par. 4.52 en 4.53).
65
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
8.26
Het Rijksbeleid is - in het kader van het wetenschappelijk-onderwijsbeleid - er tevens op gericht een para-universitaire instelling voor de wetenschapsbeoefening inzake de Friese taal en cultuur in stand te houden op basis van een subsidie van het Ministerie van OCenW. Het gaat hierbij om de Fryske Akademy (art. 4.5.1 Bestuursafspraak 1993).
8.27
Met inachtneming van het onderzoeksbeleid inzake de para-universitaire instituten, zoals de Fryske Akademy, zijn de financiële middelen van de Minister overgedragen aan de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW). Hierbij geldt het volgende: a
de aard van de verbinding tussen de Fryske Akademy en de KNAW wordt door henzelf in onderling overleg bepaald. Zelfstandigheid en eenheid van de Fryske Akademy blijven daarbij bewaard (...);
b
de aan de KNAW overgedragen rijksmiddelen zijn geoormerkt en zijn bestemd voor de wetenschapsbeoefening inzake de Friese wetenschapsonderwerpen door de Fryske Akademy;
c
de KNAW beoordeelt de kwaliteit van de wetenschapsbeoefening door de Fryske Akademy (...). (art. 4.5.2 Bestuursafspraak 1993).
In 1995 is de kwaliteit van de wetenschapsbeoefening in positieve zin beoordeeld door een internationaal samengestelde visitatiecommissie.
8.28
De Fryske Akademy ontvangt voor de uitoefening van haar taak jaarlijks een subsidie van de KNAW en de provincie Fryslân. De wetenschappelijke activiteiten zijn ondergebracht in drie vakgroepen:
8.29
-
de vakgroep Taalkunde;
-
de vakgroep Letterkunde, Geschiedenis en Naamkunde;
-
de vakgroep Sociale Wetenschappen.
In de vakgroep Taalkunde vindt niet alleen taalkundig onderzoek plaats; daarbinnen zijn ook de lopende lexicografische projecten van de Fryske Akademy ondergebracht, zoals het volgens planning 20 delen omvattende Wurdboek fan de Fryske Taal, waarin een wetenschappelijke beschrijving wordt gegeven van het hedendaagse Fries, een daarvan afgeleid verklarend handwoordenboek voor de Friese taal, alsmede een Fries-Engels woordenboek waardoor de Friese woordenschat door vertalingen in het Engels voor een internationaal wetenschappelijk publiek toegankelijk wordt gemaakt. Binnen de vakgroep vindt ook de ontwikkeling van terminologische woordenboeken plaats. Op dit moment wordt een Fries juridisch woordenboek voorbereid (vgl. par. 8.39).
8.30
In de vakgroep Letterkunde, Geschiedenis en Naamkunde wordt op het gebied van de Friese literatuur onder meer een belangrijke bijdrage geleverd aan de heruitgave van Friese literaire klassieken (zie ook par. 8.16). Verder wordt binnen de vakgroep ook onderzoek verricht naar boek- en lezersgeschiedenis inzake Friestalige literatuur.
8.31
De vakgroep Sociale Wetenschappen houdt zich onder meer bezig met taalsociologisch onderzoek en onderzoek naar tweetalig onderwijs. De internationalisering van het wetenschappelijk onderzoek, bijvoorbeeld inzake het taalsociologisch onderzoek en het tweetalig onderwijs, is één van de speciale aandachtspunten binnen de vakgroep (zie ook par. 8.50-8.53).
8.32
Verder verzorgt de Fryske Akademy, zoals eerder in de rapportage vermeld, wetenschappelijk onderwijs op het terrein van de Friese taal- en letterkunde aan de universiteiten van Amsterdam en Leiden (vgl. hierboven par. 4.53 en 4.54).
66
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
Fries in bibliotheken (art. 12, eerste lid: a, d, f en g)
8.33
Het Rijksbeleid is erop gericht dat een instelling voor wetenschappelijk bibliotheekwerk inzake de Friese taal en cultuur in stand wordt gehouden, waarvan de instandhouding onder meer door de provincie Fryslân wordt mogelijk gemaakt. Op dit moment vervult de Provinsjale en Bumabiblioteek fan Fryslân (PB) te Leeuwarden deze rol (vgl. art. 4.6.1 Bestuursafspraak 1993).
8.34
De PB wordt door de Minister van OCenW en Gedeputeerde Staten van Fryslân van groot belang geacht vanwege haar belangwekkende collectie ter bestudering van het Fries en de geschiedenis van de Friezen. De PB voldoet via Interbibliothecair Leenverkeer aan de behoefte van wetenschappers en geïnteresseerden in Nederland op dit terrein (art. 4.6.5 Bestuursafspraak 1993).
8.35
Verder stelt de Minister van OCenW jaarlijks een bijdrage beschikbaar voor de afdelingen Fries aan de openbare bibliotheken. Dit geld wordt beschikbaar gesteld via de Rijkspost Friese taal en cultuur. De bijdrage wordt uitgekeerd aan de provincie Fryslân, die vervolgens het bedrag grotendeels doorsluist naar de Stichting Centrale Bibliotheekdienst voor Friesland in Leeuwarden. Volgens de provinciale begroting voor het jaar 1997 gaat het om een bedrag van ongeveer ƒ 170.000.
rijkspost Friese taal (art. 12, eerste lid: a, d en f)
8.36
De Minister van OCenW verstrekt de provincie Fryslân jaarlijks een financiële bijdrage ter bevordering van de Friese taal en cultuur. Deze rijksbijdrage dient ter ondersteuning van de inspanningen en activiteiten van de provincie Fryslân terzake. In 1996 is de omvang van deze rijksbijdrage vastgesteld op ƒ 794.923. De toekenning van de bijdrage wordt, aldus artikel 5.5.3 van de Bestuursafspraak 1993, beoordeeld met inachtneming van de uitgangspunten van de Nota Investeren in cultuur en het provinciale letteren- en cultuurbeleid. 51
8.37
De provincie Fryslân gebruikt de gelden afkomstig uit de rijkspost als bijdrage in de kosten voor het provinciale taal-, letteren- en cultuurbeleid.
Artikel 12, eerste lid, onderdeel h: diensten voor vertalingen/terminologisch onderzoek
8.38
Bij aanvaarding van het Handvest heeft Nederland zich met betrekking tot culturele activiteiten en voorzieningen - waarvan hierboven een niet-limitatieve opsomming is gegeven in par. 8.1 - ertoe verplicht: ‘binnen het gebied waar [de Friese taal wordt] gebruikt en voor zover de autoriteiten bevoegd zijn, bevoegdheden bezitten of een rol spelen op dit terrein: h
indien nodig, diensten voor vertaling en terminologisch onderzoek in het leven te roepen en/of te bevorderen en te financieren, met name ten einde passende administratieve, commerciële, economische, sociale, technische of juridische terminologie in [de Friese taal] in stand te houden en te ontwikkelen’.
51
In 1997 hebben Gedeputeerde Staten van Fryslân een nieuwe notitie inzake het provinciale letterenbeleid voorbereid die in de loop van dit jaar zal worden voorgelegd aan Provinciale Staten. Verder heeft de regering, zoals hiervoor opgemerkt, in 1996 een nieuwe Cultuurnota 1997-2000 uitgebracht, waarin ook het rijksbeleid inzake de Friese taal, zijnde de tweede rijkstaal, is geïntegreerd.
67
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
8.39
In de Bestuursafspraak 1993 was in artikel 3.5 uitdrukkelijk de mogelijkheid opengelaten om na te gaan in hoeverre en op welke wijze de totstandkoming van een zogenaamd Fries juridisch woordenboek kan worden gerealiseerd. Inmiddels hebben Rijk en provincie besloten steun te verlenen aan de realisering van een dergelijk juridisch woordenboek. De Fryske Akademy is met de uitvoering van dit project belast (zie hierboven par. 6.46 en 6.47).
Artikel 12, tweede lid: culturele activiteiten en voorzieningen voor Friezen om utens 52
8.40
Bij aanvaarding van het Handvest heeft Nederland zich ertoe verplicht ‘(t)en aanzien van andere gebieden dan die waar [de Friese taal] van oudsher wordt gebruikt, indien het aantal gebruikers van [de Friese taal] dit rechtvaardigt, passende culturele activiteiten en voorzieningen in overeenstemming met het voorgaande lid toe te staan, aan te moedigen en/of te bieden’.
8.41
Gelet op de in Nederland geldende grondwettelijke vrijheden is het Friezen buiten de provincie Fryslân uiteraard toegestaan culturele activiteiten en voorzieningen in overeenstemming met het eerste lid van artikel 12 tot stand te brengen. Van deze vrijheid wordt op een vanzelfsprekende wijze gebruik gemaakt, veelal in georganiseerd verband in de vorm van de zgn. Fryske kriten - lokale Friese verenigingen -, die zich doorgaans hebben aangesloten bij It Frysk Boun om Utens, de koepelorganisatie voor Friezen buiten de provincie Fryslân.
8.42
It Frysk Boun om Utens en zijn aangesloten kriten richten zich - in termen van artikel 12, eerste lid - met name op: -
de bevordering van activiteiten in het kader van de Friese letteren, bijvoorbeeld
-
het organiseren van Friese-taalcursussen;
-
het houden van Friese toneelavonden waarbij in enkele gevallen het Friese
door het uitnodigen van Friese literaire auteurs;
beroepstoneelgezelschap Tryater optreedt (zie ook par. 8.22 en 8.23).
Artikel 12, derde lid: buitenlands cultureel beleid
8.43
Bij aanvaarding van het Handvest heeft Nederland zich ertoe verplicht ‘bij het voeren van [zijn] buitenlandse cultuurbeleid een passende plaats te geven aan [de Friese taal] en de cultuur waarvan deze een uitingsvorm zijn’.
8.44
De internationale culturele betrekkingen van Nederland zijn gebaseerd op de algemene beleidsdoelstellingen zoals die in de Nota Internationale Culturele Betrekkingen 1992 (Kamerstuk 1991-1992, 21 637, nr. 3) zijn vermeld. Voor de Friese taal en cultuur zijn specifiek de beide eerste doelstellingen van de nota van belang: 1
Het ontwikkelen van onderwijs, wetenschap en cultuur in brede zin door middel van internationale contacten en door het scheppen en ontwikkelen van wegen en instrumenten die zulke contacten mogelijk maken;
2
Het bekend maken in het buitenland van de eigen cultuur, met name de Nederlandse taal en het Fries en het verlenen van medewerking aan de presentatie van de cultuur van andere landen in het eigen land.
52
Friezen om utens is de gangbare term ter aanduiding van Friezen woonachtig buiten de provincie Fryslân.
68
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
8.45
In het verlengde van de Nota Internationale Culturele Betrekkingen hebben Rijk en provincie Fryslân in de Bestuursafspraak 1993 uitgesproken dat hun beleid is gericht op het ontwikkelen van onderwijs, wetenschappen en cultuur in de brede zin door middel van internationale contacten en door het scheppen en ontwikkelen van wegen en instrumenten die zulke contacten mogelijk maken (artt. 2.1 en 2.2 Bestuursafspraak 1993).
8.46
Geconstateerd wordt dat in de bevordering van de eigen cultuur in het buitenland een belangrijke plaats is ingeruimd voor de Nederlandse en Friese taal. Ook zal in het kader van de voorlichtingsactiviteiten over Nederland in het buitenland door het Rijk en de provincie Fryslân aandacht worden besteed aan de Friese taal en cultuur. Over de globale wijze van realisering van deze doelstellingen houden de Minister van Buitenlandse Zaken en Gedeputeerde Staten van Fryslân contact (artt. 2.3-2.5 Bestuursafspraak 1993).
8.47
In de jaarlijkse rapportage van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken over de uitvoering van de Bestuursafspraak 1993 is in 1994/95 melding gemaakt van de afspraak dat de Friese taal en cultuur in het onderdeel ‘wederzijdse talen en culturen’ in bilaterale afspraken met andere landen structureel wordt vermeld (§ 3.3 rapportage).
8.48
Bij verschillende internationale culturele gebeurtenissen waarop de Nederlandse cultuur wordt gepresenteerd, worden tevens de Friese taal en cultuur meegenomen. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan de promotie van de Nederlandse literatuur op belangrijke internationale boekenbeurzen. In 1993 bijvoorbeeld was op de Frankfurter Buchmesse een speciale plaats ingeruimd voor de Nederlandse en Vlaamse literatuur. In 1995 was de Nederlandstalige literatuur vertegenwoordigd op de jaarlijkse internationale boekenbeurs voor het Spaanse taalgebied (Liber ‘95) in Barcelona. In 1997 is de Nederlandstalige literatuur een van de centrale thema’s op de grootste boekenbeurs van Scandinavië, de Bokmässan, in Göteborg (Zweden). In het kader van deze presentatie van de Nederlandse literatuur in het buitenland is, zowel in Frankfurt als in Barcelona, de Friese literatuur mede onder de aandacht gebracht van een breder publiek. In 1997 is deze lijn evenwel onderbroken.
8.49
In eerder verband zijn opmerkingen gemaakt over subsidies van het NLPVF voor buitenlandse uitgevers en voor het Schrijversprogramma buitenland, waarvan ook Friestalige auteurs gebruik kunnen maken (vgl. par. 8.17). Ook dergelijke activiteiten zijn te rangschikken onder de noemer bevordering van de eigen cultuur in het buitenland.
8.50
Verder is het beleid van de Minister van OCenW en van de provincie Fryslân erop gericht om binnen het kader van het internationaliseringsbeleid het onderwijs en onderzoek inzake de Friese taal- en letterkunde in brede zin te doen profiteren van internationale contacten (art. 4.1.4 Bestuursafspraak 1993).
8.51
In het recente verleden heeft de universiteit van Kiev via de Fryske Akademy extra ondersteuning voor de verwerving van Friestalige literatuur ontvangen. In 1997 heeft de Palacky Universiteit in Olomouc (Tsjechië) in samenwerking met Comenius (Vereniging voor Neerlandici in Midden- en Oost-Europa), de Fryske Akademy en de opleiding Fries van de Universiteit van Amsterdam een intensieve zomercursus Fries in Olomouc georganiseerd.
8.52
Teneinde de internationalisering van het onderzoek inzake de Friese taal te bevorderen streeft de Fryske Akademy ernaar zowel het taalsociologisch onderzoek als het onderzoek betreffende het tweetalig onderwijs in een internationaal kader te doen plaatsvinden. In de afgelopen jaren heeft de Fryske Akademy, als uitvoerder van taalsociologische surveys
69
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
naar de positie en het gebruik van de Friese taal, deelgenomen aan een netwerk van instituten die soortgelijke taalsurveys uitvoeren in Ierland, Wales en Spaans Baskenland. Dit netwerk is mede mogelijk gemaakt door ondersteuning van de Europese Commissie.
8.53
Verder fungeert de Fryske Akademy als coördinator van Mercator-Education, het Europese netwerk voor informatie, documentatie en onderzoek inzake de positie van de autochtone minderheidstalen in de onderwijssystemen van de lidstaten van de Europese Unie. Dit netwerk, dat in 1987 is opgericht, is mede mogelijk gemaakt door ondersteuning van de Europese Commissie, de Minister van Onderwijs en Wetenschappen en de provincie Fryslân.
8.54
Verder wordt verwezen naar de paragrafen die betrekking hebben op artikel 14 van het Handvest (in hoofdstuk X van de rapportage).
8.55
Samenvattend kan worden geconcludeerd dat de Nederlandse regelgeving in orde is met de opties uit artikel 12 Handvest welke Nederland heeft aanvaard. Met betrekking tot de onder optie e in artikel 12, eerste lid, bedoelde maatregelen dient te worden aangetekend dat dergelijke maatregelen van de Rijksoverheid niet duidelijk herkenbaar zijn (zie par. 8.9). De aandacht van de regering richt zich, in samenwerking met de provincie Fryslân, op de implementatie van de maatregelen en de (financiële) randvoorwaarden. Een en ander is onderdeel van het overleg in het kader van de Bestuursafspraak Friese taal en cultuur. In het kader van de periodieke herziening van de Bestuursafspraak (vgl. par. 1.10) kan worden bezien in hoeverre en op welke wijze Rijksoverheid en provincie Fryslân afspraken maken over specifieke onderwerpen, zoals een presentatie van de Friese literatuur op belangrijke internationale boekenbeurzen als onderdeel van een presentatie van de Nederlandse literatuur (vgl. par. 8.48).
70
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
9
A r t i k e l 1 3 : E c o n o m i s c h e n s o c i a a l l e ve n
9.1
In de Bestuursafspraak 1993 zijn geen artikelen gewijd aan de positie van de Friese taal in het economisch en sociaal leven. Omdat de Bestuursafspraak periodiek wordt vernieuwd, kunnen Rijk en provincie Fryslân overwegen ook ten aanzien van dit beleidsterrein gezamenlijke afspraken te maken, rekening houdend met de maatregelen waartoe Nederland zich heeft verbonden met de aanvaarding van het Handvest.
Artikel 13, eerste lid, onderdeel a: arbeidsovereenkomsten, gebruiksaanwijzingen etc.
9.2
Bij aanvaarding van het Handvest heeft Nederland zich ertoe verplicht ‘(m)et betrekking tot economische en sociale activiteiten ... in het hele land a
uit [zijn] wetgeving alle bepalingen te verwijderen waardoor zonder gerechtvaardigde redenen het gebruik van [de Friese taal] wordt verboden of beperkt in documenten met betrekking tot het economische of sociale leven, met name in arbeidsovereenkomsten en in technische documenten zoals gebruiksaanwijzingen voor produkten of apparaten’.
9.3
In 1986/87 heeft het Berie foar it Frysk, het provinciale adviesorgaan inzake het Friese taalbeleid, een inventarisatie uitgevoerd naar wettelijke bepalingen inzake het gebruik en beperkingen op het gebruik van de Friese taal. Uit deze inventarisatie, gepubliceerd onder de titel Lykberjochtiging en it Frysk 53 (Berie, 1987: hoofdstuk 3, afdeling W 7) blijkt dat in tal van gevallen het gebruik van het Nederlands in het economisch leven verplicht is voorgeschreven, zonder ruimte te laten voor het gebruik van andere talen, zoals het Fries.
9.4
Uit de inventarisatie van het Berie blijkt dat ten aanzien van de taal van arbeidsovereenkomsten wettelijk niets is geregeld. In de praktijk kunnen arbeidsovereenkomsten in de Friese taal worden gesteld. Dit gebeurt op bescheiden schaal, met name bij organen zoals bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdeel d van het Handvest, en ook bij lagere overheden in de provincie Fryslân. Aangezien arbeidsovereenkomsten, voorzover schriftelijk vastgelegd en ondertekend, zijn aan te merken als onderhandse akten, wordt de lezer tevens verwezen naar de paragrafen die betrekking hebben op artikel 9, tweede lid, onderdeel b van het Handvest (par. 5.15 e.v.)
9.5
Uit de inventarisatie van het Berie blijkt tevens dat ten aanzien van documenten welke worden ingeschreven in de openbare registers van het Kadaster (bijvoorbeeld koopakten en hypotheekakten) een beperking geldt op het gebruik van de Friese taal (zie ook par. 5.27).
53
Berie foar it Frysk (1987) Lykberjochtiging en it Frysk: momintopname fan in ûnfolsleine rjochtssteat. Ljouwert [Leeuwarden]: Berie foar it Frysk/Fryske Akademy (Berie-rapport; 1).
71
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
9.6
Tevens blijkt uit de in de vorige paragraaf genoemde inventarisatie dat ten aanzien van openbare registers berustende bij de Kamers van Koophandel is bepaald dat in akten bestemd voor inschrijving in dergelijke registers het gebruik van de Friese taal niet is toegelaten. Het betreft hier onder meer akten van oprichting van naamloze en besloten vennootschappen, alsmede akten van oprichting van een vereniging of van een stichting die als rechtspersoon wordt geregistreerd. In eerder verband is opgemerkt dat vanuit Fries-culturele stichtingen en verenigingen periodiek wordt aangedrongen op opheffing van dit verbod (zie voor nadere details par. 5.28).
9.7
De in de paragrafen 9.5 en 9.6 gesignaleerde wettelijke beperking op het gebruik van de Friese taal in akten bestemd voor inschrijving in openbare registers van Kadaster en van Kamer van Koophandel kan worden aangemerkt als een beperking op dan wel verbod van het gebruik van de Friese taal in het economisch en sociaal leven, zoals bedoeld in de onderhavige bepaling van het Handvest. In dit verband dient te worden aangetekend dat de kwestie van in het Fries opgestelde authentieke akten en de inschrijving daarvan in openbare registers, alsmede de inschrijving van in het Fries gestelde stukken in o.a. bij de Kamer van Koophandel berustende registers voorwerp is van overleg tussen Rijk en provincie Fryslân (zie ook par. 5.29 en 5.30).
9.8
Ten aanzien van gebruiksaanwijzingen zijn in de inventarisatie van het Berie (1987) geen wettelijke bepalingen opgenomen die een richtlijn bevatten inzake het taalgebruik.
9.9
Voor een deel houden de in het Berie-rapport aangehaalde wettelijke bepalingen verband met veiligheidsinstructies, zoals bedoeld in artikel 13, tweede lid, onderdeel d. Nederland heeft besloten bij aanvaarding van het Handvest zich niet te binden aan de laatstgenoemde bepaling inzake veiligheidsinstructies, welke bij aanvaarding zou hebben behelsd dat Nederland zou moeten garanderen dat veiligheidsinstructies mede zijn gesteld in de Friese taal.
9.10
Wel dient te worden aangetekend dat het overzicht van het Berie sindsdien niet meer is geactualiseerd. Te overwegen valt in hoeverre en op welke wijze de Rijksoverheid een actualisering van de inventarisatie van de voor artikel 13 relevante wettelijke bepalingen kan bevorderen. Op basis van een dergelijke inventarisatie kan worden beoordeeld in hoeverre het wenselijk en nodig is uit de Nederlandse wetgeving bepalingen te verwijderen zoals bedoeld in artikel 13, eerste lid, onderdeel a.
Artikel 13, eerste lid, onderdelen c en d: aanvullende maatregelen
9.11
Verder heeft Nederland bij aanvaarding van het Handvest zich ertoe verplicht ‘(m)et betrekking tot economische en sociale activiteiten ... in het hele land c
zich te verzetten tegen praktijken gericht op ontmoediging van het gebruik [van de Friese taal] in verband met economische of sociale activiteiten;
d
het gebruik van [de Friese taal] met andere dan in de voorgaande letters genoemde middelen te vergemakkelijken en/of aan te moedigen’.
72
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
9.12
Aangezien er in Nederland geen systematisch onderzoek is verricht naar eventuele praktijken gericht op ontmoediging van het gebruik van de Friese taal in verband met economische of sociale activiteiten, terwijl evenmin een officieel meldpunt is ingericht waar dergelijke activiteiten worden geregistreerd, is het niet mogelijk terzake een betrouwbare uitspraak te doen over de vraag of dergelijke activiteiten voorkomen. Wellicht moet in dit verband melding worden gemaakt van de praktijk van de Nederlandse Spoorwegen ten aanzien van de stations Hurdegaryp en Grou-Jirnsum, alsmede van PTT Post en PTT Telecom 54 inzake het gebruik van in de Friese taal vastgestelde benamingen voor gemeenten en woonplaatsen. Gewezen kan worden op de databestanden die door beide PTT-bedrijven voor een ruimer gebruik aan het bedrijfsleven en andere instanties ter beschikking worden gesteld. Ook in die databestanden worden de officiële wijzigingen van plaatsnamen in de provincie Fryslân niet doorgevoerd met als gevolg dat betrokken bedrijven en instanties, zoals het eerder genoemde Centraal Justitieel Incassobureau en de Belastingdienst ook zelf problemen ondervinden met het gebruik van officieel vastgestelde namen. Voor de Rijksoverheid is deze handelwijze van PTT Post en Nederlandse Spoorwegen een voorwerp van aanhoudende zorg (vgl. par. 6.37-6.39).
9.13
Op initiatief van het Berie foar it Frysk zijn activiteiten gestart teneinde een bijdrage te leveren aan het vergemakkelijken en/of aanmoedigen van de Friese taal in het economische en sociale leven. Zo heeft het Berie in 1995 een studiedag georganiseerd over het gebruik van de Friese taal in de reclame, onder meer met het oog op de reclameuitzendingen via Omrop Fryslân. Verder heeft het Berie in 1995 een internationale conferentie georganiseerd rond het thema ‘Economische ontwikkelingen in plattelandsgebieden in relatie met minderheidstalen’. 55
9.14
Ook anderszins wordt aandacht besteed aan de verruiming van gebruiksmogelijkheden van de Friese taal in het economisch en sociale leven. Zo is bijvoorbeeld recent onderzoek verricht naar het gebruik van de Friese taal door ondernemers in de toeristisch-recreatieve sector van Fryslân in opdracht van de Stichting Kultuer en Toerisme Friesland. 56
9.15
In het kader van de periodieke herziening van de Bestuursafspraak kan worden bezien in hoeverre en op welke wijze de Rijksoverheid en de provincie Fryslân afspraken maken over het vergemakkelijken en/of aanmoedigen van het gebruik van de Friese taal in het economische en sociale leven.
54
Met ingang van 1998 heeft PTT Telecom in het witte gedeelte van haar telefoongids de woonplaatsen vallend onder de gemeenten Boarnsterhim, Tytsjerksteradiel en Littenseradiel in het Fries vermeld. Daarmee is door PTT Telecom gehoor gegeven aan het verzoek van de betrokken gemeenten voortaan de officieel vastgestelde woonplaatsbenaming te hanteren (vgl. par. 6.34-6.39).
55
Berie foar it Frysk (1996) FORUM-Konferinsje: ekonomyske ûntjouwing yn plattelânsgebieten yn relaasje ta minderheidstalen. Ferslach ynternasjonale konferinsje 11-14 oktober 1995/FORUM-Conference: economic development in rural areas in interaction with minority languages. Report international conference 11-14 October. Ljouwert [Leeuwarden]: Berie foar it Frysk (Berie-rapport; 9).
56
Vellema, N. (1994) "Het gebruik van het Fries in het toeristisch-recreatief bedrijf". Groningen: Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen, Rijksuniversiteit Groningen [ongepubliceerde doctoraalscriptie].
73
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
Artikel 13, tweede lid, onderdeel b: economische en sociale sectoren (publieke sector)
9.16
Nederland heeft bij aanvaarding van het Handvest zich ertoe verplicht ‘(m)et betrekking tot economische en sociale activiteiten (...) binnen het gebied waar [de Friese taal] wordt gebruikt en voor zover dit redelijkerwijze mogelijk is: b
in de rechtstreeks onder [zijn] toezicht staande economische en sociale sectoren (overheidssector) activiteiten te organiseren ter bevordering van het gebruik van [de Friese taal]’.
9.17
T.a.v de beperkende bepaling ‘voor zover dit redelijk mogelijk is’ wordt in par. 104 jº par. 123 van het Explanatory report de volgende kanttekening gemaakt: This proviso..does seek to take account of the fact that some of the measures provided for have significant implications in terms of finance, staffing or training. An acceptance of a particular provision with respect to a given language necessarily entails a commitment to provide the resources and make necessarily the administrative arrangements required to render it effective. Nevertheless, it is recognised that there may be some circumstances in which total and unqualified application of the provision in question is not, or not yet, realistic. The phrase ‘as far as this is reasonably possible’ allows the parties, in the implementation of the relevant provisions, to determine in individual cases whether such circumstances obtain.
9.18
In het kader van de periodieke herziening van de Bestuursafspraak kan worden bezien in hoeverre en op welke wijze de Rijksoverheid en de provincie Fryslân afspraken maken over het organiseren van activiteiten als bedoeld in artikel 13, tweede lid, onderdeel b.
Artikel 13, tweede lid, onderdeel c: zorgsector: bejaardentehuizen, ziekenhuizen, e.d.
9.19
Nederland heeft bij aanvaarding van het Handvest zich ertoe verplicht ‘(m)et betrekking tot economische en sociale activiteiten, voor zover de autoriteiten bevoegd zijn, binnen het gebied waar [de Friese taal] wordt gebruikt en voor zover dit redelijkerwijze mogelijk is: c
te waarborgen dat sociale voorzieningen als ziekenhuizen, bejaardentehuizen en andere tehuizen de mogelijkheid bieden om personen die [de Friese taal] gebruiken en die op grond van een slechte gezondheid, ouderdom of om andere redenen zorg behoeven, in hun eigen taal te ontvangen en te behandelen.’
9.20
T.a.v. de beperkende bepaling ‘voor zover dit redelijk mogelijk is’ wordt verwezen naar de aantekening in par. 9.17. Wel moet in acht worden genomen dat de garanties die Nederland op zich heeft genomen, alleen van toepassing zijn ‘voor zover de autoriteiten bevoegd zijn’.
9.21
In 1993 heeft het Berie foar it Frysk een onderzoeksrapport uitgebracht betreffende het gebruik van het Fries en de houding ten opzichte van het Fries in ziekenhuizen in Fryslân. 57 Uit het onderzoek blijkt dat er onder het personeel en de patiënten een aanzienlijk draagvlak bestaat voor een verruiming van de gebruiksmogelijkheden van de Friese taal. Tegelijkertijd blijkt dat de ziekenhuizen als instelling veel minder bereid zijn afspraken te maken over het gebruik van het Fries.
57
Hoog, H. (1993) Om reden fan sûnens: een onderzoek naar het gebruik van het Fries en naar de houding ten opzichte van de Friese taal in ziekenhuizen in Friesland. Ljouwert [Leeuwarden]: Berie foar it Frysk (Berie-rapport; 7).
74
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
Op basis van het onderzoeksrapport heeft het Berie foar it Frysk een aantal aanbevelingen geformuleerd in de richting van het provinciaal bestuur van Fryslân. Eén van de aanbevelingen heeft geleid tot het opstarten van een project over het Fries in de gezondheidszorg in overleg met de Vereniging van Gezondheidscentra Friesland (VGF) en de ziekenhuizen. In samenwerking met de Halbertsma Akademy organiseert de Afûk cursussen Fries voor de gezondheidszorg, terwijl in ziekenhuizen activiteiten worden georganiseerd ten einde de voorstellen te implementeren.
9.22
Over het gebruik van het Fries en over de houding ten opzichte van het Fries in de bejaardentehuizen en in andere tehuizen in de provincie Fryslân is geen informatie beschikbaar. Onderzoek onder besturen, directies, personeel en bewoners heeft niet plaatsgevonden.
9.23
In het kader van de periodieke herziening van de Bestuursafspraak kan worden bezien in hoeverre en op welke wijze de Rijksoverheid en de provincie Fryslân afspraken maken over het treffen van maatregelen als bedoeld in artikel 13, tweede lid, onderdeel c.
9.24
Samenvattend kan worden geconcludeerd dat er op dit moment, onder meer wegens het ontbreken van een actuele inventarisatie van wettelijke bepalingen inzake het gebruik en beperkingen op het gebruik van de Friese taal, geen betrouwbare uitspraak kan worden gedaan over de vraag of de Nederlandse regelgeving in alle opzichten in orde is met de opties uit artikel 13 Handvest welke Nederland heeft aanvaard. Voorts wordt geconcludeerd dat in de Bestuursafspraak 1993 tussen Rijk en provincie Fryslân geen afspraken zijn gemaakt over het gebruik van de Friese taal in het economisch en sociaal leven. In het kader van de periodieke herziening van de Bestuursafspraak (vgl. par. 1.10) kan worden bezien in hoeverre en op welke wijze Rijksoverheid en provincie Fryslân afspraken maken over het treffen van maatregelen zoals bedoeld in artikel 13, voorzover Nederland die in het kader van het Handvest heeft aanvaard.
75
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
10
Ar tikel 14: G r e n s ove r s c h r i j d e n d e u i t w i s s e l i n g e n
10.1
Hoofdstuk 2 van de Bestuursafspraak 1993 is gewijd aan de internationale culturele betrekkingen en de plaats van het Fries daarin. Voor een bespreking van de beleidsafspraken om de Friese taal een plaats te geven in de internationale culturele contacten, wordt verwezen naar de paragrafen die betrekking hebben op artikel 12, derde lid van het Handvest (par. 8.43 e.v.).
10.2
Contacten en uitwisselingen op het gebied van onderwijs, wetenschap en cultuur tussen Fryslân en andere regio’s waar een regionale minderheidstaal wordt gebruikt, zoals Wales en Catalonië, vormen een aandachtspunt in het gemeenschappelijk beleid van Rijk en provincie Fryslân. Bij dit soort uitwisselingen en contacten kan worden gedacht aan het aangaan van vriendschapsbanden tussen scholen, de uitwisseling van leerkrachten, de gemeenschappelijke organisatie van culturele activiteiten, etc. (vgl. par. 126 van het Explanatory report).
10.3
De contacten tussen de Friese taalgebieden in Nederland en Duitsland worden in de Bestuursafspraak 1993 niet als speciaal aandachtspunt aangemerkt. 58
Artikel 14, onderdeel a: bilaterale overeenkomst tussen Nederland en Duitsland inzake de Friese taal
10.4
Bij aanvaarding van het Handvest heeft Nederland zich ertoe verplicht ‘de bestaande bilaterale of multilaterale overeenkomsten met Staten waar dezelfde taal in identieke of soortgelijke vorm wordt gebruikt toe te passen, of indien nodig te streven naar het sluiten van zulke overeenkomsten, op zodanige wijze dat contacten tussen de gebruikers van dezelfde taal in de betrokken Staten op het gebied van cultuur, onderwijs, informatie, beroepsopleiding en permanente educatie worden bevorderd’.
10.5
Alvorens in te gaan op het buitenlandse culturele beleid van Nederland en Duitsland inzake de Friese taal en cultuur, zal eerst een korte uiteenzetting worden gegeven van het Duitse overheidsbeleid inzake de Friese taal en cultuur. Aangezien in Duitsland het cultuurbeleid primair de verantwoordelijkheid is van de betrokken deelstaten, zal de uiteenzetting over het overheidsbeleid inzake de Friese taal in Duitsland zich op de verantwoordelijke deelstaten richten.
10.6
In 1988 is door de regering van de deelstaat Sleeswijk-Holstein de functie van Beauftragte der Regierung für Grenzlandfragen ingesteld. De Grenzlandbeauftragte is een gevolmachtigde van de Minister-President van de deelstaat in kwestie. Hij adviseert de deelstaat-regering van Sleeswijk-Holstein inzake het minderhedenbeleid in het DuitsDeense grensgebied. In zijn takenpakket zijn ook de Friezen in de Kreis Noord-Friesland begrepen.
58
Zie voor de Friese taalgebieden in Duitsland tevens par. 7.16.
76
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
10.7
Eveneens in 1988 heeft de Landtag in Kiel, het parlement van de deelstaat SleeswijkHolstein, een «Gremium für Fragen der friesischen Bevölkerung im Lande SchleswigHolstein» ingesteld. Deze commissie bestaat uit de Voorzitter van de Landtag, één lid van elk van de politieke partijen vertegenwoordigd in de Landtag in Kiel, de Noord-Friese leden van het parlement in Bonn, de Grenzlandbeauftragte, een vertegenwoordiger van het Kultusministerium (Ministerie van Cultuur en Onderwijs) in Kiel en vier vertegenwoordigers van de Friese minderheid in de Kreis Noord-Friesland. De commissie komt ten minste tweemaal per jaar bijeen onder voorzitterschap van de Voorzitter van de Landtag in Kiel. Het werk van de commissie is gericht op het ondersteunen en bevorderen van de Friese taal en cultuur in de Kreis Noord-Friesland.
10.8
Naast de instelling van bovengenoemd Gremium is in de nieuwe Landesverfassung (Grondwet van Sleeswijk-Holstein, 1990) in artikel 5 een bepaling opgenomen inzake het recht van de Friese minderheid in de Kreis Noord-Friesland op steun en bescherming. Een soortgelijke voorziening ten aanzien van de Friese taal in Saterland is niet opgenomen in de Landesverfassung van Nedersaksen.
10.9
Er bestaat geen afzonderlijke culturele overeenkomst tussen Nederland en SleeswijkHolstein, waarbij de Friese taal als een van de gemeenschappelijk aandachtspunten is aangemerkt. 59 In het cultureel verdrag tussen Nederland en Duitsland (1961) wordt de Friese taal niet expliciet genoemd. Wel kan dat verdrag als zodanig uitstekend dienen als basis voor uitwisselingen op het gebied van cultuur, onderwijs e.d. waarin de Friese taal en cultuur een rol spelen. Er bestaat met name op het terrein van onderwijs en onderzoek een geregeld contact tussen de instanties die op dit terrein verantwoordelijk zijn (w.o. de Fryske Akademy, het GCO fryslân, de Ostfriesische Landschaft en het Nordfriisk Instituut).
10.10
Verder bestaat er een Fryske Rie, opgericht in 1956. De Fryske Rie streeft ernaar op maatschappelijk en cultureel terrein het contact tussen de Friezen in Fryslân, OostFriesland en Noord-Friesland bevorderen. De Fryske Rie ontving tot 1996 zowel van het Rijk als van de provincie Fryslân een bescheiden subsidie teneinde deze contacten te bevorderen via uitwisselingen en - eenmaal per drie jaar - de organisatie van een Grootfries congres. In de Welzijnsnota 1995-1998 van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport werd de Fryske Rie niet langer tot de ‘landelijk te subsidiëren infrastructuur’ gerekend, wat het einde betekende van het rijkssubsidie voor de activiteiten van de Fryske Rie. Op dit moment ontvangt de Fryske Rie alleen subsidie van de provincie Fryslân.
59
In principe bestaat de mogelijkheid dat op het terrein van cultuur en/of onderwijs verdragen of overeenkomsten worden gesloten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en een deelstaat in Duitsland. Bijv. de Overeenkomst tussen Nederland en Nedersaksen inzake de samenwerking op het gebied van onderwijs en wetenschap, van 7 april 1997 (Persbericht 97/55 OCenW; nog niet verschenen in Trb.); het Verdrag tussen Nederland en Bremen inzake de samenwerking van de hogescholen van Nederland met de Fachhochschulen van de Vrije Hanzestad Bremen, van 8 mei 1995 (Trb. 1995, 146); de Overeenkomst tussen Nederland en de deelstaat Noordrijn-Westfalen inzake de samenwerking van de hogescholen van Nederland met de Fachhochschulen van Noordrijn-Westfalen, van 9 september 1992 (Trb. 1992, 179); of, op een ander terrein dan onderwijs en cultuur, de Overeenkomst tussen Nederland en de deelstaat Nedersaksen inzake de Vecht en enige zijtakken, van 4 april 1974 (Trb. 1974, 62).
77
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
Artikel 14, onderdeel b: internationale uitwisseling en samenwerking
10.11
Bij aanvaarding van het Handvest heeft Nederland zich ertoe verplicht ‘ten behoeve van [de Friese taal] de samenwerking over de grens heen, met name tussen regionale of plaatselijke autoriteiten in wier gebied dezelfde taal in identieke of soortgelijke vorm wordt gebruikt, te vergemakkelijken en/of te bevorderen.’
10.12
In Nederland wordt met name in het kader van het internationaal cultureel beleid gezocht naar het scheppen en ontwikkelen van wegen en instrumenten die zulke contacten ten bate van de Friese taal mogelijk maken. Deze maatregelen zijn besproken in de rapportage n.a.v. artikel 12, derde lid. Eén van de instrumenten daartoe is het structureel vermelden van de Friese taal en cultuur in het onderdeel ‘wederzijdse talen en culturen’ in bilaterale afspraken met andere landen, zoals eerder genoemd in par. 8.47.
10.13
Regionale of plaatselijke autoriteiten in de provincie Fryslân hebben alle vrijheid in het kader van het aangaan van vriendschapsbanden jumelages tot stand te brengen met gemeenten of regio’s waar net als in de provincie Fryslân de eigen taal en cultuur een belangrijke plaats innemen in het maatschappelijke en culturele leven.
10.14
Samenvattend kan worden geconcludeerd dat het Nederlandse beleid zoals bedoeld in artikel 14 Handvest wordt ontwikkeld in overleg met de provincie Fryslân als onderdeel van het overleg in het kader van de Bestuursafspraak Friese taal en cultuur. In de Bestuursafspraak 1993 worden de contacten tussen de Friese taalgebieden in Nederland en Duitsland niet als speciaal aandachtspunt aangemerkt.
78
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
Bijlagen
In de hiernavolgende bijlagen wordt een overzicht gegeven van: 1
de belangrijkste wettelijke en andere overheidsmaatregelen ten behoeve van het Fries,
2
de belangrijkste standpuntbepalingen van de regering inzake het Fries,
3
de rapporten en nota’s die bij de beleidsvorming inzake de Friese taal en cultuur een belangrijke rol hebben gespeeld, alsmede
4
Europese en internationale verdragen, voorzover van belang voor de Friese taal en cultuur.
5
de in Nederland gevestigde instellingen, organisaties en verenigingen, wettig opgericht, die gericht zijn op de bescherming en ontwikkeling van de Friese taal. Tenslotte wordt in bijlage 6 een verantwoording gegeven van de totstandkoming van de rapportage. Bijlage 1 bevat een overzicht van de belangrijkste wettelijke maatregelen (in formele en materiële zin) die de positie van het Fries betreffen. In een enkel geval zijn in deze bijlage tevens verordeningen van lagere overheden opgenomen, zoals het spellingbesluit Friese taal van 1969 en de provinciale verordening inzake het schriftelijke gebruik van de Friese en Nederlandse taal door bestuursorganen van de provincie (1985). Wetten houdende goedkeuring van internationale of Europese verdragen die mede van belang zijn voor het Fries, zijn opgenomen in bijlage 4. In bijlage 2 wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste standpunten van de Nederlandse regering inzake de Friese taal. In bijlage 3 wordt melding gemaakt van rapporten die op verzoek van de voor het betrokken beleidsterrein verantwoordelijke Minister(s) of Staatssecretaris zijn opgesteld. Daarnaast is in deze bijlage een aantal provinciale nota’s en rapporten voorzover die betrekking hebben op onderwerpen die in het kader van het Handvest van belang zijn, opgenomen, te weten -
de rapporten van door de provincie Fryslân ingestelde werkgroepen op het terrein van bestuurlijk verkeer en rechtspraak/rechtsverkeer;
-
een beleidskadernota inzake de Friese taal, zoals door Provinciale Staten in 1991 aangenomen.
In bijlage 4 wordt een overzicht gegeven van een aantal voor de Friese taal en cultuur van belang zijnde internationale of Europese verdragen welke door Nederland zijn ondertekend en/of geratificeerd.
79
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
In bijlage 5 wordt een overzicht gegeven van de in Nederland gevestigde instellingen, organisaties en verenigingen die zich inzetten voor de Friese taal en cultuur. De instellingen zijn gerubriceerd onder de volgende zes categorieën: 1
Algemeen
2
Onderwijs
3
Openbaar bestuur
4
Media
5
Cultuur
6
Internationale uitwisselingen.
Hiermee wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de indeling van het Handvest. Voorzover van toepassing, wordt bij elke instelling of vereniging vermeld welke paragrafen in dit rapport betrekking op de organisatie in kwestie. Deze informatie is opgenomen bij het trefwoord: ‘referenties’.
80
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
Bijlage 1
We t t e l i j k e e n a n d e r e ov e r h e i d s m a a t r e g e l e n t e n b e h o e v e v a n de Friese taal
1937
onderwijs
wijziging Lager-onderwijswet 1920 (Stb. 1937, 323) Fries wordt toegelaten als facultatief vak in het lager onderwijs onder de noemer streektaal (het Fries wordt in de wet nog niet expliciet genoemd)
1948
onderwijs
wijziging Middelbaar-onderwijswet (Stb. 1948, 127) mogelijkheid wordt geopend dat een middelbare school, na toestemming van de minister, onderwijs geeft in andere vakken dan die welke in de wet worden genoemd (het Fries wordt in de wet nog niet expliciet genoemd)
1952
onderwijs
in 1948 verleent de Minister van Onderwijs financiële steun ten behoeve van het Fries als facultatief vak op scholen voor middelbaar onderwijs
1955
onderwijs
Koninklijk Besluit tot wijziging van het Academisch Statuut (Stb. 1952, 635) Fries kan in het hoger onderwijs worden gekozen als hoofdvakstudie (invoering doctoraal examen Fries)
1956
rechtspraak/
wijziging Lager-onderwijswet 1920 (Stb. 1955, 225)
rechtsverkeer
Fries wordt expliciet genoemd als facultatief vak in het lager onderwijs Fries wordt tevens toegelaten als voertaal in de eerste drie leerjaren van het lager onderwijs
1967
onderwijs
Wet houdende enige regelen betreffende het gebruik van de Friese taal, in het bijzonder in het rechtsverkeer (Stb. 1956, 242) op grond van deze wet wordt het gebruik van het Fries in het mondeling verkeer met rechterlijke autoriteiten in de provincie Fryslân toegelaten
1969
algemeen
wijziging Wet op het voortgezet onderwijs 1963 (Stb. 1967, 386) Fries wordt met ingang van 1968 toegelaten als facultatief vak in het voorgezet onderwijs in eerste klas van het voortgezet onderwijs kan het vak Fries worden ingepast binnen het wettelijk toegestane aantal uren
1970
onderwijs
besluit van Provinciale Staten van Fryslân tot vaststelling van de officiële spelling van de Friese taal (Prov. Blad 1969, 116) de bevoegdheid tot vaststelling van de officiële spelling van de Friese taal berust bij Provinciale Staten
81
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
Koninklijk Besuit houdende regeling van de eindexamens vwo-havo-mavo (Stb. 1970, 151) Fries toegelaten als keuzeeindexamenvak voor de hogere klassen van het voorgezet onderwijs (te weten voor scholen voor vwo, havo en mavo) 60 . 1972
cultuur
instelling Rijksbijdrage Friese taal en cultuur (Handelingen II, 1972, p. 127) hoogte van de bijdrage wordt jaarlijks vastgesteld door de begrotingswetgever
1974
onderwijs
wijziging Lager-onderwijswet 1920 (Stb. 1974, 271) Fries wordt met ingang van 1980 regulier vak op alle basisscholen in de provincie Fryslân (ontheffingsmogelijkheid is bevoegdheid van Gedeputeerde Staten van Fryslân) Fries wordt toegelaten als voertaal in alle leerjaren van het basisonderwijs 61
1982
onderwijs
Interimwet op het speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs (ISOVSO) (Stb. 1982, 730) Fries wordt toegelaten als voertaal in het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs
1984
bestuurlijk
Wet algemene regelen gemeentelijke indeling (Stb. 1984, 475)
verkeer
de raad van een nieuw gevormde gemeente kan de bij een herindelingswet vastgestelde naam wijzigen (de mogelijkheid tot het vaststellen van de officiële benaming in de Friese taal wordt hiermee geopend, al wordt de Friese taal in de wet niet expliciet genoemd)
1985
bestuurlijk
provinciale verordening inzake het schriftelijk gebruik van de
verkeer
Friese en de Nederlandse taal door bestuursorganen van de provincie Fryslân (Prov. Blad 1985, 82)
1988
onderwijs
wijziging ISOVSO van 1982 (Stb. 1988, 559) verplichte aandacht voor Friese taal en cultuur op scholen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs onderwijs in de Friese taal als vak toegelaten in scholen voor voortgezet speciaal onderwijs
1989
bestuurlijk
Kiesbesluit, houdende voorschriften ter uitvoering van de
verkeer
Kieswet (Stb. 1989, 471) op kandidatenlijsten voor verkiezingen van leden van Provinciale Staten van Fryslân of van gemeenteraden in deze provincie mogen de aanduidingen in de Friese taal worden vermeld
1992
bestuurlijk
nieuwe Gemeentewet (Stb. 1992, 96) gemeenten zijn ingaande
verkeer
1994 bevoegd de gemeentenaam vast te stellen (daardoor kunnen namen van gemeenten in het Fries of mede in het Fries worden vastgesteld)
60
In 1989 is de regeling inzake Fries als keuze-eindexamenvak opgenomen in het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.m.a.v.o.-v.b.o. (Stb. 1989,327).
61
In 1981 is de hier genoemde regeling inzake het Fries als vak en voertaal opgenomen in de nieuwe Wet op het Basisonderwijs (Stb. 1981, 468); in 1998 in de nieuwe Wet op het Primair Onderwijs (Stb. 1998, 228).
82
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
1992
onderwijs
wijziging Wet op het voortgezet onderwijs (Stb. 1992, 270) Fries wordt met ingang van 1-8-1993 regulier vak in de basisvorming op alle scholen voor voortgezet onderwijs in de provincie Fryslân (ontheffingsmogelijkheid is bevoegdheid van Inspectie voor het voortgezet onderwijs)
1992
media
wijziging Mediabesluit (Stb. 1992, 334) vaststelling van het minimum percentage Nederlands- en Friestalige programma’s voor de commerciële televisiezenders bij algemene maatregel van bestuur
1992
bestuurlijk
nieuwe Provinciewet (Stb. 1992, 550) provincies zijn ingaande
verkeer
1994 bevoegd de provincienaam vast te stellen (krachtens de nieuwe Provinciewet is de naam van de provincie Friesland per 1.1.1997 officieel gewijzigd in Fryslân)
1993
onderwijs
Besluit kerndoelen basisonderwijs (Stb. 1993, 264) vaststelling kerndoelen voor alle vakken in het basisonderwijs bij algemene maatregel van bestuur ook kerndoelen voor het vak Fries vastgesteld
1995
bestuurlijk
wijziging Algemene wet bestuursrecht (Stb. 1995, 302) bevat
verkeer
regels over het gebruik van de Nederlandse en Friese taal in het bestuurlijk verkeer
1995
media
wijziging Mediawet (Stb. 1995, 320) bevat regeling van het minimum percentage Nederlands- en Friestalige programma’s voor omroepinstellingen die zendtijd hebben verkregen op een publieke televisiezender
1995
rechtspraak
Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer
rechtsverkeer
(wijziging wet van 1956) (Stb. 1995, 440) wet verruimt de mogelijkheden tot gebruik van het Fries in het mondeling verkeer met rechterlijke autoriteiten in de provincie Fryslân
ook schriftelijk gebruik van de Friese taal
in het rechtsverkeer toegelaten wijziging Besluit burgerlijke stand 1994 (Stb. 1996, 445) akten van burgerlijke stand worden in de provincie Fryslân tweetalig opgemaakt, nl. in het Nederlands en Fries
83
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
Bijlage 2
Standpuntbepalingen van de Nederlandse reger ing inzake de Friese taal
1953
bestuurlijk
Kabinetsstandpunt van 1953 inzake het rapport van de z.g.
verkeer/
Commissie-Kingma Boltjes over de Friese kwestie
rechtspraak/
(Bijlagen Handelingen II, 1953-1954, 3553, nr. 2)
rechtsverkeer 1970
algemeen
Kabinetsstandpunt van 1970 inzake het rapport van de z.g. Commissie-Van Ommen over de Friese-taalpolitiek (Bijlagen Handelingen II, 1969-1970, 10728, nr. 1)
1989
algemeen
Bestuursafspraak inzake de Friese taal en cultuur 1989 (Stcrt. 1989, 133) bevat afspraken tussen Rijk en provincie Fryslân over het beleid met betrekking tot het Fries
1993
algemeen
Bestuursafspraak inzake de Friese taal en cultuur 1993 (Stcrt. 1993, 237) bevat hernieuwde afspraken alsvoren
84
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
Bijlage 3 1953
1970
R a p p o r t e n e n n o t a ’s i n z a k e d e F r i e s e t a a l bestuurlijk
Rapport van de Commissie betreffende het gebruik van de
verkeer/
Friese taal op het gebied van het rechtsverkeer, ingesteld door
rechtspraak/
de Ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie (rapport
rechtsverkeer
commissie-Kingma Boltjes)
algemeen
Rapport van de Commissie Friese-Taalpolitiek, ingesteld door de Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (rapport commissie-Van Ommen)
1972
rechtspraak/
Rapport van mr. J.J. Woltman, vice-president van het Hof te
rechtsverkeer
Leeuwarden, inzake toepassing van de Wet van 11 mei 1956, opgesteld op verzoek van de Minister van Justitie (rapport-Woltman)
1975
onderwijs
Rapport van de Projectgroep invoering Fries als verplicht vak op de scholen voor gewoon lager onderwijs in de provincie Fryslân, ingesteld door de Minister van Onderwijs en Wetenschappen (rapport commissie-Sinnema)
1978
bestuurlijk
Interim-rapport van de provinciale Werkgroep Fries in het
verkeer/
officiële verkeer, ingesteld door Gedeputeerde Staten van
rechtspraak/
Fryslân
rechtsverkeer 1981
onderwijs
Eindrapport van de Commissie Fries in het buitengewoon onderwijs, uitgebracht in opdracht van de Staatssecretaris van Onderwijs en Wetenschappen
1982
onderwijs
Eindrapport van de Rijkscommissie Fries in het voortgezet onderwijs, ingesteld door de Staatssecretaris van Onderwijs en Wetenschappen
1982
1983
bestuurlijk
Rapport van de provinciale Werkgroep eentalige Friese
verkeer
provincie-, gemeente-, plaats- en straatnamen
bestuurlijk
Eindrapport van de provinciale Werkgroep Fries in het
verkeer/
officiële verkeer, getiteld ‘Fan geunst nei rjocht/Van gunst
rechtspraak/
naar recht’
rechtsverkeer 1985
bestuurlijk
Rapport inzake Fries in het bestuurlijk verkeer
verkeer
(rapport van de Commissie Friese taal, ingesteld door de Ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie)
1991
Ramtnota Taalbelied, nota vastgesteld door Provinciale Statn van Fryslân nota geeft een aanzet voor een integraal taalbeleid van de provincie Fryslân Rapport inzake Fries in het rechtsverkeer (advies van de Commissie Friese taal, uitgebracht in opdracht van de Minister van Justitie en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken)
85
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
Bijlage 4
E u r o p e s e e n i n t e r n a t i o n a l e v e r d r a g e n , v o o r z ov e r v a n b e l a n g voor de Fr iese taal en cultuur
1950
algemeen
Ondertekening voor Nederland van het in 1950 te Rome tot stand gekomen Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (Trb. 1951, 154) verdrag bevat een non-discriminatiebepaling m.b.t. taal
1954
algemeen
Wet houdende goedkeuring door Nederland van het in 1950 te Rome tot stand gekomen Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden akte van bekrachtiging, 31 augustus 1954 (vgl. Trb. 1954, 151)
1978
algemeen
Wet houdende goedkeuring door Nederland van het in 1966 te New York tot stand gekomen Internationale Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (Stb. 1978, 624) akte van bekrachtiging, 11 december 1978 (vgl. Trb. 1978, 177)
1992
algemeen
Ondertekening voor Nederland van het in 1992 te Straatsburg tot stand gekomen Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden (Trb. 1993, 1 en 199)
1995
algemeen
Ondertekening voor Nederland van het in 1995 te Straatsburg tot stand gekomen Europees Kaderverdrag inzake de bescherming van nationale minderheden (Trb. 1995, 73 en 197)
1995
algemeen
Wet houdende goedkeuring door Nederland van het in 1992 te Straatsburg tot stand gekomen Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden (Stb. 1996, 136) m.b.t. de Friese taal in de provincie Fryslân verbindt Nederland zich tot 48 bepalingen van Deel III van het Handvest akte van aanvaarding, 2 mei 1996 (vgl. Trb. 1998, 20)
86
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
Bijlage 5
In Nederland gevestigde instellingen, organisaties en verenig ingen, wettig opger icht, die ger icht zijn op de bescher ming en ontwikkeling van de Fr iese taal
Overzicht zoals bedoeld in deel I, nr. 5 van de Outline for periodical reports for the European Charter for Regional or Minority Languages, zoals vastgesteld door het Comité van Ministers van de Raad van Europa op 10 november 1998.
1
Algemeen
1.1
Konsultatyf Orgaan foar it Europeesk Hânfest foar Regionale of Minderheidstalen
naam:
Konsultatyf Orgaan foar it Europeesk Hânfest foar Regionale of Minderheidstalen
vertaling:
Advisory Body for matters pertaining to the Frisian language policy under the European Charter for Regional or Minority Languages
adres:
p/a Provinsjehûs Postbus 20120 8900 HM Ljouwert/Leeuwarden Nederland
telefoon:
058-2925878
telefax:
058-2925125
E-mail:
[email protected]
internet: type organisatie:
adviescommissie inzake de Friese taal, ingesteld op 15 januari 1998 door de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken ex art. 7, vierde lid Handvest
referenties:
1.11; 4.95; bijlage 6
1.2
Berie foar it Frysk
naam:
Berie foar it Frysk
vertaling:
Frisian Language Board
adres:
p/a Provinsjehûs Postbus 20120 8900 HM Ljouwert/Leeuwarden Nederland
telefoon:
058-2925878
telefax:
058-2925125
E-mail:
[email protected]
internet: type organisatie:
adviescommissie inzake het Friese-taalbeleid, ingesteld door Provinciale Staten van Fryslân (1984)
referenties:
5.30 (n.); 6.25 (n.); 9.3-9.6; 9.8-9.10; 9.13; 9.21; bijlage 6
87
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
1.3
Nederlânske Kommisje fan it Europeesk Buro foar Lytse Talen
naam:
Nederlânske Kommisje fan it Europeesk Buro foar Lytse Talen (EBLT)
vertaling:
Netherlands’ Member State Committee of the European Bureau for Lesser Used Languages (EBLUL)
adres:
Postbus 54 8900 AB Ljouwert/Leeuwarden Nederland
telefoon:
058-2131414
telefax:
058-2131409
E-mail:
[email protected]
internet: type organisatie:
koepelorganisatie (vrijwilligersorganisatie)
referenties: 1.4
Ried fan de Fryske Beweging
naam:
Ried fan de Fryske Beweging
vertaling:
Council of the Frisian Movement
adres:
Ipe Brouwerssteech 8 8911 BZ Ljouwert/Leeuwarden Nederland
telefoon:
058-2138913
telefax:
058-2138913
E-mail:
[email protected]
internet:
http://www.fryskebeweging.nl/
type organisatie:
koepelorganisatie (vrijwilligersorganisatie)
referenties:
bijlage 6
1.5
Federaasje fan Fryske Studinteferienings
naam:
Federaasje fan Fryske Studinteferienings
vertaling:
Federation of Frisian Student Associations
adres:
Tuinstraat 22 9711 VD Groningen Nederland
telefoon:
050-3121147
telefax: E-mail:
[email protected]
internet:
http://www.rug.nl/rug/studserv/bernlef/fed/index.html
type organisatie:
koepelorganisatie (vrijwilligersorganisatie)
referenties:
88
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
2
Onderwijs (artikel 8 Handvest)
2.1
GCO fryslân / Taalsintrum Frysk
naam:
GCO fryslân / Taalsintrum Frysk
vertaling:
Centre for Educational Advice in Fryslân / Department for Frisian
adres:
Sixmastrjitte 2 8932 PA Ljouwert/Leeuwarden Nederland
telefoon:
058-2843434
telefax:
058-2880585
E-mail:
[email protected]
internet:
http://www.gco.nl/frysk/frysk.htm
type organisatie:
onderwijsbegeleidingsdienst
referenties:
4.21-4.22; 4.38; 4.74; 4.84; 10.9; bijlage 6
2.2
Fryske Akademy
naam:
Fryske Akademy
vertaling:
Frisian Academy
adres:
Postbus 54 8900 AB Ljouwert/Leeuwarden Nederland
telefoon:
058-2131414
telefax:
058-2131409
E-mail:
[email protected]
internet:
http://www.fa.knaw.nl/
type organisatie:
onderzoeksinstelling
referenties:
1.8; 3.3-3.4; 4.53-4.54; 4.66 (n.); 4.95; 5.15; 6.24; 6.25 (n.); 6.47; 8.26-8.32; 8.39; 8.51-8.53; 10.9; bijlage 6
2.3
Halbertsma-Akademy
naam:
Halbertsma-Akademy
vertaling:
Halbertsma Academy
adres:
Postbus 1298 8900 CG Ljouwert/Leeuwarden Nederland
telefoon:
058-2330459
telefax:
058-2330538
E-mail:
[email protected]
internet: type organisatie:
hoger onderwijs-instelling (incl. leraren-opleiding Fries voortgezet onderwijs)
referenties:
4.80; 4.84; 9.21; bijlage 6
89
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
2.4
Afûk
naam:
Afûk (Algemiene Fryske Underrjocht Kommisje)
vertaling:
Afûk (Institute for Frisian Learning Materials and Frisian Adult Courses)
adres:
Fryslânhûs Postbus 53 8900 AB Ljouwert/Leeuwarden Nederland
telefoon:
058-2343070
telefax:
058-2159475
E-mail:
[email protected]
internet:
http://www.drf.nl/org/afuk/index.htm
type organisatie:
instituut voor volwassen-onderwijs (cursussen Fries); educatief uitgever
referenties:
4.38; 4.69-4.70; 4.89; 4.101; 6.47; 7.8; 9.21; bijlage 6
2.5
Fryske Folkshegeskoalle Schylgeralân
naam:
Fryske Folkshegeskoalle ‘Schylgeralân’
vertaling:
Frisian Centre for Residential Adult Education ‘Schylgeralân’
adres:
Badwei 71 8896 JB Hoarne/Hoorn Skylge/Terschelling Nederland
telefoon:
0562-448954
telefax:
0562-448268
E-mail: internet: type organisatie:
volkshogeschool; congrescentrum
referenties: 2.6
Stifting Pjutteboartersplak
naam:
Stifting Pjutteboartersplak
vertaling:
Organisation for Frisian-medium Playgroups
adres:
Postbus 1047 8900 CA Ljouwert/Leeuwarden Nederland
telefoon:
058-2501983
telefax: E-mail: internet: type organisatie:
stichting
referenties:
4.6
90
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
2.7
Feriening foar Frysk Underwiis
naam:
Feriening Frysk Underwiis
vertaling:
Association for Frisian Language Education
adres:
p/a dhr. G. van der Hoef Pasteurwei 42 8921 VR Ljouwert/Leeuwarden Nederland
telefoon:
058-2139235
telefax: E-mail: internet: type organisatie:
vereniging (vrijwilligersorganisatie)
referenties: 2.8
Vereniging van Leraren in Levende Talen / sectie Fries
naam:
Vereniging van Leraren in Levende Talen / sectie Fries
vertaling:
Association for Teachers of Modern Languages / section Frisian
adres:
p/a mw. drs. C. Kramer Hollanderhôf 1 8932 RA Ljouwert/Leeuwarden Nederland
telefoon:
058-2150771
telefax: E-mail:
[email protected]
internet: type organisatie:
vereniging
referenties: 3
Openbaar bestuur (artikel 10 Handvest)
3.1
Ried fan de Fryske Beweging / Plaknammekommisje
naam:
Ried fan de Fryske Beweging / Plaknammekommisje
vertaling:
Council of the Frisian Movement / Committee for topographic names
adres:
Ipe Brouwerssteech 8 8911 BZ Ljouwert/Leeuwarden Nederland
telefoon:
058-2138913
telefax:
058-2138913
E-mail:
[email protected]
internet:
http://www.fryskebeweging.nl/
type organisatie:
onderdeel van koepelorganisatie (zie in deze bijlage onder 1.4)
referenties:
bijlage 6
91
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
4
Media (artikel 11 Handvest)
4.1
Stichting Omrop Fryslân
naam:
Stichting Omrop Fryslân
vertaling:
Radio and TV Fryslân
adres:
Postbus 642 8901 BK Ljouwert/Leeuwarden Nederland
telefoon (directie):
058-2997799
telefax (directie):
058-2997750
telefoon (redactie): 058-2997799 (radio) 058-2132627 (tv) telefax (redactie):
058-2152536 (radio) 058-2132941 (tv)
E-mail (directie):
[email protected]
E-mail (redactie):
[email protected] (radio en tv)
internet:
http://www.omropfryslan.nl/
type organisatie:
stichting voor regionale radio en televisie
referenties:
7.4-7.8; 7.14-7.15; 9.13; bijlage 6
4.2
Feriening Freonen fan Omrop Fryslân
naam:
eriening Freonen fan Omrop Fryslân
vertaling:
The ‘Omrop Fryslân’ Audience Association
adres:
Postbus 192 8900 AD Ljouwert/Leeuwarden Nederland
telefoon:
058-2153375
telefax: E-mail: internet: type organisatie:
vereniging
referenties: Cultuur (artikel 12 Handvest) 62
5
5.1
FLMD
naam:
Frysk Letterkundich Museum en Dokumintaasjesintrum (FLMD)
vertaling:
Frisian Literary Museum and Documentation Centre
adres:
Grutte Tsjerkestrjitte 212 8911 EG Ljouwert/Leeuwarden Nederland
telefoon:
058-2120834
telefax:
058-2132672
E-mail:
[email protected]
internet:
http://www.flmd.nl/
type organisatie:
museum en documentatie-centrum (stichting)
referenties:
8.5; 8.10-8.11; bijlage 6
62
Instellingen, organisaties en verenigingen die specifiek werkzaam zijn op het terrein van internationale contacten en uitwisselingen, zijn vermeld in afdeling 6 van deze bijlage.
92
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
5.2
It Skriuwersboun
naam:
It Skriuwersboun
vertaling:
Assocation for Frisian Literary Authors adres:Grutte Tsjerkestrjitte 212 8911 EG Ljouwert/Leeuwarden Nederland
telefoon:
058-2120834
telefax:
058-2132672
E-mail:
[email protected]
internet: type organisatie:
vereniging
referenties: 5.3
Stichting It Fryske Boek
naam:
Stichting It Fryske Boek
vertaling:
‘The Frisian Book’ Foundation
adres:
Postbus 1311 8900 CH Ljouwert/Leeuwarden Nederland
telefoon:
058-2343090
telefax:
058-2131866
E-mail:
[email protected]
internet:
http://www.drf.nl/org/ifb/ifbindex.htm
type organisatie:
stichting
referenties: 5.4
Tryater
naam:
Fryske Toaniel Stifting Tryater
vertaling:
The Frisian Theatre Foundation ‘Tryater’ adres:Neptunuswei 34 8938 AA Ljouwert/Leeuwarden Nederland
telefoon:
058-2882335
telefax:
058-2886824
E-mail: internet: type organisatie:
organisatie voor Friestalig beroepstoneel
referenties:
8.5; 8.22-8.23; 8.42
5.5
Boun Fryske Toanielselskippen
naam:
Boun Fryske Toanielselskippen
vertaling:
Federation of Frisian Amateur Theatre Groups
adres:
p/a mw. S. Ypenga-Keulen Sikkemabuorren 24 9045 PS Bitgummole/Beetgumermolen Nederland
telefoon:
058-2531298
telefax:
058-2531298
E-mail: internet: type organisatie:
koepelorganisatie
referenties:
93
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
5.6
It Frysk Boun om Utens
naam:
It Frysk Boun om Utens
vertaling:
Federation for Frisians living outside the province of Fryslân
adres:
t.a.v. dhr. H.J. Weijer Witterweg 29 9421 PE Bovensmilde Nederland
telefoon:
0592-412165
telefax: E-mail: internet: type organisatie:
koepelorganisatie (vrijwilligersorganisatie)
referenties:
8.41-8.42
5.7
Fryske Akademy
voor adresgegevens, zie in deze bijlage onder 2.2 6
Internationale uitwisselingen (artikel 12, tweede lid, en artikel 14 Handvest)
6.1
Fryske Rie
naam:
Fryske Rie
vertaling:
Frisian Council / West Frisian Section adres:Postbus 54 8900 AB Ljouwert/Leeuwarden Nederland
telefoon:
058-2131414
telefax:
058-2131409
E-mail:
[email protected]
internet: type organisatie:
stichting (vrijwilligersorganisatie)
referenties:
10.10; bijlage 6
6.2
FYK
naam:
Jongereinferiening Frysk Ynternasjonaal Kontakt (FYK)
vertaling:
Frisian International Contact Youth Association
adres:
Postbus 943 8901 BS Ljouwert/Leeuwarden Nederland
telefoon:
050-5268427
telefax: E-mail:
[email protected]
internet:
http://www.drf.nl/org/fyk/index.htm
type organisatie:
vereniging (vrijwilligersorganisatie)
Referenties:
94
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
6.3
Mercator-Education
naam:
Mercator-Education
vertaling:
Mercator-Education adres:Postbus 54 8900 AB Ljouwert/Leeuwarden Nederland
telefoon:
058-2131414
telefax:
058-2131409
E-mail:
[email protected]
internet:
http://www.fa.knaw.nl/mercator/
type organisatie:
informatie-netwerk (onderdeel Fryske Akademy; zie in deze bijlage bij 2.2)
referenties:
8.53; bijlage 6
95
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
Bijlage 6
Verantwoording totstandkoming rapportage
Opgesteld in overeenstemming met het bepaalde in deel I, nr. 6 van de Outline for periodical reports for the European Charter for Regional or Minority Languages, zoals vastgesteld door het Comité van Ministers van de Raad van Europa op 10 november 1998. Bij brief van 26 november 1996 (BW 96/2143) heeft het Ministerie van Binnenlandse Zaken, als coördinerend departement voor het rijksbeleid inzake de Friese taal en cultuur, de Fryske Akademy verzocht een onafhankelijke rapportage op te stellen inzake de maatregelen die de Nederlandse regering heeft getroffen met betrekking tot de Friese taal en cultuur. Daarbij zou primair aandacht moeten worden besteed aan de maatregelen die van belang zijn in het licht van de verplichtingen welke Nederland op zich heeft genomen door aanvaarding van het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden. De Fryske Akademy heeft, als onafhankelijk onderzoeksinstituut, deze opdracht aanvaard en de heer Auke van der Goot, onderzoeker bij het MercatorEducation project, met deze taak belast. In dit rapport heeft de rapporteur ernaar gestreefd een gedetailleerde en exacte beschrijving te geven van de stand van het Nederlandse overheidsbeleid inzake de Friese taal en cultuur per 1 maart 1998, de datum waarop het Handvest voor Nederland in werking is getreden. Daarbij is de nadruk gelegd op een presentatie, en waar nodig analyse, van de wettelijke en andere beleidsmaatregelen voor het Fries zoals die door Nederland zijn getroffen. Op deze wijze kan een juiste beoordeling tot stand komen over de vraag of, en zo ja in welke mate, de getroffen maatregelen tegemoet komen aan de niveaus van de bepalingen welke Nederland onder deel III van het Handvest heeft geaccepteerd met betrekking tot de Friese taal. In dit rapport is bij de presentatie en analyse van de maatregelen gebruik gemaakt van een breed spectrum aan overheidsdocumenten: -
allereerst uiteraard de Kamerstukken welke betrekking hebben op de
-
in de tweede plaats alle overige relevante wetgeving inzake de Friese taal en
goedkeuringswet rond dit Handvest; cultuur; -
in de derde plaats de Bestuursafspraak Friese taal en cultuur van 1993, waarin de afspraken tussen Rijk en provincie Fryslân inzake beleid en beleidsveranderingen met betrekking tot de Friese taal voor de periode 19931998 zijn neergelegd;
-
ten vierde, de rapportages aan de Tweede Kamer naar aanleiding van genoemde Bestuursafspraak;
-
ten vijfde, de rapportages aan de Tweede Kamer naar aanleiding van andere voor het beleid inzake de Friese taal relevante projecten;
-
ten zesde, rapporten en adviezen van overheidscommissies die aan de verantwoordelijke ministers en/of staatssecretarissen hebben gerapporteerd over de wenselijkheid om te komen tot veranderingen in het beleid inzake de Friese taal en cultuur;
-
en, tenslotte, alle verdere documenten en brieven e.d. die van overheidswege of anderszins zijn uitgegegaan voorzover van belang voor het onderwerp van dit rapport.
96
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
Voor een aantal onderdelen, voornamelijk op de beleidsterreinen onderwijs, bestuurlijk verkeer en sociaal en economisch leven, bleek aanvullende informatie nodig. Daartoe is de rapporteur in voorkomende gevallen in nader overleg getreden met relevante overheidsinstanties op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau, teneinde aanvullende informatie over de getroffen beleidsmaatregelen te ontvangen. In verschillende gevallen is mondeling of telefonisch overleg gevoerd met personen, alsmede met een aantal organisaties genoemd in bijlage 5, nl. -
Berie foar it Frysk (1.2), inzonderheid over de positie van de Friese taal in het rechtsverkeer, het bestuurlijk verkeer (d.w.z. in het contact met bestuurlijke autoriteiten en openbare diensten) en in het economisch en sociaal leven, waaronder de zorgsector;
-
de Ried fan de Fryske Beweging (1.4), inzonderheid met de werkgroep topografische namen van genoemde Ried (3.1) over het gebruik van de officieel in de Friese taal vastgestelde plaatsnamen;
-
het Taalsintrum Frysk van het GCO fryslân (2.1), de Fryske Akademy (2.2), de Halbertsma-Akademy (2.3) en de Afûk (2.4) en - opnieuw - het eerder genoemde Berie foar it Frysk over zaken die de positie van het Fries in het onderwijs betreffen;
-
Omrop Fryslân (4.1) over de plaats van Omrop Fryslân in het licht van het Handvest;
-
het FLMD (5.1) over het rijksbeleid inzake de Friese letteren, en
-
tenslotte de Fryske Rie (6.1) als organisatie die nauw betrokken is bij de contacten tussen de drie Frieslanden in Nederland en Duitsland.
Voor de rapportage inzake de positie van het Fries in het onderwijs is - naast de hiervoor genoemde instanties - tevens gebruik gemaakt van de databestanden van MercatorEducation (6.3), het Europees netwerk voor minderheidstalen en het onderwijs. Verder is voor dit onderdeel van de rapportage tevens telefonisch overleg gevoerd met de rijksinspectie van het basisonderwijs en de rijksinspectie van het voortgezet onderwijs, teneinde nader geïnformeerd te worden over hun bevindingen inzake de positie van het Fries in het onderwijs. Op basis van deze informatie heeft de rapporteur het rapport samengesteld. Waar mogelijk is, naast een presentie en analyse van de getroffen maatregelen, tevens aandacht besteed aan het aspect van implementatie van de voor dit rapport relevante wettelijke bepalingen en beleidsuitspraken. Overigens is in deze rapportage, mede gelet op de onderzoeksopdracht en op de tijdsdruk waarbinnen de rapportage moest zijn voltooid, afgezien van een verslaglegging van alle financiële inspanningen van de betrokken overheden. Eerdere versies van de rapportage zijn integraal voorgelegd aan het - toen nog in oprichting zijnde - Konsultatyf Orgaan foar it Europeesk Hânfest foar Regionale of Minderheidstalen (1.1), bij brieven van 10 september en 8 oktober 1997, en aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken, bij brief van 26 november 1997. Het Ministerie heeft de relevante delen van het rapport tevens voorgelegd aan alle betrokken vakdepartementen die mede verantwoordelijk zijn voor het rijksbeleid inzake de Friese taal en cultuur. Op basis van hun schriftelijke reacties is deze rapportage, waar nodig, bijgesteld en aangevuld.
97
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
Binnen de Fryske Akademy is de tekst van het rapport van commentaar voorzien door dr. L.G. Jansma, wetenschappelijk directeur, prof. dr. D. Gorter, hoofd van de vakgroep Sociale Wetenschappen, alsmede - voor onderdelen - door dr. J. Ytsma, drs. P.H. Hemminga en dr. R.J. Jonkman, medewerders van genoemde vakgroep. Vervolgens heeft de Fryske Akademy de definitieve tekst van het rapport bij brief van 4 augustus 1998 aangeboden aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Het Ministerie heeft besloten het rapport op te nemen als onderdeel van zijn eerste periodieke rapportage aan de Secretaris Generaal van de Raad van Europa zoals bedoeld in artikel 15 van het Handvest. Met het oog daarop heeft de rapporteur, in overleg met het Ministerie, de bijlagen 5 en 6 toegevoegd aan de rapportage. Auke van der Goot januari 1999
98
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
Colofon
Uitgave Onderzoek in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Directie Bestuurlijke en Financiële Organisatie Postbus 20011 2500 EA Den Haag
Auteur Auke van der Goot
Behandelend ambtenaar Gerda Deekens
Lay out Afdeling Documentair Management en Ondersteuning
Februari 1999
99
Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden
100