EUROPEES HANDVEST VAN DE RECHTEN VAN DE MENS IN DE STAD.
Ter attentie van alle mannen en vrouwen in de steden Waarom is er aan het begin van de 21e eeuw nood aan een Europees handvest van de rechten van de mens in de stad? De verklaring van de rechten van de mens (1948) is universeel. Werd die verklaring niet versterkt en aangevuld door heel wat andere engagementen die de bescherming van bepaalde rechten met variabele draagwijdte benadrukken? Het Europees verdrag (1950) biedt een juridische waarborg. Toch zijn veel rechten niet altijd “effectief” en hebben burgers moeite om hun weg te vinden in het kluwen van administratieve en juridische procedures. Hoe kan men meer waarborgen bieden? Hoe kan men beter handelen? Hoe kunnen de publieke voorwaarden voor ieders privégeluk beter gewaarborgd worden? Hier duikt de stad op. Overal waar de plattelandsbevolking zijn lange tocht naar de steden voortzet en waar steden grote aantallen doorreizende mensen opvangen, maar ook en vooral vreemdelingen op zoek naar vrijheid, werk en kennisuitwisseling, is de stad de toekomst van de mens geworden. De hedendaagse stad is een plaats van ontmoetingen en van ruime mogelijkheden. De stad staat ook synoniem voor tegenstrijdigheden en gevaren: binnen de openbare ruimte met zijn onzekere grenzen bestaat er discriminatie verankerd in werkloosheid, armoede, onbegrip voor cultuurverschillen, terwijl tegelijk ook steeds meer civiele en sociale solidariteitsacties gelanceerd worden. Het huidige leven in de stad zorgt er ook voor dat bepaalde rechten beter verduidelijkt moeten worden. We wonen, zoeken werk en verplaatsen ons in de stad. We zijn dan ook verplicht om nieuwe rechten te erkennen: respect voor het leefmilieu, gezonde voeding, rust, uitwisseling, vrijetijdsbestedingen, enz. De stad uit zich tot slot als een nieuwe politieke en sociale ruimte, ten overstaan van de crisis die toeslaat op het niveau van de nationale staten en de onrust die Europese bureaucratieën opwekken. Daar liggen de voorwaarden van een nabijheiddemocratie. Daar dient zich de gelegenheid aan voor participatie van alle inwoners aan het burgerschap: een stadsburgerschap. Indien ieder gedefinieerd recht aan iedereen toebehoort, is het aan iedere burger, vrij en solidair, om deze rechten voor iedereen te waarborgen. Ons engagement richt zich op hedendaagse vrouwen en mannen. Het is niet exhaustief en de draagwijdte zal afhangen van de manier waarop de stadsbewoners er gebruik van zullen maken. Het is een kader dat een antwoord geeft op hun verwachtingen. Dit Handvest zal voor de burgers, alsook voor hen die ze besturen op het subsidiariteitniveau van de stad, houvast bieden om hun rechten op te eisen, eventuele schendingen te erkennen en ze te doen ophouden. Deze steunpunten zijn gelegenheden om moeilijkheden te overwinnen en om de soms tegenstrijdige aspecten van het stadsleven met elkaar te verzoenen. Een wens: de sociale band duurzaam kaderen in de openbare ruimte. Een principe: gelijkheid. Een doelstelling: het creëren van politiek bewustzijn bij alle inwoners.
De ondertekenende steden: Erkennen dat de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, het Internationale Pact inzake Burgerrechten en Politieke Rechten, het Internationaal Pact betreffende de Economische, Sociale en Culturele Rechten, het Europees Verdrag ter Vrijwaring van de Mensenrechten en de Fundamentele Vrijheden, het Europees Sociaal Handvest en andere internationale instrumenten voor de bescherming van de mensenrechten, van toepassing zijn op de inwoners van steden, zoals op iedere andere persoon; Herhalen dat de mensenrechten universeel zijn, ondeelbaar en inter‐afhankelijk, dat alle publieke overheden verantwoordelijk zijn voor het waarborgen van deze rechten, maar dat de erkenning en mechanismen voor de uitvoering en bescherming nog ontoereikend zijn, in het bijzonder voor wat de sociale, economische en culturele rechten betreft; Zijn ervan overtuigd dat voor een goed bestuur van de steden, de mensenrechten voor alle inwoners gerespecteerd en gewaarborgd moeten worden bij het naleven van waarden van sociale cohesie en bescherming van de meest kwetsbare personen; Zijn om deze redenen overtuigd van de noodzaak van een Europees Handvest van de Mensenrechten in de Steden dat plechtig en duidelijk de fundamentele rechten en publieke vrijheden proclameert voor inwoners van steden en het engagement van de gemeentebesturen om ze te waarborgen met respect voor hun wettelijke bevoegdheden en machten ingevolge hun respectievelijke nationale wetgevingen; Maken zich de bepalingen van het Europees Handvest van de Lokale Autonomie eigen die stellen dat de gemeentelijke administratie efficiënter dient te worden en dichter bij de burger moet staan, en volgens de aanbevelingen van het Engagement van Barcelona, ondertekend op 17 oktober 1998, door de steden die deelgenomen hebben aan de Europese Conferentie van de Steden voor de Mensenrechten met het oog op een verbetering van de collectieve publieke ruimte voor alle burgers zonder enig onderscheid; Hebben in gezamenlijk overleg beslist om de volgende engagementen aan te gaan:
DEEL I ALGEMENE BEPALINGEN Art. I – RECHT OP DE STAD 1. De stad is een collectieve ruimte die toebehoort aan alle inwoners die het recht hebben om er de voorwaarden te vinden voor hun politieke, sociale en ecologische ontplooiing, zonder hierbij hun solidariteitsverplichtingen uit het oog te verliezen. 2. De gemeentelijke overheden wenden alle middelen aan die hun ter beschikking worden gesteld om het respect voor ieders waardigheid en de levenskwaliteit van hun inwoners te verzekeren. Art. II – PRINCIPE VAN GELIJKE RECHTEN EN NON‐DISCRIMINATIE 1. De rechten die in dit Handvest geformuleerd worden, gelden voor iedereen die leeft in de ondertekenende steden, ongeacht hun nationaliteit. Ze worden hierna aangeduid als burgers van de steden. 2. Deze rechten worden gewaarborgd door de gemeentelijke overheden, zonder enige vorm van discriminatie op het vlak van afkomst, huidskleur, leeftijd, geslacht of seksuele geaardheid, taal, geloof, politieke overtuiging, etnische, nationale of sociale afkomst, inkomen, ... Art. III – RECHT OP CULTURELE, TAALKUNDIGE EN RELIGIEUZE VRIJHEID 1. Alle burgers van de steden hebben het recht om hun culturele, taalkundige en religieuze vrijheid uit te oefenen. De gemeentelijke overheden, in samenwerking met andere besturen, zorgen ervoor dat kinderen van taalkundige minderheidsgroepen hun moedertaal kunnen studeren. 2. De gemeentelijke overheden waarborgen aan alle burgers van de steden de vrijheid van bewustzijn en hun individuele en collectieve vrijheid. Binnen de beperkingen van de nationale wetgeving stellen ze alles in het werk om dit recht te verzekeren. Ze blijven waakzaam om de vorming van getto’s te vermijden. 3. Binnen de scheiding tussen kerk en staat bevorderen de steden de wederzijdse tolerantie tussen gelovigen en niet‐gelovigen, alsook tussen de verschillende godsdiensten. 4. De gemeentelijke overheden houden de geschiedenis van hun bevolkingen in ere en respecteren de nagedachtenis van overledenen, door het respect voor en de waardigheid van begraafplaatsen te verzekeren. Art. IV – BESCHERMING VAN GROEPEN EN DE MEEST KWETSBARE BURGERS 1. De groepen van de meest kwetsbare burgers hebben recht op specifieke beschermingsmaatregelen. 2. De gemeentelijke overheden nemen de nodige maatregelen om personen met een handicap volledig te integreren in het stadsleven. Huisvesting, werkplaatsen en ruimten voor vrijetijdsbesteding moeten daarom aan bepaalde eisen voldoen. Het openbaar vervoer moet voor iedereen toegankelijk zijn. 3. De ondertekenende steden nemen een actief steunbeleid aan voor de meest kwetsbare bevolkingsgroepen en waarborgen voor iedereen het recht op burgerschap. 4. De steden nemen de nodige maatregelen om de maatschappelijke integratie van alle burgers te vereenvoudigen, ongeacht de reden van hun kwetsbaarheid, door discriminerende hergroeperingen te vermijden. Art. V ‐ SOLIDARITEITSPLICHT De lokale gemeenschap is verbonden door een wederzijdse solidariteitsplicht. De lokale overheden nemen hieraan deel en stimuleren de ontwikkeling en de kwaliteit van de openbare diensten.
Art. VI – INTERNATIONALE GEMEENTELIJKE SAMENWERKING 1. De steden moedigen de wederzijdse kennis van bevolkingen en hun culturen aan. 2. De ondertekenende steden verbinden zich ertoe om samen te werken met de lokale besturen in ontwikkelingslanden rond gemeentelijke voorzieningen, milieubescherming, gezondheid, onderwijs en cultuur en betrekken hierbij een zo groot mogelijk aantal burgers. 3. De steden moedigen in het bijzonder de economische actoren aan om deel te nemen aan samenwerkingsprogramma’s en de hele bevolking om zich hierbij aan te sluiten, met het oog op de ontwikkeling van een gevoel van solidariteit en volledige gelijkheid tussen de volkeren dat de gemeentelijke en nationale grenzen overstijgt. Art. VII – SUBSIDIARITEITSBEGINSEL 1. Het subsidiariteitsbeginsel dat de bevoegdheidsverdeling regelt tussen de staat, de gewesten en de steden moet permanent onderhandeld worden om te vermijden dat de centrale staat en andere bevoegde overheden zich niet ontlasten van hun eigen verantwoordelijkheden met betrekking tot de steden. 2. Deze onderhandeling moet waarborgen dat de openbare diensten vallen onder het bestuurlijk niveau dat het dichtst bij de bevolking ligt, met het oog op een grotere efficiëntie.
DEEL II BURGERRECHTEN EN POLITIEKE RECHTEN VAN HET LOKALE BURGERSCHAP Art. VIII – RECHT OP POLITIEKE PARTICIPATIE 1. De burgers van de steden hebben het recht om deel te nemen aan het lokale politieke leven, door de vrije en democratische verkiezing van lokale vertegenwoordigers. 2. De ondertekenende steden moedigen de uitbreiding aan van het stemrecht en recht op verkiesbaarheid bij gemeenteraadsverkiezingen voor alle meerderjarige buitenlandse burgers die twee jaar in de stad verbleven hebben. 3. Bij gemeentelijke verkiezingen wordt democratische participatie aangemoedigd. De burgers en hun verenigingen kunnen toegang krijgen tot openbare debatten, gemeentelijke overheden interpelleren over de uitdagingen met betrekking tot het belang van de lokale overheid en hun mening uiten, hetzij rechtstreeks via een “stedelijk referendum”, hetzij door middel van openbare vergaderingen en volksbewegingen. 4. Als gevolg van het transparantieprincipe en conform de nationale wettelijke bepalingen worden er mechanismen voorzien binnen de bestuurlijke organisatie van de steden en de modaliteiten van het gemeentelijk werk waarin verkozenen en het gemeentebestuur verantwoording afleggen. Art. IX – RECHT VAN VERENIGING, VERGADERING EN BETOGING 1. De rechten van vereniging, vergadering en betoging worden voor iedereen in de stad gewaarborgd. 2. De lokale besturen moedigen het verenigingsleven aan als uitdrukking van het burgerschap, met respect voor zijn autonomie. 3. De stad biedt openbare ruimten voor de organisatie van open vergaderingen en informele ontmoetingen. Ze verzekert de vrije toegang van iedereen tot deze ruimten met respect voor de reglementeringen. Art. X – BESCHERMING VAN HET PRIVÉLEVEN EN GEZINSLEVEN 1. De stad beschermt het recht op het privéleven en het gezinsleven en erkent dat het respect van de gezinnen, in al zijn vormen, een essentiële schakel is van de lokale democratie. 2. Het gezin, vanaf de vorming en zonder tussenkomst in zijn interne leven, krijgt de bescherming van de gemeentelijke overheden en faciliteiten, in het bijzonder huisvesting. De minst gegoede gezinnen ontvangen hiertoe financiële hulp en toegang tot structuren en diensten voor jeugdbijstand en ouderenhulp. 3. Ieder individu heeft het recht om zich sentimenteel te verenigen met de persoon naar zijn keuze en om te huwen zonder enig ander obstakels dan die vastgelegd door de wet. 4. De gemeentelijke overheden ontwikkelen een actief beleid om toe te zien op de fysieke integriteit van de gezinsleden en alle vormen van mishandeling te doen verdwijnen. 5. Met respect voor de keuzevrijheid op het vlak van onderwijs, geloof, cultuur en politiek, nemen de lokale overheden de nodige maatregelen om kinderen en jongeren te beschermen en om opvoeding mogelijk te maken op basis van democratie, tolerantie en volwaardige participatie aan het stadsleven. 6. De lokale overheden creëren de nodige voorwaarden opdat kinderen een gelukkig leven kunnen leiden.
Art. XI – RECHT OP INFORMATIE 1. De burgers van de steden hebben het recht om geïnformeerd te worden over alles met betrekking tot het lokale sociale, economische, culturele en administratieve leven. De enige beperkingen zijn het respect voor het privéleven en de bescherming van kinderen en jongeren. 2. De lokale besturen waarborgen aan de burgers een toegankelijke, efficiënte en transparante verspreiding van algemene informatie. In dit kader zorgen ze dat burgers kennis kunnen verwerven over informatietechnologieën, bevorderen ze de toegang tot deze technologieën en maken ze een periodieke update mogelijk.
DEEL III ECONOMISCHE, SOCIALE, CULTURELE EN ECOLOGISCHE NABIJHEIDRECHTEN Art. XII – ALGEMEEN RECHT OP OPENBARE DIENSTEN VOOR MAATSCHAPPELIJKE BESCHERMING 1. De ondertekenende steden beschouwen het maatschappelijk beleid als een doorslaggevend deel van het beleid tot bescherming van de mensenrechten en verbinden zich ertoe om deze te waarborgen in het kader van hun bevoegdheden. 2. De burgers van de stad hebben vrije toegang tot gemeentelijke diensten van algemeen belang. Daarom verzetten de ondertekenende steden zich tegen de commercialisering van de persoonlijke diensten voor maatschappelijke hulp en zien ze toe op de invoering van kwaliteitsvolle essentiële diensten, tegen stabiele prijzen die overeenkomen met de kostprijs in andere openbare diensten. 3. De steden verbinden zich ertoe om een sociaal beleid te ontwikkelen, in het bijzonder ten opzichte van de minst gegoeden, om uitsluiting te vermijden en om te streven naar menselijke waardigheid en gelijkheid. Art. XIII – RECHT OP ONDERWIJS 1. De burgers van de stad hebben recht op onderwijs. De gemeentelijke overheden bevorderen de toegang tot het basisonderwijs van kinderen en jongeren op schoolgaande leeftijd. Ze moedigen vorming aan voor volwassenen, in een kader van nabijheid en respect voor democratische waarden. 2. De steden dragen bij tot het ter beschikking stellen van alle ruimten en schoolse, educatieve en culturele centra, binnen een multiculturele context van sociale cohesie. 3. De gemeentelijke overheden dragen bij tot een verhoogd niveau van burgerschap door educatieve pedagogie, in het bijzonder voor wat de strijd betreft tegen seksisme, racisme, xenofobie en discriminatie. Art. XIV – RECHT OP WERK 1. De burgers van de steden hebben het recht om te beschikken over voldoende middelen, door een waardige tewerkstelling die borg staat voor levenskwaliteit. 2. De gemeentelijke overheden dragen, binnen hun mogelijkheden, bij tot het verkrijgen van voltijdse tewerkstelling. Om het recht op werk effectief te maken, bevorderen de ondertekenende steden de afstemming tussen vraag en aanbod van werk en moedigen ze de bijscholing en herkwalificering aan van werknemers via permanente vorming. Ze ontwikkelen activiteiten voor werklozen. 3. De ondertekenende steden verbinden zich ertoe om geen enkel stedelijk contract te ondertekenen zonder hierin clausules op te nemen die kinderarbeid en zwartwerk verwerpen, ongeacht of het gaat om nationale of buitenlandse werknemers, personen in een regelmatige of onregelmatige toestand ten opzichte van de nationale wetten. 4. In samenwerking met andere publieke instellingen en ondernemingen ontwikkelen de gemeentelijke overheden mechanismen om de gelijkheid van iedereen ten opzichte van werk te verzekeren, om discriminatie omwille van nationaliteit, geslacht, seksuele voorkeur, leeftijd of loonhandicap te verhinderen, alsook goede werkomstandigheden, participatierecht, professionele promotie en bescherming tegen ontslag. Ze moedigen de gelijke toegang van vrouwen tot werk aan door de oprichting van kinderdagverblijven en andere maatregelen, alsook de gelijke toegang tot werk voor personen met een handicap, door middel van aangepaste voorzieningen. 5. Ze bevorderen de creatie van beschermde banen die dienst doen als overstapmogelijkheden voor mensen die zich opnieuw in het beroepsleven willen stappen. Ze moedigen in het bijzonder de creatie aan van banen gekoppeld aan nabijheiddiensten, leefmilieu, sociale preventie en onderwijs voor volwassenen.
Art. XV – RECHT OP CULTUUR 1. De burgers van de steden hebben recht op cultuur in al zijn mogelijke uitdrukkingen, manifestaties en modaliteiten. 2. De lokale overheden, in samenwerking met de cultuurverenigingen en de privésector, moedigen de ontwikkeling aan van het gemeentelijke cultuurleven met respect voor diversiteit. Openbare ruimten geschikt voor culturele en sociale activiteiten worden ter beschikking gesteld van de burgers van de steden tegen voorwaarden die voor iedereen gelijk zijn. Art. XVI – RECHT OP HUISVESTING 1. Alle burgers van de steden hebben recht op een waardige, veilige en gezonde huisvesting. 2. De gemeentelijke overheden waken over een voldoende aanbod van huisvesting en wijkvoorzieningen voor al hun burgers, in functie van hun inkomsten. Deze uitrustingen omvatten tevens opvangstructuren die de veiligheid en waardigheid van daklozen waarborgen en structuren aangepast aan vrouwen die het slachtoffer zijn geworden van geweld en vrouwen die uit de prostitutie willen ontsnappen. 3. De gemeentelijke overheden waarborgen het recht van zigeuners om in de stad te verblijven in omstandigheden conform de menselijke waardigheid. Art. XVII – RECHT OP GEZONDHEID 1. De gemeentelijke overheden verzekeren een gelijke toegang voor alle burgers tot medische zorgen en preventie. 2. De gemeentelijke overheden nemen de noodzakelijke initiatieven inzake volksgezondheid, door preventiemaatregelen of tussenkomsten indien de toestand dit vereist. 3. De ondertekenende steden dragen, door hun acties op economisch, cultureel, sociaal en stedenbouwkundig vlak, bij tot een globale strategie om de gezondheid van alle inwoners te bevorderen met hun actieve participatie. Art. XVIII – RECHT OP LEEFMILIEU 1. De burgers van de steden hebben recht op een gezonde omgeving, in de zoektocht naar compatibiliteit tussen economische ontwikkeling en een duurzaam ecologisch evenwicht. 2. De gemeentelijke overheden nemen hiertoe, op basis van het voorzorgsprincipe, een preventiebeleid aan tegen vervuiling (inclusief akoestisch), energiebesparing, beheer, recyclage, hergebruik en recuperatie van afval. Ze breiden de groene ruimten in de steden uit en beschermen ze. 3. Ze stellen alles in het werk opdat de burgers het landschap rond de stad en dat de stad vorm geeft kunnen waarderen zonder het te beschadigen. Burgers moeten geraadpleegd worden over eventuele wijzigingen aan het landschap. 4. Ze ontwikkelen een specifieke opvoeding gericht op respect voor het leefmilieu, in het bijzonder bij kinderen. Art. XIX –RECHT OP EEN HARMONIEUZE STEDENBOUW 1. De burgers van de steden hebben recht op een planmatige stedenbouwkundige ontwikkeling die een harmonieuze relatie verzekert tussen wonen, publieke diensten, voorzieningen, groene ruimten en structuren voor collectief gebruik. 2. De gemeentelijke overheden voeren, met de deelname van de burgers, een stedenbouwkundige planning en beheer uit die zorgen voor een evenwicht tussen stedenbouw en leefmilieu.
3. In dit kader verbinden zij zich ertoe om het natuurkundige, historisch, architecturaal, cultureel en artistiek patrimonium van de steden te respecteren en om de renovatie van het bestaande patrimonium te bevorderen.
Art. XX – RECHT OP VERKEER EN RUST IN DE STAD 1. De lokale overheden erkennen het recht van de burgers van de steden op transportmiddelen die verenigbaar zijn met de rust in de stad. Ze bevorderen een openbaar vervoer dat voor iedereen toegankelijk is volgens een stedelijk en interstedelijk verplaatsingsplan. Ze controleren het autoverkeer en verzekeren zijn vlotheid met respect voor het leefmilieu. 2. Het stadsbestuur controleert strikt de uitstoot van ieder type geluid en trillingen. Het definieert de zones die volledig of op bepaalde ogenblikken voorbehouden zijn voor voetgangers en moedigt het gebruik aan van niet‐vervuilende voertuigen. 3. De ondertekenende steden verbinden zich ertoe om de nodige middelen vrij te maken om deze rechten effectief te maken, door desgevallend gebruik te maken van vormen van economische samenwerking tussen publieke entiteiten, privébedrijven en het maatschappelijk middenveld. Art. XXI – RECHT OP VRIJE TIJD 1. De steden erkennen het recht van de burgers om te beschikken over vrije tijd. 2. De gemeentelijke overheden waarborgen het bestaan van kwaliteitsvolle speelruimten die open staan voor alle kinderen zonder enige vorm van discriminatie. 3. De gemeentelijke overheden bevorderen de actieve deelname aan sport en zorgen dat de installaties noodzakelijk voor sportbeoefening ter beschikking gesteld worden van alle burgers. 4. De gemeentelijke overheden stimuleren het toerisme en zien toe op het evenwicht tussen de toeristische activiteit van de stad en het maatschappelijk en ecologisch welzijn van de burgers. Art. XX II – CONSUMENTENRECHTEN De steden zien, binnen de grenzen van hun bevoegdheden, toe op de bescherming van de consumenten. Hiertoe verzekeren ze de controle van weegschalen en meettoestellen, alsook de kwaliteit en samenstelling van producten, de juistheid van de informatie op alsook de houdbaarheidsdatum van voedingsmiddelen.
DEEL IV DE RECHTEN MET BETREKKING TOT HET DEMOCRATISCH LOKAAL BESTUUR Art. XXIII – EFFICIËNTIE VAN DE OPENBARE DIENSTEN 1. De lokale overheden verzekeren de efficiëntie van de openbare diensten en hun aanpassing aan de behoeften van de gebruikers. Ze sluiten iedere vorm van discriminatie of misbruik uit. 2. De lokale besturen zullen evaluatie‐instrumenten uitwerken voor hun gemeentelijke acties en zullen rekening houden met de resultaten. Art. XXIV‐ PRINCIPE VAN TRANSPARANTIE 1. De ondertekenende steden waarborgen de transparantie van de bestuurlijke activiteit. De burgers worden in staat gesteld om hun politieke en administratieve rechten en verplichtingen te kennen door de openbaarheid van de gemeentelijke regels. Die moeten begrijpelijk zijn en periodiek geactualiseerd worden. 2. De burgers hebben recht op een afschrift van de administratieve akten van het lokaal bestuur die op hen van toepassing zijn, behoudens bij belemmeringen van openbaar belang of met betrekking tot het recht op privéleven van derden. 3. De verplichting tot transparantie, openbaarheid, onpartijdigheid en non‐discriminatie van gemeentelijke handelingen geldt voor: ‐ het afsluiten van gemeentelijke contracten in toepassing van een nauwgezet beheer van de gemeentelijke uitgaven; ‐ de selectie van ambtenaren, gemeentelijke bedienden en arbeiders in het kader van principes van verdiensten en bekwaamheid. 4. De lokale overheden waarborgen de transparantie en strikte controle op het gebruik van publieke fondsen.
DEEL V GARANTIEMECHANISMEN VOOR NABIJHEIDMENSENRECHTEN Art. XXV – BEHEER VAN DE LOKALE JUSTITIE 1. De steden ontwikkelen een verbeteringsbeleid voor de toegang van burgers tot recht en justitie. 2. De ondertekenende steden bevorderen de buitengerechtelijke beslechting van burgerlijke, strafrechtelijke, administratieve en professionele geschillen, door de invoering van publieke mechanismen voor verzoening, dading, bemiddeling en arbitrage. 3. Desgevallend heeft de gemeentelijke justitie, verzekerd door onafhankelijke vrederechters, ‐ rechtschapen man – verkozen door de burgers van de steden of door lokale regeringen, de bevoegdheid om op rechtvaardige wijze conflicten op te lossen die burgers van de steden en de gemeentelijke administratie tegenover elkaar zetten. Art. XXVI – NABIJHEIDPOLITIE 1. De ondertekenende steden bevorderen de ontwikkeling van goed gekwalificeerde korpsen voor nabijheidpolitie, met opdrachten als “veiligheid‐ en vriendelijkheidagenten”. Deze agenten passen een preventief beleid toe tegen misdrijven en treden op als een politie voor burgereducatie. Art. XXVII – PREVENTIEMECHANISMEN 1. De ondertekenende steden zorgen voor preventieve mechanismen: ‐sociale of wijkgebonden bemiddelaars, in het bijzonder in de meest kwetsbare zones. ‐ gemeentelijke ombudsman of burgerbeschermer als onafhankelijke en onpartijdige instelling. 2. Om de uitoefening van de rechten uit dit Handvest te vereenvoudigen en om de bevolking controle te geven over hun concrete realiteit, voert iedere ondertekenende stad een alarmcommissie in samengesteld uit burgers en belast met de evaluatie van de toepassing van het handvest. Art. XXVIII – FISCALE EN BUDGETTAIRE MECHANISMEN 1. De ondertekenende steden verbinden zich ertoe om hun budgetten zodanig uit te werken dat de vooruitzichten van ontvangsten en uitgaven hen in staat stellen om de rechten van dit Handvest te realiseren. Ze kunnen hiertoe een systeem invoeren van “participatief budget”. De gemeenschap van burgers, georganiseerd in vergaderingen per wijk of sector of in verenigingen kan aldus zijn advies geven over de financiering van maatregelen noodzakelijk voor de realisatie van deze rechten. 2. De deelnemende steden verbinden zich ertoe, in naam van het respect voor de gelijkheid van alle burgers, om niet toe te laten dat de zones of de activiteiten onder hun bevoegdheid ontsnappen aan sociale, fiscale, ecologische of andere wetten. Zij dienen zodanig te handelen dat de uitzonderingszones op de wettelijkheid verdwijnen daar waar ze bestaan.
SLOTBEPALINGEN JURIDISCHE WAARDE VAN HET HANDVEST EN DE TOEPASSINGSMECHANISMEN 1. Eens het Handvest is aangenomen blijft het open voor de individuele ondertekening door alle steden die wensen aan te sluiten bij dit engagement. 2. De stadsbesturen integreren in hun stedelijke reglementen met dwingende waarde de principes en regels alsook de garantiemechanismen vervat in het Handvest en zullen deze expliciet vermelden in de motivering van iedere stedelijke handeling. 3. De ondertekenende steden erkennen het algemeen dwingende rechtskarakter van de rechten uit dit Handvest en verbinden zich ertoe iedere juridische akte te verwerpen of af te wijzen, in het bijzonder ieder stedelijk contract, waarvan de gevolgen de erkende rechten zouden belemmeren of die in strijd zouden zijn met hun realisatie en om te zorgen dat andere rechtssubjecten ook de hogere juridische waarde van deze rechten erkennen. 4. De ondertekenende steden verbinden zich ertoe een commissie op te richten belast met een tweejaarlijkse evaluatie van de toepassing van de rechten erkend door het Handvest en om de resultaten openbaar te maken. 5. De Vergadering van de Conferentie van de Steden voor de Mensenrechten, opgericht in voltallige vergadering van de ondertekenende steden, zal beslissen om een geschikt opvolgingsmechanisme in te voeren om de aanvaarding en goede uitvoering van dit Handvest door de ondertekenende steden te waarborgen.
BIJKOMENDE BEPALINGEN TEN EERSTE De ondertekenende steden verbinden zich ertoe om bij hun nationale overheden de nodige stappen te zetten om te zorgen dat buitenlandse inwoners kunnen deelnemen aan de gemeenteraadsverkiezingen, in de zin van Artikel VIII.2 van dit Handvest. TEN TWEEDE Om de rechterlijke controle mogelijk te maken van de rechten uit dit Handvest verbinden de ondertekenende steden zich ertoe om aan hun staten en aan de Europese Unie te vragen om de grondwettelijke verklaringen van de Rechten van de Mens of het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens aan te vullen. TEN DERDE De ondertekenende steden werken Agenda 21 programma’s uit en voeren deze uit, overeenkomstig de akkoorden van de VN Conferentie over Leefmilieu en Ontwikkeling, gehouden te Rio de Janeiro op 1992. TEN VIERDE Bij een gewapend conflict zullen de ondertekenende steden toezien op het behoud van het principe van vrij bestuur van de collectiviteit en de naleving van de rechten uiteengezet in dit handvest. TEN VIJFDE
Het engagement van de vertegenwoordigers van de steden wordt gevalideerd door hun gemeenteraad, die voorbehoud zal kunnen aantekenen tegen bepaalde artikels als zij dit noodzakelijk acht in functie van de nationale wetgeving. Opgesteld te Saint‐Denis, achttien mei tweeduizend