Standard Eurobarometer European Commission
EUROBAROMETER 60.1 PUBLIC OPINION IN THE EUROPEAN UNION
Standard Eurobarometer 60.1 / Autumn 2003 - European Opinion Research Group EEIG
AUTUMN 2003
NATIONAL REPORT BELGIUM
The survey was requested and coordinated by the Directorate General Press and Communication. This report was produced for the European Commission’s Representation in Belgium. This document does not represent the point of view of the European Commission. The interpretations and opinions contained in it are solely those of the authors.
INHOUDSTAFEL
INHOUDSTAFEL ....................................................................................................................................................... 2 INLEIDING.................................................................................................................................................................. 4 I. OVERZICHT VAN DE BELGISCHE BURGERS............................................................................................... 6 I.1. POLITIEKE DISCUSSIES EN HET DELEN VAN OPINIES .............................................................................................. 6 I.1.1. Politieke discussies ....................................................................................................................................... 6 I.1.2. Het delen van opinies ................................................................................................................................... 7 1.2. PERSOONLIJKE TEVREDENHEID ............................................................................................................................ 8 I.3. VERWACHTINGEN VOOR 2004 .............................................................................................................................. 9 I.4. VERTROUWEN IN DE INSTELLINGEN .................................................................................................................... 12 I.5. PROBLEMEN WAARMEE BELGIË MOET AFREKENEN ............................................................................................ 14 I.6. IDENTITÉEIT EN GEHECHTHEID AAN EEN GEOGRAFISCH GEBIED ......................................................................... 15 I.6.1. Identiteit...................................................................................................................................................... 15 I.6.2. Gehechtheid aan een geografisch gebied ................................................................................................... 17 II. DE BELGEN EN DE EUROPESE UNIE........................................................................................................... 18 II.1. WAT DE BELGEN OVER DE EUROPESE UNIE DENKEN ........................................................................................ 18 II.1.1 Voordelen een Lidstaat te zijn .................................................................................................................... 18 II.1.2. Beeld van de Europese Unie ..................................................................................................................... 21 II.1.3. Hetgeen de Unie vertegenwoordigt ........................................................................................................... 22 II.1.4. Snelheid van de Europese ontwikkeling .................................................................................................... 25 II.1.5. Gehechtheid aan de Europese Unie .......................................................................................................... 27 II.1.6. Werking van de democratie in de Europese Unie ..................................................................................... 29 I .1.7. Rol van de Europese Unie ......................................................................................................................... 30 II.2. DE EUROPESE INSTELLINGEN ............................................................................................................................ 32 II.2.1 Kennis, belang en vertrouwen .................................................................................................................... 32 Kennis .................................................................................................................................................................................32 Belang .................................................................................................................................................................................34 Vertrouwen .........................................................................................................................................................................36
II.2.2. Verkiezing van de voorzitter van de Commissie ........................................................................................ 37 II.2.3. Voorzitterschap van de Europese raad ..................................................................................................... 38 II.3. INFORMATIE OVER DE EUROPESE UNIE ............................................................................................................. 39 II.3.1. Gebruikte informatiebronnen .................................................................................................................... 39 2
II.3.2. Favoriete informatiebronnen..................................................................................................................... 41 II.3.3. Rol van de Belgische media....................................................................................................................... 42 II.4. BESLUITVORMINGSNIVEAU ............................................................................................................................... 43 II.5. PRIORITEIT EN DOELTREFFENDHEID VAN DE ACTIES IN DE EUROPESE UNIE ...................................................... 46 II.5.1. Prioriteit van de acties in de Europese Unie............................................................................................. 46 II.5.2. Doeltreffendheid van de acties van de Europese Unie .............................................................................. 50 II.6. GBVB EN EUROPEES VEILIGHEIDS-EN DEFENSIEBELEID ................................................................................... 52 II.7. ROL VAN DE VSA EN DE EUROPESE UNIE IN DE WERELD .................................................................................. 55
3
INLEIDING Deze Eurobarometer 60 is de vrucht van een enquête die in de loop van de herfst van 2003 in België en in de veertien andere Lidstaten van de Europese Unie werd gerealiseerd. Er werden twee hoofdaspecten beoogd: het standpunt van de Belgen tegenover de Europese Unie in de ruime zin en de wijze waarover zij over deze Unie worden ingelicht. Er werden tevens enkele gegevens ingezameld met de bedoeling een snel overzicht te verkrijgen van de Belgische burgers zelf. In totaal werden meer dan 16.082 personen in de vijftien Lidstaten ondervraagd, waaronder 1022 in België. Onder hen waren 93,3 % van Belgische nationaliteit, 1,8% van Italiaanse nationaliteit en 1,5% van Franse nationaliteit. De overige percentages bestonden uit Duitsers (0,9%), Nederlanders (0,6%), Grieken (0,2%), Spanjaarden (0,5%), Portugezen (0,2%), Britten (0,2%), Luxemburgers (0,2%) en Denen (0,9%). In dit rapport maken we geen onderscheid tussen de diverse nationaliteiten en gebruiken we het woord “de Belgen” voor alle personen die de vragen in België hebben beantwoord. In elke nationale groep hebben de enquêteurs erover gewaakt dat alle socioculturele en socioprofessionele tendensen vertegenwoordigd zouden worden. Zo hebben we de gelegenheid gehad om de resultaten te preciseren en te verfijnen op basis van: o het gewest van afkomst o het geslacht o de leeftijd o het studieniveau o het beroep Wij hebben deze variabelen niet systematisch gebruikt, maar enkel wanneer ze aanzienlijke verschillen vertoonden. Wat het gewest van afkomst betreft, hebben de enquêteurs 330 Walen, 95 Brusselaars en 597 Vlamingen ondervraagd. Buiten deze verschillende variabelen konden de resultaten van deze nieuwe Eurobarometer vergeleken worden met de resultaten in vorige Eurobarometerrapporten, vooral met Eurobarometer 58 (herfst 2002) en 59 (winter en lente 2003). De enquête die ons vandaag bezighoudt, werd voorgesteld in de vorm van 43 vragen (in bijlage). In de mate van het mogelijke hebben we de volgorde van de vragen gerespecteerd. Niettemin is het omwille van de leesbaarheid, de duidelijkheid of de samenhang voorgekomen dat sommige vragen van het ene geheel naar het andere werden verplaatst. Er dient een belangrijke opmerking te worden gemaakt over sommige vragen. Het is meerdere keren voorgekomen dat men aan de ondervraagde personen vraagt om bepaalde elementen uit een welbepaalde lijst te kiezen om op een vraag te antwoorden. Dat is bijvoorbeeld het geval voor vraag 30:
4
“Ik ga u nu een aantal acties voorlezen die de Europese Unie zou kunnen ondernemen. Kunt u mij, voor elke actie zeggen of ze, volgens u, voorrang zou moeten krijgen of niet?”. Het gebruik van dit soort lijsten, als dat noodzakelijk is, stuurt onvermijdelijk de gemaakte keuzes, aangezien geen enkele lijst kan beweren absoluut volledig te zijn. We hebben gekozen om talrijke antwoorden op de vragen met grafieken te illustreren. We zijn immers van mening dat ze een directer begrip van de gegevens mogelijk maken. Sommige grafieken hebben een vanzelfsprekende leesbaarheid en vergen slechts een beknopte commentaar. Anderen zijn complexer en werden uitvoeriger becommentarieerd. Sommige grafieken stellen resultaten voor onder de vorm van percentages, anderen onder de vorm van het gemiddelde. Als het om percentages gaat, kan het gebeuren dat het totaal van de percentages 100 overschrijdt. Dit betekent dat aan de ondervraagde personen werd gevraagd om meerdere keuzes te maken. Als het om gemiddelden gaat, wil dit zeggen dat de ondervraagde personen werden uitgenodigd om te kiezen tussen meerdere opties waaraan waarden werden gekoppeld (b.v.: zeer goed = 4; goed = 3; tamelijk slecht = 2; zeer slecht = 1). Deze weging, die een berekening van gemiddelden toelaat, biedt de mogelijkheid om snel de respectieve standpunten van diverse ondervraagde groepen onderling te bekijken en laat toe om ze te vergelijken met het middelpunt van de voorgestelde reeks waarden (bijv: het middelpunt van een waardenreeks gaande van 1 tot 4 is 2,5. Het middelpunt van een waardenreeks gaande van 1 tot 7 is 4). Onderstaand schema illustreert deze werkwijze. Voorbeeld van vragen met vier antwoordniveaus: “Bent u het helemaal eens (=4), eerder eens (=3), eerder oneens (=2) of helemaal oneens (=1) met volgende stelling… ?” 4 : MAXIMUMPUNT « HELEMAAL EENS » (Waardering 4) 3,75 : BOVENSTE « EERDER EENS »
TUSSENPUNT
(Waardering 3) 2,5 : MIDDELPUNT OF « EERDER ONEENS »
MEDIAAN
(Waardering 2) 1,75 : ONDERSTE « HELEMAAL ONEENS »
TUSSENPUNT
(Waardering 1) 1 : MINIMUMPUNT
5
I. OVERZICHT VAN DE BELGISCHE BURGERS I.1. POLITIEKE DISCUSSIES EN HET DELEN VAN OPINIES Om deze Eurobarometer 60 te beginnen, werden aan de Belgische burgers een aantal vragen gesteld die we als "persoonlijk" kunnen kwalificeren. Deze vragen en de antwoorden die eraan verbonden zijn, houden geen rechtstreeks verband met de EU. Ze stellen ons toch in staat om de personen die op deze enquête hebben geantwoord, beter te kennen.
I.1.1. Politieke discussies Aan het begin van dit hoofdstuk wilden de enquêteurs weten of de Belgen veel of weinig met hun omgeving over politiek praten. Op dit vlak blijkt dat de Belgen minder dan de rest van de Europeanen onder vrienden over politiek spreken. 40% van de Belgen (zelfde percentage als in de vorige Eurobarometer) verklaart namelijk met zijn vrienden nooit over dit soort onderwerp te spreken.
V.2. - Wanneer u onder vrienden bent, spreekt u dan vaak (=3), af en toe (=2), of nooit over politiek (=1)? GEMIDDELDE 1,9 1,85 1,85 1,79
1,8 1,75 1,7
1,68
1,7
1,7
Vlaanderen
België
1,65 1,6 1,55 1,5 Wallonië
Brussel
EU15
6
I.1.2. Het delen van opinies De geringe belangstelling voor politiek als gespreksonderwerp vinden we eveneens terug wanneer het erop
aankomt zijn standpunt te verdedigen. De Belgen zijn niet erg geïnteresseerd in dit type
activiteiten. Zij bevinden zich onder de mediaan van 2,5 en onder het communautaire gemiddelde. Vanuit gewestelijk standpunt, bevinden de Brusselaars zich boven de twee andere gewesten en boven de mediaan.
V.3. Wanneer u een opinie hebt waar u werkelijk aan houdt, probeert u dan soms vrienden, collega's, relaties van deze opinie te overtuigen? Nooit = 1; zelden = 2; af en toe 3; vaak = 4, GEMIDDELDE 2,9 2,66
2,7 2,5 2,3
2,39 2,26
2,21
2,27
2,1 1,9 1,7 1,5 Wallonië
Brussel
Vlaanderen
België
EU15
7
1.2. PERSOONLIJKE TEVREDENHEID Over het algemeen verklaren de Belgische burgers tamelijk tevreden te zijn met hun persoonlijke leven. Bovendien bevinden zij zich lichtjes boven het communautaire gemiddelde. Uit een uitsplitsing per gewest blijkt dat de Vlamingen zich lichtjes onderscheiden van de overige inwoners van het land door hun iets positievere ingesteldheid.
V.4. - Bent u over het algemeen zeer tevreden (=4), eerder tevreden (=3), eerder niet tevreden (=2) of helemaal niet tevreden (=1) met het leven dat u leidt? GEMIDDELDE
3,55 3,05
3,04
3,16
3,04
2,84
2,96
2,55 2,05 1,55 Wallonië
Brussel
Vlaanderen
België
EU15
8
I.3. VERWACHTINGEN VOOR 2004 Toen deze enquête in de loop van de herfst van 2003 gehouden werd, wilden wij weten welke verwachtingen de Europese burgers voor 2004 hadden. Er werd een reeks van 5 vragen gesteld – vragen met betrekking tot hun leven in het algemeen, de financiële situatie van hun gezin, hun beroepssituaties, de economische situatie en de werkgelegenheid in hun land – om zo te weten te komen hoe zij dit nieuwe jaar tegemoet zien. Over het algemeen zien de Belgen hun leven, hun beroepssituatie en de financiële situatie van hun gezin in 2004 lichtjes verbeteren. Anderzijds denken zij dat de economische situatie en de werkgelegenheidssituatie in België minder goed zullen zijn dan in 2003. Deze laatste resultaten zijn verbazend, want hoe valt een positieve evolutie van de beroepssituatie en de financiële situatie van de gezinnen van de Belgische burgers te rijmen met een achteruitgang van de werkgelegenheid en van de Belgische economie?
Wij kunnen dus vaststellen dat de Belgen meer hoop hebben wat hun
persoonlijke leven betreft dan wat de situatie van hun land betreft. Tevens stellen wij vast dat de verwachtingen en hoop bij de Brusselaars altijd groter en positiever zijn dan bij de Walen en de Vlamingen.
V. 5.1. Zal 2004 beter, minder goed of hetzelfde zijn wat uw leven in het algemeen betreft? Slechter = 1; hetzelfde = 2; beter = 3. GEMIDDELDE 2,5 2,3
2,38 2,22
2,17
2,1
2,14
2,1 1,9 1,7 1,5 Wallonië
Brussel
Vlaanderen
België
EU15
9
V. 5.2. Zal 2004 beter, minder goed of hetzelfde zijn, wat de economische situatie in uw land betreft? Slechter = 1; hetzelfde = 2; beter = 3. GEMIDDELDE 1,95 1,9
1,9 1,85
1,85
1,8
1,8
1,75
1,73
1,75 1,7 1,65 1,6 Wallonie
Bruxelles
Flandre
Belgique
UE15
V. 5.3. Zal 2004 beter, minder goed of hetzelfde zijn wat de financiële situatie van uw gezin betreft? Slechter = 1; hetzelfde = 2; beter = 3. GEMIDDELDE 2,23
2,25 2,2 2,15 2,1 2,05
2,02
2,02
2,04
2,03
België
EU15
2 1,95 1,9 Wallonië
Brussel
Vlaanderen
10
V. 5.4. Zal 2004 beter, minder goed of hetzelfde zijn, wat de werkgelegenheid in uw land betreft? Slechter= 1; hetzelfde = 2; beter = 3. GEMIDDELDE 1,7 1,65 1,6
1,66 1,59 1,56
1,55 1,48
1,5 1,45
1,41
1,4 1,35 1,3 1,25 Wallonië
Brussel
Vlaanderen
België
EU15
V. 5.5. Zal 2004 beter, minder goed of hetzelfde zijn wat uw beroepssituatie betreft? Slechter = 1; hetzelfde = 2; beter = 3. GEMIDDELDE 2,35
2,3
2,3 2,25 2,2 2,15
2,14
2,12 2,08
2,1 2,03
2,05 2 1,95 1,9 1,85 Wallonië
Brussel
Vlaanderen
België
EU15
11
I.4. VERTROUWEN IN DE INSTELLINGEN Net zoals bij de vorige Eurobarometers werd aan de Europese burgers een vraag gesteld over het vertrouwen in de verschillende instellingen. De twee instellingen waarin de Belgen het meeste vertrouwen hebben, zijn de radio en de televisie. Meer dan 60% van hen verklaart namelijk vertrouwen te hebben in deze twee mediavormen (68% in de radio 63% in de televisie). Andere instellingen zoals liefdadigheids- of vrijwilligersorganisaties, de schrijvende pers, het leger en de politie krijgen het vertrouwen van meer dan één Belg op twee. Anderzijds zijn de politieke partijen en de grote bedrijven de twee instellingen waarin de Belgen het minste vertrouwen hebben (minder dan 30% verklaart er vertrouwen in te hebben). Minder dan 40% van de Belgen zegt vertrouwen te hebben in het Belgische parlement, in de Belgische regering en in het Belgische rechtssysteem. Tot slot verklaart iets minder dan de helft van de Belgen (45%) vertrouwen te hebben in de Europese Unie. De Belgische burgers die het meeste vertrouwen hebben in de Europese Unie zijn: o
De Brusselaars (59%)
o
de bedienden (58%)
o
de 15-24-jarigen (57%)
o
de kaderleden (55%)
o
zij die na de leeftijd van 20 jaar nog gestudeerd hebben (54%)
Anderzijds zijn de personen die het minste vertrouwen hebben in de Europese Unie in België: o
zij die hun studies op 15 jaar stopgezet hebben (37%)
o
de huisvrouwen/-mannen (37%)
o
de werklozen en de gepensioneerden (39%)
o
de Walen (40%)
o
de 40-plussers (41%)
12
V.6. Kunt u voor elk van de volgende instellingen zeggen of u er eerder vertrouwen of eerder geen vertrouwen in hebt? %
0%
20%
40%
60%
80% 28%
68%
De radio
34%
63%
De televisie Liefdadigheids- of vrijw illigersorganisaties
58%
35%
De schrijvende pers
56%
41%
Het leger
55%
4% 3% 7% 3% 9%
36%
4%
44%
52%
De politie
100%
De Europese Unie
45%
De vakbonden
44%
47%
9%
De Organisatie van de Verenigde Naties
43%
48%
9%
8%
47%
Het Belgische parlement
40%
52%
8%
De Belgische regering
38%
54%
8%
Religieuze instellingen
37%
56%
7%
61%
5%
De Belgische justitie/gerechtelijk De grote ondernemingen De politieke partijen
34% 30% 22%
Veeleer vertrouwen
7%
63%
6%
72%
Veeleer geen vertrouwen
WHN
13
I.5. PROBLEMEN WAARMEE BELGIË TE KAMPEN HEEFT Wij hebben in de vorige Eurobarometer (lente 2003) vastgesteld dat voor de ondervraagde Belgen werkloosheid en onveiligheid de twee belangrijkste problemen zijn waarmee België moet afrekenen. Uit deze nieuwe Eurobarometer blijkt dat de Belgische burger deze twee problemen nog steeds als het belangrijkst beschouwt. Wij noteren echter een toename met 14% van degenen die vinden dat de werkloosheid het belangrijkste probleem is waarmee België moet afrekenen (EB59 : 41% ; EB60 : 55%). Anderzijds vindt 5% minder dan de vorige lente (EB59 : 34% ; EB60 : 29%) dat onveiligheid voor zijn land één van de belangrijkste problemen vormt.
Q.26. Wat zijn volgens u de twee belangrijkste problemen waarmee België momenteel te kampen heeft? Werkloosheid Onveiligheid Economische situatie Immigratie Prijsstijgingen/inflatie Belastingen Pensioenen Gezondheidssysteem Huisvesting Terrorisme Onderw ijssysteem Milieubescherming Openbaar vervoer Andere Defensie / buitenlands beleid 0%
55% 29% 25% 18% 16% 13% 11% 5% 5% 4% 4% 3% 3% 1% 1% 10%
20%
30%
40%
50%
60%
14
I.6.
IDENTITEIT
EN
GEHECHTHEID
AAN
EEN
GEOGRAFISCH GEBIED I.6.1. Identiteit De volgende twee grafieken geven ons een overzicht van het identiteitsgevoel van de Belgische burgers. Bij het lezen van de eerste grafiek merken wij op dat het identiteitsgevoel van de Belgen veeleer verbonden is met hun land van afkomst, België, dan met de Europese Unie. Wanneer we een gemiddelde voor heel de Belgische bevolking opmaken, alle gewesten van oorsprong door mekaar, worden wij ons ervan bewust. De ondervraagde personen beschouwen zichzelf namelijk in de eerste plaats als Belg en Europeaan (42%), in de tweede plaats enkel als Belg (40%), in de derde plaats als Europeaan en Belg (9%) en ten slotte in de vierde plaats enkel als Europeaan (6%). Zoals in de vorige Eurobarometer zijn de Belgen die zich vooral alleen Belg voelen: o
de huisvrouwen/-mannen (63%)
o
zij die hun studies op 15 jaar stopgezet hebben (54%)
o
de 55-plussers (47%)
De personen die zich daarentegen vooral alleen Europeaan voelen zijn: o
zij die hun studies op 15 jaar stopgezet hebben (10%)
o
de werklozen (9%)
o
de gepensioneerden (8%)
o
de 40-54-jarigen (8%)
De uitsplitsing per gewest brengt opmerkelijke verschillen aan het licht tussen de 3 landsgedeelten. In Vlaanderen vindt men de sterkste nationale identiteit. Worden de resultaten samengenomen, dan overheerst bij 88% van de Vlamingen in eerste instantie het gevoel Belg te zijn. De Brusselaars daarentegen geven blijk van het sterkste Europese identiteitsgevoel. De gecumuleerde resultaten tonen dat 32% van hen verklaart zich op de eerste plaats Europeaan te voelen, wat een hoog cijfer is. De Walen bevinden zich tussen de Brusselaars en de Vlamingen.
15
V. 43. Ziet u zichzelf op korte termijn als enkel Belg, Belg en Europeaan, Europeaan en Belg of enkel Europeaan? 60 52% 48%
50
43%
42% 40%
40%
40 32% 30 17%
20
16%
13% 10%
9%
8%
10
5% 4%
6%
0 Wallonië
Enkel Belg
Brussel
Vlaanderen
Belg en Europeaan
België
Europeaan en Belg
Enkel Europeaan
Het blijkt dat de Belgen er tamelijk trots op zijn dat zij Belg zijn. Onder de Belgische bevolking zijn de Brusselaars er het meest trots op. Ze worden op de voet gevolgd door de Walen en bij de Vlamingen noteren we dit fierheidsgevoel iets minder. Men had kunnen verwachten dat de Vlamingen het meest trots zouden zijn, aangezien zij zich, meer dan de rest van de bevolking, in de eerste plaats Belg voelen (zie de vorige vraag). Dit fierheidsgevoel is minder sterk als gevraagd wordt hoe trots men is Europeaan te zijn.
V.44 en 45. Zou u zeggen dat u heel trots (4), tamelijk trots (3), niet echt trots (2), helemaal niet trots (1) bent Belg te zijn? En Europeaan te zijn? GEMIDDELDE 3,5 3
3,31
3,28
2,74
2,72
3,28
3,21
3,15
3,11
2,77
2,72
2,5 2 1,5 1 0,5 0
Wallonië
Brussel
Vlaanderen Belg
België
EU15
Europeaan
16
I.6.2. Gehechtheid aan een geografisch gebied De enquêteurs hebben vervolgens aan de ondervraagde personen de vraag gesteld in welke mate zij zich gehecht voelden aan hun stad of dorp, aan hun gewest, aan België en aan de Europese Unie. Deze gehechtheid aan een geografische entiteit is omgekeerd evenredig met de grootte van deze entiteit. Hoe groter de entiteit, hoe kleiner de gehechtheid. Over het algemeen voelen de mensen zich meer gehecht aan hun stad, hun dorp en hun gewest. De gehechtheid aan België is ook tamelijk groot. De gehechtheid aan de Europese Unie is kleiner.
V. 46. Kunt u me zeggen hoezeer u zich gehecht voelt aan uw stad of dorp, aan uw streek, aan België en aan de EU. Helemaal niet gehecht = 1; niet erg gehecht = 2; tamelijk gehecht = 3; zeer gehecht = 4. GEMIDDELDE 3,6 3,4
3,37
3,41 3,33
3,43
3,39
3,34 3,33
3,27
3,23
3,2 3,03 3 2,83 2,8
2,71
2,6 2,4 Aan uw stad of dorp
Aan uw streek
Wallonië
Brussel
Aan België
Aan de Europese Unie
Vlaanderen
17
II. DE BELGEN EN DE EUROPESE UNIE II.1. WAT DE BELGEN OVER DE EUROPESE UNIE DENKEN II.1.1 Voordelen een Lidstaat te zijn De Belgen vinden het, meer dan de andere Europese ondervraagden, een goede zaak dat hun land deel uitmaakt van de Unie. Zoals vaak staan de Brusselaars op kop, gevolgd door de Vlamingen en daarna de Walen. De Belgen die het vooral een goede zaak vinden om tot de Europese Unie te behoren, zijn: o
de studenten (75%)
o
de 15-24-jarigen (68%)
o
de kaderleden (68%)
o
zij die na de leeftijd van 20 jaar nog gestudeerd hebben (67%)
Anderzijds zijn de Belgen die het in eerste instantie een slechte zaak vinden dat België tot de Unie behoort: o
zij die hun studies op 15 jaar stopgezet hebben (18%)
o
de werklozen (16%)
o
de 55-plussers (16%)
o
de huisvrouwen/-mannen en de gepensioneerden (15%)
Als we naar het gewest kijken waarvan de Belgische burgers afkomstig zijn, dan merken we dat 70% van de Brusselaars het als een goede zaak beschouwt. 58% van de Vlamingen vindt het een goede zaak en 48% van de Walen vindt het goed.
18
V. 7. Denkt u dat het feit dat ons land deel uitmaakt van de Europese Unie over het algemeen …? Een slechte zaak is = 1; noch een goede noch een slechte zaak is = 2; een goede zaak is = 3. GEMIDDELDE 2,7
2,66
2,65 2,6 2,55 2,5
2,46
2,46
2,45 2,4
2,38
2,36
2,35 2,3 2,25 2,2 Wallonië
Brussel
Vlaanderen
België
EU15
57% van de ondervraagde Belgen denkt dat hun land voordeel gedaan heeft met zijn lidmaatschap van de Europese Unie. Dit is 11% meer dan de andere Europeanen. Dit cijfer is niet meer gestegen sinds de vorige lente. Wij stellen vast dat vooral de Brusselaars (65% ; dit wil zeggen 9% minder dan de vorige Eurobarometer) vinden dat België voordeel heeft gedaan met zijn lidmaatschap van de Unie. De Walen en Vlamingen zijn iets minder enthousiast, hoewel ze zich boven het communautaire gemiddelde bevinden. Er dient opgemerkt te worden dat, in vergelijking met de lente van 2003, 8% meer Walen, 12% meer Brusselaars en 7% meer Vlamingen denken dat België geen voordeel gedaan heeft met zijn lidmaatschap van de Europese Unie. De personen die in eerste instantie vinden dat België geen voordeel heeft gedaan met zijn lidmaatschap van de Unie zijn dezelfde personen die vinden dat het geen goede zaak is dat België deel uitmaakt van de Unie (zij die hun studies op 15 jaar stopgezet hebben, de werklozen, 55-plussers, huisvrouwen/mannen en de gepensioneerden). Tevens zijn de Belgen die vinden dat België zijn voordeel heeft gedaan met zijn lidmaatschap van de Unie dezelfde die vinden dat het voor hun land een goede zaak is om deel uit te maken van de Europese Unie (de studenten, zij die na de leeftijd van 20 jaar nog gestudeerd hebben, de 15-24-jarigen en de kaderleden).
19
V. 8. Alles wel beschouwd, denkt u dat ons land wel of geen voordelen gehaald heeft uit zijn lidmaatschap van de Europese Unie? 70
65% 58%
60
57%
52% 46%
50 40
33%
30%
27%
30
34%
31%
20 10 0 Wallonië
Brussel
Vlaanderen
Voordeel uit gehaald
België
EU15
Geen voordeel uit gehaald
V. 8. Alles wel beschouwd, denkt u dat ons land wel of geen voordelen heeft gehaald uit zijn lidmaatschap van de Europese Unie? PERCENTAGES PER BEROEP 75%
80%
75%
70% 60%
60%
58%
55%
53%
40% 30%
52%
43%44%
50% 36%
30%
32%
22%
35% 26%
20%
13%
10% 0% Zelfstand, Kaderleden Bedienden
Handarbeiders
Voordelen uit gehaald
Werklozen GepensioHuisneerden vrouw en/mannen
Studenten
Geen voordelen uit gehaald
20
II.1.2. Beeld van de Europese Unie Het beeld dat de Belgische individu's zich vormen van de Europese Unie is eerder neutraal, met een licht positieve tint. De Belgen die het positiefste beeld van de Europese Unie hebben zijn de Brusselaars, daarna komen de Vlamingen en de Walen. Het beeld van de Unie in België is dus eerder goed. Slechts 14% van de mensen verklaart er een negatief beeld van te hebben. Dankzij de socioprofessionele variabelen kunnen we bepalen dat de groepen van personen die een heel positief beeld van de Europese Unie hebben, zijn: o
de individu's in de leeftijdscategorie 15-24 jaar
o
de studenten
o
de gepensioneerden
o
de zelfstandigen
o
de kaderleden
o
de werklozen
De Belgen die het meest negatieve beeld van de Unie hebben, zijn: o
de 55-plussers
o
zij die school gelopen hebben tot 19 jaar
o
de huisvrouwen/-mannen
o
de werklozen V.9. - Heeft de Europese Unie voor u in het algemeen een zeer positief (= 5), tamelijk positief (= 4), neutraal (= 3), tamelijk negatief (= 2) of zeer negatief imago (1) ? GEMIDDELDE 4 3.8 3 .6 3 3.6 3.4
3 .3 5
3 .3 6
3 .2 8
3 .3
3.2 3 2.8 2.6 2.4 2.2 2
Wallonië
Brussel
Vlaanderen
België
EU15
21
II.1.3. Hetgeen de Unie vertegenwoordigt De enquêteurs van deze opiniepeiling hebben eveneens aan de ondervraagde personen de vraag gesteld wat de Europese Unie voor hen persoonlijk betekent. Voor 64% van de ondervraagde Belgische burgers betekent de Europese Unie in de eerste plaats ‘de euro’. In de tweede plaats denkt 39% van de Belgen aan de vrijheid om gelijk waar in de Unie te reizen, te studeren en te werken. In de derde plaats roept de Europese Unie voor 26% de gedachte aan vrede en aan een grotere invloed op het wereldtoneel op. Dit zijn de eerste zaken waaraan de Belgische burgers denken wanneer men hun vraagt wat de Unie voor hen betekent. Wij kunnen opmerken dat al deze zaken positief zijn met een kleine nuance voor de euro die zowel negatieve als positieve aspecten kan oproepen. Ter afronding van de positieve elementen waarmee de Belgen de Europese Unie associëren, noteren we nog de economische welvaart (13%) en de sociale bescherming (8%). Zoals we kunnen vermoeden, roept de Unie niet alleen positieve gedachten op bij de Europeanen. Zo associeert 24% van de ondervraagde Belgen de Europese Unie met geldverspilling en werkloosheid. 23% is van mening dat de Unie een verhoging van de criminaliteit meebrengt. 21% verklaart dat de Unie voor hen synoniem is met onvoldoende grenscontroles. 10% van de ondervraagde personen tot slot denkt dat wij, door deel uit te maken van de Europese Unie, onze culturele identiteit verliezen. Als we deze resultaten van naderbij bekijken in functie van de socioprofessionele variabelen, dan merken wij op dat de personen die het positiefst staan tegenover de Europese Unie meestal dezelfde zijn. Het zijn voornamelijk: o
de studenten
o
de kaderleden
o
de 15-24-jarigen
o
zij die na de leeftijd van 20 jaar nog gestudeerd hebben
o
de bedienden
Anderzijds zijn de Belgen die het negatiefst tegenover de Europese Unie staan: o
de 55-plussers
o
zij die gestopt zijn met studeren voor 19 jaar
o
de werklozen
o
de gepensioneerden
22
V.10. - Wat betekent de Europese Unie voor u persoonlijk? (Meerdere antwoorden mogelijk) %
64%
De Euro Vrijheid om te reizen, te studeren en te w erken overal in de Europese Unie
39%
Vrede
26%
Meer invloed op het w ereldtoneel
26%
Geldverspilling
24%
Werkloosheid
24%
Meer criminaliteit
23%
Onvoldoende grenscontroles
21%
Culturele verscheidenheid
21%
Bureaucratie
16% 13%
Economische w elvaart Verlies van onze culturele identiteit
10%
Sociale bescherming WHN Andere 0%
8% 3% 1% 20%
40%
60%
Wij hebben zonet gezien wat de Europese Unie voor de Belgen betekent; deze nieuwe vraag geeft ons een beeld van het gevoel dat de Unie bij de Belgen oproept (gevoel van hoop, enthousiasme, wantrouwen, onverschilligheid of ongerustheid). Voor 34% van de ondervraagde personen in België, roept de Europese unie een positief gevoel – een gevoel van hoop – op. Dit gevoel vinden we vooral bij: o
de kaderleden (42%)
o
zij die na de leeftijd van 20 jaar nog gestudeerd hebben (41%)
o
de studenten (39%)
o
de 15-24-jarigen (39%)
o
de bedienden (38%)
23
26% van de Belgische burgers staat onverschillig tegenover de Europese Unie. 25% (vooral bedienden, studenten, kaderleden, 15-24-jarigen en zij die na de leeftijd van 20 jaar nog gestudeerd hebben) heeft vertrouwen in de Unie en, omgekeerd, staat 16% veeleer wantrouwig tegenover de Unie. Voor 19% roept de Europese Unie een gevoel van ongerustheid op. Dit gevoel vinden we in de eerste plaats terug bij degenen die gestopt zijn met studeren op 15 jaar, de 40-54-jarigen, de bedienden en de werklozen. Voor 5% van de ondervraagde Belgen overheerst bij de gedachte aan de Unie een gevoel van enthousiasme. En tot slot verwerpt 3,5% van de ondervraagden deze instelling; het gaat vooral om de werklozen, de bedienden en zij die gestudeerd hebben tot 19 jaar. In functie van het gewest waarvan de ondervraagde Belgen afkomstig zijn, merken wij op dat de Brusselaars het positiefst tegenover de Unie staan (hoop, vertrouwen). Bij de Walen daarentegen vinden we de meeste gevoelens van ongerustheid, wantrouwen en verwerping. Wat de Vlamingen betreft, zij staan het onverschilligst tegenover de Unie.
V.11. - Geeft de Europese Unie u een gevoel van?
Hoop 24% 26%
Onverschilligheid Vertrouw en
25%
12%
Wantrouw en
EB 57 EB 60
16%
6%
Enthousiasme
5%
Verw erping
4% 3,5%
0%
32%
16% 19%
Ongerustheid
WHN
42%
34%
10%
13%
20%
30%
40%
50%
24
II.1.4. Snelheid van de Europese opbouw De Europese Unie is nu al meer dan 50 jaar in opbouw. De enquêteurs wilden weten wat de Belgische burgers denken over de snelheid waarmee de opbouw van de Europese Unie momenteel verloopt. Men heeft hun daarom een reeks van 7 personen getoond en hun gevraagd degene te kiezen die het beste de snelheid van de Europese opbouw symboliseert. In deze reeks personen staat degene die zich uiterst links bevindt onbeweeglijk, terwijl degene uiterst rechts grote stappen neemt. Alle Belgen kiezen, net als alle burgers van de Unie, eerder voor persoon nr. 4 (boven 3,5) die zich precies in het midden van de reeks bevindt. Dat betekent dat voor hen de snelheid waarmee de opbouw van Europa verloopt middelmatig is, dit wil zeggen niet te vlug en niet te traag. Enkel de Brusselaars vinden dat de opbouw van de Unie eerder traag dan snel verloopt.
V. 12.a Hoe snel verloopt volgens u momenteel de opbouw van Europa? Bekijk deze personen even. Nummer 1 beweegt niet, nummer 7 rent zo hard hij kan. Kies degene die het best overeenstemt met uw opinie.
4,3
4,23
4,2 4,1 4 3,9
3,88
3,85 3,76
3,8 3,7
3,61
3,6 3,5 3,4 3,3 Wallonië
Brussel
Vlaanderen
België
EU15
De antwoorden zijn echter verschillend wanneer men aan de ondervraagde personen vraagt met welke snelheid zij de opbouw van de Unie zouden willen zien vooruitgaan.
25
In eerste instantie zien wij dat alle Belgische burgers net als de overige Europeanen gekozen hebben voor een snellere looppas. De Belgen bevinden zich nochtans onder het gemiddelde van de Unie. In tweede instantie merken wij op dat er lichte verschillen zijn tussen de gewesten. Het zijn opnieuw (dezelfde vaststelling als tijdens Eurobarometers 58 en 59) de Walen die wensen dat de opbouw van de Unie sneller zou verlopen. Dit is een verbazende vaststelling want zij zijn nooit degenen die het positiefst staan tegenover de Unie in het algemeen. Vervolgens zijn het de Brusselaars en tot slot de Vlamingen die wensen dat de opbouw van de Europese Unie sneller zou verlopen.
V.12b. En welke persoon stemt het best overeen met de snelheid waarmee u de opbouw van Europa zou willen zien verlopen?
4,9 4,7
4,73 4,59 4,48
4,5
4,39 4,26
4,3 4,1 3,9 3,7 3,5 3,3 Wallonië
Brussel
Vlaanderen
België
EU15
26
II.1.5. Gehechtheid aan de Europese Unie Dankzij deze nieuwe vraag kunnen we vaststellen hoe de burgers zich zouden voelen als de Unie morgen opgeheven zou worden. Eerst en vooral dient vastgesteld te worden dat de resultaten van deze vraag zeer grote verschillen aan het licht brengt naargelang het gewest waarvan de Belgen afkomstig zijn, behalve dan wat het gevoel van sterke opluchting betreft. 13% van de Brusselaars, 12% van de Walen en 10% van de Vlamingen verklaren namelijk dat zij sterk opgelucht zouden zijn als de Unie morgen opgeheven zou worden. Wat daarentegen de gevoelens van overschilligheid of grote spijt beteft, nemen de Belgen niet unaniem hetzelfde standpunt in. De Belgen die er het onverschilligst tegenover zouden staan, zijn de Vlamingen. Het zou namelijk meer dan de helft van de Vlamingen (57%) onverschillig laten indien de Unie plots zou opgeheven worden. En 40% van de Walen en 27 % van de Brusselaars zouden er onverschillig tegenover staan. Tot slot tonen de Brusselaars zich het meest gehecht aan de Unie, want 55% van hen verklaart het zeer spijtig te vinden indien de Unie zou opgeheven worden, tegenover 39% van de Walen en 27% van de Vlamingen. Als we de verzamelde socioprofessionele gegevens van naderbij bekijken, dan stellen we de grootste onverschilligheid vast bij: o
de huisvrouwen/-mannen (60%)
o
zij die hun studies tussen 16 en 19 jaar stopgezet hebben (54%)
o
de arbeiders (53%)
o
de 25-39-jarigen (51%)
Anderzijds zijn de Belgen bij wie we deze onverschilligheid het minst aantreffen: o
de werklozen (43%)
o
de personen die na de leeftijd van 20 jaar nog gestudeerd hebben (41%)
o
de kaderleden (37%)
De Belgen die het verdwijnen van de Unie het spijtigst zouden vinden zijn: o
de kaderleden (56%)
o
de studenten (45%)
o
zij die na de leeftijd van 20 jaar nog gestudeerd hebben (45%)
o
de 15-24-jarigen (40%)
Anderzijds treffen we deze spijt het minst aan in de volgende categorieën: o
de huisvrouwen/-mannen (11%)
o
zij die hun studies op 15 jaar stopgezet hebben (25%)
o
de 55-plussers (29%)
27
Tot slot zijn de Belgische burgers die het meest opgelucht zouden zijn: o
zij die hun studies op 15 jaar stopgezet hebben (20%)
o
de 55-plussers en de gepensioneerden (16%)
o
de werklozen (15%)
Anderzijds treffen we dit gevoel van sterke opluchting het minst aan bij: o
de studenten (5%)
o
de kaderleden (5%)
o
zij die na de leeftijd van 20 jaar nog gestudeerd hebben (5%)
o
de 15-24-jarigen (6%) V.14. Indien men u morgen zou meedelen dat de Europese Unie opgeheven is, zou u dit dan erg spijtig vinden, zou u dit onverschillig laten of zou dit een hele opluchting voor u betekenen? 100% 80%
12%
13%
10%
11%
15%
27% 60%
40%
57%
48%
37%
40%
Een hele opluchting Onverschillig Erg spijtig
55% 20%
39%
27%
33%
37%
Vlaanderen
België
EU15
0% Wallonië
Brussel
28
II.1.6. Werking van de democratie in de Europese Unie Wanneer men de gewestelijke verschillen bestudeert, stellen wij vast dat de Brusselaars het meest tevreden zijn over de werking van de democratie in België en in de Europese Unie. Ze situeren zich bijna op niveau 3, dit wil zeggen “eerder tevreden”. Zij worden gevolgd door de Vlamingen, met een gemiddelde van 2,6 voor de democratie in België en van 2,5 voor de democratie in de Unie. Ten slotte komen de Walen die het minst tevreden zijn ter zake. Zij bevinden zich zelfs onder de mediaan van 2,5. Men kan dus bevestigen dat de Belgen met een welwillend oog een grotere democratie in de Europese Unie zouden tegemoet zien, zelfs als, globaal gezien, ze meer tevreden zijn dan het gemiddelde van de ondervraagde Europese burgers. Over het algemeen merken wij op dat de Belgen, in vergelijking met de vorige Eurobarometer, iets minder tevreden zijn over de werking van de democratie en dit zowel in België als binnen de Europese Unie. Deze lichte daling inzake tevredenheid over de werking van de democratie treffen we vooral bij de Vlamingen aan. De Belgen die het meest tevreden zijn over de werking van de democratie in de Europese Unie zijn: o
de studenten
o
de kaderleden
o
de 15-24-jarigen
Het minst tevreden daarentegen zijn: o
de werklozen
o
de zelfstandigen
o
zij die gestopt zijn met studeren op 15 jaar V. 23. Bent u over het algemeen zeer tevreden (= 4), eerder tevreden (= 3), niet zo tevreden (=2) of helemaal niet tevreden (= 1) over de werking van de democratie in ons land? En in de EU? GEMIDDELDE 2,8
2,72
2,7
2,63
2,6 2,5 2,4
2,59 2,52
2,48
2,57 2,48
2,53 2,43
2,35
2,3 2,2 2,1 Wallonië
Brussel
Vlaanderen
In ons land
België
EU15
In de EU
29
I .1.7. Rol van de Europese Unie Wij hebben aan de Belgische burgers een lijst met acties en beleidsstrategieën voorgelegd die de Europese Unie (uit)voert. De enquêteurs hebben hun gevraagd of zij vinden dat de Unie ten aanzien van deze verschillende gebieden eerder een positieve, negatieve of neutrale rol speelt. Volgens de ondervraagde Belgen zijn de gebieden waarvoor de Unie veeleer een positieve rol speelt het buitenlands beleid, defensie, milieubescherming, de strijd tegen het terrorisme, het onderwijssysteem en het openbaar vervoer. Er dient opgemerkt te worden dat deze gebieden niet overeenstemmen met de belangrijkste problemen waarmee België volgens de ondervraagde Belgische burgers moet afrekenen. Volgens de ondervraagde personen worden 3 gebieden – het gezondheidssysteem, de strijd tegen de onveiligheid en de economische situatie – door de Europese Unie neutraal behandeld. Wat huisvesting, pensioenen, immigratie, de strijd tegen de werkloosheid, belastingen en inflatie betreft, denken de Belgen dat de Unie eerder een negatieve rol speelt. Wij merken dus op dat de Belgen vinden dat de Unie, wat het werkloosheidsprobleem betreft, geen positieve rol speelt, terwijl de werkloosheid in hun ogen het grootste probleem vormt.
V.27. Denkt u dat de de Europese Unie voor elk van de volgende zaken in België een positieve (3), een negatieve (1) rol speelt of geen van beide (2)? GEMIDDELDE
Buitenlands beleid
2,33
Defensie
2,26
Milieubescherming
2,21
Strijd tegen het terrorisme
2,19
Onderw ijssysteem
2,13
Openbaar vervoer
2,12
Gezondheidssysteem
2,05
Strijd tegen de onveiligheid
2,05
Economische situatie
1,91
Huisvesting
1,85
Pensioenen
1,82
Immigratie
1,65
Strijd tegend de w erkloosheid
1,64
Belastingen
1,59
Prijsstijgingen / Inflatie
1,51 0
0,5
1
1,5
2
2,5
30
De meerderheid van de Europese burgers is vóór de evolutie naar een Europese politieke Unie. 62% van de Belgen en 53% van de overige Europeanen spreekt zich namelijk uit ten gunste van de oprichting van een politieke Unie. De Belgen, ongeacht of het gaat om Brusselaars, Vlamingen of Walen, hebben nagenoeg dezelfde mening over deze kwestie. Merken we echter op dat 15% van de Belgen hierover geen oordeel heeft. De kaderleden, de studenten, zij die na de leeftijd van 20 nog gestudeerd hebben en de 15-39-jarigen staan het gunstigste tegenover een evolutie naar een Europese politieke Unie. Anderzijds zijn de 55-plussers, de werklozen, de gepensioneerden en zij die gestopt zijn met studeren op 15 jaar het sterkst gekant tegen de vorming van zulke Unie.
V.13. Bent u vóór of tegen de evolutie naar een Europese politieke Unie? 100% 16%
14%
14%
15%
80% 22%
21%
24%
23%
21%
26%
60% 40% 62%
65%
62%
62%
Brussel
Vlaanderen
België
53%
20% 0% Wallonië
Vóór
Tegen
EU15
WHN
31
II.2. DE EUROPESE INSTELLINGEN II.2.1 Kennis, belang en vertrouwen Kennis Om met dit hoofdstuk over de Europese instellingen te beginnen, wilden de enquêteurs weten of de Belgen de Europese Unie, haar instellingen en politiek kennen. Wanneer aan de ondervraagde personen gevraagd wordt om hun kennis van de EU te evalueren op een schaal van 1 tot 10, dan is het gemiddelde van de antwoorden 4,2, d.w.z. onder de mediaan die hier 5,5 is. De Belgen hebben dus een relatief zwakke kennis. Vanuit gewestelijk oogpunt stellen wij vast dat de Brusselaars (5,03) zich duidelijk boven de Walen (4,5) en de Vlamingen (3,9) bevinden. Wat de verschillende leeftijdscategorieën betreft, hebben de 15-24-jarigen de beperktste kennis over de Europese Unie. Degenen die zeer goed scoren, bevinden zich tussen de 40 en 54 jaar, maar zij zijn uiterst zeldzaam. De variabele “opleiding” brengt grotere verschillen aan het licht. Zij die na de leeftijd van 15 jaar niet verder gestudeerd hebben, hebben duidelijk een beperktere kennis dan degenen met een hoger opleidingsniveau. V. 15. Kunt u aan de hand van deze schaal van 1 tot 10 zeggen in welke mate u denkt op de hoogte te zijn van de Europese Unie, van haar beleid en haar instellingen? 1 = Weet er helemaal niets van; 10 = weet er veel van. GEMIDDELDE 6 5,03 5
4,5 3,9
4
4,2
4,36
België
EU15
3 2 1 0 Wallonië
Brussel
Vlaanderen
Als wij rekening houden met het door de ondervraagde burgers uitgeoefende beroep, dan stellen wij vast dat er geen grote verschillen zijn tussen een kaderlid, een arbeider of nog, een werkloze. Op een kennisschaal van 1 tot 10 bedraagt de maximumkennis gemiddeld 5,47 voor kaderleden en de minimumkennis 3,34 voor huisvrouwen/-mannen.
32
V. 15bis. Kunt u aan de hand van deze schaal van 1 tot 10 zeggen in welke mate u denkt op de hoogte te zijn van de Europese Unie, haar beleid en haar instellingen? 1 = weet er helemaal niets van; 10 = weet er veel van. GEMIDDELDE PER BEROEP 6
5,47
5
4,46
4,7
4
4,23
4,09
4,06
4,17
3,34
3 2 1 0 Zelfstandig.Kaderleden Bedienden
o
HandHuisWerklozen Gepensio- Studenten arbeiders vrouw en/neerden mannen
Het Europees Parlement en de Europese Commissie zijn de twee instellingen die de Belgen het best kennen. Meer dan 9 personen op tien verklaren er reeds over horen praten hebben.
o
Het zijn daarna het Europese Hof van Justitie, de Raad van Ministers van de Europese Unie en de Centrale Europese Bank die de best gekende Europese instellingen uitmaken. Tussen 70% en 81% van de Belgen hebben er al over horen praten. De bekendheid van de laatste twee instellingen is gestegen in vergelijking met vorige lente.
o
De Conventie, die tijdens de vorige Eurobarometer erg goed scoorde, boekt ditmaal geen vooruitgang. Zij is nog altijd bekend bij slechts 39% van de Belgische burgers.
o
De drie minst bekende instellingen tot slot zijn nog steeds de Europese Ombudsman, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s. Dit gebrek aan sensibilisatie is trouwens niet nieuw, aangezien deze instellingen in de laatste 4 Eurobarometerrapporten steeds op de laatste plaats komen.
Uit de socioprofessionele gegevens blijkt dat vooral huisvrouwen/-mannen en studenten, alsook personen die met hun studies gestopt zijn op 15 jaar niet over de verschillende Europese instellingen gehoord hebben. Anderzijds vinden we onder degenen die over de Europese instellingen gehoord hebben vooral kaderleden, bedienden en personen die na de leeftijd van 20 jaar verder gestudeerd hebben. Tot slot blijkt uit de gewestelijke verschillen dat vooral de Brusselaars de Europese instellingen kennen.
33
V.20. Hebt u al gehoord over..? 0%
20%
40%
60%
80%
3%
97%
het Europees Parlement
8%
92%
de Europese Commissie
18% 2%
81%
het Hof van Justitie van de EU
100%
de Raad van Ministers van de Europese Unie
73%
25%
2%
de Europese Centrale Bank
70%
28%
2%
45%
52%
het Europese Rekenhof
3%
de Conventie over de Toekomst van de Europese Unie
39%
56%
5%
de Europese Ombudsman
37%
59%
4%
het Economisch en Sociaal Comité van de Europese Unie
28%
68%
4%
het Comité van de Regio's van de Europese Unie
25%
71%
4%
JA
NEEN
WHN
Belang o
Zoals in de vorige Eurobarometer dient er een voorafgaande opmerking gemaakt te worden over het belang dat wordt gegeven aan de verschillende instellingen in de schoot van de Unie: het aantal personen dat zich niet uitgesproken heeft, is zeer groot, vooral wat de minder gekende instellingen betreft zoals het Comité van de Regio’s of het Economisch en Sociaal Comité. In werkelijkheid vermijden de Belgen een antwoord over een instelling te geven indien ze deze niet kennen. Wij kunnen dus beschouwen dat de geloofwaardigheid van de bekomen resultaten eerder goed is.
o
Volgens de Belgen zijn de twee instellingen die de belangrijkste rol spelen, de twee instellingen die ze het best kennen, met name het Europees Parlement (81%) en de Europese Commissie (80%).
o
De instellingen waaraan de Belgen daarna het meeste belang hechten zijn het Europese Hof van Justitie (68%), de Centrale Europese Bank (67%), de Raad van de Ministers van de EU (66%) en het Rekenhof (51%).
34
o
Ten slotte zijn de vier instellingen die het minst belangrijk zijn de Conventie over de Toekomst van de Europese Unie, de Europese Ombudsman, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s.
o
Wij merken op dat de Brusselaars, meer dan de rest van de Belgen, van mening zijn dat de instellingen een belangrijke rol spelen, uitgezonderd wat het Hof van Justitie (er zijn 10% meer Vlamingen die vinden dat dit een belangrijke rol speelt) en de rol van de Europese Ombudsman (iets meer Walen en Vlamingen vinden dat het een belangrijke rol speelt) betreft.
o
Wij moeten vaststellen dat de volgorde per belang exact dezelfde is als de volgorde per kennis. Deze volgorde is bijna gelijkaardig aan deze vastgesteld tijdens de vorige 2 verslagen.
V. 20. En kunt u voor elk van deze Europese instellingen zeggen of ze, volgens u, een belangrijke of onbelangrijke rol speelt in het leven van de Europese Unie?
Europees Parlement
81%
10% 9%
Europese Commissie
80%
9% 11%
Hof van Justitie van de EU
68%
Europese Centrale Bank
67%
11%
Raad van Ministers van de EU
66%
15%
Europees Rekenhof
17%
51%
Conventie over de toekomst van de EU Europese Ombudsman Economisch en Sociaal Comité van de EU Comité van de Regio's van de EU 0%
31% 20%
47%
22%
Belangrijk
31%
45%
21%
40%
19%
39%
22%
39%
22%
42%
16%
42%
34%
17%
15%
60%
Onbelangrijk
80%
100%
WHN
35
Vertrouwen o
Er kunnen twee voorafgaande opmerkingen gemaakt worden over de vraag met betrekking tot het vertrouwen dat aan de instellingen wordt toegekend. De eerste opmerking is dat het aantal personen dat niet geantwoord heeft zeer groot is, zoals we reeds vastgesteld hebben voor de vraag over het belang. De tweede is ongetwijfeld de meest verrassende. Wij stellen nog steeds een percentage van bijna 30% vast van mensen die geen vertrouwen in de instellingen hebben, ongeacht de voorgestelde instelling. Deze vaststelling werd reeds gedaan in de vorige Eurobarometers, doch met een lager gemiddelde negatieve stemmen. Er is dus een licht verlies aan vertrouwen vanwege de Belgische burgers.
o
De instelling die het meeste vertrouwen inboezemt, is het Europees Parlement (58% positieve stemmen; 63% vorige lente).
o
Het Parlement wordt op de voet gevolgd door de Europese Commissie die 55% stemmen in haar voordeel gekregen heeft (59% vorige lente).
o
Vervolgens vinden wij het Hof van Justitie, de Europese Centrale Bank en de Ministerraad van de EU.
o
Vijf instellingen halen minder dan 40% vertrouwensstemmen: het Europese Rekenhof, de Europese Ombudsman, de Conventie, Het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s.
o
Globaal gesproken merken wij dus een daling van het algemene vertrouwen van de Belgen tegenover alle Europese instellingen. V. 22. En kunt u voor elke instelling zeggen of u er eerder vertrouwen of eerder geen vertrouwen in hebt? BELGIË
Europees Parlement
58%
Europese Commissie
55%
Hof van Justitie van de EU
53%
14%
31%
20%
27%
Europese Centrale Bank
46%
28%
Raad van Ministers van de EU
44%
35%
26% 21% 35%
29%
36%
Europees Rekenhof
12%
30%
Europese Ombudsman
32%
27%
41%
Conventie over de Toekomst van de EU
31%
26%
43%
Economisch en Sociaal Comité van de EU
24%
Comité van de Regio's van de EU
21%
0%
Eerder vertrouwen
20%
47%
29%
49%
30% 40%
60%
Eerder geen vertrouwen
80%
100%
WHN
36
II.2.2. Verkiezing van de voorzitter van de Commissie De enquêteurs wilden eveneens de mening van de Belgen kennen over de benoeming van de voorzitter van de Europese Commissie. Op deze vraag geeft 15% van de Belgische burgers geen antwoord. o
Meer dan één Belg op twee (44% op 85% van de Belgen die geantwoord hebben) vindt dat de voorzitter rechtstreeks door de burgers van de Europese Unie verkozen zou moeten worden.
o
18% vindt dat hij door het Parlement en door de staatshoofden en regeringsleiders samen moet worden gekozen.
o
17% van de ondervraagde Belgen vindt dat de voorzitter alleen door de meerderheid van het Parlement verkozen zou moeten worden.
o
Enkel 6% van de personen tot slot is het eens met het huidige verkiezingsprincipe, namelijk een benoeming door de staatshoofden en de regeringsleiders van de Europese Unie.
V. 50. Welk van de volgende uitspraken benadert het meest uw mening? De voorzitter van de Commissie zou …
rechtstreeks door de burgers van de Europese Unie verkozen moeten w orden
37% 46% 0%
zow el door het Europees Parlement als door de staatshoofden of regeringsleiders gekozen moeten w orden
19% 28% 13% 21%
alleen door de meerderheid van het Europees Parlement verkozen moeten w orden
12% 11%
alleen door de staatshoofden of regeringsleiders van de Europese Unie benoemd moeten w orden 0%
7% 4% 6% 10%
Wallonië
20%
30%
Brussel
40%
50%
Vlaanderen
37
II.2.3. Voorzitterschap van de Europese raad De Belgen werden eveneens gevraagd zich uit te spreken over de duur van het voorzitterschap van de Europese raad. Over deze vraag heeft meer dan één Belg op 5 geen mening. Wat de overige Belgen betreft, vindt enerzijds 52% dat het voorzitterschap langer zou moeten duren, want 6 maanden is te kort om belangrijke resultaten te boeken en, vindt anderzijds 27% dat de huidige manier waarop de Europese Raad wordt voorgezeten goed is.
V.51. De Europese Raad bestaat uit de staatshoofden of regeringsleiders van de EU en de voorzitter van de Commissie. Elk land neemt om beurten het voorzitterschap van de Europese Raad op zich voor een periode van 6 maanden. Vindt u dat? 21%
27%
52% het voorzitterschap voor een periode van 6 maanden zou moeten w orden behouden, omdat dit aan elke lidstaat de mogelijkheid biedt om de Europese Unie regelmatig voor te zitten het voorzitterschap langer zou moeten duren, w ant 6 maanden is te kort om belangrijke resultaten te boeken WHN
38
II.3. INFORMATIE OVER DE EUROPESE UNIE II.3.1. Gebruikte informatiebronnen Om informatie in te winnen over de Europese Unie gebruikt het merendeel van de ondervraagde Belgen op de eerste plaats de televisie. 61% van hen verklaart namelijk hiervoor de televisie te gebruiken (7% minder dan bij de vorige Eurobarometer). Dagbladen en radio vormen de andere bronnen die het meest door de ondervraagde Belgische bevolking worden gebruikt. 41% van de Belgen leest de dagbladen en 33% luistert naar de radio om informatie in te winnen over de Europese Unie (stijging met meer dan 5% van het gebruik van deze twee bronnen in vergelijking met vorige lente). De overheersing van deze drie media werd reeds vastgesteld bij de 3 vorige Eurobarometerrapporten. Ook het Internet scoort enigszins goed. Vele 15-24-jarigen gebruiken het om informatie in te winnen over de Europese Unie, haar politiek en instellingen. Ook wordt het Internet vooral gebruikt door zij die nog studeren of zij die ook na de leeftijd van 20 jaar nog gestudeerd hebben. Niettemin zijn het de kaderleden die deze informatiebron het meest gebruiken (53% van hen verklaart het Internet te gebruiken om informatie in te winnen over de Unie). Na het Internet, dat op de 4de plaats komt, vinden wij de overige bladen en magazines, discussies en boeken, brochures en informatiefolders. Er dient opgemerkt te worden dat heel weinig Belgen de rechtstreeks aangeboden informatiediensten gebruiken, zoals de vergaderingen of de conferenties, een lid van het Europese of Belgische parlement, de informatiebureaus van de Europse Unie. Vanuit professioneel oogpunt interesseren de kaderleden en studenten zich het meest voor de informatie over de Europese Unie. Vooral de kaderleden lezen de dagbladen (69%), spreken erover met vrienden, collega’s of kennissen (27%) of nog, gebruiken het Internet (53%). Ook veel studenten spreken erover met hun kennissen (26%) of doen een beroep op het Internet (35%). Anderzijds vormen de huisvrouwen/-mannen de sociale categorie die het minst geïnteresseerd is in informatie over de Europese Unie. We merken nog op dat 21% van de ondervraagde personen verklaart nooit dergerlijke inlichtingen te zoeken, wat veeleer een positieve vaststelling is, want dit was 33% bij de vorige Eurobarometer. Tot slot dient nog een laatste opmerking gemaakt te worden in verband met het gebruik van de televisie door studenten om informatie in te winnen over de Unie. Nog slechts 58% van de studenten doet er een beroep op, terwijl dit vorige lente 71% was.
39
V. 16. Wanneer u informatie wenst over de Europese Unie, haar beleid en haar instellingen, welke van de volgende informatiebronnen gebruikt u dan?
Televisie
61%
Dagbladen
41% 33%
Radio Zoekt nooit dergelijke inlichtingen, niet geïnteresseerd
21% 16%
Internet Andere bladen, magazines
15%
Gesprekken met gezinsleden, vrienden, collega's
15%
Boeken, brochures, informatiefolders
10%
Informatie over de Europese Unie op informatieborden in bibliotheken, stations,
4%
Vergaderingen, meetings
2%
Een lid van het Europese of Belgische parlement
2%
Andere organisaties (b.v. verbruikersorganisaties, etc.)
2%
Beroepsverenigingen en vakbonden
2%
Informatiebureaus van de Europese Unie, Euroinfocentra, Euro-infopunten, etc. Informatiebureaus van nationale en plaatselijke autoriteiten
1,5% 1,5%
CD-Rom
1%
Andere
1%
WHN
0,5%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
40
II.3.2. Favoriete informatiebronnen Ter afronding van dit deel over de informatiebronnen hebben de enquêteurs vervolgens aan de ondervraagde personen gevraagd in welke vorm zij graag informatie over de EU zouden verkrijgen (waarbij de personen die op de vorige vraag geantwoord hadden niet geïnteresseerd te zijn in dit soort informatie, namelijk 21%, buiten beschouwing werden gelaten). De mensen spreken zich eerst uit ten gunste van de televisie (65%), vervolgens van de dagbladen (34%) en tot slot van de radio (31%). Deze rangschikking stemt volledig overeen met de antwoorden op de vorige vraag. Van de andere bronnen die de Belgen graag gebruikt zouden zien, vermelden we nog gedetailleerdere brochures (22%) en het Internet (18%).
V. 17. Hoe zou u over het algem een het liefst inform atie over de Europese Unie verkrijgen ?
65%
Op de TV 34%
In dagbladen
31%
Op de radio Een meer gedetailleerde brochure
22% 18%
Op het Internet
14%
In andere bladen, tijdschriften
10%
Een foldertje dat enkel een overzicht geeft Een boek dat u een volledige beschrijving geeft
8%
WHN
7%
Een videocassette
5%
Een CD-rom
5%
Op reclameborden Een computerterminal via dew elke u databanken kunt raadplegen Ik w ens geen informatie over de Europese Unie te ontvangen Geen van deze vormen
4% 3% 2% 1%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
41
II.3.3. Rol van de Belgische media De Europese Unie en het dagelijkse gebeuren dienaangaande vormen natuurlijk stof voor de Belgische media. Via deze nieuwe vraag kan de Belgische bevolking te kennen geven of zij vindt dat de Belgische media te veel, voldoende of te weinig over de Europese Unie praten. Over het geheel genomen vinden de ondervraagde Belgen dat de Belgische media voldoende over de Unie praten. Het blijkt dat de Walen op dit vlak het meest aan hun trekken komen.
V.18. Denkt u dat de Belgische media over het algemeen te veel (3), voldoende (2) of te weinig (1) spreken over de Europese Unie? GEMIDDELDE 1,84
1,83
1,82 1,8 1,77
1,78 1,76
1,78
1,74
1,74
1,72
1,72 1,7 1,68 1,66 Wallonië
Brussel
Vlaanderen
België
EU15
Wat de wijze betreft waarop de Belgische media over de Europese Unie praten, zien wij dat de Belgen vinden dat dit veeleer op objectieve wijze gebeurt.
V.19. En vindt u dat de Belgische media te positief (3), objectief (2) of te negatief (1) spreken over de Europese Unie? 2,22
2,2
2,2 2,17
2,18
2,15
2,16 2,13
2,14 2,12 2,1
2,08
2,08 2,06 2,04 2,02 Wallonië
Brussel
Vlaanderen
België
EU15
42
II.4. BESLUITVORMINGSNIVEAU Wanneer we de Belgische bevolking vragen of de besluitvorming in de verschillende domeinen op nationaal niveau of op Europees niveau moet gebeuren, varieert het antwoord naargelang het domein in kwestie. Wij hebben reeds vastgesteld tijdens de vorige Eurobarometers, dat hoe dichter het betreffende domein bij de individu’s ligt (onderwijs, gezondheid, sociale zekerheid, politie, justitie, werkloosheid, enz.), hoe talrijker de Belgische burgers zijn die vinden dat de beslissingen door de Belgische regering genomen moeten worden. Anderzijds, hoe verder het domein van het leven van de individu’s ligt (defensie, humanitaire hulp, hulp aan regio’s in economische moeilijkheden, de strijd tegen het internationale terrorisme, tegen de drugs, enz.), hoe talrijker de Belgen zijn die vinden dat het de Europese Unie is die in deze materies moet beslissen. De domeinen waarin de beslissingen prioritair gezamenlijk in de schoot van de Unie genomen zouden moeten worden, zijn: o
De strijd tegen alle vormen van onzekerheid (terrorisme: 88%; mensenhandel en -uitbuiting: 83%; georganiseerde misdaad: 76% ; drugs : 67%)
o
De munt (83% ten gunste van een communautaire besluitvorming)
o
De buitenlandse politiek tegenover landen van buiten de Europese Unie (80% voorstander van een communautaire besluitvorming)
o
De informatie over de Europese Unie, haar beleid en instellingen (79% voorstander van een communautaire besluitvorming)
o
Wetenschappelijk en technologisch onderzoek (74% voor een communautaire besluitvorming) .
o
Humanitaire hulp (72% voorstander van een communautaire besluitvorming)
Anderzijds zijn de domeinen die aan de Belgische regering voorbehouden zouden moeten blijven: o
Het onderwijs (72% voorstander van een besluitvorming op Belgisch niveau)
o
Gezondheid en sociale zekerheid (71% voorstander van een besluitvorming op Belgisch niveau)
o
Justitie (70% voorstander van een besluitvorming op Belgisch niveau)
o
De preventie van stads- en jeugdcriminaliteit (66% en 65% voorstander van een besluitvorming op Belgisch niveau)
43
V. 28a. Kunt u voor elk van de volgende gebieden zeggen of de beslissingen daarover, volgens u, door de Belgische regering moeten genomen worden of ze gezamenlijk binnen de Europese Unie moeten genomen worden?
De munt
83%
15%
Buitenlands beleid tegenover landen die niet tot de Europese Unie behoren Informatie over de Europese Unie, haar beleid en instellingen
80%
12%
79%
15%
Technologisch en w etenschappelijk onderzoek
74%
21%
Humanitaire hulp
72%
23%
Hulp aan regio's met economische problemen
68%
27%
Defensie
63%
31%
Milieubescherming
35%
Landbouw - en visbeleid
34%
60% 59% 51% 46%
Strijd tegen de armoede / sociale uitsluiting Strijd tegen de w erkloosheid
40%
Cultureel beleid
40% 37%
Basisreglementering voor radio, televisie, pers Gezondheid en sociale zekerheid
26%
Onderw ijs
25% 0
Door de Belgische regering
10
20
30
57% 54% 57% 71% 72%
40
50
60
70
80
90
Gezamenlijk binnen de Unie
44
V.28b. En voor elk van de volgende gebieden?
Strijd tegen het internationale terrorisme
88%
9%
Strijd tegen mensenhandel en tegen de uitbuiting van mensen
83%
14%
Strijd tegen de georganiseerde misdaad
76%
20%
Drugsbestrijding
67%
30%
Regels inzake politiek asiel
38%
Opvang van vluchtelingen
38%
Immigratiebeleid
38%
De uitdaging aangaan w aar de vergrijzing van de bevolking ons voor stelt
58% 58%
51% 42% 32%
Preventie van jeugdcriminaliteit
65%
30%
Preventie van criminaliteit in de steden
66%
27%
Justitie
70%
22%
Politie 0
Door de Belgische regering
57%
20
75% 40
60
80
100
Gezamenlijk binnen de Unie
45
II.5. PRIORITEIT EN DOELTREFFENDHEID VAN DE ACTIES IN DE EUROPESE UNIE II.5.1. Prioriteit van de acties in de Europese Unie Net zoals vroeger hebben de Belgen de neiging de voorkeur te geven aan acties die betrekking hebben op veiligheid, ongeacht of het gaat om de veiligheid tegenover om het even welke vorm van geweld of nog, de veiligheid op sociaal vlak. Van de 15 voorgestelde acties, vinden we vooraan: o
De strijd tegen de werkloosheid (93%)
o
De strijd tegen de armoede en de sociale uitsluiting (91%)
o
De strijd tegen het terrorisme (89%)
o
De vrede en de veiligheid in Europa bewaren (89%)
o
De strijd tegen de georganiseerde misdaad en de drughandel (88%).
De acties die daarentegen niets met veiligheid te maken hebben, staan achteraan in de lijst. Dit is vooral het geval wat de uitbreiding betreft, waar wij zeer zwakke resultaten vaststellen. Slechts 18% van de Belgen is namelijk van mening dat de verwelkoming van de nieuwe lidstaten voorrang moet krijgen. De hervorming van de instellingen van de Unie en hun werking alsook de affirmatie van het politieke en diplomatieke belang van de Unie in de wereld vormen evenmin een echte prioriteit voor de Belgische burgers. Andere acties tot slot zoals het waarborgen van de kwaliteit van voedingsmiddelen, de bescherming van het milieu, de strijd tegen de immigratie en de bescherming van de consument wordt door meer dan 80% van de ondervraagde Belgen beschouwd als prioriteiten die de Unie moet nastreven.
46
V. 30. Ik ga nu een aantal m aatregelen noem en die de Europese Unie zou kunnen nem en. Kunt u m ij voor elke m aatregel zeggen of hij, volgens u, voorrang zou m oeten krijgen of niet? De w erkloosheid bestrijden
93%
5%2%
De armoede en de sociale uitsluiting bestrijden
91%
6%3%
Het terrorisme bestrijden
89%
9% 2%
De vrede en de veiligheid in Europa bew aren
89%
8% 3%
De georganiseerde misdaad en de drugshandel bestrijden
88%
9% 4%
De kw aliteit van de voedingsproducten w aarborgen
84%
13% 3%
Het milieu beschermen
82%
14% 4%
De clandestiene immigratie bestrijden
81%
13% 6%
80%
16% 4%
De consument beschermen en de kw aliteit van nonfoodproducten w aarborgen De rechten van het individu en het respect voor de beginselen van de democratie in Europa w aarborgen Dichter bij de Europese burgers staan, bijvoorbeeld door ze meer te informeren over de Europese Unie Slagen in de invoering van de Europese eenheidsmunt, de euro Het politieke en diplomatieke belang van de Europese Unie in de w ereld duidelijk maken De instellingen van de Europese Unie en hun w erking hervormen Nieuw e lidstaten verw elkomen 0%
73%
20%
71%
23%
6%
69%
27%
4%
51%
40%
40%
9%
48%
18%
12%
74% 20%
6%
40%
Voorrang
60%
Geen voorrang
8% 80%
100%
WHN
Er werden 8 acties en strategieën aan de ondervraagde personen voorgelegd, waarbij hun werd gevraagd of ze er eerder voor of eerder tegen waren. De drie stellingen die het meeste positieve stemmen kregen waren: o
De kinderen in de school leren over de werking van de instellingen van de Europese Unie (87% van de stemmen vóór)
o
Een monetaire Unie met één enkele munt, de euro (81% van de stemmen vóór)
o
Een gezamenlijk veiligheids- en defensiebeleid van de lidstaten van de Unie (80% van de stemmen vóór).
De uitbreiding van de Europese Unie naar nieuwe landen toe krijgt daarentegen slechts 43% van de voorkeurstemmen. Er dient opgemerkt te worden dat dit het enige voorstel is van de 8 aan de ondervraagde personen voorgelegde voorstellen dat een groter percentage stemmen “tegen” dan “voor” krijgt.
47
Zoals wij in de vorige vraag gezien hebben, wanneer men een lijst van 15 door de Europese Unie te ondernemen acties voorstelt, dan plaatsen de Belgen de uitbreiding op de allerlaatste plaats met 18% stemmen vóór. Bij een analyse van de sinds november 1999 verkregen resultaten stellen wij vast dat het aantal mensen dat vindt dat deze actie een prioriteit moet zijn, nog nooit zo laag geweest is (18% tegenenover 27% bij de vorige Eurobarometer). De Belgen bevinden zich duidelijk onder het communautaire gemiddelde (28% stemmen vóór).
Moet de uitbreiding volgens u voorrang krijgen of niet? (V.30 gedeeltelijk) 100%
13%
13%
12%
13%
11%
13%
11%
8%
59%
60%
61%
58%
59%
60%
58%
65%
28%
27%
26%
29%
30%
27%
31%
27%
8%
80% 60%
74%
40% 20%
18%
0%
Voorrang
Geen voorrang
WHN
Deze resultaten zijn niet verbazend als men weet dat, indien de vraag over de uitbreiding duidelijker gesteld wordt, d.w.z. niet in termen van prioriteit, maar in termen van aanvaarding en van weigering, 43% van de Belgen vóór de uitbreiding en 45% tegen de uitbreiding is. Men stelt dus een groter evenwicht tussen de antwoorden vast, al blijft de tendens negatief.
48
V. 29. Welk is uw mening over elk van de volgende uitspraken? Gelieve bij elke uitspraak te zeggen of u er vóór of tegen bent?
De kinderen op school leren hoe de instellingen van de Europese Unie w erken
87%
8%5%
Europese Monetaire Unie met één enkele munteenheid, de euro
81%
15% 4%
Een gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid van de lidstaten van de Europese Unie
80%
13% 7%
Het feit dat de Europese Commissie is samengesteld uit commissarissen uit elk van de lidstaten
75%
10% 15%
Het onslag van de voorzitter van de Europese Commissie en van de Europese commissarissen indien zij niet het vertrouw en genieten van een meerderheid in het Europees Parlement
74%
10% 15%
Een gemeenschappelijk buitenlands beleid van de lidstaten van de EU tegenover andere landen
73%
Het feit dat de Europese Unie verantw oordelijk is voor zaken die niet op efficiënte w ijze kunnen w orden afgehandeld door de nationale, regionale en lokale regeringen De uitbreiding van de Europese Unie naar nieuw e landen 0%
18%
59%
24%
43%
20%
45%
40% Vóór
60% Tegen
9%
17%
12%
80%
100%
WHN
49
II.5.2. Doeltreffendheid van de acties van de Europese Unie Dezelfde lijst met acties werd opnieuw voorgelegd aan de ondervraagde personen, maar dit keer werd hun gevraagd de doeltreffendheid van de uitvoering ervan door de Unie te beoordelen. Wij kunnen dus bepaalde overeenkomsten of discrepanties vaststellen tussen de verwachtingen van de burgers (de prioriteiten) en de doeltreffendheid die zij aan de Unie toekennen in verband met deze verwachtingen. Wij noteren dezelfde overeenkomsten als bij de vorige Eurobarometer: o
De kwaliteit van de voedingsmiddelen waarborgen (prioriteit en doeltreffendheid: 6de plaats)
o
Het milieu beschermen (prioriteit: 7de plaats; doeltreffendheid: 9de plaats)
o
Dichter bij de Europese burgers staan (prioriteit: 11de plaats; doeltreffendheid: 10de plaats)
o
De vrede en veiligheid in Europa bewaren (prioriteit: 4de plaats; doeltreffendheid: 2de plaats)
Wij mogen aannemen dat er in geval van overeenkomst op dat vlak aan de verwachtingen van de burgers voldaan is. Omgekeerd, wanneer er discrepantie is, dan betekent dit dat niet aan de verwachtingen voldaan wordt of dat er al te goed aan voldaan wordt. Er zijn twee types discrepanties mogelijk: ofwel worden de acties als prioritair, maar niet als doeltreffend erkend (dit is wat wij positieve discrepanties zouden kunnen noemen: de mensen verwachten meer. Dit zijn dus onvervulde verwachtingen), ofwel worden zij als doeltreffend, maar niet als prioritair erkend (negatieve discrepanties: de mensen verwachten minder. Dit zijn dus al te goed vervulde verwachtingen). Wij stellen 3 belangrijke positieve discrepanties vast: o
De strijd tegen de werkloosheid (prioriteit: 1ste plaats; doeltreffendheid: 14de plaats)
o
De strijd tegen de armoede en de sociale uitsluiting (prioriteit: 2de plaats; doeltreffendheid: 11de plaats)
o
De strijd tegen het terrorisme (prioriteit : 3de plaats ; doeltreffendheid: 12de plaats)
Anderzijds kunnen 4 belangrijke negatieve discrepanties vastgesteld worden: o
Het slagen in het invoeren van de euro (prioriteit: 12de plaats en doeltreffendheid: 1de plaats)
o
Het politieke en diplomatieke belang van de Europese Unie in de wereld duidelijk maken (prioriteit: 13de plaats; doeltreffendheitd: 4de plaats)
o
Nieuwe lidstaten verwelkomen (prioriteit: 15de plaats; doeltreffendheid: 7de plaats)
o
De rechten van het individu en de naleving van de democratische principes in Europa garanderen (priorité : 10de plaats; doeltreffendheid 3de plaats)
50
V. 31. Kunt u mij voor elk van de volgende gebieden zeggen of het optreden van de Europese Unie zeer doeltreffend (= 4), tamelijk doeltreffend (=3), niet erg doeltreffend (=2) of helemaal niet doeltreffend is (=1) ? GEMIDDELDE Slagen in de invoering van de Europese eenheidsmunt, de euro
2,79
3,09
2,97 2,9
De vrede en de veiligheid in Europa bew aren De rechten van het individu en het respect voor de beginselen van de democratie in Europa w aarborgen
2,8 2,71
Het politieke en diplomatieke belang van de Europese 0 Unie in de w ereld duidelijk maken
2,68
De consument beschermen en de kw aliteit van de non-foodproducten w aarborgen
2,7 2,62 2,73 2,66
De kw aliteit van de voedingsproducten w aarborgen
2,66 2,57
Nieuw e lidstaten verw elkomen De instellingen van de Europese Unie en hun w erking hervormen
2,5 2,43 2,61 2,53
Het milieu beschermen Dichter bij de Europese burger staan, o.a. door ze beter te informeren over de Europese Unie, haar
2,55 2,38 2,46 2,32
De armoede en de sociale uitsluiting bestrijden
2,71 2,49
Het terrorisme bestrijden De georganiseerde misdaad en de drugshandel bestrijden
2,57 2,35 2,34 2,17
De w erkloosheid bestrijden De clandestiene immigratie bestrijden
2,2 0
0,5
1
1,5
België
2
2,43
2,5
3
3,5
EU15
51
II.6.
GBVB
EN
EUROPEES
VEILIGHEIDS-
EN
DEFENSIEBELEID Net zoals vorige lente zijn de Belgen vóór een grotere integratie in deze domeinen. o
84% vindt dat wanneer er een internationale crisis uitbreekt, de Lidstaten van de Europese Unie het eens zouden moeten worden over een gemeenschappelijke positie.
o
82% vindt dat de Europese Unie de Rechten van de Mens in elke Lidstaat zou moeten waarborgen, zelfs indien dit tegenstrijdig is met de wil van sommige Lidstaten.
o
77% vindt dat de Europese Unie aan het waarborgen van de Mensenrechten in de wereld zou moeten werken, zelfs als dat indruist tegen de wil van bepaalde landen
Anderzijds o
vindt slechts 47% van de ondervraagde personen dat de Lidstaten die voor neutraliteit gekozen hebben medezeggenschap moeten hebben in het buitenlandse beleid van de Europese Unie.
o
vindt 28% dat de landen die in 2004 bij de Unie zullen komen reeds medezeggenschap moeten hebben in de buitenlandse politiek van de Europese Unie.
52
V.32. De Europese Unie heeft al een gemeenschappelk buitenlands en veiligheidsbeleid. Bent u het dienaangaande eerder eens of eerder oneens met elk van de volgende uitspraken? Wanneer er een internationale crisis uitbreekt, dan zouden de lidstaten van de EU het eens moeten zijn over een gemeenschappelijk standpunt
84%
9% 7%
De EU zou de Mensenrechten in elke lidstaat moeten w aarborgen, zelfs al druist dit in tegen de w il van bepaalde lidstaten
82%
9% 9%
De EU zou moeten w erken aan het w aarborgen van de Mensenrechten in de w ereld, zelfs al druist dit in tegen de w il van bepaalde landen
77%
12% 11%
De lidstaten van de EU zouden een gemeenschappelijk immigratiebeleid moeten hebben ten opzichte van personen die uit niet-lidstaten van de EU komen
76%
12% 12%
De lidstaten van de EU zouden een gemeenschappelijk asielbeleid moeten hebben ten opzichte van de asielaanvragers
76%
13% 11%
De EU zou over een snelle interventiemacht moeten beschikken die snel naar conflictzones gezonden zou kunnen w orden w anneer er een internationale crisis uitbreekt
75%
16%
9%
De buitenlandse politiek van de EU zou onafhankelijk moeten zijn van de buitenlandse politiek van de Verenigde Staten
69%
De EU zou haar eigen zetel moeten hebben in de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties
69%
14%
17%
De EU zou haar eigen Minister van Buitenlandse Zaken moeten hebben, die de w oordvoerder zou kunnen zijn van het gemeenschappelijk standpunt van de EU
69%
16%
15%
De lidstaten die gekozen hebben voor neutraliteit zouden zeggenschap moeten hebben in het buitenlands beleid van de EU
0%
Eerder eens
20%
Eerder oneens
14%
57%
28%
40%
60%
15%
20%
33%
47%
De landen die in 2004 bij de EU zullen komen, zouden van nu af aan zeggenschap moeten hebben in het buitenlands beleid van de Europese Unie
15%
80%
100%
WHN
53
De Belgen zijn eveneens vragende partij van een grotere autonomie op het gebied van het Europese defensiebeleid. Zoals wij hieronder kunnen vaststellen, denkt de meerderheid van de ondervraagde Belgen (49% ; 19% heeft niet op de vraag geantwoord) dat de beslissingen over het Europese defensiebeleid door de Europese Unie genomen zouden moeten worden, tegenover 19% door de NAVO en 17% door de nationale regeringen.
V. 33. Moeten de beslissingen over het Europese defensiebeleid volgens u genomen worden door de nationale regeringen, de NAVO of de Europese Unie? 14%
17%
1%
19%
49%
De nationale regeringen
De NAVO
De Europese Unie
Andere
WHN
54
II.7. ROL VAN DE VSA EN DE EUROPESE UNIE IN DE WERELD De enquêteurs hebben eveneens interesse betoond voor wat de Belgen denken over de rol van de Verenigde Staten in de wereld. Net zoals in de vorige Eurobarometer kennen de ondervraagde personen geen al te positieve rol toe aan deze natie. Terwijl ze van mening zijn dat de actie van dit land op het gebied van de strijd tegen het terrorisme neutraal is, denken ze anderzijds dat hun interventies negatief zijn in vier sectoren: de groei van de wereldeconomie, de strijd tegen de armoede in de wereld, de vrede in de wereld en de milieubescherming. Deze negatieve meningen over de actie van de Verenigde Staten kunnen gedeeltelijk de wens van de Belgen en de Europeanen verklaren om de rol van de Unie te zien groeien, met name op het gebied van het Europees defensiebeleid.
V. 47 en 48. Spelen de Verenigde Staten in uw ogen op de volgende vlakken eerder een positieve rol (3), eerder een negatieve rol (1) of geen van beide (2)? En de Europese Unie? GEMIDDELDE
De strijd tegen het terrorisme
2,4 1,95
De groei van de w ereldeconomie
1,54
De strijd tegen de armoede in de w ereld
1,54
2,22
2,19
De bescherming van het milieu
2,32 1,46 2,54
De vrede in de w ereld
1,53 0
0,5
1
1,5
Verenigde Staten
2
2,5
3
EU
55
BIJLAGEN
56
VRAGENLIJST V.1.
Welke nationaliteit heeft u ? Gelieve aan te geven welk(e) land(en) van toepassing is (zijn). (MEERDERE ANTWOORDEN MOGELIJK) België............................................................................................................................................. 1 Denemarken .................................................................................................................................. 2 Duitsland........................................................................................................................................ 3 Griekenland ................................................................................................................................... 4 Spanje ........................................................................................................................................... 5 Frankrijk ......................................................................................................................................... 6 Ierland............................................................................................................................................ 7 Italië ............................................................................................................................................... 8
––> V.2
Luxemburg..................................................................................................................................... 9 Nederland ...................................................................................................................................... 10 Portugal ......................................................................................................................................... 11 Verenigd Koninkrijk (Groot-Brittannië, Noord-Ierland) ................................................................... 12 Oostenrijk ...................................................................................................................................... 13 Zweden.......................................................................................................................................... 14 Finland........................................................................................................................................... 15 Een ander land .............................................................................................................................. 16
––> STOP
(NIET VOORLEZEN) WHN ................................................................................................................. 17
57
V.2.
Wanneer u met vrienden bent, gebeurt het dan vaak, af en toe of nooit dat u de politiek bespreekt ? Vaak .............................................................................................................................................. 1 Af en toe ........................................................................................................................................ 2 Nooit .............................................................................................................................................. 3 (NIET VOORLEZEN ) WHN................................................................................................................. 4
V.3.
Wanneer u een opinie heeft waar u werkelijk aan houdt, is het u dan al overkomen vrienden, werkmakkers, relaties van deze opinie te overtuigen ? Komt dit … voor ? (LEES VOOR) vaak ............................................................................................................................................... 1 af en toe......................................................................................................................................... 2 zelden ............................................................................................................................................ 3 nooit............................................................................................................................................... 4 (NIET VOORLEZEN) WHN ................................................................................................................. 5
V.4.
Bent u algemeen gesproken heel tevreden, eerder tevreden, eerder niet tevreden, of helemaal niet tevreden met het leven dat u leidt ?
Zou u zeggen dat u … bent ?
(LEES VOOR) heel tevreden ................................................................................................................................. 1 eerder tevreden ............................................................................................................................ 2 eerder niet tevreden ...................................................................................................................... 3 helemaal niet tevreden ................................................................................................................. 4 (NIET VOORLEZEN) WHN ................................................................................................................. 5
V.5.
Wat zijn uw verwachtingen voor volgend jaar : zal 2004 beter, minder goed of hetzelfde zijn voor wat betreft … ? LEES VOOR
BETER
MINDER GOED
HETZELFDE
WHN
1
uw leven in het algemeen
1
2
3
4
2
de economische situatie in België
1
2
3
4
3
de financiële situatie van uw gezin
1
2
3
4
4
de werkgelegenheid in België
1
2
3
4
5
uw beroepssituatie
1
2
3
4
58
V.6.
Nu zou ik u een vraag willen stellen over de mate waarin bepaalde instellingen uw vertrouwen genieten. Kan u me voor elk van de volgende instellingen zeggen of u eerder geneigd bent erop te vertrouwen of niet erop te vertrouwen ? LEES VOOR
EERDER
EERDER VERTROUWEN
WANTROUWEN
WHN
1
De geschreven pers
1
2
3
2
De radio
1
2
3
3
De televisie
1
2
3
4
Justitie / Het Belgische rechtssysteem
1
2
3
5
De politie
1
2
3
6
Het leger
1
2
3
7
De religieuze instellingen
1
2
3
8
De vakbonden
1
2
3
9
De politieke partijen
1
2
3
10 De grote ondernemingen
1
2
3
11 De Federale Regering in België
1
2
3
12 Het Belgisch Parlement
1
2
3
13 De Europese Unie
1
2
3
14 De Verenigde Naties
1
2
3
1
2
3
15
De
liefdadigheids-
vrijwilligersorganisaties
of
59
Laten we verder gaan met enkele vragen over de Europese Unie V.7.
Denkt u algemeen gesproken dat het feit dat België deel uitmaakt van de Europese Unie … ? (LEES VOOR) een goede zaak is.......................................................................................................................... 1 een slechte zaak is ........................................................................................................................ 2 noch een goede noch een slechte zaak is..................................................................................... 3 (NIET VOORLEZEN) WHN ................................................................................................................. 4
V.8.
Alles welbeschouwd, denkt u dat België wel of geen voordelen gehaald heeft uit zijn lidmaatschap van de Europese Unie ? Voordelen eruit gehaald................................................................................................................. 1 Geen voordelen eruit gehaald ....................................................................................................... 2 (NIET VOORLEZEN) WHN ................................................................................................................. 3
V.9.
Heeft de Europese Unie in uw ogen in het algemeen een heel positief, een redelijk positief, een neutraal, een redelijk negatief of een heel negatief imago ? Heel positief ................................................................................................................................... 1 Redelijk positief.............................................................................................................................. 2 Neutraal ......................................................................................................................................... 3 Redelijk negatief ............................................................................................................................ 4 Heel negatief ................................................................................................................................. 5 (NIET VOORLEZEN) WHN.................................................................................................................. 6
60
V.10.
Wat betekent de Europese Unie voor u persoonlijk ? (TOON KAART 1 SPLIT BALLOT A - LEES VOOR - MEERDERE ANTWOORDEN MOGELIJK)
Vrede ................................................................................................................................ 1 Economische welvaart ......................................................................................................... 2 Sociale bescherming ........................................................................................................... 3
Vrijheid om te reizen, te studeren en te werken overal in de Europese Unie ............................. 4 Culturele verscheidenheid .................................................................................................... 5 Een belangrijkere stem op wereldniveau ............................................................................... 6 De Euro ............................................................................................................................. 7 Werkloosheid ...................................................................................................................... 8 Bureaucratie ....................................................................................................................... 9 Geldverspilling ..................................................................................................................10 Verlies van onze culturele identiteit .....................................................................................11 Meer criminaliteit ...............................................................................................................12 Niet genoeg controles aan de buitenlandse grenzen .............................................................13 (NIET VOORLEZEN) Andere ....................................................................................................14 (NIET VOORLEZEN) WHN .....................................................................................................15
V.11.
Geeft de Europese Unie u een gevoel van … ? (TOON KAART 2 – LEES VOOR - MEERDERE ANTWOORDEN MOGELIJK) enthousiasme ................................................................................................................................ 1 hoop............................................................................................................................................... 2 vertrouwen ..................................................................................................................................... 3 onverschilligheid ............................................................................................................................ 4 ongerustheid .................................................................................................................................. 5 wantrouwen ................................................................................................................................... 6 verwerping ..................................................................................................................................... 7 (NIET VOORLEZEN) WHN ................................................................................................................. 8
61
V.12.
a)
Naar uw mening, hoe gaat de opbouw van Europa momenteel vooruit? Bekijk deze personages even (TOON KAART 3 MET SCHAALVERDELING). Nummer 1 beweegt niet, nummer 7 rent zo hard hij kan. Kies diegene die het best overeenstemt met uw opinie over de huidige snelheid van de opbouw van Europa? RENT ZO
BEWEEGT
HARD HIJ
NIET 1
KAN 2
3
4
5
6
7
(NIET VOORLEZEN) WHN ................................................................................................................. 8
b)
En welk personage komt het best overeen met de snelheid waarmee u de opbouw van Europa zou willen zien vooruitgaan ? (TOON DEZELFDE KAART 3) RENT ZO
BEWEEGT
HARD HIJ
NIET 1
KAN 2
3
4
5
6
7
(NIET VOORLEZEN) WHN ................................................................................................................. 8
V.13.
Bent u voor of tegen de evolutie naar een Europese politieke unie ? Voor .............................................................................................................................................. 1 Tegen ........................................................................................................................................... 2 (NIET VOORLEZEN) WHN ................................................................................................................ 3
V.14.
Indien men u morgen zou meedelen dat de Europese Unie opgeheven is, zou u dan daarover veel spijt hebben, zou dit u onverschillig laten, of zou dit een hele opluchting voor u zijn ? Veel spijt ........................................................................................................................................ 1 Onverschillig .................................................................................................................................. 2 Een hele opluchting ....................................................................................................................... 3 (NIET VOORLEZEN) WHN ................................................................................................................. 4
62
V.15.
Kan u mij, aan de hand van deze schaal, zeggen in welke mate u denkt op de hoogte te zijn van de Europese Unie, haar beleid en haar instellingen ? (TOON KAART 4 MET SCHAALVERDELING) WEET ER HELEMAAL NIETS VAN
1
V.16.
WEET ER VEEL VAN
2
3
4
5
6
7
8
9
10
WHN
11
Wanneer u informatie wenst over de Europese Unie, haar beleid en haar instellingen, welke van de volgende informatiebronnen gebruikt u dan ? En welke nog ? (TOON KAART 5 – LEES VOOR – MEERDERE ANTWOORDEN MOGELIJK) Vergaderingen, meetings............................................................................................................... 1 Praat erover met gezinsleden, vrienden, collega’s ....................................................................... 2 Dagbladen, kranten ....................................................................................................................... 3 Andere bladen, magazines ........................................................................................................... 4 Televisie ........................................................................................................................................ 5 Radio ............................................................................................................................................. 6 Het internet ................................................................................................................................... 7 Boeken, brochures, informatiefolders ........................................................................................... 8 CD-Rom ............................................................................................................................ 9 Informatie over de EU op informatieborden in bibliotheken, stadhuizen, stations, postkantoren ................................................................................................ 10 Informatiebureaus van de Europese Unie, Euro-info centra, Euro-info punten, Euro-bibliotheken, enz....................................................................................... 11 Informatiebureaus van nationale en plaatselijke autoriteiten. ........................................................ 12 Beroepsverenigingen en vakbonden ............................................................................................. 13 Andere organisaties (vb. verbruikersorganisaties)......................................................................... 14 Een lid van het Europees of het Belgische parlement ................................................................... 15 (NIET VOORLEZEN) Andere ............................................................................................................. 16 (NIET VOORLEZEN) Zoekt nooit dergelijke inlichtingen, geen interesse ........................................... 17 ––> V.18. (NIET VOORLEZEN) WHN ................................................................................................................ 18
63
NIET STELLEN AAN DIEGENE DIE VERKLAARDEN NOOIT DERGELIJKE INFORMATIE TE ZOEKEN OF NIET GEINTERESSERD ZIJN, CODE 17 IN V.16
V.17.
Over het algemeen, hoe zou u het liefst informatie over de Europese Unie verkrijgen ? En hoe nog? (TOON KAART 6 – LEES VOOR – MEERDERE ANTWOORDEN MOGELIJK) Een foldertje dat enkel een overzicht geeft.................................................................................... 1 Een meer gedetailleerde brochure................................................................................................. 2 Een boek dat u een volledige beschrijving geeft............................................................................ 3 Een videocassette ......................................................................................................................... 4 Op het Internet............................................................................................................................... 5 Een cd-rom .................................................................................................................................... 6 Een computerterminal die u toelaat gegevensbanken te raadplegen ............................................ 7 Op de TV ....................................................................................................................................... 8 Op de radio .................................................................................................................................... 9 In dagbladen .................................................................................................................................. 10 In andere tijdschriften, magazines ................................................................................................. 11 Op reclameborden ......................................................................................................................... 12 (NIET VOORLEZEN) Ik wens geen informatie over de Europese Unie te ontvangen ......................... 13 (NIET VOORLEZEN) Geen van deze vormen..................................................................................... 14 (NIET VOORLEZEN) WHN ................................................................................................................. 15
AAN ALLEN V.18.
Denkt u over het algemeen dat de Belgische media te veel, voldoende of te weinig spreken over de Europese Unie ? Te veel .......................................................................................................................................... 1 Voldoende .................................................................................................................................... 2 Te weinig ...................................................................................................................................... 3 (NIET VOORLEZEN) WHN ............................................................................................................... 4
V.19.
En denkt u dat de Belgische media te positief, objectief of te negatief spreken over de Europese Unie ? Te positief ..................................................................................................................................... 1 Objectief ....................................................................................................................................... 2 Te negatief .................................................................................................................................... 3 (NIET VOORLEZEN) WHN ............................................................................................................... 4
64
V.20.
Heeft u al gehoord van … ? LEES VOOR
NEE
WHN
1
het Europees Parlement
1
2
3
2
de Europese Commissie
1
2
3
1
2
3
3
de
Raad
van
Ministers
van
de
Europese Unie
4
het Europees Hof van Justitie
1
2
3
5
de Europese Ombudsman
1
2
3
6
de Europese Centrale Bank
1
2
3
7
het Europees Rekenhof
1
2
3
1
2
3
1
2
3
8
9
V.21.
JA
het Comité van de Regio’s van de Europese Unie het Economisch en Sociaal Comité van de Europese Unie
En kan u mij, voor elk van deze Europese instellingen, zeggen of ze, volgens u, een belangrijke of een onbelangrijke rol speelt in het leven van de Europese Unie ? LEES VOOR
BELANGRIJK
NIET BELANGRIJK
WHN
1
het Europees Parlement
1
2
3
2
de Europese Commissie
1
2
3
1
2
3
3
de
Raad
van
Ministers
van
de
Europese Unie
4
het Europees Hof van Justitie
1
2
3
5
de Europese Ombudsman
1
2
3
6
de Europese Centrale Bank
1
2
3
7
het Europees Rekenhof
1
2
3
1
2
3
1
2
3
8
9
het Comité van de Regio’s van de Europese Unie het Economisch en Sociaal Comité van de Europese Unie
65
V.22.
En kan u mij, voor elke instelling, zeggen of u er eerder vertrouwen of eerder geen vertrouwen in heeft ? LEES VOOR
EERDER GEEN
WHN
VERTROUWEN
1
het Europees Parlement
1
2
3
2
de Europese Commissie
1
2
3
1
2
3
de Raad van Ministers van de
3
Europese Unie
4
het Europees Hof van Justitie
1
2
3
5
de Europese Ombudsman
1
2
3
6
de Europese Centrale Bank
1
2
3
7
het Europees Rekenhof
1
2
3
1
2
3
1
2
3
het Comité van de Regio’s van de
8
Europese Unie het Economisch en Sociaal Comité
9
V.23.
EERDER VERTROUWEN
van de Europese Unie
a) Bent u algemeen gesproken heel tevreden, eerder tevreden, niet zo tevreden of helemaal niet tevreden over de wijze waarop de democratie in België functioneert ? (TOON KAART 7 MET SCHAALVERDELING) Heel tevreden........................................................................................................................... 1 Eerder tevreden ....................................................................................................................... 2 Eerder niet tevreden................................................................................................................. 3 Helemaal niet tevreden ............................................................................................................ 4 (NIET VOORLEZEN) WHN ......................................................................................................... 5
b)
En
over
de
wijze
waarop
de
democratie
in
de
Europese
Unie
functioneert
?
(TOON DEZELFDE KAART 7) Heel tevreden........................................................................................................................... 1 Eerder tevreden ....................................................................................................................... 2 Eerder niet tevreden................................................................................................................. 3 Helemaal niet tevreden ............................................................................................................ 4 (NIET VOORLEZEN) WHN ......................................................................................................... 5
Geen vragen V.24 et V.25 in België
66
V.26.
Wat zijn volgens u de twee belangrijkste problemen waarmee België momenteel te kampen heeft ? (TOON KAART 8 – LEES VOOR – MAXIMAAL 2 ANTWOORDEN MOGELIJK) De onveiligheid ................................................................................................................................. 1 Het openbaar vervoer....................................................................................................................... 2 De economische situatie .................................................................................................................. 3 De prijsverhogingen / de inflatie ....................................................................................................... 4 De belastingen.................................................................................................................................. 5 De werkloosheid ............................................................................................................................... 6 Het terrorisme................................................................................................................................... 7 Defensie, het buitenlands beleid....................................................................................................... 8 De huisvesting .................................................................................................................................. 9 De immigratie ................................................................................................................................... 10 Het gezondheidssysteem ................................................................................................................. 11 Het onderwijssysteem ...................................................................................................................... 12 De pensioenen ................................................................................................................................. 13 Milieubescherming............................................................................................................................ 14 (NIET VOORLEZEN) Andere ................................................................................................................. 15 (NIET VOORLEZEN) WHN .................................................................................................................... 16
67
V.27.
En denkt u dat de Europese Unie voor elk van de volgende zaken in België een positieve of een negatieve rol speelt of geen van beide ? LEES VOOR
EEN POSITIEVE EEN NEGATIEVE ROL ROL
GEEN VAN BEIDE
WHN
1
De strijd tegen de onveiligheid
1
2
3
4
2
Het openbaar vervoer
1
2
3
4
3
De economische situatie
1
2
3
4
4
De prijsverhogingen / de inflatie
1
2
3
4
5
De belastingen
1
2
3
4
6
De strijd tegen de werkloosheid
1
2
3
4
7
De strijd tegen het terrorisme
1
2
3
4
8
Defensie
1
2
3
4
9
Het buitenlands beleid
1
2
3
4
10
De huisvesting
1
2
3
4
11
De immigratie
1
2
3
4
12
Het gezondheidssysteem
1
2
3
4
13
Het onderwijssysteem
1
2
3
4
14
De pensioenen
1
2
3
4
15
Milieubescherming
1
2
3
4
68
V.28.
a) Kan u mij voor elk van de volgende gebieden zeggen of de beslissingen daarover, volgens u, genomen moeten worden door de Belgische federale regering of dat de beslissingen op dat gebied gezamenlijk genomen moeten worden binnen de Europese Unie als geheel ?
LEES VOOR ROTATIE (DUID AAN WAAR U BEGONNEN BENT)
DE BELGISCHE FEDERALE REGERING
DE EUROPESE UNIE
WHN
1
Defensie
1
2
3
2
Milieubescherming
1
2
3
3
De munt
1
2
3
4
Humanitaire hulp
1
2
3
5
Gezondheid en sociale zekerheid
1
2
3
6
De basisreglementering voor radio, televisie en pers
1
2
3
7
De strijd tegen de armoede / sociale uitsluiting
1
2
3
8
De strijd tegen werkloosheid
1
2
3
9
Het landbouw- en visbeleid
1
2
3
10
Hulp aan streken met economische problemen
1
2
3
11
Onderwijs
1
2
3
12
Technologisch onderzoek
1
2
3
13
Informatie over de Europese Unie, haar beleid en haar instellingen
1
2
3
14
Buitenlands beleid tegenover de landen die niet tot de Europese Unie behoren
1
2
3
15
Het cultuurbeleid
1
2
3
en
wetenschappelijk
69
V.28.
b) En voor elk van de volgende gebieden ?
LEES VOOR ROTATIE (DUID AAN WAAR U BEGONNEN BENT)
DE BELGISCHE FEDERALE REGERING
DE EUROPESE UNIE
WHN
1
Het immigratiebeleid
1
2
3
2
De regels inzake politiek asiel
1
2
3
3
De strijd tegen de georganiseerde misdaad
1
2
3
4
Politie
1
2
3
5
Justitie
1
2
3
6
Opvang van vluchtelingen
1
2
3
7
Preventie van jeugdcriminaliteit
1
2
3
8
Preventie van criminaliteit in de steden
1
2
3
9
De strijd tegen drugs
1
2
3
10
De strijd tegen uitbuiting van mensen en mensenhandel
1
2
3
11
De strijd terrorisme
1
2
3
12
De uitdagingen aangaan waar de vergrijzing van de bevolking ons voor stelt
1
2
3
tegen
internationaal
70
V.29.
Wat is uw mening over elk van de volgende uitspraken ? Kan u me telkens zeggen of u ervoor of ertegen bent ?
LEES VOOR ROTATIE (DUID AAN WAAR U BEGONNEN BENT)
VOOR
TEGEN
WHN
1
Een Europese monetaire eenheid met een eenheidsmunt, de euro
1
2
3
2
Een gemeenschappelijke buitenlandse politiek van de lidstaten van de Europese Unie t.o.v. andere landen
1
2
3
3
Een gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid van de lidstaten van de Europese Unie
1
2
3
4
De uitbreiding van de Europese Unie naar nieuwe landen toe
1
2
3
5
Het feit dat de Europese Unie verantwoordelijk is voor zaken die niet op efficiënte wijze kunnen worden afgehandeld door de nationale, regionale en lokale regeringen
1
2
3
6
Het ontslag van de voorzitter van de Europese Commissie en de Europese Commissarissen indien ze niet het vertrouwen genieten van een meerderheid in het Europees Parlement
1
2
3
7
De kinderen op school leren hoe de instellingen van de Europese Unie werken
1
2
3
8
Het feit dat de Europese Commissie samengesteld is uit commissarissen uit elk van de lidstaten
1
2
3
71
V.30.
Ik ga u nu een aantal maatregelen voorlezen die de Europese Unie zou kunnen nemen. Kan u mij, voor elke maatregel, zeggen of deze, volgens u, voorrang zou moeten krijgen of niet ?
LEES VOOR
VOORRANG
GEEN VOORRANG
WHN
1
Nieuwe lidstaten verwelkomen
1
2
3
2
Dichter bij de Europese burgers staan, bijvoorbeeld door ze meer te informeren over de Europese Unie, haar beleid en haar instellingen
1
2
3
3
Erin slagen de Europese eenheidsmunt, de euro in te voeren
1
2
3
4
De armoede en de sociale uitsluiting bestrijden
1
2
3
5
Het milieu beschermen
1
2
3
6
De kwaliteit garanderen
1
2
3
7
De consument beschermen productkwaliteit waarborgen
1
2
3
8
De werkloosheid bestrijden
1
2
3
9
De instellingen van de Europese Unie en hun werking hervormen
1
2
3
10
De georganiseerde misdaad en de drughandel bestrijden
1
2
3
11
Het politieke en diplomatieke belang van de Europese Unie in de wereld duidelijk maken
1
2
3
12
De vrede en de veiligheid in Europa bewaren
1
2
3
13
De rechten van het individu en het respect voor de beginselen van de democratie in Europa waarborgen
1
2
3
14
Het terrorisme bestrijden
1
2
3
15
De clandestiene immigratie bestrijden
1
2
3
van
voedingsproducten en
de
72
V.31.
Kan u me voor elk van de volgende gebieden zeggen of u denkt dat het optreden van de Europese Unie heel doeltreffend, redelijk doeltreffend, niet erg doeltreffend of helemaal niet doeltreffend is of zou zijn ? (TOON KAART 9 MET SCHAALVERDELING)
LEES VOOR
HEEL DOELTREFFEND
REDELIJK DOELTREFFEND
NIET ERG HELEMAAL DOELNIET DOELTREFFEND TREFFEND
WHN
1
Nieuwe lidstaten verwelkomen
1
2
3
4
5
2
Dichter bij de Europese burgers staan, bijvoorbeeld door ze meer te informeren over de Europese Unie, haar beleid en haar instellingen
1
2
3
4
5
3
Erin slagen de Europese eenheidsmunt, de euro in te voeren
1
2
3
4
5
4
De armoede en de sociale uitsluiting bestrijden
1
2
3
4
5
5
Het milieu beschermen
1
2
3
4
5
6
De kwaliteit van voedingsproducten garanderen
1
2
3
4
5
7
De consument beschermen en de productkwaliteit waarborgen
1
2
3
4
5
8
De werkloosheid bestrijden
1
2
3
4
5
9
De instellingen van de Europese Unie en hun werking hervormen
1
2
3
4
5
10
De georganiseerde misdaad en de drughandel bestrijden
1
2
3
4
5
11
Het politieke en diplomatieke belang van de Europese Unie in de wereld duidelijk maken
1
2
3
4
5
12
De vrede en de veiligheid in Europa bewaren
1
2
3
4
5
13
De rechten van het individu en het respect voor de beginselen van de democratie in Europa waarborgen
1
2
3
4
5
14
Het terrorisme bestrijden
1
2
3
4
5
15
De clandestiene immigratie bestrijden
1
2
3
4
5
73
V.32.
De Europese Unie heeft al een Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid, alsook een Europees Veiligheids- en Verdedigingsbeleid binnen de Europese Unie. Er is nu een discussie gaande in hoeverre deze uitgebreid moeten worden. Bent u het eerder eens of eerder oneens met elk van de volgende uitspraken ?
LEES VOOR ROTATIE (DUID AAN WAAR U BEGONNEN BENT)
EERDER EENS
EERDER ONEENS
WHN
1
De Europese Unie zou moeten beschikken over snelle militaire interventiekrachten die snel zouden kunnen worden uitgezonden naar conflictzones wanneer er een internationale crisis uitbreekt
1
2
3
2
Wanneer er een internationale crisis uitbreekt, zouden de lidstaten van de Europese Unie het eens moeten zijn over een gemeenschappelijk standpunt
1
2
3
3
De Europese Unie zou haar eigen Minister van Buitenlandse Zaken moeten hebben, die de woordvoerder zou kunnen zijn van het gemeenschappelijke standpunt van de Europese Unie
1
2
3
4
De Europese Unie zou zijn eigen zetel moeten hebben in de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties
1
2
3
5
De lidstaten die hebben geopteerd voor neutraliteit zouden hun zeg moeten hebben in de buitenlandse politiek van de Europese Unie
1
2
3
6
De landen die in 2004 bij de Europese Unie zullen komen, zouden vanaf nu hun zeg moeten hebben in de buitenlandse politiek van de Europese Unie
1
2
3
7
De buitenlandse politiek van de Europese Unie zou onafhankelijk moeten zijn van de buitenlandse politiek van de Verenigde Staten
1
2
3
8
De Europese Unie zou de Mensenrechten moeten waarborgen in elke lidstaat, zelfs als dat indruist tegen de wil van bepaalde lidstaten
1
2
3
9
De Europese Unie zou moeten werken aan het waarborgen van de Mensenrechten in de wereld, zelfs als dat indruist tegen de wil van bepaalde landen
1
2
3
10
De lidstaten van de Europese Unie zouden een gemeenschappelijk immigratiebeleid moeten hebben ten opzichte van personen die komen uit niet-lidstaten van de Europese Unie
1
2
3
11
De lidstaten van de Europese Unie zouden een gemeenschappelijk asielbeleid moeten hebben ten opzichte van asielaanvragers
1
2
3
74
V.33.
Moeten de beslissingen over het Europese defensiebeleid volgens u genomen worden door de nationale regeringen, de NAVO of de Europese Unie ? (SLECHTS EEN ANTWOORD MOGELIJK) De nationale regeringen ............................................................................................................... 1 De NAVO ....................................................................................................................................... 2 De Europese Unie ......................................................................................................................... 3 (NIET VOORLEZEN) Andere .............................................................................................................. 4 (NIET VOORLEZEN) WHN ................................................................................................................. 5
V.34.
Welke van deze drie opties verkiest u voor de onmiddellijke toekomst van de Europese Unie ? (TOON KAART 10 – LEES VOOR – SLECHTS EEN ANTWOORD MOGELIJK) De Europese Unie zou zich moeten uitbreiden naar alle landen die er deel van willen uitmaken ........................................................................................................... 1 De Europese Unie zou zich enkel moeten uitbreiden naar bepaalde landen die er deel van willen uitmaken ........................................................................................................... 2 De Europese Unie zou zich niet moeten uitbreiden ....................................................................... 3 (NIET VOORLEZEN) Geen van deze.................................................................................................. 4 (NIET VOORLEZEN) WHN ................................................................................................................. 5
V.43.
Ziet u zichzelf op korte termijn als … ? (TOON KAART 18 – LEES VOOR – SLECHTS EEN ANTWOORD MOGELIJK) Enkel Belg ..................................................................................................................................... 1 Belg en Europeaan ........................................................................................................................ 2 Europeaan en Belg ........................................................................................................................ 3 Enkel Europeaan ........................................................................................................................... 4 (NIET VOORLEZEN) WHN ................................................................................................................. 5
V.44.
Zou u zeggen dat u heel trots, tamelijk trots, niet echt trots of helemaal niet trots bent (NATIONALITEIT VERMELD BIJ V.1.) te zijn? (SLECHTS EEN ANTWOORD MOGELIJK) Heel trots ....................................................................................................................................... 1 Tamelijk trots ................................................................................................................................. 2 Niet echt trots................................................................................................................................. 3 Helemaal niet trots......................................................................................................................... 4 (NIET VOORLEZEN) WHN ................................................................................................................. 5
75
V.45.
Zou u zeggen dat u heel trots, tamelijk trots, niet echt trots of helemaal niet trots bent Europeaan te zijn? (SLECHTS EEN ANTWOORD MOGELIJK) Heel trots ....................................................................................................................................... 1 Tamelijk trots ................................................................................................................................. 2 Niet echt trots................................................................................................................................. 3 Helemaal niet trots......................................................................................................................... 4 (NIET VOORLEZEN) WHN ................................................................................................................. 5
V.46. Mensen kunnen zich in meer of mindere mate gehecht voelen aan hun stad of dorp, aan hun streek, aan hun land, aan de Europese Unie. Kan u mij zeggen hoe sterk u zich gehecht voelt aan … ? a)
uw stad/dorp ? (TOON KAART 19 MET SCHAALVERDELING)
b)
uw streek ? (TOON DEZELFDE KAART 19)
c)
België? (TOON DEZELFDE KAART 19)
d)
Europa ? (TOON DEZELFDE KAART 19)
LEES VOOR
STERK GEHECHT
NOGAL
NIET ERG
GEHECHT
GEHECHT
HELEMAAL NIET
WHN
GEHECHT a
uw stad/dorp
1
2
3
4
5
b
uw streek
1
2
3
4
5
c
België
1
2
3
4
5
d
Europa
1
2
3
4
5
76
V.47.
Spelen de Verenigde Staten in uw ogen eerder een positieve rol, eerder een negatieve rol of geen van beide wat betreft … ? LEES VOOR
GEEN VAN
WHN
BEIDE
Vrede in de wereld
1
2
3
4
2
De strijd tegen het terrorisme
1
2
3
4
3
De groei van de wereldeconomie
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
5
De strijd tegen de armoede in de wereld Milieubescherming
En speelt de Europese Unie volgens u een positieve of een negatieve rol, of geen van beide op het gebied van … ? LEES VOOR
POSITIEF
NEGATIEF
GEEN VAN
WHN
BEIDE
1
Vrede in de wereld
1
2
3
4
2
De strijd tegen het terrorisme
1
2
3
4
3
De groei van de wereldeconomie
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
4
5
V.49.
NEGATIEF
1
4
V.48.
POSITIEF
De strijd tegen de armoede in de wereld Milieubescherming
Vindt u dat de Europese Unie een grondwet moet hebben of niet ? Ja................................................................................................................................................... 1 Nee ................................................................................................................................................ 2 (NIET VOORLEZEN) WHN ................................................................................................................. 3
77
V.50.
Welk van de volgende uitspraken benadert het meest uw mening ? De voorzitter van de Europese Commissie zou moeten worden … (TOON KAART 20 – LEES VOOR – SLECHTS EEN ANTWOORD MOGELIJK) benoemd alleen door de staatshoofden of de regeringsleiders van de Europese Unie ................. 1 verkozen alleen door het Europees Parlement .............................................................................. 2 gekozen zowel door het Europees Parlement als door de staatshoofden of de regeringsleiders .......................................................................... 3 rechtstreeks verkozen door de burgers van de Europese Unie ..................................................... 4 (NIET VOORLEZEN) Andere .............................................................................................................. 5 (NIET VOORLEZEN) WHN ................................................................................................................. 6
V.51.
De Europese Raad wordt gevormd door de staatshoofden of door de regeringsleiders van de lidstaten van de Europese Unie en de voorzitter van de Commissie. Elk land neemt om beurten het voorzitterschap van de Europese Raad op zich voor een periode van 6 maanden. Denkt u dat … ? (LEES VOOR – SLECHTS EEN ANTWOORD MOGELIJK) het voorzitterschap voor een periode van 6 maanden zou moeten worden behouden, omdat dit elke lidstaat de mogelijkheid biedt de Europese Unie regelmatig voor te zitten ........................................................................................................ 1 het voorzitterschap zou langer moeten duren, want 6 maanden is te kort om belangrijke resultaten te verkrijgen .................................................................................................................. 2 (NIET VOORLEZEN) WHN ................................................................................................................. 3
V.52.
Momenteel beschikt elke lidstaat van de Europese Unie op bepaalde gebieden over een vetorecht. Denkt
u
dat
het
vetorecht
voor
de
toekomst
zou
moeten
worden
…
?
(LEES VOOR – SLECHTS EEN ANTWOORD MOGELIJK) gehandhaafd zoals het is, om de fundamentele nationale belangen te bewaren .......................... 1 beperkt tot slechts enkele fundamentele gebieden........................................................................ 2 afgeschaft voor alle beslissingen, om de Europese Unie efficiënter te maken .............................. 3 (NIET VOORLEZEN) WHN ................................................................................................................. 4
78
SIGNALETIEK – DEMOGRAFISCHE GEGEVENS
D.1.
Wanneer men het heeft over politiek, worden de termen "links" en "rechts" vaak gebruikt. We zouden graag weten waar u zich op deze schaal situeert. (TOON KAART D1) (ENQ.: NIETS SUGGEREREN. DE OP MOET ZICHZELF IN EEN VAN DE HOKJES ONDERBRENGEN; INDIEN HIJ AARZELT, AANDRINGEN)
LINKS 1
RECHTS 2
3
4
5
6
7
8
9
10
(NIET VOORLEZEN) Weigering.......................................................................................................... 11 (NIET VOORLEZEN) WHN ................................................................................................................. 12
Geen vragen D.2. tot en met D.6.
D.7.
Kan u me zeggen welk van de volgende omschrijvingen het best overeenkomt met uw huidige situatie ? (TOON KAART D7 - LEES VOOR - SLECHTS EEN ANTWOORD MOGELIJK) Getrouwd ...................................................................................................................................... 1 Hertrouwd ..................................................................................................................................... 2 Ongehuwd maar woont momenteel samen .................................................................................. 3 Ongehuwd en heeft nooit samengewoond ................................................................................... 4 Ongehuwd, heeft al samengewoond maar woont momenteel alleen ............................................ 5 Officieel gescheiden ..................................................................................................................... 6 Uit elkaar (gescheiden van tafel en bed) ...................................................................................... 7 Weduwnaar / weduwe .................................................................................................................. 8 (SPONTAAN) Een andere ................................................................................................................ 9 (SPONTAAN) Weigering .................................................................................................................. 10
79
D.8.
Hoe
oud
was
u
toen
u
uw
voltijdse
studies
heeft
beëindigd
of
stopgezet
?
(ENQ.: INDIEN DE OP NOG STUDEERT, “00” CODEREN)
Geen vraag D.9.
D.10.
Geslacht van de respondent. Man ............................................................................................................................................... 1 Vrouw ........................................................................................................................................... 2
D.11.
Hoe oud bent u ?
Geen vragen D.12. tot en met D.14.
80
a) Wat is uw huidig beroep ? INDIEN "GEEN HUIDIG BEROEP" - CODES 1 TOT 4 BIJ D.15.a. b) Oefende u vroeger een bezoldigde beroepsactiviteit uit ? Wat was uw laatste bezoldigde activiteit ?
D.15.a.
ZELFSTANDIGE
GEEN BEZOLDIGDE BEROEPSACTIVITEIT
HUIDIG BEROEP
LOONTREKKENDE
D.15.
Doet de gewone boodschappen en huishoudelijke taken of zonder enige beroepsactiviteit
1
Student
2
Werkloos / tijdelijk zonder werk
3
D.15.b.
Gepensioneerd of in langdurig ziekteverlof
4
VORIG BEROEP
Actieve landbouwer
5
1
Visser
6
2
7
3
8
4
Industrieel, (volledig of gedeeltelijk) eigenaar van een onderneming
9
5
Vrij beroep (arts, advocaat, boekhouder, architect,...) in loondienst (loontrekkend)
10
6
Hoger kader/bedrijfsleider directeur, ...)
11
7
Middenkader
12
8
Bediende die hoofdzakelijk kantoorwerk verricht
13
9
Bediende die geen kantoorwerk verricht, maar met buitendienst, zoals verkoper, vertegenwoordiger,
14
10
Bediende die geen kantoorwerk verricht, maar met een dienstverlenende functie (ziekenhuis, restaurant, politie, brandweer, ...)
15
11
Meestergast
16
12
Geschoolde arbeider
17
13
Andere, niet geschoolde arbeider, huispersoneel
18
14
Vrij beroep (advocaat, arts, boekhouder/accountant, architect, ...)
expert-
Handelaar of eigenaar van een ambachtsman of andere zelfstandige
winkel,
(algemeen
directeur,
OEFENDE NOOIT EEN BEZOLDIGDE BEROEPSACTIVITEIT UIT
15
81
Geen vragen D.16. tot en met D.18.
D.19.
Bent u de hoofdkostwinner, de persoon die voornamelijk instaat voor het inkomen in uw gezin ? (LEES VOOR) Ja................................................................................................................................................... 1 ––> D.25. Nee ................................................................................................................................................ 2 ––> D.21. Beiden evenveel ............................................................................................................................ 3 ––> D.25. (NIET VOORLEZEN) WHN ................................................................................................................. 4 ––> D.25.
Geen vraag D.20.
82
INDIEN "NEE", CODE 2 BIJ D.19.
a) Wat is het huidige beroep van de hoofdkostwinner, de persoon die voornamelijk instaat voor het inkomen in uw gezin ? INDIEN " GEEN HUIDIG BEROEP ", CODE 1 TOT 4 BIJ D.21.a.
b) Oefende hij/zij vroeger een bezoldigde beroepsactiviteit uit ? Wat was zijn/haar laatste bezoldigde beroepsactiviteit ?
D.21.a.
ZELFSTANDIGE
GEEN BEZOLDIGDE BEROEPSACTIVITEIT
HUIDIG BEROEP
LOONTREKKENDE
D.21.
Doet de gewone boodschappen en huishoudelijke taken of zonder enige beroepsactiviteit
1
Student
2
Werkloos / tijdelijk zonder werk
3
D.21.b.
Gepensioneerd of in langdurig ziekteverlof
4
VORIG BEROEP
Actieve landbouwer
5
1
Visser
6
2
7
3
8
4
Industrieel, (volledig of gedeeltelijk) eigenaar van een onderneming
9
5
Vrij beroep (arts, advocaat, boekhouder, architect,...) in loondienst (loontrekkend)
10
6
Hoger kader/bedrijfsleider directeur, ...)
11
7
Middenkader
12
8
Bediende die hoofdzakelijk kantoorwerk verricht
13
9
Bediende die geen kantoorwerk verricht, maar met buitendienst, zoals verkoper, vertegenwoordiger,
14
10
Bediende die geen kantoorwerk verricht, maar met een dienstverlenende functie (ziekenhuis, restaurant, politie, brandweer, ...)
15
11
Meestergast
16
12
Geschoolde arbeider
17
13
Andere, niet geschoolde arbeider, huispersoneel
18
14
Vrij beroep (advocaat, arts, boekhouder/accountant, architect, ...)
expert-
Handelaar of eigenaar van een ambachtsman of andere zelfstandige
winkel,
(algemeen
directeur,
OEFENDE NOOIT EEN BEZOLDIGDE BEROEPSACTIVITEIT UIT
15
83
Geen vragen D.22. tot en met D.24.
AAN IEDEREEN
D.25.
Hou zou u uw woonplaats beschrijven, als … ? (LEES VOOR) een plattelandsgemeente .............................................................................................................. 1 een kleine of middelgrote stad ....................................................................................................... 2
een grote stad ............................................................................................................................... 3 (NIET VOORLEZEN) WHN ................................................................................................................. 4
Geen vragen D.26. tot en met D.28.
D.29.
Wij willen graag ook nog informatie over de gezinsinkomens, zodat de resultaten van dit onderzoek kunnen worden geanalyseerd volgens de verschillende categorieën.
Hier ziet u een reeks
maandinkomens. (TOON KAART D29)
Wil u het totaal van de MAANDELIJKSE inkomsten en lonen van alle gezinsleden, alle pensioenen, sociale uitkeringen en gezinstoelagen inbegrepen, samentellen, evenals alle andere inkomens, zoals huur, enz. Uw antwoord blijft uiteraard vertrouwelijk, zoals alle andere antwoorden van dit interview. Elke verwijzing naar uzelf of uw gezin zal onmogelijk zijn. Kan u me de letter aanduiden die overeenstemt met de inkomsten van uw gezin, en dit VOOR elke belasting of aftrek? B ................................................................................................................................................... 1 T ................................................................................................................................................... 2 P ................................................................................................................................................... 3 F ................................................................................................................................................... 4 E ................................................................................................................................................... 5 H ................................................................................................................................................... 6 L .................................................................................................................................................... 7 N ................................................................................................................................................... 8 R ................................................................................................................................................... 9 M ................................................................................................................................................... 10 S ................................................................................................................................................... 11 K ................................................................................................................................................... 12 (NIET VOORLEZEN) Weigering ........................................................................................................ 13 (NIET VOORLEZEN) WHN ............................................................................................................... 14
84
TECHNISCHE SPECIFICATIES Tussen 1 oktober en 7 november 2003 heeft de European Opinion Research Group, een consortium van agentschappen voor marktonderzoek en publieke opinie, opgericht door INRA in België – I.C.O. en GfK Worldwide de golf 60.1 van de EUROBAROMETER STANDARD gerealiseerd op aanvraag van de EUROPESE COMMISSIE, Directoraat-Generaal Pers en communicatie, Afdeling publieke opinie. De EUROBAROMETER 60.1 dekt de bevolking – met een nationaliteit van één van de lidstaten van de Europese Unie – van 15 jaar of ouder, die resident zijn in een lidstaat van de Europese Unie. Voor de peiling in alle lidstaten werd het beginsel toegepast van een willekeurige selectie (op basis van de waarschijnlijkheid) in meerdere fasen. In elk EU-land werden diverse eindpunten getrokken met een proportionele waarschijnlijkheid tegenover de omvang van de bevolking (om de totaliteit van het land te dekken) en de densiteit van de bevolking. Hiertoe werden deze eindpunten systematisch in elk van de “regionale administratieve eenheden” getrokken, nadat ze per individuele eenheid en per type regio werden gestratificeerd. Ze vertegenwoordigen zo het hele grondgebied van de lidstaten, volgens de EUROSTAT-NUTS II en volgens de verdeling van de nationale residente bevolking in termen van hoofdstedelijke, stedelijke en landelijke regio’s. In elk van de geselecteerde eindpunten werd op een willekeurige manier een vertrekadres getrokken. Vervolgens werden andere adressen (elk N-deadres) geselecteerd door “random route”procedures op basis van het oorspronkelijke adres. In elk gezin werd de ondervraagde willekeurig gekozen. Alle interviews werden persoonlijk bij de ondervraagden uitgevoerd en in de aangepaste landstaal. LAND België
INSTITUTEN INRA in BELGIUM
AANT. INTERVIEWS 1022
UITVOERDATA 7/10 – 7/11
BEVOLKING 15+ (x 000) 8,458
GfK DANMARK
1000
9/10 – 5/11
4,355
Duitsland (Oost)
INRA DEUTSCHLAND
1023
4/10 – 24/10
13,164
Duitsland (West)
INRA DEUTSCHLAND
1016
4/10 – 24/10
56,319
MARKET ANALYSIS
1001
6/10 – 2/11
8,899
Spanje
INRA ESPAÑA
1000
6/10 – 1/11
34,239
Frankrijk
CSA-TMO
1015
9/10 – 27/10
47,936
LANSDOWNE Market Research
1014
6/10 – 30/10
3,004
Italië
INRA Demoskopea
1008
1/10 – 28/10
49,531
Luxemburg
ILRes
587
3/10 – 7/11
357
Nederland
INTOMART
1006
7/10 – 4/11
13,010
Oostenrijk
SPECTRA
1010
3/10 – 29/10
6,770
METRIS
1000
3/10 – 28/10
8,620
Finland
MDC MARKETING RESEARCH
1018
9/10 – 5/11
4,245
Zweden
GfK SVERIGE
1000
1/10 – 3/11
7,252
Groot-Brittannië
MARTIN HAMBLIN LTD
1055
1/10 – 5/11
46,370
Noord-Ierland
ULSTER MARKETING SURVEYS
307
7/10 – 28/10
1,314
Denemarken
Griekenland
Ierland
Portugal
TOTAAL AANTAL INTERVIEWS
16082
85
In elk land werd de peiling vergeleken met het universum. De beschrijving van het universum is gebaseerd op de bevolking EUROSTAT. Voor alle EU-Lidstaten werd een procedure voor de nationale weging gerealiseerd (gebruik makend van marginale en gekruiste wegingen) op basis van deze beschrijving van het universum. In alle landen werden minstens het geslacht, de leeftijd, de regio's NUTS II en de omvang van de agglomeratie in de herhaalprocedure ingegeven. Voor de internationale weging (d.w.z. de EUgemiddelden), doet INRA (EUROPE) een beroep op de officiële bevolkingscijfers die door EUROSTAT worden gepubliceerd in de Jaargids voor Streekgebonden Statistieken. De volledige bevolkingscijfers, ingegeven in deze post-wegingsprocedure, staan hierboven vermeld.
De resultaten van de onderzoeken EUROBAROMETER worden geanalyseerd en voorgesteld in de vorm van tabellen, gegevens- en analysebestanden. Voor elke vraag wordt een tabel met resultaten geleverd, vergezeld van de volledige vraag in het Engels en in het Frans. Deze resultaten worden uitgedrukt in percentages berekend op de totale basis. De resultaten van de enquêtes EUROBAROMETER worden geanalyseerd door het Directoraat-Generaal Pers en Communicatie van de Europese Commissie, Afdeling Publieke Opinie, Wetstraat 200, B-1049 Brussel. De resultaten worden geregeld op de website van de EU gepubliceerd: http://europa.eu.int/comm/dg10/epo. Alle gegevensbestanden van EUROBAROMETER worden bewaard in het Centraal Archief (Universiteit Keulen, Bachemer Strasse 40, D-50869 KeulenLindenthal) en zijn beschikbaar via de databank CESSDA http://www.nsd.uib.no/cessda/europe.html. Ze worden ter beschikking gesteld van alle instellingen die aangesloten zijn bij het "European Consortium for Political Research" (Essex), van het "Inter-University Consortium for Political and Social Research" (Michigan) en van alle personen met belangstelling voor onderzoek op het gebied van de sociale wetenschap. Het is van belang de lezers eraan te herinneren dat de resultaten van een peiling ramingen zijn waarvan de juistheid, net zoals voor alle ramingen trouwens, afhankelijk is van de omvang van de peiling en het vastgestelde percentage. Voor de peilingen van ongeveer 1.000 interviews, schommelt het reële percentage in de volgende vertrouwensintervallen: Vastgestelde percentages Vertrouwensgrenzen
10% of 90%
± 1.9%
20% of 80%
± 2.5%
30% of 70%
± 2.7%
40% of 60%
± 3.0%
50%
± 3.1%
86
EUROBAROMETER STANDARD 60.1 INSTITUTEN EN VERANTWOORDELIJKEN VOOR ONDERZOEK The European Opinion Research Group EEIG Christine Kotarakos 111, rue Colonel Bourg – B-1140 Brussels Tel : +32 2 724 89 15 – Fax : +32 2 724 89 12 e-mail:
[email protected] Inra in Belgium SA/NV 159-165, avenue de la Couronne – B-1050 Brussels Tel : +32 2 642 47 11 – Fax : +32 2 648 34 08 BELGIË
INRA in BELGIUM 159 avenue de la Couronne B-1050 BRUXELLES
Mrs. Karin Schreurs
[email protected]
tel. fax
++/32 2 642 47 11 ++/32 2 648 34 08
DENEMARKEN
GfK DENMARK Sylows Allé, 1 DK-2000 FREDERIKSBERG
Mr. Finn Villemoes
[email protected]
tel. fax
++/45 38 32 20 00 ++/45 38 32 20 01
DUITSLAND
IPSOS GmbH Papenkamp, 2-6 D-23879 MÖLLN
Mr. Uwe Reising
[email protected]
tel. fax
++/49 4542 801 0 ++/49 4542 801 201
GRIEKENLAND
Market Analysis 190 Hymettus Street GR-11635 ATHENA
Mr. Spyros Camileris markanalysis@ marketanalysis.gr
tel. fax.
++/30 1 75 64 688 ++/30 1 70 19 355
SPANJE
IPSOS – Eco Consulting Avda de Burgos Nº 12, 8ª planta 28036 Madrid SPAIN
Mrs. Victoria MIQUEL victoria.miquel@ consulting.ecoipsos.es
tel. fax
++/34 91 7672199 ++/34 91 3834254
FRANKRIJK
CSA-TMO 30, rue Saint Augustin F-75002 PARIS
Mr. Bruno JEANBART
[email protected]
tel. fax
++/33 1 44 94 59 10 ++/33 1 44 94 40 01
IERLAND
LANSDOWNE Market Research 49, St. Stephen’s Green IRL-DUBLIN 2
Mr Roger JUPP
[email protected]
tel. fax
++/353 1 661 34 83 ++/353 1 661 34 79
ITALIË
Demoskopea S.p.A. Via Salaria, 290 I-00199 ROMA
Mrs. Maria-Adelaïde SANTILLI tel.
[email protected] fax
++/39 06 85 37 521 ++/39 06 85 35 01 75
LUXEMBURG
ILReS 46, rue du Cimetière L-1338 LUXEMBOURG
Mr Charles MARGUE
[email protected]
tel. fax
++/352 49 92 91 ++/352 49 92 95 555
NEDERLAND
Intomart Noordse Bosje 13-15 NL - 1201 DA HILVERSUM
Mr. Dré Koks
[email protected]
tel. fax
++/31/35/625 84 11 ++/31/35/625 84 33
OOSTENRIJK
SPECTRA Brucknerstrasse, 3-5/4 A-4020 LINZ
Ms Jitka NEUMANN
[email protected]
tel. fax
++/43/732/6901 ++/43/732/6901-4
PORTUGAL
MetrisGFK Ms Mafalda BRASIL Rua Marquês da Fronteira, 8 – 1° Andar
[email protected] 1070 - 296 LISBOA
tel. fax
++/351 210 000 200 ++/351 210 000 290
FINLAND
Mr. Mika Kiiski Itätuulenkuja 10 A FIN-02100 ESPOO
tel.
[email protected]
++/358 9 613 500 fax ++/358 9 613 50 423
ZWEDEN
GfK SVERIGE S:t Lars väg 46 S-221 00 LUND
Mr Rikard EKDAHL
[email protected]
tel. fax
++/46 46 18 16 00 ++/46 46 18 16 11
Mr. Ross Williams ross.williams@ martinhamblin.co.uk
tel. fax
++/44 207 222 81 81 ++/44 207 396 90 46
GROOT-BRITTANNIË MARTIN HAMBLIN LTD Mulberry House, Smith Square 36 UK-London Swip 3HL