EUMEDION CORPORATE GOVERNANCE FORUM
Commissie Structuur Nederlandse Banken T.a.v. prof. dr. H.H.F. Wijffels p/a Postbus 20201 2500 EE DEN HAAG
Amsterdam, 15 februari 2013
Ref:
B2013.05
Betreft: consultatie mandaat Commissie Structuur Nederlandse Banken
Geachte heer Wijffels,
Eumedion maakt graag gebruik van de gelegenheid te reageren op de consulatie die de Commissie Structuur Nederlandse banken (hierna: Commissie Wijffels) op 18 januari 2013 is gestart. In de consulatie worden geïnteresseerden uitgenodigd te reageren op het mandaat van de Commissie. In het mandaat wordt De Commissie Wijffels specifiek gevraagd in te gaan op de toepasbaarheid van de aanbevelingen van de Commissie Liikanen1 in Nederland en de manier waarop de scheidbaarheid van Nederlandse banken vorm kan krijgen voor het geval zich een deconfiture van een bank voordoet. De Commissie Wijffels wordt geacht ook stil te staan bij de noodzaak om de bankensector dienstbaar te laten zijn aan de economie.
Eumedion zal in haar reactie het perspectief van de lange termijn institutionele belegger in beursgenoteerde banken als uitgangspunt hanteren. De consultatietermijn van vier weken is, afgezet tegen de complexiteit van het onderwerp, enigszins kort. Dit geldt temeer nu tijdens die consultatietermijn een systeemrelevante, beursgenoteerde bank door de Nederlandse Staat is genationaliseerd, met onder meer als vergaande consequentie dat institutionele beleggers op tamelijk grove wijze hun aandelen ontnomen werden. Tegen deze achtergrond is de reactie van Eumedion er één op hoofdlijnen.
IHigh-level
Expert Group on reforrning the structure of the EU banking sector, final report, hoofdstuk III.
1. Eumedion onderschrijft relevantie Eumedion heeft er veel begrip voor dat er een commissie is ingesteld die de toekomstige structuur van Nederlandse banken moet onderzoeken. De financiële crisis heeft aan het licht gebracht dat er aanvullende maatregelen moeten worden genomen om de financiële stabiliteit te bevorderen. De financiële crisis heeft grote gevolgen voor de Nederlandse belastingbetaler en de economie als geheel. Ook institutionele beleggers in beursvennootschappen hebben grote verliezen geleden op hun beleggingen.
Drie van de vier beursgenoteerde grootbanken hebben, als bekend, in de jaren 2008/2009 een kapitaalinjectie van overheidswege gekregen. Twee voormalige beursgenoteerde grootbanken zijn zelfs genationaliseerd, met alle gevolgen van dien. Een herhaling moet worden voorkomen. Een stabiele bancaire sector is van eminent belang voor een economie. Dit geldt in het bijzonder voor nationale economieën waarin de bancaire sector relatief groot is zoals de Nederlandse.
2. Het publieke belang De Commissie Wijffels is, kort gezegd, gevraagd zich een oordeel te vormen over de vraag of de structuur van de Nederlandse banken aanpassing behoeft. Eumedion ziet dit als een bijzonder complex vraagstuk. Niet alleen kent de structuur van banken een grote variëteit in verschijningsvormen, zij kan ook op vele aspecten betrekking hebben, zoals de omvang en aard van het eigen vermogen, wijze van financiering, aard van de activiteiten, verdienmodel, omvang van de bank, verhouding deposito's/leningen en de juridische, governance en operationele inrichting.2
De Commissie Liikanen heeft bovendien geconstateerd dat in de Europese Unie geen enkel gehanteerd bancair business model in de crisis bovengemiddeld goed of juist slecht heeft uitgepakt. Wel heeft deze commissie vastgesteld dat er in de aanloop van de crisis excessieve risico's zijn genomen, vaak in de vorm van handel in complexe financiële instrumenten en vastgoedleningen, en overmatige afhankelijkheid van korte termijn financiering. Deze risico's werden onvoldoende opgevangen door de gestelde kapitaaleisen. Ook de sterke verwevenheden tussen banken zorgden voor grote systeemrisico's.
De Britse regering heeft zeer recent, op 4 februari 2013, een wetsvoorstel ('Banking reform Bill')3 ingediend dat dient ter implementatie van het rapport van de Independent Commission on Banking uit juni 2011 ('Vickers rapport'). De pijlers onder het Vickers rapport worden gevormd door een aantal kernachtige doelstellingen en principes (zie kader hieronder).
2 3
Hoofdstuk III van het Liikanen Rapport. http://www.hm-treasury.gov.uk/d/banking_reform_040213.pdf.
2
Fl
tisks and !rijend _ oibac_beEknt:fiaow nd
iti-systekirelc finandal oases y and tihnetin
ot _ _13_311C(d, over _
time' and z ecawmil •frc," _the ensryset Paymerits"' em E aan euatantatn:z ,sm , ji.,Wst .
The
mendet s
Airciiriiing 1 en
occessiwc
and businsses to -• -
- Nfr
'sb_hïerSinsirtail
5)4
uld .lchieve these
sidotaking by._ - ratorna,
e
xi _furection
more effectately: eitosts.bf" ~c_ finábdaltists through increaseWfdie n cs •_n n ed esoluabrInty of instIttniOns,.. " pro meting__ --ive competition in the _ _ - peovision af bankfrig se hairi rdlo- n -"ns _ on GDP thr~h t-he _ cycle, anylbo' tnancet and profsor'.ol -tervices s-eaors ai-dilevader UK econorhy en _ -_ d t, the roihlP;ofiecommelidatkins non bank an ' -- -. - . . (
Eumedion adviseert de Commissie Wijffels zich eerst op mogelijke doelstellingen en principes te bezinnen, teneinde het publieke belang te definiëren. De doelstellingen en principes van het rapport Mokers kunnen daarbij een goede basis vormen.
3. Europese aanpak De Commissie Wijf-fels doet er eveneens verstandig aan zich nauwgezet rekenschap te geven van de vele hervorrningsmaatregelen die die al in gang zijn gezet om de stabiliteit van de bancaire sector te verbeteren en om een herhaling van de financiële crisis te voorkomen. In Europees verband betreft het betreft onder meer de verhoging van de kapitaal- en liquiditeitseisen zoals opgenomen in CRD III en IV, het Europese voorstel voor een richtlijn voor herstel en resolutie van banken4, en de voorstellen voor een bankenunie. Ook is er regelgeving tot stand gekomen die 'clearing' van gestandaardiseerde derivatentransacties verplicht stelt CEMIR1)5 en wordt er gewerkt aan voorschriften om die transacties voortaan uitsluitend via gereguleerde handelsplatforrnen te laten plaatsvinden ('MiFID 11').
Ook op nationaal niveau is er veel gebeurd. Denk aan de rapporten van de tijdelijke parlementaire onderzoekscommissie financieel stelsel ('De Wit I'), de parlementaire enquêtecommissie financieel stelsel (De Wit 11'), de Wet bijzondere maatregelen financiële ondernemingen (Interventiewen, het Besluit beheerst beloningsbeleid, het wettelijke bonusverbod bij staatsgesteunde financiële • instellingen en de Code banken.
4 Richtlijn van het Europese Parlement en de Europese Raad betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van de Richtlijnen 77/91/EEG, 82M91/EG, 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG en 2011/35/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 (COM (2012) 280 final) Regulatlon (EU) No 648/2012 of the European Parilament and of the Council with regard to regulatory technical standards on capita' requirements for central counterpartles (0.J. L 201).
3
Eumedion is ervan overtuigd dat deze maatregelen per saldo kunnen bijdragen aan een versterking van de stabiliteit van de sector. Ook zijn wij van opvatting dat de bancaire sector en hun stakeholders voldoende gelegenheid moeten hebben om de maatregelen adequaat te absorberen. Voorts dient bewaakt te worden dat er voldoende samenhang blijft bestaan tussen de verschillende Europese en nationale maatregelen en dat er goed toezicht op de naleving van deze maatregelen wordt uitgeoefend door publieke toezichthouders.
Eumedion is van opvatting dat eventuele hervormingsmaatregelen voor de bancaire sector zoveel mogelijk op supranationaal niveau moeten worden genomen. De Europese bancaire sector is sterk verweven. De toenemende convergentie van Europese regelgeving en Europees toezicht op banken is daarom een welkome ontwikkeling. Specifieke karakteristieken van de Nederlandse bancaire sector (omvang sector en hypotheekschuld) zouden primair ingebracht moeten worden in Brussel bij de besprekingen tussen de Europese Commissie en de lidstaten over de uit het rapport van de Commissie Liikanen voortvloeiende beleidsbeslissingen.
4. De nutsfuncties van banken Een deel van de dienstverlening door banken is van vitaal belang voor de economie. Het gaat om de spaar-, betaal- en kredietverleningsfuncties van banken aan burgers en bedrijven, met name ook het midden- en kleinbedrijf. Wanneer deze dienstverlening onderbroken wordt, veroorzaakt dat direct enorme economische consequenties, mede omdat veel burgers en bedrijven er dagelijks van afhankelijk zijn en geen alternatief hebben.6 Het belang van deze nutsfuncties is zodanig dat als een bank dreigt te falen, de toezichthouder en/of overheid inspringt om de continuïteit van de dienstverlening te garanderen. Deze overheidsinterventies hebben zich sinds 2008 binnen en buiten Nederland vele malen voorgedaan, voor het laatst bij SNS Reaal N.V. op 1 februari 2013. Het heeft duidelijk gemaakt dat grootbanken, die ingeval van (dreigend) falen de financiële stabiliteit in gevaar kunnen brengen, over een (impliciete) overheidsgarantie beschikken die inhoudt dat bij falen de overheid met belastinggeld de solvabiliteit van de bank zal versterken.
Eumedion vindt dat er naar gestreefd moet worden de nutsfuncties te allen tijde adequaat te beschermen, zonder dat hiervoor een (impliciete) overheidsgarantie nodig is. De impliciete overheidsgarantie werkt in verschillende opzichten verstorend. Niet alleen kan het leiden tot een aanzienlijke aanslag op publieke middelen, welke beter alternatief kunnen worden aangewend. Het kan ook leiden tot verkeerde prikkels bij bestuurders en schuldeisers en hen aanmoedigen om onverantwoorde risico's te nemen. De overheidsgarantie en het (gedeeltelijk) in staatseigendom komen van banken leidt ook tot verstoringen van de mededinging binnen de bancaire sector, hetgeen uiteindelijk ten koste gaat van klanten, aandeelhouders en andere stakeholders, en daarmee ook de maatschappij.
6
Zie Commissie Llikanen, p. 103; Het Vickers rapport spreekt in dit verband van Thandated services' p. 36.
4
Om de nutsfuncties te beschermen en de overheidsgarantie te verminderen zouden wat Eumedion betreft: banken beter in staat moeten zijn om verliezen op te vangen; nutsfuncties, waarvan burgers en (kleinere) bedrijven afhankelijk zijn, niet in gevaar moeten kunnen worden gebracht door problemen elders in het financiële stelsel; wanneer een bank toch nog in problemen mocht dreigen te geraken, zou het eenvoudig en minder kostbaar moeten worden om nutsfuncties te scheiden van andere functies.
Er zijn op Europees en nationaal niveau al diverse maatregelen genomen die aan deze aandachtspunten deels tegemoet komen, zoals de hierboven genoemde CRD III en CRD IV, die eisen bevatten ter versterking van de kapitaal- en liquiditeitspositie van banken. Het voorstel voor een richtlijn voor het herstel en afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen hoort daar nadrukkelijk ook bij.
Zowel de Commissie Vickers als de Commissie Liikanen stelt aanvullende maatregelen voor met betrekking tot het juridisch, financieel en organisatorisch afscheiden van bepaalde activiteiten van banken.' Een bankonderdeel met de meer risicovolle functies zou dan aan hogere kapitaaleisen moeten voldoen en zou aan stringenter toezicht moeten worden onderworpen. De Commissie Vickers en de Commissie Liikanen verschillen in aanpak inzake de 'ringfence': de Commissie Vickers ambieert een kwalitatief hoge bescherming (ringfence) voor een kleinere groep stakeholders (alleen de nutsgebruikers van een bank), daar waar de Commissie Liikanen juist een veel grotere grote groep stakeholders afschermt van bepaalde activiteiten als trading en clearing. De kwaliteit van de bescherming voor deze grotere groep is alleen wel lager en minder inzichtelijk, maar geeft banken wel meer flexibiliteit. Het is een lastig te beantwoorden vraag of de Commissie Vickers in dit opzicht onnodig stringent is, versus de vraag of de ringfence van de Commissie Liikanen wel voldoende vertrouwen zal opwekken en effectief is in tijden dat dit nodig is.
Daarnaast worden ibail-in' instrumentens genoemd als een aantrekkelijke vorm van financiering voor banken. De ervaringen met vergelijkbare instrumenten tot nu toe in de praktijk roepen wel de vraag op of dergelijke instrumenten ook aantrekkelijk zullen zijn voor beleggers.
Eumedion denkt dat al deze voorstellen de aandacht van de Commissie Wijffels verdienen. Daarbij dienen ook in aanmerking te worden genomen welke gevolgen de eventuele invoering van dergelijke voorstellen zouden hebben voor de huidige eigendomsstructuur van Nederlandse banken en voorr de mogelijkheid van banken om kapitaal aan te trekken, al dan niet via de openbare kapitaalmarkten.
7 Zie ook de reactie van Eumedion inzake het consultatiedocument voor de Interventiewet chttp://www.eumedion.nlinl/public/kennisbank/consultafies/2011-05-minfin-interventiewetpd0. 8 Rapport van de Commissie Liikanen, p. 82: "bail-in, whereby the bank would be recapitalised with shareholders being wiped out or diluted and creditors having their claims reduced or converted to shares."
5
5. Het belang van goede governance en de rol van de belegger Banken moeten vertrouwen gaan herwinnen. Niet alleen van klanten, maar ook van beleggers, en ook van elkaar. Gezond en gerechtvaardigd vertrouwen is een belangrijke voorwaarde voor toegang tot kapitaal. Het vertrouwen van beleggers gaat hand in hand met toegang tot kapitaal. Banken kunnen dit vertrouwen bevorderen door goed inzicht te geven in hoe zij er nu voor staan, waar zij geld verdienen of verliezen en door duidelijk te zijn over strategie en risico's. Niet zozeer in nog langere jaarverslagen, maar in klare taal en eerder kortere jaarverslagen die goed te analyseren zijn. Er is verder een maatschappelijke discussie gewenst over de vraag of publieke toezichthouders op banken meer inzicht moeten geven in de resultaten van hun toezicht op individuele instellingen.9
De lange termijn levensvatbaarheid van de bankensector is ook gebaat bij het vertrouwen van betrokken aandeelhouders in het herstel van winstgevendheid. Het zijn de aandeelhouders die het eigen vermogen verschaffen en daar risico over durven te lopen. Gezonde banken behoren (te zijner tijd), zonder dat de nutsfuncties van banken in gevaar komen, een duurzame winst te kunnen verdelen.
Een goede governance is basisvereiste voor vertrouwen. De Commissie Liikanen wijst terecht op het belang van het herstellen van sterke governance en controle bij banken. In het kader van CRD III en CRD IV zijn en worden er goede stappen gezet, onder meer met betrekking tot risicomanagement en bezoldiging. Waar door de Commissie Liikanen weinig aandacht aan is besteed, is de disciplinerende rol die betrokken institutionele beleggers met een lange termijn beleggingshorizon kunnen hebben bij de checks and balances van banken. De Commissie Liikanen merkt op dat de betrokkenheid van deze aandeelhouders bij banken te wensen overlaat, maar de vraag is of dat wel aan die aandeelhouders verweten kan worden.
De Nederlandse banken, voor zover beursgenoteerd, zijn (of waren) allemaal getooid met beschermingsmaatregelen (zoals certificering bij ING Groep, KAS Bank en Van Lanschot, prioriteitsaandelen bij BinckBank en beschermingsstichtingen bij ING Groep, KAS Bank en Van Lanschot) dan wel hadden een 'bevriende' meerderheidsaandeelhouder (Stichting beheer SNS Reaal bij SNS Reaal). Met deze 'bevriende', passieve aandeelhouders (administratiekantoren, houders van prioriteitsaandelen en meerderheidsaandeelhouder) worden niet alleen zogenoemde speculanten, maar ook potentieel betrokken minderheidsaandeelhouders met een lange termijn beleggingshorizon op afstand gehouden. Bovendien zijn de toezichthoudende autoriteiten zich sinds 2008 diepgaand gaan bemoeien met aangelegenheden waarover aandeelhouders zeggenschapsrechten hebben (zoals het bezoldigingsbeleid en de benoeming en ontslag van commissarissen en bestuurders). Deze aandeelhoudersrechten, waarmee institutionele beleggers hun rol als betrokken aandeelhouder kunnen vormgeven, zijn daardoor bij beursgenoteerde banken aan erosie onderhevig.
9 21e in dat kader ook de speech van 12 februari 2013 van de president van De Nederlandsche Bank ter gelegenheid van de uitreiking van de Machiavelliprijs over het spanningsveld tussen transparantie en vertrouwelijkheid waar De Nederlandsche Bank als toezichthouder mee te maken heeft (http://www.dnb.nlinieuws/nieuwsoverzicht-en-archiefispeech2013/dnb285360.jsp.).
6
Wat voor beleggers in beursgenoteerde systeemrelevante banken bovendien een probleem is, is dat zij per definitie een informatieachterstand hebben op de publieke toezichthouder. In het geval van een kwakkelende beursgenoteerde systeembank wordt door de publieke toezichthouder, mede om een bankrun te voorkomen, niet publiekelijk gecommuniceerd hoe ernstig de toestand op enig moment werkelijk is. Dit gebrek aan informatie verdraagt zich niet alleen slecht met het (benodigde) transparante karakter van beursvennootschappen, maar vergroot ook de onzekerheid en het gebrek van vertrouwen van beleggers in beursgenoteerde systeembanken. Wanneer er een effectief model zou kunnen worden gevonden om de nutsfunctie te separeren en af te schermen van risicovollere activiteiten (beschreven in paragraaf 4) dan zou daarmee de informatievoorziening accurater kunnen worden (het risico op een bankrun wordt immers kleiner, waardoor er minder noodzaak is tot een beperking van de informatiestroom). Beleggers in beursgenoteerde banken zouden dan beter geïnformeerd afwegingen kunnen maken bij hun investeringsbeslissingen en wellicht ook sneller genegen zijn zich voor een langere termijn als aandeel- en/of obligatiehouder aan de bank te committeren.
Eumedion denkt niet dat de introductie van instrumenten om lange termijn aandeelhouderschap bij banken te bevorderen (zoals loyaliteitsstemrecht en loyaliteitsdividend) tot een evenwichtiger governancemodel zal leiden. Integendeel, het kan ertoe leiden dat het risicodragend kapitaal belang en de mate zeggenschap van aandeelhouders uit elkaar gaan lopen. Het leidt ook niet per definitie tot meer betrokkenheid van minderheidsaandeelhouders. Eumedion denkt dat de introductie van dergelijke instrumenten het voor banken weleens lastiger kan maken om kapitaal aan te trekken. Dit geldt zeker ook wanneer een gouden overheidsaandeel zou worden geïntroduceerd, zoals gesuggereerd in een recent door de Tweede Kamer aangenomen motie.1° Een dergelijk instrument, dat in beginsel op gespannen voet staat met het Europese recht, zal de disciplinerende rol van minderheidsaandeelhouders verzwakken en zal kunnen leiden tot verminderde liquiditeit in het aandeel. Wat beursgenoteerde banken nodig hebben is een voldoende grote groep van stabiele en betrokken aandeelhouders met een lange termijn beleggingshorizon en die onafhankelijk van financiële ondernemingen opereren.
Eumedion is verder een voorstander van adequate herstel- en resolutieplannen, zoals opgenomen in het voorstel voor een Europese richtlijn inzake herstel en resolutie van banken (ontwerpartikel 14). Wel dient in zijn algemeenheid te worden gewaarborgd dat het voor beleggers in banken glashelder wordt wat de precieze condities ('triggers') zijn voor de toezichthoudende autoriteiten waaronder zij herstel- of resolutiemaatregelen kunnen nemen. Ook dient de bestaande vennootschapsrechtelijke wetgeving ter bescherming van aandeelhouders en andere schuldeisers niet te lichtvaardig terzijde te worden geschoven wanneer er sprake is van herstel- of resolutiemaatregelen.
10 Motie over een onderzoek naar de govemancestructuur van banken (kamerstukken II, 2012/13, 33532, nr. 17).
7
Indien u nader met ons gedachten te wisselen naar aanleiding van het bovenstaande, dan zijn wij daarvoor uiteraard beschikbaar. Overigens gaan wij er van uit dat over het conceptrapport van uw commissie een openbare consultatie zal plaatsvinden, waarbij belanghebbenden langer de tijd krijgen om commentaar te leveren. Onze contactpersoon is Wouter Kuijpers (wouter.kuiiperseumedion nl tel. 020 70 85882).
Met vriendelijke groet,
Drs. R. Abma Directeur
Eumedion Postbus 75926 1070 AX AMSTERDAM
6
Aan: Commissie Structuur Nederlandse Banken
Datum: 15 februari 2013
Geachte leden van de Commissie,
Op 4 januari jl. is op uitnodiging van uw commissie namens ING een presentatie gegeven waarin onder meer is ingegaan op de stand van zaken van de regulering van de financiële sector op dit moment, het ING beleid van de afgelopen jaren en de toepasbaarheid van de aanbevelingen van de Liikanen Groep en de Volcker-rule in de Nederlandse context. In deze presentatie is aangegeven welke regelgeving er in reactie op de crisis is opgesteld om het financiële stelsel en individuele instellingen stabieler te maken. Daarnaast is aangegeven welke maatregelen ING zelf heeft genomen om de weerbaarheid te vergroten. Het (kern) kapitaal is versterkt, de liquiditeitspositie en het funding profiel zijn sterk verbeterd en de leverage ratio is aanmerkelijk gereduceerd. Ook is toegelicht waarom het splitsen van banken nadelig is voor klanten, bijvoorbeeld als het gaat om de dienstverlening met betrekking tot het beheersen van allerlei soorten risico's (krediet, rente, markten valutarisico). Banken nemen deze risico's over van klanten en kunnen deze niet alleen door hun expertise maar ook door de diversificatie en schaalgrootte van hun eigen balans efficiënter beheersen dan klanten zelf. Ten slotte is toegelicht dat splitsing aanzienlijke risico's met zich meebrengt voor de financiering van de Nederlandse economie aangezien grotere universele banken beter in staat zijn om met wholesale funding het depositofinancieringsgat te dichten. De presentatie is voor de volledigheid als bijlage bij deze brief gevoegd. Wij stellen het op prijs dat ons de mogelijkheid is geboden om middels deze consultatie de visie van ING op een aantal onderdelen van uw mandaat nader aan te vullen, niet in de laatste plaats omdat de ontwikkelingen rond SNS ervoor hebben gezorgd dat de opdracht aan uw Commissie nog actueler is geworden dan zij al was. Het is duidelijk dat de nationalisatie van SNS Reaal de zorgen over de stabiliteit van de Nederlandse bancaire sector opnieuw heeft aangewakkerd en ING onderschrijft de noodzaak te voorkomen dat dit soort overheidsingrijpen in de toekomst opnieuw nodig zal zijn. Tegelijkertijd wijzen wij erop dat de nationalisatie van SNS een op zichzelf staande casus is met eigen specifieke kenmerken.
BijImerplein 888, 1102 MG Amsterdam, The Netherlands
ING Groep N.V., registered office Amsterdam
P.O.Box 1800, 1000 BV Amsterdam
Trade Register no. 33231073 Amsterdam
BANKING
INVESTMENTS
LIFE INSURANCE
RETIREMENT SERVICES
ING ik) Pagina
2/3
Meer concreet is het goed te beseffen dat bij ING, anders dan bij SNS het geval was, de bank- en verzekeringsactiviteiten operationeel volledig gescheiden zijn. Verder wordt de zogeheten double leverage op groepsniveau bij ING afgebouwd volgens een plan dat door Financiën en de Europese Commissie is goedgekeurd. Ten slotte zijn wij op grond van de inspanningen in het kader van onze recovery en resolutieplannen van mening dat ING afwikkelbaar is. Het zogeheten EU Crisis Management Framework zal er verder toe leiden dat ING, in geval van een deconfiture, op ordentelijke wijze kan worden afgewikkeld, waarbij de kritische economische functies gedurende een bepaalde periode worden gecontinueerd zonder dat kapitaalsteun uit publieke middelen nodig is. De Minister van Financiën heeft in zijn brief aan de Kamer over de nationalisatie van SNS Reaal het belang van deze afwikkelbaarheid terecht benadrukt en gewezen op de rol van uw Commissie in dezen. Om die reden herhalen wij het aanbod dat wij op 4 januari deden om uw Commissie in meer detail bij te praten over onze kijk op de afwikkelbaarheid van ING. In de presentatie aan uw Commissie is tevens ingegaan op de aanbevelingen van de Liikanen groep. Daarbij is aangegeven dat ING op basis van de Liikanen aanbeveling inzake de afsplitsing van risicovolle activiteiten niet in aanmerking zou komen voor verplichte splitsing in een deposit bank en een trading entity. Deze conclusie is in een meer uitgebreid stuk onderbouwd. Hierin wordt aan de hand van de IFRS balans per ultimo 2012 een toelichting gegeven op de activiteiten van ING. De reden dat in dit stuk de IFRS balans als uitgangspunt is genomen, is dat ook de Liikanen groep bij het onderzoek naar de mate waarin een instelling "risicovolle activiteiten" uitvoert, in eerste instantie de IFRS balans van de instelling onderzoekt. U treft deze analyse als tweede bijlage bij deze brief aan. In een derde bijlage gaan wij in op de belangrijke vraag hoe het juiste evenwicht kan warden gevonden tussen de behoefte aan stabiliteit van het Nederlandse bancaire systeem en de noodzaak van de financierbaarheid van de reële Nederlandse economie. In dit stuk wordt toegelicht waarom de grootte van de sector niet noodzakelijkerwijs tot onaanvaardbare risico's leidt. Integendeel, het splitsen van banken kan tot gevolg hebben dat de verschillende onderdelen door het verlies aan diversiteit kwetsbaarder worden. Daarnaast is de aanwezigheid van een aantal spelers met een zekere schaalgrootte en geografische diversiteit zowel vanuit stabiliteitsperspectief als vanuit het oogpunt van de dienstverlening aan alle sectoren van de samenleving onontbeerlijk. Banken zijn technologisch zeer complexe bedrijven die zonder schaalgrootte lastig de investeringen kunnen doen die nodig zijn voor efficiënte bedrijfsvoering en noodzakelijke innovaties. Ook tegen de achtergrond van de aanstaande totstandkoming van een Europese bankenunie, is splitsing onverstandig. De Nederlandse economie is gebaat bij een aantal Nederlandse banken is die ook in Europees perspectief enige schaalgrootte hebben. Ten slotte willen wij, in lijn met de aandacht die daaraan in uw mandaatstelling is gegeven, het belang van de Europese context onderstrepen. Een gelijk speelveld voor universele banken die grensoverschrijdend opereren is van groot belang. Tegen de achtergrond van het verplaatsen van toezichtsbevoegdheden voor instellingen als ING van de nationale toezichthouder naar de ECB vanaf
I N G ai4§) Pagina
3/3
2014 is dit belang nog nadrukkelijker aanwezig. ING is voorstander van uniformiteit van voorstellen die ingrijpen in structuur en toegestane activiteiten van banken zodat die in de aard en uitwerking per land niet van elkaar verschillen. De Europese Commissie heeft aangegeven in de loop van dit jaar, maar waarschijnlijk niet voor de zomer, in reactie op Liikanen met voorstellen te komen. Dit noopt naar onze stellige overtuiging tot een zorgvuldige afweging over de timing van specifiek Nederlandse voorstellen. Wij zijn van harte bereid om een bijdrage te blijven leveren in de beraadslagingen.
Hoogachtend,
Koos Timmermans
Wilfred Nagel
Vicevoorzitter ING Bank
Chief Risk Officer ING Bank
Bijlagen: 3
yot
Wilfred Nagel Raad van Bestuur ING Groep Januari 2013
BANKING - INVESTMENTS - LIFE INSURANCE - RETIREMENT SERVICES
ING
Never again: prioriteiten • Invoering hogere kapitaalseisen en strictere liquiditeitseisen, met de leverage ratio als extra slot op de deur • Een gediversificeerde balans, zowel in geografie (tenminste op pan-Europees niveau, bij voorkeur nog wijder), klantengroepen als in asset- en liability types. • Een scherp afgebakende bail-in categorie van schuld • Een duidelijk en uitvoerbaar Recovery en Resolution Plan • Een pan-Europees toezichtsregime met Europese vangnetten en een Single Rule Book • Indien nodig (hoewel wij denken dat de volledige invoering van Basel 3 dit ook bereikt) een variatie op het Volcker thema dmv een cap op trading ING.i
Overzicht van de presentatie
• Waar staat de financiële regelgeving op dit moment? • ING door de crisis heen • Aanbevelingen Liikanen en Volcker in de Nederlandse context • Conclusies en overwegingen
ING ik
Waar staat de financiële regelgeving op dit moment?
ING
Waar staat de financiële regelgeving op dit moment? 2001
Basel 2.5/ CRD III
2009 2010 2010 2011 11,=.•
2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018
•===guell
•
Basel 31 CRD IV SIFI (Systemically Important Financial Institutions) buffers
•
RRP (Recovery & Resolution Plan) (recovery) RRP (resolution)
o—>
Bali-in schuld
•
Eén Europese toezichthouder Europees DGS (Depositogarantiestelsel) Directe steun uit ESM (Europees Stabiliteitsmechanisme)
• •
ING 5
ING door de c is 's hee n
6
Hoe heeft de crisis ING geraakt? • Door de crisis heen waren de gerealiseerde verliezen relatief beperkt, de problemen zijn vooral veroorzaakt door waardeveranderingen van een aantal balansposten (waarvan een deel door het resultaat liep): • De sterk afgenomen marktwaarde van de investeringen van ING Direct US (de zogeheten Alt-A portefeuille) • Sterke waardevermindering van de bezittingen en toename van de waarde van de verplichtingen in de verzekeringsbedrijven van ING, met name in de Verenigde Staten
Resultaat
Vermogen einde jaar
2007
€ 9.238 min
€ 37 mid
2008
€-
868 min
E 17 mld
2009
E - 1.006 min
€ 34 mld
2010
€ 2.810 min
€ 41 mid
2011
€ 5.766 min
€ 47 mid
INGik 7
Wat heeft ING sinds 2008 gedaan? • Herstructurering (verkoop van een groot aantal voornamelijk buitenlandse bedrijfsonderdelen) • Versterking (kern)kapitaal: IFRS vermogen van € 17 miljard naar € 47 miljard • Versterking Core Tier 1 ratio van 6,5% naar 12,1% • Verkorting bankbalans: balans totaal van € 1.076 miljard (ultimo Q3 2008) naar € 909 miljard (ultimo Q3 2012) • Deleveraging: leverage ratio van 57 naar 24 • Derisking: o.a. vastgoed en ABS exposures significant gereduceerd • Er is een recovery plan opgesteld en bij DNB ingediend • Versobering beloningsbeleid (o.a. implementatie CRD III) • Klantbelang centraal: o.a. vereenvoudiging aanbod producten en diensten INGils)
ING Bank balans verkort en kapitaal versterkt Sept 2008 - EUR 1.076 mld
Sept 2012 - EUR 865 mld
El Lending assets Debt securities •
Trading assets (fv)
•
Other Fair Value assets
•
Other assets
Ei Customer deposits [r] Issued debt 1.1 Trading liabilities (fv) •
Other Fair Value liabilities
•
Other liabilities
1.1 Equity
20%
Cijfers exclusief aangekondigde des-investeringen
12%
2% Activa
Activa
Passiva 9
ING.)
is Aanbeve lingen L 'kanen en Volther in Nederlandse context
INGA%) 10
Verplichte splitsing op grond van (relatieve) omvang van "risicovolle" activiteiten • Van geen van de grote Nederlandse banken kan worden gezegd dat er substantiële handelsactiviteiten zijn ontwikkeld onder de paraplu van de universele bank • Dat blijkt ook uit het rapport van de Liikanen groep: de zogeheten "risicovolle" activiteiten van Nederlandse banken zijn relatief beperkt • Handel voor eigen rekening was bij ING vóór de crisis al beperkt en is sinds de crisis afgebouwd tot bijna nul • De kapitaalmarktactiviteiten van ING staan ten dienste van onze (groot)zakelijke klanten (voornamelijk managen van rente- en valutarisico) en de overheid • ING overschrijdt weliswaar de € 100 miljard drempel van de grove balans test van Liikanen, maar het overgrote deel van deze activa vloeit niet voort uit/is niet gerelateerd aan handelsactiviteiten
ING.iis) 11
ING balans door de Liikanen-bril September 2012
bedragen (in miljarden euro's) Drempelwaarde Liikanen
I
Activa
Passiva
Financiële activa tegen reële waarde met waardemutaties door het resultaat la
activa aangehouden voor handelsdoeleinden
1b
niet-handelsderivaten
Ic
overige activa geclassificeerd als activa tegen reële waarde met waardemutaties door het resultaat
Financiële verplichtingen tegen reële waarde met waardemutaties door het resultaat la
129
100
Nee
11
19
niet-handelsderivaten
14
overige financiële verplichtingen geclassificeerd als verplichtingen tegen reële waarde met waardemutaties door het resultaat
Nee
3
verplichtingen voor handelsdoeleinden
Financiële activa - beschikbaar voor verkoop 2a
schuldbewijzen
Ja
72
2b
aandelen
Ja
2
Activa beschikbaar voor verkoop
Nee
38
44
Kredieten
Nee
550
454
Toevertrouwde middelen
167
Achtergestelde leningen en uitgegeven schuldbewijzen
104
111
Overige passiva
909
909
Totaal
Overige activa
Nee
Totaal Fase 1 Liikanen
204
als percentage van totale activa
22%
Verplichtingen aangehouden voor verkoop
ING 12
ING balans door de Liikanen-bril De activa voor handelsdoeleinden en de financiële activa beschikbaar voor verkoop op de balans van ING bank bedragen ruim € 200 miljard ofwel ongeveer 22% van het balanstotaal. ING overschrijdt de drempel van de eerste Liikanen test, maar in de "second stage examination" blijkt het grootste deel van deze activa voort te vloeien/samen te hangen met activiteiten die niet hoeven te worden afgesplitst: • € 60 miljard derivaten, grotendeels gerelateerd aan het aanbieden van producten ter afdekking van met name valuta- en renterisico aan (groot)zakelijke klanten • € 22 miljard schuldbewijzen en aandelen vooral gerelateerd aan underwriting activiteiten • € 47 miljard leningen en vorderingen, voornamelijk gerelateerd aan zogeheten reverse repos met professionele tegenpartijen. Reverse repos komen economisch overeen met leningen met onderpand en zijn dus aan te merken als secured credit exposures • € 72 miljard aan Available for Sale (AFS) schuldbewijzen, die voornamelijk dienen voor liquiditeitsmanagement van het spaarbedrijf • € 2 miljard aandelen die zijn aan te merken als strategische investeringen; dit zijn geen trading assets. Tegenover een aantal van bovenstaande posities staan vergelijkbare posities aan de passiefzijde van de balans. Hoewel deze posten boekhoudkundig niet mogen worden gesaldeerd, heffen zij elkaar vanuit risicoperspectief wel grotendeels op. Om die reden is het risico dat met deze activiteiten wordt gelopen beperkt. Bij de beoordeling van de relatieve omvang van deze activiteiten lijkt het dan ook beter om naar risico parameters te kijken (bijvoorbeeld VaR en/of RWA) dan naar de bedragen waarvoor deze activa op de IFRS balans staan.
ING 13
Splitsing omwille van mogelijkheden tot recovery en resolution 77:
• ING heeft eerder dit jaar een recovery plan afgerond en bij DNB ingediend. Dit plan beschrijft in detail welke maatregelen ING zelf kan treffen op het moment dat zij in de problemen zou komen • ING is inmiddels samen met DNB bezig met de voorbereiding van een resolutieplan (zie bijlage voor stand van zaken) • Tijdens deze beide trajecten is steeds duidelijker geworden dat ING een goede uitgangspositie heeft en afwikkelbaar is • Met name de juridische structuur en de inrichting van processen en systemen lijken geen onoverkomelijke drempels op te werpen voor een succesvolle afwikkeling • ING wijst er overigens op dat indien er naar het oordeel van de resolutieautoriteit toch zodanige drempels zijn, de resolutieautoriteit op grond van de Crisis Management richtlijn voor het wegnemen van deze drempels een aantal maatregelen tot zijn beschikking heeft die minder ver gaan en dus proportioneler zijn dan splitsing • Op basis van het bovenstaande is ING van mening dat de noodzakelijke scheidbaarheid in geval van een deconfiture door het nog af te ronden resolutieplan en de reeds geldende regels voldoende gewaarborgd zijn
INGik 14
Nadelen van splitsing voor de dienstbaarheid aan de Nederlandse economie • In zijn algemeenheid is het de vraag of splitsing de kans op deconfiture van banken verkleint, het systeem stabieler maakt en de eventuele kosten van reddingen verlaagt • Voor de Nederlandse context kunnen bovendien de volgende potentiële nadelen worden onderkend: • Na splitsing zou een aantal deposit banks overblijven met een kleinere en minder gediversificeerde balans; dit kan tot problemen leiden voor de financierbaarheid van de Nederlandse reële economie • Bij het afsplitsen van "risicovolle" activiteiten zouden een aantal (zeer) kleine trading entiteiten ontstaan die waarschijnlijk niet zelfstandig levensvatbaar zouden zijn • Dat zou betekenen dat de Nederlandse overheid en de (groot)zakelijke klanten voor (een deel van) de dienstverlening afhankelijk worden van buitenlandse spelers • Buitenlandse spelers zullen bepaalde diensten wellicht niet willen aanbieden (indekken valutarisico's Nederlandse klanten)
ING 15
Beperken "risicovolle" activiteiten door middel van maatregel langs lijnen van "Volcker-rule" %h
• Een alternatief voor het afsplitsen van "risicovolle" activiteiten in een aparte entiteit is het verbieden van bepaalde activiteiten langs de lijnen van een Volcker-rule • Volcker-achtige verboden richten zich in de regel op de handel voor eigen rekening (en bevatten zelfs nog uitzonderingen voor bepaalde activiteiten) • Omdat Nederlandse banken nauwelijks handelen voor eigen rekening, zal een verbod Nederlandse banken nauwelijks raken. Met een verbod zou wel worden voorkomen dat in de toekomst de omvang van handel voor eigen rekening weer zou toenemen • Voorwaarde voor een maatregel langs de lijnen van Volcker is wel dat handel voor eigen rekening scherp wordt afgebakend om te voorkomen dat klantondersteunende activiteiten worden meegetrokken in het verbod. • Omdat het opstellen en handhaven van een Volcker-achtige maatregel lastig is, zou overwogen kunnen worden om de omvang van handel voor eigen rekening op een andere manier in te perken, bijvoorbeeld door de omvang van de Market Risk Weighted Assets te maximeren op een (laag) percentage van de totale Risk Weighted Assets
ING ik 16
Liikanen aanbeveling met betrekking tot bail-in instrumenten • ING is het eens met de aanbeveling van de Liikanen groep dat het instrument van bail-in beperkt zou moeten worden tot een aparte categorie schuldpapier • Voor het desbetreffende schuldpapier in deze categorie zou vooraf moeten worden vastgelegd wanneer de bail-in schuld wordt getriggered zodat het voor investeerders duidelijk is welk extra risico ze met dit papier lopen • Door de beperking van het bail-in instrument tot een aparte klasse schuldpapier wordt voorkomen dat onduidelijkheid ontstaat over de status van de zogeheten "senior unsecured debt" en wordt voorkomen dat prijs en beschikbaarheid van deze voor banken zo belangrijke categorie schuldpapier onder druk komt te staan
ING 17
Liikanen aanbeveling met betrekking tot het kapitaal voor trading assets • De laatste jaren is al een aantal maatregelen geïntroduceerd die hebben geleid tot een verviervoudiging van het vereiste kapitaal voor ING's handelsactiviteiten • Mede hierom zijn ING's handelsactiviteiten voor eigen rekening sterk afgebouwd • De zogeheten Fundamental Trading Book Review die momenteel wordt uitgevoerd zal naar verwachting leiden tot verdere verbetering van de berekening van het vereiste kapitaal voor het trading book. • ING bepleit om eerst te bezien wat de impact van deze maatregelen is en met name te bezien in welke mate dit soort voor de markt noodzakelijke activiteiten nog renderend zal kunnen worden aangeboden
ING 18
Liikanen aanbeveling met betrekking tot het kapitaal voor real estate related loans • Volgens Liikanen lijken de Risk Weighted Assets voor Real Estate leningen laag. ING wijst erop dat de tot nu toe geleden verliezen op dit soort leningen beperkt zijn en dat ook de stress tests voor kredietverliezen voor deze leningen niet wijzen op onoverkomelijk grote verliezen • ING deelt de opvatting van de Liikanen groep dat kritisch gekeken moet worden naar LTV's en LTI's, maar wijst erop dat voorzichtigheid geboden is met betrekking tot de timing van aanpassingen • ING kijkt in de eerste plaats naar de kwaliteit van de tegenpartij, alsmede de onderliggende huurcontracten • ING heeft een conservatieve benadering voor nieuwe leningen en zal hoofdzakelijk klanten met hoge kwaliteit onderpand bedienen • De risicokosten voor Real Estate Finance zijn omhoog gegaan, maar de werkelijke verliezen zijn beperkt gebleven (zie volgende slide)
ING 19
Real Estate Finance: risicokosten en write-offs 4441,
4,1
th,
239 147
120
80 45 8
0
2008 2009 2010 2011
2
102 22
1Q12 2Q12 3Q12
Risicokosten
• Write-offs
ING. 20
flDNI
Conclusies en overwegingen • Met de regelgeving die al is geïmplementeerd en de maatregelen die nog in de pijplijn zitten is de kans op herhaling van de problemen van 2007/2008 zeer sterk gereduceerd • Uit de werkzaamheden rond het resolutieplan komt het beeld naar voren dat ING afwikkelbaar is; in combinatie met nog in te voeren bailin maatregelen wordt daarmee het risico dat de rekening bij de belastingbetaler terecht komt bijzonder klein • Afsplitsen van activiteiten heeft in de Nederlandse context nadelige gevolgen voor financiering van/dienstverlening aan de reële economie • Invoering van een Volcker rule' lijkt gezien de beperkte omvang van de handel voor eigen rekening niet nodig; suggestie om te kijken naar mogelijke alternatieven die een grens introduceren en beter uitvoerbaar zijn • Tegen achtergrond Bankenunie en SSM ligt het voor de hand dat maatregelen op Europees niveau worden getroffen, dit zou de inzet moeten zijn van Nederland in de Europese discussie INGii 22
I. Inleiding In oktober 2012 heeft de "High level Expert Group" (Liikanen) haar adviesrapport aan de Europese Commissie gepubliceerd. De opdracht aan Liikanen was te onderzoeken of met het oog op de totstandbrenging van een veilige, stabiele en efficiënte Europese bancaire sector aanpassingen in de structuur van banken noodzakelijk zijn en bij een bevestigend antwoord op deze vraag daartoe aanbevelingen te doen. Eén van de aanbevelingen in het rapport is om bepaalde, meer risicovolle activiteiten binnen een bankgroep af te splitsen van de zogeheten "deposit bank". Volgens het advies aan de Europese Commissie is deze afsplitsing alleen dan verplicht wanneer de omvang van deze risicovolle activiteiten significant is ten opzichte van het totaal aan activiteiten. In dit memo wordt ingegaan op de vraag of ING Bank op basis van de aanbeveling van Liikanen in aanmerking zou komen voor verplichte splitsing. De systematiek die in het Liikanen rapport wordt beschreven komt erop neer dat eerst wordt getoetst of het bedrag aan activa op de IERS' balans die volgens Liikanen indicatief zijn voor risicovolle activiteiten bepaalde drempels (absoluut en relatief) overschrijdt. Indien dit het geval is dient nader onderzoek plaats te vinden naar de omvang van de risicovolle activiteiten ten opzichte van het totaal aan activiteiten van de instelling. De activa die door Liikanen als indicatief worden aangemerkt voor risicovolle activiteiten bedragen bij ING Bank EUR 189 miljard. ING Bank overschrijdt daarmee bij de IERS balanstoets in ieder geval de absolute drempel (EUR 100 miljard). Een groot deel van de EUR 189 miljard kan warden verklaard uit de bedrijfsvoering van het retailbedrijf en de daarop van toepassing zijnde toezichtsregels. Bij een totaal bedrag aan toevertrouwde middelen van bij voorbeeld EUR 500 miljard, hoort namelijk logischerwijs een balanspost (activa beschikbaar voor verkoop — assets available for sale) van EUR 70 tot 100 miljard. Deze portefeuille wordt aangehouden als liquiditeitsbuffer. Het nadere onderzoek bij ING wijst daarnaast uit dat het overgrote deel van de met de overige activa samenhangende activiteiten volgens Liikanen ook binnen de deposit bank mogen worden uitgevoerd. De activiteiten die volgens Liikanen niet binnen de deposit bank mogen worden uitgevoerd bedragen bij ING ongeveer 5% van de totale balans. Hoewel Liikanen geen uitspraak doet over de drempelwaarde voor verplichte splitsing, valt gezien het bovenstaande niet aan te nemen dat ING Bank op basis van de aanbevelingen van Liikanen in aanmerking zou komen voor verplichte splitsing.
1
IFRS, de International Financial Reporting Standards is een boekhoudkundige standaard voor jaarverslagen van bedrijven. Basis voor IFRS is het rapporteren op basis van "fair value", waarbij wordt gerapporteerd moet worden op basis van de actuele waarden.
1
II. De aanbeveling van Liikanen inzake afsplitsing van risicovolle activiteiten
De activiteiten die door Liikanen als risicovol worden aangemerkt en die dus eventueel moeten worden afgesplitst omvatten: •
handel voor eigen rekening
•
derivaten en andere activa die samenhangen met "market making" activiteiten
•
leningen, kredietfaciliteiten en andere uitzettingen zonder onderpand die zijn verstrekt aan hedge funds
•
private equity investeringen
Van bovenstaande activiteiten mogen worden uitgezonderd: •
het gebruik van derivaten voor het zogeheten "asset & liability management "van de bank
•
het aankopen en verkopen van activa in de zogeheten liquiditeitsportefeuille
•
hedging diensten aan klanten
•
securities underwriting voor klanten
Het onderzoek naar de vraag of de risicovolle activiteiten ten opzichte van het totaal aan activiteiten van de bank voldoende omvangrijk zijn om afsplitsing voor te schrijven voltrekt zich als volgt: Allereerst wordt de IFRS balans getoetst op activa die volgens Liikanen indicatief zijn voor risicovolle activiteiten. Indien het totaal aan "activa aangehouden voor handelsdoeleinden" en "financiële activa — beschikbaar voor verkoop" minder bedraagt dan EUR 100 miljard en 15— 25% van de totale activa, dan is verplichte splitsing sowieso niet aan de orde. Indien één van beide grenzen wel wordt overschreden, dan dient een nader onderzoek uitsluitsel te geven over de noodzaak van afsplitsing. In dit nadere onderzoek dient de toezichthouder de noodzaak voor afsplitsing te bepalen op basis van het aandeel in het balanstotaal van de activa die samenhangen met de risicovolle activiteiten zoals hiervoor omschreven (met inachtneming van de genoemde uitzonderingen). Liikanen doet met betrekking tot dit nadere onderzoek geen uitspraak over de drempelwaarde voor verplichte afsplitsing, maar beveelt wel aan dat deze drempel "gekalibreerd" wordt door de Europese Commissie (EC). Liikanen adviseert de EC om bij deze kalibratie ook andere parameters in aanmerking te nemen voor het meten van de omvang van de risicovolle activiteiten, zoals risico- en winstcijfers.
2
III. De balans toets
December 2012
bedregen in mil arden euro's Drempelwaarde Manen
Activa
Passiva
Financiële activa tegen reële waarde met 1
Financiële verplichtingen tegen reele waarde met
waardemutaties door het resultaat
la
activa aangehouden voorhandelsdoetelnden
IE)
niet-handelsderivaten
126
113
waardemutaties door het resultaat
la
114
89
verplichtingen voor handelsdoeleinden
Nee
9
18
met-handelsderivaten overige financiële verplichtingen geclass ficeerd als
overige activa geclassfreerd als activa tegen reële Ic
waarde met waardemutaties door het resultaat
verplichtingen tegen reële waarde met waardemutaties Nee
3
Financiële activa- be chlkbaar vao verkoop
13
door het resultaat
74
2a
schuldbewijzen
la
2b
aandelen
Ja
72
Activa beschikbaar voor verkoop
Nee
7
14
Verplichtingen aangehouden voor verkoop
Kredieten
Nee
592
460
Toevertrouwde middelen Achtergestelde leningen en uitgegeven schuldbewijzen
151
Overige activa
Nee
langer dan liaar
38
Kapitaal
87
60
Overige schulden
836
Totaal
836
Fase 1Liikanen
189
als percent° e van totale activa
23
Percentage kredieten op balans
65%
Totaal
De balans van ING Bank is een reflectie van onze activiteiten, die gericht zijn op het bedienen van retail en zakelijke klanten. Als gevolg daarvan is het overgrote deel van de activa en passiva gerelateerd aan "kredieten" (65% van het balanstotaal, voornamelijk hypotheken en zakelijke kredieten) en "toevertrouwde middelen" (55% van het balanstotaal, spaargeld, deposito's en betaalrekeningen). Dit blijkt uit onderstaande, gestileerde balans van ING Bank per ultimo 2012. Het sterk klantgerichte karakter van ING Bank komt niet alleen tot uiting in het relatief grote aandeel kredieten (actiefzijde) en toevertrouwde middelen (passiefzijde). Zoals uit het onderstaande zal blijken hangt ook het grootste deel van de overige balansposten samen met activiteiten die zijn aan te merken als dienstverlening aan (zakelijke) klanten en met balansmanagement van de deposit bank. Dit neemt echter niet weg dat het totaal aan "activa aangehouden voor handelsdoeleinden" en "financiële activa — beschikbaar voor verkoop" op de balans van ultimo december 2012 uitkomt op EUR 189 miljard, ofwel 23% van de totale activa. Dit betekent dat een nader onderzoek uitsluitsel dient te geven over de vraag of ING Bank op basis van de aanbevelingen van Liikanen in aanmerking zou komen voor verplichte splitsing in een deposit bank en een trading entity. IV. Het nadere onderzoek De activa die volgens Liikanen indicatief zijn voor risicovolle activiteiten zijn terug te vinden in de volgende balansposten: la Activa aangehouden voor handelsdoeleinden
EUR 114 miljard
2a Schuldbewijzen (beschikbaar voor verkoop)
EUR 72 miljard
2b Aandelen (beschikbaar voor verkoop)
EUR 3 miljard 3
Deze balansposten en de activiteiten die ermee samenhangen worden hieronder nader onderzocht
la Activa aangehouden voor handelsdoeleinden (EUR 114 miljard) ING Bank biedt institutionele en zakelijke klanten alsmede overheden producten aan die verhandeld worden op de financiële markten. Dit zijn producten die gebruikt worden om bijvoorbeeld valuta- of renterisico's af te dekken. Zo hangt een groot deel van de derivaten op de balans samen met dienstverlening aan zakelijke klanten op het gebied van risicomanagement. Daarnaast biedt ING Bank haar klanten toegang tot aandelen- en schuldmarkten om eigen schuldpapier of aandelen uit te geven ("securities underwriting"). Hoewel deze activa onder de boekhoudregels als "Financiële activa tegen reële waarde met waardemutaties door het resultaat' worden aangemerkt, hangen zij vooral samen met dienstverlening aan de klant. De IFRS classificatie zou niet alleen verwarrend kunnen werken bij het lezen van de balans, hetzelfde geldt voor de resultatenrekening. IFRS schrijft namelijk voor dat het met deze dienstverlening behaalde resultaat dient te worden verantwoord als "netto handelsresultaat". Dit netto handelsresultaat hangt voor het overgrote deel samen met dienstverlening aan klanten en niet met de zogeheten "handel voor eigen rekening". Die was bij ING Bank voor de crisis al beperkt en is nagenoeg geheel stopgezet. Tegenover de activa aangehouden voor handelsdoeleinden staat overigens aan de passiefzijde van de balans ook voor EUR 84 miljard aan "verplichtingen voor handelsdoeleinden". Hoewel deze activa en passiva onder de IERS boekhoudregels niet mogen worden gesaldeerd ("netting")2, heffen zij elkaar risicotechnisch voor een belangrijk deel wel op. Hierdoor is het met deze activa samenhangende marktrisico relatief beperkt, hetgeen is terug te zien in de lage "Value-at-Risk" (VaR). De belangrijkste activa binnen deze balanspost zijn: •
Derivaten
EUR 55 miljard
•
Schuldbewijzen en aandelen
EUR 22 miljard
•
Leningen en vorderingen
EUR 37 miljard
Derivaten (EUR 55 miljard) Het grootste gedeelte van deze 55 miljard hangt samen met het aanbieden van risicomanagement producten aan (groot)zakelijke klanten. Het gaat met name om derivaten bedoeld om renterisico en valutarisico te managen. De waarde van deze posities is in de afgelopen jaren toegenomen door de sterk dalende rente. Deze activa hangen derhalve samen met activiteiten die volgens Liikanen binnen de deposit bank mogen worden uitgevoerd (hedging diensten aan klanten). Aan de passiefzijde van de balans staat onder de balanspost "verplichtingen voor handelsdoeleinden" overigens voor EUR 52 miljard aan derivaten.
Onder US GAAP zijn de netting mogelijkheden voor financiële activa en passiva ruimer dan onder Europese IFRSregels. Dit leidt bij US banken tot veel kleinere (en daarmee onvergelijkbare) bedragen aan onder meer derivaten op de balans. 2
4
Schuldbewijzen en aandelen (EUR 22 miljard) Deze post bestaat onder andere uit activa gerelateerd aan de rol van ING Bank als "primary dealer". Als primary dealer (in onder andere Nederlandse staatsobligaties) heeft ING Bank zich bijvoorbeeld gecommitteerd aan het assisteren van de Nederlandse overheid in het plaatsen van haar schuldbewijzen bij een breed wereldwijd scala aan beleggers. Daarnaast verschaft ING Bank in deze functie liquiditeit aan de markt voor Nederlandse staatsobligaties, hetgeen de primaire plaatsing ten goede komt en leidt tot lagere funding-kosten voor de Nederlandse overheid. De activa die voortvloeien uit deze activiteiten hebben een korte termijn karakter. De waardepapieren worden, indien noodzakelijk, tijdelijk op de balans van ING Bank opgenomen voordat ze worden doorverkocht aan beleggers. Het voordeel voor de klant is dat ING Bank liquiditeit verschaft, hetgeen het plaatsen van de effecten in de markt faciliteert. De activa kunnen grofweg worden opgedeeld in: •
Staatsobligaties: EUR 12 miljard, vooral gerelateerd aan Nederland, België, Duitsland, Frankrijk en Italië.
•
Bedrijfsobligaties en obligaties van financiële instellingen: EUR 5 miljard, waarvan het merendeel gerelateerd is aan financiële instellingen.
•
Aandelen: EUR 5 miljard.
Het grootste gedeelte van deze activa hangt samen met zogeheten "securities underwriting voor klanten", een activiteit die volgens Liikanen groep binnen de deposit bank mag worden uitgevoerd. Leningen en vorderingen (EUR 37 miljard) Deze EUR 37 miljard is voornamelijk gerelateerd aan producten die kunnen worden gekenmerkt als overeenkomsten met terugkoop (reverse repos). Deze producten kunnen vergeleken worden met een krediet met onderpand. Het onderpand bestaat in de meeste gevallen uit liquide activa. Behalve dat deze posities gebruikt worden binnen de reguliere eigen "treasury" activiteiten van ING Bank, zijn zij ook het gevolg van de rol die ING Bank speelt als intermediair tussen verschillende professionele klanten. ING Bank brengt partijen die een liquiditeitsoverschot hebben samen met partijen die behoefte hebben aan korte termijn financiering maar wel liquide activa bezitten. In plaats dat partijen op bilaterale basis moeten onderhandelen, functioneert ING Bank als intermediair. De activiteiten die samenhangen met deze activa hoeven volgens de Liikanen groep niet buiten de deposit bank te worden gebracht. Aan de passiefzijde van de balans staat onder de balanspost "toevertrouwde middelen" een bedrag van EUR 21 miljard op deposito; dit bedrag is voornamelijk gerelateerd aan toevertrouwde middelen met betrekking tot terugkooptransacties (repo lending).
2a Schuldbewijzen (EUR 72 miljard) Deze schuldbewijzen worden voornamelijk aangehouden voor het beheersen ('managen') van de eigen liquiditeitspositie en bestaan uit liquide activa met een hoge kredietwaardigheid. • •
Staatsobligaties Obligaties financiële instellingen
EUR 14 miljard
•
Covered bonds
EUR 7 miljard
•
Bedrijfsobligaties
EUR 1 miljard
•
Asset Backed Securities
EUR 1 miljard
EUR 48 miljard
5
Om liquiditeitsrisico te beheersen houdt ING Bank een buffer van liquide activa aan. Deze buffer ("activa beschikbaar voor verkoop") bestaat voor het grootste deel (en binnenkort uitsluitend) uit instrumenten die aangehouden worden om de liquiditeitspositie te beheersen (en niet voor beleggingsdoeleinden). Dit is overeenkomstig de voorstellen van het Bazel Comité3 en het voorstel voor de vertaling hiervan in Europese wetgeving. Beide voorstellen hebben tot doel het bankenstelsel meer solide te maken. Het liquiditeitsrisico dat met deze portefeuille wordt beheerst, ontstaat doordat een groot deel van de passiva van ING Bank is gerelateerd aan toevertrouwde middelen, die zonder beperkingen kunnen worden opgeëist, terwijl de activa in de meeste gevallen looptijden hebben. Dit is onderdeel van de normale transformatiefunctie van een bank: korte termijn financiering aantrekken en lange termijn kredieten verstrekken, teneinde de economie te faciliteren. Het grootste deel van deze activa hangt derhalve samen met activiteiten die volgens Liikanen binnen de deposit bank mogen worden uitgevoerd (aan- en verkoop activa in het kader van de zogeheten liquiditeitsportefeuille).
2b Aandelen (EUR 3 miljard) Deze portefeuille bestaat voornamelijk uit investeringen van ING in Bank of Beijing (China) en KB Financial Group (Zuid-Korea), waarin ING Bank een strategisch belang heeft, alsmede een aantal kleinere investeringen.
V. Samenvatting en conclusie
De activa die door Liikanen als indicatief worden aangemerkt voor risicovolle activiteiten bedragen bij ING Bank EUR 189 miljard. ING Bank overschrijdt daarmee bij de IFRS balanstoets in ieder geval de absolute drempel (EUR 100 miljard). Een groot deel van de EUR 189 miljard kan worden verklaard uit de bedrijfsvoering van het retailbedrijf en de daarop van toepassing zijnde toezichtsregels. Bij een totaal bedrag aan toevertrouwde middelen van bij voorbeeld EUR 500 miljard, hoort namelijk logischerwijs een balanspost (activa beschikbaar voor verkoop — asssets available for sale) van EUR 70 tot 100 miljard. Deze portefeuille wordt aangehouden als liquiditeitsbuffer. Het nadere onderzoek bij ING wijst daarnaast uit dat het overgrote deel van de met de overige activa samenhangende activiteiten volgens Liikanen ook binnen de deposit bank mogen worden uitgevoerd. De activiteiten die volgens Liikanen niet binnen de deposit bank mogen worden uitgevoerd bedragen bij ING ongeveer 5% van de totale balans. Hoewel Liikanen geen uitspraak doet over de drempelwaarde voor verplichte splitsing, valt gezien het bovenstaande niet aan te nemen dat ING Bank op basis van de aanbevelingen van Liikanen in aanmerking zou komen voor verplichte splitsing.
3
Op 6 januari heeft het Bazel Comité een nieuw voorstel gepubliceerd waarbij meer schuldbewijzen, waaronder securitisaties, voor liquiditeitsmanagement gebruikt mogen worden. 6
Werken aan een stabieler financieel systeem Als grootste financiële instelling van Nederland acht ING het niet alleen in haar eigen, maar vooral ook in het maatschappelijk belang dat de stabiliteit van de afzonderlijke Nederlandse banken en het financiële systeem als geheel worden gewaarborgd en dat de afwikkelbaarheid van banken verder wordt verbeterd. In dit memo wordt achtereenvolgens ingegaan op de volgende onderwerpen: 1.
Waarom kent Nederland grote universele banken?
2.
Brengt de structuur van de bancaire sector potentiële nadelen met zich?
3.
Hoe kan de bancaire sector robuuster worden?
1. Waarom kent Nederland grote universele banken?
De Nederlandse bancaire sector laat zich kenschetsen als een betrekkelijk geconcentreerde markt met enkele relatief grote en een aantal kleinere spelers. Deze structuur is niet van de een op de andere dag ontstaan, maar gegroeid in een context van voortdurend veranderende economische en maatschappelijke inzichten en behoeftes. Sinds het uitbreken van de financiële crisis in 2008 is het bancaire landschap fundamenteel veranderd. De schaalgrootte van de sector als geheel is inmiddels aanzienlijk gereduceerd, vooral door de significante afslanking ven enkele individuele grootbanken (waaronder ING). Als men de omvang van de Nederlandse bancaire instellingen vanuit Europees perspectief beziet, dan kennen de grootste Nederlandse banken een balanstotaal, waarmee zij zich hooguit in de Europese middenmoot classificeren. Tegelijkertijd kent Nederland door de aanwezigheid van drie relatief grote universele banken een bancaire sector die, gemeten naar de omvang van de totale economie als relatief omvangrijk is te typeren. De visie van ING is dat de huidige schaal en structuur van de sector, waarin dus nog altijd plaats is voor enkele grotere universele banken, passen in de context van de ontwikkeling naar een Europese bankenunie. Bovendien passen schaal en structuur van de sector bij de specifieke Nederlandse situatie; de Nederlandse economie heeft behoefte aan bancaire producten en diensten die primair door een aantal grotere spelers in de markt worden verleend. Als zodanig vervullen zij vitale functies ter ondersteuning van huishoudens, bedrijven, multinationale ondernemingen, overheden en institutionele beleggers als pensioenfondsen en verzekeraars. Al met al zijn bij een oordeel over de schaal en structuur van de Nederlandse bankensector de volgende overwegingen van belang: • Doorvoerfunctie economie vertaalt zich in hoge volumes, verdisconteerd in balanstotalen De Nederlandse economie kenmerkt zich onder meer door haar belangrijke doorvoerfunctie naar het Europese achterland. De daarmee samenhangende grootschalige wederuitvoer zorgt enerzijds voor een betrekkelijk lage toegevoegde waarde voor de economie, terwijl er anderzijds wel relatief grote volumes mee gepaard gaan, die doorwerken in de balanstotalen van de instellingen die deze activiteiten financieren. Er ontstaat dan ook een licht vertekend beeld als de omvang van de Nederlandse bancaire sector in vergelijking tot die in andere Europese landen uitsluitend op basis van de verhouding tussen het totale balanstotaal van de Nederlandse banken en het bruto binnenlands product wordt bepaald. In termen van werkgelegenheid is het aandeel
van de bancaire sector in de totale werkgelegenheid bijvoorbeeld veel meer in lijn met dat in andere Europese landen. •
Depositofinancieringsgat
Het Nederlandse bankwezen heeft te maken— afhankelijk van de definitie — met een omvangrijk depositofinancieringsgat van naar schatting € 400 mld. Dit heeft een aantal oorzaken. Ten eerste is het Nederlandse bedrijfsleven voor de vervulling van zijn financieringsbehoeften veel meer dan in andere landen afhankelijk van bancair krediet. Bovendien zijn Nederlandse huishoudens in de afgelopen decennia grote afnemers geweest van hypothecaire financieringen, mede door de fiscale begunstiging van het eigenwoningbezit. De totale schuldpositie van de Nederlandse private sector is dan ook significant groter dan die in andere Europese landen (daartegenover staan overigens ook omvangrijke bezittingen via de Nederlandse pensioenfondsen). Ten slotte wordt in Nederland, in vergelijking met andere landen veel minder gespaard bij banken en meer bij pensioenfondsen, vanwege ons geïnstitutionaliseerde systeem van pensioenbesparingen. Per saldo is er bij Nederlandse banken, als uitsluitend naar de Nederlandse balans wordt gekeken, een financieringsgat. Dit gat wordt door het Nederlandse bankwezen gevuld door middelen aan te trekken op de internationale kapitaalmarkten of via het aantrekken van spaargelden buiten Nederland. Kleinere banken die bijvoorbeeld primair gericht zijn op het ophalen van Nederlands spaargeld om hypotheken te kunnen verstrekken aan particulieren en kredieten te geven aan bedrijven, zijn hiertoe in veel mindere mate in staat dan universele, internationaal opererende banken met gediversifieerde balansen. •
Internationaal gericht bedrijfsleven
Met zijn open economie kent Nederland een sterk internationaal gericht bedrijfsleven dat grote behoefte heeft aan financiële instellingen die met een internationaal netwerk en voldoende schaalgrootte kunnen opereren om efficiënt en tegen relatief gunstige voorwaarden de voor internationale handel en investeringen vereiste gespecialiseerde financiële diensten te leveren. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het beheren van valuta- en renterisico's, het verschaffen van werkkapitaal, uitgiftes van schuldpapier of aandelen of het begeleiden van internationale acquisities en investeringen. •
Financieringsuitdagingen publieke sector
De publieke sector kent grote maatschappelijke uitdagingen op gebieden als gezondheidszorg, infrastructuur, onderwijs en energietransitie. Om de complexe financierings- en investeringstrajecten te kunnen begeleiden die hiermee samenhangen (denk ook in dit verband bijvoorbeeld aan de uitgiftes van schuldpapieren en aandelen) is het nodig dat banken over enige schaalgrootte beschikken en de kennis, expertise en een voldoende sterke financieringsbasis hebben om de bijbehorende kosten te dragen'. Daarbij heeft de Staat der Nederlanden ook zelf nadrukkelijk behoefte aan banken die haar kunnen ondersteunen met diensten op het gebied
Zo had bijvoorbeeld de zorgsector in Nederland eind 2010 in totaal een portefeuille lang opgenomen geldleningen van € 17,5 mld. lets meer dan de helft hiervan kreeg borging van het Waarborgfonds voor de Zorgsector (WfZ). Het eigen vermogen op balansen van zorginstellingen is doorgaans relatief beperkt. Jaarlijks betrekt de zorgsector daarom zo'n € 2 miljard aan nieuwe lange termijn financiering bij banken. Ruwweg de helft daarvan wordt geborgd door het WfZ. Privaat kapitaal is vooralsnog maar beperkt toegestaan. Buitenlandse banken zijn erg terughoudend om deze markt te betreden, waarschijnlijk vanwege de complexiteit van het Nederlandse zorgstelsel. Zorginstellingen blijven dus in hoge mate afhankelijk van de grote Nederlandse banken en het WfZ.
van betalingsverkeer en/of het uitvoeren van de geld- en kapitaalmarkttransacties die zij zelf verricht om haar tekorten te financieren en een prudent beheer van publieke middelen te waarborgen. 2. Brengt de structuur van de bancaire sector potentiële nadelen met zich? De toegenomen mondiale integratie van geld- en kapitaalmarkten heeft in de afgelopen decennia in belangrijke mate bijgedragen aan de groei van internationale handel en bedrijvigheid, maar kent ook een keerzijde: aangezien problemen bij individuele instellingen gevolgen kunnen hebben voor de stabiliteit van het gehele financieel systeem die de economie schade toebrengen. De vraag is welke potentiele nadelen die met zich kan brengen, waarbij de aandacht veelal uitgaat naar systeemrisico's en gebrek aan concurrentie. Systeemrisico's
Het bestaan van een zekere mate van systeemrisico in de financiële sector zal altijd een gegeven zijn. Het is de taak van financiële instellingen om risico's in de economie te transformeren (het opnemen van looptijdrisico, renterisico, etc) en om de risico's die voortvloeien uit de onderlinge verwevenheid van financiële instellingen zoveel mogelijk te reduceren. Dat vraagt om een marktinfrastructuur waarin het failleren van individuele instellingen, de systeemrelevante in het bijzonder, niet of slechts in beperkte mate leidt tot besmetting van het hele systeem (zie ook paragraaf 3). Kijken we specifiek naar de Nederlandse bancaire sector, dan is er in de optiek van ING geen sprake van onaanvaardbare systeemrisico's die samenhangen met de structuur van de sector. Wij baseren dit op de volgende observaties: •
Schaal van "risicovolle" activiteiten is bij Nederlandse banken zeer beperkt Het rapport waarin de Liikanen groep afgelopen najaar aanbevelingen deed aan de Europese Commissie stelt nadrukkelijk dat het model van de universele grootbank pas onhoudbaar wordt als het relatieve gewicht van de risicovolle activiteiten te significant wordt. Voor zover Nederlandse universele banken in het verleden proprietary trading activiteiten hebben ontplooid, zijn deze in de voorbije jaren echter bijna volledig afgebouwd. Kapitaalmarktactiviteiten die nog wel door Nederlandse banken worden uitgeoefend, staan primair ten dienste van hun klanten (met name overheden en bedrijven); het gaat dan bij voorbeeld om het verschaffen van werkkapitaal, uitgiftes van vermogenstitels en beheren van rente- en valutarisico's. De activa die Nederlandse banken aanhouden voor handelsdoeleinden zijn van een relatief beperkte omvang. Voor geen enkele Nederlandse bank geldt dat er substantiële zakenbankactiviteiten zijn ontwikkeld onder de paraplu van een universele bank. Daarbij komt dat Nederlandse banken zich onderscheiden van hun Europese concurrenten door hun grote leningenportefeuilles op de actiefzijde van de balans en een relatief hoog aandeel aan deposito's aan de passiefzijde. Nederlandse banken halen hun inkomsten grotendeels uit rentebaten (ongeveer driekwart van het totaal) en niet uit fres op handelsactiviteiten.
•
Systeemrisico's niet per se gevolg van schaalgrootte Als het gaat om het zoveel mogelijk mitigeren van systeemrisico's, dan gaat het er primair om ervoor te zorgen dat eventueel onverantwoorde risico's genomen door individuele instellingen er
niet toe leiden dat de economie schade wordt berokkend en / of dat deze worden afgewenteld op de belastingbetaler. Dit geldt voor grote, universele banken, gelet op de vele financiële relaties die zij hebben met andere instellingen en de uiteenlopende activiteiten die zij in de financiële markten uitoefenen. Aan systeemrelevante instellingen wordt dan ook een variëteit aan nieuwe wet- en regelgeving opgelegd die de eventuele risico's die samenhangen met hun activiteiten en de schaal waarop zij deze ontplooien zoveel mogelijk minimaliseert. Tegelijkertijd kent een financieel systeem dat leunt op een groot aantal kleine banken met sterke onderlinge financiële verwevenheid niet noodzakelijkerwijs een lager systeemrisico dan een stelsel met een kleiner aantal grotere instellingen. In de praktijk zijn gespecialiseerde, kleinere banken zowel in geografisch als in sectoraal opzicht vaak minder gediversifieerd dan grote instellingen en voor de vervulling van hun financieringsbehoeften grotendeels afhankelijk van de kapitaalmarkt. Zo kwam de financiële crisis van 2008 pas in volle omvang aan het licht door de problemen bij instellingen met een eenzijdig bedrijfsmodel en een sterke focus op een enkele sector (respectievelijk Fannie Mae en Freddie Mac in de Verenigde Staten), bij instellingen die sterk leunden op een eenzijdige financieringsstructuur (Lehman Brothers) of bij kleinere instellingen als de Duitse Landesbanken (zoals IKB) en de Spaanse Caja's.
Concurrentievoordeel Gezien de relatief hoge concentratiegraad van de Nederlandse bancaire sector is de vraag aan de orde of de klanten van banken in voldoende mate in staat zijn om tegen concurrerende tarieven die producten en diensten te verkrijgen die aansluiten op hun vaak uiteenlopende behoeftes. In onze optiek moeten hierbij de volgende overwegingen in beschouwing worden genomen: •
Ondanks hoge concentratiegraad voldoende concurrentie Het Nederlandse bancaire landschap is te kenschetsen als een markt met een beperkt aantal relatief grote en een betrekkelijk gering aantal kleinere spelers. Theoretisch kan deze hoge marktconcentratie een probleem zijn voor de concurrentieverhoudingen en de prijsvorming op de markt, omdat het grenzen stelt aan de keuzemogelijkheden voor consumenten en bedrijven. De realiteit is echter dat de Nederlandse bancaire sector zich kenmerkt door een relatief hoge mate van efficiëntie. De tarieven voor en marges op bancaire diensten en producten behoren tot de laagste in Europa. Ook blijkt uit vele studies, onder meer van het IMF, dat de Nederlandse bancaire sector een relatief lage winstgevendheid heeft, hetgeen niet duidt op "verborgen" concurrentiewinsten.
•
Van significant concurrentievoordeel voor systeemrelevante banken door lagere financieringskosten lijkt geen sprake Diverse economen hebben recent de aandacht gevestigd op het financieringsvoordeel dat systeemrelevante banken zouden genieten door het bestaan van een impliciete overheidsgarantie. Het kwantificeren van de waarde van deze overheidsgarantie is bijzonder gecompliceerd. ING meent dat het voordeel van deze garantie substantieel lager is dan zoals recent bijvoorbeeld werd becijferd door de Stichting Onderzoek Multinationale ondernemingen (SOMO) in het rapport "Het financiële overgewicht van Nederland". In de praktijk heeft ING haar financieringskosten de laatste jaren namelijk aanzienlijk zien oplopen, terwijl zij haar kapitaal- en liquiditeitspositie juist aanzienlijk versterkt heeft. Dit suggereert dat verschaffers van lange termijn ongedekte financiering reeds anticiperen op nieuwe wet- en regelgeving op basis
waarvan de overheid zich in de toekomst niet meer volledig garant zal stellen voor systeemrelevante instellingen die in de problemen raken (onderstaand meer hierover). Daarbij komt dat de in internationaal opzicht relatief zeer lage marges die de Nederlandse banken aan hun klanten in rekening brengen het aannemelijk maken dat eventuele financieringsvoordelen die zij genieten niet worden toegevoegd aan hun winsten, maar juist worden doorgegeven aan hun klanten. Bovendien staat tegenover een eventueel financieringsvoordeel voor grote universele banken dat zij op basis van hun status als systeemrelevante instelling te maken hebben met een toenemend aantal ingrijpende consequenties in de vorm van o.a. hogere SIFI-buffers en bankbelastingen. 3. Hoe kan de bancaire sector robuuster worden? Het antwoord op de vraag hoe de bancaire sector schokbestendiger gemaakt kan worden, begint wat ING betreft met de vaststelling dat het financieel stelsel in de voorbije jaren al aanzienlijk is versterkt. De risico's voor klanten en samenleving die samenhangen met zowel de omvang van individuele instellingen als die van de sector als geheel zijn al sterk gereduceerd en worden momenteel ook significant verder beperkt. Zo heeft ING sinds 2008 haar kapitaalbuffers verdubbeld, activa met hogere risicokenmerken verkocht, de loan-to-deposit ratio sterk verlaagd en haar beleggingsportefeuille significant aangepast waardoor aangehouden waardepapieren nog vooral bedoeld zijn om te voldoen aan de door toezichthouders voorgeschreven liquiditeitsbuffers en niet langer voor eigen beleggingen. Aanvullend is een aantal maatregelen gewenst —en ook al in uitvoering- om systeemrisico's nog beter te adresseren en het gelijke speelveld in de Interne Markt te waarborgen. Een aantal andere mogelijke maatregelen, dat de specifieke aandacht van uw Commissie heeft, acht ING aanzienlijk minder zinvol/wenselijk. •
Belang van een goed functionerend Europees toezicht en regelgeving
De financiële crisis heeft tekortkomingen in zowel toezicht als regelgeving blootgelegd. Evident is dat toezicht en regelgeving zijn achter gebleven bij het mondialiseringsproces van de financiële sector, zeker in Europa. Om de financiële stabiliteit te vergroten en de risico's voor de belastingbetaler te minimaliseren, is het van cruciaal belang om de Europese Interne Markt te vervolmaken en een aantal bevoegdheden naar een centraler niveau over te hevelen. Een Europees systeem van toezicht en regelgeving ten aanzien van internationaal opererende financiële instellingen kan alleen effectief opereren als burden shoring, crisisinterventie en borging van het gelijke speelveld eveneens naar een Europese schaal worden getild. ING verwelkomt de vele stappen die momenteel in die richting worden gezet. Allereerst de oprichting van een Europese Bankenunie, waarvan het Single Supervisory Mechanism (SSM) een onderdeel is, evenals EU regelgeving ten aanzien van bijvoorbeeld kapitaal, liquiditeit en consumentenbescherming. Dit moet worden aangevuld met een Europees depositogarantiestelsel. Duidelijk is echter dat nog meer geboden is. Zo zou er bijvoorbeeld ook zo snel mogelijk een Europese Resolutie Autoriteit moeten worden gecreëerd. Een ander relevant aspect in het rulebook dat financiële markten in Europa reguleert, betreft het feit dat de toegang van Europese banken tot de kapitaalmarkt wordt belemmerd, doordat voor het aantrekken van kapitaal via de uitgifte van aandelen of andere vermogenstitels procedurele voorschriften gelden, bijvoorbeeld ten aanzien van inschrijving en het proces van verkrijgen van aandeelhoudersgoedkeuring, die maken dat het maanden duurt vooraleer een bank langs deze
weg haar kapitaalspositie kan versterken. Dit heeft nadelige consequenties voor de financiële stabiliteit, omdat het ervoor zorgt dat plotseling veranderende marktomstandigheden van grote invloed kunnen zijn op het al dan niet slagen van kapitaalmarkttransacties . 2 •
Verder werken aan een krachtig crisisinstrumentarium Voor het geval zich in de toekomst onverhoopt probleemsituaties voordoen, is het essentieel dat afwenteling van eventuele risico's op de belastingbetaler zoveel mogelijk wordt voorkomen, terwijl continuering van de economische kernfuncties van instellingen te allen tijde gegarandeerd blijft. Daartoe is het van belang om het thans beschikbare crisisinstrumentarium, dat in de afgelopen jaren al aanzienlijk is uitgebreid, nog verder uit te breiden. Een eerste belangrijke stap in dit kader is reeds gezet en betreft de verplichting aan instellingen om herstelplannen op te stellen en om de benodigde gegevens aan te leveren zodat de resolutieautoriteiten resolutieplannen kunnen opstellen. Een ander aandachtspunt is het vergoten van de aansprakelijkheid van private partijen in geval van een eventuele deconfiture. Door de introductie van bail-in debt dienen in de toekomst obligatiehouders en houders van andere schuldinstrumenten —middels onteigening- bij te dragen aan faillissementen van banken. Hiermee kan in crisissituatie een instelling op ordentelijke wijze worden afgewikkeld. Om de druk op houders over ongedekte schuldtitels niet te groot te laten worden, is het o.i. wel van belang dat eventuele bail-in pas toegepast wordt in een resolutiefase. De voorkeur van ING gaat uit naar het creëren van een aparte bail-in klasse conform de aanbevelingen van de Liikanen Groep; dit schept een effectief resolutiemiddel voor toezichthouders dat bovendien slechts beperkt nadelige consequenties heeft voor de financiële stabiliteit.
•
Verbieden of afsplitsen "risicovolle" activiteiten geen begaanbare weg De handelsactiviteiten van Nederlandse banken anders dan ten behoeve van klanten zijn van een beperkte omvang. Dergelijke activa zouden op basis van de Liikanen-aanbevelingen niet hoeven te worden afgesplitst. Een alternatief voor het afsplitsen van "risicovolle" activiteiten in een aparte entiteit is het verbieden van bepaalde activiteiten langs de lijnen van een zogeheten Volcker-rule. Volcker-achtige verboden richten zich in de regel op de handel voor eigen rekening (en bevatten zelfs nog uitzonderingen voor bepaalde activiteiten). Omdat Nederlandse banken nauwelijks handelen voor eigen rekening, zal een dergelijk verbod hen op dit moment nauwelijks raken. Met een verbod zou wel worden voorkomen dat in de toekomst de omvang van handel voor eigen rekening weer zou kunnen toenemen. Een voorwaarde voor een maatregel langs de lijnen van Volcker is wel dat handel voor eigen rekening scherp wordt afgebakend om te voorkomen dat handelsactiviteiten ten dienste van klanten tevens door een dergelijk verbod geraakt zouden worden. Daarnaast zullen de nodige uitzonderingen moeten worden gemaakt, bijvoorbeeld voor market making activiteiten in (Nederlandse) staatsobligaties. Het opstellen en handhaven van een Volcker-achtige maatregel is al met al een gecompliceerde exercitie.
2 In dit opzicht verschilt de Europese situatie wezenlijk van die in bijvoorbeeld de Verenigde Staten. In de VS kunnen banken op basis van een procedure van gescheiden informatieverstrekking (shelf registration, zoals bepaald in SEC rule 415) vermogenstitels uitgeven zonder eerst een maandenlange procedure naar Europees model te doorlopen, waardoor zij in hun kapitaalbeheer veel beter kunnen inspelen op actuele marktomstandigheden, met bijvoorbeeld aanzienlijke lagere kosten tot gevolg.
• Splitsen banken heeft geen stabiliserend effect Splitsing van de grote, Nederlandse universele banken zal in de optiek van ING de kans op deconfitures in het Nederlandse bankenlandschap niet verkleinen. Evenmin zal een dergelijke maatregel het systeem stabieler maken en/of de eventuele kosten van eventuele (publieke of private) reddingsoperaties noodzakelijkerwijs verlagen. Wat daarentegen gezien de functies die Nederlandse universele banken vervullen wel waarschijnlijk is, is dat splitsing van de Nederlandse universele banken schade zal toebrengen aan de concurrentiekracht van de Nederlandse economie en aan de financiële stabiliteit. Immers, na splitsing zou een aantal depositobanken overblijven met een kleinere en minder gediversifieerde balans, hetgeen de financierbaarheid van de Nederlandse reële economie ernstig onder druk zou zetten. Eventuele afsplitsing van "risicovolle" activiteiten zou tevens leiden tot een aantal zeer kleine handelsentiteiten die waarschijnlijk niet zelfstandig levensvatbaar zijn. Als gevolg daarvan zouden met name de Nederlandse overheid, institutionele beleggers en de (groot)zakelijke klanten voor een groot deel van hun bancaire dienstverlening afhankelijk worden van buitenlandse spelers, die bovendien wellicht bepaalde diensten niet zullen willen aanbieden. 4. Conclusie Een oordeel over de huidige structuur van de Nederlandse bancaire sector dient eerst en vooral antwoord te geven op de vraag hoe de functies die banken vervullen ten dienste van economie en maatschappij het best kunnen worden gewaarborgd. Er zijn in onze optiek valide redenen waarom de Nederlandse bancaire sector in internationaal opzicht relatief omvangrijk is en er enkele relatief grote instellingen in Nederland gevestigd zijn (waaronder ING). Schaalverkleining van de Nederlandse bancaire sector en/of de universele banken biedt geen oplossing voor eventuele systeemrisico's, maar zou juist met de nadelen gepaard gaan van een duurzaam lagere welvaartsgroei voor de Nederlandse economie, een minder stabiel financieel systeem en een grotere afhankelijkheid van buitenlandse banken. De maatregelen waaraan nu wordt gewerkt — in het bijzonder Europees toezicht op banken, de introductie van bail-in debt , een Europese Resolutie Autoriteit, hogere kapitaalbuffers (inclusief SIFIvereisten), hogere liquiditeitsbuffers en herstel- en resolutieplannen, zouden o.i. voldoende waarborgen moeten bieden voor een substantieel sterker en gezonder financieel stelsel.
voplatform Sarphatistraat 30 1018 GL Amsterdam 020 6391291
infoamvoplatform. n I www.mvoplatform.n1 Aan: Commissie Structuur Nederlandse Banken t.a.v. de voorzitter, prof. dr. H.H.F. Wijffels Amsterdam, 11 februari 2013 Betreft: Consultatie Commissie Structuur Nederlandse Banken Geachte heer Wijffels, Het MVO Platform is een netwerk van 31 Nederlandse maatschappelijke organisaties en vakbonden die actief zijn op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO). Het MVO Platform wil duurzaamheid verder verankeren binnen de financiële sector, en richt zich op het beïnvloeden van de politiek en wetgeving om dit te bewerkstelligen. Hiertoe is een werkgroep in het leven geroepen waaraan onder meer Oxfam Novib, Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen (SOMO), en de Vereniging van Beleggers voor Duurzame Ontwikkeling (VBDO). U heeft in november jl. opdracht gekregen van de Minister van Financiën om de aanbevelingen van de commissie-Liikanen te toetsen op toepasbaarheid in Nederland, en om u te verdiepen in de 'wijze waarop de scheidbaarheid van Nederlandse banken gerealiseerd kan worden'. Dit alles moet gebeuren zodat de banksector dienstbaar is aan de economie en het vertrouwen tussen de banksector en de maatschappij hersteld wordt. Het is van belang om daarbij verder te kijken dan de scheidbaarheid van Nederlandse banken, overigens een zeer actueel onderwerp gezien de recente ontwikkelingen rondom SNS REAAL. Als MVO Platform zijn wij van mening dat juist duurzaamheid van essentieel belang is om de dienstbaarheid aan de economie te waarborgen en vertrouwen te scheppen. Recente rapporten van o.a. Risklab, Mercer en de Green European Foundation benadrukken het belang van duurzaamheid bij beleggings- en investeringsbeslissingen, ook met betrekking tot reputatie en financiële risico's.2 Als MVO Platform willen wij dat u drie aanbevelingen meeneemt waarmee duurzaamheid in banken bewerkstelligd kan worden. Opname van duurzaamheid in toezicht De afgelopen tien jaar zijn tal van voorbeelden aangedragen waaruit blijkt dat grote Nederlandse en buitenlandse banken investeren in bedrijven die ernstige schade toebrengen aan mens en milieu: ontbossing, ernstige milieuvervuiling, wapenhandel met ondemocratische regimes, corruptie, landrechtconflicten en schendingen van arbeids- en mensenrechten.' Telkens weer bleken de betrokken banken eigenlijk niet te weten wat het bedrijf dat ze financieren in de praktijk doet en nalaat, niet alleen in Indonesië en Congo, maar ook (op het gebied van subprime-hypotheken) in de Verenigde Staten en hier in Nederland. Op dit moment wordt duurzaamheid op geen enkele manier opgenomen in het toezicht op banken. Het MVO Platform pleit voor opname van duurzaamheid in het toezicht door bijvoorbeeld te verlangen dat aantoonbare kennis en expertise op het gebied van duurzaamheid aanwezig is in alle lagen van de organisatie. Daarnaast kan nagegaan worden of de beheersing van sociale en milieurisico's verankerd is in het besluitvormingsproces. Het is van groot belang dat de overheid de financiële sector vraagt om haar vermogen te gebruiken voor een stabiele economie die dienstbaar is aan een duurzame samenleving. In augustus van
Zie 'Mandaat Commissie Structuur Nederlandse Banken', een Kamerstuk gepubliceerd op 1/11/2012 (http://www.riiksoverheid.nl/documenten-en-oublicaties/kamerstukken/2012/11/01/kamerbrief-over-instellinocommissie-structuur-nederlandse-banken.html). 2 Zie 'ESG risk in a portfolio context' van Risklab, 'Climate Change Scenarios - implication for Strategic Asset Allocation' van Mercer en 'Funding the Green New Deal: Building a Green Financial System' van de Green European Foundation. 3 Zie bijvoorbeeld de Dodgy Deals sectie op de BankTrack website (www.banktrack.orq) en de praktijkonderzoeken van de Eerlijke Bankwijzer (wssv.eerliikebankvviizer.n1).
mvoptatform 2011 publiceerde het Financieel Dagblad een opiniestuk van de directeuren van (Mam Novib en de VBDO over het verduurzamen van toezicht op de financiële sector, waarin belangrijke concrete aanbevelingen zijn opgenomen.4 Transparantie De transparantie van banken dient vergroot te worden onder meer door het geven van meer inzicht in investeringen en kredietverlening. Op deze wijze kunnen banken laten zien in hoeverre zij daadwerkelijk dienstbaar zijn aan de economie en de samenleving. Verplichte transparantie kan financiële instellingen ook motiveren om door middel van hun investeringen bij te dragen aan een duurzame samenleving. De Eerlijke Bankwijzer concludeerde in haar praktijkonderzoek naar transparantie dat, met uitzondering van hun beleggingsfondsen, Nederlandse bankgroepen vrijwel geen inzicht geven aan hun klanten en toezichthouders in de investeringskeuzes die ze maken. Ook de huidige Transparantiebenchmark schiet hierin tekort. Zo worden financiële instellingen hierin niet vergeleken op de mate van openheid over investeringskeuzes. Banken dienen over investeringen te rapporteren op geografisch en sectorniveau, dit is ook in lijn met de richtlijnen voor financiële instellingen van de Global Reporting lnitiative (GRI).6 Verder zouden klanten van banken toegang moeten krijgen tot informatie over de investeringen van hun bank. Matigen en verduurzamen bonusbeleid De Commissie-Liikanen doet over de remuneratie van banken de aanbeveling dat de 'remuneration schemes' proportioneel moeten zijn aan lange termijn 'sustainable' performance.' Buitensporige bonussen gebaseerd op korte termijn doelstellingen en zonder oog voor duurzame doelstellingen geven een verkeerde prikkel en blokkeert de gewenste cultuurverandering die broodnodig plaats moet vinden in de financiële sector. Bij duurzame doelstellingen moet in ieder geval gedacht worden aan de duurzaamheid van investeringen en transparantie daarover. Het MVO Platform pleit daarom voor het sterk matigen van bonussen, en voor het hanteren van duurzaamheidscriteria daar waar toch (matige) bonussen uitgekeerd worden. VBDO onderzoek wijst uit dat het formuleren van deze bonussen mogelijk is, en meer dan 20 beursgenoteerde bedrijven in Nederland doen dit al.° Alle bestuurders van banken, maar ook alle zakenbankiers en bestuurders van dochterondernemingen zouden enkel gematigde, mede op duurzaamheidscriteria gebaseerde bonussen mogen ontvangen. Het MVO Platform is van mening dat deze drie aanbevelingen: (1) de opname van duurzaamheid in toezicht, (2) transparantie en (3) het matigen plus verduurzamen van bonusbeleid, bijdragen aan een bankensector in Nederland die minder risico vormt voor de samenleving en meer bijdraagt aan een duurzame maatschappij waarin aandacht voor mens en milieu naast financieel belang staat. Uiteraard kunt u ons benaderen indien u nadere informatie wenst. Wij wensen uw commissie veel succes toe. Namens het MVO Platform, Kees Gootjes, voorzitter werkgroep Financiële Instellingen (+31 30 234 0031,
[email protected]) en Suzan van der Meij, coördinator
4
Zie 'Integratie van duurzaamheid in toezicht financiële sector
chttp://www.vbdo.nl/nl/pers/persberichten/887/inteqratie-van-duurzaamheid-in-toezicht-financi%EBle-sector-).
° Zie het Eerlijke Bankwijzer onderzoek naar de transparantie van Nederlandse banken (http://www.eerlijkebankwilzer.nl/thema%E2%80%99s-sectoren/themas/transparantie/). b Zie de GRI Financial Services Sector Supplement (www.qlobalreportinq.orq). 7
Zie het eindrapport van de Commissie-Liikanen
(http://ec.europa.eu/internal market/bankkiroup of experts/index en.htm). ° Zie het VBDO onderzoek naar duurzame remuneratie (http://www.vbdo.nl/nUresearch/duurzaamondernemen/428/vbdo-roept-n.a.v.-haar-rapport-%27sustainable-remuneration%27-bedriiven-op-om-de-bonus-teverduurzamen:-koppel-minstens-een-derde-van-de-bonus-aan-duurzaamheidprestaties).
Rabobank Rabobank Nederland
Postadres Postbus 77700, UC 0566, 3500 HG Utrecht
raad van bestuur
dr. P.W. Moerland
Commissie Structuur Nederlandse Banken
p/a Ministerie van Financiën Directie Financiële Markten Afdeling Financiële Stabiliteit Postbus 20201 2500 EE DEN HAAG Datum Onderwerp
voorzitter Croeselaan 18 3521 03 UTRECHT Telefoon (030)27635 80 Fax (030)216 19 69 Email
[email protected]
14 februari 2013 Consultatie Commissie Structuur Nederlandse Banken
Geachte voorzitter en leden van de Commissie Structuur Nederlandse Banken, Graag wil ik gebruik maken van de mogelijkheid te reageren op de consultatie van uw Commissie. De Rabobank onderschrijft het belang dat de Commissie met een onafhankelijke blik kijkt naar de ingezette hervormingen van de Nederlandse bankensector en daarbij zal adviseren over de vraag of, en zo ja welke, aanvullende maatregelen daarbij nog wenselijk geacht worden. In het bijzonder zal uw Commissie de toepasbaarheid van het Liikanen voorstel in Nederland onderzoeken en adviseren over scheidbaarheid, of anders gesteld de afwikkelbaarheid van banken. Ik zou in dit verband drie kernboodschappen willen markeren: De Rabobank wil uitdrukkelijk waarschuwen dat de kredietverlening en de stabiliteit van de Nederlandse financiële sector onder druk komen te staan als maatregelen getroffen worden voor het scheiden of vooraf scheidbaar maken van banken die nog onvoldoende doordacht zijn. Als bijvoorbeeld de Rabobank moet worden opgeknipt in zelfstandig levensvatbare onderdelen zal er een opwaartse druk ontstaan op de fundingprijs en kapitaalkosten. Dit zou de mogelijkheden tot kredietverlening beperken en tarieven (potentieel) doen stijgen. Daarnaast zou een ver doorgevoerde scheidbaarheid de stabiliteit van de Rabobank verminderen doordat deze is gebaseerd op sterke kredietwaardigheid van de groep door onder meer diversificatie, met een centrale funding- en kapitaalstructuur. De juridische structuur is bovendien op die basis ingericht en aanpassingen zullen een grote impact hebben. Niet miskend mag daarnaast worden dat de banken op dit moment een groot pakket aan hervormingen doorvoeren, waarbij met name Basel 3 leidend is. Europese crisismanagement richtlijnen richten zich verder op versterking van stabiliteit en grotere afwikkelbaarheid van banken. Het is wat ons betreft van belang dat hier een geharmoniseerde Europese benadering gevolgd wordt, zodat er van een gelijk speelveld sprake is.
Coöperatieve Centrale Raiffelsen-Boerenleen bank AA, Ingeschreven bh de Kv.K onder nummer 30046259
Rabobank
De Rabobank steunt de ontwikkeling van bail-in instrumenten en vraagt verder aandacht voor het feit dat het bail-in instrument de noodzaak voor het scheidbaar maken van banken doet afnemen. Als de omvang van bail-in schuldpapier immers groot genoeg is, zal de bank worden gered ten koste van uiteindelijk ook de obligatiehouders. Beide maatregelen hebben een prijs en als beide worden gestapeld kan het effect van "over-verzekeren" ontstaan. Voorafgaand aan bail-in biedt een verdere versterking van kapitaalbuffers een extra waarborg voor bescherming van de belastingbetalers, het belangrijkste oogmerk van scheiden of scheidbaar maken van banken. De Rabobank heeft wat dit betreft op eigen initiatief haar kapitaalbuffers verhoogd tot boven de Basel 3 normen. In deze brief zet ik nader uiteen hoe de Rabobank hier naar kijkt. De recente noodmaatregel om SNS te nationaliseren bevestigt het belang van goede afwikkelbaarheid van banken. Wij vragen echter uw aandacht voor de complexiteit en het belang van weloverwogen maatregelen. Met betrekking tot een betere afwikkelbaarheid van banken gebeurt bovendien al erg veel. Zo heeft de Rabobank al een herstelplan aangeleverd dat is goedgekeurd door DNB, en eind januari een omvangrijk informatiepakket (het zogenaamde "resolutie-pack") gestuurd aan DNB als antwoord op het verzoek om invulling te geven aan het door haar opgestelde resolutie-raamwerk. In nauwe afstemming met DNB wordt hier de komende maanden verder aan gewerkt. Op deze wijze wordt een belangrijk inzicht ontwikkeld hoe in een uiterst geval de bank ordentelijk afgewikkeld kan worden. Belangrijk aandachtspunt daarbij is dat eventuele maatregelen om de afwikkelbaarheid vooraf te vergroten, zorgvuldig afgewogen dienen te worden tegen de impact op het business model (waaronder risicodiversificatie en verdien- en reserveringscapaciteit) en tegen de kans dat een noodsituatie zich voordoet. Als de absolute norm wordt dat in een resolutiefase de probleem veroorzakende activiteiten afgescheiden kunnen worden van de rest van de bank, zal dit gepaard kunnen gaan met groot verlies van waarde, zowel voor de reële economie als voor de bank. Enkele mogelijke voorbeelden van deze nadelige effecten voor de Rabobank zijn: aanzienlijk verkleinen van de mogelijkheden tot internationale oriëntatie en mogelijk verlies van een unieke positie in de internationale food- en agri sector, waardoor minder diversificatie in termen van resultaat, funding als risico. Er ontstaat een veel groter concentratie risico op Nederland en de mogelijkheden om op de internationale kapitaalmarkt het Nederlandse fundinggap te dichten worden kleiner. - opwaartse druk op de fundingprijs als de bank moet worden opgeknipt in zelfstandig levensvatbare onderdelen. Dit zal de mogelijkheden tot kredietverlening beperken of een prijsopdrijvend effect hebben voor consumenten en bedrijven en daarmee de reële economie schaden. — de stabiliteit van de bank wordt beperkt. Deze is immers gebaseerd op sterke kredietwaardigheid van de groep met centrale funding en kapitaalstructuur (grotendeels ongedekt schuldpapier). Als wordt ingezet op scheidbaarheid, komt dit onder druk te staan.
Coaperotieve Centrale Raiffelsen-herenleenbank 0.4. Ingeschreven bij de K.v.K onder nummer 30046259
Rabobank
— de bank heeft een juridische en financiële inrichting die stabiliteit en onderscheidend vermogen ontleent aan het zoveel mogelijk één geheel zijn. De evidente voordelen daarvan zijn aantrekkelijkheid voor beleggers, flexibele fundingstromen en de mogelijkheid tot het opvangen van volatiliteit in de winst. Deze voordelen gaan verloren bij inzetten op maximale scheidbaarheid. Concluderend, indien het afscheiden van activiteiten de norm wordt, dan zal dit wellicht de resolutiefase vereenvoudigen. Maar naar onze stellige overtuiging zal het de Rabobank kwetsbaarder maken dan die nu is door grote concentratierisico's en een verminderde winstgevendheid. Dan is er straks onvoldoende mogelijkheid om de kapitaalsbuffer in stand te houden laat staan uit te bouwen. Winst is bij een coöperatie immers geen doel maar een middel. De Rabobank steunt een Europese aanpak in de hervormingen van de bankenregelgeving. Zoals de recente ontwikkelingen rondom de Bankenunie, waaronder zijn begrepen Europees toezicht, een beoogd Europees resolutiefonds en de internationale kapitaalrichtlijn Basel 3 (in Europa opgenomen in de CRR I en CRD 4), illustreren, worden de belangrijkste hervormingen van de bankensector op supranationaal niveau bepaald. Wij steunen deze ontwikkeling omdat zij bijdraagt aan een gelijk speelveld en uniformering de stabiliteit van het (wereldwijde) financiële stelsel vergroot. Als regels elders immers soepeler zijn, is de ervaring dat financiële activiteiten daar naartoe verschuiven. Niet voor niets onderzoekt de Europese Commissie de schaduwbankensector, waar activiteiten zich naar toe zouden kunnen verplaatsen. Dit Iaat onverlet dat er ook specifieke karakteristieken van de Nederlandse bankensector zijn waar rekening mee gehouden moet worden. De voor Nederland belangrijkste uitgangspunten zijn omschreven in het mandaat van de Commissie. Wij onderkennen deze uitgangspunten, te weten: I) de sterke internationale oriëntatie van ons bedrijfsleven en daarmee ook van de grote Nederlandse banken 2) de vrij hoge concentratiegraad van de Nederlandse bankensector (wat een gegeven is op Nederlands niveau maar niet op Europees niveau wanneer de markt van de Europese Unie het uitgangspunt is). 3) de afhankelijkheid van de Nederlandse banken van funding die op de internationale kapitaalmarkt wordt aangetrokken. Tevens zou in ogenschouw kunnen worden genomen dat Nederland een relatief kleine thuismarkt heeft. Een verdergaande Europese integratie leidt tot een Europees concurrentieveld. Teneinde voldoende competitief te kunnen blijven is het zaak dat de Rabobank tot de kopgroep van banken in Europa blijft behoren.
Coöperatieve Centrale Raf ffelsen-Boerenleenbank A. Ingeschreven bij de K.v.K. onder nummer 30046259
Rabobank
De stap die voorafgaat aan meer mogelijkheden voor snel ingrijpen bij banken is bovenal het verkleinen van de kans op ongelukken. Wij zijn er van overtuigd dat risico's in het financiële systeem het meest effectief beperkt kunnen worden door (I) verbetering van het risicomanagement binnen de banken zelf, (II) een goed en consequent intern- en extern toezicht en (iii) met het bevorderen van een cultuur waarin rendement en bonussen niet de allesbepalende factoren zijn. Kortom, een houdbare en duurzame business case. Binnen onze organisatie brengen wij continu verbeteringen aan in het risicobeleid. Daarnaast hebben wij na het uitbreken van de crisis internationaal een heroriëntatie doorgevoerd op onze kernactiviteit Food and Agri. Binnen die heroriëntatie past onder meer ook dat wij ons aandeel in de Zwitserse private bank Sarasin hebben verkocht. Verder hebben wij de toch al beperkte posities voor eigen rekening en in complexe producten afgebouwd. Wat betreft het voorstel uit Europa van de Liikanen commissie, vinden wij het een goede zaak dat deze commissie de waarde van het universele bankenmodel nadrukkelijk onderkent en daarbij ook ingaat op de positie van coöperatieve banken in het Europese bankenlandschap. Verder vinden wij het positief dat Liikanen niet tot een arbitraire vorm van scheiding van handelsactiviteiten is overgegaan maar een stapsgewijze aanpak heeft gekozen waarbij zij op een absolute én een proportionele wijze naar omvang van banken kijkt Overigens ontbreekt nog veel uitwerking in het eerste voorstel en wij kijken dan ook met belangstelling uit naar een verdere uitwerking van deze ideeën. Een belangrijk uitgangspunt is daarbij voor ons dat wij Nederlandse bedrijven op een volwaardige manier kunnen blijven bedienen. Tegelijkertijd is het goed dat er steeds gekeken wordt naar beperking van risico's en zijn adequate buffers belangrijk om risico's op te kunnen vangen. De Rabobank steunt daarom de invoering van Basel III en van de uitbreiding van het instrumentarium van de toezichthouder. De Rabobank waarschuwt daarentegen voor de gevolgen van een eventuele harde scheiding tussen nuts- en zakenbankieren. Tegelijkertijd staat de Rabobank volledig achter het afstoten van nietklantgebonden, risicovolle activiteiten die enkel voor eigen gewin plaatsvinden. Hiervan is in Nederland niet of nauwelijks sprake en er is veel voor te zeggen om dit ook naar de toekomst toe zo te houden.
Wij steunen daarnaast de ontwikkeling van bail-in instrumenten en het onderzoek van mogelijkheden voor vergroting van het absorptievermogen van banken om tegenvallers op te vangen. Van belang is dat de introductie van bail-in met de grootste voorzichtigheid plaatsvindt omdat banken, in Nederland maar in feite wereldwijd, in meer of mindere mate afhankelijk zijn van internationale financiële markten. Tot besluit Wij zien de noodzaak van aanpassingen in regelgeving en in het toezicht voor de bankensector als het gaat om betere afwikkelbaarheid van banken, het versterken van buffers en een betere bescherming van de belangen van de belastingbetaler. Bovenal hebben wij, net als andere banken, daarbij een eigen verantwoordelijkheid. De Rabobank heeft dan ook haar eigen maatregelen getroffen. Daarbij zetten wij in op kostenbeheersing,
Cooperatieve Centrale Raiffelsen-Soerenleenbunk BA Ingeschreven bij de WConder nummer 30046259
Rabobank een sobere loonontwikkeling en een duurzame en sterke financiële sector die dienstbaar is aan de reële economie. In de uitwerking van de regelgeving zijn goede waarborgen nodig op het gebied van scheiden of scheidbaar maken van banken, zodat sterk negatieve effecten op de banken, kredietverlening en de reële economie voorkomen worden. Daarnaast is het belangrijk dat er een gelijk speelveld in Europa komt, zodat activiteiten niet verschuiven naar andere landen of naar minder gereguleerde delen van de financiële markten, en zodat van de interne markt voor financiële diensten in Europa daadwerkelijk werk wordt gemaakt. Wij blijven graag in gesprek met de Commissie en worden graag opnieuw gehoord als de Commissie haar ideeën verder heeft uitgewerkt. Met vriend- lijke groet,
r. P.W. Moerland Voorzitter raad van bestuur
Coöperatieve Centrale Pad/ eisen-Boerenleenbank B.A. Ingeschreven bij de K.v.K. onder nummer 30046259
Rabobank
Het SOMO-rapport kritisch beschouwd
Inleiding In November 2012 publiceerde SOMO het rapport 'Het Financiële Overgewicht van Nederland'. In dit rapport wordt een vurig pleidooi gevoerd om de banken 'te laten afslanken tot een gezonde omvang'. SOMO voert op basis van dit rapport een stevige campagne. Het rapport heeft daardoor al geleid tot vragen in de Tweede Kamer. Het is dan ook tijd om eens kritisch naar het SOMO-rapport, de kwaliteit van de analyse en de daarop gebaseerde aanbevelingen te kijken.
De aanbevelingen van het SOMO rapport samengevat.
Aanbeveling 1: Breng beloning in lijn met vergelijkbare functies buiten de bankensector. Uitgaande van de (conservatieve) inschatting dat de banklonen nu 15% te hoog zijn, geven de drie grootste banken jaarlijks ruwweg 2 miljard euro te veel uit aan hun personeel.
Aanbeveling 2: Richt je op geduldige aandeelhouders en een sober rendement. Een beursnotering en de angst voor een vijandige overname maakt het voor bankbestuurders en toezichthouders lastig om niet mee te gaan in risicovol gedrag van de rest van de sector.
Aanbeveling 3: Kies voor diversiteit in de sector boven nog een internationale speler. De trend van schaalvergroting dient gekeerd door meer ruimte voor kleinere banken en het ontmoedigen van schaalvergroting.
Aanbeveling 4: Verminder de fiscale prikkels om schulden te maken. Schaf de fiscale prikkels om schulden aan te gaan (geleidelijk) af, zowel voor bedrijven als voor huishoudens.
De opbouw van deze notitie is als volgt. In het eerste deel presenteer ik zeer beknopt mijn visie op het Nederlandse bankenlandschap en de veranderingen die hierin hebben plaatsgevonden. Daarbij richt ik mij met name op de aspecten die ook in het SOMO rapport worden genoemd. In het tweede deel wordt het SOMO-rapport nader onder de loep genomen. Hierbij worden de vier aanbevelingen uit dit rapport op inhoud en onderbouwing geanalyseerd en van commentaar voorzien. In de bijlage worden nog enkele slordigheden uit het rapport opgesomd en waar nodig van commentaar voorzien.
1 6 februari 2013
Deel 1: Banken in Nederland
Rabobank
De omvang van de Nederlandse banken en de groei van de Rabobank Het feit dat in Nederland, net als in de rest van Europa, het bankwezen een veel grotere rol speelt in de economie dan in de VS, is geen nieuws. Van oudsher hebben continentaal Europa en Japan een meer 'bank based' financieel stelsel en de VS en het VR een 'market based' stelsel. Daar werden in de literatuur in de loop der tijden overigens ook vaak grote voordelen aan toegekend. Een bancair systeem leent zich bij voorbeeld ten enenmale beter voor het veel geprezen relatiebankierenl dan een 'market based' systeem, dat naar zijn aard per definitie meer transactie-gedreven is. Ik wijs er in dit verband op dat de uitbarsting van de financiële crisis begon in het VR en de VS, niet in Nederland. Ook de problemen van ING vonden hun oorsprong in de VS. Het verschil in financiële stelsels blijkt ook uit cijfers van kredietverlening: de kredietverlening aan de private sector in de VS is beduidend hoger dan die in Nederland, terwijl het Amerikaanse bankwezen relatief veel kleiner is dan in Nederland. Deels kan dit worden verklaard doordat grote Amerikaanse bedrijven rechtstreeks geld aantrekken op de kapitaalmarkt. Daarnaast worden in de VS door banken verstrekte kredieten veel meer
gesecuritiseerd dan in ons land. Dan verdwijnen de kredieten van de bankbalansen die hiermee dus kleiner worden, maar daarmee zijn de schulden van huishoudens en bedrijven niet weg. Die zijn in de VS inderdaad hoog. Anders dan in ons land is daar bijvoorbeeld ook sprake van een grote credit card schuld. Securitisaties hoeven niet slecht te zijn, maar kunnen, indien slecht vormgegeven, de stabiliteit ondermijnen. Men neme de gesecuritiseerde Amerikaanse subprime hypotheken als voorbeeld. In de afgelopen jaren is ABN AMRO een stuk kleiner geworden en ING iets kleiner, terwijl de balans van de Rabobank tussen 2007 en 2011 met 28% groeide. Alvorens een uitspraak te kunnen doen over de (on)wenselijkheicla van de recente groei van de Rabobank, is het essentieel om de oorzaken van deze groei te kennen. lets waar het SOMO-rapport niet op ingaat. De groei van de Rabobank is vrijwel geheel het gevolg van haar vluchthavenfunctie. Als solide bank oefent de bank zeker ook in tijden van crisis een grote aantrekkingskracht uit, vooral ook op klanten die hun geld niet gedekt weten door het depositogarantiestelsel. De Rabobank kent daardoor een grote instroom van m.n. deposito's van zakelijke klanten. Dit is echter vluchtig geld in die zin, dat deze klanten hun geld als de markten stabiliseren ook weer snel kunnen weghalen. Het is derhalve geen stabiele funding en de bank kan het dus niet gebruiken als financiering voor haar kredietverlening. Het geld wordt daarom gestald in de meest liquide vorm, als deposito bij de ECB. Dat betekent dat de Rabobank over een bedrag van circa €70 miljard een negatieve rentemarge heeft. Het betekent dus ook, dat als de situatie op de financiële markten weer normaliseert, de balans van de Rabobank een snelle krimp kan laten zien. De balans van de Rabobank groeide in 2012 verder door de overname van Friesland Bank3. Dit was geen reguliere overname, zoals iedere krantenlezer kan weten.
Dit wordt ook door SOMO onderkend, zie pagina 23 Het SOMO rapport stelt dat hierdoor het 'too big too fall' probleem is toegenomen, zie pagina 30 3 SOMO lijkt het verdwijnen van Friesland Bank te betreuren, zie pagina 31 2
2 6 februari 2013
Rabobank Diversiteit van de Nederlandse bankensector Als cooperatieve bank sluit de Rabobank zich uiteraard graag aan bij een pleidooi voor meer diversiteit in het bancaire stelsel. Er is goede literatuur beschikbaar over de performance van de diverse soorten banken in crisistijd.4 Met het verdwijnen van Fortis, DSB en Friesland Bank is de concentratie toegenomen en diversiteit binnen het bankwezen verder afgenomens. Dit is zonder meer waar. Wel moet hierbij worden opgemerkt dat het ging om drie spelers die respectievelijk instabiel was (Fortis), de belangen van klanten ernstig schond (D5B) of wegens een gebrek aan schaal in de problemen dreigde te komen en bijtijds door de Rabobank is gered (Friesland Bank). Het is daarom moeilijk te zeggen of kleine banken per saldo een zegen zijn voor de financiële stabiliteit. Enerzijds kunnen kleine banken failliet gaan zonder het financiële systeem in gevaar te brengen. Omdat zij niet systeem-relevant zijn, hoeven zij niet door de overheid gered te worden ("too big to fair). Anderzijds zijn kleine banken ook kwetsbaarder, omdat zij moeilijker geld kunnen aantrekken op de kapitaalmarkt en daarmee volledig afhankelijk zijn van spaargelden. In het kader van de "too big to fail"-discussie wordt volledig voorbij gegaan aan het feit dat er in ons land in de afgelopen 115 jaar nog nooit een cooperatieve bank is omgevallen. Voor zover coöperatieve banken in de problemen dreigen te komen wordt dat binnen deze sector zelf opgelost. Noch de klanten, noch de belastingbetaler hebben daar ooit onder geleden, evenmin wordt er een beroep gedaan op het depositogarantiestelsel. In dezelfde periode zijn in ons land in totaal 80 commerciële (handels-)banken omgevallen. Het is maar de vraag of het afsplitsen van zakenbankactiviteiten van het nutsbedrijfs de sector als geheel stabieler maakt. Het achterliggende idee is dat bijvoorbeeld spaarbanken minder risico's nemen met een beter resultaat als gevolg'. De crisis in Spanje leert echter dat deze conclusie niet zonder meer klopt. Verder wordt vaak vergeten dat veel van de bancaire verliezen zich juist binnen het nutsbedrijf voordoen (kredietverliezen). Risicovrij bankieren bestaat niet. Ook is het maar de vraag of afgesplitste zakenbanken groot genoeg zijn om zelfstandig te kunnen voortbestaan. Wanneer het specifiek gaat om de handelsactiviteiten van banken, dan kan worden gesteld dat handel voor eigen rekening bij Nederlandse banken op een erg laag pitje staat. De meeste handelsactiviteiten van banken zijn een direct gevolg van klantgerichte activiteiten.
Veranderingen in de Nederlandse bankensector De afgelopen jaren is de Nederlandse bancaire sector sterk veranderds. Door beleidsmakers, toezichthouders en de banken zelf zijn veel maatregelen genomen die de stabiliteit en kosteneffectiviteit verhogen. Onder het nieuwe toezichtregime Basel III worden de kapitaaleisen
zie bij voorbeeld de studie van het CEPS uit 2010 over cooperatieve banken. Coöperatieve banken worden verder uitvoerig geanalyseerd in Mooij & Boonstra (2012). s SOMO rapport pagina 39 6 SOMO rapport pagina 40 7 SOMO rapport pagina 22 8 In het SOMO rapport worden deze maatregelen nauwelijks besproken. Op pagina 22 worden de risico's voor belastingbetalers uitgebreid besproken, maar hoe de resolutieplannen en Basel III — kort genoemd op pagina 26 en 27— hier verandering in brengen wordt niet nader beschreven.
3 6 februari 2013
fors aangescherpt en nieuwe liquiditeitseisen ingevoerd. Nationale en Europese interventie- en
Rabobank
resolutiewetten zijn ingevoerd, zodat toezichthouders beter en sneller kunnen ingrijpen. Van groot belang is dat door middel van 'contingent capita!' en
de belastingbetaler niet meer hoeft op te
draaien voor het (dreigend) omvallen van een bank, maar dat de rekening nu aan de vermogensverschaffers van de bank kan worden gepresenteerd. In het SOMO rapport wordt niet of nauwelijks bij deze ontwikkeling stil gestaan. Van oudsher wordt de Nederlandse bankensector gekenmerkt door zowel in absolute als relatieve zin een lage rentemarge en lage kosten van bancaire producten, vooral het betalingsverkeer. Waar mogelijk worden kostenreducties doorgevoerd, zoals een vermindering van het personeelsbestand en geleidelijke versobering van arbeidsvoorwaarden. Daarbij is het volstrekt logisch dat de lagere structurele loonkosten die daaruit volgen pas met een vertraging zichtbaar worden. Dat vloeit voor uit de kosten die nu eenmaal bij een sociaal plan horen. SOMO gaat hier volledig aan voorbij. Nederland: een kleine open economie Het balanstotaal van de Nederlandse grootbanken is groot in verhouding tot dat van andere landen, met name de VS. De vergelijking met de VS is echter een tamelijk onzinnige vergelijking. Niet alleen heeft het financiële stelsel in de VS een volstrekt andere structuur (market-based, zie boven), ook de aard van de economie is anders. Als kleine en open economie heeft ons land een veel hogere export- en invoerquote dan een groot land, zo is ook de omvang van de Rotterdamse haven ten opzichte van het BNP vele malen groter dan van welke Amerikaanse of Europese haven dan ook. Dit is een logisch gevolg van het feit dat ons land een klein land is. Kleine, ontwikkelde landen hebben per definitie een relatief omvangrijk bankwezen in verhouding tot het BNP. Als het hebben van grote banken een privilege is dat alleen zou zijn voorbehouden aan grote landen, zou ons grote bedrijfsleven twee keuzes hebben: 1) verplaatsen naar het buitenland waar men wel op niveau kan worden bediend 2) volledig afhankelijk worden van buitenlandse banken Beide situaties zijn niet wenselijk voor de Nederlandse economie. In het eerste geval zou het om een groot (direct en indirect) banen- en welvaartsverlies gaan. In het tweede geval zou sprake kunnen zijn van een grotere potentiële financiële instabiliteit in tijdens van crisis. In dergelijke tijden ziet men vaak een nationalistische reflex.9 Ons land heeft al eeuwen een relatief grote financiële sector. Die heeft ons per saldo geen windeieren gelegd. De aard van de economie wordt weerspiegeld in de bankbalans, bijvoorbeeld de groei van de post
derivaten, aan zowel de activakant als aan de passiva zijde. De groei van derivatenposities betekent niet zonder meer dat, zoals SOMO het stelt, "de bank zelf weer als financier van andere financiële
9
Zo hebben Nederlandse grootbanken in het verleden zeer snel en flexibel ingegrepen om grote Nederlandse bedrijven, zoals Ahold en Philips, van de ondergang te redden. Het is maar de vraag of buitenlandse banken dezelfde opstelling zouden hebben ingenomen.
4 6 februari 2013
Rabobank spelers fungeert"". Vaak wordt vergeten dat deze posten vooral ontstaan door klantgedreven transacties. Zakelijke klanten willen met derivaten risico's afdekken, zoals rente- en valutarisico's. De banken die hierbij als tegenpartij fungeren moeten uiteraard op hun beurt deze risico's ook weer afdekken. Verder vloeien veel derivatentransactles voort uit het beheer van de eigen risico's van de bank, zoals rente— en liquiditeitsrisico's. Zonder het gebruik van rentederivaten wordt een bank een stuk risicovoller. Impliciete staatssteun Systeemrelevante banken opereren onder een impliciete staatsgarantie. Dat is geen typisch Nederlands verschijnsel, maar dat is wereldwijd het geval. Deze systeemrelevantie is een van de belangrijkste redenen waarom het bankwezen aan een zwaar toezichtregime is onderworpen. Het legt ook een extra verantwoordelijkheid bij bankiers neer. Die moeten zich bewust zijn dat hun handelen grote maatschappelijke impact kan hebben. Om de waarde van deze impliciete garantie te kwantificeren kunnen verschillende methodes gebruikt worden. Er kan een modelmatige schatting gemaakt worden op basis van ratings." Daarbij zijn de uitkomsten sterk afhankelijk van de gehanteerde aannames.12 Daarnaast kunnen de kosten van kapitaalmarkt funding van banken vergeleken worden met die van niet-bancaire grootbedrijven." Het is overigens niet zo dat het de banken zelf zijn die van de staatssteun profiteren. Dat zou alleen zo zijn als de banken de uit deze impliciete staatsteun funding voordelen geheel in eigen zak zouden kunnen steken, zoals SOMO tamelijk expliciet suggereert. Dat is natuurlijk niet zo, de goedkopere financiering wordt (vrijwel) geheel aan de klanten doorgegeven. De kosten van bancalre producten en de netto rentemarge van Nederlandse banken zijn in internationaal perspectief juist traditioneel aan de lage kant." Overigens is de overheidsgarantie voor systeembanken in ons land lager dan in de meeste andere
landen. Dat blijkt niet alleen uit de kabinetsreactie op Kamervragen op basis van het SOMO-rapport, maar ook uit de houding van rating agencies. De recente afwaarderingen van de Nederlandse grootbanken, waaronder de Rabobank, was juist ingegeven door twijfels over kwaliteit van de impliciete overheidsgarantie. Depositogarantiestelsel (DGS): voor- en nadelen Naast de impliciete staatsgarantie bestaan er ook garanties tussen banken onderling, in de vorm van het depositogarantiestelsel. SOMO noemt dit een 'expliciete garantie'. Het wekt de indruk dat deze door de overheid wordt gegeven en dat met name de grootbanken hiervan profiteren. Het ligt in de praktijk echter anders. In ons land is het DGS zo vormgegeven dat de gezonde banken opdraaien voor de kosten van een faillerende bank. De overheid komt pas als allerlaatste in beeld, als de systeembanken zelf in de problemen komen. Daarbij streeft de overheid er naar om zo lang mogelijk buiten beeld te blijven. Pas als het echt niet anders kan grijpt zij in, zoals bij ABN AMRO/Fortis en zeer onlangs bij SNS. 10
SOMO rapport pagina 14. Zoals in het SOMO rapport. 12 SOMO is zich hiervan bewust zoals blijkt uit de bandbreedte van de schatting. 13 Hier is in het SOMO rapport niet naar gekeken. 14 50M0 verzuimt om hier onderzoek naar te doen.
5 6 februari 2013
Rabobank
Het zijn juist met name de grootbanken die de rekening betalen. Zo heeft het failleren van DSB in
2009 met name de ING en de Rabobank veel geld gekost. Het omvallen van Icesave in 2008 heeft ook de overheid geld gekost, maar dat kwam door dat de Minister van Financiën eenzijdig besloot de garantie van het DGS te verhogen en het IJslandse DGS (dat failliet was) geld te lenen. Ook draaiden vooral de grootbanken in 2005 op voor de kosten van het faillissement van Bank van der Hoop. Verder spraken wij al eerder over de redding van Friesland Bank door de Rabobank. Meer recent speelt de redding van SNS Bank, waar de grootbanken opnieuw een substantiële bijdrage mogen leveren. Maar de kosten van een DGS voor de grootbanken zijn nog hoger. Want ook zonder faillissementen is de "expliciete garantie" voor de grootbanken bepaald geen gratis lunch. Integendeel, want mede door het DGS is de concurrentie op de spaarmarkt in ons land zeer hevig. Hoewel de spaartarieven in ons land op dit moment in absolute zin laag zijn, behoren zij tot de hoogste binnen de eurozone. De wat vreemde situatie doet zich voor dat de grootbanken op de spaarmarkt moeten concurreren met kleine agressieve banken die de spaartarieven opdrijven, maar dat die kleine banken dit alleen kunnen doen doordat zij, als het misgaat, door diezelfde grootbanken worden gegarandeerd.15 Wanneer men spreekt over impliciete en expliciete garanties is het van belang ook deze feiten in de analyse te betrekken. 16 Overigens is een van de voor de consument positieve neveneffecten van een DGS dat de concurrentiepositie van kleine banken wordt versterkt ten opzichte van de systeembanken." Ook de kleinere kans op een 'bank run' die volgt uit de aanwezigheid van een DGS is een voordeel. Deze draagt namelijk bij aan de stabiliteit. Daar staat tegenover dat een DGS kan leiden tot 'moral hazard'. Het vermindert de discipline die spaarders kunnen uitoefenen op hun bank, geeft daarmee het bankmanagement de mogelijkheid om risicovollere activiteiten te ondernemen en het trekt verkeerde banken aan. Deze nadelen worden groter naarmate het garantieplafond hoger ligt. Kortom, bij het analyseren van de voordelen van de impliciete staatsgarantie voor de grootbanken moet ook rekening gehouden met de invloed die uitgaat van het DGS op de concurrentie- verhoudingen in het bankwezen. Het SOMO rapport gaat hier echter niet op in.
De rol van toezichthouders en beleidsmakers De rol van banken in de beschrijving van de crisis en de ontwikkelingen in aanloop daar naartoe worden daarentegen breed uitgemeten. Nu is het inderdaad zo dat banken een cruciale rol hebben gespeeld, maar het falen is natuurlijk breder geweest. Wat betreft toezichthouders kan voor ons land worden gewezen op het falende toezicht op ABN AMRO, DSB en Icesave. Ook kan, met kennis achteraf, worden geconcludeerd dat de impact van de 'schaduwsector' op de systeemstabiliteit is onderschat. Het gegeven dat staatsleningen van OESO landen, ongeacht hun kredietwaardigheid, van
Merk op dat ook een relatief kleine bank als Van Lanschot veel last heeft van de hoge spaartarieven. Vanweg DGS, maar ook vanwege oneigenlijke concurrentie door staatsgesteunde banken. 16 Het SOMO rapport noemt het DGS op pagina 32 en 43, maar betrekt de kosten van deze vorm van garantie niet in de analyse. 17 Dit aspect wordt door SOMO niet genoemd 16
6 6 februari 2013
een 0%-weging waren voorzien is een direct gevolg van politieke inmenging. Een deel van de
Rabobank
gesignaleerde defecten in het toezichtregime al zijn gerepareerd onder Basel 11118. De financiële crisis van 2007/8 ging over in de eurocrisisig. Het zou niet terecht zijn om ook deze crisis vooral de banken aan te rekenen. De crisis in Griekenland, die de lont in het kruitvat heeft gevormd, was het gevolg van jarenlang wanbeleid. Bij het uit de hand lopen van de crisis binnen de eurozone speelde het op zijn zachtst gezegd onhandige politieke optreden een niet te onderschatten rol. Wel was de zwakte van het bankwezen in een aantal landen, een gevolg van de crisis uit 2007/8, een factor die de situatie aanmerkelijk bemoeilijkte. Een tweede factor werd gevormd door de nauwe banden tussen nationale overheden en hun nationale bankenstelsels. Een overheid in problemen trekt direct het bankwezen mee en vice verse. Het feit dat staatsleningen onder het toezichtregime van BIS 1 en 2 van een zogeheten 'nulweging' waren voorzien was een belangrijke lacune in het toezicht. Een belangrijke les die hieruit getrokken moet worden is dat het niet zonder meer gunstig is als overheden zich met invulling van het bancaire toezicht gaan bezighouden.
Deel Het SOMO rapport Het SOMO rapport is in meerdere opzichten niet al te zorgvuldig. Om te beginnen kent het rapport een rommelige structuur. Er worden veel voorbeelden aangehaald ter ondersteuning van de diverse stellingen die SOMO poneert. Daarbij krijgt de kritische lezer de indruk dat men steeds die voorbeelden er uit pikt die de schrijver welgevallig zijn. Er wordt tamelijk willekeurig heen en weer gezwalkt tussen voorbeelden uit binnen- en buitenland. Het rapport ontbeert een goed gestructureerde analyse waarin eerst grondig wordt geanalyseerd wat de mondiale ontwikkelingen in het bankwezen zijn geweest, om daarna dieper in te gaan op de ontwikkelingen in ons land. Sowieso neemt het rapport nauwelijks de moeite om te differentiëren tussen de diverse bancaire spelers in ons land. Vaak blijkt dat het de auteur(s) aan bancaire en institutionele kennis ontbreekt. Bijvoorbeeld als zij schrijven over de 'eigenaren van de Rabobank' (pagina 37). Daarnaast bevat het rapport de nodige fouten en inhoudelijke slordigheden. In de bijlage bij deze notitie volgt een, overigens lang niet volledige, lijst van voorbeelden hiervan.
De SOMO aanbevelingen nader beschouwd Aanbeveling 1: Breng beloning in lijn met vergelijkbare functies buiten de bankensector. Uitgaande van de (conservatieve) inschatting dat de banklonen nu 15% te hoog zijn, geven de drie grootste banken jaarlijks ruwweg 2 miljard euro te veel uit aan hun personeel.
Op zichzelf is er niks mis met de stelling dat de lonen in de banken sector (of welke sector dan ook) in lijn moeten zijn met die voor vergelijkbare functies in de rest van de economie. Het probleem is wel dat de inschatting van SOMO dat de banklonen nu minstens 15% te hoog zijn nauwelijks is onderbouwd. De enige onderbouwing is een interview met voormalig SNS topman Latenstein in het 18 19
Geen van deze aspecten wordt in het SOMO rapport geduid. SOMO rapport pagina 18.
7 6 februari 2013
Financieel Dagblad, die zich op zijn beurt weer baseert op een niet-openbare studie van Hay
Rabobank
consultants, vervaardigd in opdracht van SNS. De kritiekpunten op de SOMO analyse zijn de volgende: •
SOMO citeert slordig. Latenstein stelt dat de lonen "10 tot 15%" te hoog zijn. SOMO pakt alleen het hoogste cijfer en stelt vervolgens, zonder nadere onderbouwing, dat 15% een conservatieve inschatting is. Dit is nogal tendentieus.
•
SOMO vertaalt het cijfer voor SNS zonder nadere toelichting door naar 'de banken'. Daarbij verzuimt men te onderzoeken in hoeverre er binnen de Nederlandse bankensector verschillen bestaan. Gegeven het feit dat er binnen het bankwezen meerdere cao's bestaan en dat er ook in governance uiteenlopende modellen bestaan mag worden verwacht dat die verschillen aanzienlijk kunnen zijn. Op zijn minst is nader onderzoek gerechtvaardigd.
•
SOMO stelt dat de banklonen snel omlaag moeten worden gebracht. Hierbij gaat men er gemakshalve aan voorbij dat het overgrote deel van de bankmedewerkers gewoon onder een CAO valt en dat zij, net als iedere andere Nederlander met een looninkomen, niet naar willekeur van een werkgever zomaar op hun loon kunnen worden gekort. Deze slordigheid kan SOMO, dat in het begin van de studie stelt "een bijdrage te (willen) leveren aan... het verbeteren van arbeidsomstandigheden en de positie van arbeiders worden aangerekend. Bankmedewerkers genieten exact dezelfde rechtsbescherming als andere werknemers.
Aanbeveling 2: Richt je op geduldige aandeelhouders en een sober rendement. Een beursnotering en de angst voor een vijandige overname maakt het voor bankbestuurders en toezichthouders lastig om niet mee te gaan in risicovol gedrag van de rest van de sector. Deze aanbeveling, die op het eerste gezicht zeer aannemelijk klinkt, illustreert het gebrek aan institutionele kennis van de auteur(s). SOMO heeft zich niet verdiept in de structuur en governance van de Nederlandse banken, maar doet er wel uitspraken over. Zo spreekt SOMO bij voortduring over banken en hun aandeelhouders (die de grootste bank in Nederland, de Rabobank, zoals bekend mag warden verondersteld, als coöperatieve bank niet heeft) en heeft het op een gegeven moment over de "eigenaren van de Rabobank" (idem). Sowieso blijkt nergens uit het rapport dat de auteur zich bewust is van het feit dat, waar het gaat om retailbankieren, juist niet-beursgenoteerde banken zoals spaar- en coöperatieve banken in veel Europese banken dominant zijn. Waar het gaat om het sobere rendement: de Rabobank doet niet anders. In het rapport kan worden gelezen "Van de grote banken hebben alleen ING en Rabobank een doel geformuleerd voor het rendement op het eigen vermogen. Deze blijken inderdaad gematigd ten opzichte van wat voor de crisis gebruikelijk was, toen niet zelden cijfers boven de 20% werden gerapporteerd". Dit is dus een forse onjuistheid, dergelijke rendementen heeft de Rabobank nimmer nagestreefd en gerapporteerd. Vrijwel nergens in het rapport neemt SOMO de moeite om de ontwikkelingen bij de individuele banken te analyseren. Kortom, de aanbeveling van SOMO moge voor sommige banken relevant zijn, maar voor andere banken doet zij niet ter zake. De auteur had hier tussen de verschillende banken moeten differentiëren. Overigens kan SOMO het niet bij deze gemeenplaats laten. Want mooi klinkende frasen als 'geduldige aandeelhouders' en een 'sober rendement' worden nergens nader geduid. Wat is naar
8 6 februari 2013
Rabobank mening van de auteurs een redelijk rendement? En hadden oplettende, meer pro-actieve en minder geduldige aandeelhouders bij ABN AMRO en SNS in een eerder stadium niet veel narigheid kunnen voorkomen? Aanbeveling 3; Kies voor diversiteit in de sector boven nog een internationale speler. De trend van schaalvergroting dient gekeerd door meer ruimte voor kleinere banken en het ontmoedigen van schaalvergroting.
Volgens SOMO is de omvang van de Nederlandse banken enkele malen groter dan de optimale omvang zoals die in de literatuur kan worden gevonden. In de analyse wijst SOMO er overigens zelf al op dat die literatuur bepaald niet eenduidig is in de uitkomsten. Als grote banken inefficiënt zouden zijn, want een gevolg is van de door SOMO geponeerde stelling, zouden kleine banken stelselmatig beter moeten presteren dan grotere. Daarvan is, althans in ons land, geen sprake. Het is ook niet zo dat kleinere banken stabieler zijn gebleken dan grotere. Northern Rock was geen grote bank. Ook in Duitsland begon de crisis bij een relatief kleine speler, net als in ons land (NIBC). In Spanje zijn niet de grote internationale beursgenoteerde banken de probleembanken, maar zijn het juist de lokale spaarbanken (veelal in handen van de lagere overheden). In ons land kan gewezen worden op Icesave, Van der Hoop, DSB en Friesland Bank. Uiteraard zijn er in ons land ook grote banken in problemen gekomen, Fortis, ING en SNS. Het ligt dus genuanceerder dan SOMO doet voorkomen. Waar het SOMO-rapport volledig tekort schiet is in de analyse welke rol banken in de economie spelen (zie deel 1 van deze notitie). Ook gaat het voorbij aan het feit dat, zeker voor een klein land, het verstandig kan zijn voor banken om ook buitenlands actief te zijn. Het geeft een spreiding van activiteiten die de stabiliteit bevordert. Zo is bijvoorbeeld de stabiliteit van de Rabobank in de huidige crisis voor een niet onaanzienlijk deel te danken aan het feit dat in 2008, toen in het buitenland verliezen werden genomen, het binnenland nog floreerde, terwijl het jaar daarop, toen de Nederlandse economie in recessie zat, de resultaten uit het buitenland de rentabiliteit overeind hield. Zonder buitenland bedrijf zouden de resultaten van de bank veel volatieler zijn. Dit zou zich vertalen in een lagere rating en daardoor hogere financieringskosten. Die zich dan weer zouden hebben door vertaald in hogere kosten en dus duurdere bancaire producten en diensten voor de klanten.
Aanbeveling 4: Verminder de fiscale prikkels om schulden te maken. Schaf de fiscale prikkels om schulden aan te gaan (geleidelijk) at 7nwel vonr bedrijven als vnor huishnudens.
Dit is zonder meer een verstandige aanbeveling. SOMO wijst op de stappen van het kabinet om de
hypotheekrente aftrek stapsgewijs af te bouwen. Verder roept het de banken op om "vervroegd aflossen financieel aantrekkelijk te maken". Dit laatste overigens zonder nadere aanduiding wat ermee precies wordt bedoeld. Hier kan echter worden gewezen op het feit dat het bij (vrijwel) alle banken in ons land mogelijk is om jaarlijks 10% tot 20% van het oorspronkelijke hypotheekbedrag boetevrij af te lossen. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld Duitsland. De oproep van SOMO aan de banken is dus een beetje overbodig.
9 6 februari 2013
Tot besluit: de conclusie van SOMO is niet op onderzoek gebaseerd
Rabobank
De belangrijkste conclusie van SOMO luidt: Nederland gaat gebukt onder het financiële overgewicht van zijn banken. Deze conclusie wordt bereikt zonder dat er in de hele studie ook maar één woord is gewijd aan de functies die de banken vervullen en aan de structuur van de Nederlandse economie. Ons land is een zeer open economie en heeft relatief veel multinationale ondernemingen. Onze internationale handel is zeer groot, ons relatief kleine land staat ruimschoots in de top tien van mondiale exporteurs. Het Nederlandse food- en agricomplex is één van de meest toonaangevende ter wereld. Het is in hoge mate de structuur van de economie en de internationale ontplooiing van ons bedrijfsleven die de grensoverschrijdende activiteiten van onze banken bepalen. Overigens is de aanwezigheid in buitenlandse financiële centra ook nodig vanuit fundingperspectief. Ons land heeft een liquiditeitsgat wat banken ertoe noopt om in het buitenland middelen aan te trekken. Het SOMO rapport gaat volledig aan deze economische context voorbij. De indruk die het rapport achterlaat is dat de conclusie, dat de Nederlandse banken te groot zijn en dat dit een probleem is, van te voren al vast stond. Vervolgens zijn er gericht argumenten bij gezocht en selectief verwijzingen opgenomen. Maar een onderzoeksrapport kan deze publicatie niet worden genoemd.
Prof. Dr. W. W. Boonstra2° Chief Economist, Rabobank 5 februari 2013
20
Met dank aan Leontine Treur.
10 6 februari 2013
Bijlage: diverse slordigheden
Rabobank
In het SOMO-rapport staan op meerdere plaatsen grotere en kleine slordigheden. Een aantal daarvan wordt hier per bladzijde kort opgesomd, waar nodig met aanvullend commentaar. Deze opsomming is niet volledig. 1. In hoofdstuk 2 wordt het begrip 'financiële sector' niet gedefinieerd. 2.
Op pagina 9 staat: "Tussen 1990 en 2005 nam het aandeel van de financiële sector in de totale economie toe van 3,5% naar 6,8%. Ook de Nederlandse bankensector (die een onderdeel is van deze sector, WB) groeide sterk na 2002, van 3,2% naar 4,9% in 2010". Dit is een slordige passage. Ten eerste kan uit deze passage de conclusie worden getrokken dat andere onderdelen van de financiële sector dan het bankwezen blijkbaar nog sneller zijn gegroeid. Daar gaat het rapport verder niet op in. Verder worden steeds andere perioden naast elkaar gelegd, terwijl de grafiek waar men naar verwijst weer een andere periode bestrijkt.
3.
Figuur 11 (pagina 16) Risicogewogen bezittingen t.o.v. totale bezittingen van systeembanken: het is volstrekt onduidelijk welke landen dit betreft.
4.
SOMO wijst erop dat 'nergens anders de financiële beloningen (bedoeld wordt de inkomens van de bankiers, WB) sneller groeiden dan in ons land", behalve dan in IJsland. Dit laatste wordt geïllustreerd met slechts een klein aantal landen. Dit is een onjuiste constatering. Want niet alleen in IJsland was de stijging hoger dan in Nederland, dat was ook het geval in Noorwegen, Zweden, Finland, Denemarken, Polen, Luxemburg, Slowakije, Slovenië, Tsjechië en Estland. Nederland zat in deze periode nagenoeg op het gemiddelde van alle Europese OECD-landen. De indruk bestaat dat de landen die niet aan dit beeld voldeden uit het rapport zijn weggelaten. Waar verder wordt vergeleken met de bankiersinkomens in het VK en de VS verzuimt SOMO op te merken dat het niveau van inkomens in de Nederlandse financiële sector ten opzichte van deze landen juist vaak
relatief mager afsteekt. 5.
Op pagina 23 stelt SOMO dat hypothecaire leningen in Nederland vooral prijsstijgingen van woningen hebben gefinancierd. Deze stelling wordt niet empirisch onderbouwd, noch wordt er verwezen naar relevante literatuur. Deze uitspraak is dan ook zonder meer tendentieus. Er kan op worden gewezen dat de prijsstijging op de Nederlandse woningmarkt in internationaal perspectief gematigd afsteekt en in het algemeen goed kan worden verklaard uit fundamentele factoren (aantal vragers, aanbod van woningen en inkomensontwikkeling). Ook kan worden gewezen op het zeer lage aantal gedwongen verkopen in ons land, net als de geringe omvang van de betalingsachterstanden.
6.
Op pagina 34 staat: "Specifiek in Nederland geldt dat het kleine aantal banken de concurrentie kan beperken". Door het zo te stellen zonder nadere toelichting wordt gesuggereerd dat dit in ons land ook daadwerkelijk het geval is. Hoge concentratie binnen het bankwezen is volgens SOMO slecht voor de concurrentie. Hiervoor wordt echter geen empirie aangevoerd, noch wordt naar relevante literatuur verwezen. Het is blijkbaar aan SOMO voorbij gegaan dat de kosten van bancaire producten in ons land al decennia lang, ondanks de traditioneel hogeconcentratiegraad, zo ongeveer op het laagste niveau ter wereld liggen. Er valt noch op empirische, noch op theoretische gronden op voorhand een uitspraak te doen over de gevolgen van een hoge concentratiegraad voor de concurrentie. Daarbij valt het overigens op dat SOMO bij de illustraties gebruik maakt van de meest simpele maatstaf van concentratie, maar niet van de meer geavanceerde en meer informatieve HHI
11 6 februari 2013
Rabobank
7. Verder stelt SOMO dat het probleem van het kleine aantal banken 'des te nijpender' is geworden
nu ABN AMRO en ING geen prijsleider mogen zijn vanwege de ontvangen staatssteun. SOMO wijst daarbij onder meer op de discussie rond de hypotheekrente. Hiermee praat SOMO, volstrekt kritiekloos en zonder overigens zelf onderzoek te doen, organisaties als de Vereniging Eigen Huis en de Consumentenbond na. Als SOMO wel onderzoek zou hebben gedaan had het kunnen zien dat op de spaarmarkt, waar hetzelfde prijsleiderschapsverbod voor gesteunde banken van kracht is, de gesteunde banken desondanks geen enkele schroom hebben gehad In het bieden van hoge spaarrentes. Evenmin heeft SOMO gekeken naar de ontwikkeling van de financieringskosten van banken. Het maakt daarbij een beginnersfout door een relatief hoge hypotheekrente gelijk te stellen aan een hoge 'winst' op hypotheken. Evenmin heeft SOMO gekeken naar eventuele institutionele verschillen tussen de diverse woning- en hypotheekmarkten in de verschillende Europese landen. Tot slot heeft het geen aandacht voor de belemmeringen die sommige banken ondervinden in hun activiteiten, mede als gevolg van het nieuwe toezichtsregime. 8. Onduidelijkheden: op pagina 36 staat: "...SNS (heeft).... flinke verliezen genomen op de vastgoedleningen. Hierdoor is de kapitaalspositie van de bank versterkt". Curieus.
Nuttige achtergrondliteratuur
Ayadi, R., Llewellyn, D.T., Schmidt, R., Arbak, E., & De Groen, W. (2010). Investigating Diversity in the
Banking Sector in Europe: Key developments, Performance and Rok of Cooperative Banks. Brussels: Centre for European Policy Studies. Mooij, J. & WW. Boonstra (eds., 2012), Raiffelsens Footprint. Cooperative Banking in Times of Crisis, VU University Press, Amsterdam
12 6 februari 2013
111> De toekomst van het bankwezen: de visie van de Rabobank
Rabobank
Inleiding In de afgelopen jaren heeft het bankwezen in ons land enkele malen zeer negatief het nieuws gehaald. Er zijn bij meerdere banken serieuze zaken misgelopen, waardoor de sector nu in het midden staat van een maatschappelijk debat over haar toekomstige plaats en rol in de samenleving. Het is terecht dat dit debat wordt gevoerd. Toch moet ervoor worden gewaakt dat het beeld ontstaat dat bij banken alleen maar zaken mis gaan. Banken spelen een grote rol in het economisch verkeer. Zij verstrekken dagelijks leningen aan particulieren en bedrijven. Daarmee bieden zij huizenbezitters niet alleen de mogelijkheid om goede woonruimte te vinden, maar ook om een eigen bezit op te bouwen. Zij helpen bedrijven om hun investeringsplannen te verwezenlijken en handel met het buitenland te financieren. Banken helpen klanten om hun risico's af te dekken en verstrekken hun klanten financieel advies. Daarnaast wikkelen Nederlandse banken dagelijks miljoenen girale betalingen snel, foutloos en zeer goedkoop af. Dit alles is van groot belang voor het functioneren van onze economie. Een moderne economie kan nu eenmaal niet zonder een efficiënte en veilige geldcirculatie. Banken spelen ook een belangrijke rol als verlengstuk en uitvoerder van wet- en regelgeving. Denk daarbij aan wetgeving tegen het witwassen van geld en de Wet Melding Ongebruikelijk Transacties. De grootbanken hebben daarbij een omvangrijk kantorennet waarmee zij de toegang tot financiële dienstverlening in de verste uithoeken van ons land garanderen. Deze notitie bevat de visie van de Rabobank op de inrichting van het Nederlandse bankwezen. Want hoewel er in het bankwezen meer goed gaat dan verkeerd, is het van belang dat het bankwezen wordt herijkt. Bankiers moeten zich herbezinnen op hun activiteiten. De geschiedenis leert dat financiële crises van tijd tot tijd voorkomen, net zoals conjunctuurcycli of crises in de publieke financiën. Maar deze kennis ontslaat ons niet van de verplichting om zoveel mogelijk lessen uit de crisis te trekken. Op zijn minst moeten wij ervoor zorgen dat wij beter zijn voorbereid op de volgende crisis, zodat de maatschappelijke schade ervan kan worden beperkt. De regelgeving moet daarom worden verbeterd en het toezicht daarop moet scherper, om waar mogelijk toekomstige problemen te voorkomen. Dit kan echter alleen als er een samenhangende, heldere en breed gedeelde visie op de rol van het financieel bestel aan het beleid ten grondslag ligt. Want het zou een slechte zaak zijn als het banken onmogelijk wordt gemaakt om hun dagelijkse activiteiten voor hun klanten te blijven verrichten.
Waartoe zijn banken op aarde? Banken, en zeker systeembanken, hebben tot doel de reële economie te dienen. Banken spelen een cruciale rol in het betalingsverkeer en in de kredietverlening aan particulieren, bedrijven en overige instellingen. Zij verzorgen op die wijze de financiële bloedsomloop van de economie. Dit geeft banken en bankiers een dubbele verantwoordelijkheid. Ten eerste moeten zij hun taak verrichten op een wijze die garandeert dat het klantbelang zo goed mogelijk wordt gediend. Continuïteit en dus een langetermijnoriëntatie moet te allen tijde voorop staan. Ten tweede moeten zij ervoor zorgen dat de activiteiten die
1 18 februari 2013
41.
Rabobank
worden gefinancierd ten dienste staan van de samenleving. Daarbij kan, naast de eerder genoemde functies, ook worden gedacht aan financiering van investeringen in duurzaamheid.
Systeembanken hebben een onmisbare nutsfunctie en dragen een grote verantwoordelijkheid Vanwege de centrale rol die banken spelen kunnen zij in een moderne economie niet worden gemist. Dit geldt vooral voor hele grote banken, maar ook voor kleinere banken die op deelterreinen een cruciale functie vervullen. Dergelijke banken, die relevant zijn voor het functioneren van het gehele financieel-economische systeem, worden wel aangeduid als 'systeembanken'. Omdat een overheid het zich vanwege de schade die uit een bancair faillissement voortvloeit niet kan veroorloven om systeembanken failliet te laten gaan, opereren deze feitelijk onder een impliciete overheidsgarantie. Dit verschaft hen een extra verantwoordelijkheid, want als zij zouden falen, heeft de gehele maatschappij daar last van. Daarom stelt de Rabobank het volgende voor: Systeembanken richten zich vooral op klantgerichte activiteiten met een reëel economisch belang De kernfuncties van banken bestaan uit de afwikkeling van het betalingsverkeer, het beheer van spaargelden en het financieren van de economische activiteiten van bedrijven en consumenten. Voor transacties met het buitenland moeten de banken hun klanten de beschikking kunnen geven over vreemde valuta's. Banken moeten in staat zijn om op de financiële markten middelen aan te trekken als de beschikbare hoeveelheid spaargeld onvoldoende is om de kredietverlening te financieren. Dit vereist dat zij de secundaire markt in het door hen uitgegeven schuldpapier moeten kunnen onderhouden. Verder moeten klanten in staat worden gesteld om financiële risico's bij hun bank af te dekken. Denk daarbij aan het afdekken van rente- en valutarisico's. Ook voor het beter beheersen van hun eigen risico's (waarover later meer) moeten banken valuta- en rentederivaten kunnen kopen en verkopen. Klanten van banken die rechtstreeks op de financiële markten geld willen aantrekken door middel van de uitgifte van aandelen en/of schuldpapier moeten hierbij kunnen rekenen op medewerking van hun bank. In dat kader moet hun bank bescheiden posities in deze effecten tijdelijk op de balans kunnen nemen. Tot slot moeten banken ten behoeve van het prudentiële liquiditeitsbeheer een portefeuille van waardepapieren kunnen aanhouden en beheren. De activiteiten van systeembanken moeten dus in beginsel ten dienste staan van hun klanten of voortvloeien uit het risicobeheer van de bank zelf. Want de risico's die uit de klantgerichte activiteiten voor de bank zelf ontstaan, moeten adequaat en professioneel worden beheerd. Risicomanagement is immers een van de belangrijkste competenties waar een bank over moet beschikken. Systeembanken moeten naar mening van de Rabobank afzien van transacties die uitsluitend voor het eigen gewin en zonder klantbelang worden verricht. De te beheren posities zijn een uitvloeisel van klantgedreventransacties of eigen risicobeperking binnen een stringent raamwerk van harde limieten.
2 18 februari 2013
Systeembanken moeten een laag risicoprofiel nastreven
Rabobank
Risicobeheer is een kerncompetentie van bankieren. Zelfs de meest elementaire bank loopt forse risico's en moet dat ook juist doen om de economie te laten functioneren. Het nastreven van een risicoloze bank is dan ook contraproductief. De grootste risico's ontstaan binnen het kernbedrijf van een bank, te weten de kredietverlening (kredietrisico) en uit de looptijd- en rentetermijntransformatie (liquiditeits- en renterisico). Het eventueel splitsen van banken in 'nutsbanken' en 'zakenbanken' levert dan ook in geen van beide categorieën risicovrije banken op. Bij het verlenen van krediet loopt de bank altijd het risico dat een klant niet terugbetaalt. Dit is het kredietrisico, wat een bank kan beheren door behoedzaam te zijn in haar kredietverlening zoals bij het toetsen van de kredietwaardigheid en het vaststellen van zekerheden, door haar klanten te kennen en wel en wee te volgen en door voldoende buffers op te bouwen om verliezen op te kunnen vangen. De looptijdtransformatie betekent dat de looptijd van de bezittingen van de bank (de verstrekte leningen) en de financiering ervan (vooral spaargeld en uitgegeven schuldpapier, zoals obligaties) verschilt. Dit komt bijvoorbeeld doordat de meeste spaarders op elk moment hun spaargeld willen kunnen opvragen, terwijl mensen die een lening hebben afgesloten zeker willen weten dat zij langere tijd over dat geld kunnen beschikken. Een bank moet dus altijd voldoende liquide middelen beschikbaar hebben om op elk moment aan alle opvragingen van tegoeden te kunnen voldoen. Anders zouden banken al gauw het vertrouwen van hun klanten verliezen. Daarnaast kennen de uitzettingen en verplichtingen van banken doorgaans verschillende rentetermijnen. Dit levert renterisico op, dat banken kunnen beperken door deze met derivaten te neutraliseren. Internationale activiteiten in dienst van de klant Het Nederlandse bedrijfsleven is sterk internationaal georiënteerd en heeft wereldwijd bancaire ondersteuning nodig. Het internationale bedrijf van banken moet daarom in staat zijn de buitenlandse activiteiten van hun klanten te faciliteren. Dit verklaart dat een kleine en open economie zoals Nederland, met hoge in- en uitvoerquotes, veelal een relatief groot bankwezen heeft In verhouding tot het bruto binnenlands product. Verder is het van belang dat een bank een bedrijf heeft dat goed over activiteiten en landen gespreid is. Een dergelijke diversificatie van inkomsten en risico's maakt een bank stabieler en dus minder risicovol. Klein is niet per definitie beter Op dit moment klinkt in het politiek-maatschappelijk debat een roep om het verkleinen van banken. Kleine banken zijn echter niet beter of veiliger. Vooral ook kleine banken zijn snel en hard door de crisis getroffen. Omvang biedt mogelijkheden tot diversificatie en spreiding van activiteiten, wat een positieve bijdrage levert aan de stabiliteit. Vanwege de grote vaste kostencomponent in het bankwezen, zoals bijvoorbeeld ICT, zou de dienstverlening door kleine banken daarnaast ook aanmerkelijk duurder warden.
3 18 februari 2013
In de beperking toont zich de meester
Rabobank
Banken bieden ook tal van andere diensten aan hun klanten. Daarbij kan onder meer worden gedacht aan beleggingsadvies, vermogensbeheer en verzekeringsproducten. Deze diensten zijn in de praktijk vaak klant gedreven, maar zij behoren niet werkelijk tot het kernbedrijf van een bank. Banken zullen daarom heroverwegen of zij deze diensten onder eigen vlag moeten aanbieden. Risico's voor de belastingbetaler minimaliseren Bij uitstek systeembanken moeten zorgen dat geen onnodige risico's worden gelopen. De bancaire risico's moeten passen bij het bancaire kernbedrijf, moeten transparant zijn voor de samenleving en moeten zo goed mogelijk worden beheerd. Een bank moet voldoende sterke buffers hebben om eventuele verliezen zelf op te vangen. De risico's voor de belastingbetaler kunnen als volgt worden geminimaliseerd: 1. Systeembanken moeten een voldoende groot eigen vermogen hebben om ook grote verliezen op te vangen. 2. Zij moeten een extra vermogensbuffer aanhouden, bijvoorbeeld in de vorm van 'contingent capital' of converteerbare obligaties (bail in), om klappen op te vangen als het eigen vermogen te ver dreigt af te nemen. Dit extra vermogen moet al worden geactiveerd lang voordat een bank in de gevarenzone is gekomen. 3. De toezichthouder moet mogelijkheden hebben om tijdig en preventief te interveniëren, gebaseerd op duidelijke wetgeving. 4. Banken moeten meer lange funding aantrekken om het looptijdverschil tussen activa en passiva te verkleinen. 5. Banken moeten een ruim voldoende voorraad aan liquide middelen aanhouden om aan de opvragingen van tegoeden te kunnen voldoen. 6. Als banken in de toekomst steun van overheidswege krijgen, behoudt de Staat een `gouden aandeel' dat haar een dubbel dividend garandeert (zie bankenbelasting). 7. De relaties tussen de zogeheten 'schaduwbanken' en het gereguleerde bankwezen moeten door de toezichthouder goed worden gevolgd. Het mag niet meer gebeuren dat systeembanken in gevaar raken door hun afhankelijkheid van financiële banden met niet- of minder gereguleerde financiële instellingen. De nieuwe en fors aangescherpte voorschriften van het Bazels toezichtcomité (BIS 3), de vastlegging daarvan in Europese wetgeving (CRD IV) en de voorgestelde richtlijn over Crisis Management voorzien al.verregaand in deze maatregelen, zeker ook waar het de versterking van de vermogens- en liquiditeitsbuffers betreft. Wat betreft de financiering van de leningenportefeuille zou het voor de Nederlandse samenleving goed zijn als pensioenfondsen een groter deel van het door hen beheerde vermogen zouden aanwenden voor de Nederlandse economie. Dit zou de afhankelijkheid van de grillen van de internationale financiële markten verkleinen. Dit zou echter uitsluitend op marktconforme en dus vrijwillige wijze kunnen worden ingevuld.
4 16 februari 2013
Het klantbelang centraal stellen
Rabobank
De afgelopen jaren is herhaaldelijk gebleken dat niet alle financiële instellingen primair in het belang van hun klanten hebben gehandeld. Sommige beursgenoteerde instellingen hebben zich in de jaren voorafgaand aan de crisis te eenzijdig gericht op het belang van hun aandeelhouders. Dit is voor een bank, en zeker een systeembank, niet gewenst. Om het vertrouwen in de sector te herstellen, is het belangrijk dat in de toekomst alle financiële dienstverleners het klantbelang weer voorop stellen. Dat vergt een andere opstelling, en soms ook een andere cultuur. De sector Is actief bezig hier invulling aan te geven en boekt daarbij grote vooruitgang. Het centraal stellen van de klant is overigens geen sinecure. De belangen van diverse groepen klanten lopen namelijk niet altijd parallel. Daarnaast moet een bank zich er van vergewissen dat een klant zelf niet maatschappelijk onverantwoord bezig is. Het weigeren van een krediet voor het kappen van regenwoud is niet in het belang van de klant (de aanvrager van het krediet), maar wel maatschappelijk verantwoord. 'Het klantbelang centraal stellen' betekent in de praktijk dus vooral dat een bank naar eer en geweten de diverse belangen, zowel die van de klanten als het bredere maatschappelijke belang, moet afwegen en openheid moet geven over de daarbij gemaakte keuzes. Het palet aan producten van een bank moet zijn ontwikkeld vanuit de klantbehoefte, met transparante en eerlijke voorwaarden. Daarbij moeten klanten in staat worden gesteld om hun eigen verantwoordelijkheid beter te kunnen nemen. In ieder geval mag een bank haar klanten geen producten verkopen waarvan zij weet dat die niet in het belang van de klant zijn. Banken moeten transparant en expliciet vaststellen onder welke voorwaarden nieuwe producten aan welke klantengroep worden aangeboden en welke advisering daarbij hoort. De financiële bijsluiters moeten verregaand worden vereenvoudigd. Iedere bank behoort daarnaast een 'Commissie Ethiek' te hebben om het handelen binnen een bank te kunnen toetsen aan een ethisch-moreel kader. Het spreek vanzelf dat een bank die handelt in het belang van haar klanten ook in moeilijke tijden achter hen blijft staan.
Tariefstelling en winstmarge Net als iedere andere ondernemer heeft ook een bank rendement nodig. Dat is nodig om het eigen vermogen te kunnen versterken door winstinhouding of uitgifte van nieuwe aandelen. Alleen dan kan een bank ook in de toekomst de continuïteit van de dienstverlening aan haar klanten garanderen. Toename van het eigen vermogen is bijvoorbeeld nodig om de reële economie te kunnen blijven financieren. Dit impliceert een gematigd jaarlijks rendement. Hoge rendementen zijn doorgaans het uitvloeisel van het nemen van meer risico's en zijn dus niet passend voor een systeembank.
5 18 februari 2013
1 Het interne toezicht bij banken
Rabobank
Voor de stabiliteit van banken is het van groot belang dat de besturing en de interne en externe machtsbalans goed is georganiseerd. Bij een coöperatie als de Rabobank is dit geborgd doordat uiteindelijk de leden, die zelf ook klant zijn, het voor het zeggen hebben. Hoewel dit beleidsfouten niet kan uitsluiten, overbrugt het wel de afstand tussen de beleidsmakers en de belangrijkste stakeholder, de klant. Ook bij banken met aandeelhouders moeten de belangen van alle stakeholders door een raad van commissarissen evenwichtig worden afgewogen. Bij alle banken is het van belang dat het interne toezicht wordt uitgeoefend door een krachtige, deskundige, onafhankelijke en breed samengestelde raad van commissarissen.
Extern toezicht op banken De externe toezichthouders moeten onafhankelijk en met gezag kunnen opereren. Daarbij worden zij gesteund, als zij preventief Ingrijpt bij een bank, door een helder juridisch kader. De toezichthouder moet kunnen handelen zonder de druk van een eventuele juridische vervolging en aansprakelijkheidsstelling. Wel moeten ook toezichthouders achteraf verantwoording afleggen over hun handelen. Het zou de toezichthouders kunnen helpen als zij desgewenst kunnen terugvallen op een in financiële zaken gespecialiseerde rechtbank. Een bancaire verantwoordingsplicht aan het parlement over het gevoerde beleid verdient geen voorkeur. Wel is het denkbaar dat banken halfjaarlijks, aansluitend op de presentatie van de (half-) jaarcijfers, een bijeenkomst beleggen voor geïnteresseerde parlementariërs. Falende bankiers moeten ter verantwoording kunnen worden geroepen. Indien het falen uit verwijtbare handelingen is voortgevloeid moeten zij persoonlijk aansprakelijk kunnen worden gesteld. Bij frauduleuze handelingen ligt strafrechtelijke vervolging voor de hand.
De Europese Bankenunie Een Europees toezicht op het bankwezen is wenselijk, maar alleen op de langere termijn en onder strikte voorwaarden. Haast kan zeer slecht uitpakken. Daarom moeten eerst de volgende zaken worden opgelost: 1) Er zijn in Europa nog veel zwakke banken. De lidstaten moeten eerst hun eigen bankwezen structureel gezond maken. Anders dreigt geld uit financieel sterkere landen, zoals Nederland, te worden gebruikt om zwakke banken elders overeind te houden. 2) Er bestaat in vrijwel alle lidstaten van de EMU een stevige en directe financiële band tussen nationale overheden en banken. Dit betekent dat, als een overheid met haar financiën in de problemen komt deze het bankwezen hierin meesleept en omgekeerd. Zo lang deze situatie, die kan worden verholpen met bijvoorbeeld de inzet van slim vormgegeven Eurobonds, blijft bestaan, zijn Europese garantiemechanismen geen goed idee.
6 18 februari 2013
Rabobank 3) Een bankenunie kan alleen effectief zijn als niet alleen toezicht op de banken, maar ook de bevoegdheid tot ingrijpen (resolutie) en de daarvoor benodigde financiële middelen op Europees niveau zijn georganiseerd. 4) Een bankenunie vergt derhalve een diepere fiscale integratie plus, wil het bijdragen aan de totstandkoming van een werkelijk Europese bancaire markt, een verdergaande harmonisatie van andere voor banken relevante wet- en regelgeving, zoals privacywetgeving, consumentenbescherming en zorgplicht.
Bankenbelasting De bankenbelasting, die bovenop tal van andere iastenverzwarende maatregelen komt, ondermijnt het kredietverlenende vermogen van het bankwezen. De banken zijn voornamelijk aangewezen op het inhouden van hun winst als zij hun kapitaal willen versterken, hetgeen nodig is om de groei van de kredietverlening op peil te houden. Een bankenbelasting is daarom schadelijk voor de klanten van de banken en daarmee de gehele economie. Zowel de kredietverlening aan het midden- en kleinbedrijf (MKB) als aan gezinshuishoudingen dreigt mede hierdoor in toenemende mate onder druk te komen. Verder levert de bankenbelasting, anders dan het aangescherpte toezichtregime waar banken aan worden onderworpen, geen positieve bijdrage aan de stabiliteit van het bankwezen. De Rabobank ziet voor de toekomst een beter alternatief voor de bankenbelasting. Zij stelt voor dat de Nederlandse Staat in de toekomst in alle financiële instellingen die zij moet steunen een 'gouden aandeel' houdt, dat recht geeft op een superdividend zodra deze instellingen hun aandeelhouders dividend gaan uitkeren. Deze benadering heeft ten opzichte van de bankbelasting enkele grote voordelen: 1. Dit dividend wordt pas betaald als de betreffende banken voldoen aan alle door de toezichthouders opgelegde eisen en voldoende winst maken. Daarmee schaadt dit dividend derhalve de kredietverlening niet. 2. Het geeft de betreffende instelling een gezonde prikkel om niet al te snel over te gaan tot het uitkeren van dividend aan aandeelhouders. De daaruit volgende winstinhouding leidt tot sterkere en meer solide banken. 3. Het garandeert de Staat extra inkomsten, en wel op een anticyclische wijze. 4. Het raakt precies die instellingen die de samenleving op kosten hebben gejaagd en het ontziet de andere banken.
Financiële biodiversiteit en de toekomst van banken in staatsbezit De recente crisis heeft aangetoond dat coöperatieve banken in het algemeen stabieler zijn dan commerciële banken. Dit vloeit deels voort uit de aard van hun bedrijf, dat sterk gericht is op het bedienen van consumenten en het midden- en kleinbedrijf. Ook gaan zij in het algemeen voorzichtiger dan beursgenoteerde banken om met het nemen van risico's. In de governance van coöperatieve banken zijn het de leden die hier een doorslaggevende zeggenschap hebben. Hun 'rendement' bestaat vooral uit continuïteit van een kwalitatief goede dienstverlening. Zij gaan daarom voor continuïteit en behoed-
7 18 februari 2013
Rabobank zaamheid. Verder kunnen cooperatieve banken hun eigen vermogen niet aanvullen met de uitgifte van aandelen, maar moeten zij dit verdienen door het inhouden van winst. Het streven naar maximalisatie van de winst op korte termijn, wat gepaard gaat met een hoger risicoprofiel, is derhalve niet in hun lange-termijn belang. Het is voor de stabiliteit van een financieel stelsel van belang dat het banken met een uiteenlopende oriëntatie kent. Financiële biodiversiteit draagt bij aan de kwaliteit van een financieel stelsel. Een divers bestel, dat is opgebouwd uit banken met een uiteenlopende oriëntatie in termen van risicoprofiel, klantoriëntatie, governance, omvang en activiteiten is naar zijn aard nu eenmaal stabieler dan een eenzijdig samengestelde bankensector. De vraag die hierbij opdoemt is die naar de rol die de overheid in het bankwezen moet en kan spelen. De overheid als eigenaar van banken leidt vaak op termijn tot een verzwakking van die banken. Zodra de overheid haar zeggenschap over banken aanwendt voor politieke doeleinden, gaat het vaak mis. Zo concentreert de huidige crisis in het Spaanse bankwezen zich juist op dat deel van het bankwezen dat in handen was van (lagere) overheden. Ook In Duitsland en eerder in Frankrijk heeft overheidsinmenging in het bankwezen tot marktverstoringen en forse schade geleid. Daarom is het beter als de overheid haar belang in eerder gesteunde banken zo snel als mogelijk ook weer afbouwt. Dit laatste geldt uiteraard ook ABN Amro en SNS Reaal, die op dit moment nog volledig staatsbezit zijn. Uiteraard is het aan de politiek om te bepalen op welke wijze zij haar belang in deze banken weer van de hand wil doen. De Rabobank wil er wel op wijzen dat hiervan geen verstoring op de concurrentieverhoudingen in het bankwezen mag uitgaan. Evenmin mogen er nog meer risico's voor de belastingbetaler worden opgebouwd. Het dagelijks beheer van banken in staatshanden is inmiddels op afstand van de politiek geplaatst. De rol van de overheid kan daardoor in de overgangsperiode beperkt blijven tot die van de aandeelhouder op afstand.
Depositogarantie Aan een depositogarantiestelsel (DGS) zitten voor- en nadelen. Het belangrijkste voordeel is dat spaarders zich tot het gegarandeerde bedrag (het garantieplafond) geen zorgen hoeven te maken over de veiligheid van hun spaargeld. Dit bevordert op zichzelf de financiële stabiliteit. De nadelen van een DGS voor de financiële stabiliteit zijn echter ook aanzienlijk. Het vermindert de risicoalertheid van spaarders bij de keuze van de bank waar zij hun spaargeld naartoe brengen. Dit vermindert de discipline die vanuit de spaarmarkt op de banken wordt uitgeoefend, wat op zijn beurt banken er weer toe kan aanzetten om zich risicovoller te gaan gedragen. Ten slotte kan de aanwezigheid van een DGS een aanzuigende werking hebben op slechte banken. Zwakkere banken, die als zodanig door professionele geldverstrekkers worden herkend, zullen relatief hoge spaartarieven bieden om onder dekking van het DGS toch aan voldoende middelen te komen. Als het misgaat bij een slechte bank slaan de kosten hiervan neer bij de goede banken en hun klanten en uiteindelijk de belastingbetaler.
8 18 februari 2013
Rabobank Academisch onderzoek leert dat de balans tussen voor-en nadelen verschuift naarmate het garantieplafond hoger wordt. Hoe hoger dit plafond, hoe groter de nadelen. Vanaf een zeker niveau gaan de nadelen overheersen. Het huidige plafond van C 100.000 is vanuit stabiliteitsoogpunt te hoog. Andere sinds 2008 doorgevoerde hervormingen, zoals het instellen van een ex-ante gefinancierd stelsel met een naar risico gedifferentieerde premieheffing, gaan overigens wel in de goede richting. Bepaalde zaken kunnen nog worden aangescherpt: 1) De premiedifferentiatie van het nieuw te vormen ex ante fonds moet een betere afspiegeling vormen van het risicoprofiel van de deelnemende banken. 2) Voor de financieel-economische stabiliteit en voor de concurrentie op de spaarmarkt zou het een goede zaak zijn als het garantieplafond van C 100.000 bij eerstvolgende revisiedatum wordt teruggebracht naar C 50.000. Dan zijn de kleine spaarders nog steeds in afdoende mate beschermd, maar wordt de werking van de spaarmarkt verbeterd. 3) De toezichthouder moet zowel bij als na toelating de stabiliteit van de deelnemende banken strak in de gaten houden. 4) Banken die warden gedekt door het DGS moeten zich, net als systeembanken, niet bezig houden met omvangrijke handelsactiviteiten voor eigen rekening.
Beloningsbeleid Hoge bonussen kunnen tot verkeerde besluiten leiden. Hoewel de beloningen bij Nederlandse banken in het algemeen bescheiden afsteken bij die in het buitenland, weerklinkt ook in ons land de roep tot matiging. Berichten, als zouden de beloningen in de financiële sector structureel veel te hoog zijn in verhouding tot die van vergelijkbare functies buiten deze sector, zijn ongenuanceerd en de werkelijkheid is veel gedifferentieerder. Daarom doet de Rabobank doorlopend onderzoek naar haar relatieve beloningsniveau ten opzichte van relevante functies elders. De Rabobank onderschrijft het belang van een gematigde loonkostenontwikkeling en onderzoekt tevens de mogelijkheden om het hanteren van het instrument van de variabele beloning zoveel mogelijk terug te dringen. Wel wijst zij er op dat de loononderhandelingen plaats dienen te vinden tussen de betreffende sociale partners. De Rabobank heeft haar visie op het beloningsbeleid vastgelegd in een document 'Visie op belonen'. Dit document kan worden gedownload van de website (www.rabobank.n1). Het variabele inkomen van een bankmedewerker zou naar mening van de Rabobank beperkt moeten zijn en gebaseerd moeten zijn op een breed scala aan prestatieindicatoren. De huidige inperking van het variabele inkomen voor bestuurders tot 25% van het vaste inkomen wordt door de Rabobank gesteund. Ook zouden systeembanken geen beloning in de vorm van aandelen(opties) moeten verstrekken. Die geven het management van een bank immers de verkeerde prikkels, doordat hun eigenbelang éénop-één gekoppeld wordt aan dat van slechts één groep stakeholders: de aandeelhouders. Voor een bank, als doorgeefluik van geld, moeten juist alle stakeholders belangrijk zijn. Voor zover banken hoogwaardige specialisten moeten aantrekken - waarbij zij concurreren op de internationale arbeidsmarkt, waar andere inkomensnormen gelden met als gevolg dat in incidentele gevallen de variabele beloning hoger zal liggen - moeten
9 18 februari 2013
Rabobank de betreffende inkomensafspraken in nauw overleg met de toezichthouder gestalte krijgen en goed worden ingebed in een transparant beloningsbeleid. Verder is het een goede zaak dat een bonus van een zogeheten 'claw-back' optie is voorzien. Het aantal activiteiten waarvoor dergelijke specialisten nodig zijn moet bij een systeembank zo veel mogelijk worden beperkt.
Tot besluit Het Nederlandse bankwezen heeft een eeuwenoude traditie van degelijk bankieren. Het heeft in de loop der decennia tot op de dag van vandaag een wezenlijke bijdrage geleverd aan de welvaart van ons land. De kosten van de door de banken geleverde producten en diensten hebben in ons land traditioneel tot de goedkoopste ter wereld behoord. De afgelopen jaren is het stelsel echter op onderdelen wezenlijk ontspoord. Hoewel de oorzaak van de financiële crisis voor het overgrote deel buiten ons land heeft gelegen, hebben ook Nederlandse banken serieuze lessen te leren. Het bankwezen maakt een steile leercurve door en er is al heel veel ten goede gekeerd. Maar willen de banken ook in de toekomst hun rol binnen economie en samenleving op een adequate wijze kunnen vervullen dan is het ook nodig dat in de sector voldoende ruimte blijft bestaan voor innovatie en ondernemerschap. Als deze ruimte teveel wordt ingeperkt door een grote stapeling van wet- en regelgeving dan komt de sector blijvend onder druk te staan. Uiteindelijk betaalt de economie als geheel daar de prijs voor. Ook de samenleving moet daarom zich bezinnen op de wezenlijke vraag: wat kunnen en mogen we verwachten van ons financiële bestel? Met een gedeelde visie op de rol van banken, een sterker gestructureerd bankwezen en met de geleerde lessen in het achterhoofd zijn alle voorwaarden aanwezig om de Nederlandse banken hun dienende rol voor economie en samenleving ook in de toekomst succesvol te laten vervullen.
Voor nadere informatie: Team Public Affairs. Telefoon: 030 - 21 68132 of mail: publicaffairs(arn.rabobank.nl
18 februari 2013
10 18 februari 2013