EUCHARISTIE
God dank Pagina 1
EUCHARISTIE 3 – We vieren de zondag – Voor de viering begint – Het kerkgebouw waarin we ons bevinden 13 Introïtus 17 De groet 18 Schuldbelijdenis, Kyrie 20 Gloria in excelsis Deo 21 Openingsgebed 22 De Bijbel gaat open – Eerste lezing – Psalm – Tweede lezing – Alleluia – Evengelie 31 Preek 33 Credo 34 Voorbeden
37 Offerande – Offergang – Opheffing van brood en wijn – Bewieroking – Handwassing – “Bidt broeders …” – Offergebed 42 Eucharistisch gebed – Prefatie – Sanctus en Benedictus – Het eucharistisch gebed – Consecratie en acclamatie – Doxologie – Katholiek en apostolisch 51 Breking van het Brood, de communieritus – Onze Vader – Gebeden om verlossing en vrede – Vredeswens – Het brood wordt gebroken, Agnus Deï – Communie 60 Afsluiting – Naar het tabernakel – Slotgebed – Zegen en wegzending Pagina 2
We vieren de zondag Katholieke mensen komen op de zondag naar de kerk.
Daar vinden ze elkaar rond het altaar. Er wordt gebeden, uit de Bijbel gelezen, er wordt geofferd, er wordt brood en wijn gedeeld. Meestal wordt er gezongen en muziek gemaakt. Oude symbolen en eigentijdse woorden kunnen elkaar afwisselen. Er zijn Latijnse vieringen, jongerenvieringen, meditatieve vieringen, Taizé-diensten, plechtige missen en gezinsmissen. Maar: elke eucharistie is in wezen dezelfde feestelijke bijeenkomst. De belangrijkste gebaren en rituelen zijn op alle plaatsen in de wereld overal het zelfde. Ze zijn door alle eeuwen heen eender gebleven. Ook wordt er ieder zondag wereldwijd, in een driejarige cyclus, in iedere kerk dezelfde teksten uit de Bijbel gelezen. In deze eenheid herkennen katholieken elkaar. Deze eenheid heeft ook alles te maken met ons geloof in wat we op de zondag vieren.
Door de eeuwen heen is in de liturgie veel veranderd, maar de belangrijkste onderdelen en symbolen, teksten en gebaren zijn hetzelfde gebleven. Ze zijn uitdrukking van wat de kerk altijd en overal in diepste gelooft. Pagina 3
Eucharistieviering: Jezus komt op bezoek Eigenlijk is het iedere zondag de dag dat Jezus tot stomme verbazing van Zijn rouwende vrienden door gesloten deuren bij hen binnenkwam. Hij die dood gewaand werd, gruwelijk vermoord was, komt de zaal van het laatste avondmaal binnen. Hij groet hen met een kennelijk voor hem typische groet: “Sjaloom, vrede voor jullie”.
Elders, bij Emmaüs, zocht Hij twee van zijn vrienden op. Ze herkenden Hem niet. Ze waren overtuigd dat hij dood was. Onaangekondigd neemt Hij de rol van gastheer op zich. Hij neemt het brood dat er ligt. Hij breekt het op Zijn typische wijze. Hij neemt een beker wijn, dankt God, en reikt Hem over aan zijn leerlingen. En dan herinneren ze Zijn woorden: “Dit brood is Mijn gebroken lichaam en deze wijn is Mijn bloed.” Het zijn de woorden die Hij sprak op de avond voor Zijn lijden. Voor hen is het weer Witte Donderdag. Maar wonderlijk moeten ze op dat moment ook weer Goede Vrijdag ervaren hebben. Toen Zijn lichaam gebroken en verminkt werd en toen Hij zijn bloed gaf voor Zijn missie van een vrede en liefde die alleen van God kan komen. We weten van die eerste zondag wat er bij de leerlingen gebeurde. Niet alleen gesloten deuren gingen open. Ook ogen gingen open, monden, oren, en vooral harten. Men zag en hoorde hoe deze gebroken mens in Zijn dood niet door God vergeten was. De beste en trouwste mens die deze wereld gekend had, was voor hun ogen vermoord. Ze hadden gezien hoe Zijn lichaam verminkt was. Ze hadden Zijn bloed zien vloeien. En met Zijn dood was ook hun geloof en hoop gestorven. Pagina 4
Maar nu hoorden ze zijn stem weer: “Vrede voor jullie, sjaloom”. En de woorden van de avond voor Zijn dood klonken: Mijn gebroken lichaam zal jullie brood zijn … Mijn vergoten bloed zal jullie wijn zijn … jullie zullen leven en er zal feest zijn! Want God bestaat. Hij is er ook nog. Op Pasen zul je zien, als de zon opgaat, dat God geen mens verloren laat gaan in een eeuwige dood. God zal Zijn zon over mij en over jullie en over alle gekruisigden laten opgaan. Ze herkenden Hem. Harten werden warm, gingen weer branden. God bestaat. Over ons leven zal de dood niet heersen. Liefde zal het winnen van haat, vreugde van droefheid. Want God is er ook nog! Wat de eerste leerlingen die zondag meemaakten, maken we nog steeds mee, iedere zondag! Iedere zondag verzamelen we ons rond de tafel van Witte Donderdag. Een tafel die Jezus gemaakt heeft tot een tafel van de vrede van de eeuwigheid. Het is de tafel geworden van het feest van het leven naar waar we allemaal onderweg zijn. Voor veel mensen is het het land van voorbij de horizon. Een toekomst waar je alleen maar middels een gedicht, een lied of een stuk muziek van kan spreken of zingen. Symbolen en
rituelen zetten ons op het spoor van wat Jezus noemde: het Rijk Gods. Hoe prachtig zien we dat al niet in de architectuur die die zaal van Witte Donderdag in alle eeuwen en op zoveel plaatsen heeft gekregen. Nu eens is het een zaaltje in het ziekenhuis waar we mogen vermoeden en geloven hoe Jezus zich één voelt met alle zorg en pijn die daar is. Dan weer een prachtige kathedraal met een koepel die de hemel over ons doet welven. Zo vieren we iedere zondag, overal en altijd, het feest dat Jezus weer in ons midden komt. Soms door de gesloten deuren en harten van onze maatschappij, van ons eigen leven heen. Zijn vredesgroet opent onze oren en ogen, monden en harten. In het breken van het brood herkennen we Hem. En we zeggen God dank: Eucharistie ‘Dank u wel’ betekent dit Griekse woord. “Laten we God dank zeggen” zingen we in de viering. Want de gekruisigde leeft. Hij is in ons midden.
Pagina 5
Eucharistie vieren is de vrede van de hemel vieren. Bij het binnenkomen van de kerk komen we dan ook de hemel binnen. In de kerk van Nes a.d. Amstel is dat traditiegetrouw boven de hoofdingang afgebeeld. Christus op zijn troon heet ons welkom in Zijn Koninkrijk. De heiligen staan om Hem heen.
De kerk betredend scharen we ons tussen de groten van weleer en tussen onze eigen lieve doden.
Kruisjes met de namen van de gestorvenen in De Kwakel.
Pagina 6
Voor de viering begint We vieren dus iedere zondag het feest van de overwinning op de dood en het kwaad. Het is iedere zondag Pasen! Toch krijgt elke viering zijn eigen ‘verhaal’. Ieder zondag wordt er een ander verhaal uit de schrift gelezen. Deze stukjes uit de Bijbel geven een jaar lang ook letterlijk ‘kleur’ aan de liturgie.
Voor de viering begint zal de koster de kerk aan die kleur aanpassen. Vrijwilligers versieren de kerk met passende bloemen.
Viering in kleur In de tijd voor kerstmis en Pasen kleurt de liturgie zich paars. We lezen teksten die ons oproepen tot inkeer, tot bezinning over het verdriet van veel mensen, over het kruis dat Jezus met hen meedraagt. Op de grote feesten en de zondagen na die feesten is wit of zelfs goud toon aangevend. Met Pinksteren en op dagen dat we martelaren gedenken en dus juist ook op Goede Vrijdag is alles rood. Op alle andere zondagen dragen pastores groen en is de kerk in die kleur versierd. Het is de kleur van de hoop.
Voor de viering worden de gewaden van de pastores in de sacristie klaar gelegd. (Nes a.d. Amstel) Pagina 7
Liturgisch gewaad De pastores bekleden zich met de gewaden. Die gewaden maken duidelijk dat niet zij de voorgangers zijn, maar dat het Christus is die de gastheer is. Bovendien maken die gewaden duidelijk dat het voorgaan in de liturgie niet een individuele opdracht is van een individuele pastor. Iedere priester, diaken, bisschop, pastoraal werker of werkster en iedere leek die geroepen is om in een kerkdienst voor te gaan, doet dat in verbondenheid met elkaar, met alle gelovigen. Net zo als de burgermeester middels zijn ambtsketen laat zien dat hij enerzijds de koningin én anderzijds de gemeente vertegenwoordigt, zo laat de pastor middels zijn stola, kazuifel, dalmatiek, insigne, mijter en staf zien dat hij enerzijds Christus en anderzijds Zijn kerkgemeenschap representeert. Deze taak moet hem of haar dus uiterst bescheiden maken, voorzichtig in het spreken, nederig in het voorgaan.
Installatie van de diaken door de deken. (Uithoorn) De diaken draagt de stola over de linker schouder. Bij bisschop en priester hangt deze in twee banen recht naar beneden. Meestal wordt over of onder de stola kazuifel of dalmatiek gedragen.
Pagina 8
Het kerkgebouw waarin we ons bevinden Meestal ontgaat het ons. Het kerkgebouw symboliseert de kerkgemeenschap van mensen. Kijkt u maar eens om u heen. Apostelkruisjes Iedere kerk heeft, keurig over de muren verdeeld, 12 hecht ingemetselde kruisjes. Bij ieder kruisje is een lichtje. Dit lichtje brandt maar een paar keer per jaar. Met name op het feest van de dag dat de kerk gewijd is. Deze 12 kruisjes en lichtjes duiden de apostelen aan. De apostelen staan om ons heen en scharen zich met ons om het altaar.
De apostelkruisjes in de kerk van Uithoorn en in de kerk van Nes a.d. Amstel
Pagina 9
Altaar Het altaar versymboliseert Christus. In de allereerste christentijd gingen de leerlingen op de graven van hun vermoorde familie en vrienden het feest van de verrijzenis vieren. Op de grafstenen werd het brood gebroken en de wijn gedeeld. Met Christus waren hun liefsten vermoord. Met Christus zouden ze opstaan. In de grafstenen werden middels vijf kruisjes de wonden van Christus gekerfd. De wonden van zoveel mensen. Het zijn de littekens die naar wij geloven geheeld zijn. Tot op de dag van vandaag kent ieder altaar deze vijf kruisjes en wordt er in ieder altaar een overblijfsel van een gestorvene bewaard. De kruisjes ingehakt in het altaar (hier in Uithoorn) versymboliseren de wonden van Christus en de kruisen en kruisjes van ons mensen.
Er is ook altijd een relikwie van een gestorvene in het altaar ingemetseld. Dit is een herinnering aan de tijd dat de eucharistie op de graven van de martelaren gevierd werd. We vieren het leven, dat het wint van elk verdriet, van elk kruis en ieders dood.
Zo is het altaar niet zomaar een tafel. Het is de plaats waar Christus is en waar alle gekruisigden en gestorvenen zijn, het is de tafel van Witte Donderdag, de berg van Goede Vrijdag en de troon van de Hemel. Daarom staat in een katholieke kerk het altaar op een verhoging (de Calvarieberg, de hemel). Daarom worden er in een katholieke kerk op de altaartafel zelf geen onnodige versiering of attributen geplaatst. Bloemen en kaarsen worden liefst om de tafel heen gezet. Pagina 10
De eerste steen, de hoeksteen van de kerk
Op deze steen van de kerk in Uithoorn staat “Tot eer van de Eerste onder de eerstelingen”.
Het kerkgebouw versymboliseert de levende gemeenschap van gelovigen, de kerk. Wij mensen vormen immers de levende stenen van de Nieuwe Tempel. Méér dan in de dode stenen van zelfs de mooiste kathedraal, méér dan in goud en zilver, wil God wonen onder mensen die elkaar trouw zijn als broeders en zusters. Het altaar is het symbool van het hoofd van de kerkgemeenschap: Christus. Maar iedere kerk kent nog een symbool voor Christus. Met een verwijzing naar psalm 118 heeft Christus zichzelf “De Hoeksteen” van de kerkgemeenschap genoemd. Ieder kerkgebouw heeft zo’n hoeksteen of ‘eerste steen’ waarop heel het bouwwerk rust. Pagina 11
Kerk … samen Bij de ingebruikname van een kerk komt de bisschop zelf om de apostelkruisjes en het altaar in een uitgebreide ceremonie te zalven en te wijden. Verderop wordt er nog op ingegaan hoe in de viering zelf het altaar met eerbied omgeven wordt. Het wordt gekust en bewierookt. Hier is Christus. En om hem heen staan de apostelen. Ook Maria is er. De vele heiligen die we met name kennen. Hun beeltenissen sieren wanden en pilaren. We zullen onze eigen lieve doden noemen. We weten dat ook zij in ons midden zijn. Want in de kerk vieren we de eeuwigheid, de opstanding. In het kerkgebouw valt het heden niet alleen samen met Witte Donderdag, Goede Vrijdag en Pasen – duizenden jaren geleden – het valt ook samen met de toekomst die we tegemoet leven … de voltooiing van het koninkrijk van de vrede, het Rijk Gods, de Hemel.
Daarom zijn we in de kerk samen met allen die ons zijn voorgegaan. En daarom zijn we in de kerk samen met allen die waar ter wereld ook zich rond het altaar verzamelen. Eenheid en verbondenheid, wereldwijd en eeuwenlang, kenmerkt ons katholieken.
Pagina 12
Introïtus
… de viering begint
… we komen binnen
Kruisteken met water, vidi aquam
(Uithoorn) In de paaswake wordt het doopwater gewijd. Gedurende de paastijd worden we iedere zondag aan het begin van de viering met dit water besprenkeld. Pagina 13
Doopsel In het doopsel getuigen we ervan dat we geloven in Christus. Met Hem zijn we ondergedompeld geweest in het water. Water is bron van leven. En tegelijkertijd kunnen we er ook in verdrinken. Daarmee is water voor mensen van alle tijden het symbool geworden van ons bestaan hier op aarde. We zullen niet ten onder gaan in alles wat ons kan overkomen omdat we vastgehouden worden door God en door de lieve mensen die Hij ons geeft. Dit geloof gaat aan de eucharistie vooraf. Na het doopsel wordt de gedoopte feestelijk de kerk ingebracht. Nu kan hij als gelovige de hemel, het koninkrijk van liefde en leven, tegemoet gaan en deelnemen aan de grote maaltijd. Tot voor kort stond daarom de doopvont in alle kerken achter in de kerk bij de hoofdingang. In de oudste tijden was de doopvont zelfs op het plein voor de kerk gesitueerd in een aparte doopkapel.
Om ons aan onze doop te herinneren en het geloof wat we daarmee belijden nog eens te bevestigen maken we voor we de kerk betreden een kruisteken met doopwater. In de paastijd welke tot Pinksteren duurt worden we als gelovige gemeenschap allemaal aan het begin van de viering met het doopwater besprenkeld. Het koor zingt dan het feestelijke ‘vidi aquam’ of een Nederlands lied waarin het verrijzenis geloof van onze doop uitgezongen wordt.
In Uithoorn staat de doopvont traditiegetrouw bij de ingang van de kerk.
Wijwaterbak in de kerk van De Kwakel. Pagina 14
Iedere zondag en iedere eucharistieviering is dus Pasen vieren. En tegelijkertijd heeft ook iedere zondag een eigen verhaal, een eigen kleur. Vanouds klinkt het eigen feest van de zondag al meteen door in het openingslied, het ‘introïtus’, meestal een psalm of Bijbeltekst. Vroeger zong de kerk deze liederen in het Latijnse gregoriaans.
De introïtus … pastores en assistenten gaan feestelijk de kerk in. Het kruis gaat voorop. (Kerk aan de Schans in Uithoorn)
De eerste woorden van het gezang geven de zondag een naam. De ouderen onder ons weten nog precies welke zondag, zondag ‘Gaudete’ was en welke zondag ‘Laetare’ was. Het merkwaardige is dat in vele protestantse kerken, zeker in het buitenland, de zondagen nog steeds zo genoemd worden. Pagina 15
Tijdens het zingen van het introïtus komen de voorgangers binnen. Dienaren ragen processiekruis en kaarsen. Zij worden bij het altaar geplaatst. De diaken draagt het evangelieboek. De lectoren dragen de andere Bijbelboeken. Als het gebroken Brood in het tabernakel voor in de kerk op of bij het altaar bewaard wordt, dan knielt eenieder. Staat het tabernakel elders dan maakt men voor het kruis bij het altaar een buiging. De pastores groeten het altaar met een kus. Het is een groet en eer allereerst aan Christus en vervolgens aan alle gestorvenen met wie we ons verbonden voelen. De relieken in het altaar spreken van hun aanwezigheid. Zo groeten we de tafel van de hemel! Het evangelieboek wordt op een mooie lezenaar geplaatst of op het altaar neergelegd. Bij grote feesten wordt het altaar nu zelfs bewierookt.
Pagina 16
De groet Het kruisteken wordt gemaakt. We herinneren ons er aan dat we hier zijn in de naam van God: Vader, Zoon en Heilige Geest. Onze hulp is bij Hem die hemel en aarde gemaakt heeft. In de protestantse kerken wordt hier nog die oude belijdenis aan toegevoegd: “En Hij zal niet laten varen het werk Zijner handen”. God is onze Vader. Hij heeft ons en onze wereld geschapen. Hij zal ons niet in de steek laten. In dit vertrouwen zijn we bij elkaar gekomen rond de tafel van de opperzaal wachtend op Christus, die leeft. En dan klinkt de groet van Paasmorgen. “Genade zij u en vrede”. Christus is in ons midden.
(De Kwakel)
Aan het begin van de viering klinkt: “Genade zij u en vrede. ” In deze groet klinkt de groet van Jezus door. Met deze woorden begon Paulus zijn brieven. Het is de groet van de kerk geworden. Pagina 17
Schuldbelijdenis, Kyrie
We vragen om vergeving en ontferming
Petrus had gelogen “Ik ken die Jezus niet”. De anderen waren bijna allemaal weggevlucht. Jezus’ woorden van hoop, geloof en liefde waren vergeten. En zo is het nog maar al te vaak. We zijn soms bang. Dan weer gaan we de nood van mensen uit de weg. We zeggen en doen verkeerde dingen. We kwetsen en beschadigen mensen. Dat doen we met elkaar als kerk. Dat doen we ook als individuele mensen die Jezus in hun leven willen volgen. Toch willen we met een goed hart voor Christus staan. We vragen God en elkaar om vergeving. Het ‘mea culpa’ klinkt. Nu breekt het Kyrie aan. Het Griekse “Kyrie eleison” verraadt hoe oud dit gedeelte van de liturgie is. Hier klinkt nog de taal van het oude keizerrijk. Het Grieks was de taal van het keizerlijk hof en de internationale wereld in die dagen. In een litanie van gebeden vragen wij mensen om ontferming over onze wereld, onze kerk, ons eigen leven en het leven van de mensen die ons lief zijn.
Het Kyrie is het eerste zogenaamde ‘vaste gezang’ van de liturgie. Ook het Gloria, het Sanctus en het Agnus Dei behoren tot die vaste gezangen. Deze liederen keren steeds weer terug. De ouderen onder ons zingen het gregoriaans nog ingetogen mee. De grote componisten van alle tijden hebben deze gezangen uitbundig op muziek gezet. Vroeger hoorde hier ook de geloofsbelijdenis, het Credo, bij. Maar in de dertiger jaren van de vorige eeuw bepaalde de paus, dat het slechts in het gregoriaans gezongen mocht worden. Meerstemmige muziek was niet geëigend voor een gezang waarin heel de gemeenschap haar geloof belijdt. Iedereen dient het Credo mee te zingen.
Pagina 18
De pastor gaat voor in het vragen om ontferming en vergeving. Hij representeert een kerkgemeenschap die onvolkomen is en Gods hulp hard nodig heeft. Eigenlijk zou hij dit gedeelte van de viering vooraan moeten staan tussen de gelovigen, samen buigend voor God. Ouderen onder ons weten nog hoe de pastores bij dit gedeelte van de viering onder aan de altaartrappen stonden met de gelovigen gericht op kruis en altaar. Na de schuldbelijdenis klinkt het “misereator’: “Moge de almachtige God zich over ons ontfermen …”
“Kyrie” betekent “Heer”. In het wereldse Rome was dat de aanspreektitel van de keizer. Als hij zijn audiëntiezaal, de basilica, binnenkwam begonnen mensen meteen hun vragen om hulp te roepen: “Kyrie eleison”, “Heer help mij, help ons”. Toen de keizer van Rome rond het jaar 350 naar Konstantinopel uitweek, werd de bisschop van Rome, noodgedwongen, degene bij wie de mensen om hulp kwamen vragen. De bisschop wees naar boven en sprak: “Niet ik maar Christus is onze Heer.“
Pagina 19
Gloria in excelsis Deo Wetend dat God ons vergeven zal, helpen zal en ons naar eeuwig leven zal geleiden, wil de kerk Hem nu lof zingen. We nemen de woorden in de mond die de engelen zongen in de kerstnacht. Boven de kribbe van Christus klonk dat God door Christus ons die vrede zal geven waar de wereld zo op hoopt. Een vrede die wij zo moeilijk maken kunnen. “Et in terra pax hominibus” “Vrede op aarde aan de mensen die Hij liefheeft.”
In de meer ingetogen vieringen van de advent en de veertigdagentijd en bij begrafenisvieringen vervalt het Gloria. Maar met des te meer luister wordt het gezongen op Witte Donderdag en in de Paasnacht. Dan klinken alle bellen en klokken. Luidt en blij zingt de kerkgemeenschap uit dat die vrede van Gods koninkrijk door de dood heen breekt. Het kruis van Christus is verleden tijd. Ook ons kruis is al overwonnen.
Ook dit gezang stamt uit de oudste tijden van de kerk. Het is misschien nog ouder dan het Griekse “Kyrie”. Het klinkt als een psalm, een joodse lofzang. Wellicht dat het nog stamt uit de tijd dat de eerste christenen joden waren en God wilden lof brengen op de wijs en de toon die ze vanuit de synagoge kenden.
Pagina 20
Openingsgebed Nu gaan we bidden … ’oremus’. Uiterst kort en kernachtig, soms zelfs in één zin, wordt God herinnerd aan wat Hij gezegd, beloofd of gedaan heeft. Het is datgene wat we deze zondag zullen horen in de Bijbelteksten die gaan klinken. Met een beroep daarop wordt vervolgens gebeden dat dat wat we deze zondag zullen horen ook voor ons gerealiseerd zal worden: ”God, Gij die toch beloofd hebt, God die ons verlost hebt, wees nu ook trouw aan u zelf en help ons”. Dat is de kern van het openingsgebed.
Pagina 21
De Bijbel gaat open De Kwakel
Uithoorn
De Bijbel is Gods Woord. In het evangelieboek is Christus werkelijk tegenwoordig. Hier spreekt hij tot ons. Het boek ligt altijd open op een mooie plaats. Onder de viering wordt het met alle eerbied gedragen, bewierookt, omhoog geheven en soms zelfs gekust. Pagina 22
De eerste lezing Zoals eens de apostelen en de vrouwen in de opperzaal, de Emmaüsgangers, de Ethiopische hofbediende en de eerste christenen, zo gaan ook wij de joodse Bijbel lezen, de Tenach, het Oude Testament. Hier zoeken we de bronnen op van wat ons van ouds beloofd is. We weten ook hoe de eerste volgelingen van Jezus gewoon op de sabbath naar de synagoge gingen om de schriften te lezen en te bestuderen. Ongetwijfeld spraken ze met hun joodse medegelovigen over Jezus. Hoe alles wat met Jezus gebeurd was wortelde in hun eeuwenoude geloof. Toen ze niet meer welkom waren in de joodse gemeente en toen ook niet-joden christen werden, zochten ze hun eigen zalen en zaaltjes op. Nog steeds beginnen we in de kerk met het openslaan van het Oude Testament. Het is de eerste lezing. Soms ook lezen we uit de Handelingen van de apostelen of uit de Apocalyps, boeken door Lukas en Johannes geschreven om ons christenen te bemoedigen.
(De Kwakel)
Pagina 23
Het tweede Vaticaans concilie heeft benadrukt dat in de eucharistie héél de gemeenschap viert. Het mag niet een ceremonie zijn van alleen pastores en misdienaars. Het is daarom voorgeschreven dat er een lector moet zijn. En dat moet iemand uit de geloofsgemeenschap wezen. Zo is het niet toegestaan dat een priester of diaken de lezingen doet.
De psalm Deze eerste lezing wordt gevolgd door een psalm die bij de lezingen aansluit. Ook deze psalm is een voorgeschreven Bijbeltekst. Hij wordt beurtelings met de kerkgangers gebeden of gezongen.
En … waarom zouden kinderen niet kunnen lezen? Pagina 24
De tweede lezing We kunnen ons voorstellen hoe deze eerste christenen in hun samenkomsten na het bestuderen van het Oude Testament ook het commentaar wilden horen van de grote apostelen die hen tot het geloof gebracht hadden. Vol aandacht werden de brieven voorgelezen die hen toegestuurd waren. Het waren brieven geschreven niet alleen door Paulus, maar ook door Petrus, Jacobus, Johannes en Judas (niet de verrader, maar de andere apostel Judas ).
Zo ging het in de eerste tijden en zo gaat het nog steeds. We luisteren naar hoe onze voorouders God in hun leven ervaren hebben. Hoe ze hierover nagedacht hebben. Hoe ze dat gevierd hebben.
In de kerk van Uithoorn Pagina 25
Het Alleluia Tenslotte gaan we allemaal staan. Het Alleluja klinkt. Het Evangelieboek (Evangeliarium) wordt feestelijk aangedragen. Zo mogelijk vergezeld van kaarsen en wierook. Nu komt immers Christus zelf aan het Woord. Hij gaat in eigen persoon de Schrift uitleggen. Het zal een ‘Evangelie’ zijn. Dat wil zeggen een Blijde Boodschap. Zoals eens bij de Emmaüsgangers komt Christus ook ons tegemoet. Hij zal ons vertellen dat Hij leeft. Dat Zijn dood en Kruis overwonnen is. En dat dat ook met ons en onze wereld zal gebeuren. Alleen in de veertigdagentijd zingt men bij het aandragen en tonen van het evangelieboek een gezang zonder Alleluia.
Pagina 26
Het evangelie Het evangelie wordt voorgelezen door de diaken. Als die er niet is doet de bisschop het of de priester. De diaken is vanouds woordvoerder, verkondiger of boodschapper. Op de oude fresco’s en mozaïeken in Italië, wordt de diaken altijd afgebeeld met het evangelieboek in de hand. Ook is hij op deze oudste afbeeldingen gekleed als de “Angelos”, de engel uit de hemel. En jawel … “angelos” betekent boodschapper. In dat woordje herkennen we ook het woordje “ev-angelé”. De diaken vertegenwoordigt in het lezen van de Blijde Boodschap Christus zelf. Christus brengt zijn boodschap aan de mensen.
In de oude liturgie werd het evangelie altijd aan de noordkant van het altaar gelezen, waarbij de diaken nog eens extra schuin in de richting van het noorden ging staan. Dat is immers de kant van het kille en het donkere. Het licht en de warmte van Christus moet gebracht worden aan allen die in duisternis zijn.
Op veel oude fresco’s en mozaïeken zien we de engelen als diakens gekleed. (Of zijn het diakens die als de ‘angeloi’ van het koninkrijk Gods afgebeeld worden?) Zij krijgen op deze mozaïek het evangelieboek aangereikt door de evangelisten. Op de foto zien we de afbeelding van een adelaar. De adelaar is vanouds het symbool van de evangelist St. Jan. Pagina 27
Zoals strakjes in het breken en delen van Brood en Wijn Christus herkend mag worden, zo is Hij ook nu aanwezig bij het voorlezen van het Evangelie. Het concilie zegt dat ook hier sprake is van een “realis praesentia”, een werkelijke tegenwoordigheid. Veel betekenend begint het voorlezen dan ook met “De Heer zal bij U zijn”. Net zo min als de priester het Brood en de Wijn straks zomaar op een bordje zou leggen, is het evenmin passend om het evangelie voor te lezen vanuit een klapper, stencil of misboekje. Het Evangelieboek is een prachtig boek, dat met alle eerbied omgeven wordt. Het wordt bewierookt, teken van Gods aanwezigheid. Het wordt gekust en omhoog geheven. Soms wordt het in een processie aangedragen en weer weggebracht. Jammer is het dat we verleerd zijn om het evangelie te zingen, zoals dat vroeger ging en zoals dat in het buitenland op veel plaatsen nog volop gewoon is. Nimmer zal het evangelie in een viering ontbreken.
Mozaïek in de kerk van Cosmas en Damianus te Rome, 6e eeuw De evangelisten staan vaak afgebeeld op de vier hoeken van de kerk. Is er een koepel, dan rust deze bijna altijd op vier zuilen met afbeeldingen van de adelaar (Johannes), de mens (Mattheüs), de leeuw (Marcus) en het rund (Lukas). De kerk, de hemelkoepel, onze toekomst rust op de woorden van Jezus zoals deze vier evangelisten het hebben opgeschreven. Pagina 28
In het evangelie is Christus ‘werkelijk tegenwoordig’. Hij is het die tot ons spreekt. Kaarsen worden aangedragen. Het boek wordt omhoog geheven en na het lezen gekust. We gaan staan. Soms is er wierook.
De Kwakel
Uithoorn
Pagina 29
Volgens een strikt eeuwenoud en wereldwijd leesrooster zijn de gedeeltes uit Mattheüs, Marcus, Lucas en Johannes over drie jaren verdeeld. Het evangelie van de zondag maakt de kern uit van de liturgie, bepaalt de andere lezingen, de gebeden en de gezangen. Dat wat Christus ons die zondag heeft te zeggen staat centraal. Het evangelie wordt besloten met een acclamatie. De gelovigen zingen hun instemming met de woorden van Christus uit. Brengen Hem lof, danken God en bidden dat deze woorden alle kwaad in ons en onze wereld mogen wegnemen.
kathedraal van Brno In veel kerken in Tsjechië wordt het evangelieboek op het Tabernakel geplaatst. Ook hiermee wordt uitgedrukt hoe Christus aanwezig is in het Evangelie. Pagina 30
De preek De preek of de verkondiging is niet zomaar een toespraak of een Bijbeluitleg, hoe welsprekend of deskundig dan ook. Bisschop, priester en diaken zijn de handen opgelegd. Daarmee zijn ze ambtsdrager geworden. De gelovigen van alle tijden en alle plaatsen vertrouwen hen toe om namens de kerk gezagvol te spreken. Zoals een rechter of een burgemeester, wanneer zij hun ambtsonderscheiding dragen, namens de koningin en de Nederlandse staat kunnen spreken, zo is dat ook bij de ambtsdragers in de kerk.
kunnen zijn. Want de preek is bedoeld om te bemoedigen en te inspireren . Een preek mag ook corrigerend zijn of profetisch. Maar zeker wanneer een pastor voor zo’n strenge preek kiest, zal hij altijd moeten beseffen dat hij de eerste onder zijn eigen gehoor is!
Dit beseffend, moet dat de pastor zeer bescheiden maken in wat hij wil zeggen. Nooit mag het zijn eigen persoonlijke privéovertuiging zijn die hij verkondigt. Als hij zijn eigen opvatting wil uiten zal hij dat er altijd bij moeten vertellen. Bij de voorbereiding op de preek zal de pastor zich ook altijd moeten verdiepen in wat de kerk over het onderwerp zegt. Het is dan een hele opgaaf om woorden en visies van eeuwen zo te vertolken dat ze voor mensen van vandaag troostend en inspirerend Pagina 31
De mooie preekstoelen van vroeger getuigen ervan dat de preek een wezenlijk onderdeel is van de Eucharistie. Het is meer dan een “overweging” of “schriftuitleg”. Het is verkondiging. De woorden van Christus die we gehoord hebben zijn door de eeuwen heen uitgelegd. Rekening houdend met hoe deze woorden verstaan zijn en hoe ze ook elders in de wereld uitgelegd worden dient de predikant ze nu eigentijds aan de gelovigen te verklaren en voor te houden als troost en bemoediging.
de preekstoel van de kerk in Nes a/d Amstel
Pagina 32
Credo “Credo”, “Ik geloof”. Met deze woorden begint de officiële geloofsbelijdenis. Gedeelten van deze belijdenis vinden we al terug in brieven van de apostelen. Het is dan ook een belijdenis die wortelt in de oudste tijd van de kerk. Wanneer we in de tekst gaan ‘spitten’ om te kijken wat er allemaal staat en wat het allemaal betekent, is dat een bijna onmogelijke opgaaf geworden voor de gewone gelovigen. En toch is het een monumentaal stuk. Het is als een prachtig dak van een eeuwenoude kathedraal. We mogen als gelovigen, hoe verschillend we ook zijn, onder deze tekst schuilen. Deze woorden geven rooms-katholieken en protestanten, orthodoxen en anglicanen de ruimte om samen het geloof van eeuwen te belijden.
Het uitspreken of uitzingen van het Credo is een plechtige bevestiging van alles wat gehoord en gezegd is. Alle aanwezigen dienen de tekst te kunnen zingen of te kunnen uitspreken. Meerstemmige zang is dan ook niet toegestaan (net als bij het Onze Vader). Iedereen gaat staan. De geloofsbelijdenis wordt praktisch en alleen op de zondag uitgesproken. In doordeweekse eucharistievieringen vervalt hij.
Natuurlijk moeten we ons wel hoeden voor vergissingen … ”Katholieke kerk” betekent hier “de gemeenschap van christenen van alle tijden en van alle plaatsen”. En “de gemeenschap van de heiligen” betekent “de gemeenschap van alle gedoopten, op aarde en in de hemel”. Pagina 33
Voorbeden De liturgievernieuwing na het 2e Vaticaans concilie heeft de voorbeden in ere hersteld. In de loop der eeuwen waren deze uit de Romeinse liturgie verdwenen. Alleen op Goede Vrijdag werden ze nog gebeden. Maar in die Goede Vrijdagse voorbeden kunnen we nog de aloude beginselen van deze gebeden herkennen. De priester of bisschop nodigt uit tot gebed voor kerk, burgerlijke gemeenschap, gelovigen en ongelovigen, mensen in nood. De diaken roept dan op om te gaan knielen. In stilte bidden de gelovigen voor de intentie die de voorganger noemde. De diaken nodigt uit om weer te gaan staan. Vervolgens vat de voorganger de gebeden van de gelovigen in een plechtige tekst samen. Dit herhaalt zich vele malen voor vele intenties. Op de gewone zondagen is dit nu vereenvoudigd. De pastor kondigt het begin van de gebeden aan en sluit ze met een gebed af. Een lector of andere vertegenwoordigers van de parochie gaan nu in de gebeden voor. Er is veel vrijheid in de vormgeving. Toch mag er op een paar dingen gelet worden.
De diaken nodigt de gemeenschap uit hun gebeden voor elkaar aan te dragen.
(Uithoorn) Pagina 34
De voorbeden zijn gebeden voor mensen, kerkelijke en onkerkelijke mensen. Het is dus een vraaggebed. Het is geen gebed om God te danken voor iets of iemand. Dat gebeurt in het hooggebed van de eucharistie zelf. De gebeden dienen kort en kernachtig te zijn, zonder allerlei toevoegingen die iets moeten uitleggen of detailleren. Eigenlijk mag elk gebed niet langer zijn dan één enkele zin.
Mensen uit de gemeenschap bidden voor elkaar en voor deze wereld. Ieder is uitgenodigd om te bidden!
Na het uitspreken van de gebedsintentie moet er ruimte zijn voor de gelovigen om in de stilte van het eigen hart dit gebed voor God neer te leggen. Er dient dus voorkomen te worden dat in een sneltreinvaart al deze gebeden elkaar opvolgen, slechts onderbroken door een dan onvermijdelijk tot sleur geworden “Heer onze God, wij bidden U verhoor ons. ” Pagina 35
Het is onduidelijk of de voorbeden nog tot het eerste gedeelte van de viering, de Woorddienst, behoren. De Woorddienst wordt eigenlijk besloten in het gezamenlijk zingen van het Credo. Met het uitspreken van onze gebeden voor allerlei mensen, zijn wij al bij het aandragen van de offergaven gekomen. In de oosterse liturgie bidt de priester de grote litanie voor kerk en wereld tijdens het klaarmaken van het aangedragen brood op het altaar. Op veel plaatsen kopen gelovigen zelf een hostiebrood bij de bakker of in een stalletje achter in de kerk. Zij geven dit brood voor de viering aan de priester en vragen dan om een voorbede of een intentie. In dit gebruik zien we hoe voorbede en offerande bij elkaar horen. Toch is het ook zo dat in een dienst zonder Eucharistie of Communie de viering heel goed besloten kan worden met het uitspreken van de voorbeden. Deze worden dan samengevat in het Onze Vader. En dat is dan, voor zegen en wegzending, het einde van de dienst.
In Uithoorn en in De Kwakel wordt bij ieder gebed een kaarsje aangestoken. Elders wordt ook wel wierook gebrand (“Moge met deze rook onze gebeden opstijgen tot voor de troon van God…”) (Hier: De Kwakel)
Pagina 36
De offerande De offergang In onze westerse kerk is de offergang in de loop der tijden gereduceerd tot het ophalen van wat geld en het aandragen van een klein kannetje wijn en wat water. Vaak staat het brood al op het altaar. Toch is dit het moment waarop wij gelovigen met daden laten zien wat er in de geloofsbelijdenis beleden hebben. We willen ons met het offer van Jezus verenigen. Jezus gaf Zijn leven. Hij wilde deze wereld bevrijden van het kwaad. Straks als het brood gebroken wordt en de wijn gedronken wordt, wordt dit voor ons en onze wereld actueel. Wij willen ons bij Hem aansluiten. Ook wij kunnen ons helemaal geven aan onze roeping om deze wereld Gods Koninkrijk te laten zijn. We hoeven niet bang te zijn voor óns offer. Liefde en goedheid zullen het altijd winnen! Nota bene. In communievieringen en in woord- en gebedsdiensten is er ook meestal een collecte. Deze collecte wordt dan bij voorkeur aan het einde van de dienst gehouden. Het heeft niet het karakter van een offergang zoals bij de eucharistie.
Wat zou het prachtig zijn als in de levende liturgie van vandaag weer een echte offergang zou kunnen ontstaan. Ik denk aan mijn ervaring bij de allerarmsten in de sloppenwijken van Afrikaanse steden als Johannesburg en Bulawayo. De collecte duurt daar zeker een uur. Straatgewijs brengen de gelovigen naar voren wat ze ingezameld hebben: zeep, spijsolie, meel, maïs. Zingend en dansend wordt het voor het altaar neergelegd. De diaken of priester zegent het. Na de viering wordt het naar de huisjes gebracht waar de mensen er behoefte aan hebben. Tijdens de offergang zingt de kerk het zogenaamde “offertorium”. Dit is meestal een Bijbeltekst uit een van de lezingen van deze zondag.
Men spreekt dan ook niet over het aandragen van de gaven. Het gaat dan puur om het ophalen van geld voor een goed doel. Pagina 37
Offerande … Brood en wijn en gaven voor de parochie worden aangedragen
(kerk aan de schans in Uithoorn) Van ouds speelt de diaken een grote rol bij deze offergang. Oorspronkelijk waren de diakens de belangrijkste bestuurders van het bisdom. Ze waren de directe assistenten van de bisschop. Zij hadden de verantwoordelijkheid voor de inkomsten en de uitgaven. Daarbij stond vooral de zorg voor de armen voorop. Nog steeds is het de diaken die de offergaven aanneemt, de tafel klaar maakt … Straks zal hij de gewijde gaven ook gaan uitdelen. Pagina 38
De opheffing van brood en wijn Als er een diaken is, is hij het die het altaar klaarmaakt. Er wordt een zuiver witte doek uitgevouwen op het altaar gelegd, de corporale. Op deze doek komt het Lichaam (het “Corpus”) van Christus te liggen. Vervolgens worden er een paar druppels water bij de wijn gevoegd. Dit is een oude noodzaak. Vroeger was de wijn veel stroperiger en sterker dan tegenwoordig. Het bijbehorend gebed vertolkt hoe de gelovigen deze noodzaak ook als een symbool gezien hebben van Christus goddelijkheid en menselijkheid. Het brood dat in de westerse kerk gebruikt wordt is ongerezen. Jezus vierde op Witte Donderdag het joodse paasfeest. Tijdens de sédermaaltijd van dit feest eten de joden het brood van de woestijn, de matze, het ‘Tranenbrood’ wat ze op hun vlucht uit Egypte meegenomen hadden. Staan brood en wijn gereed, dan heft de priester dit op en prijst God omwille van de vrucht van de wijnstok, omwille van het brood wat uit de aarde voortkomt, heel de schepping. Op de avond voor zijn lijden heeft Jezus met nagenoeg dezelfde woorden God gehuldigd. Want ook dit gebed wortelt in de joodse traditie van het paasmaal.
De katholieke kerk gebruikt opgerezen brood. Het is het brood dat Christus op tafel had bij zijn laatste avondmaal. Het was die avond de avond voor Pasen. En dan hebben de gelovigen matze op tafel. Het is het ‘tranenbrood’ wat ze in Egypte en in de woestijn moesten eten. Pagina 39
Bewieroking Als de gaven gereed gemaakt zijn, kan in feestelijke vieringen de bewieroking volgen. De gaven worden bewierookt, het kruisbeeld, het altaar en de mensen. Deze bewieroking is een eerbetoon aan Christus die onder ons is.
fresco in klooster in Roosendaal
Wierook is een eerbetoon aan God. Het doet ons de hemel ruiken! Aan het altaar zijn we met God en de hemel verbonden.
(Uithoorn)
Opvallend is dat engelen gekleed zijn als diakens. Wat de diakens hier op aarde doen, doen de engelen in de hemel. Zij zijn boodschappers. Hun boodschap is het bericht waar heel de mensheid op mag wachten: God is de koning! Zij dragen vervolgens zorg voor de mensen. Zij bewieroken en brengen God lof!
Pagina 40
De handwassing
Offergebed
Voordat Jezus met zijn vrienden het paasmaal vierde hebben zij de handen gewassen. Het is een onderdeel van de liturgie van de joodse maaltijd. Jezus heeft toen gebeden
Dit gebed is het belangrijkste gebed over de aangedragen gaven.
“Geprezen zij U God, onze God, Koning der wereld, die ons door Uw geboden geheiligd hebt en ons hebt voorgeschreven de handen voor de maaltijd te wassen.”
Luidt bidt de priester, in aansluiting op het evangelieverhaal van de zondag, dat alles wat wij van onszelf willen geven en alles wat wij doen aanvaardt mag worden.
Het is een symbool geworden dat we geheel en al schoon willen zijn om het paasmaal van Christus te kunnen vieren. De priester bidt een gedeelte uit psalm 25, “Lavabo …” “Met de onschuldigen was ik mijn handen en ga rond Uw altaar Heer”.
“Bidt broeders …” “Orate fratres …” De priester nodigt de kerkgangers uit mee te bidden dat dat wat we God willen aanbieden (onszelf!), tot welzijn mag strekken van onszelf en van geheel de kerk. Pagina 41
Het eucharistisch gebed of groot dankgebed Prefatie
“Alle krachten en machten die staan voor uw troon.”
Uiterst plechtig kondigt de priester nu het grote dankgebed aan. De gregoriaanse zang van deze aankondiging is zo sterk dat het de reformatie overleefd heeft. Wanneer rooms-katholieke gelovigen een lutherse vering in Scandinavië of de verenigde staten bijwonen of ergens op de wereld een viering van de anglicaanse kerk bezoeken zal men direct de wijs van zingen uit de eigen Latijnse viering herkennen. De gelovigen worden opgeroepen om God te gaan danken: “sursum corda”, “verheft uw hart”. We sluiten ons aan bij alle krachten en machten in de hemel en op aarde, bij alle engelen en aartsengelen die staan rond Gods troon en zonder ophouden het ‘Heilig, Heilig, Heilig’ zingen. ” Eucharistievieren is dus niet zomaar een viering op zondagmorgen in een parochiekerk. Dit uur gaan we onze aansluiten bij de dank die heel de schepping God voortdurend brengt. We danken God omdat Hij ons het leven geeft, ons volmaakt geluk zal brengen,
Nes a/d Amstel
dat kwaad overwonnen wordt, dat zelfs de dood voorbij zal zijn. Zijn rijk van vrede dat in de hemel al aangebroken is, zal ook hier op aarde zich doorzetten. We zullen als broeders en zusters in alle goedheid met elkaar leven als kinderen van de Vader. We mogen dat geloven, omdat we het bij Christus hebben zien gebeuren. Pagina 42
Als we dit beseffen, realiseren we ons ook hoe bizar we soms in de parochies over ons liturgisch aanbod kunnen spreken. Het is immers volkomen irrelevant wie de voorganger is, wie de kerkgangers zijn, welk koor er zingt, hoe het kerkgebouw eruit ziet. Relevant is slechts dat we ons uiterste best doen om ons zo mooi, oprecht en goed mogelijk aansluiten bij de grote lofzang op God en het leven dat hij ons geeft.
Dat zal zich in een kathedraal anders tonen dan in een wankel gebouwtje in een sloppenwijk. En natuurlijk mogen jongeren en kinderen dat op hun eigen toonwijze doen, en natuurlijk kan dat zowel in Latijn als in Engels. Maar wanneer ‘de harten omhoog zijn’ is er in wezen geen verschil.
Het grote dankgebed wordt gebeden. De priester houdt de handen geheven. Het is een gebaar dat uitdrukt dat hij namens heel de gemeenschap bidt. Het gebaar stamt nog uit de Romeinse tijd van voor het christendom.
(Uithoorn) Pagina 43
Sanctus en Benedictus Het eerste gedeelte van deze lofzang is een lofzang die nog steeds in de synagoge op zaterdagmorgen klinkt. Christus zelf heeft het ongetwijfeld iedere sabbat gezongen. Het is een bijbels lied (Jes.6.3). In het jaar 115 besloot de paus dat de christenen dit lied met elkaar moesten zingen alvorens het grote dankgebed begon. Het is daarmee het oudste stuk “samenzang” in de liturgie. In het “Sabaoth”, (“Menigten”) en in het “Hosannah” (“Help toch”) klinkt nog het Hebreeuws door van de synagoge. Prachtig is het ons te realiseren dat in het woordje “Hosanna” de naam van Jezus doorklinkt: “God redt”!
Het “Benedictus’’ volgt dan ook direct op het Sanctus. Geprezen zij God om Hem die in Zijn naam komt om ons te redden. Dit ”Benedictus“ is een citaat uit het evangelie van palmzondag (Matth. 21,9), de dag dat we Christus’ intocht in Jeruzalem gedenken. Daar zou gaan gebeuren wat wij nu in de liturgie gaan vieren. Hij zal “In naam des Heren” komen en Zijn leven gaan geven. En Hij zal opstaan uit de dood. De menigte langs de straat zong bij Zijn aankomst Hem het Hosanna toe. En ze wisten wat ze zongen “Hosanna”, ”redt toch”, “Jezus”, “God redt”. Wij sluiten ons bij de menigte aan.
Pagina 44
Het eucharistisch gebed Het eucharistisch gebed is de kern van de viering. Om dit gebed komen we bijelkaar! Met grote eerbied wordt het gebeden. Soms zelfs wordt het gezongen. Wanneer het kan, knielen we of staan we eerbiedig.
We bidden om de Geest, die van God komt en die Jezus bezielde. We bidden dat die Geest ook ons zal bezielen en ons zal maken tot één mensheid van liefde. Vader, Zoon en Geest worden altijd genoemd.
Het is een gebed tot God de Vader, die we bedanken om Jezus, Zijn zoon. Hij heeft met Zijn kruisdood en Zijn opstanding ons laten zien dat alle boosheid en dood van deze wereld zal verdwijnen. Het gedeelte van het gebed waarin we gedenken alles wat Jezus gedaan heeft noemen we de ‘anamnese’.
Biddend en dankend doen we wat Jezus gedaan heeft. We schuiven aan aan de tafel van Witte Donderdag. We geloven dat dat ook de tafel van de hemel is, het Rijk dat ons wacht! Het is de tafel waaraan heel de christenheid zich zet al eeuwen lang en op zoveel plaatsen. Nogmaals bidt de priester om de H. Geest. Zijn handen uitstrekkend boven brood en wijn bidt hij dat Gods Geest dit brood en deze wijn mag maken tot Lichaam en Bloed van Christus. Hoe belangrijk en wezenlijk deze “epiklese” is daarvan getuigen de oosterse kerken. Voor hen is dit gebed om de H. Geest net zo belangrijk als de consecratie. Eucharistievieren is niet alleen Witte Donderdag gedenken en de tafel van de hemel vieren. Het is óók Goede vrijdag.
missaal van Uithoorn
Traditiegetrouw staat er in het grote misboek van de priester bij het tafelgebed altijd een afbeelding van Calvarië. Pagina 45
Consecratie en acclamatie Centraal in dit gebed staat de consecratie. De priester spreekt de letterlijke tekst uit die Jezus op de avond voor Zijn lijden uitsprak. Hij neemt daarbij het brood en zegent het. Ook neemt hij de beker met wijn en zegent ook deze beker. En we beleven Goede Vrijdag … Zijn gebroken Lichaam, Zijn vergoten bloed.
Net als bij het evangelie, toen we Hem herkenden in Zijn Woord, wordt dit moment ook gevierd met het aandragen van licht en wierook. Er kan gebeld worden. En de kerkgangers bevestigen hun geloof in de acclamatie … “Heer Jezus, wij verkondigen uw dood en wij belijden tot Gij wederkeert dat Gij verrezen zijt.”
En we weten dat Hij leeft. Want al doende herkennen we Hem. Hij is in ons midden!
Consecratie (Uithoorn)
Pagina 46
Hoe belangrijk dit moment ook mag zijn, de consecratie mag nooit los gezien worden van de gehele eucharistie.
(Nota bene: dit breken gebeurt dus niet onder de consecratie, maar strakjes voor het te communie gaan!)
Er is géén consecratie zonder offerande en er kan géén consecratie zijn zonder straks het brood te gaan breken.
De priester toont de geconsacreerde wijn.
(Uithoorn) Pagina 47
Doxologie Het gebed loopt uit op en krijgt zijn hoogtepunt in de bijzonder plechtige slotzin, die we “de doxologie”, “de lofzegging”, noemen: “Door Hem en met Hem en in Hem zal uw Naam geprezen zijn, Heer onze God, almachtige Vader, in de eenheid van de heilige Geest, hier en nu, en tot in eeuwigheid.“ In een feestelijk, soms zelfs driewerf en meestal gezongen ‘Amen’, bevestigen de aanwezigen het gebed van heel de kerk.
Ook deze doxologie is, net als het gebed om de H. Geest, minstens zo belangrijk als de consecratie. Om dit prijzen van God is immers heel de eucharistie, ja heel de zending van Christus begonnen!
Op dit moment heft de priester het gezegende brood, de diaken heft de beker met wijn. Deze opheffing is ouder dan de opheffing tijdens de consecratie. Ook dat is een getuigenis van het belang van deze doxologie.
Pagina 48
Katholiek en apostolisch Omwille van de eenheid die we op dit moment in de kerk vieren … onze verbondenheid met onze medegelovigen van alle tijden en alle plaatsen, gaat de kerk uiterst zorgvuldig om met héél dit grote dankgebed. Ze waakt erover dat dit gebed een uitdrukking blijft van eenheid. Ze is huiverig om eigen teksten in dit gebed in te lassen, laat staan om de gelegenheid te geven zelf een gebed door een plaatselijke gemeenschap te laten componeren. Hoe mooi dit gebed voor die plaatselijke kerk ook mag zijn … het zou ook gebeden moeten kunnen worden door gelovigen ver weg of door gelovigen in totaal andere tijden. De eenheid op dit moment van de kerk van de eeuwen horen we terug in de namen van de groten van weleer. We scharen ons aan de tafel bij Maria en de apostelen en de martelaren en de heiligen van alle tijden. Maar we noemen ook onze eigen lieve doden en bidden dat zij aan deze zelfde tafel in de hemel mogen staan. De eenheid wereldwijd wordt uitgedrukt in het noemen van de namen van paus en bisschop. We krijgen de gelegenheid om ook de mensen te
noemen met wie wij het leven delen. En zo bidden we dat ook wij in onze dagen verzameld mogen worden tot dat ene heilige volk. Eucharistievieren is uitgetild worden boven plaats en tijd. Verleden en toekomst komen in het heden samen. Oost en West, Noord en Zuid het is allemaal ‘hier’ en ‘nu’. Deze beleving van eenheid is het kenmerk van ‘katholiek’ zijn en ‘apostolisch’ zijn. ‘Katholiek’ betekent immers ‘algemeen’ of ‘overal’ en ‘apostolisch’ betekent dat wij de kerk van de apostelen zijn, uitgedrukt in de opvolging van de bisschoppen in wat wij de apostolische successie noemen, de kerk van altijd. Deze katholiciteit en apostoliciteit laten het de bisschop zijn die dit gebed voorbidt! Wanneer de bisschop er niet kan zijn is dit aan de priester gedelegeerd. De voorganger bidt dit gebed dus niet alleen. Hij doet het omdat zijn wijding hem tot ambtsdrager gemaakt heeft. En het wezenlijke van iemand die een ambt bekleedt is dat hij spreekt en handelt namens een gemeenschap die hem daartoe uitdrukkelijk gemachtigd heeft. Pagina 49
Deze eenheid noopt ons dus ook heel zorgvuldig om te gaan met al die elementen die naast het noemen van de eenheid, altijd en overal wezenlijk zijn voor dit gebed: het danken, het vragen om de H.Geest, de herinnering aan Christus sterven en verrijzen, het letterlijk uitspreken van de woorden van Jezus op Witte Donderdag.
Minder wezenlijk, maar ook met zeer veel zorgvuldigheid gehanteerd en altijd de eenheid van de kerk beogend, zijn er allerlei eeuwenoude en overal geldende afspraken over gebaren en rituelen, attributen en kleding. Zo houdt de priester zijn handen tijdens het bidden van met name dit gebed geheven, een gebaar dat nog stamt uit de Romeinse tijd. Het drukt uit dat hij namens de kerk bidt.
Op de dag van Pasen. Verschijnt Jezus aan twee leerlingen. Zijn vrienden herkennen Hem niet. Vol teleurstelling zijn ze op weg naar huis. De man in wie zij geloofd hadden is vermoord en dood. Als een vreemdeling spreekt Jezus hen aan. Al gaande weg legt deze ‘vreemdeling’ de vrienden uit dat alles gegaan is zoals voorzegd was. Nadat Hij hen de schriften uitgelegd had gingen ze aan tafel. Toen Hij voor hen het vertrouwde gebaar maakte van het zegenen en breken van het Brood herkenden ze Hem. Na Witte Donderdag was dit de eerste Eucharistieviering. De schriften werden uitgelegd. Brood en Wijn werden gezegend en gedeeld. De verrezen Heer werd herkend. Dit gebeurde in het plaatsje Emmaüs. Boven het altaar van de kerk in De Kwakel hangt hiervan de afbeelding. De parochie in Uithoorn is naar dit gebeuren vernoemd. Pagina 50
Breking van het Brood , de communieritus Onze Vader Na het feestelijk “amen” van het grote dankgebed, en voordat het brood gebroken gaat worden, gaan alle kerkgangers het gebed bidden dat Jezus ons zelf geleerd heeft. Vaak wordt het gezongen. Het is het begin van de communieritus.
Bij een Woord- en Communieviering In een Woord en Communieviering begint hier normaliter de ritus van het communiceren. Er is géén offerande, géén aandragen van offergaven, géén prefatie en géén tafelgebed. Met het Onze Vader kunnen de voorbeden afgesloten worden. Eigenlijk is er dus geen collecte voor het communiceren. Na een korte inleiding wordt het geconsacreerde Brood plechtig, vaak met kaarsen en wierook, eventueel onder het zingen van een lied, uit het tabernakel gehaald en op het altaar geplaatst. Meestal gebeurt dit direct voor het Onze Vader.
Tabernakel met ciborie in de kerk van De Kwakel en de kerk van Nes a/d Amstel. De ciborie met het geconsacreerde brood wordt bij een communieviering feestelijk de kerk ingedragen.
Pagina 51
De bisschoppen stimuleren ons om de vredesgroet bij een communieviering te houden nog vóór het Brood op het altaar geplaatst wordt. In de liturgie van de oudkatholieke, anglicaanse en lutherse kerken wordt de vredeswens ook altijd vóór de dienst aan het altaar aan elkaar gegeven. Zo was het ook in de oudste tijden. Bij een communiedienst schaart men zich in principe weer aan de tafel van de eucharistie. Men voegt zich weer bij de Kerk, die overal en altijd, de maaltijd viert. Natuurlijk is het veel beter om de viering in één grote ceremonie van dankzegging te houden. Maar de kerk heeft altijd de mogelijkheid open gehouden het geconsacreerde Brood te bewaren om het in noodsituaties met elkaar te kunnen delen. Het gaat dan om gevangenen en zieken die niet naar de kerk kunnen komen. Ook bestond er wel een traditie van communievieringen op bepaalde dagen door de week. Een communieviering op zondag voor een gewone kerk is ongekend in de geschiedenis. Bij een communieviering is het belangrijk dat de relatie met de gehele eucharistie zichtbaar blijft. En belangrijk is dat de communieviering niet een vervanging wordt van de eucharistie. Het moet écht
een noodsituatie blijven. In de praktijk van veel parochies kunnen we ons soms afvragen of die nood wel echt zo groot is dat een communieviering gerechtvaardigd is. Moeten er écht in het weekend (én zelfs op feestdagen) op zoveel plaatsen zoveel vieringen zijn? Wat is daar het argument voor? Soms bestaat de indruk dat het zingen van een koor en het bij elkaar komen in een vertrouwd kerkgebouw op een vertrouwde tijd belangrijker is dan het geloof dat we fundamenteel met elkaar willen delen. Het is niet verwonderlijk dat bisschoppen hier vragen bij gaan stellen.
Wanneer het H. Brood in het Tabernakel aanwezig is brandt de godslamp.
Pagina 52
Gebeden om verlossing en vrede
Vredeswens
Er volgen enkele gebeden om verlossing en om vrede. Opvallend is dat het gebed om vrede rechtstreeks tot Jezus gericht is
Nadat de priester de vredesgroet van Jezus heeft laten klingen, nodigt de diaken uit om elkaar vrede te wensen. Het is de
“Heer Jezus Christus, die tot Uw apostelen gezegd hebt …” Dit is een nieuw moment in de liturgie. Bij het grote dankgebed hebben we gevierd dat de gekruisigde Jezus leeft en in ons midden is. Alle gebeden tot nu toe waren tot de Vader gericht. Dit gebed is een roep tot Jezus zelf die als de verrezen Heer op de dag van Pasen door de gesloten deuren van die eerste kerk wist heen te breken om met Zijn vredesgroet in ons midden te komen.
“Vrede van Christus” die we elkaar toewensen en aan elkaar doorgeven. De vrede van de hemel, het Koninkrijk van God, die deze wereld niet maken kan. Soms is dat letterlijk voelbaar in de kerk. Want niets menselijks is ons vreemd. Er kunnen verdrietige spanningen zijn tussen mensen. Ook mensen die zich op dat moment in de kerk bevinden. Ook zij zullen elkaar de hand moeten reiken, hopend en biddend dat gesloten harten zich zullen openen. Elkaar op dit moment uit de weg gaan of elkaar willen vermijden door naar een andere viering te gaan is voor een gelovige een onmogelijkheid. Als je werkelijk gelooft dat je ook met hen die elders kerken aan dezelfde tafel staat kun je elkaar niet uit de weg gaan. Dan kun je slechts elkaar een hand geven en bidden dat de vrede van de Hemel de pijn van menselijk kwaad en onvermogen zal wegnemen. Pagina 53
Het brood wordt gebroken, Agnus Deï “Het breken van het brood” zo werd in de oudste tijden de Eucharistieviering genoemd. We kennen deze term al vanaf de dag van Pasen. Op de avond van die dag herkenden de Emmaüsgangers Hem bij “het breken van het brood”. Het is een zeer belangrijk moment in de liturgie. Tijdens het breken laat de priester een stukje brood in de wijn vallen. Hij zegt daarbij dat Lichaam en Bloed niet langer gescheiden zijn. De Heer leeft!
Vroeger nam dit breken veel tijd in beslag. In de oudste tijden werd het brood tijdens het uitdelen gebroken. Op veel plaatsen wil men dit belangrijke moment in de liturgie meer accentueren. Het is in de loop der tijden immers wel erg minimaal geworden dat slechts de hostie van de priester gebroken wordt. Daarom kiezen veel parochies er voor om meerdere grotere hosties te gaan gebruiken, die dan ook inderdaad zichtbaar gebroken moeten worden om met kerkgangers te kunnen delen. “Zie hier het lam Gods dat wegneemt alle zonden van de wereld.” Met deze woorden had Johannes de Doper Jezus al aan de mensen getoond. Jezus is het nieuwe paaslam.
Op het moment dat de hogepriester in de tempel een onschuldig lammetje aan God offerde, stierf Jezus aan het kruis. Net als bij het paaslammetje zouden ook Zijn beenderen niet gebroken worden en was Zijn bloed een teken van redding uit de dood. “Heer ik ben niet waardig dat Gij tot mij komt …” zei de Romeinse soldaat toen Jezus aankondigde dat Hij naar zijn huis zou komen om zijn dochtertje te genezen. communieviering in De Kwakel
Wij zeggen het deze ongelovige (?) na … “spreek slechts een woord en ik zal gezond zijn” Pagina 54
Gedurende het breken en delen van het Brood zong men vroeger als een litanie het ”Agnus Dei” “Lam Gods”. Nu is ook dit gezang geminimaliseerd en beperkt tot twee aanroepen om het kwaad onder ons weg te nemen en om ontferming. In een derde bede sluit de kerk haar gebed om vergeving af met de roep om vrede: “Dona nobis pace”. Die aanroep sluit natuurlijk aan bij het gebed om vrede en bij de vredeswens die we elkaar gegeven hebben. Het is wederom een gebed tot Christus om zich over ons te ontfermen en ons vrede te schenken. Christus wordt nu aangesproken met “Lam Gods”. Hij is het nieuwe offerlam geworden. De evangelist Johannes beschrijft hoe Jezus op het moment dat de hogepriester het offerlam in de tempel slacht Christus aan het kruis sterft. Geen beenderen worden gebroken en een lans doorspiest Hem. Heel het verschrikkelijke gebeuren op Calvarië rijmt op wat er op datzelfde moment gebeurt op die andere berg in Jeruzalem.
Pagina 55
Er is een nieuw offerlam, nu een mensenkind, een Zoon van God als geen ander, die alles goed maakt. Terwijl Hij zelf volkomen onschuldig was, heeft Hij alle kwaad en zonde van deze wereld op zich genomen. Bij het begin van Zijn zending wees Johannes de Doper Hem al aan als het “Lam Gods, dat wegneemt alle zonden van deze wereld. “
In bijna alle kerken van de eerste eeuwen wordt Jezus afgebeeld als een Lam tussen zijn eigen schapen. Hij is de eerste van de kudde. Opvallend is dat Hij afgebeeld wordt als het kleinste schaap. Hij wil immers de minste zijn! (hier in de S.Cecilia in Rome, 9e eeuw). Opmerkelijk is ook dat Jezus zowel “herder” als “lam” of “schaap”genoemd wordt. Zo is Hij ook tegelijkertijd “koning” en “dienaar”, “Heer” en “slaaf”.
Met deze woorden van de Doper toont nu de priester het brood aan de gelovigen en nodigt hen uit tot de communie. De gelovigen antwoorden met eveneens een citaat uit de schrift: “Heer, ik ben niet waardig …” Zelfs in de oudste catacomben van Rome (2e en 3e eeuw) zien we Jezus tussen schapen. Al wordt soms terecht gezegd dat dit de heidense god Apollo is, toch weten we dat de afbeelding van deze god al zeer spoedig voor Jezus gebruikt werd. Pagina 56
Een bijzonder detail is dat we het ongerezen brood dat we in de liturgie gebruiken “Hostie” noemen. Dit woordje betekent “Offerdier”. Ook hier is dus een verwijzing naar het lammetje van de tempel. We mogen ons realiseren dat een paar jaar na de dood van Christus de tempel verwoest werd. Dat was in het jaar 70. Sindsdien werd er geen offerlam meer geslacht. Voor de joodse mensen is dat een verschrikkelijk feit. Velen wachten op het herstel van de tempel. Dit betekent dat men bij de paasmaaltijd (de maaltijd dus die ook Jezus hield op Witte Donderdag) het paaslam mist. Opmerkelijk is dat dit lammetje nu tijdens de paasmaaltijd vervangen wordt door een stukje ongerezen brood. Ook hier raakt onze liturgie nog de liturgie van de synagoge!
In dit prachtige fresco laat de joodse kunstenaar Chagal ons zien hoe Hij Christus als offerlam ziet. Hij wordt gekruisigd tussen de mensen van een joods getto tijdens een pogrom.
Het kruis van deze opgejaagde en vermoorde mensen is Zijn kruis. Rabbi Jezus is één van hen (zie zijn lendendoek, dat is een joodse gebedsmantel). Tegelijkertijd verkondigt Hij met Zijn dood dat God al deze mensen ziet en hen zal doen opstaan, recht doen en bevrijden. Pagina 57
Communie Alvorens de kerkgangers het Brood en, zo mogelijk, de Wijn aan te reiken, gaat de voorganger eerst zelf te communie. Hij is immers niet de gastheer. En, zoals er wel gezegd wordt: “Hij kan niet uitdelen, wat Hij niet eerst zelf ontvangen heeft”.
met een bruiloftsmaal vergeleken. We vieren dat God trouw is aan ons en dat wij trouw aan Hem willen zijn en trouw aan onze broeders en zusters. Zo worden we wie we als kerkgemeenschap willen zijn: Lichaam van Christus.
Vervolgens gaan de kerkgangers te communie. Oorspronkelijk was het communie-uitreiken vooral de taak van de diaken. Hij is immers degene die ook het brood en de wijn ingezameld heeft. En hij zal degene zijn die de gaven van de collecte straks ook aan de armen zal gaan geven. In onze tijd, nu er weer meer diakens komen, zien we hoe hij deze rol weer meer en meer gaat vervullen.
De wijze van communiceren is afhankelijk van de plaatselijke situatie en van devotie. Het kan knielend en staande, soms in een kring, op sommige plaatsen aan een communiebank. Men kan het Brood op de tong ontvangen of op de hand. Hoe dan ook steeds zal men uiterst zorgvuldig omgaan met de Gave.
Het is een heilig moment. Hier verenigen we ons met Christus en met elkaar, hier in de kerk en buiten dit kerkgebouw, met allen die ons lief zijn en met allen met wie we moeite hebben, met allen ook die gestorven zijn : de groten van weleer en onze eigen lieve doden. Hier wordt de Eenheid beleefd met de tafel van de hemel en met de tafel hier op aarde. Het is een gebaar van trouw ook jegens elkaar. Zo vaak heeft Jezus deze maaltijd, als maaltijd van Zijn Rijk,
Meestal wordt alleen het Brood uitgereikt, zeker in communievieringen (de Wijn kan niet bewaard worden). Dit is om praktische redenen. De kerk heeft steeds gezegd dat het nuttigen van het Brood op zich al voldoende is om de eenheid met Christus en elkaar te kunnen beleven. Waar mogelijk deelt men ook de Wijn uit. Maar de kerk is altijd zeer beducht geweest voor onzorgvuldigheid. Wanneer velen moeten drinken ontstaan er gemakkelijk ongelukken en ongelukjes die de gelovigen in verlegenheid kunnen brengen. Pagina 58
In oude tijden waren het de diakens die de communie uitreikten. Dat deden ze niet alleen onder de viering, maar ook ná de viering. Ze gingen dan de zieken en de gevangenen bezoeken om ook hen de H. Hostie aan te reiken. Ze hoorden immers bij de gemeenschap van de kerk. Uit deze gewoonte is de communieviering ontstaan. Eigenlijk mag de communie buiten de eucharistieviering om alleen uitgereikt worden aan mensen die in nood zijn en echt niet naar een kerk kunnen komen.
(De Kwakel) Pagina 59
De afsluiting De heilige gaven worden naar het tabernakel gebracht Na het communiceren wordt de Wijn opgedronken en het Brood naar het tabernakel gebracht. Het brood wordt bewaard in een kostbare ‘ciborie’ (“afsluitbare beker of schaal”), dat is een kelk of schaal die afgedekt is met een deksel en soms bedekt wordt met een mooie doek (“velum”). In het tabernakel wil God nog steeds in ons midden zijn, in het gebroken en gezegende Brood. Het is teken van Gods trouw aan ons, ons allerheiligste. Hij blijft bij ons op onze tocht naar het land dat komen zal.
Het woordje “Tabernakel” stamt af van de tent waarin het allerheiligste van het joodse volk eeuwenlang bewaard werd. Het was in een tent , want het volk was op tocht naar het land van de belofte. Het allerheiligste was voor hen de woorden die gegrift stonden in de twee stenen tafelen: de tien geboden. Deze tien geboden vertolkten de trouw van God en mensen aan elkaar. Het is het verbond tussen God en ons. Wij christenen herinneren ons hoe Jezus gezegd heeft dat Hij zelf die tien geboden is geworden. De woorden die destijds in steen gegrift waren zijn nu vlees en bloed geworden, Brood en Wijn.
Pagina 60
Het tabernakel is een mooie kast die stevig afgesloten kan worden. Het is geplaatst op een ereplaats in de kerk. Vaak is dat achter of op het altaar. Het kan echter ook op een afzonderlijke plaats in de kerk zijn, soms zelfs in een aparte kapel: de sacramentskapel. Wanneer in het tabernakel het Brood bewaard wordt brandt er altijd een bijzonder olielampje: de Godslamp. Wanneer het tabernakel leeg is, staat de deur open en is de lamp gedoofd of meegenomen naar die plaats waar het brood tijdelijk bewaard wordt.
In de kerk van Uithoorn, die genoemd is naar het H.Sacrament, ontbreekt niet de verwijzing naar de tien geboden. God is onder ons in Woord en Brood.
Pagina 61
De ‘tabernakel’ was tijdens de woestijntocht van het joodse volk de tent waarin in een ark de stenen bewaard werden waar de 10 geboden in gebeiteld waren. Hier was God aanwezig. Later werden deze stenen in de tempel van Jeruzalem bewaard, ook weer in een tabernakeltent. Nog steeds is er in elke synagoge een “ark” waarin de Bijbelrollen bewaard worden. Voor deze ark hangt een prachtig doek. Het is de doek van de tabernakeltent. De Godslamp brandt. Ook in veel katholieke kerken wordt bij het tabernakel de Bijbel bewaard. Het Woord van God is brood voor ons mensen. Christenen geloven dat dit Woord van God vlees en bloed is geworden in Christus. Zowel in de stenen met de tien geboden, als in het Brood en in de Wijn wordt het verbond zichtbaar dat God met ons mensen gesloten heeft. Wij willen verbonden blijven met God, trouw zijn aan Hem, zoals hij trouw is aan ons en ons nabij blijft. Dat staat gebeiteld in de stenen van de tien geboden en dat wordt zichtbaar in het verminkte én geheelde lichaam van Christus.
Joodse ark en tabernakeldoek in de synagoge van Carpentras Pagina 62
Het slotgebed Wanneer de diaken alles afgeruimd heeft en schoongemaakt (dit kan ook na afloop, maar meestal gebeurt het nog onder de viering), bidt de priester een kort slotgebed. In een communieviering wordt er een langer slotgebed gebeden met acclamaties.
Tenslotte geeft de priester de zegen. In een communieviering kan ook de diaken dat doen. De diaken zendt iedereen naar huis, of beter gezegd, de wijde wereld in. Hij doet dat met de woorden : “Gaat nu allen in vrede heen”. Het is immers de vrede van Christus en zijn Rijk die we hebben ervaren.
Aan het begin en aan het einde van de viering eren de pastores het altaar met een kus.
(de Kwakel) Pagina 63
De zegen en de wegzending … ”Ite missa est…” De eucharistieviering wordt ook wel de Heilige Mis genoemd. Dit stamt van het woordje “Missio”, “Zending”. Nu moet er immers getuigd gaan worden met woorden van hoop en geloof en daden van liefde. Wat we gevierd hebben mag in het dagelijks leven van deze wereld ook vlees en bloed worden. Er kan getroost worden, bemoedigd, vergeven, gecorrigeerd worden. Mensen moeten geholpen worden met concrete daden. Er moet rechtvaardigheid zijn en trouw. Zo gaan we in het dagelijks leven op weg naar wat we in de kerk gevierd hebben … dat Gods Rijk komen zal, hoe dan ook!
De benaming “H. Mis” stamt af van deze wegzending. Je mag dit ook vertalen met “Ga, nu wordt je gezonden”. Met Gods zegen mee worden we de wereld in gezonden om de vredesgroet van Jezus met woord en daad door te geven aan iedereen.
“Ite missa est..”, “Gaat in vrede…” zegt de diaken na de zegen. En met die woorden besluiten we de Eucharistie.
Kinderen brengen hun gaven op Palmzondag naar zieken en ouderen in Uithoorn. Pagina 64