ETS
en de vrijwilligerswet.
Johan Boelaert
Lets-Gent vzw juli 2010 Versie 1.1
Inleiding Veel LETS-groepen vragen zich af of ze voor de leden van hun groep een verzekering
moeten afsluiten, wat de aansprakelijkheid is van bestuurders of kernleden, of de familiale verzekering volstaat, enz. In 2005 en 2006 verscheen “de wet betreffende de rechten van de vrijwilligers”. Voor die
wet er kwam, was er weinig regelgeving voor de vrijwilligersorganisaties en was er vooral veel onduidelijkheid over aansprakelijkheid en verzekeringen. De “wet betreffende de
rechten van de vrijwilligers” (verder vrijwilligerswet genoemd) wil vrijwilligers meer be-
scherming bieden en legt organisaties die met vrijwilligers werken allerhande verplichtin-
gen op. Deze wet is niet beperkt tot de thema’s aansprakelijkheid en verzekeringen, maar is ruimer dan dit, de wet behandelt ook de informatieplicht en de kostenvergoedingen. De vrijwilligerswet kan dus gevolgen hebben voor de LETS'ers en de LETS-groepen in Vlaanderen… toch als LETS'ers vrijwilligers zijn!? Inderdaad, waar dit voor sommigen vanzelfsprekend is - natuurlijk zijn LETS'ers vrijwilli-
gers, die doen toch van alles voor elkaar voor niks! – is het dit voor anderen helemaal niet – bij het LETS'en krijg je ruileenheden (stropkes, hartjes, stafkes,…) die je kan inruilen voor een andere dienst, een vergoeding in natura dus. Als LETS'ers vrijwilligers zijn, vallen ze onder de vrijwilligerswet en dan heeft dit gevolgen voor de Vlaamse LETS-groepen èn voor LETS Vlaanderen vzw. Zijn LETS'ers geen vrijwilligers, dan moeten ook hier de nodige conclusies worden uit getrokken. In deze brochure willen we op deze problematiek nader ingaan. In het eerste hoofdstuk wordt aandacht besteed aan de vraag of de vrijwilligerswet meer duidelijkheid biedt over het statuut van de LETS'er en of alle vormen van LETS-groepen
wel degelijk onder de vrijwilligerswet vallen. In hoofdstuk twee worden de verschillende aspecten van de vrijwilligerswet behandeld: de informatieplicht, de regelingen voor be-
paalde sociale categorieën, het vrijwilligerswerk en het arbeidsrecht voor vreemdelingen
en de kostenvergoeding. Het onderwerp aansprakelijkheid en verzekeringen wordt in dit hoofdstuk al ingeleid, maar deze twee onderwerpen worden uitvoerig behandeld in respectievelijk hoofdstukken drie en vier. Vooral het domein van aansprakelijkheid en verzekeringen is bijzonder complex. Achteraan dit dossier staan een bibliografie en een literatuurlijst met publicaties waarin nog meer informatie te vinden is. Met dank aan iedereen die dit dossier heeft nagelezen en correcties en aanvullingen heeft voorgesteld: Leen, Vera, Lucie, Naïma, Liesbeth en Luc.
Inhoud 1.
2.
3.
4.
Het statuut van de LETS'er en de LETS-groep............................................................. 4
1.1.
Het statuut van de LETS'er................................................................................... 4
1.2.
Het statuut van de LETS-groep............................................................................ 8
1.3.
Conclusie: het statuut van de LETS'er .................................................................. 8
LETS en de vrijwilligerswet ...................................................................................... 10 2.1.
Informatieplicht ................................................................................................ 10
2.2.
Aansprakelijkheid en verzekeringen.................................................................. 11
2.3.
Regelingen voor bepaalde sociale categorieën .................................................. 14
2.4.
Arbeidsrecht en vrijwilligerswerk voor vreemdelingen (buiten de Europese Unie)
2.5.
Kostenvergoeding............................................................................................. 19
17
LETS-groepen en de aansprakelijkheidsregeling...................................................... 21 3.1.
Moet je LETS-groep zich verzekeren?................................................................ 22
3.2.
De aansprakelijkheid volgens de regels van het gemeen recht .......................... 22
3.3.
De aansprakelijkheidsregeling volgens de vrijwilligerswet................................. 26
LETS-groepen en verzekeringen.............................................................................. 29 4.1.
De familiale verzekering ................................................................................... 29
4.2.
Minimale vereisten............................................................................................ 30
4.3.
Een collectieve polis.......................................................................................... 30
4.4.
Kan een ‘losse of onafhankelijke feitelijke verenigingen’ (zonder personeel) een
4.5.
Een geschikte verzekering vinden ..................................................................... 30
4.6.
De aansprakelijkheid van ‘bestuurders’ of ‘kernleden’ ...................................... 31
4.7.
Lichamelijke ongevallen .................................................................................... 32
4.8.
Franchise .......................................................................................................... 32
4.9.
Een controlelijst ................................................................................................ 33
BA-verzekering afsluiten?........................................................................................... 30
5.
Conclusies .............................................................................................................. 35
6.
Bibliografie.............................................................................................................. 36
7.
Literatuurlijst .......................................................................................................... 36
8.
Bijlagen ................................................................................................................... 37 Bijlage 1 Modelinhoud voor een degelijke BA-polis vrijwilligerswerk........................... 37 Bijlage 2 Informatienota voor de vrijwilliger................................................................ 42
LETS en de vrijwilligerswet
4
1. Het statuut van de LETS'er en de LETS-groep 1.1. Het statuut van de LETS'er
Al van bij het ontstaan van de LETS-beweging in Vlaanderen is er onduidelijkheid over het statuut van de LETS'er. Ja, hij is een vrijwilliger, want het LETS'en gebeurt buiten elke beroepsactiveit om en voor het LETS'en wordt de LETS'er niet vergoed; neen, hij is geen
vrijwilliger, want het LETS'en is niet gratis, belangeloos, voor niets; voor de LETS-activiteit krijgt de LETS'er ruileenheden, iets in natura dus, waarvoor hij dan weer beroep kan doen op iemand anders. 1.1.1. LETS en de arbeidswetgeving
Hugo Wanner besteedde in hoofdstuk vijf van zijn rapport, “LETS en juridische knelpun-
ten”, (Wanner, 2002) al heel wat aandacht aan de vraag of LETS'ers als vrijwilligers kunnen worden beschouwd. Valt LETS onder het arbeidsovereenkomstenrecht? Is LETS'en arbeid? “Voor een arbeidsovereenkomst zoals bedoeld in de wet van 3 juli 1978 zijn volgende drie elementen vereist: het verrichten van arbeid een band van ondergeschiktheid tegenover de werkgever een bepaalde of bepaalbare bezoldiging.” (Wanner, 2002, p. 57) 1.1.1.1.Het verrichten van arbeid
Bij het LETS'en wordt een prestatie verricht voor iemand anders of voor de groep, er wordt arbeid verricht. 1.1.1.2.Een band van ondergeschiktheid
Is er een gezagsrelatie tussen de organisatie/persoon die de opdracht geeft voor de arbeid? In de meeste LETS-groepen ondertekent de persoon, die lid wil worden, een huishoudelijk
reglement of een afsprakennota, waarin deze zich verbindt tot bepaalde afspraken. Bij het concrete LETS'en gaat het in de meeste gevallen om een LETS'er die bepaalde instructies
geeft aan een andere, ook een vorm van een gezagsrelatie. In een brief van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, dd. mei 20071, stelt deze dienst een paar vragen die kunnen uitmaken of er een gezagsrelatie aanwezig is:
1
Vanuit Lets-Gent vzw werd aan VSDC vzw gevraagd overheidsinstanties te vragen naar hun
standpunt. Deze brief van de RSZ was daar een antwoord op. versie 28 juli 2010
LETS en de vrijwilligerswet
5
“Gezag: het toezicht door de organiserende VZW [ook van toepassing op feitelijke verenigingen] of vennootschap, kan volgens ons ook aanwezig zijn, om een inzicht te krijgen in de werking van de vzw stellen zich heel wat vragen: Bepaalt de vzw de waarde van de prestaties? Houdt de vzw een stand bij van wie welke waarden heeft verdiend/betaald? Bepaalt de vzw wie, waar en wanneer een tegenprestatie levert? Houdt de vzw toezicht op de kwaliteit van de geleverde klussen? Treden zij op als bemiddelaar bij eventuele discussies?”
Voor de meeste LETS-groepen lijken ons alle vragen, behalve de derde, met ja te kunnen worden beantwoord. Het toezicht van de organisatie op het LETS'en kan dus beschouwd worden als een vorm van “gezag”. 1.1.1.3.Een bepaalde of bepaalbare bezoldiging
Bij het LETS'en krijgt de persoon die LETS’t een soort punten, ruileenheden (stropkes,
hartjes, stafjes…) voor wat hij doet. Met deze ruileenheden kan de LETS'er beroep doen op iemand anders van de groep om een dienst te vragen. Zijn deze ruileenheden een vorm van bezoldiging?
Bezoldiging of loon wordt gedefinieerd in de wet van 12 april 1965, artikel 2: “Deze wet verstaat onder ‘loon’: 1° het loon in geld waarop de werknemer ingevolge zijn dienstbetrekking recht heeft ten laste van de werkgever; 2° de fooien of het bedieningsgeld waarop de werknemer recht heeft ingevolge zijn dienstbetrekking of krachtens het gebruik; 3°de in geld waardeerbare voordelen waarop de werknemer ingevolge zijn dienstbetrekking recht heeft.“ Hebben we in LETS te maken met de in de derde alinea vermelde “de in geld waardeerbare voordelen”? In de bovenvermelde brief van de Rijksdienst van Sociale Zekerheid lezen we: “Met het geciteerde punt 3 worden de zogenaamde voordelen in natura bedoeld. ‘Waardeerbaar’ wil zeggen dat de waarde van het voordeel in geld kan uitgedrukt worden (niet dat het moet kunnen verkocht worden). De waarde die de deelnemers aan de prestaties in wederdienst ontvangen zijn in de zin van de loonbeschermingswet zeker waardeerbaar. Het is dus niet uitgesloten dat de tegenwaarde van bepaalde prestaties in wederdienst (ik help u in ruil voor uw hulp bij ...) ook aan het begrip loon beantwoorden.” In het dossier van Hugo Wanner lezen we: “Op basis van deze punten [de LETS-ruileenheden] zal de medewerker in de toekomst immers ook willen genieten van de dienst van een ander lid. In Lets staat helemaal niet vast of dit ooit zal gerealiseerd worden. En het is ook niet afdwingbaar. In geen enkele situatie kan iemand immers gedwongen worden om een dienst te leveren. En buiten de groep zijn de punten zonder enige betekenis. We menen dat dit argumenten zijn tegen de kwalificatie van de punten als loon.” (Wanner, 2002, p. 58)
versie 28 juli 2010
LETS en de vrijwilligerswet
6
Als het LETS'en beschouwd kan worden als een vorm van arbeidsovereenkomst, dan zou dit heel wat gevolgen hebben: “Behalve de wet op de arbeidsovereenkomsten zelf zijn heel wat andere wetten en regelgeving van toepassing zodra vaststaat dat er een arbeidsovereenkomst is: jaarlijkse vakantie, klein verlet, gelijke beloning man-vrouw, minimum maandloon, ouderschapsverlof enz. Bovendien moet eerst nog bepaald worden over welke soort arbeidsovereenkomst er sprake is, omdat daaraan weer verschillende gevolgen gekoppeld zijn. Denk maar even aan het verschil tussen bedienden en arbeiders. Het werk waarvan sprake bij Lets gaat in elk geval over zeer beperkte taken, zodat het over deeltijdse en tijdelijke overeenkomsten moet gaan. Die daardoor volgens de wet telkens schriftelijk moeten worden opgesteld. Maar het gaat bij Lets om zo beperkte activiteiten, dat de minimaal vereiste arbeidstijd nooit gehaald wordt. De één derde regel stelt dat nooit voor minder dan 1/3 van de normale voltijdse tewerkstelling in het bedrijf of de sector een arbeidsovereenkomst mag afgesloten worden. De spitsvondigheid dat een normale voltijdse activiteit bij Lets ook maar enkele uren per week bedraagt zal hier weinig soelaas bieden. Als dus deze wetgeving op Lets moet worden toegepast, dan kan ze helemaal niet worden nageleefd: de arbeidstijd is ruimschoots te kort, een loon betalen is niet de bedoeling dus een minimumloon betalen is niet mogelijk (inclusief de bijdragen in de sociale zekerheid), de organisatorische en administratieve eisen zijn niet haalbaar, enz.” (Wanner, 2002, p. 58) 1.1.1.4.Conclusies
Wat betreft de prestatie - het is arbeid – en wat betreft de gezagsrelatie valt een LETS'er onder het arbeidsovereenkomstenrecht. Wat betreft de bezoldiging, het loon is dit aan interpretatie onderhevig.
De Rijksdienst van Sociale Zekerheid concludeert: “Uit wat voorafgaat blijkt dus duidelijk dat een besluit over het statuut van de deelnemende ‘vrijwilligers’ niet zo evident is. Een concreet dossier lijkt ons onontbeerlijk. Bij de beoordeling zal veel afhangen van de opbouw van het waardesysteem en van het feit in hoeverre de verplichting om wederdienst te leveren bestaat, staan er bijvoorbeeld sancties tegenover wanneer iemand zijn verplichtingen niet nakomt, gaat het om een eenmalige hulpverlening of bestaat er een vast roulement,. ...”
Hugo Wanner’s conclusies: “In elk geval is duidelijk dat de toepassing van deze wetgeving op de uitwisselingen tussen letsers [sic] in de praktijk onmogelijk is, nog los van het administratief werk dat dit meebrengt voor Lets dat buiten proportie is.” (Wanner, 2002, p. 58) “Niet elke relatie waarin een activiteit wordt uitgeoefend en waarbij een gezagsverhouding bestaat (werkgever-werknemer) moet aanleiding geven tot het bestaan van een arbeidsovereenkomst en daardoor de toepassing van een hele reeks wetten met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden en sociale zekerheid.” (Wanner, 2002, p. 60)
versie 28 juli 2010
LETS en de vrijwilligerswet
7
1.1.2. LETS en de vrijwilligerswet
Voegt de vrijwilligerswet iets toe aan het bovenstaande? De wet van 3 juli 2005, artikel drie: “Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder: 1° vrijwilligerswerk : elke activiteit : a) die onbezoldigd en onverplicht wordt verricht; b) die verricht wordt ten behoeve van één of meer personen, andere dan degene die de activiteit verricht, van een groep of organisatie of van de samenleving als geheel; c) die ingericht wordt door een organisatie anders dan het familie- of privéverband van degene die de activiteit verricht; d) en die niet door dezelfde persoon en voor dezelfde organisatie wordt verricht in het kader van een arbeidsovereenkomst, een dienstencontract of een statutaire aanstelling; 2° vrijwilliger: elke natuurlijke persoon die een in 1° bedoelde activiteit verricht;” 1.1.2.1.Wat betekent dit voor LETS?
a) LETS'en wordt onbezoldigd verricht: zie 1.1.2.2
LETS'en wordt onverplicht verricht: niemand is verplicht zich in te schrijven bij een
LETS-groep en, eens ingeschreven, is geen enkel lid verplicht te LETS'en! Het is ui-
teraard wel de bedoeling dat je LETS't – waarom zou je je anders inschrijven? – maar er staat je geen sanctie te wachten als je een tijd niet LETS’t of, na je inschrijving, hele-
maal niet LETS't. Het ergste wat je kan overkomen is een mail, telefoon of bezoek van een kernlid met de vraag wat er aan de hand is…
b) Het LETS'en wordt verricht “ten behoeve van één of meer personen, […] van een
groep”. Het LETS'en speelt zich meestal af tussen twee leden van de LETS-groep of ter gelegenheid van groepsactiviteiten LETS'en leden voor de groep (catering, muziek, zaal opkuisen enz.)
c) Het LETS'en wordt ingericht “door een organisatie anders dan het familie- of privéverband van degene die de activiteit verricht”, de LETS-groep namelijk.
d) LETS'en speelt zich volkomen buiten eender welke “arbeidsovereenkomst, een dien-
stencontract of een statutaire aanstelling” af, maar de meeste groepen hebben wel een afsprakennota of huishoudelijk reglement, waarin wordt vastgelegd hoe het LETS'en in de groep verloopt.
1.1.2.2.Onbezoldigd?
LETS'en voldoet aan alle vereisten van de vrijwilligerswet, op een na: vrijwilligerswerk
wordt onbezoldigd verricht, LETS'en ook? In 1.1.1.3 zijn we daar al dieper op ingegaan.
De vrijwilligerswet schept niet meer duidelijkheid over deze problematiek, verschaft niet
meer informatie, waarop men zich zou kunnen baseren om uit te maken of LETS'ers vrijwilligers zijn of niet.
versie 28 juli 2010
LETS en de vrijwilligerswet
8
1.2. Het statuut van de LETS-groep
Als we uitgaan van de stelling dat LETS'ers vrijwilligers zijn, blijft de vraag of LETS-
groepen wel degelijk het soort organisaties zijn, waarop de vrijwilligerswet van toepassing is. Voor LETS-groepen die het statuut van vzw (vereniging zonder winstbejag) hebben is de
wet van 3juli 2005, art. duidelijk:
“Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder: […] 3° organisatie: elke feitelijke vereniging of private of publieke rechtspersoon zonder winstoogmerk die werkt met vrijwilligers…” Met private of publieke rechtspersoon wordt bedoeld: een vzw, een stichting, een instelling van openbaar nut, een OCMW, stad, gemeente of provincie.
Is de LETS-groep een vzw, dan valt deze onder de vrijwilligerswet. Is de LETS-groep geen vzw, dan is het een feitelijke vereniging, en ook deze vallen onder de vrijwilligerswet, als ze beantwoorden aan de definitie (wet van 11 augustus 2006, art. 2): “[…]waarbij onder feitelijke vereniging wordt verstaan elke vereniging zonder rechtspersoonlijkheid van twee of meer personen die in onderling overleg een activiteit organiseren met het oog op de verwezenlijking van een onbaatzuchtige doelstelling, met uitsluiting van enige winstverdeling onder haar leden en bestuurders, en die een rechtstreekse controle uitoefenen op de werking van de vereniging.” Ook als de LETS-groep een feitelijke vereniging is, valt deze onder de vrijwilligerswet. In hoofdstuk 2.2 (Aansprakelijkheid en verzekeringen, blz. 11 ) zullen we zien dat de
vrijwilligerswet niet in al zijn aspecten toepasselijk is op àlle LETS-groepen, die feitelijke verenigingen zijn.
1.3. Conclusie: het statuut van de LETS'er
Door de vrijwilligerswet is het belangrijker geworden dan vroeger om uit te maken of
LETS'ers al dan niet vrijwilligers en, indien dit het geval is, of een LETS-groep onder de vrijwilligerswet valt.
Het belang hiervan wordt duidelijker in het schema op de volgende bladzijde. Hebben
LETS'ers het statuut van vrijwilligers èn valt de LETS-groep onder de vrijwilligerswet en de aansprakelijkheidsregeling, dan heeft dit verstrekkende gevolgen voor de LETS-groepen
in Vlaanderen en voor LETS Vlaanderen vzw. In de volgende hoofdstukken wordt geanalyseerd voor gevolgen dit heeft.
versie 28 juli 2010
Statuut LETS'er
Vrijwilliger
LETS-groep is een
vzw
vzw-wetgeving
vrijwilligerswet MET aansprakelijkheidsregeling
Geen vrijwilliger
feitelijke vereniging
verbonden aan rechtspersoon (koepel)
met personeel
los of onafhankelijk zonder personeel
vrijwilligerswet
vrijwilligerswet MET aansprakelijkheidsregeling
vrijwilligerswet ZONDER aansprakelijkheidsregeling
koepel is aansprakelijk
vzw
feitelijke vereniging
vzw-wetgeving
geen verplichtingen
LETS en de vrijwilligerswet
10
2. LETS en de vrijwilligerswet
De vrijwilligerswet behandelt volgende onderwerpen:
Informatieplicht
Aansprakelijkheid en verzekeringen
Regelingen voor bepaalde sociale categorieën
Arbeidsrecht en vrijwilligerswerk voor vreemdelingen
Kostenvergoeding
2.1. Informatieplicht Welke organisatievorm de LETS-groep ook heeft (vzw of eender welke vorm van fei-
telijke vereniging), je dient in elk geval de bepalingen van de informatieplicht te vervullen. “Vrijwilligerswerk gebeurt uit vrije wil, dat is een van de basisprincipes. Maar aan het woord ‘vrijwillig’ het woord ‘vrijblijvend’ koppelen is fout. Vrijwilligerswerk is helemaal niet vrijblijvend, het houdt een engagement in. […]Vanaf het ogenblik dat vrijwilliger en organisatie het eens zijn en de vrijwilliger aan de slag gaat, ontstaat er een engagement. De vrijwilliger én de organisatie aanvaarden dan een aantal rechten en plichten ook als ze niet op papier staan. Er gelden spelregels.” (Hambach, 2008 herziene versie, p. 53) Waar slaat de informatieplicht op? De wet van 11 augustus 2006: “Art. 4. Alvorens de activiteit van een vrijwilliger voor een organisatie een aanvang neemt, informeert de organisatie hem minstens over: a) de onbaatzuchtige doelstelling en het juridisch statuut van de organisatie; indien het gaat om een feitelijke vereniging, de identiteit van de verantwoordelijke(n) van de vereniging; b) het in artikel 6, § 1, bedoelde verzekeringscontract dat de organisatie gesloten heeft voor vrijwilligerswerk; indien het gaat om een organisatie die niet burgerlijk aansprakelijk is als bedoeld in artikel 5 voor de schade die een vrijwilliger veroorzaakt, de toepasselijke aansprakelijkheidsregeling voor schade die de vrijwilliger veroorzaakt, en de eventuele dekking van deze aansprakelijkheid door middel van een verzekeringscontract; c) de eventuele dekking, door middel van een verzekeringscontract, van andere aan het vrijwilligerswerk verbonden risico's en, in voorkomend geval, van welke risico's; d) de eventuele betaling van een vergoeding voor vrijwilligerswerk en, in voorkomend geval, de aard van deze vergoeding en de gevallen waarin ze wordt betaald; e) de mogelijkheid dat hij kennis krijgt van geheimen waarop artikel 458 van het Strafwetboek van toepassing is. De in het eerste lid bedoelde informatie kan verstrekt worden op welke wijze ook. De bewijslast berust bij de organisatie.”
versie 28 juli 2010
LETS en de vrijwilligerswet
11
De wet legt geen verplichting op om deze spelregels op papier te zetten en te on-
dertekenen door een of beide partijen maar in geval van betwistingen dient de or-
ganisatie wel te bewijzen dat de vrijwilliger de spelregels kent. Daarom werken veel organisaties met een afsprakennota of een huishoudelijk reglement die door de
vrijwilliger ondertekend moeten worden alvorens het vrijwilligerswerk aanvangt. Een voorbeeld van een dergelijke afsprakennota vind je in bijlage 2. Alvorens de vrijwilliger aan de slag gaat, dient deze dus volgende informatie te krijgen:
De doelstelling van de organisatie: terug te vinden in de statuten voor vzw’s of verslagen voor feitelijke verenigingen.
Voor feitelijke verenigingen, de naam van minstens één verantwoordelijke. De
namen van de bestuurders van vzw’s zijn bekend door hun verplichte publicatie in het Staatsblad.
Vermelden van het feit dat de vereniging een verzekeringscontract Burgerlijke Aansprakelijkheid heeft afgesloten voor zijn vrijwilligers.
Valt de vereniging niet onder de verplichting een dergelijk contract af te sluiten (zie verder), dan dient te worden vermeld of er andere verzekeringen zijn afgesloten, en zo ja, welke.
Worden kostenvergoedingen uitbetaald en zo ja, onder welke vorm.
De geheimhoudingsplicht, artikel 458 van het strafwetboek: “Geneesheren, heelkundigen, officieren van gezondheid, apothekers, vroedvrouwen en alle andere personen die uit hoofde van hun staat of beroep kennis dragen van geheimen die hun zijn toevertrouwd, en deze bekendmaken buiten het geval dat zij geroepen worden om in rechte (of voor een parlementaire onderzoekscommissie) getuigenis af te leggen en buiten het geval dat de wet hen verplicht die geheimen bekend te maken, worden gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en met geldboete van honderd frank tot vijfhonderd frank.” Ook de vrijwilliger dient zich hieraan te houden.
2.2. Aansprakelijkheid en verzekeringen
In de wet werden allerhande bepalingen opgenomen, waaraan organisaties, die met vrijwilligers werken, dienen te beantwoorden. Vooral de bepalingen over de aansprakelijkheidsregeling en verzekeringen zijn nieuw èn belangrijk: “Vooraleer de vrijwilligerswet er kwam, was de situatie zogenaamd eenvoudig. Er rustte op geen enkele vrijwilligersorganisatie […] een specifieke aansprakelijkheidsregeling of verzekeringsplicht voor het vrijwilligerswerk. Daarbij liep de vrijwilliger telkens het risico zelf persoonlijk aansprakelijk gesteld te worden voor zijn fouten of onrechtmatige daden bij het verrichten van het vrijwilligerswerk waarbij schade werd veroorzaakt aan anderen. Dit systeem is nu grondig veranderd!” (Hambach, 2008, p. 19)
versie 28 juli 2010
LETS en de vrijwilligerswet
12
Is de LETS-groep een vzw, dan valt deze onder de aansprakelijkheidsregeling. Is de LETS-groep een feitelijke vereniging, dan valt deze slechts onder bepaalde voorwaarden onder de aansprakelijkheidsregeling. De wet van 11 augustus 2006: “Art. 5. Behalve in geval van bedrog, zware fout of eerder gewoonlijk dan toevallig voorkomende lichte fout van de vrijwilliger, is deze, behalve als het om schade gaat die hij zichzelf toebrengt, niet burgerlijk aansprakelijk voor de schade die hij veroorzaakt bij het verrichten van vrijwilligerswerk, ingericht door een in artikel 3, 3° bedoelde feitelijke vereniging die één of meer personen tewerkstelt die verbonden zijn door een arbeidsovereenkomst voor werklieden of bedienden, door een in artikel 3, 3° bedoelde rechtspersoon, of door een feitelijke vereniging die op grond van haar specifieke verbondenheid hetzij met de voormelde feitelijke vereniging, hetzij met de voormelde rechtspersoon beschouwd kan worden als een afdeling daarvan. Voor deze schade zijn respectievelijk de feitelijke vereniging, de rechtspersoon of de organisatie waarvan de feitelijke vereniging een afdeling vormt, burgerlijk aansprakelijk. Op straffe van nietigheid mag van de bij het eerste lid bepaalde aansprakelijkheid niet afgewerken [sic] worden in het nadeel van de vrijwilliger.” De aansprakelijkheidsregeling is dus van toepassing op:
Feitelijke verenigingen die personeel tewerkstellen.
Een feitelijke vereniging, die “op grond van haar specifieke verbondenheid hetzij met de voormelde feitelijke vereniging, hetzij met de voormelde
rechtspersoon beschouwd kan worden als een afdeling daarvan.” Het gaat
hier om feitelijke verenigingen die deel uitmaken van zogenaamde koepelorganisaties of koepels (Scouts, KAV e.d.)
Wanneer zijn feitelijke verenigingen “specifiek verbonden” aan of deel van een koepel?
“In de praktijk komt het erop neer dat de meeste feitelijke verenigingen die vallen onder een koepel de volgende kenmerken vertonen: De lokale afdeling wordt door een bestuurslid vertegenwoordigd in de koepelvereniging/federatie; De lokale afdeling geeft aan (beslissing van het bestuur) deel te willen uitmaken van de nationale koepel; De lokale afdeling hanteert dezelfde naamgeving; De werking van de lokale afdeling wordt aangestuurd door een nationale vrijgestelde; De lokale afdeling volgt het inhoudelijk programma zoals nationaal voorgesteld. Dit betekent echter niet dat er lokaal geen verschillen zijn qua invulling maar de hoofdlijnen worden nationaal bepaald.” (Informatie van de dienst Maatschappelijke Participatie (Steunpunt Vrijwilligerswerk) van de provincie Oost-Vlaanderen) De aansprakelijkheid voor feitelijke verenigingen, die personeel tewerkstellen, ligt
bij de vereniging zelf. Is je LETS-groep een feitelijke vereniging en maakt ze deel uit
versie 28 juli 2010
LETS en de vrijwilligerswet
13
van een koepelorganisatie, dan dient die koepelorganisatie een verzekering af te
sluiten, zodat de leden van je LETS-groep verzekerd zijn op het vlak van burgerrechterlijke aansprakelijkheid. Groepen die geen personeel tewerkstellen en niet onder een koepel vallen, dienen zich dus niet te houden aan de aansprakelijkheidsregeling. Samenvattend: LETS-groep is een…
Vrijwilligerswet Aansprakelijkheidsregeling
Vzw
X
Losse of onafhankelijke feitelijke ver-
X
Feitelijke vereniging verbonden aan
X
X
Feitelijke vereniging met personeel
X
X
eniging – zonder personeel een rechtspersoon (koepel)
X
Voor LETS-groepen die tot de organisatievorm losse of onafhankelijke feitelijke ver-
eniging zonder personeel horen – de meerderheid van de Vlaamse LETS-groepen, is er dus geen verplichting om zelf enige groepsverzekering af te sluiten. LETS Vlaanderen vzw zou als koepelorganisatie van de Vlaamse LETS-groepen dus burgerlijk aansprakelijk zijn voor de LETS-leden van de groepen. Zoals we echter verder zullen zien is deze aansprakelijkheid eerder beperkt, omdat de wettelijke aansprakelijkheid enkel slaat op de buitencontractuele aansprakelijkheid en het LETS'en valt onder de contractuele aansprakelijkheid.
Deze aansprakelijkheidsregeling en de daaruit voortvloeiende verzekeringsplicht behandelen we uitvoeriger in hoofdstukken drie en vier.
versie 28 juli 2010
LETS en de vrijwilligerswet
14
2.3. Regelingen voor bepaalde sociale categorieën
Voor bepaalde sociale categorieën geldt dat ze aan bepaalde voorwaarden moeten voldoen om vrijwilligerswerk te mogen verrichten. Volgend overzicht is gebaseerd op de brochure: KBS Vrijwilligerswerk, de wet. Praktische vragen en antwoorden, redactie Eva Hambach. Herziene versie zomer 2008. 2.3.1. Werknemers Regel: “Werknemers kunnen in het vrijwilligerswerk stappen waar en wanneer zij dat willen. Ze moeten hun plannen niet voorleggen aan hun werkgever, directie of wie dan ook. Vrijwilligerswerk is een privéaangelegenheid.” (Hambach, 2008 herziene versie, p. 12) Formaliteiten: Geen.
Uitzondering: Vrijwilligers mogen geen vrijwilligerswerk doen binnen de organisatie, waar ze professioneel tewerkgesteld zijn, tenzij het vrijwilligerswerk grondig en essentieel verschilt van datgene wat ze professioneel doen. 2.3.2. Ambtenaren “Ambtenaren zijn buitenbeentjes omdat ze onder een specifieke regeling vallen: die van de openbare sector en het administratief recht. Voor elke activiteit die een ambtenaar naast het ambt uitoefent, moet hij/zij toestemming vragen. Dat geldt ook voor activiteiten in de privésfeer, zoals vrijwilligerswerk. Te gek? Toestemming vragen voor wat je in de privésfeer doet? De wet op het vrijwilligerswerk zegt er niets over, maar het gaat hier om een controle door de overheid. Zij wil nagaan of ‘haar’ ambtenaren zich naar behoren gedragen, ook buiten de werkuren, en of ze de ‘waarden van het openbaar ambt’ niet aantasten. Formaliteiten Geen bijzondere formulieren. In de praktijk zal de ene overste erop staan om zijn/haar fiat te geven, de andere zal het zonder meer toelaten.” (Hambach, 2008 herziene versie, p. 13) 2.3.3. Onderwijspersoneel Voor onderwijspersoneel is er geen enkel probleem 2.3.4. Mensen die een uitkering ontvangen van de RVA
Een weigering van de RVA om vrijwilligerswerk te verrichten kan gebaseerd zijn op de vier mogelijke redenen:
Men moet beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt de activiteit is geen vrijwilligerswerk;
de activiteit moet normaal gedaan worden – of zou moeten normaal gedaan worden – door een betaalde medewerker;
de uitgekeerde vergoedingen vallen niet binnen de grenzen van de vrijwilligerswet.
versie 28 juli 2010
LETS en de vrijwilligerswet
15
“Iedereen die een uitkering van de RVA ontvangt, moet de RVA op de hoogte brengen van het feit dat hij/zij vrijwilligerswerk wil doen, zelf al is de uitkering uiterst klein. De wet bevat een versoepeling in vergelijking met vroeger en maakt het de vrijwilliger iets makkelijker. Het is namelijk niet meer aan de werkloze om te bewijzen dat hij/zij effectief vrijwillig aan de slag is, het is aan de RVA om aan te tonen dat het niet om vrijwilligerswerk gaat. In de praktijk zal de RVA dan ook maar moeilijk doen als er bedrog wordt vermoed.” (Hambach, 2008 herziene versie, p. 14) 2.3.4.1.Werklozen en bruggepensioneerden
Werklozen en bruggepensioneerden kunnen vanaf 7 juli 2010 zonder zorgen LETSen! De RVA gaf aan werklozen en bruggepensioneerden die lid zijn van LETS-
groepen, de toelating te LETS'en. De persoon in kwestie dient nog steeds het formulier C45B in te vullen, maar dank zij de algemene toelating wordt de aanvraag automatisch goedgekeurd. Eén beperking, het kan enkel onder de volgende specifieke voorwaarde: “met een maximum van 28 uur per week voor de werklozen en de bruggepensioneerden die beschikbaar moeten zijn voor de arbeidsmarkt.” Voor bruggepensioneerden geldt dezelfde regeling als voor werklozen. Bruggepensioneerden dienen niet meer beschikbaar te zijn voor de arbeidsmarkt, zodat de reden “beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt” hier niet van toepassing is. De LETS-groep dient op het aanvraagformulier van het lid het algemene toelatingsnummer in te vullen! 2.3.4.2.Mensen in loopbaanonderbreking
Als iemand in loopbaanonderbreking is en van de RVA een uitkering ontvangt (hoe beperkt ook), geldt dezelfde regeling als voor werklozen. 2.3.4.3.Mensen die deeltijds werkloos zijn Voor hen geldt dezelfde regeling als voor werklozen. 2.3.4.4.Mensen in wachttijd “Mensen die zich bij de RVA hebben ingeschreven maar nog geen uitkering ontvangen, mogen zonder enige formaliteit vrijwilligerswerk doen. Vrijwilligers die naar het buitenland trekken nemen best eerst contact op met JINT (www.jint.be). Vanaf het moment dat er een wachtuitkering wordt uitbetaald, vallen ze onder hetzelfde systeem als de werklozen. “ (Hambach, 2008 herziene versie, p. 16) 2.3.5. Mensen die een uitkering ontvangen van het ziekenfonds
Deze mensen dienen toelating te vragen aan de adviserend geneesheer. Formulieren voor deze aanvraag kan je krijgen bij je mutualiteit.
versie 28 juli 2010
LETS en de vrijwilligerswet
16
2.3.6. Mensen met een handicap “Voor de mensen die een uitkering ontvangen van het FOD Sociale Zekerheid, is er geen vuiltje aan de lucht. Zij kunnen zo in het vrijwilligerswerk stappen.” (Hambach, 2008 herziene versie, p. 19) 2.3.7. Mensen met een beroepsziekte / na een arbeidsongeval “Deze groep mensen krijgt haar inkomsten van het Fonds voor Beroepsziekten of het Fonds voor Arbeidsongevallen. Deze instanties leggen geen voorafgaandelijke toelating of meldingsplicht op. Je kan je dus gewoon inschakelen als vrijwilliger. Theoretisch zou de werkgever in twijfel kunnen trekken of de betrokkene arbeidsongeschikt is omdat hij/zij vrijwillig actief is. Die kans is echter bijna onbestaande.” (Hambach, 2008 herziene versie, p. 19) 2.3.8. Mensen die een leefloon ontvangen “Mensen die een leefloon ontvangen moeten volgens het K.B. ter zake hun maatschappelijk assistent(e) [OCMW] op de hoogte te brengen van het feit dat ze vrijwilligerswerk zullen doen.” (Hambach, 2008 herziene versie, p. 19) 2.3.9. Gepensioneerden
Een gepensioneerde mag zonder probleem vrijwilligerswerk doen. 2.3.10. Wie een tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden ontvangt Deze personen mogen zonder probleem vrijwilligerswerk doen. 2.3.11. Jongeren
Vrijwilligerswerk mag vanaf de leeftijd van 15 jaar, op voorwaarde dat men in hetzelfde kalenderjaar 16 wordt.
versie 28 juli 2010
LETS en de vrijwilligerswet
17
2.4. Arbeidsrecht en vrijwilligerswerk voor vreemdelingen (buiten de Europese Unie) “Op de definitieve nieuwe regelgeving omtrent vreemdelingen en vrijwilligerwerk [sic] is het nog even wachten. De basisredenering van de nieuwe wet is alvast dat de wetgeving betreffende buitenlandse werknemers niet van toepassing is op het vrijwilligerswerk, in tegenstelling tot wat in de huidige wetgeving het geval is. De voorwaarden waaronder dit zal gebeuren, moeten nog worden vastgelegd in een Koninklijk Besluit. De criteria moeten zwartwerk onder het mom van vrijwilligerswerk uitsluiten. Zowel de Hoge Raad voor Vrijwilligers als het Vlaamse Minderhedencentrum zal hierover voorstellen formuleren. Zolang het KB er nog niet is, kunnen we enkel voortgaan op de oude en nog steeds geldige regelgeving. De huidige regelgeving: Vrijwilligerswerk voor vreemdelingen valt onder de wet van 30/4/99 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers. Dit betekent dat er verschillende arbeidswetgevingen zijn: vreemdelingen die vrijgesteld zijn van een arbeidskaart (personen met onbeperkt verblijfsrecht of gehuwd met een Belg of EU-onderdaan) mogen vrijwilligerswerk doen vreemdelingen met een arbeidskaart A, B of C mogen geen vrijwilligerwerk [sic] doen. Een arbeidskaart geldt namelijk enkel voor werk in loondienst; asielzoekers mogen geen vrijwilligerswerk doen. Er is wel een specifieke regeling voor gemeenschapsdienst voor de opvangcentra mensen zonder wettige verblijfsvergunning mogen geen vrijwilligerswerk doen. Volgende groepen vreemdelingen kunnen vrijwilligerswerk verrichten: gezinsleden in de eerste graad van Belgen EU- onderdanen Vreemdelingen met een vestigingsvergunning Vreemdelingen met een Identiteitskaart voor vreemdelingen Vreemdelingen met een verblijfsdocument Bewijs van Inschrijving in het vreemdelingenregister zonder verblijfsbeperking (ook erkende vluchtelingen). Inbreuken op deze regels sanctioneren niet de vrijwilliger zelf, wel de organisatie die hem/haar tewerkstelt. Die kan een administratieve boete krijgen van maximum 15.000 euro, of zelfs van 75.000 euro als de vrijwilliger illegaal in ons land verblijft.” (Hambach, 2008 herziene versie, p. 20)
versie 28 juli 2010
LETS en de vrijwilligerswet
18
2.4.1. In schema gegoten
“In dit overzicht zie je in één oogopslag wat de wet oplegt en voor welke groepen
het een en het ander nog verfijnd moet worden. Het geeft weer in welke mate vrijwilligers specifieke formaliteiten moeten vervullen. Soort vrijwilliger
Formaliteiten?
Nog uitvoering nodig?
Werknemers
Nee
Nee
Ambtenaren
Toestemming overste, directie
Nee
Onderwijspersoneel, ook met sta- Nee
Nee
tuut van terbeschikkinggestelde Werklozen
Meldingsplicht RVA
Geregeld bij K.B.
Bruggepensioneerden
Meldingsplicht RVA
Geregeld bij K.B.
Mensen in loopbaanonderbreking
Meldingsplicht RVA
Geregeld bij K.B.
Mensen die deeltijds werkloos zijn Meldingsplicht RVA
Geregeld bij K.B.
Mensen in wachttijd
Nee, buitenland wel aangifte
Arbeidsongeschikt: uitkering via
Toelating adviserend genees-
het ziekenfonds
heer
Mensen met beroepsziekte / na
Nee
Is geregeld
Nee
arbeidsongeval Mensen met een leefloon
Verwittigen sociaal assistent(e) Geregeld bij K.B.
Vreemdelingen (buiten de E.U.)
Nog te preciseren
Nog verder te regelen
Gepensioneerden
Nee
Nee
Jongeren
Nee
Nee
Kinderen
Nee, maar niet op systematische Algemene praktijk ‘arbasis inschakelen!
beidsrecht’
Zelfstandigen
Nee
Nee
Zelfstandigen op invaliditeit
Ja, toestemming vragen
Nee
De algemene RVA-toelating om vrijwilligers in te schakelen blijft overeind.
(Hambach, 2008 herziene versie, p. 23)
versie 28 juli 2010
LETS en de vrijwilligerswet
19
2.5. Kostenvergoeding
Aan de vrijwilligers van de vrijwilligersorganisatie, en dus ook van je LETS-groep, mag je een kostenvergoeding uitkeren. Er bestaan twee systemen om kosten te vergoeden: de forfaitaire of vaste kostenvergoeding en de variabele of werkelijke kostenvergoeding. Belangrijk hierbij is het volgende:
De organisatie kiest zelf welk systeem ze voor welke vrijwilliger wil gebruiken. Eens een bepaald systeem voor een vrijwilliger gekozen is en gebruikt wordt,
mag het andere systeem voor deze vrijwilliger niet meer gebruikt worden gedurende het lopende kalenderjaar.
Zelfs als de vrijwilliger in twee of meer organisaties actief is, mag hij niet in de
ene kiezen voor de forfaitaire vergoeding en in de andere voor de variabele vergoeding.
Je moet de vrijwilliger informeren (in de afsprakennota of het huishoudelijk reglement bv.) over het feit dat hij een onkostenvergoeding zal krijgen en welke vorm deze zal aannemen.
Deze informatie is zeker belangrijk als sommige vrijwilligers vergoed worden
volgens het ene systeem en anderen volgens het andere: uitleg hierover voorkomt misverstanden.
“Vanaf het ogenblik dat je de maxima overschrijdt van de forfaitaire regeling of de regels van de reële regeling aan je laars lapt, loop je een groot risico en kan de organisatie beticht worden van fraude, het ontlopen van de verplichtingen inzake de sociale zekerheid, het omzeilen van de arbeidswetgeving en dergelijke meer.” (Hambach, 2008 herziene versie) 2.5.1. De forfaitaire of vaste kostenvergoeding
Je mag aan vrijwilligers jaarlijks een vast bedrag uitbetalen, dat door de organisatie wordt bepaald. Dit bedrag mag (in 2010) niet hoger zijn dan:
30,22 euro per dag
1208,72 per jaar
Deze bedragen worden jaarlijks geïndexeerd. De vrijwilliger mag jaarlijks niet meer dan dit bedrag ontvangen, als hij bij verschil-
lende organisaties als vrijwilliger werkt, mag het totaal van de vergoedingen dit bedrag niet overschrijden. Voor dit soort kostenvergoeding dienen door de vrijwilliger geen bewijsstukken te worden voorgelegd. Maar:
versie 28 juli 2010
LETS en de vrijwilligerswet
20
“De administratie van de belastingen vraagt dat je een nominatieve lijst bijhoudt van de vrijwilligers waarin per dag de bedragen staan genoteerd. Dat kan gewoon genoteerd worden in een boekje (of schriftje, of op de PC) met de gegevens van de vrijwilligers (naam, adres, datum waarop de vrijwilliger bij actief werd of zijn activiteit stopzette) en waarin je de bedragen noteert en dateert. Krijg je fiscale inspectie, dan zal je de boekhouding moeten tonen, evenals deze lijst.” (Hambach, 2008 herziene versie, p. 48) 2.5.2. De variabele of werkelijke (reële) kostenvergoeding
De vrijwilliger dient bewijsstukken te hebben alvorens recht te hebben op een kostenvergoeding. De maximumbedragen van de forfaitaire vergoedingen gelden hier niet, maar de kosten moeten redelijk en aantoonbaar zijn. De organisatie dient de bewijsstukken bij te houden en te kunnen voorleggen bij inspectie. 2.5.3. Vervoerskosten Vervoerskosten mogen worden terugbetaald:
openbaar vervoer: treinbiljet, bus- of tramticket;
auto: de zogenaamde ‘forfaitaire kilometervergoeding’: 0,3178 euro/kilometer
(van 1 juli 2010 tot 30 juni 2011 – jaarlijks geïndexeerd) met een maximum van 2000 km per jaar voor vervoer met de eigen wagen;
fiets: een fietsvergoeding: 0,15 euro/kilometer.
Deze bedragen gelden tot 30 juni 2010. Deze kosten mogen wèl gecombineerd
worden met de forfaitaire vergoeding, maar bij de combinatie van de twee bedraagt het maximumbedrag dat mag worden uitbetaald 1842,52 euro.
versie 28 juli 2010
LETS en de vrijwilligerswet
21
3. LETS-groepen en de aansprakelijkheidsregeling Een paar LETS-voorbeelden:
Marita helpt kuisen bij André, maar breekt een kostbare Chinese vaas.
Henk wil Bertha helpen met behangen. Hij staat op een ladder, maar door een onhandige beweging van Bertha valt Henk van de ladder en breekt zijn arm.
Michaël wil de computer van Lies virusvrij maken, maar wist per ongeluk een paar belangrijke bestanden.
En als Joost, een andere LETS-whizzkid, deze bestanden wil proberen terugvinden, wordt het nog erger: de harde schijf crasht!
Lisa organiseert een wandeling in een natuurgebied, Bart glijdt uit op een drassig stuk en loopt een gecompliceerde breuk op aan zijn been. Gevolg: 4 weken werkonbekwaam.
Tijdens de jaarlijkse LETS-trefdag, glijdt Peter, het zoontje van Traudi, uit op een plas water en bezeert zijn pols.
Elise staat op de stoep de ramen te poetsen van Elie, een voorbijganger struikelt over de emmer en loopt een ernstige spierscheuring op.
Tijdens een stadswandeling onder leiding van Erik rijdt een auto in op de LETSgroep: twee zwaar- en drie lichtgewonden.
Jasmijn biedt zich aan om het stadstuintje van Johan te onderhouden. Ze wiedt onkruid, maar ook een paar orchideeën, die Johan al jaren koestert en waar hij heel erg aan gehecht is.
Jos wil fruit plukken bij Karel, maar de ladder van Karel begeeft het en Jos kwetst zich.
Net zoals er in het gewone leven van alles kan foutlopen, kan dit ook in vrijwilli-
gersorganisaties… en dus ook in LETS-groepen. Een LETS'er kan voorwerpen be-
schadigen, die al dan niet eigendom zijn van andere LETS'ers of schade berokken aan personen die al dan niet deel uitmaken van de LETS-groep, een LETS’er kan struikelen tijdens een wandeling. De vrijwilligerswet heeft een specifieke aansprakelijkheidsregeling uitgewerkt, maar
deze gelden enkel voor bepaalde types organisaties, zoals in hoofdstuk 1.2. al werd aangehaald. Wat de aansprakelijkheidsregeling betekent voor de organisaties die eronder vallen, wat de gevolgen zijn voor zij die er niet onder vallen, en wat deze dan best kunnen doen, is het onderwerp van dit hoofdstuk.
versie 28 juli 2010
LETS en de vrijwilligerswet
22
3.1. Moet je LETS-groep zich verzekeren?
In hoofdstuk 2.2 (blz. 11) kan je zien of je LETS-groep volgens de vrijwilligerswet
onder de aansprakelijkheidsregeling valt en of de groep dus een verzekering moet
afsluiten. Er werd daar al even op gewezen dat het, zelfs al is de groep een losse of
onafhankelijke feitelijke vereniging zonder personeel, sterk aan te raden is een of andere vorm van verzekering af te sluiten.
Is een dergelijke feitelijke vereniging niet verzekerd, dan kan deze als geheel aansprakelijk worden gesteld, als er iets fout loopt.
“Gevolg: mogelijk draait alleen de vrijwilliger die een fout beging en schade aan anderen veroorzaakte op voor de vergoeding, maar het is en blijft ook mogelijk dat de feitelijke vereniging als geheel (dus de individuele leden samen) aansprakelijk gesteld worden! “ (Hambach, 2008, p. 24) Potje breekt, potje betaalt! In het dagelijkse leven, dat draait op de regels van het
gemeen recht, draai je op voor de schade die je veroorzaakt, het principe is dat “wie door eigen fout of daad schade veroorzaakt aan anderen, die schade ook moet herstellen of vergoeden”. (Hambach, 2008, p. 10) Voor bepaalde groepen mensen, zoals vrijwilligers, kan een specifieke regeling uitgewerkt worden. Schade aan anderen zal dan nog altijd moeten worden vergoed of hersteld, maar niet door degene die de schade veroorzaakte, wel (meestal, niet altijd…) door de organisatie voor wie het vrijwilligerswerk uitgevoerd werd. Alvorens nader in te gaan op de regeling voor vrijwilligers is het belangrijk even stil te staan bij de aansprakelijkheidsregeling volgens de regels van het gemeen recht, in het dagelijks leven dus.
3.2. De aansprakelijkheid volgens de regels van het gemeen recht “Het begrip ‘aansprakelijkheid’ betekent dat een persoon die een fout maakte, onvoorzichtig of nalatig was, verplicht kan worden de schade die daaruit voor anderen voortvloeit te herstellen of te vergoeden.” (Hambach, 2008, p. 11) Er bestaan verschillende vormen van aansprakelijkheid: strafrechtelijke en burgerrechtelijke aansprakelijkheid. 3.2.1. Strafrechtelijke aansprakelijkheid “Strafrechtelijke aansprakelijkheid betekent dat iemand juridisch, in een aantal bij wet bepaalde gevallen, ter verantwoording kan geroepen worden als hij/zij een bepaalde wet of rechtsregel geschonden heeft.” (Hambach, 2008, p. 12) Het gaat hier niet altijd om gevallen waarbij schade wordt toegebracht aan iemand
anders: door het rood rijden, zonder een andere auto aan te rijden en zonder schade te veroorzaken, is wel degelijk strafbaar. In het geval van een strafrechtelijke
aansprakelijkheid, bega je een overtreding, wordt deze vastgesteld (door een agent
versie 28 juli 2010
LETS en de vrijwilligerswet
23
bv., die een boete vastlegt), en wordt een straf bepaald, afhankelijk van de ernst van de overtreding. In het geval van een verkeersovertreding dien je ter plaatse de boete te betalen, bij ernstige overtredingen word je voor de rechtbank gedaagd. Bij straf-
rechtelijke aansprakelijkheid wordt altijd de persoon zelf vervolgd en draait deze op voor de schade. Verzekeringen komen in dergelijke gevallen nooit tussen, behalve eventueel met rechtsbijstand. Ook binnen het vrijwilligerswerk kan de vrijwilliger
geen beroep doen op enige verzekering, noch door hemzelf, noch door de organi-
satie afgesloten, indien de schade valt binnen de strafrechtelijke aansprakelijkheid. 3.2.2. Burgerrechtelijke aansprakelijkheid “Burgerrechtelijke aansprakelijkheid betekent dat iemand juridisch verantwoordelijk gesteld kan worden als zij/hij een fout heeft begaan waardoor schade aan een ander werd berokkend. Dat kan ertoe leiden dat diegene die de fout maakte, juridisch gedwongen wordt de schade van de ander te herstellen of vergoeden.” (Hambach, 2008, p. 13) Er is sprake van burgerrechtelijke aansprakelijkheid als aan drie basiselementen voldaan is: 1. je begaat een fout, 2. er is schade, 3. er is een verband tussen fout en schade.
“Basiselementen burgerrechtelijke aansprakelijkheid 1. iemand maakt een fout (slordigheid, nalatigheid, onvoorzichtigheid) of stelt een onrechtmatige daad... Onrechtmatige daden zijn verkeerde handelingen die gepleegd worden door “kinderen beneden de jaren des onderscheids” (leeftijd van 6-7 jaar, als kinderen geacht worden het verschil tussen ‘goed en kwaad’ te kennen) of ook door mensen met een zware mentale handicap die niet (meer)weten wat ze doen. Niet onbelangrijk voor het vrijwilligerswerk met deze doelgroepen: kleine kinderen, gehandicapten en sommige categorieën ouderen. Toetssteen: handelde de betrokkene als ‘goede huisvader’? De ‘goede huisvader’ is een juridisch begrip, dat voornamelijk door de rechters als toetssteen wordt gehanteerd. Om feiten (fouten?) te beoordelen gaat de rechter na of het betrokken individu zich in de concrete omstandigheden van het gebeuren, al dan niet gedragen heeft zoals ‘de goede huisvader’ het zou gedaan hebben in dezelfde omstandigheden. Het is altijd een beoordeling achteraf, als de schade gevallen is. Voor vrijwilligers en organisaties kan geëvalueerd worden of ze de nodige voorzorgen (goed georganiseerd?) genomen hebben bij de uitwerking van een activiteit en/of ze voldoende toezicht hebben gehouden bij de uitvoering van de opdrachten, opdat niemand in gevaar komt (goed toezicht gehouden?).
versie 28 juli 2010
LETS en de vrijwilligerswet
24
2. …die schade veroorzaakt aan een andere (een schadelijder, in vakjargon ‘een derde’)... Een ander is ‘het slachtoffer’ van de fout, hij/zij die schade lijdt. ‘Schade’ komt neer op het lijden van een verlies in zijn menszijn, zijn zaken, zijn vermogen, het oplopen van een nadeel. Dit begrip ‘schade’ is nog voortdurend in evolutie en kan ruim worden geïnterpreteerd. Dat betekent ook dat niet enkel de schade die meteen zichtbaar is moet vergoed worden, maar mogelijk ook verdere en toekomstige schade die voortvloeit uit dat zelfde geval. Het gaat hier zowel om materiële (zaken, goederen, lichamelijk) als immateriële (emotioneel, psychisch,...)schade. 3. ...en waarbij er een oorzakelijk verband bewezen wordt tussen de fout van de ene en de schade van de andere Cruciaal is dat men niet alleen de fout moet bewijzen maar ook dat die fout de te vergoeden schade veroorzaakte Vergeleken met de strafrechtelijke aansprakelijkheid gelden er dus andere criteria om te bepalen of iemand al dan niet (burgerrechtelijk dan wel strafrechtelijk) aansprakelijk gesteld kan/zal worden. Op strafrechtelijk gebied moet niet per definitie schade aan anderen veroorzaakt zijn.” (Hambach, 2008, pp. 13-14) Vrijwilligers kunnen burgerrechtelijk aansprakelijk worden gesteld, maar door de
vrijwilligerswet worden ze beschermd en is het (meestal, niet altijd…) de organisatie die de schade moet vergoeden. “Wat betekent het concreet als men burgerrechtelijk aansprakelijk gesteld wordt? Dat betekent dat de (natuurlijke of rechts-) persoon de schade die door haar/hem werd veroorzaakt of waarvoor hij/zij moet instaan, zal moeten vergoeden of herstellen. De hoogte van de vergoeding hangt samen met de aard en de omvang van de schade. Na het klaarmaken van een grote pot soep, zet een medewerker van een buurtrestaurant de pot ongelukkig neer. De pot valt om en de inhoud verbrandt een bezoeker erg. De schade reikt wellicht verder dan de brandwonden alleen; ook revalidatie, nazorg en mogelijk zelfs emotionele en psychische schade,… In het kader van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid moet alle (voorzienbare) schade vergoed worden: zowel materiële (aan voorwerpen, materialen, instrumenten, kleding,…) als immateriële schade (emotionele schade, trauma,…), dus zowel schade aan zaken als aan personen, ook verzorging, inkomensverlies, ... kunnen/moeten terug betaald worden. Hoe kan men iemand burgerrechtelijk aansprakelijk stellen? Stap 1: bewijzen verzamelen Wie beweert dat zij/hij schade lijdt door de fout van iemand anders, zal dat ook naar behoren moeten (kunnen) bewijzen. Wie een eis tot schadevergoeding wil laten gelden moet aantonen dat er een fout is gebeurd (niet gehandeld als “de goede huisvader”), dat er schade is en dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen fout en schade.
versie 28 juli 2010
LETS en de vrijwilligerswet
25
Stap 2: aanspreken Wie schade lijdt zal eerst pogen om de andere partij aan te spreken(mondeling, via een schrijven) om tot een ‘overeenkomst’ over een vergoeding te komen. Indien de zaak niet ‘in der minne’ geregeld kan worden, kan de schadelijder besluiten verdere juridische stappen te ondernemen. Dan komt de zaak mogelijk voor de rechtbank en oordeelt uiteindelijk de rechter of de “aangesprokene” aansprakelijk is of gesteld kan worden.” (Hambach, 2008, p. 15) 3.2.3. Contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid
Als er een vorm van verbintenis bestaat tussen twee partijen, spreken we van con-
tractuele aansprakelijkheid. Deze verbintenis kan zowel mondeling als schriftelijk worden afgesloten. Het kan hier gaan om een resultatenverbintenis, waarbij je afspreekt een bepaald resultaat te bereiken door een bepaalde prestatie te leveren (een herstelling, een kamer behangen, informatie geven over een land), of een middelenverbintenis, waarbij je belooft je in te zetten, je best te doen (opdienen op een feestje, voorzichtig zijn met ontleend materiaal). De partijen die hier een rol spelen zijn de contractanten: personen of organisaties. Gaat er iets mis met een contract, waarbij een partij een organisatie is, dan zal (meestal, niet altijd…) de organisatie zelf de schade moeten vergoeden, niet de persoon die, in opdracht van de organisatie, de schade veroorzaakt. De aansprakelijkheid is buitencontractueel, als een persoon schade toebrengt aan een andere, zonder dat er iets is afgesproken, noch mondeling, noch schriftelijk.
Elise staat op de stoep de ramen te poetsen van Elie, een voorbijganger struikelt over de emmer en loopt een ernstige spierscheuring op. Tijdens een wandeling met de LETS-groep, leent Jan in de vogelkijkhut de dure verrekijker van iemand die niet tot groep hoort, maar Jan laat hem vallen en de verrekijker is behoorlijk beschadigd.
Bij de meeste LETS-groepen ondertekent een nieuw lid een huishoudelijk reglement of een afsprakennota, waarin de voorwaarden voor het LETS'en zijn opgesomd. Bij
het concrete LETS'en maakt de ene LETS'er afspraken met de andere over de dienst
die gepresteerd wordt. Het LETS'en zelf valt onder de contractuele aansprakelijkheid en het verzekeren hiervan valt niet onder de bepalingen van de vrijwilligerswet. Het afsluiten van een verzekering die ook deze aansprakelijkheid dekt zal dus het onderwerp zijn van onderhandelingen tussen de verzekeringnemer en verzekeraar.
versie 28 juli 2010
LETS en de vrijwilligerswet
26
En wat met materiaal dat iemand uitleent? “Het gaat […] in de verzekeringspraktijk om schade aan ‘toevertrouwd’ materiaal. Dat valt onder de contractuele aansprakelijkheid, en is dus meestal niet ‘standaard’ mee verzekerd. In de verzekering die de provincie aanbiedt [zie 4.5.2, blz. 31], zit het wel in (met bepaalde limieten). Een deel verzekeringsmaatschappijen maken er geen punt van (en rekenen ook niets bij) om dat mee te verzekeren, maar meestal moet je het wel uitdrukkelijk vragen (en soms ook bijbetalen)” (Hambach, 2008, p. 46)
3.2.4. Vormen van aansprakelijkheid
Potje breekt, potje betaalt… Men is aansprakelijk voor zijn eigen daden, maar men
kan ook aansprakelijk zijn voor de daden van anderen. Ouders voor kinderen, leerkrachten voor leerlingen, vrijwillige begeleiders voor degenen die ze begeleiden en ook… organisaties voor haar vrijwilligers! Men kan aansprakelijk zijn voor zaken,
voor het materiaal dat men uitleent of ter beschikking stelt van iemand anders. Een ladder die men uitleent en waar een sport van breekt door slecht onderhoud… Men is aansprakelijk voor dieren, maar de persoon die de verantwoordelijkheid heeft
over de dieren, is aansprakelijk, dus niet de eigenaar. En men kan aansprakelijk zijn voor gebouwen, als iemand schade ondervindt door de staat waarin een gebouw zich bevindt.
3.3. De aansprakelijkheidsregeling volgens de vrijwilligerswet 3.3.1. Artikel 5 van de vrijwilligerswet « Art. 5. Behalve in geval van bedrog, zware fout of eerder gewoonlijk dan toevallig voorkomende lichte fout van de vrijwilliger, is deze, behalve als het om schade gaat die hij zichzelf toebrengt, niet burgerlijk aansprakelijk voor de schade die hij veroorzaakt bij het verrichten van vrijwilligerswerk, ingericht door een in artikel 3, 3° bedoelde feitelijke vereniging die één of meer personen tewerkstelt die verbonden zijn door een arbeidsovereenkomst voor werklieden of bedienden, door een in artikel 3, 3° bedoelde rechtspersoon, of door een feitelijke vereniging die op grond van haar specifieke verbondenheid hetzij met de voormelde feitelijke vereniging, hetzij met de voormelde rechtspersoon beschouwd kan worden als een afdeling daarvan. Voor deze schade zijn respectievelijk de feitelijke vereniging, de rechtspersoon of de organisatie waarvan de feitelijke vereniging een afdeling vormt, burgerlijk aansprakelijk. Op straffe van nietigheid mag van de bij het eerste lid bepaalde aansprakelijkheid niet afgeweken worden in het nadeel van de vrijwilliger.» Er wordt duidelijk gesteld dat de vrijwilliger “niet burgerlijk aansprakelijk [is] voor de
schade die hij veroorzaakt bij het verrichten van vrijwilligerswerk”! Maar er wordt wel enig voorbehoud gemaakt, deze wet is niet van toepassing ”in geval van bedrog, zware fout of eerder gewoonlijk dan toevallig voorkomende lichte fout van de vrijwilliger”.
versie 28 juli 2010
LETS en de vrijwilligerswet
27
“Een lichte repetitieve fout De vrijwilliger maakt een kleine fout, maar herhaalt zo’n kleine fout al te dikwijls. Als de organisatie hem/haar –of zelfs al meer in het algemeen- daar heeft op gewezen, en er ontstaat na de zoveelste keer schade aan een derde, valt de aansprakelijkheid mogelijk toch bij de vrijwilliger. Jean-Pierre of andere vrijwilligers laten steeds na om gebruikte instrumenten af te drogen. Dat kan leiden tot roestvorming en tot de blokkering of breuk van het systeem (vb. van een mechanische grasmaaier) waardoor schade wordt veroorzaakt. De organisatie heeft hem daarvoor al verscheidene keren verwittigd en tot meer zorg aangemaand. Als na de zoveelste keer blijkt dat het instrument niet meer correct werkt en hierdoor schade veroorzaakt, kan de organisatie pogen om niet te hoeven opdraaien voor de schade. De organisatie (of haar verzekeraar) zal wel moeten (kunnen) bewijzen dat Jean-Pierre al herhaaldelijk op die fout is gewezen. Een grove fout De vrijwilliger doet iets ernstig verkeerd waarvan hij/zij wist of moest weten dat de handeling, de daad,… ernstig fout was. Als bewezen kan worden dat de vrijwilliger zo’n grove fout maakte, is het weer mogelijk dat de aansprakelijkheid toch bij hem/haar terechtkomt. Een vrijwilliger gaat op uitstap met een groepje kinderen. Bij het middagmaal drinkt de vrijwilliger veel te veel wijn, zet zich op een bank in de zon en valt in een diepe slaap. Er gebeurt een ongeval met een van de kinderen. De vrijwilliger, die onder invloed was van drank, heeft ernstig verzaakt aan de toezichtsplicht die hij op zich had genomen. Indien bewezen kan worden dat dit een grove fout van die vrijwilliger was, kan de aansprakelijkheid op zijn eigen schouders vallen. Bedrog Als de vrijwilliger wetens en willens een totaal verkeerde handeling stelt waardoor schade wordt veroorzaakt, kan men spreken van opzet. De vrijwilliger die bijvoorbeeld anderen ernstig misleidt om zelf voordeel te halen, pleegt bedrog. Het spreekt voor zich dat een organisatie daarvoor niet hoeft op te draaien. Maar ook hier geldt weer dat bewezen moet worden dat de vrijwilliger een fout in deze zin heeft gemaakt.” (Hambach, 2008, p. 21)
De wet is evenmin van toepassing “als het om schade gaat die hij [de vrijwilliger]
zichzelf toebrengt” en evenmin als de organisatie niet valt onder de opgesomde categorieën (zie 2.2, blz. 11).
De vrijwilliger geniet immuniteit en kan niet burgerrechtelijk aansprakelijk worden gesteld, als aan alle voorwaarden, in de wet opgesomd, is voldaan.
3.3.2. Gevolgen voor LETS-groepen voor wie de aansprakelijkheidsregeling niet geldt
Nogmaals: als de groep een losse of onafhankelijke feitelijke vereniging (zonder
personeel) is, dient de groep wel te beantwoorden aan de verplichtingen, zoals opgelegd in de vrijwilligerswet, maar valt ze niet onder de aansprakelijkheidsregeling (zie ook 2.2, blz. 11).
versie 28 juli 2010
LETS en de vrijwilligerswet
28
Dit heeft gevolgen:
De burgerrechtelijke aansprakelijkheid wordt in dit geval geregeld volgens de regels van het gemeen recht.
De vrijwilliger geniet geen immuniteit en kan persoonlijk burgerrechtelijk aansprakelijk worden gesteld voor de schade die hij/zij veroorzaakt. “Voor deze vrijwilligers die geen immuniteit genieten, kan de eigen polis BAprivéleven (de zogenaamde familiale polis) wel een oplossing bieden. Deze polis is er immers op gericht tussen te komen voor fouten die een persoon (of zijn eigen gezinsleden) in zijn privéleven maakt en schade veroorzaken aan anderen (dan de gezinsleden). Het nadeel is dat de vrijwilliger dan zelf voor zijn bescherming dient in te staan, en dat de polis niet tussen komt als er bijvoorbeeld schade werd veroorzaakt aan een inwonend gezinslid.” (Hambach, 2008, p. 24)
De groep kan als geheel aansprakelijk worden gesteld. “Dat houdt in dat de leden zo’n feitelijke vereniging, mogelijk samen aansprakelijk gesteld kunnen worden als ‘lid’ van de vereniging. Ieder lid dient dan een deel van de schade te vergoeden of te herstellen. Gevolg: mogelijk draait alleen de vrijwilliger die een fout beging en schade aan anderen veroorzaakte op voor de vergoeding, maar het is en blijft ook mogelijk dat de feitelijke vereniging als geheel (dus de individuele leden samen) aansprakelijk gesteld worden!” (Hambach, 2008, p. 24)
De informatieplicht is voor deze groepen belangrijker dan voor andere, ze moet aan haar leden laten weten: o o o o
“dat er geen specifieke aansprakelijkheidsregeling geldt, en de aansprakelijkheid geregeld wordt volgens de principes van het ‘gemeen recht’ dat de vrijwilligers aldus geen immuniteit genieten dat de vrijwilliger persoonlijk burgerrechtelijk aansprakelijk gesteld kan worden en dat hij/zij zich hiervoor individueel, via een eigen verzekering, kan beschermen” (Hambach, 2008, p. 24)
Indien een vzw, die onder de aansprakelijkheidsregeling valt, geen verzekering heeft afgesloten, dan kunnen de leden van de raad van bestuur aansprakelijk gesteld
worden. Hetzelfde geldt voor de koepelorganisatie van feitelijke verenigingen, die
deel uitmaken van de koepel. Ook hier kunnen de leden van de raad van bestuur van de koepelorganisatie aansprakelijk worden gesteld, indien de koepel geen verzekering heeft afgesloten. In hoofdstuk 4.6, “De aansprakelijkheid van ‘bestuurders’ of ‘kernleden, blz. 31, gaan we hier dieper op in.
versie 28 juli 2010
LETS en de vrijwilligerswet
29
4. LETS-groepen en verzekeringen
Iedereen krijgt wel eens te maken met verzekeringen: tegen betaling van een be-
paald bedrag, de premie, wordt schade, die je veroorzaakt, volledig of gedeeltelijk betaald door de verzekeringsmaatschappij. Onder welke voorwaarden de schade
wordt terugbetaald, of de schade volledig of gedeeltelijk wordt terugbetaald, dit alles staat in de verzekeringspolis die je afsluit met de verzekeringsmaatschappij.
Artikel 6 van de vrijwilligerswet verplicht organisaties, die burgerrechtelijk aansprakelijk zijn voor hun vrijwilligers, een verzekering af te sluiten: “§ 1. De organisaties die krachtens artikel 5 burgerlijk aansprakelijk zijn voor de schade die een vrijwilliger veroorzaakt, sluiten tot dekking van de risico’s met betrekking tot vrijwilligerswerk een verzekeringscontract, dat ten minste de burgerlijke aansprakelijkheid van de organisatie dekt, met uitzondering van de contractuele aansprakelijkheid. § 2. De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, voor de categorieën van vrijwilligers die Hij bepaalt, de dekking van het verzekeringscontract uitbreiden tot : 1° de lichamelijke schade die geleden is door vrijwilligers bij ongevallen tijdens de uitvoering van het vrijwilligerswerk [of tijdens de verplaatsingen die in het kader daarvan worden gedaan en tot de ziekten die zijn opgelopen als gevolg van het vrijwilligerswerk]; 2° de rechtsbijstand voor de onder § 1, [1°, 2°]en § 2, 1°, genoemde risico’s. § 3. De Koning stelt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de minimumgarantievoorwaarden vast van de [verplichte] verzekeringsovereenkomsten tot dekking van het vrijwilligerswerk. § 4. De gemeenten en provincies informeren de organisaties over de verzekeringsplicht. De Koning kan bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad nadere regels vaststellen ter uitvoering van deze paragraaf. § 5. Aan de organisaties wordt de mogelijkheid geboden zich, tegen betaling van een premie, aan te sluiten bij een collectieve polis die voldoet aan de in § 3 bedoelde voorwaarden. De Koning bepaalt daartoe de voorwaarden en nadere regels bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.”
Van zodra een organisatie, die binnen de bepalingen van de wet valt, vrijwilligers
inschakelt in haar werking, is ze verplicht een verzekering af te sluiten, die minstens de burgerrechtelijke buitencontractuele aansprakelijkheid dekt.
4.1. De familiale verzekering
Niemand is verplicht een familiale verzekering af te sluiten en je kan je vrijwilligers
niet verplichten er een af te sluiten. In het geval er een BA-verzekering is afgesloten en een vrijwilliger schade veroorzaakt, dan kan de verzekeringsmaatschappij deze
schade niet afwentelen op de familiale verzekering, als de vrijwilliger die heeft. De wet stelt duidelijk dat de vrijwilliger “immuun” is en niet persoonlijk aansprakelijk
kan worden gesteld, wat wel het geval zou zijn moest beroep worden gedaan op de familiale polis.
versie 28 juli 2010
LETS en de vrijwilligerswet
30
De familiale polis kan dus wel gebruikt worden in de groepen die horen tot ‘losse of onafhankelijke feitelijke verenigingen’ (zonder personeel): in deze groepen kan de vrijwilliger wel persoonlijk aansprakelijk worden gesteld.
4.2. Minimale vereisten
De wet zegt wat je minstens moet doen om je vrijwilligers te beschermen. Ook al
spreekt de wet enkel over een verzekering die “ten minste de burgerlijke aanspra-
kelijkheid van de organisatie dekt, met uitzondering van de contractuele aansprakelijkheid”, toch kan je ook andere verzekeringen afsluiten:
“Een verzekering burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de organisatie en haar bestuur zelf. […] ook een rechtspersoon (privaat/publiek) [kan] zelf aansprakelijk gesteld worden. De organisatie kan zich hier dus ook best voor indekken. Een verzekering rechtsbijstand Een minderheid van organisaties heeft op dit ogenblik een verzekering rechtsbijstand. Het kan echter een heel handige en nuttige verzekering zijn. Een verzekering lichamelijke ongevallen Deze verzekering voorziet tussenkomst in de medische kosten en inkomensverlies van een vrijwilliger die bij de vrijwilligersactiviteit slachtoffer wordt van een lichamelijk ongeval.” (Hambach, 2008, p. 35)
4.3. Een collectieve polis
In het boven geciteerde artikel 6, paragraaf 5, van de vrijwilligerswet is er sprake
van de mogelijkheid “aan te sluiten bij een collectieve polis”. Tot vandaag bestaat
die mogelijkheid echter niet. Uiteraard is het mogelijk om met verschillende organisaties, van wie de activiteiten overeenstemmen, een collectieve polis af te sluiten.
4.4. Kan een ‘losse of onafhankelijke feitelijke verenigingen’ (zonder personeel) een BA-verzekering afsluiten?
Als een groep buiten het toepassingsgebied van de wet valt kan deze op eigen
houtje een verzekering afsluiten. Zoals we al zagen kan de ganse groep – elk lid dus - aansprakelijk worden gesteld, wanneer er iets fout loopt. Het afsluiten van een
verzekering is dus zeker aan te raden. De vrijwilliger binnen een dergelijke organisatie geniet echter geen immuniteit en kan nog steeds persoonlijk aansprakelijk worden gesteld.
4.5. Een geschikte verzekering vinden 4.5.1. Een modelinhoud
Het Vlaams Steunpunt Vrijwilligerswerk vzw werkte in opdracht van de Vlaamse Gemeenschap een model (in bijlage) uit waarop een verzekeringspolis gebaseerd kan
worden. In deze tekst over de modelinhoud staat bovendien interessante informatie over het afsluiten van een polis.
versie 28 juli 2010
LETS en de vrijwilligerswet
31
4.5.2. De collectieve polis Nationale Loterij – de provinciale verzekering
De Vlaamse provincies, met financiële steun van de Nationale Loterij, bieden - gratis - een collectieve polis aan, die gebaseerd is op de modelinhoud. Om deze polis te kunnen onderschrijven, dient men eerst een erkenning als vrijwilligersorganisatie
aan te vragen bij de provincie. De polis is zeer ruim, maar geldt enkel voor groeps-
activiteiten en is beperkt tot 100 “mandagen”, waardoor hij niet van toepassing is op de dagelijkse LETS-activiteiten. Hij kan misschien wel gebruikt worden voor de vergaderingen en bijeenkomsten van de bestuurs- of kernleden, in zoverre deze als
vrijwilligers erkend worden door de provincie. Ook hiervoor kan elke groep een aanvraag indienen. “Het gaat om een gratis aanbod. De polis biedt een ruime bescherming aan voor de vrijwilligers: o op het vlak van burgerrechtelijke aansprakelijkheid o op het vlak van rechtsbijstand o op het vlak van lichamelijke ongevallen De inhoud van de polis is gebaseerd op de modelinhoud. Aangifte van activiteiten kan snel en vlot, want online, gebeuren. Er bestaat veel informatie over de polis zelf, de procedure,… De organisatie kan steeds met vragen terecht bij het betreffende steunpunt, of bij de verzekeraar van deze Collectieve polis Nationale Loterij omtrent inhoudelijke vragen over de verzekering zelf” (Hambach, 2008, p. 37) De beperkingen: “Het aanbod is beperkt tot zogenaamd 100 vrijwilligersmandagen (een mandag geldt per vrijwilliger die aan een activiteit start, voor een volledige dag, maar ook voor een halve dag of zelfs een uur). Het aanbod richt zich voornamelijk tot tijdelijke, occasionele activiteiten: het lost het ‘algemene verzekeringsprobleem’ van de organisatie niet volledig op. De organisatie moet eerst bij het provinciaal steunpunt […] een erkenning aanvragen (maar dat is geen al té zware procedure). De organisatie moet er zelf voor zorgen elke activiteit door te geven aan de verzekeringsmaatschappij.” (Hambach, 2008, p. 38) Meer informatie hierover: www.vrijwilligerswerk.be of op de websites van de verschillende provincies, die allen een Steunpunt Vrijwilligerswerk hebben.
4.6. De aansprakelijkheid van ‘bestuurders’ of ‘kernleden’ 4.6.1. Bestuurders van een vzw
Een vzw is een rechtspersoon, die verplicht is een verzekering af te sluiten, die tussenkomt als een schadegeval zich voordoet. De vzw is verplicht de namen van de
bestuurders te publiceren in het Staatsblad en dit steeds te doen bij elke wijziging in het bestuur. Deze personen zijn dus bekend en kunnen persoonlijk burgerrechtelijk aansprakelijk gesteld worden voor hun fouten.
versie 28 juli 2010
LETS en de vrijwilligerswet
32
“Bestuursvrijwilligers, in hun functie als bestuurder van een vzw, genieten evenmin immuniteit. […] De bestuursvrijwilligers kunnen persoonlijk aansprakelijk gesteld worden. Dat gebeurt echter niet automatisch. De bestuursvrijwilliger moet een fout hebben gemaakt waaruit schade aan anderen is ontstaan. Het is mogelijk dat er een persoonlijke aansprakelijkheidsstelling gebeurt, maar normaal geniet de bestuursvrijwilliger bescherming van de rechtspersoon zelf (bij de organisatie die als rechtspersoon aansprakelijk gesteld kan worden).” (Hambach, 2008, p. 48)
De bestuurder kan aansprakelijk gesteld worden tegenover de buitenwereld en tegenover de organisatie zelf. Als de bestuurder daden stelt waarbij hij schade berokkent en er duidelijk blijkt dat hij dit niet deed in zijn hoedanigheid van bestuurder, in opdracht dus van de organisatie, kan hij persoonlijk aansprakelijk worden gesteld. Een bestuurder wordt ook geacht zijn verantwoordelijkheid tegenover zijn organisatie op te nemen, daarom is het geraadzaam dat het volledige bestuur mee waakt over het functioneren van de bestuursvrijwilligers. “Het sluiten van een goede verzekering voor bestuursvrijwilligers vraagt voldoende aandacht. De familiale verzekering komt in de regel niet tussen als iemand een fout maakt ‘in opdracht’. Vermits de bestuursvrijwilliger handelt in opdracht, zal hij/zij dus wellicht niet kunnen terugvallen op zijn/haar BA-privéleven.” (Hambach, 2008, p. 49) 4.6.2. “Kernleden” van de feitelijke vereniging
De namen van de kernleden van feitelijke verenigingen worden niet officieel be-
kendgemaakt, noch gepubliceerd. Vandaar dat er in feite geen verschil bestaat tussen deze kernleden en de gewone leden van een feitelijke vereniging. Het gevolg is dat àlle leden aansprakelijk kunnen worden gesteld. De bepalingen uit de vzw-wetgeving zijn uiteraard niet van toepassing op deze zogenaamde kernleden, ze kunnen dan ook niet aansprakelijk worden gesteld, zoals de bovenvermelde bestuursleden.
4.7. Lichamelijke ongevallen
Tijdens activiteiten, die door de organisatie ingericht worden, kunnen vrijwilligers
zelf schade oplopen zonder dat iemand anders daar aansprakelijk voor is. Dit wordt niet gedekt door de BA-verzekering. Maar toch is het aan te raden een verzekering tegen lichamelijke ongevallen af te sluiten, een ongeluk ligt in een klein hoekje.
4.8. Franchise
Vergeet niet dat er bij verzekeringen steeds een franchise voorzien is: een bedrag waarvoor geen schade vergoed wordt.
versie 28 juli 2010
LETS en de vrijwilligerswet
33
4.9. Een controlelijst
Sommige groepen hebben al een verzekering, andere willen er een afsluiten. Onderstaande controlelijst laat toe na te kijken of de (voorgestelde) polis ermee overeenkomt. “Controle verzekeringspolis Burgerrechtelijke Aansprakelijkheid Ja
Nee
Niet
Weet
nodig
niet
Verzekering vrijwilligers Zijn de vrijwilligers verzekerd voor wat betreft de burgerrechtelijke aansprakelijkheid? Met inbegrip van de bestuursvrijwilligers? Met inbegrip van de occasionele vrijwilligers (of spontane vrijwilligers) ? Zijn ook alle betaalde medewerkers verzekerd via deze polis? Zijn ook meehelpende familieleden (event. ook minderjarige kinderen) mee verzekerd? Voorziet de polis in een bescherming voor de minderjarige vrijwilliger? (het decreet van 1994 voor de erkende organisaties in de welzijns-en
gezondheidssector maakt een verzekering BA voor de ouders/voogd van minderjarige vrijwilligers verplicht) Verzekering organisatie Is de organisatie verzekerd voor haar eigen burgerrechtelijke aansprakelijkheid?
Omschrijving activiteiten van de vrijwilligers Staat er een correcte ruime omschrijving van activiteiten in de polis? Stemt die omschrijving van de activiteiten overeen met de werkelijkheid? M.a.w. zijn eventuele uitbreidingen opgenomen? Nemen vrijwilligers deel aan adviesraden of andere activiteiten in opdracht van de organisatie?
Zijn deze ‘extra’ activiteiten mee opgenomen in jullie polis? Verzekering burgerrechtelijke aansprakelijkheid Geldt de verzekering tijdens de activiteiten? Geldt de verzekering ook op weg van en naar de activiteiten? Waar geldt de verzekering? Wereldwijd (eventueel met uitzondering van de VSA en Canada) Verzekerde bedragen in de BA-verzekering
(bedragen bij benadering, volgen indexering) Voor de lichamelijke schade 12.250.000 euro? Ligt het bedrag hoger? Voor de materiële schade 625.000 euro? Is de franchise duidelijk? Ligt het bedrag hoger?
versie 28 juli 2010
LETS en de vrijwilligerswet
34
Uitsluitingen Is het ook voor de hele organisatie duidelijk in welke gevallen je geen beroep kan doen op de polis?
Omschrijft de polis naar behoren wat er onder ‘zware fout’ wordt verstaan?
Extra’s Worden de ‘toevertrouwde goederen’ (eventueel ten dele) mee verzekerd? Is er een clausule rechtsbijstand opgenomen in de polis?
Hoe meer je ‘ja’ kan antwoorden op bovenstaande vragen, hoe meer de polis de modelinhoud benadert. Let wel op, het gaat hier om de verzekering burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de organisaties in verband met de risico’s van het vrijwilligerswerk. Het betekent niet dat deze polis volstaat; dit hangt af van de structuur van de organisatie , de aard van de activiteiten,…” (Hambach, 2008, p. 52)
versie 28 juli 2010
LETS en de vrijwilligerswet
35
5. Conclusies Of we een LETS'er al dan niet als een vrijwilliger kunnen beschouwen, welk statuut een LETS’er nu precies heeft, blijft onduidelijk. Is de LETS'er geen vrijwilliger, dan valt hij niet onder de vrijwilligerswet en is de
LETS-groep, welke vorm deze ook heeft, evenmin als LETS Vlaanderen vzw, verplicht enige vorm van verzekering af te sluiten. Hou er dan wel rekening mee dat de be-
stuurders, kernleden en leden risico’s lopen als er iets fout gaat. Er kan voor de bestuurders en de kernleden waarschijnlijk beroep gedaan worden op de gratis pro-
vinciale vrijwilligersverzekering. De LETS’ers zelf kunnen hun familiale verzekering aanspreken of er kan een verzekeringsmaatschappij gezocht worden waarbij een geschikte verzekering voor het LETS’en kan afgesloten worden. Heeft de LETS'er wel het vrijwilligersstatuut, dan valt hij wel onder de bepalingen van de vrijwilligerswet, in ieder geval wat betreft de informatieplicht en de kostenver-
goeding. LETS’en valt onder de burgerrechtelijke contractuele aansprakelijkheid, die
niet verplicht verzekerd moet worden. Ook hier kan voor de bestuurders en de kernleden waarschijnlijk beroep gedaan worden op de gratis provinciale vrijwilligersverzekering en kan een verzekeringsmaatschappij gezocht worden die de burgerrechtelijke contractuele aansprakelijkheid wil verzekeren.
versie 28 juli 2010
LETS en de vrijwilligerswet
36
6. Bibliografie
Hambach, E. (2008). Beter Verzekerd, Vrijwilligers en Verzekeringen. Vlaams Steunpunt Vrijwilligerswerk vzw.
Hambach, E. (2008 herziene versie). Vrijwilligerswerk: de wet, Praktische vragen en
antwoorden. Brussel: Koning Boudewijnstichting.
http://www.vrijwilligersweb.be/wetgeving.htm#publ. (sd). Wanner, H. (2002). LETS vrijwilligerswerk nieuwe stijl. Onderzoek naar de eigenheid van Lets ruilkringen, juridische knelpunten en mogelijke oplossingen. Aalst: Lets Vlaanderen vzw.
7. Literatuurlijst
De meeste werken zijn op internet te vinden en kunnen gedownload worden. Evrard Vissenaekens, C. G. (2003). Lets en Verzekeringen. Vrijwilligers & Verzekeringen. Dexia verzekeringen België. s.d. Eindrapport Verzekeringen & Vrijwilligerswerk. Vlaams Steunpunt Vrijwilligerswerk vzw. Redactie: Eva Hambach. 2006.
Davagle, M., & Paternostre, B. (2009). Analyse juridique du Systeme d’Echange Local (SEL) en region Wallonne.
versie 28 juli 2010
LETS en de vrijwilligerswet
37
8. Bijlagen Bijlage 1 Modelinhoud voor een degelijke BA-polis vrijwilligerswerk (een uitgave van VSW vzw)
De steunpunten vrijwilligerswerk (i.s.m. Professor Claassens; KULeuven) werkten verder aan de modelinhoud in opdracht van de Vlaamse Gemeenschap (cfr. Eindrapport Vrijwilligerswerk en Verzekeringen); zij hebben met enkele verzekeraars een aantal basisprincipes vastgelegd. De bedoeling is in een geruststellende benadering de belangrijkste gegevens te verzamelen als basis voor bespreking met verzekeringsondernemingen. 1. Wie is verzekeringsnemer? Voor "individueel" (per organisatie) afgesloten verzekeringspolissen, kan de verzekeringsnemer elke individuele organisatie zijn, d.w.z. elke feitelijke vereniging evengoed als elke private of publieke rechtspersoon zoals bedoeld onder het begrip “organisatie” in de wet vrijwilligerswerk (art.3, 3°). Feitelijke verenigingen die niet vallen onder de verzekeringsplicht (of zelfs niet onder de wet vrijwilligerswerk), kunnen hier eveneens optreden als verzekeringsnemer (zoals dat nu overigens algemeen gebeurt in de praktijk van bijvoorbeeld zogenaamde evenementenpolissen). De verzekeraars waarmee we rond de tafel zaten bevestigen volgende praktijk: voor hen heeft het geen belang of de verzekeringsnemer rechtspersoonlijkheid heeft of niet. Ook feitelijke verenigingen kunnen dus perfect een verzekeringspolis ‘vrijwilligerswerk’ sluiten. Belangrijk is wel: wie vertegenwoordigt de feitelijke vereniging? Wie contact opneemt met de verzekeraar en alle formaliteiten vervult (o.m. zorgt voor de premiebetaling), wordt hieromtrent beschouwd als de vertegenwoordiger. 2. Wie zijn de verzekerden? 2.1. Verzekerd is alleszins de organisatie zelf, hier ook uitdrukkelijk met inbegrip van de feitelijke vereniging: hierbij wordt dan alleszins ook voorzien in een aangepaste bescherming voor de individuele leden van de vereniging m.b.t. hun (vrij uitzonderlijke maar wel mogelijke) aansprakelijkheid uit hoofde van de vereniging. 2.2. Verzekerd zijn alle vrijwilligers, naast eventuele andere "medewerkers", met name: 1) het bestuur van de vereniging of rechtspersoon als organisatie 2) de werknemers van de organisatie 3) de vrijwilligers die duidelijk onder de toepassing van de wet vrijwilligerswerk vallen 4) de vrijwilligers die zich mogelijk of occasioneel binnen de context van een organisatie op lossere of ad hoc basis inzetten, zoals b.v. familieleden van de vrijwilliger, kinderen die meehelpen en ontegensprekelijk vrijwilligerswerk verrichten, met inbegrip van de ouders/voogden wanneer die burgerrechtelijk aansprakelijk zijn voor een minderjarige vrijwilliger; het geheel van deze aangelegenheid dient in een open sfeer te worden afgehandeld tussen de organisatie en de verzekeringsmaatschappij volgens in onderling overeenstemming af te spreken modaliteiten.
versie 28 juli 2010
LETS en de vrijwilligerswet
38
2.3. In uitbreiding aan deze organisatiepolis, kunnen desgewenst eveneens als verzekerden opgenomen worden: ‘de personen, eigenaars, huurders of gebruikers van roerende/on-roerende goederen ter beschikking gesteld van de omschreven groepering of gebruikt door deze laatste’. De verzekeraars waarmee we rond de tafel zaten bevestigen volgende praktijk: de verzekeraar maakt op dit gebied meestal geen onderscheid tussen leden van de betrokken organisaties en vrijwilligers: ze worden op dezelfde manier verzekerd. Voor de organisatie is het wel belangrijk om aan te geven dat zij met vrijwilligers werkt: de vrijwilligers zijn immers niet persoonlijk aansprakelijk en genieten dus zogenaamde immuniteit. Hoewel het wettelijk niet verplicht is ook de leden te verzekeren, raden we dit toch aan. Zeker als een deel van de leden zich geregeld engageert als vrijwilliger. 3. Verzekerde activiteiten Verzekerd zijn alle activiteiten die in concrete dan wel meer algemene bewoordingen worden omschreven in de verzekeringspolis, en waarbij bescherming wordt verzekerd voor alle activiteiten mogelijk te verrichten binnen de organisatie of in opdracht van de organisatie. Desgewenst kan er voor alle nadere preciseringen worden verwezen naar de bijzondere voorwaarden van de verzekeringspolis zelf. Aan deze omschrijving wordt steeds een bredere interpretatie (naar "de geest" en niet enkel naar "de letter") gegeven. De polis dekt alle activiteiten die in de ruime betekenis als vrijwilligersactiviteiten kunnen worden beschouwd. De verzekeraars waarmee we rond de tafel zaten bevestigen volgende praktijk: de verzekeraars baseren zich essentieel op de kernactiviteiten van de organisatie (dit kan bijvoorbeeld zijn het jaarprogramma dat door de organisatie wordt overgemaakt), maar zijn ook bereid die activiteiten ruim en dus niet limitatief te interpreteren. Dit belet niet dat bepaalde activiteiten kunnen uitgesloten worden van de verzekering: die uitsluitingen moeten dan wel duidelijk en uitdrukkelijk in de polis staan (bvb. nader bepaalde 'gevaarlijke activiteiten'). Bij het sluiten van de verzekering, maar ook daarna rust op de organisaties een wettelijk geregelde mededelingsplicht: zij moeten aangifte doen als er later iets essentieel blijvend verandert. De verzekeraar moet dat weten, al heeft dit veelal geen gevolgen voor de polis (noch de prijs) zelf. 4. Voorwerp van de verzekeringswaarborg 4.1. De Burgerrechtelijke Aansprakelijkheid (of BA) van de organisatie voor alle verzekerde activiteiten (cfr 3.1. ) met inbegrip van de aansprakelijkheid van de organisatie voor de schade die aan derden wordt veroorzaakt door haar vrijwilligers. Hierbij wordt als "derde" bedoeld: iedereen met uitzondering van de organisatie zelf. 4.2. De persoonlijke burgerrechtelijke aansprakelijkheid (of BA) van de vrijwilligers, dus ook van de bestuursleden van de vereniging, haar werknemers en haar leden: voor alle verzekerde activiteiten inclusief hun zware fout (zie nog onder 1.7. hierna) evenals hun lichte repetitieve fout. Hierbij worden als “derden” bedoeld:
de 'echte' derden (in het algemeen: echte buitenstaanders) de begunstigden van het vrijwilligerswerk de andere vrijwilligers alle andere derden met desgewenst een omschrijving van wie de derden kunnen zijn, bijvoorbeeld ook collega’s, medewerkers, …
versie 28 juli 2010
LETS en de vrijwilligerswet
39
4.3. Beide verzekeringen voorzien in een dekking van schadegevallen, dus niet enkel van ongevallen, zowel bij of tijdens de uitvoering van het vrijwilligerswerk, als op de weg van en naar de activiteiten 4.4. De verzekeringspolis voorziet in een aanvullende waarborg m.b.t. de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de organisatie voor auto- of motorrijtuigenongevallen (meer bepaald wanneer een vrijwilliger zijn eigen auto voor de organisatie gebruikt maar zijn autoverzekering niet optreedt om één of andere reden, bvb. premie niet betaald) of als die auto niet verzekerd is). Deze verzekerde aanvullende waarborg geldt niet als de organisatie zelf eigenaar, huurder of houder van het voertuig is (dan rust immers op haar de wettelijke verplichting een autoverzekering te sluiten) 4.5. De burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de organisatie voor schade veroorzaakt door brand aan de gebouwen, installaties en goederen die de organisatie voor haar activiteiten gebruikt, indien de organisatie hiervan geen eigenaar is, noch het vruchtgebruik heeft, en op voorwaarde dat de organisatie er maximaal 30 dagen gebruik van maakt of huurt. 5. Territoriale reikwijdte van de verzekering De zetel van de organisatie moet in België gevestigd zijn. De verzekering geldt wereldwijd met (zo nodig enkel uitzondering van de VSA en Canada) vanaf het ogenblik dat de organisatie gevestigd is in België. De verzekeraars waarmee we rond de tafel zaten bevestigen volgende praktijk: de beperking die opgenomen is in het besluit minimumgarantievoorwaarden, wordt door deze verzekeraars niet toegepast. De dekking van de verzekeringspolis geldt dus wereldwijd. 6. Verzekerde bedragen Het minimumbedrag van de verzekeringsdekking wordt vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel 5, eerste en derde lid, van het koninklijk besluit van 12 januari 1984 tot vaststelling van de minimumgarantievoorwaarden van de verzekeringsovereenkomsten tot dekking van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid buiten overeenkomst met betrekking tot het privé-leven. Deze bedragen worden jaarlijks geïndexeerd. De verzekeraars waarmee we rond de tafel zaten bevestigen volgende praktijk: voor de lichamelijke schade bedraagt het huidig (december 2006) geïndexeerd verzekerd waarborgbedrag € 20.759.276,64, voor de materiele schade bedraagt het huidig (december 2006) geïndexeerd verzekerd waarborgbedrag € 747.956,74. 7. Uitsluitingen Het uitgangspunt voor de polis in haar geheel is dat de organisatie normalerwijze steeds aansprakelijk en dus daarvoor verzekerd is. Bedoeling is te komen tot een formule "alles is verzekerd met alleen uitzondering van wat (beperkt en uitdrukkelijk) met zoveel woorden in de polis zelf is uitgesloten". Conform de wettelijke bepalingen (wet op de landverzekeringsovereenkomst) kunnen enkel de uitsluitingen (o.m. van zgn. zware fouten) die uitdrukkelijk limitatief zijn opgesomd in de verzekeringspolis, aanleiding geven tot niet-tussenkomst van de verzekeraar. Op deze basis kan van de uit de polis voortspruitende verzekeringsdekking worden uitgesloten:
de schade door opzet. de schade door zware fout. zware fout wordt nader gedefinieerd als “dronkenschap, zware alcoholintoxicatie, gebruik van drugs”, op voorwaarde dat de verzekeraar niet alleen de realiteit van deze
versie 28 juli 2010
LETS en de vrijwilligerswet
40
feiten bewijst maar ook dat de dronkenschap, intoxicatie, e.d. de schade heeft veroorzaakt. opzet wordt nader gedefinieerd als het plegen van geweld op personen of het kwaadwillig beschadigen of ontvreemden van goederen, weer te bewijzen door de verzekeraar. De uitsluitingen die vermeld zijn in het besluit minimumgarantievoorwaarden mogen opgenomen worden, maar zijn niet verplicht. De verzekeraars waarmee we rond de tafel zaten bevestigen volgende praktijk: -
9.
deze verzekeraars sluiten de ‘schade veroorzaakt door personen- of goederenliften (artikel 5, 3 van het besluit) niet uit. de uitsluiting (artikel 5, 4 van het besluit) i.v.m. de brandverzekering wordt door deze verzekeraars ‘milder’ toegepast (zie hierboven). de uitsluiting (artikel 5, 11 van het besluit) i.v.m. informatiedragers, elektronische apparatuur, … wordt door deze verzekeraars niet in de polis opgenomen. de uitsluiting (artikel 5, 12 van het besluit) i.v.m. milieuschade, wordt door deze verzekeraars milder toegepast. Hieromtrent geven zij aan het begrip ‘ongeval’ een meer consumentvriendelijke interpretatie. Mogelijke uitbreidingen van de verzekeringspolis Schade aan Toevertrouwde goederen Schade na Levering van goederen en uitvoering van werken Een aanvullende polis bestuurdersaansprakelijkheid (om de schade die niet in deze verzekeringspolis wordt gedekt mee te verzekeren)
10. Enkele slotbeschouwingen De bedoeling is hier in een geruststellende benadering de belangrijkste gegevens te verzamelen als basis voor bespreking met verzekeringsondernemingen Met wat hieraan vooraf gaat weten vrijwilligersorganisaties dat ze deze modelinhoud kunnen gebruiken om een degelijke verzekeringspolis voor hun burgerrechtelijke aansprakelijkheid kunnen onderhandelen en bekomen. En nog een aantal bijkomende kanttekeningen geplaatst worden:
De hier beschreven modelinhoud is vooral gericht op vrijwilligersorganisaties waar het vrijwilligerswerk een centrale plaats inneemt. Dit heeft te maken met de haalbaarheid van het aangeboden product enerzijds, maar anderzijds ook met het feit dat heel wat grotere organisaties en/of instellingen, die wel met vrijwilligers werken maar dan vooral binnen een professionele of sterk geprofessionaliseerde setting (zoals ziekenhuizen, instellingen in de welzijnssector,…) een totaal andere algemene verzekeringsbehoefte hebben. Dergelijke structuren kunnen enigszins beschouwd worden als “bedrijven” waarvoor verzekeringsmaatschappijen zogenaamde exploitatiepolissen aanbieden, die specifiek zijn en waarbij de aansprakelijkheidsverzekering rond het vrijwilligerswerk mee ingevuld wordt op basis van de algemene specifieke activiteiten (bijvoorbeeld medische aansprakelijkheid en ‘hotelaansprakelijkheid’ in een ziekenhuis).
Het gaat hier om een “modelinhoud”: deze inhoud volstaat wellicht voor tal van organisaties, maar kan wel eens tekort schieten voor andere organisaties - Uitgangspunt is dat de inhoud correct dient te zijn voor de meeste “gewone” organisaties, beseffende dat niet elke organisatie evenveel verzekeringsbehoefte heeft. Wellicht willen bepaalde organisaties een bijkomende waarborgregeling, die specifiek verband houdt met de aard van hun activiteiten (vb. de Gezinsbond voorziet een extra clausule m.b.t. BA na levering van goederen en diensten, wat o.m. te maken heeft met hun uitleendienst).
versie 28 juli 2010
LETS en de vrijwilligerswet
41
-
Wie speciale verzekeringsnoden/behoeften heeft, dient aanvullende bepalingen in de eigen verzekeringspolis te laten opnemen, of moet met de verzekeringsmaatschappij akkoord raken over het sluiten van eventuele bijkomende verzekeringspolissen. - Hoe meer de BA-polis omvat, hoe ruimer m.a.w. het toepassingsgebied is, hoe meer de prijs van de polis kan stijgen. Het doel is dat de verzekeringsmaatschappijen die al aan onze (vroegere) besprekingen participeerden … of later daarbij willen aansluiten, de modelinhoud als een degelijk minimumvoorbeeld hanteren. Dat belet hen vanzelfsprekend niet extra service te verlenen. Vanzelfsprekend worden in de toekomst ook andere verzekeringsmaatschappijen uitgenodigd om de verzekeringspolis die ze aanbieden aan vrijwilligersorganisaties, op deze modelinhoud te enten.
versie 28 juli 2010
LETS en de vrijwilligerswet
42
Bijlage 2 Informatienota voor de vrijwilliger
INFORMATIENOTA 1. Organisatie Naam Adres Tel.nr e-mail
Sociale
doelstelling
Voorbeelden: Juridisch
VZW-IVZW (internationaal), Stichting/Instelling van Openbaar Nut Gemeente, OCMW, gemeentelijke VZW, Intercommunale: zuiver of gemengd
statuut
Vennootschap met sociaal oogmerk, Feitelijke vereniging
Verantwoordelijken, indien een feitelijke vereniging. Naam Functie
Naam Functie
versie 28 juli 2010
LETS en de vrijwilligerswet
43
Verantwoordelijke van de organisatie, die moet verwittigd worden bij ongevallen. Naam Functie Tel. - GSM
2. Verzekeringen Verplichte verzekering Waarborgen
De burgerlijke aansprakelijkheid, met uitzondering van de contractuele aansprakelijkheid, van de organisatie en de vrijwilliger.
Maatschappij Polisnummer
Vrije verzekeringen Waarborgen
Lichamelijke schade die geleden is door vrijwilligers bij ongevallen tijdens de uitvoering van het vrijwilligerswerk of op weg naar- en van de activiteiten
Maatschappij Polisnummer
Waarborgen
Rechtsbijstand voor de twee genoemde risico’s
Maatschappij Polisnummer
versie 28 juli 2010
LETS en de vrijwilligerswet
44
3. Vergoedingen Maak uw keuze uit één van de vier mogelijkheden.
De organisatie voorziet geen enkele vergoeding voor de vrijwilligersactiviteiten.
De organisatie betaalt een forfaitaire vergoeding (rekeninghoudend met de wettelijk vastgestelde maxima) voor:
De organisatie betaalt de reële kosten, mits overhandiging van de juiste bewijsstukken, in volgende gevallen:
...
...
In natura: . . . (bv. maaltijd – boekenbon - buskaart)
4. Aansprakelijkheid De organisatie is aansprakelijk voor de schade die de vrijwilliger aan derden veroorzaakt bij het verrichten van vrijwilligerswerk. Ingeval de vrijwiliger bij het verrichten van het vrijwilligerswerk de organisatie of
derden schade berokkent, is hij enkel aansprakelijk voor zijn bedrog en zijn zware schuld.
Voor lichte schuld is hij enkel aansprakelijk als die bij hem eerder gewoonlijk dan toevallig voorkomt.
5. Geheimhoudingsplicht Volgens artikel 458 van het Strafwetboek. "Geneesheren, heelkundigen, officieren van gezondheid, apothekers, vroedvrouwen en alle andere personen die uit hoofde van hun staat of beroep kennis dragen van geheimen die hun zijn toevertrouwd en deze bekendmaken buiten het geval dat zij geroepen worden om in rechte (of voor een parlementaire onder-
zoekscommissie) getuigenis af te leggen en buiten het geval dat de wet hen verplicht die geheimen bekend te maken, worden gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en met een geldboete van honderd tot vijfhonderd frank".
De vermelding "alle andere personen" in de opsomming, kan dus ook op een vrijwi-
liger slaan in gevallen waar een vorm van geheimhouding verplicht is (bv. monitoren bij mindervaliden).
versie 28 juli 2010
LETS en de vrijwilligerswet
45
6. Wederzijdse rechten en plichten (eventueel) De vrijwilliger heeft recht op informatie over zijn activiteiten, afbakening van zijn
werkveld en werktijden, een contactpunt bij conflictsituaties, over de noodzakelijke uitrusting, wanneer mogelijk over aangepaste vorming en bijscholing,
. ...
De organisatie heeft recht op een correcte deontologische houding van de vrijwilli-
ger m.b.t. het naleven van de onderlinge afspraken, het respecteren van de afbakening van het activiteitsveld,…
Datum:
versie 28 juli 2010
LETS en de vrijwilligerswet
46
Versiegeschiedenis LETS en de vrijwilligerswet
26/06/2010 – basisversie
27/07/2010 Algemene toelating RVA Wijziging 2.3.4.1 (aanvraag werklozen – bruggepensioneerden) Verwijderen 2.3.4.2 (bruggepensioneerden) Verwijderen 2.3.4.6 (aanvraag algemene toelating)
28/07/010 Bedrag kilometervergoeding aangepast.
versie 28 juli 2010