Onze lievelingen Maren Koster
bron Maren Koster, Onze lievelingen. G.B. van Goor Zonen, Gouda ca. 1927
Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/kost012onze01_01/colofon.htm
© 2010 dbnl / erven Maren Koster
2
[Onze lievelingen] ‘MAG ik de bloemen begieten? toe mag ik, moeder?’ O, wat wilde Trude dat toch graag. En gelukkig zei moeder: ‘Je mag, hoor! ik zal een emmer met water in den tuin laten brengen en dan kan je aan den gang gaan, jongedame.’ En gieten..... gieten..... dat Trude deed! Klets- en kletsnat begoot ze de bloemen en de planten. En die vonden dat wat prettig. Het was warm en stoffig geweest den heelen dag en de bloemenjurkjes hingen er verflenst bij. En hoe frisçh en fleurig zagen ze er nu opeens weer uit. Wiet, wiet, wiet! zongen de vogels op het hek. ‘Wat een fijn plasje is dat daar tusschen de bloemen. Ga nu gauw een beetje verderop, Trude, dan kunnen wij een frisch badje nemen. Toe Trude, schiet een beetje op!’ En alsof Trude echt de vogeltaal verstond, zei ze meteen al: ‘Ziezoo, hier is het klaar... ik ga verderop, vogels.’ En dit was nu juist wat de vogels zoo graag wilden.
Maren Koster, Onze lievelingen
3
Maren Koster, Onze lievelingen
4 Wat een beesten, wat een beesten, Wat een beesten, die je ziet! Is dat hier een dierentuin.....? ‘Dat is het, hoor,’ zegt Piet. ‘Zie je niet dien olifant, Dien aap en die giraffe? Opgepast toch voor die kat, Hoor dien hond eens blaffen!’ En als je nu de namen Van de rest hier kent, Dan zeg ik - echt ik meen het, hoor ‘Dat jij een knappert bent.’
Maren Koster, Onze lievelingen
5
Maren Koster, Onze lievelingen
6 WAFWAFI... wafwafwaf! Hoor die Moor toch eens te keer gaan. Zou er iets gebeurd zijn? Wafwafwaf! Moor sprong almaar om Freddy en Rita heen. ‘We gaan met je mee, hoor,’ zeiden die. ‘Is het in den tuin? Wijs het ons maar.’ Moor rende den tuin al in. Bij zijn hok bleef hij staan. En hij keek den baas en het vrouwtje aan, alsof hij zeggen wilde: ‘Mag dat nu zoo maar?’ ‘Wat is er dan, toch?’ vroeg Rita. ‘Ik zie niets...’ zei Freddy ook. ‘O, jij domme Moor!’ Maar dom wàs Moor niet. Want... tuuk, tuuk, tuuk... kwamen daar in eens vijf kuikentjes het hok uit tippelen. Of Rita en Freddy ook schik hadden. Maar Moor vond dat die gele balletjes nu eens niets in zijn hok te maken hadden.
Maren Koster, Onze lievelingen
7
Maren Koster, Onze lievelingen
8 ‘Stilzitten, Pukkie..... Gauw in den hoek! Foei wat een stouterd Kijk eens dat boek! De platen gescheurd... Blijf er toch af Stilzitten, Puk... In den hoek voor je straf. Wat zeg je? Vind jij het Zoo naar... Waf! Waf! Waf! Nu, kom dan maar hier, Puk, En zoen het maar af.’
Maren Koster, Onze lievelingen
9
Maren Koster, Onze lievelingen
10 TRUUSJE-POP is jarig. ‘En ik ga zelf lekkere koeken voor je bakken, hoor!’ heeft moeder Tiensje beloofd. Rika heeft meel, melk, suiker en ook een klontje boter gegeven en zij heeft ook een klein beetje meegeholpen. Beslag klaar maken is nogal een zwaar werkje. Nu is alles klaar en Tine rolt haar eersten koek mooi glad met de deegrol. Fijn wordt het, hoor! Truusje-pop zit zoet toe te kijken. Ze smult al vooruit. Maar waar is die Pruikepiet nu toch weer? Zooeven heeft hij nog hier bij de tafel gezeten en nog stilletjes van den koek gesnoept. Nu, hij zal wel terecht komen, denkt moeder Tine, ze heeft het echt te druk om naar hem te zoeken. Maar och, och, waar zou die Pruikepiet toch weer zitten?
Maren Koster, Onze lievelingen
11
Maren Koster, Onze lievelingen
12 GA weg... ga weg... Jij akelig dier! Wat doe je bij ons? Wat doe je toch hier? Kwakkerdekwak...! Ben jij nu een jongen? En huup! is het diertje Al verder gesprongen. ‘Hoe klein ben jij, broer,’ Lachen Annie en Noor, ‘Het was maar een kikker, Niets vreeselijk, hoor.’
Maren Koster, Onze lievelingen
13
Maren Koster, Onze lievelingen
14 KLOP - klop! ‘Binnen...!’ ‘Woont juffrouw Draad hier?’ ‘Die ben ik zelf, mevrouw.’ ‘O, dat treft prachtig, kunt u ook kleeren voor mijn dochters naaien?’ ‘Ik heb het wel erg druk, ziet u, maar ik zal mijn best doen, mevrouw. Wat voor kleeren wou u gemaakt hebben?’ ‘Een onderjurk en een jurk voor Non en een mantel voor Dora.’ ‘Heel best, mevrouw. Ik zal dadelijk maat nemen. Maar gaat u toch zitten, mevrouw. Ik moet eerst nog even dezen naad afstikken, weet u.’ ‘O, ik kan gerust nog wel even wachten, juffrouw Draad. Ik zal Non haar manteltje maar vast uittrekken.’ Rrrrrrrrrrrt..... ging de machine. Wat of die juffrouw Draad het toch verschrikkelijk druk had!
Maren Koster, Onze lievelingen
15
Maren Koster, Onze lievelingen
16 Wie ben jij? Wie ben jij? Gakken de ganzen. ‘Kan je ook zingen, Kan je ook dansen, Kan je ook zwemmen? En word je niet nat? Toe, zeg eens een woordje, Toe, zeg dan eens wat.’ Maar Liesbetje zwijgt, Doet haar mondje niet open... En toen zijn de ganzen Maar verder geloopen.
Maren Koster, Onze lievelingen
17
Maren Koster, Onze lievelingen
18 WAT een drukte geven kinderen toch! Vooral als je er vier hebt, zooals Joopie hier. Dat geeft een heel gewasch en geplas. Maar Carla is nu tenminste klaar. ‘Ik zal je zoolang maar een badmantel omslaan, wàt lekker droog word je dan,’ had moeder Joop gezegd. En zoet zit Carla daar nu. Maar Toos, die wilde meid, die spat toch zóó verschrikkelijk! Daarom heeft moeder Joop haar maar stevig beetgepakt en geeft haar zoo een flinke poetsbeurt. Maar wie er het laatst in het bad zal gaan, dat zal zeker wel Ragebol zijn. Hu! wat ziet die jongen er uit! Daar zal me een sopje van afkomen!
Maren Koster, Onze lievelingen
19
Maren Koster, Onze lievelingen
20 VAN Rotterdam naar Gouda, Van Gouda... fuut! naar Zwol! Wil je mee? dan vlug, hoor, De trein is bijna vol. Het sein staat al op veilig, De trein kan verder gaan. De conducteur die fluit al, Pas op! daar komt hij aan! Van Rotterdam naar Gouda, Van Gouda en weer t'rug, O, o, wat gaat dat fijn, zeg, Wat gaat die trein toch vlug.
Maren Koster, Onze lievelingen
21
Maren Koster, Onze lievelingen
22 ‘ISA! Isa!’ Op een sukkeldraf kwam Isa al aanloopen. Zoodra hij de stemmetjes van Nettie en Jim hoorde, had hij ook geen rust meer op de wei. Dan moest hij er bij zijn. Heel vlug was Isa anders wel niet meer. Hij was al erg oud. Zijn haren waren van mooi donkergrijs al heelemaal wit geworden. Maar vandaag stond Isa dan al heel verbaasd te kijken. Wat was dit nu? wat moest dat bruine mormel daar zoo dicht bij zijn neus? ‘Die heb ik van opa gekregen’ riep Jim hem al toe, ‘maar we weten nog niet hoe hij moet heeten...’ ‘là... là...’ zei Isa. Of de kinderen ook moesten lachen. Maar: ‘là’... neen dat is toch geen naam voor een fatsoenlijken hond.
Maren Koster, Onze lievelingen
23
Maren Koster, Onze lievelingen
24 DAT gaat kranig, Dat gaat goed. Hop! maar Brammie Houd maar moed. Over heg en Over slooten. Laat maar springen, Laat maar loopen. Hoe die Bran toch Rijden kan! Hop! maar Brammie, Hop! maar man!
Maren Koster, Onze lievelingen
25
Maren Koster, Onze lievelingen