Moeders bloemen Agatha Snellen
bron Agatha Snellen, Moeders bloemen. Gebr. Kluitman, Alkmaar 1926
Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/snel011moed02_01/colofon.htm
© 2010 dbnl / erven Agatha Snellen
1
Agatha Snellen, Moeders bloemen
2
Moeders bloemen. Het vroolijk zonnetje scheen reeds lang Ons kleine Keesje op 't gezicht, Toen 't manneke eindlijk wakker werd En zich hield opgericht. Toen riep de zon: ‘Wees nu niet lui, ‘Sta op, jou kleine guit! ‘De klok slaat straks al zeven uur, ‘Spring vlug je bedje uit!’ En.... één, twee, drie! hij sprong er uit! En vond zich toen een echte held, Hij riep zijn broertje toe: ‘Ga mee, ‘Naar buiten op het veld! Wij plukken daar voor moederlief De mooiste bloemen dan, En geven haar die aan 't ontbijt, Ze houdt er zooveel van!’ En in de frissche morgenlucht Liep gauw het vroolijk tweetal voort, Ze plukten bloemen groot en klein Van allerhande soort! En thuis zei ieder: ‘Hoe zoo vroeg? Wat zijn jullie gaan doen?’ Toen gaven ze blij hun bloemenschat Aan Moeder met een zoen!
Agatha Snellen, Moeders bloemen
3
Agatha Snellen, Moeders bloemen
4
Keesje en de schommel.
Keesje zal op den schommel gaan, Maar hij heeft het nooit gedaan, Vindt het angstig die kleine vent, Is het heelemaal niet gewend! Eigenlijk vindt hij het een straf, Wil er heel graag nu weer af! Maar hij wil het voor zijn vrinden Toch maar eens heel prettig vinden! Eindlijk zegt hij: ‘Houd 'm maar stil, Nu mag Jan eens, als hij graag wil!’
Van zeven jagertjes. Er kwamen eens zeven jagertjes aan, Die wilden hazen gaan vangen, Op schouder hadden ze 'n groot geweer Op zij een weitasch hangen. Zij hadden veeren al op hun hoed, Wat stond dat die zeven jagertjes goed! Eerst lieten die hazen zich heel niet zien, Het begon hun toch te verdrieten, Daar sprong er één vlak voor hun voeten uit! Ze vergaten van schrik te schieten! Hoe vreeselijk jammer, wel lieve tijd, Wat hadden die zeven jagertjes spijt!
Agatha Snellen, Moeders bloemen
5
Agatha Snellen, Moeders bloemen
6
Gerda's kransje. Gerda zit op het grasveld alleen, Veel madeliefjes staan om haar heen, 't Zijn er wel acht en dan nog wel tien, Verderop heeft ze 'r nog meer gezien. Bloemetjes fijn, Bloemetjes klein, Wie krijgt al die bloemetjes fijn? Gerda denkt: ‘Ik vlecht ze te zaam, Maak er een heel mooi kransje van!’ Thuis haalt ze gauw een kluwen katoen, Geeft meteen kleine zus een zoen. Bloemetjes fijn, Bloemetjes klein, Wie krijgt wel dat kransje fijn? Zusje zit vóór het raam in haar bed, Lacht en babbelt en kraait van pret, Steekt haar handjes naar Gerda uit, Wil al de bloempjes die kleine guit! Bloemetjes fijn, Bloemetjes klein, 't Kransje zal zeker voor Zusje zijn!
Agatha Snellen, Moeders bloemen
7
Agatha Snellen, Moeders bloemen
8
Winter.
Prettig glijden, Sleetje rijden Op de gladde baan, Schaatsen onder, Kijk, wat wonder: Vliegends kom ik er aan! Gauw geloopen, Schaatsen koopen, Heerlijk ijs is dat! Komt maar allen Maar niet vallen, Heusch, de baan is glad! Dank je, winter, beste vent, Dat je ons zooveel pretjes zendt!
Aan het strand. Er gingen eens twee kinderen Te zamen naar de zee Ze namen elk een emmertje En ook een schopje mee. Ze liepen met hun vriendjes Zoo vroolijk naar het strand En maakten daar kasteelen En grachten in het zand. En daarna ging het hand aan hand Te zaam de duinen op, Het was toch nog een heele klim Tot boven op den top! En eindlijk zeiden ze: ‘'t Is laat! We gaan naar huis nu vlug! Het is zoo heerlijk aan het strand, We komen gauw terug!’
Agatha Snellen, Moeders bloemen
9
Agatha Snellen, Moeders bloemen
10
Klein zusje gaat naar bed. Staat 's avonds op tafel de thee gereed, Dan wordt klein zusje uitgekleed, Zij vindt het heerlijk met beentjes bloot, Ze kraait en schatert op Moeders schoot, Ze speelt met ons allen kiekeboe En schuilt dan telkens weg bij Moe. Haar kunstjes daar genieten wij van, Van alles vertoont ze, wat ze maar kan. Ze klapt in haar handjes en: ‘Zoo groot word ik!’ En ons kleintje heeft den meesten schik, Als Moeder een kunstje doet met haar, Ze houdt dan haar beide voetjes al klaar: ‘Dit voetje van Zus en dat voetje van Zus, Daar zouden de gansjes op wachten, De gansjes waren in 't koren verloren En de voetjes liepen er achter!’ En is dan Moeders kunstje uit, ‘Dan roept ze: “m e e r !” die kleine guit! Zegt Moeder dan: “Neen, Zusje, naar bed!” Dan klapt ze op Moeders gezicht van de pret! Wat doen we op 't laatst met die kleine zus? We zeggen haar allen goenacht met een kus!
Agatha Snellen, Moeders bloemen
11
Agatha Snellen, Moeders bloemen
12
Kater Piet en het vischje. (Een grapje)
Eens zat Piet, de kater, Te turen in het water, Hij zei: ‘Zeg, vischje, kom eens hier, Je bent zoo'n leuk en aardig dier!’ Het vischje zei: ‘Wel, beste kater, ‘Kom jij maar gauw bij mij in 't water! Maar blijf op een afstand, kater Piet, Je mag naar mij kijken, maar me aanraken niet!’
Miepje. Klein Miepje zit te pruilen, Ze wil zoo graag de pop van Lien! Zelf heeft ze haar eien lief popje, Maar heeft nu die van Lien gezien: Ze wil graag, wat een ander heeft En is niet tevreden met wat men haar geeft! ‘Klein Miepje, hoe zal dat af moeten loopen!.... Je moet maar een ander humeurtje gaan koopen!’
Agatha Snellen, Moeders bloemen
13
Agatha Snellen, Moeders bloemen
14
Van drie konijntjes. Mijnheertje Hein, Een vlug konijn Danst vroolijk in de maneschijn, Van: Eén, twee, drie! Eén, twee, drie In de maat Nu zie toch eens, hoe mooi dat gaat! Zijn broertje Klaas, Die leuke baas Die slaat de trom met veel geraas, Van: Rom, bom, bom! Rom, bom, bom! Rom, bom, bom! Zoo slaat hij aldoor op de trom! Hun zusje Kee Doet ook al mee En speelt op de viool voor twee Van: Fideldi! Fideldi! Fideldi! Ze heeft alléén wel pret voor drie!
Agatha Snellen, Moeders bloemen
15
Agatha Snellen, Moeders bloemen
16
Deftig bezoek. Klein Hansje en zijn zusje Die krijgen saam bezoek, Hun buurman komt een uurtje, Verlangt al naar de koek. Pop Liesje en pop Miesje Die deelen in de pret Ze zitten op de stoeltjes, Die waren klaar gezet. Vrouw Praatgraag, een buurvrouw Komt ook een poosje mee, Zus Saartje, de huisvrouw, Brengt koekjes en de thee. Ze zitten daar zoo prettig, Gezellig met elkaar, Daar komt op eens heer Presto, De hond, met veel misbaar!! De buurtjes vluchten angstig Voor zulk een wild bezoek, En Presto gooit de tafel om En eet dan al de koek!!.... Wel, wel, dat is een treurig eind Van 't deftige bezoek!
Agatha Snellen, Moeders bloemen