zorgt Wie
er straks voor mij?
Portretten van verzorgenden
Hans Hoogerheide & Ad de Jongh
Wie zorgt er straks voor mij?
© 2008 Kavanah, Dwingeloo Niets uit deze uitgave mag worden gefotokopieerd, noch in enige andere vorm of op enige andere wijze worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar worden gemaakt, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave voor persoonlijk gebruik is toegestaan op grond van de artikelen 16B en 17 uit de Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van korte gedeelte(n) uit deze uitgave in readers, bloemlezingen en andere compilatiewerken (art. 16, Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden.Voor een toelichting op de z.g. readerovereenkomst wende men zich tot de KVB (Koninklijke Vereniging van het Boekenvak), Postbus 15007, 1001 MA Amsterdam. Verantwoording De informatie in dit boek is met de grootst mogelijke zorgvuldigheid geselecteerd. Bij het samenstellen van de portretten die dit boek bevat hebben de auteurs gewerkt met het materiaal dat hen via een groot aantal interviews is aangereikt. Om de privacy van de geïnterviewden te waarborgen, zijn de portretten zo geschreven dat ze niet te herleiden zijn naar bestaande personen. Iedere eventuele gelijkenis berust dus op toeval. De verhalen zijn portretten van denkbeeldige verzorgenden geworden. De inhoud van deze verhalen is gebaseerd op talloze levensverhalen van mensen uit de praktijk van de ouderenzorg. ISBN 978-905740-078-0
Uitgeverij Kavanah Eemster 2 7991 PP Dwingeloo
[email protected] www.kavanah.nl
Wie zorgt er straks voor mij? Portretten van verzorgenden Hans Hoogerheide Directeur van Mozaïek Advies & Coaching BV te Capelle aan den IJssel. Sinds 1977 werkzaam in de ouderenzorg, was van 1977 tot 2006 Hoofd Personeel & Organisatie bij de Stichting KVV te Rotterdam.
Ad de Jongh Adjunct-directeur Beleid & Onderwijs in Zadkine, Opleidingencentrum Gezondheidszorg, Laboratoriumtechniek en Optiek te Rotterdam. Sinds 1977 werkzaam in de verplegende en verzorgende opleidingen: van 1977-1997 als directeur van een opleidingsschool voor inservice onderwijs en vanaf 1997 bij Zadkine. Heeft verschillende publicaties op zijn naam staan (op het gebied van onderwijs in verplegende en verzorgende beroepen) en was/is ook actief als redacteur.
Uitgeverij Kavanah – Dwingeloo
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
Marloes Laura Inge Sandra Marieke Joop Martijn Petra Denise Lucia Clara Sahar
Terugblik Nawoord
13 20 26 32 39 46 53 60 67 74 81 88 97 101
Inhoud
Voorwoord 7 Inleiding 9
Dit boek laat je kennismaken met mensen die zorg aan ouderen geven op de manier die Maria de Groot voor ogen staat. De mensen die in dit boek centraal staan, doen dat met oprechte betrokkenheid, door aandachtig aanwezig te zijn en vanuit hun hart te luisteren. Het zijn mensen aan wie je met een gerust hart de zorg voor je vader en moeder of je opa en oma durft toe te vertrouwen. Als je ziet hoe weinig moeite het kostte om hen te vinden, dan mag je veronderstellen dat er heel veel van zulke mensen in de ouderenzorg rondlopen. Hoe kan het dan dat in de samenleving zo’n armzalig beeld van de ouderenzorg bestaat? Voor een deel heeft dat te maken met het feit dat we in een maatschappij leven die moeilijk kan verdragen dat er ergens iets misgaat. Elke fout, elke tekortkoming die wordt opgemerkt, wordt in het licht gezet en uitvergroot. Het zijn deze incidenten die in hoge mate het beeld van de ouderenzorg bij het grote publiek bepalen. Niet iedereen heeft voldoende zicht op wat er in de ouderenzorg
gebeurt om daar een afgewogen eigen oordeel tegenover te zetten. Wie dat wel kunnen, zijn de mensen die in de afgelopen jaren direct of indirect te maken hebben gehad met zorg voor ouderen. Als deze mensen in overgrote meerderheid laaiend enthousiast zouden zijn over de geleverde zorg, dan zou je het sombere beeld kunnen toeschrijven aan onbekendheid en het uitvergroten van incidenten. De werkelijkheid is een andere. We weten maar al te goed dat ook de gebruikers van zorg niet massaal staan te juichen. Dan wil je toch weten hoe dat komt? Wij in ieder geval wel. Al was het alleen al voor alle verzorgenden die dagelijks met hart en ziel hun werk doen. De ouderenzorg ligt ons na aan het hart. Al meer dan 30 jaar is het ons werkterrein. We hebben er naar de toekomst toe ook een persoonlijk belang bij. Het zou zo maar kunnen dat we over 15 of 20 jaar zelf cliënt zijn. De tussenliggende tijd willen we voor een deel gebruiken om meer inzicht te krijgen in wat er nu
Voorwoord
geef mij een mens die mij ziet, die met me spreekt, die mij niet overlaat aan mijn lot. (maria de groot)
7
Voorwoord 8
echt aan de hand is. En op basis daarvan impulsen in de goede richting te geven. Daartoe zijn we een project gestart met de uitdagende titel “Wie zorgt er straks voor mij?” Dit portrettenboek is het eerste tastbare resultaat van ons werk. Het bevat 12 verhalen over verlangen en vertedering, kracht en kwetsbaarheid: openhartig verteld door vrouwen en mannen, van alle leeftijden, afkomstig uit diverse culturen en werkzaam in verpleeghuizen, zorgcentra en de thuiszorg. Met hun verhalen laten ze de lezer door hun ogen naar hun leven en werk kijken. Ze maken duidelijk waarom ze dit werk gekozen hebben, hoe ze het beleven en wat het voor hen betekent.
Een extra reden om bij hen te beginnen, is het dreigende personeelstekort. We hopen dat de stem van verzorgenden meer gaat doorklinken in het publieke debat. Hun verhalen zijn de moeite waard. Ze maken ons duidelijk waar het in de zorg om zou moeten gaan. Om menswaardigheid en lotsverbondenheid, om het besef dat ieder mens kwetsbaar is, om toewijding en barmhartigheid, om ontmoetingen tussen mensen. Opdat verzorgenden en de mensen die aan hun zorgen zijn toevertrouwd dagelijks zinvolle bladzijden kunnen toevoegen aan het boek van hun leven.
De verhalen in dit boek kunnen je helpen om een eigen mening te vormen over de zorg voor ouderen. We hebben gekozen voor verzorgenden, omdat zij het hart vormen van de ouderenzorg.
Wij wensen je veel leesplezier! Hans Hoogerheide Ad de Jongh
bestemd, waarom hebben we het geschreven, en waar gaan de portretten over?
Voor wie? We hebben een boek samengesteld dat naar onze overtuiging voor veel mensen de moeite van het lezen waard is: - Voor verzorgenden: Als het goed is, zijn de portretten voor hen een feest van herkenning. Zij kunnen de verhalen zien als een aanmoediging om verder te gaan op de ingeslagen weg. - Voor hun managers: Als een unieke kans om los van de hectiek van alle dag met een andere bril op naar de zorg voor ouderen te kijken. Wellicht smaakt het naar meer. - Voor opleiders: Om zich (opnieuw) bewust te worden van het belang van persoonlijke ontwikkeling voor mensen die een vak uitoefenen waarin hun persoonlijkheid het Wie een ander helpt, bouwt aan zichzelf. Z.K.H. Prins Claus
belangrijkste instrument is. Je kunt niet vroeg genoeg beginnen dit instrument te stemmen. - Voor beleidsmakers: Om door de ogen van verzorgenden te zien hoe beleid in de praktijk uitwerkt. Wellicht stemt het tot nadenken. - Voor toekomstige beroepsbeoefenaren en mensen die om hen heen staan, zoals ouders en decanen: Als handreiking om een realistisch idee te krijgen van het beroep en om kleur toe te voegen aan het beroepsbeeld. In welk beroep krijg je zoveel mogelijkheden om jezelf te leren kennen en als mens te groeien? De ouderenzorg als “leerschool voor het leven”. Waarom? Omdat we willen achterhalen hoe het komt dat in de samenleving zo’n somber beeld van de ouderenzorg bestaat. Al was het alleen al voor alle verzorgenden die dagelijks met hart en ziel hun werk doen. We hebben goede redenen om onze zoektocht bij hen te beginnen. In de eerste
Inleiding
in deze inleiding geven we antwoord op de volgende vragen: voor wie is het boek
9
Inleiding 10
plaats omdat zij het hart vormen van de zorg voor ouderen en de spil zijn van het zorgproces. In de tweede plaats omdat arbeidsmarktonderzoeken laten zien dat in de komende jaren, zeker in de Randstad, een fors tekort aan verzorgenden zal ontstaan. Een tekort dat de zorg voor ouderen in het hart kan treffen. ‘’Nu zijn problemen met de personeelsvoorziening in de ouderenzorg van alle tijden. Zodra het in ons land economisch beter gaat, wordt het moeilijker om aan personeel te komen. Tot nu toe volgde er steeds na een paar jaar een omslag. Maar deze keer niet. Aan de basis van het dreigende personeelstekort ligt nu namelijk niet zozeer een opbloeiende economie, maar vooral een driedubbele vergrijzing. Het aantal ouderen neemt toe, mensen worden steeds ouder en het aantal jongeren neemt af. De ontwikkelingen die daarmee gepaard gaan, zijn ingrijpend van aard en de gevolgen zullen langdurig voelbaar zijn. Door het vergrijzen van de bevolking stijgt de behoefte aan zorg. Om die stijging op te vangen heeft de ouderenzorg heel veel nieuwe verzorgenden nodig. Terwijl het personeel in de zorg zelf vergrijst, waardoor oudere verzorgenden de komende jaren het beroep zullen verlaten. Nu is de ouderenzorg wel gewend om problemen
met de personeelsvoorziening het hoofd te bieden. Het recept is vertrouwd: meer nieuwe mensen opleiden, deeltijders langer laten werken, herintreders activeren, zittend personeel doorscholen, taken anders verdelen, etc. De vervangingsvraag zal deze keer echter veel groter zijn dan in het verleden. Onderzoeken maken duidelijk dat in de toekomst ongeveer twee keer zoveel schoolverlaters dan nu het geval is voor een baan in de ouderenzorg zou moeten kiezen, wil je althans volledig in de vraag kunnen voorzien. Gaat dat ook gebeuren? Tenzij we schoolverlaters duidelijk kunnen maken dat ze de kaarten van hun leven in vol vertrouwen kunnen zetten op het zorgen voor ouderen, stevenen we af op een tekort aan verzorgenden.
Dat is zeer de vraag. De ouderenzorg draagt geen positief imago met zich mee. Waarom zouden schoolverlaters in zulke grote aantallen voor de ouderenzorg kiezen? Jongeren hebben, zeker in tijden van economische groei, een ruime keuze op de arbeidsmarkt. Tenzij we hen duidelijk kunnen maken dat ze de kaarten van hun leven in vol vertrouwen kunnen zetten op het zorgen
Waarover? Aan de basis van dit boek staan verhalen van verzorgenden en verzorgenden in opleiding, die we via een groot aantal interviews hebben opgetekend. Mensen die binnen mild worden, beseffen wie ze zelf zijn. Je oordeelt niet meer over anderen, je bent niet langer hard. Je wilt niet overal gelden ten koste van je medemensen. Je luistert omdat elke andere een voortdurend wonder is. Karel Staes
We zijn met hen in contact gekomen via ons eigen netwerk en via een oproep die we verspreid hebben. De gesprekken zijn gehouden op verschillende locaties: thuis, op kantoor, in het café. De meest memorabele plek was een volkstuin, overkoepeld door een pergola met wijnranken en druiventrossen, met een cappuccino op tafel.
Dan wil een gesprek wel op gang komen. We troffen enthousiaste mensen die met hart en ziel hun vak uitoefenen. We hebben hen bevraagd op hun jeugdervaringen en de doorwerking daarvan in hun verdere leven. Op hun schoolloopbaan en beroepskeuze. Op hun persoonlijke beleving van het zorgen voor anderen. En op de plaats en betekenis van het werk in hun persoonlijk leven. We hebben hen ook uitgedaagd om vanuit andere perspectieven te kijken. Door vragen te stellen als “Wanneer je morgen directeur bent van de instelling waar je nu werkt, wat zou je dan onmiddellijk veranderen?” Elk interview hebben we afgesloten met de vraag wat ze zouden doen als ze de hoofdprijs in een loterij zouden winnen. De antwoorden op die vraag maken iets duidelijk over de mensen die we ontmoet hebben. Bij het samenstellen van de portretten hebben we gewerkt met het materiaal dat ons in de interviews is aangereikt. We hebben ons alleen enige vrijheid toegestaan op het punt van de persoonlijke levensgeschiedenis. Om de privacy van iedereen te waarborgen, zijn de portretten zo geschreven dat ze niet te herleiden zijn naar bestaande personen.
Inleiding
voor ouderen, stevenen we af op een tekort aan verzorgenden.
11
verpleeghuis. ze is getrouwd en heeft twee kinderen, een dochter (5) en een zoon (3).
A
ls kind wilde ik stewardess worden: reizen, wat van de wereld zien. Weg uit die verstikkende omgeving waarin ik opgroeide. Mijn ouders leidden ieder hun eigen leven. Mijn vader was alleen in het weekend thuis. Als hij thuis was, lag er een schaduw over Als ik buiten speelde, vergat ik soms de tijd. Ik zie het nog voor me. Zat iedereen al lang aan tafel, kwam ik huppelend de kamer binnen.
het gezin. Een beklemmende sfeer. Als kind voel je dat, althans ik wel. Ik weet nog precies hoe mijn ouders dan naar elkaar keken. Stille verwijten, ontevreden blikken. Soms dacht ik: “Maakten ze maar eens een keer flink ruzie”. Alles beter dan die onderhuidse spanning. Ik werd er gestoord van.Volgens mij hebben ze nooit echt van elkaar gehouden. Later heb ik wel eens aan
mijn moeder gevraagd: “Waarom ben je eigenlijk met hem getrouwd?” Ze kon er geen antwoord op geven. Dat zegt genoeg. We woonden in een rijtjeshuis aan de rand van de stad. Een huis met een douche. Dat was nog bijzonder in die tijd. Sommige kinderen gingen wekelijks in bad in een teil. Een straat verderop begonnen de weilanden. Brede sloten met wuivende rietkragen en kristalhelder water. Vanuit het raam van mijn slaapkamer kon ik de koeien zien lopen. In een van de boerderijen woonde een meisje uit mijn klas, Marieke. Als er lammetjes geboren waren, vroeg ze: “Kom je na schooltijd kijken?” Ik ging maar wat graag. Thuis hadden we trouwens ook dieren, in de achtertuin: een kippenren en een hok met konijnen. Uren was ik er zoet mee. Klaver snijden voor de konijnen, kippen voeren, eieren rapen. Ik heb er zo van genoten. Ben nog steeds gek op dieren.
Marloes
1
twintig jaar geleden ging marloes (37) zonder diploma van de mavo af. nu is ze teamleider in een
13
Marloes 14
Ik speelde veel buiten met mijn zussen. Dan was knikkeren ons favoriete spel en dan weer touwtje springen of verstoppertje. Stoepranden deden we ook: met een bal proberen de stoep aan de overzijde van de straat te raken. Dat kon toen nog. Er waren wel auto’s, maar lang niet zoveel als nu. Als ik buiten speelde, vergat ik soms de tijd. Ik zie het nog voor me. Zat iedereen al lang aan tafel, kwam ik huppelend de kamer binnen. Mijn moeder begreep het gelukkig. Zo kon ik eventjes de problemen van thuis vergeten. Ik denk wel eens terug aan die tijd. Als ik nog een dag kind zou kunnen zijn, ging ik lekker buiten spelen. Even onbezorgd kind zijn, een heerlijk gevoel. Ondanks alles was ik een spontaan kind. Altijd volop vriendjes en vriendinnetjes. Op school ging het prima. Achten en negens op mijn rapport. Ik kon goed leren. Leuker nog dan school vond ik de schoolvakanties. Daar keek ik echt naar uit. In mijn herinnering was het altijd mooi weer. Of dat ook werkelijk zo was? Zal vast niet. Elke zomer gingen we een paar weken naar een camping op de Veluwe. Altijd naar dezelfde. Ik herinner me nog het natuurbad, omringd door
hoge dennenbomen. Niet verwarmd natuurlijk. Na een paar dagen zonneschijn begon het water pas een beetje lekker te worden. Maar daar kon je als kind natuurlijk niet op wachten. Al was het water steenkoud, ik ging er in. Ik heb hele goede herinneringen aan mijn oma van moeders kant in Drenthe. Een paar keer per jaar gingen we naar haar toe. Dat was een hele onderneming. Ik weet nog hoe ik daar als kind van genoot. Eerst een lange treinreis. En dan nog een stuk met de bus. Midden in het dorp stapten we uit. Oma woonde in een Hans-en-Grietje huisje met rood-witte luiken voor de ramen. Midden in de kamer stond de tafel met vier stoelen er omheen. Op tafel een smyrna-kleed met een fruitschaal in het midden. Het meest is me de pot met snoep bijgebleven.Van die heerlijke ouderwetse snoepjes: kaneelkussentjes, boterwafeltjes. Als kind vond ik dat het einde. En ze smaakten zo heerlijk. Op een gegeven moment is oma gaan dementeren. Toen is ze bij ons in huis komen wonen. Dat vond ik een leuke tijd. Tegen mijn moeder was ze soms onaardig, maar voor mij was het een schat. In haar kamer was het knus
Mijn eerste dag in het verpleeghuis kan ik me nog goed herinneren. Ik kwam een man tegen met twee geamputeerde benen. Gedeeltelijk verlamd, moeilijk te verstaan. Dat één mens ongeveer alles tegelijk kon hebben, daar was ik totaal niet op voorbereid.
Ik was 12 jaar toen mijn vader er met een ander vandoor ging. Die vrouw had hij leren kennen toen hij in Frankrijk was met de vrachtauto. Hij is daar ook gaan wonen. Mijn moeder was er kapot van. Ik ook. We voelden ons in de steek gelaten. De eerste maanden had ik nog wel contact met hem. Maar dat werd steeds minder. Ik heb daar veel verdriet van gehad. Het spontane is er in die tijd bij mij afgegaan. Mijn moeder daarentegen bloeide na een poosje helemaal op. De sfeer in huis verbeterde. Ze kreeg een baan
in een winkel. Ze begon uit te gaan. Toen heb ik haar pas echt leren kennen. Als ik terugkijk, dan is het vertrek van mijn vader voor haar een zegen geweest. Ze is nog steeds een voorbeeld voor me. Na de lagere school ben ik naar de 2-jarige brugklas Havo/Vwo gegaan. Dat is niet bepaald een succes geworden. De school was veel te groot voor mij. Ik voelde me totaal verloren. Dat was ook de tijd waarin ik me begon af te zetten tegen mijn moeder. Mijn hele kamer volhangen met posters van Doe Maar, vastgezet op het behang met zoveel mogelijk punaises.Veel uitgaan ook. En dan uiteraard te laat thuiskomen. Ik ben zelfs een keer demonstratief weggelopen naar mijn vriendje omdat ik mijn zin niet kreeg. Als ik daaraan terugdenk, dan schaam ik me eigenlijk wel. Ze heeft het in die periode niet gemakkelijk met me gehad. Aan het eind van die twee jaar zag mijn rapport er niet uit. Ik ben toen teruggestapt naar de Mavo. Maar ook daar deed ik mijn best niet. Vriendjes, uitgaan, alles liever dan leren. Na een paar jaar ben ik er zonder diploma van afgegaan. Tegenwoordig zouden ze me een drop-out noemen. Ik had zelf geen idee hoe het verder
Marloes
en gezellig. Ze had alle tijd voor mij. “Dag kind, ben je er weer”, zei ze dan. Ik gun ieder kind zo’n oma. Toen de verzorging te zwaar werd, is ze naar een verpleeghuis gegaan. Ik weet nog dat ik huilde. Ik heb haar echt gemist.
15
Marloes 16
moest. Gelukkig heeft mijn oudere zus zich toen over me ontfermd. Die was inmiddels het huis uit en werkte in de thuiszorg als gezinsverzorgende. Ik ben bij haar gaan wonen. Zo ben ik de zorg in gerold. Eerst de 1-jarige schakelcursus gedaan, daarna 7 maanden vooropleiding en vervolgens aan de slag als verzorgende in opleiding. Ineens haalde ik weer goede cijfers, net als vroeger. Ik had nu een doel om naar toe te werken. Dat was kennelijk wat ik nodig had. Mijn eerste dag in het verpleeghuis kan ik me nog goed herinneren. Ik kwam een man tegen met twee geamputeerde benen. Gedeeltelijk verlamd, moeilijk te verstaan. Ik had in die 7 maanden heel wat geleerd over ziektebeelden. Maar dat één mens ongeveer alles tegelijk kon hebben, daar was ik totaal niet op voorbereid. Ik vond het schokkend om te zien, zo zielig. In de pauze heb ik jankend mijn zus gebeld. Ik was totaal van slag. Dat heeft een paar dagen geduurd en daarna ging het met de dag beter. Ik had mijn vuurdoop gehad. Van huis uit was ik niet gewend om over dingen te praten. Thuis werd alles onder het vloerkleed geschoven. Ik praatte in het begin bijvoorbeeld
met geen woord over wat mensen mankeerden. Ik deed net of ik hun handicaps niet zag. Daarmee nam ik ze niet serieus. Mensen zullen dat ongetwijfeld gevoeld hebben. Maar ze zeiden er niets over. Ik was trouwens de enige niet. Misschien had dat er iets mee te maken. Had ik toen maar geweten dat ik er gewoon met hen over kon praten. Eigenlijk raar dat niemand om mij heen daarbij stilstond. Als het nu bij een van mijn leerlingen zou gebeuren, zou ik dat gelijk in de gaten hebben. Ik heb iets met mensen. Gezond nieuwsgierig, zullen we het zo noemen? Wie iemand is, wat hij of zij heeft meegemaakt, wat hem bezighoudt. Tegenwoordig vraag ik er gewoon naar. Cliënten hoeven het natuurlijk niet te vertellen als ze niet willen. Maar ik vind het fijn om er met hen over te praten. En het doet hen ook goed, merk ik. Door me in te leven in de mensen die ik verzorg, kan ik dichter bij ze komen. En zo kan ik beter voor ze zorgen. Als een demente bewoner bijvoorbeeld onrustig is, is medicatie beslist niet het eerste waar ik aan denk.Voelt ze zich alleen? Zitten haar schoenen misschien niet lekker? Zit haar BH te strak? Het kost wat meer tijd als je het
Afscheid nemen vond ik in het begin heel moeilijk. Ik heb voor mijn gevoel geen goed afscheid genomen van mijn moeder. Dat heeft me lang parten gespeeld.
maken hebt. Ik word er wel eens moe van, van dat voortdurende geschipper.Voor je het weet, schiet de aandacht er bij in en ren je de bewoners voorbij. “Ik kom straks nog even langs”, roep ik enthousiast. Op weg naar huis realiseer ik me dan dat ik helemaal niet meer bij die bewoner geweest ben. Af en toe werk ik gewoon een kwartiertje of een half uurtje door in mijn eigen
tijd. Liever dan dat ik met een rotgevoel op de fiets zit. Mensen zeggen wel eens: “Je kan toch ook met bewoners praten terwijl je ze aan het wassen bent”. Maar een bewoner moet zich daar wel prettig bij voelen. Praat jij zo gemakkelijk als je in je blootje ligt? Familie merkt meestal niet zoveel van die spanning en die drukte. Als zij op bezoek komen, is alles meestal al aan kant. Tot hun vader of moeder slecht ligt en ze komen waken. Dan ervaren ze het aan den lijve. “Ik heb een ander beeld van de zorg gekregen”, zeggen ze dan tegen me. “En meer waardering voor de mensen die de zorg uitvoeren”, denk ik dan. Je hoort regelmatig zeggen dat het vak van verzorgende geen loopbaanperspectief biedt. In mijn geval is dat zeker niet het geval. Een paar jaar na mijn diplomering ben ik een vervolgopleiding gaan doen. Toen ik die klaar had, ben ik teamleider geworden. Ik zie me nog staan met mijn 26 jaar. “Zo en zo wil ik het graag hebben”, zei ik tegen mijn collega’s. Eigenlijk was ik nog een snotneus. Maar ze accepteerden het wel.Verzorgenden accepteren veel, soms wel eens teveel. Als teamleider heb ik veel meer contact met
Marloes
op die manier benadert, maar dat moet dan maar. Wat niet wil zeggen dat het makkelijk is. Toen ik begon, stonden we met 6 of 7 medewerkers op een afdeling van 30 bewoners, van wie er een paar in een rolstoel zaten. Nu moeten we hetzelfde werk doen met 4 of 5 medewerkers, terwijl de meesten in een rolstoel zitten. Dat betekent hard doorwerken zonder dat de aandacht er onder mag lijden. Een van de spanningsvelden waar je in de zorg mee te
17
Marloes 18
familie gekregen. Ik stond soms verbaasd over wat ze me vertelden. Tegen een dochter die voortdurend klaagde over de zorg zei ik dat ik best begreep dat ze niet altijd zin had om op bezoek te komen. “Uw moeder is niet altijd even aardig, toch?” Toen kreeg ik me toch een verhaal te horen over de ellendige jeugd die ze achter de rug had. Ze zei: “Ik voel me verplicht om op bezoek te komen. Soms kan ik dat niet opbrengen. Dan sla ik een dag over.” Waar ze zich vervolgens weer schuldig over voelde. Klagen over de kwaliteit van de zorg hielp een beetje tegen dat schuldgevoel. Weet je, vanaf die dag heb ik geen klacht meer van haar gehoord! Voor ik de zorg inging, had ik geen grote dromen of idealen. Althans, ik was me daar niet van bewust. Nu ik zoveel jaren verder ben, wordt me duidelijk dat ik vanaf het begin de behoefte heb gehad om iets voor mensen te betekenen. Om hun lijden te verzachten, hun leven draaglijker te maken.Verzorgende is een mooi beroep. Ik vind het leuk om voor mensen te zorgen. Natuurlijk moet ik hard werken. Maar ik krijg er ook veel voor terug. Liefde van bewoners, een knuffel, een aai over mijn bol, een schouderklopje. Ik groei
van het vertrouwen dat mensen me geven. Waar vind je een beroep waarin je zo dicht bij mensen mag komen? De gebeurtenissen uit mijn jeugd hebben veel invloed gehad op mijn relaties. Die duurden bij mij nooit lang. Zodra het serieus begon te worden, haakte ik af.
Afscheid nemen vond ik in het begin heel moeilijk. Ik heb voor mijn gevoel geen goed afscheid genomen van mijn moeder. Dat heeft me lang parten gespeeld. Als bewoners overlijden, besteed ik daar veel aandacht aan. Ik sta stil bij de familie, die een dierbaar iemand moet missen. En het mooie is, in de loop der tijd heb ik ook vrede gekregen met het overlijden van mijn moeder. Dat geeft het beroep je dus ook: levenswijsheid. Ik ben in de loop der jaren veel opener geworden. En mijn spontaniteit heb ik weer terug. De gebeurtenissen uit mijn jeugd hebben veel invloed gehad op mijn relaties. Die duurden bij mij nooit lang. Zodra het serieus begon te
mens. Maar ik moet er niet aan denken om een van hen te verliezen. De angst laat me nooit helemaal los. Mocht ik ooit de jackpot in de staatsloterij winnen, dan ga ik met mijn gezin een jaar reizen. De hele wereld rond. Wat ik als klein kind eigenlijk al zo graag wilde. Om dan na een jaar weer lekker aan de slag te gaan als teamleider. Het verpleeghuis is mijn tweede thuis geworden.
Marloes
worden, haakte ik af. Ik durfde me niet over te geven. Het vertrek van mijn vader heeft me meer pijn gedaan dan ik besefte. Die pijn wilde ik niet opnieuw beleven. Ik leefde als het ware met de handrem aangetrokken. Toen ik dat eenmaal door had, heb ik hulp bij een therapeut gezocht. Zij heeft me geholpen om het los te laten. Nu heb ik een vaste relatie met een fantastische man en twee prachtige kinderen. Ik voel me een tevreden
19
Laura
2A
20
tien jaar geleden verloor laura (21) haar vader. het voelt nog vers, alsof het gisteren is gebeurd. ze maakte haar school niet af. maar ze knokte zich terug.
ls ik er aan terugdenk, voel ik de tranen weer in mijn ogen springen. Gek hè, na zoveel jaar. Ik was die ochtend gewoon naar school gegaan. Net als elke dag. Mijn vader was al een tijdje ziek. Hij had kanker. Ik wist dat het slecht met hem ging. Maar hoewel hij een stuk ouder was dan mijn moeder, kon ik me niet voorstellen dat hij dood zou gaan. Tijdens de les werd de juf weggeroepen omdat er telefoon was. Ik had het niet eens in de gaten. Toen ze terug in de klas kwam, liep ze gelijk naar mij toe. Nog had ik niets door. Pas toen ze zei dat ik direct naar huis moest, viel het kwartje. Ik stond stijf van schrik. Ze heeft me met de auto naar huis gebracht. Toen ik thuis kwam, was mijn vader net overleden. Ik weet nog dat ik in snikken uitbarstte. Ik vond het vreselijk dat ik geen afscheid van hem had kunnen nemen. Dat zit me nog steeds dwars.
De basisschool heb ik op een normale manier afgemaakt. Leren was voor mij geen probleem. Ik haalde goede cijfers. De school stond in de wijk waar ik woonde. Op loopafstand van ons huis. Ik kan me herinneren dat ik tussen de middag naar huis ging om te eten. Andere kinderen uit mijn klas moesten overblijven, omdat hun moeder werkte. Ik woonde in een arbeidersbuurt in een middelgrote stad. Heel gezellig, heel sociaal ook. De mensen hadden belangstelling voor elkaar en leefden met elkaar mee. Onze buurman was buschauffeur. Dat was een leuk gezin met kinderen van mijn leeftijd. Als ik nog een dag kind zou kunnen zijn, ging ik daar spelen. Ik weet nog goed hoe we voor en na schooltijd met elkaar in de weer waren. Een fijne tijd. Het werd allemaal anders nadat mijn vader overleed. Ik kreeg van de basisschool een Mavo/Havo
Ik heb een nieuwe kans gekregen. En die heb ik met beide handen aangegrepen. Het is pittig, leren en tegelijk werken in de praktijk, maar ik ga er helemaal voor.
leven. Jong getrouwd, snel in verwachting geraakt van mij, na een paar jaar alweer gescheiden. Ze
heeft geen contact meer met die man. En ik ook niet. Toen ik een jaar of vier was, is mijn moeder opnieuw getrouwd met de man die ik altijd als mijn vader beschouwd heb. Toen ze zijn dood net een beetje verwerkt had, begon ik te puberen. Later heb ik pas begrepen hoeveel verdriet ik haar in die periode gedaan heb met mijn gedrag. Daar heb ik oprecht spijt van en dat weet ze ook. Hoewel we het financieel niet breed hadden, heeft mijn moeder altijd de eindjes aan elkaar weten te knopen en goed voor mij en mijn zusje gezorgd. We hebben nu een hechte band. Als ik haar als moeder had mogen uitkiezen, had ik het zeker gedaan. Mijn zusje is ook heel belangrijk voor me. We zijn echte zussen. Water en vuur als we samen zijn. En zodra ze weg is, mis ik haar verschrikkelijk. Ik heb nog vage herinneringen aan de tijd dat ze geboren werd. Dat we haar gingen ophalen in het ziekenhuis en dat ik haar vast mocht houden. Ze zit nu op de middelbare school. Daar doet ze het goed ondanks het feit dat ze enigszins dyslectisch is. Ze is een echte doorzetter. Samen hebben we ook een hechte
Laura
advies mee. De keuze viel uiteindelijk op het Vmbo. Dat leek een veilige keuze, gelet op de situatie. In het begin ging het nog redelijk. Maar na een tijdje kwam de klad er in. Ik kreeg een vriendin die school helemaal niet zag zitten en ik liet me door haar meetrekken. Achter de PC zitten, een beetje rondhangen, naar de stad toe, winkelen.Veel kijken en weinig kopen natuurlijk, want geld had ik niet. We deden van alles, behalve naar school gaan. Mijn moeder wist van niets. Met draaien en liegen wist ik het goed te verbergen. Toen de school eindelijk bij haar aan de bel trok, was het kwaad al geschied. Ik ben er afgegaan zonder diploma. Daar wil ik liever niet teveel meer aan terugdenken. Mijn moeder heeft heel wat meegemaakt in haar
21
Laura 22
band met onze oma, die we bijna elke dag zien. Ze woont bij ons in de buurt. Na het overlijden van mijn vader heeft mijn moeder een hele moeilijke periode gehad. Ze was zo verdrietig. Als ze het dan even niet trok, konden we altijd bij oma terecht. Zo is ze voor ons een tweede moeder geworden. Ik ben dol op muziek. Toen ik een jaar of 14 was, ging ik al naar de discotheek. Eigenlijk mocht ik er nog niet in, maar ik liep gewoon met oudere vrienden en vriendinnen mee. Zo lukte het me om binnen te komen. De muziek uit die tijd vind ik nog steeds goed. Maar ik houd ook van Nederlandstalig, omdat mijn moeder daar gek op is. En van The Beatles en Phil Collins, muziek die me aan mijn vader doet denken.Vroeger heb ik veel gelezen: Roald Dahl, Carry Slee en zo. De laatste tijd komt dat er niet meer zoveel meer van. Ik kijk ook graag naar spannende films. En ik ben dol op zwemmen. Jammer dat ik zo weinig vrienden heb die daar ook van houden. Nadat ik van school af ging, heb ik een tijdje in een winkel gewerkt. In een zaak waar heel veel oudere mensen kwamen. Met hen had ik een heel goed contact. Dat bracht me op
het idee om de opleiding verzorgende te gaan doen. Als kind had ik een droom: ik wilde kinderverpleegkundige worden. Zonder schooldiploma kon ik dat voorlopig wel vergeten. Maar misschien kan ik na het behalen van het diploma verzorgende verder leren om alsnog mijn droom waar te maken. Ik was even bang dat zelfs verzorgende te hoog gegrepen was. Maar ik heb de sprong gewaagd. Laat ik nu na een instaptoets aangenomen worden. Hartstikke blij natuurlijk. En mijn moeder ook, dat begrijp je. De resultaten van de toets waren prima. Dat gaf me de bevestiging die ik nodig had. Uit mijn tijd op de basisschool wist ik wel dat ik een goed stel hersens heb. Maar op den duur ga je overal aan twijfelen. Ik heb een nieuwe kans gekregen. En die heb ik met beide handen aangegrepen. De eerste keer dat ik iemand dood zag, vond ik dat heel moeilijk. Alle herinneringen aan het overlijden van mijn vader kwamen boven.
Het is pittig, leren en tegelijk werken in de praktijk, maar ik ga er helemaal voor. In het besef
“Probeer het maar gewoon; van je fouten kan je leren”. Moeilijk hoor. Je bent met een levend mens bezig. Als je tijdens het douchen met vragen zit, bij wie kan je ze dan kwijt? Het is gelukkig goed gegaan. Maar ik voelde me er niet prettig bij. Dat komt ook omdat ik behoorlijk onzeker ben. Ik wil het graag goed doen, ben bang om fouten te maken. Andere leerlingen hebben dat veel minder dan ik. Mijn werkbegeleider voelt dat goed aan. Bij hem voel ik me op mijn gemak. Maar ik werk niet altijd samen met hem. Hij zegt dat ik meer voor mezelf moet opkomen. Gewoon zeggen dat ze het eerst een keer voor moeten doen. Maar dat durf ik nog niet zo goed. Waar ik een beetje van geschrokken ben, is van gediplomeerde collega’s die op de automatische piloot werken. Die het vooral belangrijk vinden dat ze om 10.00 uur aan de koffie zitten. Ik begrijp dat niet. Je zorgt voor mensen die er een ander tempo op na houden, een eigen mening hebben en een praatje willen maken. Hoe kan je daar nu zo overheen lopen? Ik kan me niet voorstellen dat ik later ooit op zo’n manier mijn werk zal doen. Ik voel me soms door hen opgejaagd. Steeds maar die vraag: “Hoe ver ben
Laura
dat er veel meer in mij zit dan er tot nu toe is uitgekomen. Het eerste jaar heb ik op een PG-afdeling gewerkt. Toen ik begon hadden we op school nog geen theorie over dementie gehad.Veel heb ik al werkende moeten uitvinden. Om goed voor dementerende mensen te kunnen zorgen, heb je veel geduld nodig. Ik heb bijvoorbeeld een situatie meegemaakt waarbij een bewoner me wilde slaan. Het lukte me om kalm te blijven. Misschien deed ik in haar ogen iets verkeerd? Ik ben er nooit achtergekomen wat het geweest is. Maar daarna is het niet meer gebeurd. Mijn geduld wordt soms wel op de proef gesteld, bijvoorbeeld als een bewoner 20x achter elkaar hetzelfde vraagt. Wat ik leuk vind, is dat deze bewoners zo blij kunnen zijn. Met hele kleine dingen zoals een kop koffie of een knuffel. Ik merk dat ik tegenwoordig zelf ook geniet van kleine dingen. De eerste dag kreeg ik al gelijk een bewoner mee om te douchen. Daar had ik niet op gerekend. Ik nam aan dat ze me eerst zouden uitleggen hoe ik dat moest doen. Mijn werkbegeleider was vrij. En de verzorgenden waar ik mee werkte, zeiden
23
Laura 24
je al?” Ik neem er liever de tijd voor. Als het nodig is, werk ik gewoon 10 minuten langer. Als ik er wat van zeg, wordt dat niet op prijs gesteld, merk ik. “Ik werk al 20 jaar in de zorg, loop jij eerst nog maar eens een tijdje mee” hoor ik dan terug. Zo leer je er niet veel meer bij, toch? Leerlingen kunnen een frisse wind in huis zijn. Eigenlijk zouden gediplomeerden je moeten uitnodigen om feedback te geven. Ik merk dat ik al werkende een band opbouw met bewoners. Als ze overlijden raakt het me. De eerste keer dat ik iemand dood zag, vond ik dat heel moeilijk. Alle herinneringen aan het overlijden van mijn vader kwamen boven. “Je moet daar professioneel mee omgaan”, zeggen mijn collega’s. Maar in de praktijk lijkt het er soms op dat ze gewoon hun gevoel uitschakelen. Als het ware de knop omzetten. Zo bescherm je jezelf wel. Maar ik wil dat niet. Ik wil er met mijn gevoel bij blijven en mijn gevoelens ook kunnen uiten. Dat is niet de gemakkelijkste weg, maar ik wil het wel leren. Als je de knop omdraait, doe je de cliënten en jezelf tekort. In de opleiding praten we daar te weinig over. Het stukje dat over stervensbegeleiding ging, was bijvoorbeeld maar heel kort.
Toch heb ik het ontzettend naar mijn zin. De opleiding gaat goed. Ik heb nog geen toets over hoeven te doen. Daar ben ik best trots op. Het is zeker geen gemakkelijk beroep. Je moet Ik heb een periode gehad, waarin ik alles at wat los en vast zat. Ik vond het moeilijk om daarmee te stoppen. Maar het is me gelukt.
goed kunnen luisteren, opmerkzaam zijn en heel nauwkeurig zijn, bijvoorbeeld als het om medicijnen gaat. Ik ben blij dat het leven me heel zelfstandig heeft gemaakt. Daar heb ik nu veel plezier van. Ik stel dingen niet uit en ik kom mijn afspraken na. Belangrijk is ook dat je een vrolijk humeur hebt. Jouw stemming heeft invloed op de bewoners. Ik moet er hard voor werken, maar ik krijg er veel voor terug, vooral van de mensen waar ik voor zorg. Ik heb nog geen bewoner meegemaakt waar het niet mee klikte. Misschien komt dat omdat ik me open stel, niet gelijk een oordeel klaar heb. De dood van mijn vader heeft een enorme invloed gehad. Als dat niet gebeurd was, had
Ik ben er aan toe om op mezelf te gaan wonen. Samenwonen nog even niet, hoe verliefd ik ook op hem ben. Ik wil eerst ervaren dat ik op eigen benen kan staan.
aan het veranderen is. Ik heb er de afgelopen jaren hard aan gewerkt. Met professionele ondersteuning, want alleen lukte het me niet. Het overlijden van mijn vader voelt nog steeds als de dag van gisteren, maar de scherpe kanten beginnen er af te gaan. Ik heb een periode gehad, waarin ik alles at wat los en vast zat. Ik vond het moeilijk om daarmee te stoppen. Maar het is me gelukt. Het laatste halfjaar ben ik 15 kg afgevallen en dat voelt goed. Sinds een tijdje heb ik een relatie met een lieve jongen. Dat helpt ook, merk ik. Hij is best macho, maar ook gevoelig. Ik kan goed met hem praten. Hij begrijpt me. Het had mijn broer kunnen zijn. Als ik morgen een grote prijs in de loterij zou winnen, ging ik gelijk op mezelf wonen. Daar ben ik zo aan toe. Samenwonen nog even niet, hoe verliefd ik ook op hem ben. Ik wil eerst ervaren dat ik op eigen benen kan staan. Zodat ik zeker weet, dat ik hem niet nodig heb om gelukkig te zijn. Daarna mag hij komen. En dan gaan we er een feest van maken.
Laura
mijn leven er anders uitgezien. Daar ben ik van overtuigd. Op het moment dat hij overleed, was hij de belangrijkste persoon in mijn leven. Belangrijker nog dan mijn moeder. We hadden een harmonieus gezin. Nooit iets van ruzie of zo. We waren echt gelukkig. Zo gelukkig heb ik me daarna nooit meer gevoeld. Toen hij overleed, viel er een stuk zekerheid weg. Iets wat voor mij vanzelfsprekend was, bleek ineens helemaal niet vanzelfsprekend te zijn. Sinds die tijd voel ik me onzeker. Ik kan moeilijk stil zitten. Als ik nerveus ben, bijt ik op mijn nagels. Iets over mezelf vertellen vind ik hartstikke moeilijk. Ik sta er verbaasd over dat ik in dit interview zoveel van mezelf durf te laten zien. Misschien is dat een teken dat er bij mij iets
25
Inge
3H
26
trouwen en een gezin stichten. dat was de toekomst die inge (43) als meisje voor zich zag.
ze is nu directeur bij een grote zorgaanbieder. haar leven staat in het teken van haar werk.
et kan dus wel degelijk: een mooie loopbaan in de ouderenzorg. Maar je krijgt het niet cadeau. Je moet er veel voor over hebben. En het geluk dat de juiste mensen op je pad komen. En dat je soms op het juiste moment op de juiste plek bent. Ik ben onderaan de ladder begonnen. Door hard te werken en in mijn vrije tijd te studeren, heb ik me opgewerkt. Ik heb kansen gekregen en als het nodig was het heft in eigen hand genomen. Daardoor heb ik nu een prima inkomen, een prachtig huis en een mooie auto. Getrouwd ben ik niet, wel een paar relaties gehad. En een gezin heb ik ook niet. Dat is een heel bewuste keuze. Als moeder van een stel kinderen had ik mijn leven nooit op deze manier kunnen inrichten. Een leven dat in het teken staat van mijn werk. Toen ik klein was, zag het daar absoluut niet naar uit. Mijn ouders gingen er vanuit dat ik zou trouwen en kinderen zou krijgen. Ik vond dat
zelf ook de normaalste zaak van de wereld. Daar hoorde een passende opleiding bij en dat was de huishoudschool. Als ik terugkijk, zie ik dat destijds mijn hele leven werd ingekleurd door dat toekomstbeeld. Ik weet nu dat ik hartstikke Het kan wel degelijk: een mooie loopbaan in de ouderenzorg. Maar je krijgt het niet cadeau. Je moet er veel voor over hebben.
goed kan leren, maar op de lagere school was ik allerminst een hoogvlieger. Ik deed het met zessen en een zeventje. Leren stond bij mij niet op de eerste plaats.Voor mijn oudere broer lag dat duidelijk anders. Hij zou later een gezin moeten onderhouden. Dus vonden mijn ouders het belangrijk dat hij ging studeren. En dat deed hij dan ook. Mijn wieg stond in de Alblasserwaard.Veilig
Na de lagere school ben ik naar de huishoudschool gegaan. Net als de meeste meisjes uit mijn klas. Echt veel heb ik daar voor mijn gevoel niet gedaan. Dat was ook niet nodig. Ik kwam er zo ook wel. Toen ik van de huishoudschool afkwam, was ik te jong om te gaan werken. Ik deed toen wat veel meisjes in die tijd deden. Ik ging naar de INAS: een schakelopleiding, die als opstap diende naar het middelbaar beroepsonderwijs. Dat betekende met de bus naar Rotterdam, een hele verandering. In het laatste jaar heb ik een paar stages gelopen. Op een kleuterschool, in een gezin. En ook in een verpleeghuis. De zorg voor ouderen sprak me onmiddellijk aan. Het paste helemaal bij de sfeer waarin ik opgevoed was. Ik had er gelijk een goed gevoel bij. Toen ik van school afkwam, was het voor mij geen vraag wat ik zou gaan doen. Na de zomervakantie ben ik direct met de opleiding tot ziekenverzorgende begonnen. Tijdens de vooropleiding was ik hartstikke gemotiveerd. Daar stond ik zelf van te kijken. Ik maakte mijn huiswerk. Ik haalde negens en tienen. Daar ligt denk ik het eerste omslagpunt. Ik ontdekte dat ik
Inge
achter de dijk, in een degelijk gereformeerd dorp. We gingen elke zondag naar de kerk, er werd gebeden voor het eten en zwemmen op zondag was taboe. Mijn vader werkte op een scheepswerf die net buiten het dorp lag. Als er een schip te water gelaten werd, ging ik kijken. Mijn moeder zorgde voor de kinderen. En voor de moestuin, de kippen en de konijnen. De ouders van mijn moeder vormden de spil van de familie. Bij hen vierden we Sinterklaas en Kerst. Ik bewaar dierbare herinneringen aan mijn grootouders. Ze hielden veel van me, dat kon ik aan alles merken. Ik heb een heerlijke, onbezorgde jeugd gehad. De sfeer in het gezin was warm en zorgzaam. Ik zou er wat voor over hebben om nog één keer als klein meisje in bed te kunnen liggen met een ongevaarlijke kinderziekte, de waterpokken of zo, en me dan lekker door mijn moeder laten verwennen met thee en beschuit. Mijn ouders waren heel gelukkig met elkaar en met hun kinderen. Ze zagen het als een levenstaak om ons in liefde groot te brengen. Als echtpaar waren ze onafscheidelijk. Toen mijn vader overleed, hakte dat er bij mijn moeder flink in. Bij mij trouwens ook. We missen hem nog iedere dag.
27
Inge 28
meer in mijn mars had dan ik zelf dacht. De opleiding heeft me goed voorbereid op het beroep van verzorgende. Beter dan tegenwoordig, vind ik. Docenten leverden vroeger degelijk onderwijs af. Er werd gestampt. De definities van ziektebeelden kan ik nog zo opdreunen. Het aanleren van normen en waarden zat door het hele lesprogramma heen geweven. Docenten konden daarbij aansluiten op wat leerlingen vanuit hun opvoeding meebrachten. Dat is nu wel even anders. Wat leerlingen vanuit hun opvoeding meekrijgen, kan sterk verschillen. Leerlingengroepen laten een bonte verscheidenheid zien. Het onderwijs speelt desondanks volledig de kaart van de eigen verantwoordelijkheid. Ik zie heel wat leerlingen die daar niet mee uit de voeten kunnen. Na mijn diplomering kwam het tweede omslagpunt. Eerst had ik ontdekt dat ik meer in mijn mars had dan ik dacht. Nu kwam ik er achter dat ik best eerzuchtig was. Twee weken nadat ik mijn diploma had behaald, stapte ik naar mijn afdelingshoofd om te vertellen dat ik wel wilde gaan leidinggeven. Uiteraard kreeg ik de raad om eerst maar eens een tijdje lekker te
gaan werken. Maar het zaad was gezaaid. En die leidinggevende functie kwam er na verloop van tijd ook. Eerst in de directe uitvoering van de zorg. Maar al vrij snel ging ik uit de dagelijkse zorgverlening weg. Daar had ik geen probleem mee. Ik had het gevoel dat ik ook aan het zorgen was als ik voorwaarden schiep en leiding gaf. Ondertussen pakte ik alle studies op die binnen mijn bereik kwamen: kaderopleidingen, voortgezette opleidingen. Ik slaagde voor alles, en in de regel met glans. Mijn leidinggevende gaf me alle ruimte en ik pakte steeds meer taken op. Als ik uitgekeken Twee weken nadat ik mijn diploma had behaald, stapte ik naar mijn afdelingshoofd om te vertellen dat ik wel wilde gaan leidinggeven. Uiteraard kreeg ik de raad om eerst maar eens een tijdje lekker te gaan werken.
dreigde te raken, kwam er een andere functie op mijn pad. Dan zette ik daar mijn tanden weer in.Voor mij was het een heel leerzame tijd. Ik begon me bijvoorbeeld te realiseren hoe uniek
Er komen jonge mensen op sollicitatiegesprek die op hun 17e of 18e al meer hebben meegemaakt dat ik in een heel leven.
manier van leidinggeven en dat leverde resultaten op. Het was ook een drukke tijd. Ik maakte veel uren, ik deed alles, ik kon alles. Ik gaf ook anderen de kans om van alles te doen. Het gevolg was wel dat ik mezelf een beetje vergat. Op een gegeven moment kwam ik mezelf in een functioneringsgesprek weer tegen. Ik vroeg me af wat ik nog meer in mijn mars had. Een overstap naar het ziekenhuis was voor mij geen optie. Daar ligt mijn hart nu eenmaal niet. Nog een stapje hoger in het verpleeghuis leek het meest voor de hand liggend. Om dat te bereiken, zou ik wel een academische studie moeten volgen. Zou ik dat kunnen, vroeg ik me af. Om daar achter te komen, heb ik me laten testen. De uitslag van de
test was heel positief. Met dat steuntje in de rug ben ik naar de universiteit gegaan. Daar kwam ik in een heel nieuwe wereld terecht. Alle vakken werden in het Engels gegeven. Tussen de studenten zaten mannen in driedelig pak. Ik heb 2½ jaar alleen maar gewerkt en gestudeerd. Dat gaat niet in je koude kleren zitten. Maar het resultaat mocht er dan ook zijn. Ik studeerde als een van de eersten van mijn groep af en ik heb maar twee tentamens over hoeven te doen. Daarna heb ik wel maanden nodig gehad om af te kicken. In het laatste jaar van de opleiding kwam er een directiefunctie vacant. Daar heb ik op gesolliciteerd. En ik ben het geworden. Omdat ik zo lang in de zorg werk, heb ik heel wat zien veranderen. Zo gaat alles een stuk sneller dan vroeger. Tijd is geld. Een dag een bed leeg is al een probleem. Ook zijn we aan kwaliteitsbeleid gaan doen. Het kwaliteitscertificaat dat we gehaald hebben, is het resultaat van vele jaren hard werken. Een certificaat is overigens niet meer dan een momentopname. Het gaat er om dat je elk jaar over de volle breedte beter presteert dan het jaar daarvoor. En dat cliënten en
Inge
mensen eigenlijk zijn. De geschiedenis die ze met zich meedragen, de manier waarop ze voelen en denken, de activiteiten die ze ondernemen. Ik begon meer variatie aan te brengen in mijn
29
Inge 30
medewerkers ook daadwerkelijk ervaren dat de kwaliteit verbeterd is. Door de jaren heen heb ik de zorgzwaarte zien toenemen, terwijl er aan de andere kant bezuinigd werd. Het gevolg laat zich raden: met minder mensen meer werk verzetten. Onze minister-president roept vervolgens dat het nog wel efficiënter kan. Ik zie elke dag met mijn eigen ogen hoe het er aan toe gaat. De ondergrens begint op sommige dagen echt in zicht te komen. Zeker als je de ondergrens legt bij betrokken en aandachtig voor mensen zorgen. Waarom lukt het ons niet om dat naar anderen toe duidelijk te maken? Als je een beetje gezond verstand hebt en je loopt een paar dagen mee in het verpleeghuis, dan kan je zien hoe de vlag er bij hangt. Niet als je zomaar even binnen komt lopen. We redden het dankzij de kwaliteit en de inzet van het personeel. En dankzij ons beleid om zo min mogelijk mensen te onttrekken aan de directe zorgverlening. Teamleiders werken bijvoorbeeld allemaal mee in de zorg. Een paar keer per jaar steek ik zelf ook een handje toe. Die hulp kunnen ze best gebruiken. Als ik het niet doe,
dan drijf ik weg van waar het echt om gaat. Naar de toekomst toe maak ik me zorgen over de personeelsvoorziening. Er komen jongeren op sollicitatiegesprek, die overduidelijk meer dan genoeg hebben aan zichzelf. Jonge mensen die op hun 17e of 18e al meer hebben meegemaakt dan ik in een heel leven: gebroken gezinnen, schulden, relatieproblemen, verslavingen.Vlak dat niet uit hoor. Als je niet in staat bent om voor jezelf te zorgen, hoe kan je dan op een goede manier voor anderen zorgen? Op dit moment kunnen we de echt problematische jongeren nog buiten de deur houden. Maar hoe lang lukt dat nog gelet op het voorspelde personeelstekort? Straks kunnen we niet meer om hen heen en dan zullen we er toch iets mee moeten. Niet alleen wij, ook de opleidingsscholen. Het lijkt me verstandig om ons daar alvast op voor te bereiden. De kern van zorgen zit in het relationele, in het elkaar ontmoeten.
Ik vind het vak van verzorgende nog steeds prachtig. Tijdens het werk moet je jezelf op de achtergrond kunnen zetten zodat je je helemaal
voor andere mensen te betekenen. Mensen in huis weten dat ze op me kunnen rekenen. Ik ben er altijd, ik voel me heel betrokken en ik ben zichtbaar en makkelijk te benaderen. Om goed te kunnen functioneren, moet ik voeling hebben met mensen. Ik ken bijna iedereen. De medewerkers weten dat ik nog steeds hun taal spreek en versta. Natuurlijk ben ik ook kritisch en een aanjager van nieuwe ontwikkelingen. Ik ben nu eenmaal iemand, die graag een uitdaging aangaat. Nou, ik kan je vertellen, binnen de ouderenzorg zijn meer dan voldoende uitdagingen te vinden. Ik voel me op mijn bestemming, tevreden en gelukkig met de keuzes die ik gemaakt heb. Ik zou wat meer moeten bewegen. Bijvoorbeeld door op de fiets naar mijn werk te gaan. Ik heb absoluut niet elke dag de auto nodig. Het moet er maar eens van komen, vind ik zelf eigenlijk. Afgezien van dat bewegen, zorg ik verder goed voor mezelf. Dat heb ik me aangeleerd. Een grote prijs in de loterij winnen? Het geld op de bank zetten en in alle rust nadenken wat ik er mee zal gaan doen.Voor mezelf heb ik het niet nodig. Ik heb alles wat mijn hart begeert.
Inge
op de ander kan richten. Dat gaat mij moeiteloos af. In mijn jeugd is een solide basis gelegd, waarop ik mijn verdere leven heb kunnen bouwen. Mijn jeugd was zorgeloos, met ouders die me gaven wat ik nodig had. Liefdevolle verzorging, een gevoel van veiligheid, troost als ik verdriet had, echte aandacht, complimentjes. Ik heb niet zoveel aandacht voor mezelf nodig. Des te meer ruimte om open te staan voor anderen. Die ruimte heb je ook nodig als je in de zorg werkt. Alle aandacht van de buitenwereld is gericht op de handelingen, op de handen aan het bed. Maar dat is niet waar het in de zorg werkelijk om gaat. De kern van zorgen zit in het relationele, in het elkaar ontmoeten. Samen op weg gaan met cliënten en familieleden. Mee oplopen, kijken wat je kunt aanreiken. De handelingen weef je daar doorheen. Het gaat veel meer om harten dan om handen. Meer om barmhartigheid dan om handelingen. Ik zou het wat waard vinden als we er in slagen om dat beeld op het netvlies van de samenleving te krijgen. Na zoveel jaren kan ik zeggen dat ik het juiste vak heb gekozen. Het past mij als een handschoen. Ik vind het heerlijk om iets
31
Sandra
4I
32
toen sandra (33) klein was, had ze een negatief zelfbeeld. op school werd ze regelmatig gepest. na jaren houdt ze eindelijk van zichzelf. van zich afbijten leerde ze al eerder.
n het verleden stond ik voor iedereen klaar. Ik wilde graag dat mensen zeiden: “Sandra, dat is een vrouw waar je op kan bouwen.” Een rots in de branding. Maar toen ik zelf een keer hulp nodig had, stond niet iedereen voor mij klaar. Sommigen hebben me gewoon laten vallen. Dat deed zeer hoor. Ik sta nog steeds voor mensen klaar.Voor mensen die me nastaan, wil ik nog steeds die rots in de branding zijn. Maar ik ben wel terughoudender geworden. Ik bescherm mezelf nu meer. Als kind kon ik dat totaal niet: mezelf beschermen. In het laatste jaar van de lagere school heb ik dat met schade en schande geleerd. Mijn moeder was dat geklaag op een gegeven moment zo spuugzat, dat ze zei “Als je nu niet terugslaat, geef ik je zelf een pak slaag.” Zo heb ik van me af leren bijten. Desondanks blijf ik het moeilijk vinden om goed voor mezelf op te komen.Voor anderen kan ik dat prima. Maar niet
als het om mezelf gaat. Ik ben het type ‘grote mond, klein hartje’. Een mens met een groot rechtvaardigheidsgevoel. Duidelijk en direct in de communicatie. Maar zodra het heel dichtbij mezelf komt, dan heb ik de neiging om mijn eigen belang ondergeschikt te maken aan het belang van de ander. Misschien komt daar verandering in nu ik Misschien heb ik daarom jarenlang zoveel moeite gehad om van mezelf te houden. Omdat mijn bestaan op de een of andere manier eerst “verdiend” moest worden.
eindelijk een goed gevoel over mezelf heb. Bevestiging van anderen heb ik niet meer nodig, al vind ik het nog wel heel fijn als ik het krijg. Zoals de eerste keer dat mijn vriendin tegen me zei: “Ik hou van je”. Ik viel volkomen stil.
kunt er op geen enkele manier aan ontkomen. Gelukkig hebben mijn ouders vrij snel zelf ontdekt dat het niet werkte. Ze hebben het bij één kind gehouden. Toen ik een jaar of 10 was, zijn ze gescheiden. Nu ik ouder ben, kan ik er meer vanaf een afstand naar kijken. Ja, ik heb er last van gehad, en nog steeds. Nee, ik neem het ze niet kwalijk. Mijn ouders gingen samenwonen en een kind opvoeden, terwijl ze zelf nog volop in ontwikkeling waren. Eigenlijk waren het kinderen die vadertje en moedertje speelden, maar dan met een echt kind. Dat kan ook bijna niet goed gaan. Hoe moeilijk het ook was, ze hebben altijd respect voor elkaar gehouden. Ik vind het leuk om te zien hoe ze zich door de jaren heen verder ontwikkeld hebben. Daar heb ik bewondering voor. Ik ben opgegroeid in een oude wijk in het Noorden van Rotterdam. Een gezellige buurt, mensen leefden nog echt met elkaar mee. Veel sociale controle, dat hoorde erbij. Als ik iets uitgespookt had, wist mijn moeder het al voor ik thuis was. Later is het een probleemwijk geworden. Nu willen ze er een
Sandra
Ontroerd tot in het diepst van mijn ziel.Van huis uit kende ik dat niet. Mijn ouders knuffelden me alleen als ik ziek was. Ik heb ze nooit horen zeggen, dat ze van me hielden. Wel dat ze trots op me waren als daar aanleiding toe was. Misschien heb ik daarom jarenlang zoveel moeite gehad om van mezelf te houden. Omdat mijn bestaan op de een of andere manier eerst “verdiend” moest worden. Misschien is dat ook de reden dat ik de lat voor mezelf zo hoog leg. Ik werk gerust 12 dagen achter elkaar, terwijl ik mijn teamleden daar geen toestemming voor geef. En misschien doe ik daarom een greep in de koelkast, zodra ik het gevoel krijg dat ik persoonlijk tekort ben geschoten. Als ik dat allemaal zo vertel, realiseer ik me hoezeer mijn jeugdervaringen het eerste deel van mijn leven bepaald hebben. Mijn ouders waren allebei nog heel jong toen ik geboren werd. De eerste tijd waren ze gelukkig. Maar vanaf het moment dat ik bewuste herinneringen heb, kan ik me vooral ruzies herinneren. Die gingen meestal over mijn opvoeding.Voor een kind is het pijnlijk om te leven met het gevoel dat jij de oorzaak bent van de ruzies van je ouders. Je
33
Sandra 34
prachtwijk van maken. Dat was het 25 jaar geleden. Op de lagere school kon ik wat leren betreft goed meekomen. Maar daarbuiten was ik een eenling. Daardoor werd ik flink gepest en dat viel niet mee. Als enig kind was ik totaal niet gewend om van me af te bijten. Zodra ze een vinger naar me uitstaken, begon ik al te huilen. Gelukkig had ik een lieve juffrouw die me waar mogelijk in bescherming nam. Ik heb een periode gehad dat ik vriendinnetjes probeerde te kopen. Dat werkte natuurlijk niet. Ik had de mazzel dat ik hard groeide. In de laatste klas was ik de grootste van allemaal en toen heb ik die pestkoppen teruggepakt. Als klein meisje wilde ik machinist van een graafmachine worden of helikopterpiloot. Hoe groter het was en hoe meer herrie het maakte, des te beter. Dat ging geleidelijk over. Tegen de tijd dat ik van de lagere school afkwam, had ik geen idee wat ik wilde worden. Het schooladvies wees in de richting van de Havo.Vol goede moed ging ik naar de brugklas. Maar na een paar maanden voelde ik me daar doodongelukkig. De hele tijd met mijn neus in de boeken, dat was
niets voor mij. Daar was ik veel te onrustig voor. De stap terug naar de LEAO was snel gemaakt, maar uiteindelijk bleek mijn toekomst ook niet in de wereld van de economie en de administratie te liggen. Al heb ik er tijdens het bijhouden van mijn zorgboekhouding nog wel profijt van. Mijn moeder had als eerste in de gaten waar Nog steeds zie ik die huilende vrouw voor me op zoek naar haar man. Een verzorgende maakte zonder verder iets te zeggen haar tasje open en haalde daar een rouwadvertentie uit. “Kijk”, zei ze,”uw man is dood”.
mijn bestemming lag. “Waarom ga je niet in de ouderenzorg werken, dat is echt iets voor jou”, zei ze. Daarmee heeft ze me net het zetje gegeven dat ik nodig had. Het past bij mij. Als kind vond ik het al leuk om met ouderen om te gaan. Dat was de generatie die Nederland na de oorlog opnieuw had opgebouwd. Zo werd er toen in de samenleving naar oudere mensen gekeken. Met veel respect en waardering. Met zorg voor ouderen kwam ik voor het eerst
Als ik om me heen kijk, dan zie ik collega’s ook met dingen uit hun verleden worstelen. Wanneer is er gelegenheid om daarover te praten? Waarom zit reflectie niet op een natuurlijke manier in het werk ingebouwd?
en daar denk ik met veel plezier aan terug. Aan de hele opleidingsperiode trouwens.
Allemaal gelijkgestemden bij elkaar. We hebben verschrikkelijk veel plezier gehad. De opleiding ging goed. Alleen verslagen maken vond ik niet leuk. Ik ben een praktijkmens, laat mij het maar ervaren. Daarin stond ik bepaald niet alleen. In de opleiding is mijn veranderproces begonnen. Ik kreeg inzicht in mezelf, ik leerde voor mezelf opkomen. Wat mij betreft had er nog wel meer aandacht besteed mogen worden aan persoonlijke ontwikkeling en de omgang met mensen. Op een dieper niveau vooral.Voor je latere functioneren als verzorgende is dat zo belangrijk. Op de afdeling waar ik als eerste terecht kwam, ging het er heel respectvol aan toe. Het afdelingshoofd was streng en duidelijk. Zij heeft me geleerd om niet onnodig concessies te doen en mijn grenzen te bewaken. Mijn teamleider was lief en voelde veilig. Daar had ik net zo goed behoefte aan.Voor mij waren dat twee goede rolmodellen. Ik heb ook op afdelingen gewerkt waar het minder was. Nog steeds zie ik die huilende vrouw voor me op zoek naar haar man. Een verzorgende maakte zonder verder iets te zeggen haar tasje open en haalde daar een rouwadvertentie uit. “Kijk”, zei ze,”uw man is
Sandra
in aanraking toen mijn oma kanker kreeg. We hebben jarenlang bij toerbeurt voor haar gezorgd. Totdat ze naar een verpleeghuis moest, omdat het thuis niet meer ging. Als meisje van 16 vond ik het stuitend om te zien hoe weinig respectvol de zusters in dat huis met haar omgingen. Zo jong als ik was, ben ik toen naar het afdelingshoofd gestapt om mijn beklag te doen. Ontzag voor autoriteit is nooit mijn sterkste punt geweest. Zorg geven kan ik zelf veel beter, dacht ik toen al. Die kans kreeg ik, toen ik aan de opleiding verzorgende begon. Ik ging van start met 7 maanden vooropleiding. In die periode liep ik vier weken stage in het verpleeghuis waar ik daarna ging werken. Ik woonde intern
35
Sandra 36
dood”. En daarmee was voor haar de kous af. Als het op een afdeling minder gaat, heeft dat altijd te maken met de kwaliteit van het personeel en met de manier waarop ze worden aangestuurd. Vanuit het oogpunt van die kwaliteit maak ik me zorgen over de manier waarop er naar het beroep wordt gekeken en hoe er met verzorgenden wordt omgegaan. Neem bijvoorbeeld het gemak waarmee we een uitdrukking als “handen aan het bed” gebruiken. Staat iemand wel eens stil bij het beeld dat we daarmee oproepen? Hoe helend handen ook kunnen zijn, het is toch een totale miskenning van waar het in de zorg werkelijk om gaat? Als we zelf niet eens in staat zijn om de kern van het beroep treffend te typeren, wat mag je dan nog van anderen verwachten? Ik kan me daar echt kwaad om maken. Maar er zijn ook collega’s die er niet meer warm of koud van worden. Die naar de organisatie en de sector als geheel een houding hebben van “ze doen maar” en “het zal mijn tijd wel duren”. Een houding die mede wordt ingegeven door de uit de hand gelopen verantwoordingscultuur en de onrust die de voortdurende veranderingen
teweeg brengen. Daar zit mijn zorg. Het roer moet om. De ouderenzorg heeft behoefte aan vertrouwen en aan rust. Kwaliteit heeft ook te maken met de persoonlijke ontwikkeling van verzorgenden. Ik verbaas me er over dat daar niet meer aandacht voor is. Kijk naar mij, wat ik aan ballast uit mijn jeugd Ik schrik er niet voor terug om verzorgenden aan te spreken als dat noodzakelijk is. Stel dat het je moeder of je vader is? Zou je het dan ook zo doen?
meetorste, toen ik de opleiding in ging. In mijn beginjaren ben ik echt wel over grenzen heen gegaan. Zo herinner ik me een echtpaar waarvan de man voortdurend ruzie maakte met zijn vrouw. Ik merkte dat ik de vrouw in bescherming ging nemen. Dat had alles te maken met mijn eigen onrustgevoelens. Het was niet goed voor mij en ook niet voor die vrouw. Ik vraag me af of iemand dat destijds opgemerkt heeft.Volgens mij niet. Ik ben heel wat ballast kwijt, maar dat heb ik
Op kerstavond kwam ik een mevrouw in de lift tegen. “Wat zit uw haar mooi”, zei ik, “is dat voor de kerst”? “Die haal ik toch niet”, was haar antwoord. Op eerste kerstdag vonden we haar ‘s morgens vroeg dood in bed.
verzorgenden aan te spreken als dat noodzakelijk is. Ik laat ze zich bijvoorbeeld inleven in de
positie van een cliënt: “Stel voor dat je zelf in dat bed ligt. Zou je het dan ook zo willen?” Of: “Stel dat het je moeder of je vader is. Zou je het dan ook zo doen?” Meestal gaan dan de ogen wel open.Veel verzorgenden leren door te ervaren. Als leidinggevende moet je er altijd op bedacht zijn dat er vervlakking kan optreden als een team lang in dezelfde samenstelling werkt. Als verzorgenden gaan bepalen hoe de dag verloopt, als ze onverschillig worden of hun geduld verliezen, als collega’s elkaar niet meer bijsturen, dan weet ik dat ik in actie moet komen. Aan de ontmoetingen met cliënten heb ik veel mooie herinneringen overgehouden. Die hebben altijd te maken met de kleine dingen van het leven. Een vrouw die roept: “Ik vind je lief ”, terwijl ik aan het neuriën ben. Een bewoner die helemaal overstuur op me af komt lopen en zich tegen me aandrukt. Een mevrouw van 90 jaar met een spraakgebrek, die af en toe een beetje kwijlt. Medebewoners lopen met een boog om haar heen. Maar als je even de tijd neemt om haar te leren kennen, dan blijkt het een hele hartelijke vrouw te zijn. Ze is altijd blij wanneer ze me ziet, nog steeds. En dan die mevrouw die ik op
Sandra
vooral zelf gedaan, met vallen en opstaan. Als ik om me heen kijk, dan zie ik collega’s ook met dingen uit hun verleden worstelen. Wanneer is er gelegenheid om daarover te praten? Waarom zit reflectie niet op een natuurlijke manier in het werk ingebouwd? Hier en daar gebruikt men (schoorvoetend) vormen van intervisie en coaching. Maar dat kost tijd en tijd is geld. En het vraagt deskundigheid in de sfeer van begeleiding. Ik heb zelf ervaren dat intervisie je als team veel op kan leveren. Als we als sector werkelijk voor kwaliteit willen gaan, dan zullen we hier iets mee moeten. Wat de aansturing van medewerkers betreft: als leidinggevende schrik ik er niet voor terug om
37
Sandra 38
kerstavond in de lift tegenkwam. “Wat zit uw haar mooi”, zei ik, “is dat voor de kerst”? “Die haal toch ik niet”, was haar antwoord. Op eerste kerstdag vonden we haar ‘s morgens vroeg dood in bed. Als verzorgende heb ik het gevoel dat ik op mijn bestemming ben. Ik probeer mensen zorg te geven op een manier zoals ik die zelf zou willen krijgen. Het lukt me steeds beter om me te verplaatsen in anderen en om af en toe even mijn mond te houden. Ik blijf me ontwikkelen. Nog niet zo lang geleden heb ik een hbo-opleiding afgerond. Dat heeft me weer allerlei nieuwe
inzichten opgeleverd. En ook persoonlijk. Met mijn eigenwaarde gaat het een stuk beter dan vroeger. En met mijn weerbaarheid ook. Maar ik ben er absoluut nog niet klaar mee. Dat ik het grotendeels zelf gedaan heb, geeft me een goed gevoel. Sandra de “selfmade woman”. Met een vriendin, waar ik me gelukkig bij voel. Zij is het beste dat me tot nu toe in mijn leven is overkomen. Mocht ik ooit in de prijzen vallen, dan blijf ik lekker doorleven zoals ik nu doe. Misschien iets minder werken, nog iets meer genieten van het leven en als het kan wat van de wereld zien.
hard aan. met steun van haar ouders sloeg marieke (28) zich er doorheen.
T
oen ik bijna 18 was, ontmoette ik een knappe jongen waar ik verliefd op werd. Hij had een grote mond en durfde werkelijk alles. Precies het tegenovergestelde van dat voorzichtige en beschermende dat ik van thuis had meegekregen. Dat trok me juist zo in hem aan, dat volledig anders zijn. Ik vond hem geweldig. Mijn ouders waren heel wat minder enthousiast. Maar hoe meer vraagtekens ze plaatsten, des te gekker ik op hem werd. Na een paar maanden gingen we samenwonen en weer een paar maanden later raakte ik in verwachting. Toen ik van de huisarts de bevestiging kreeg, Weet je, dat is zoveel waard: dat je ouders van je houden ongeacht wat je doet. Gewoon om wie je bent.
was ik in de wolken. Uiteraard was mijn vriend
de eerste die het blijde nieuws te horen kreeg. Vrijwel meteen nadat ik het hem verteld had, stortte mijn wereld in. Hij wist namelijk niet hoe snel hij zich uit de voeten moest maken. Ik weet nog hoe kwetsbaar ik me toen voelde. Gebruikt, afgedankt. Mijn ouders reageerden grandioos. Geen verwijten of zo, niet: “We hebben je nog zo gewaarschuwd”. Ze deden wat ze altijd hadden gedaan: mij beschermen en waarderen en me vertrouwen geven. Eigenlijk had ik dat kunnen weten. Zo zijn ze gewoon. Maar ik was zo van slag. Ik kon niet meer helder denken. Weet je, dat is zoveel waard: dat je ouders van je houden ongeacht wat je doet. Gewoon om wie je bent. Ze hebben gelijk hun slaapkamer ingericht als een plek voor mij en de baby. Zelf zijn ze in mijn oude kamer gaan slapen. Nadat mijn zoon geboren is, heb ik nog een paar jaar bij mijn ouders gewoond. Zo kreeg ik de gelegenheid om mezelf te hervinden. Ik denk
Marieke
5
in verwachting zijn van je eerste kind en dan door je vriend in de steek gelaten worden. dat komt
39
Marieke 40
met veel warmte aan die tijd terug. Zij trouwens ook. Mijn vader is een tamelijk zwijgzame man. Hij heeft een kwekerij van planten, bloemen en bomen in het Westland. Mijn moeder heeft naast het huishouden altijd de administratie van het bedrijf verzorgd. Dat deed ze hoofdzakelijk in de avonduren. Overdag maakte ze zoveel mogelijk tijd vrij voor de kinderen. Mijn vader en moeder zijn heel gelukkig samen, al heeft hun huwelijk pieken en dalen gekend. Ik heb één zus. Zij is 6 jaar jonger dan ik. Met z’n allen vormen we een hechte club. Daar horen ook de ouders van mijn vader bij. Zij wonen naast de kwekerij. Logeren bij hen was altijd een feest. Opgroeien in een dorp aan de kust is heerlijk. Ik gun het ieder kind.Vanuit ons ouderlijk huis kan je bij westenwind de zee horen ruisen. Als je de straat uitloopt, sta je onderaan de trap naar de duinovergang. Ik heb heel wat tijd doorgebracht in de duinen en op het strand. Uren wandelen met de hond. Lekker bruinbakken in de zon. Zwemmen in zee vond ik ook heerlijk, maar dat mocht pas vanaf dat ik een jaar of 10 was.Vóór die tijd hield mijn vader me heel kort. Ik mocht
niet verder dan tot mijn knieën het water in. Zwemmen was er niet bij. Zo bang was hij dat ik zou verdrinken. Uiteraard hield ik me niet altijd aan zijn regels. Maar ik moest voorzichtig zijn. Hij was in staat om midden op de dag bovenop een duintop te klimmen om te kijken of ik wel gehoorzaamde. Meestal kreeg een van mijn vriendinnen hem het eerst in de gaten. Dan schaamde ik me rot.Vanaf het moment dat ik naar groep 7 ging, begon hij me los te laten. Aan mijn tijd op de basisschool heb ik leuke herinneringen.Voor en na schooltijd spelen op het schoolplein. Met een feesthoed op je verjaardag vieren en trakteren. Ondanks dat ik een vroege leerling was, ging het leren me goed af. Een paar dagen voor dit interview heb ik mijn oude rapporten weer eens opgezocht.Veel zevens en een enkele acht. Leuk om dat weer terug te zien. Ik zou best nog eens een dagje kind willen zijn en dan naar Disneyland Parijs toe. Na de basisschool ben ik naar de Mavo gegaan. Zonder al te veel inspanning heb ik mijn diploma gehaald. Ik zat nog niet zolang op de Mavo toen de puberteit begon op te spelen. Ik was koppig,
Ik heb laatst iemand aangekeken. Het gaat nu weer wat beter, de koorts is gezakt. Herman van Veen
Toen ik een jaar of 15 werd, begon ik steeds meer tijd door te brengen op de sportschool. Eerst deed ik aan street dance, in de nadagen van MC Hammer. Later werd het fitness. Dat doe ik nog steeds graag. En dansen en uitgaan natuurlijk. Wel met mate, omdat ik dol ben op winkelen en vooral kleding kopen. Daar ging elke maand een flink deel van mijn zakgeld aan op. Na de Mavo ben ik verder gegaan met activiteitenbegeleiding, maar dat bleek niet zo’n gelukkige keuze. Die opleiding was te theoretisch voor mij. Na 1 jaar
ben ik er mee gestopt. Toen moest ik wat anders verzinnen. Als kind wilde ik dierenarts worden of verpleegster. En trouwen met een popidool. Maar dat was echt een meisjesdroom. Dierenarts, dat kon ik met mijn vooropleiding vergeten. Maar de verpleging, dat zou heel goed kunnen. Alles veranderde, toen ik ontdekte dat ik zwanger was. Onder die omstandigheden had het geen zin om aan een opleiding te beginnen. Ik heb mijn plannen in de ijskast gezet en nadat mijn zoon geboren is, heb ik de draad weer opgepakt. Ik ging terug naar school en mijn moeder paste op de baby. Het leek me niet verstandig om gelijk aan de opleiding voor verpleegkundige te beginnen. Ik moest mijn tijd verdelen over mijn studie, het werk en een kind. Geen idee hoe dat zou gaan en wat ik aan zou kunnen. Daarom heb ik gekozen voor de opleiding tot verzorgende. Net iets minder moeilijk, maar wel in de goede richting. De eerste dag in het verpleeghuis was schrikken. Ik kwam op een verblijfsafdeling met dementerenden. Daar zag ik mensen rondjes lopen op de gang, de één zwijgend, de ander in
Marieke
wilde voortdurend mijn eigen zin doordrijven. Niet leuk voor mijn ouders. Maar die bleven er opmerkelijk kalm onder. Ze hielden consequent vast aan de regels die ze gesteld hadden. Grenzen bleven onveranderd. Nee was nee. Naar mij toe werkte dat prima. Mijn puberbuien waaiden vrij snel over. Mijn zus heeft er later heel wat meer moeite mee gehad.
41
Marieke 42
zichzelf mompelend. Soms zo onsamenhangend dat ik er geen touw aan kon vastknopen. En als ik het wel begreep, dan wist ik totaal niet wat ik er mee aan moest. Aan het eind van de dag wist ik niet wie er nu het meest in de war was: zij of ik. Zo had ik het me vooraf niet voorgesteld. Ik verwachtte mensen die een beetje vergeetachtig zouden zijn. In de opleiding had ik een stukje theorie gehad. We hebben met z’n allen naar een film over dementie gekeken. Maar als je het in de praktijk ervaart, dan is het zo anders. Je eerste werkervaringen maken een diepe indruk op je. Zo kan ik me bijvoorbeeld nog de eerste cliënt herinneren die ik gewassen heb. En de eerste bewoner die overleed terwijl ik dienst had. De eerste keer dat ik een collega een cliënt een tik zag geven, zal ik helemaal nooit vergeten. Ik stond als aan de grond genageld. Gelukkig bleek dat een grote uitzondering te zijn. Werken met collega’s was trouwens iets waar ik heel erg aan moest wennen.Vanuit de beschermde omgeving waarin ik ben opgegroeid, kostte het me moeite om mijn plekje binnen het team te veroveren. Tegenover al die ervaren collega’s voelde ik me onzeker, een groentje nog. Andere leerlingen
hadden dat gevoel ook, maar niet zo sterk als ik. Tijdens mijn opleiding kwam ik er achter dat ik zorgen voor ouderen eigenlijk heel leuk vond. Na mijn diplomering heb ik een tijdje in een verzorgingshuis gewerkt om te ervaren hoe het daar zou zijn. Het is een leuke en leerzame periode geweest. Ik heb daar bijvoorbeeld geleerd om me meer te verdiepen in de cliënten. In mijn opleidingstijd deed ik dat nauwelijks. Ik werkte hard, ik was lief voor ze. Maar in het verzorgingshuis ben ik ze pas gaan zien als unieke mensen met een eigen geschiedenis en eigen gevoelens en gedachten. Leuk was het experiment met de zorgroutes, dat we daar hebben opgezet. Een manier van werken zoals in de thuiszorg. Elke verzorgende heeft een aantal cliënten door het hele huis verspreid zitten. Je maakt afspraken hoe laat je bij de cliënt bent, Je hebt geen idee hoeveel verdriet en eenzaamheid er onder ouderen is. Al zullen ze dat niet snel toegeven. Je hebt per slot van rekening te maken met de generatie van “niet klagen maar dragen”.
onmiddellijk een oordeel klaar hebben, begrip kunnen tonen. Dat is zo belangrijk. Je hebt geen idee hoeveel verdriet en eenzaamheid er onder ouderen is. Al zullen ze dat niet snel toegeven. Je hebt per slot van rekening te maken met de generatie van “niet klagen maar dragen”. Om verlatenheid en droefheid op te sporen, moet je dichtbij kunnen komen. Dat lukt als de ander ervaart dat je “echt” bent. Je gaat op je gevoel af, je leest de lichaamstaal. Soms kom je er op die manier niet achter en dan moet je een andere ingang zoeken. Bijvoorbeeld door een verhaaltje te vertellen of een liedje te zingen. Laatst stond er een leerling naast me toen ik dat deed en die dacht: “Deze verzorgende spoort niet helemaal”. Tot hij zag wat het teweeg bracht. Dat soort effecten zie je ook als de familie op bezoek komt. Dan zie je cliënten letterlijk oplichten. Daarin zit de voldoening die het beroep me geeft. Aandachtig luisteren naar een cliënt die huilt, niet gelijk roepen dat het wel goed komt. Zo iemand voelt zich op dat moment gezien en komt weer tot leven. Het lukt mij ook niet altijd even goed hoor. Zo kan ik me herinneren dat ik wel eens uit mijn
Marieke
hoeveel tijd je beschikbaar hebt en wat je dan gaat doen. Daarbij schep je ook helderheid in de wederzijdse wensen en verwachtingen. Echt heel gaaf om te doen. Toen ik vertrok, was het experiment nog volop in ontwikkeling. Ik ben weer teruggegaan naar het verpleeghuis om daar de opleiding verpleegkunde (niveau 4) te gaan doen. Enerzijds om meer bagage te krijgen en anderzijds om de deur naar het ziekenhuis een beetje verder open te zetten. Met de nadruk op een beetje, want ik zie nog niet dat ze mij daar aannemen. Ik heb het diploma gehaald met een ziekenhuisstage van 1 maand.Verpleegkundigen breed opleiden is prima, maar op deze manier kan je niet voldoende de diepte in. Je zou beter met een aantal instellingen uit verschillende werkvelden gezamenlijk leerlingen kunnen aannemen en deze dan evenwichtig over alle werkvelden laten rouleren. De kern van het beroep zit voor mij in aandacht geven en nabij zijn. Werkelijk iets voor de ander betekenen. Om dat te kunnen, moet je van mensen houden en je in hen kunnen inleven. Dat vraagt iets van jezelf: in balans zijn, ruimte voor de ander hebben, je hart kunnen openen, niet
43
Marieke 44
slof ben geschoten naar een familielid. Ik was moe, een beetje grieperig. Het was een bewoner waar we heel erg ons best voor deden. En een familie die het nooit goed genoeg vond. Toen heb ik geroepen “Als je het zo goed weet, doe het dan zelf ”. Ik had het gevoel dat mijn goede bedoelingen en mijn kundigheid in twijfel werden getrokken. Later heb ik daar mijn excuus voor aangeboden. Ik ben ook wel eens door een schoondochter de kamer uitgestuurd terwijl ik nog bezig was de kamer te betreden. Later heb ik begrepen waarom dat gebeurde. Dergelijke reacties hebben te maken met onmachtgevoelens die worden geprojecteerd op verzorgenden. Gevoelens die er soms ook voor zorgen dat kinderen aan het sterfbed van hun vader of moeder hele lelijke dingen tegen elkaar zeggen. Ik probeer me dan altijd te verplaatsen in de familie. Dat helpt om het te begrijpen en dikwijls is het dan ook bij te sturen. Een enkele keer heb ik een cliënt waar ik niet mee uit de voeten kan. Als het echt van geen kant werkt, is ruilen met een collega een oplossing. Later ontdek ik dan dat deze cliënt heel sterk lijkt op
een familielid of een kennis waar ik het moeilijk mee heb. Sinds een paar jaar voel ik me heel gelukkig in een nieuwe relatie. We hebben samen een kind gekregen, nog een jongetje. Toen hij klein was, heb ik eerst een tijdje avond- en weekenddiensten gedraaid. Daarna is hij naar een kinderdagverblijf gegaan. En één dag per week is hij voor mijn moeder. Dat laat ze zich niet afpakken. De relatie die ik nu heb, lijkt in zeker opzicht op de relatie van mijn ouders. Ik voel me daar heel vertrouwd in. Nu ik in rustiger vaarwater terecht ben gekomen, ervaar ik pas Als ik de loterij zou winnen? Dan begin ik een rusthuis voor oude honden of een particulier kleinschalig zorgcentrum met veel personeel.
goed hoeveel de stabiliteit die ik in mijn jeugd ervaren heb, voor me betekent. Ik heb een paar jaar moeten knokken om er weer bovenop te komen, maar ik sta nu stevig met beide benen op de grond. Bang dat ik opnieuw in de steek
Daarin wil ik leren om nog bewuster naar mezelf te kijken en vanuit mezelf leiding te geven. Om dicht bij mezelf te blijven, de confrontatie aan te durven gaan, feedback te kunnen geven. Ik loop nu tegen de 30 en dat is volgens oudere collega’s een leeftijd waarop alle puzzelstukken op z’n plek beginnen te vallen. Ik ben heel benieuwd. Als ik de loterij zou winnen? Dan begin ik een rusthuis voor oude honden of een particulier kleinschalig zorgcentrum met veel personeel.
Marieke
gelaten zal worden ben ik niet. Ik weet dat ik mezelf prima kan redden als het ooit mocht gebeuren. Sinds kort ben ik teamleider. Ik moet me voor mijn gevoel in die functie nog bewijzen. Dat past ook wel bij mijn gevoel voor verantwoordelijkheid. Ik hoop dat ik heel veel leerlingen kan afleveren die werkelijk iets voor cliënten weten te betekenen. Over een paar maanden begin ik met een managementopleiding.
45
Joop
6N
46
hij werd geboren op moederdag. als kind kreeg hij nooit een kus of een knuffel. heel zijn leven is joop (47) bezig om het gat te vullen dat toen geslagen is. eindelijk beseft hij dat het geen gat is maar een bodemloze put.
ooit een zoen. Nooit een aai over mijn bol. Als kind was ik me niet bewust wat dat met me deed. Later merkte ik dat ik voortdurend op zoek was naar blijken van liefde. Niet alleen in mijn relatie. Ook in de contacten met cliënten. Ik had voortdurend de bevestiging nodig dat er van mij gehouden werd. Stukje bij beetje begint het tot me door te dringen dat ik bezig was met het vullen van een bodemloze put. Je kunt het vergelijken met de situatie waarin je als kind honger geleden hebt en dan later als volwassene probeert door heel veel te eten dat hongergevoel weg te nemen. Dat gaat niet lukken. Ik ben blij dat ik dat inzicht eindelijk heb. Maar de prijs die ik betaald heb, is hoog. Het heeft me mijn relatie gekost. Toen ik 30 was, leerde ik in het verzorgingshuis mijn vriendin kennen. Zij werkte daar ook. Ik was op slag verliefd. Maar verder dan wat om haar heen draaien kwam ik niet. Bang om afgewezen
te worden. Gelukkig kende zij die angst niet. Ze heeft me versierd, terwijl we samen avonddienst hadden. Het voelde vanaf het eerste moment goed. Na een paar weken woonden we al samen. Het mooiste moment van onze trouwdag was het moment waarop mijn vrouw in haar bruidsjurk de woonkamer van de afdeling binnenkwam. De ontroering die de bewoners lieten zien, was overweldigend. Ik wilde geen kinderen. Die verantwoordelijkheid durfde ik niet aan. Zij verlangde er ook niet naar. Dus zijn ze er niet gekomen. Achteraf maar goed. Want na 15 jaar zijn we uit elkaar gegaan. Waar ik het meest bang voor was, dat ze bij me weg zou gaan, gebeurde. Mijn ouders hadden een haat-liefdeverhouding. Zonder dat ze overigens veel ruzie maakten. Ze leefden vooral langs elkaar heen. Als er ruzie was, ging het over geld. Mijn vader delfde in die ruzies als regel het onderspit. Tot op de dag dat hij overleed was hij verliefd op mijn moeder. Of
Mijn moeder en vader waren wel zorgzaam, maar ze lieten nooit hun gevoelens blijken. Niet alleen ik, ook mijn broers en zussen hebben daar last van gehad. Sommigen voelen het gemis aan warmte nog steeds.
waarom ik zo beschermd ben opgevoed. “Een moederskindje”, zeggen mijn broers en zussen. In dat licht bezien is het eigenlijk ongelooflijk dat ik zo weinig ben aangehaald en geknuffeld. Mijn moeder en vader waren wel zorgzaam, maar ze lieten nooit hun gevoelens blijken. Niet alleen ik,
ook mijn broers en zussen hebben daar last van gehad. Sommigen voelen het gemis aan warmte nog steeds. In mijn herinnering heb ik een beeld van een jongetje in een wandelwagen voor de deur van ons huis. Daar heb ik vreemd genoeg wel een warm gevoel bij. Ons huis stond in Maassluis. Een eenvoudig bovenhuis dat eigenlijk te klein was voor zo’n groot gezin. We sliepen met 4 kinderen op een kamer in twee 2-persoons bedden. Zo ging dat toen. Iedere zondag gingen we naar mijn oma toe. Dat was zeker een uur lopen. Oma was streng en heel direct. Eerlijk gezegd was ik een beetje bang voor haar. Ondanks de snoepjes en de Ranja, die in grote hoeveelheden voorhanden waren. Op de lagere school was ik een middelmatige leerling. Leren ging me niet makkelijk af. Ik moest er moeite voor doen. Nu nog steeds trouwens. Ik heb een concreet doel nodig om iets te kunnen bereiken. Liever speelde ik buiten. Hutten bouwen en zo. Dat zou ik nog wel eens willen. Een dagje ongedwongen kind zijn. Toen ik 10 jaar was kreeg mijn moeder chronische rugklachten. Ze is twee keer geopereerd aan een hernia, maar dat heeft niet echt geholpen.
Joop
dat andersom ook zo was? Volgens mij niet. Mijn vader werkte in de haven. Dat was zwaar werk, zeker in de beginjaren. Sjouwen met zware balen en zakken. Aan het eind van de week was hij helemaal uitgeteld. Mijn moeder was huisvrouw. Ze hield er een strakke weekplanning op na. Dat heeft ze tot het eind van haar leven volgehouden. Naast mij hadden ze nog 7 kinderen. Ik was de jongste. Als baby was ik een zorgenkindje. Twee maanden te vroeg geboren. Ik denk dat dat de reden is
47
Joop 48
Jarenlang hebben we gezinsverzorgsters in huis gehad. Dat was wel speciaal. Met één van hen heb ik nog steeds contact. Als kind wilde ik boekhouder worden. Rekenen was het enige vak waar ik echt goed in was. Het was jammer dat er thuis geen leercultuur was. Alle kinderen hebben zichzelf moeten opwerken. Als we gestimuleerd waren, had er misschien meer ingezeten. Ik ben na de lagere school naar de LEAO gegaan. Ik voelde me onzeker op school.Vooral spreekbeurten vond ik verschrikkelijk.Voor een groep mensen gaan staan en een verhaal houden, terwijl iedereen je aan zit te kijken? Alsof ik een hoge berg over moest zonder zuurstof en klimijzers. Toen ik in de tweede klas zat, begon ik te puberen. Dat was wat hoor. Mijn moeder was ziek en ik was dwars. Dat botste, niet normaal. Later is dat gelukkig goed gekomen. Toen ik door de pubertijd heen was, ben ik de liefde bij mijn ouders gaan halen. Gewoon een arm om hen heen slaan en een knuffel geven. Als ik er op was blijven wachten, had ik het nooit gekregen. Ondanks mijn LEAO-diploma en een praktijkdiploma boekhouden lukte het me niet
om werk te vinden. Een paar jaar lang heb ik allerlei tijdelijke baantjes gehad. Tot een van mijn zussen een advertentie van een verpleeghuis zag, waar ze leerling ziekenverzorgenden vroegen. Ik dacht dat ik te oud zou zijn. Inmiddels was ik al 25. Maar tot mijn eigen verbazing werd ik aangenomen. Wat ik kon verwachten? Geen idee. Ik ging helemaal blanco van start in de eerste groep die een vooropleiding van zeven maanden had. Op mijn eerste dag werd ik geconfronteerd met terminale patiënten. Een van hen had ernstige doorligwonden. Ik kon de aanblik niet Mijn collega’s vonden dat ik te weinig cliënten op een ochtend deed. En dat lieten ze merken. Elke dag hoorde ik wel van iemand “Heb jij er maar zoveel gedaan?”
verdragen. In de opleiding hadden we wel iets over decubitus geleerd, maar hier was ik absoluut niet op voorbereid. Zo extreem heb ik het later eigenlijk ook nooit meer gezien. Ik had het gewoon slecht getroffen. Mensen wassen vond
een overleden man af te leggen. Toen we hem omdraaiden, ontsnapte er nog wat lucht uit zijn longen. Ik schrikken. Collega lachen. Die wist natuurlijk dat dat kon gebeuren, maar dacht “Ik vertel lekker niks”. Toen ben ik boos geworden. Ik heb de opleiding met een diploma afgesloten. Maar vraag niet hoe. Ik zag als een berg op tegen de eindscriptie en het eindgesprek. Toen ik het uiteindelijk gehaald had, was ik nog niet eens blij. Het had natuurlijk allemaal nog net even iets beter gemoeten. Nu ik het een aantal jaren doe, ben ik blij dat ik het vak van verzorgende gekozen heb. Toen ik er aan begon, had ik geen idee wat me te wachten stond. Maar nu ik weet wat het inhoudt, voel ik me op mijn plek. Ik kan er mijn energie in kwijt. En mijn liefde voor mensen. Cliënten voelen dat ik het niet voor het geld doe.Van verzorgenden die voor het geld werken, zeggen ze: “Ze is wel aardig hoor, maar…”. In de beginjaren stopte ik er eigen tijd in. Ik deed mijn werk met hart en ziel. Een uurtje langer blijven was nooit een probleem. De laatste jaren merk ik, dat ik minder geneigd ben om dat te doen. Dat komt omdat de druk op het werk
Joop
ik in het begin ook eng. Om oude mensen zo naakt te zien. Daar had ik toch wel moeite mee. Mijn eerste wasbeurt vergeet ik nooit meer. Ik weet nog precies hoe die mevrouw er uitzag. Ik ken haar naam nog, weet nog wie er bij haar op de kamer lagen. Zoiets heeft een enorme impact. Het duurde trouwens lang voor ik in het gewenste tempo kon wassen. Mijn collega’s vonden dat ik te weinig cliënten op een ochtend deed. En dat lieten ze merken. Elke dag hoorde ik wel van iemand “Heb jij er maar zoveel gedaan?” Als je er wat meer ervaring mee hebt, vind je vanzelf een evenwicht tussen stevig doorwerken en aandachtig zorgen. Ik heb in de beginperiode meer ervaringen gehad die me bij zijn gebleven. Zo herinner ik me een oude vrouw die overleden was. Ik zou haar samen met mijn begeleider afleggen. De vrouw was met veel pijn en moeite gestorven. De spanning zat nog in haar lijf. Opeens begonnen haar vingers, die naar elkaar toegebogen waren, te trillen. Ik schoot een meter achteruit. Een kwartier later was ik er nog niet van te overtuigen dat ze werkelijk dood was. Een paar dagen later was ik met een andere, vrouwelijke collega bezig
49
Joop 50
steeds groter wordt.Vroeger kon ik nog wel eens met een bewoner mee naar een activiteit. Dat is er nu niet meer bij. Ik moet mijn tijd over zoveel dingen verdelen. Laatst heb ik voor de hele afdeling 32 vragenlijsten zitten invullen met meer dan 80 vragen per bewoner. Daar ben je dagen mee bezig. De uitkomsten zijn bedoeld om de zorg voor de bewoners per minuut te kunnen berekenen, zodat het ook per minuut kan worden toegewezen en afgerekend. Zo versnipperd wordt er van buitenaf naar zorg gekeken. Terwijl we binnen de instelling vanuit een holistisch mensbeeld naar zorg kijken en een cliënt zien als één geheel. Dat valt niet te rijmen. Ik heb het gevoel dat ik steeds meer moet schipperen. Er komen steeds meer dagen waarop ik onvoldoende naar bewoners heb kunnen luisteren omdat ik met allerlei andere dingen bezig ben geweest. Dat is zo onbevredigend. Ik heb dit beroep gekozen om naast mensen te staan, om werkelijk iets voor ze te kunnen betekenen. Vroeger hadden we een schriftje waar alle bewoners in stonden. Nu kunnen we niet meer zonder een lijvig zorgdossier. De registratie- en verantwoordingscultuur is te ver doorgeschoten.
Ik voel aan mezelf dat het steeds meer begint te wringen. Hopelijk komt er snel een ommekeer. Los van deze hartenkreet zijn er gelukkig ook volop mooie momenten. Als leerling zorgde ik voor een demente mevrouw die heel goed op mij reageerde. Ik had echt een klik met haar. Misschien herinnerde ik haar wel aan iemand die ze ooit goed gekend had? Samen met de praktijkopleiding heb ik toen het zorgplan mogen maken. Dat vond ik heel bijzonder en het was tegelijk heel leerzaam. Uit latere jaren kan ik me nog een zwaar demente dame herinneren die als een kasplantje binnen kwam.Veel vooruitgang zagen we niet. Ze was al een jaar in huis, toen we het lustrum van de instelling vierden met een draaiorgel. Laat ze nu mee gaan zingen! Ik krijg er nog kippenvel van als ik er aan terugdenk. Dan kan je me wegdragen hoor. Met kerst deed ze het weer, toen neuriede ze kerstliedjes mee. Waar je niet genoeg aandacht aan kan besteden, is de familie van cliënten. Ik ben vanuit mijn opleidingstijd gewend om veel met familie te communiceren. Als je de familie er vanaf het begin bij betrekt en ze aandacht geeft; als je ze het gevoel geeft dat ze welkom zijn en ze
Zeg tegen jezelf: “Ik ga een mens welkom heten in ons verpleeghuis die hier een vreemdeling is, een mens met onzichtbare levensbagage, misschien met veel onzichtbaar verdriet, maar misschien ook met veel innerlijke kracht en wijsheid”. Het doet een mens goed om niet gezien te worden als het volgende geval, maar als een mens met een naam, een mens die er toe doet. Coby Haas e.a. (scriptie”Barmhartigheid bij ons in het verpleeghuis”)
aan. Nu scoren we 8,2. Alle energie die er in gestoken is, heeft zich dubbel en dwars uitbetaald. We verwachten trouwens ook iets terug van de familie. Daar zijn we vanaf het eerste moment dat
we contact hebben helder in. Ze doen nu mee als we activiteiten ondernemen. Ze bezoeken de herdenkingsbijeenkomsten. En een aantal familieleden is inmiddels lid van de cliëntenraad geworden. In het verzorgingshuis waar ik nu werk, worden de beleidslijnen zoveel mogelijk uitgezet door de hoofdenvergadering. Op deze wijze wordt de stem van verzorgenden gehoord en je merkt aan alles dat met hun inbreng echt iets wordt gedaan. Zo geef je verzorgenden het gevoel dat ze meetellen en gewaardeerd worden. Dat gevoel wordt nog versterkt als je ervaart dat de directeur weet wie je bent en echte belangstelling voor jou heeft.Voor wat je denkt en wat je beleeft. Als ze bij je langs komt, komt ze niet om eens te vertellen wat zij vindt dat er moet gebeuren. Nee, ze komt vragen stellen. Af en toe roept ze je binnen en dan wil ze weten wat je van iets vindt. In andere huizen heb ik dat nog nooit meegemaakt. Laatst hebben we een halfuurtje zitten praten over de trend om zorg zoveel mogelijk in de thuissituatie te geven. Op zich vind ik dat een goede ontwikkeling. Maar het moet geen dogma worden. Als thuis blijven tot
Joop
uitnodigt om mee te doen, dan krijg je ze vrijwel altijd mee. Toen ik EVV-er werd, heb ik alle familieleden gesproken en al hun klachten en wensen genoteerd. Daar ben ik vervolgens mee aan de slag gegaan. Ik houd nu ook regelmatig familiecontactavonden. Twee jaar geleden gaf het tevredenheidsonderzoek een score van 6,5
51
Joop 52
vereenzaming leidt, dan schiet je je doel voorbij. Niet ieder mens is hetzelfde. Als ik naar mezelf kijk, dan ben ik eigenlijk niet zoveel veranderd. Ik heb de laatste jaren wel meer inzicht gekregen in wie ik ben en waarom ik me zo gedraag. Ik ben me er van bewust geworden dat ik me in het leven heb laten leiden door angst in plaats van door liefde. Dat heeft er voor gezorgd dat ik verkrampt door het leven ging. Ik heb mezelf en de mensen om me heen daarmee tekort gedaan. Het is goed dat ik een
paar jaar alleen ben geweest. In die periode heb ik afgerekend met mijn angst en geleerd om van mezelf te houden. Sinds een paar maanden heb ik weer een vriendin. Ze heeft een zonnig karakter en zit boordevol energie. Leven met haar is elke dag een feest. Mochten we ineens een hoop geld winnen, dan kopen we een mooi huis in Spanje. Niet om daar op onze lauweren te gaan rusten. Dat is niets voor ons. Er zijn daar genoeg Nederlandse ouderen die onze zorg kunnen gebruiken.
(25)
T
ijdens een van mijn eerste stages werkte ik in de psychiatrie. Op een dag stond ik daar ineens in de gang tegenover een patiënt met een bezem in z’n handen. Ik liep de hoek om en daar stond hij. Anderhalf, twee meter van me vandaan. Klaar om iedereen die het zou wagen om dichterbij te komen een paar flinke meppen te verkopen. Wat er aan de hand was? Geen idee. Misschien had de apotheek de Het is fijn om op te groeien in een gezin waar ouders het goed met elkaar kunnen vinden. Ze zijn betrokken en heel erg open. Alles is bespreekbaar. Als er iets is, pakken ze het gelijk bij de kop.
samenstelling of de kleur van de medicijnen veranderd? Soms was dat al voldoende om een patiënt te laten flippen. Op zo’n moment denk
7
zeker dat hij de
zorg in wilde. hij ziet het als een groot avontuur en zoekt steeds nieuwe uitdagingen.
ik niet: hoe kom ik hier weg? Integendeel, ik heb dan zoiets van: kom maar op. Nu wordt het echt interessant. Ik ben opgegroeid in het groene hart van ZuidHolland. Een rijtjeshuis in een vrij nieuwe wijk met een zolder en een tuin. Een gemengde wijk met starters, mensen met jonge kinderen en met wat ouderen. Prima buurt om in te wonen. Ik heb altijd een eigen kamer gehad. Mijn vader zorgde voor de kinderen. Dat was een bewuste keuze. Mijn moeder werkte als manager in de verslavingszorg. Zo was er altijd iemand thuis voor de kinderen: mijn twee zussen en ik. Mijn vader leest veel en denkt over van alles en nog wat na. En zorgt dat thuis alles op rolletjes loopt. Tussen de bedrijven door gaat hij regelmatig bij zijn ouders langs. Dan neemt hij gelijk de zware boodschappen mee. Mijn moeder houdt van aanpakken, zij is veel meer een doener. Mijn ouders zijn gelukkig met elkaar. Niet dat
Martijn
als kind lag hij wekenlang in het ziekenhuis. vanaf dat moment wist martijn
53
Martijn 54
ze dat tegen me zeggen. Maar als het niet zo was, dan zou ik het echt wel voelen. Het is fijn om op te groeien in een gezin waar ouders het goed met elkaar kunnen vinden. Ze zijn betrokken en heel erg open. Alles is bespreekbaar. Als er iets is, pakken ze het gelijk bij de kop. Zo nodig wordt er even probleemoplossend ruzie gemaakt. Maar er omheen lopen is er niet bij. Al wil mijn vader dat nog wel eens proberen als het in zijn ogen te moeilijk wordt. Ook daar praten we later dan weer over. Roddelen is taboe. Als je met iemand een probleem hebt, zeg je het tegen die persoon zelf. Mijn ouders respecteren mijn mening altijd. Wat niet wil zeggen dat er geen grenzen zijn: “Martijn, dat kan je ook anders zeggen” of “Martijn, verplaats je eens in hoe je zus zich nu voelt”. Naar vrienden toe is die openheid wel eens lastig. Als ik onder vrienden ben, maak ik ook alles bespreekbaar. “Ik vind het niet leuk, dat je dat zo gedaan hebt”, zeg ik dan bijvoorbeeld. Dat wordt niet altijd op prijs gesteld. Ik ben daar ook vrienden door kwijtgeraakt. “Dat hoort bij het leven”, zeggen mijn ouders, “Wij hebben dat ook meegemaakt, mensen komen in je leven en gaan soms weer”.
Mijn herinneringen gaan ver terug. Tot mijn 3e jaar ongeveer. Ik zie beelden van verjaardagen met neefjes en nichtjes. Gezellig allemaal bij elkaar, spelend in en om het huis. Op vakantie naar de caravan op de camping. Daar bewaar ik heel goede herinneringen aan. Ook aan het voetballen na het eten op het veldje in de buurt. Alle jongens haalden elkaar op. En aan het Opa heeft de laatste jaren in een verpleeghuis gewoond. Daar ben ik veel bij hem op bezoek geweest. Zo heb ik al vroeg een beeld van de zorg voor ouderen gekregen. Ik wist toen al dat ik de zorg in wilde.
zwemmen ’s zomers met een hele club kinderen. Mijn zussen waren daar ook altijd bij. Met hen kan ik het trouwens heel goed vinden. Toen we klein waren hadden we nog wel eens ruzie. Wilden we op een bepaald moment allemaal met hetzelfde autootje spelen, terwijl er een ton vol speelgoed stond. Nu gaan we heel harmonieus met elkaar om. Mijn zussen studeren allebei. Toen ze het huis uit gingen, miste ik ze. Soms waren ze
min of meer vergelijkbare klachten. Zij was er veel slechter aan toe dan ik. Haar verdere leven zou nooit meer hetzelfde zijn, dat was zelfs voor mij duidelijk. Dat heeft toen veel indruk op me gemaakt, weet ik nog wel. De basisschool is in mijn beleving wat leren betreft goed gegaan. Het voelde als een veilige omgeving. Ik werd af en toe wel gepest, omdat ik fan van Ajax was. Daarmee behoorde ik tot een minderheidsgroep. Maar ik pestte net zo hard terug. Wakker heb ik er niet van gelegen. Het schooladvies was Havo/Vwo. Mijn ouders lieten me mijn eigen keuze maken. Ik ben naar de brugklas gegaan en daarna door met de Havo. De eerste jaren deed ik fluitend. Met minimale inzet scoorde ik een maximaal resultaat. Dat vond ik wel wat. De laatste jaren kostte het me meer moeite. In die periode begon ik te stappen met mijn maten. Met de trein naar de disco in Gouda. Veel klasgenoten kwamen daar vandaan. Later gingen we naar Rotterdam. Mijn huiswerk schoot er in die periode regelmatig bij in. Uiteindelijk heb ik de Havo niet afgemaakt. Om de zorg in te gaan, was dat ook niet echt nodig. Ik ben vol enthousiasme begonnen aan
Martijn
het weekend thuis, soms ook niet. Dan was het stil in huis. Nu studeren ze in het buitenland. Af en toe ga ik gezellig naar ze toe. Als ik nog een dagje kind zou kunnen zijn, zou ik naar opa en oma gaan. De vader en moeder van mijn moeder. Daar was ik vroeger elk weekend. Lekker verwend worden, gezellig knutselen met opa. Ik denk dat ik daar geleerd heb om met oudere mensen om te gaan. Jammer genoeg zijn ze inmiddels overleden. Opa heeft de laatste jaren in een verpleeghuis gewoond. Daar ben ik veel bij hem op bezoek geweest. Zo heb ik al vroeg een beeld van de zorg voor ouderen gekregen. Ik wist toen al dat ik de zorg in wilde. Dat ontdekte ik toen ik in groep 8 van de basisschool zat en wekenlang in het ziekenhuis lag. Mijn ouders hebben zich in die periode drukker gemaakt dan ik. Aan mij ging de ernst van de situatie helemaal voorbij. Maar mijn ouders zagen welke onderzoeken er werden uitgevoerd en wat voor medicijnen ik kreeg. Ze hebben zich echt zorgen om mij gemaakt. Gelukkig viel het uiteindelijk allemaal mee. In het ziekenhuis heb ik gezien dat het ook anders kon. Er lag een meisje van een jaar of 15 tegenover me met
55
Martijn 56
de opleiding verpleegkundige op niveau 4. Daarin heb ik veel stage-ervaring opgedaan. Alle werkvelden heb ik wel ongeveer gehad, sommige zelfs meermaals, zoals in het ziekenhuis orthopedie en gynaecologie. Het werken in de praktijk ging goed, maar bepaalde aspecten van de theorie waren net even te moeilijk voor mij. Het persoonlijke in de zorg, het begeleiden en verzorgen van mensen, dat trekt me het meest. Daarom heb ik de overstap gemaakt naar de ouderenzorg. Als ik verzorgende op niveau 4 had kunnen doen, zou ik dat zeker geprobeerd hebben. Misschien had ik de theorie van die opleiding wel onder de knie kunnen krijgen. Maar tot mijn verbazing bestaat er helemaal geen opleiding voor verzorgende op dat niveau. Alsof de ouderenzorg tegen Havo-scholieren zegt: we hebben je helaas niets te bieden. Het is dus verzorgende op niveau 3 geworden. Over een jaar heb ik mijn diploma. Daarna ga ik kijken of ik verder kan leren. Ik weet van mezelf dat ik uitdagingen nodig heb. Ook om te zorgen dat het niet saai wordt. Mijn eerste ervaringen in het verpleeghuis hebben me niet laten schrikken. Het was wel
ongeveer zoals ik het verwacht had. Ik had de beelden uit de tijd van mijn opa nog op mijn In het zorgcentrum woonde een man die de gewoonte had om het personeel te beledigen. Collega’s zeiden tegen mij: “Met die man moet je oppassen”. Door zo’n opmerking voel ik me uitgedaagd. “Hier valt wat te bereiken”, denk ik dan.
netvlies. Ik snap nu wel veel beter waarom het niet elke dag lukt om alles op tijd klaar te krijgen. Af en toe zie je ook wel eens beelden van een verpleeghuis op TV. Ook daar ben ik door beïnvloed. Het is me eigenlijk 100 procent meegevallen. Ik loop stage op een observatieafdeling. Patiënten komen daar binnen als er bijvoorbeeld twijfel bestaat over de diagnose of de juiste behandeling. Na verloop van tijd worden ze dan doorgeplaatst. De afdeling is ingericht als leerafdeling. Dat is een nieuwe manier van stagelopen, bedoeld om het onderwijs beter te laten aansluiten op de praktijk. Er werken verhoudingsgewijs veel stagiaires op
zijn best voor. Heel veel roken en drinken, potten vol zoute drop eten, laxeermiddelen gebruiken. Op een dag vroeg ik aan hem: “Komt u wel eens buiten?” “Nee, eigenlijk nooit”, zei hij. “Zullen we morgen lekker vroeg onder de douche gaan en dan samen naar buiten gaan?”, vroeg ik hem. Laat hij daar nou op ingaan. Het voelde als een overwinning. Nadat mijn stage afgelopen was, is hij overleden.Van collega’s hoorde ik dat hij iedere dag naar mij gevraagd had. Misschien omdat ik hem blanco tegemoet ben getreden, omdat ik hem nog kon zien als een mens en niet als een zeurpiet. Een stuk moeilijker vond ik het contact met een vrouw van 40 die MS had. Ze ging achteruit, het slikken werd steeds moeilijker. Het was duidelijk dat het einde van haar leven in zicht was. Elke dag kwam haar moeder op bezoek. Ik zag dat zij heel verdrietig was, steeds moest huilen. Het moet heel ingrijpend zijn als je dochter eerder dood gaat dan jij. En dan met die mensen praten. Hoe doe je dat op een goede manier? Dat vond ik best moeilijk. Toen ik op een andere afdeling zat, ben ik nog een keer bij haar langs geweest. Op zulke momenten kom je bij de kern van
Martijn
zo’n leerafdeling. Je krijgt de kans heel zelfstandig dingen te doen en verantwoordelijkheid te dragen. Met alle stage-ervaring die ik al heb opgedaan, werkt dat prima. Op school en op stage ben ik tegenwoordig wat terughoudender dan vroeger. Als ik op school alles bespreekbaar zou maken zoals ik dat thuis gewend ben, krijg ik steeds de hele klas over me heen. Daar heb ik geen zin in. Mijn eerste stage heb ik trouwens gelopen in een zorgcentrum. Veel gelachen daar. Bewoners doen en zeggen soms grappige dingen. En mijn stagebegeleider was ook hartstikke leuk. Hij verstond zijn vak, vond het leuk om mij dingen te leren en leerde ook van mij.Vanuit school kende ik alle recente protocollen. Daar liet hij me dan over vertellen. In het zorgcentrum woonde een man die de gewoonte had om het personeel te beledigen. Collega’s zeiden tegen mij: “Met die man moet je oppassen”. Door zo’n opmerking voel ik me uitgedaagd. “Hier valt wat te bereiken”, denk ik dan. Deze man wilde niet in bad. Het lukte met geen mogelijkheid om hem de douche in te krijgen. Hij riep dat hij dood wilde en daar deed hij ook
57
Martijn 58
het beroep. Er voor mensen zijn als ze je nodig hebben, dingen voor ze doen die ze zelf niet meer kunnen, proberen troost te bieden, de ontmoeting aangaan. Het is heel erg breed, daar hoort ook bij dat je mensen verschoont als dat nodig is. Daar zit ik helemaal niet mee. Sommige vrienden zeggen: “Poep ruimen? Mij niet gezien!” Andere vrienden hebben respect voor wat ik doe. Al zeggen ze er gelijk bij: “Maar het zou niets voor mij zijn”. Als stagiair kan ik absoluut de zorg geven die ik wil geven. Als ik eenmaal vast in dienst ben, is dat de vraag. Ik maak me daar nu nog niet druk over. Als het zover is, dan zie ik het wel. Ik zal later de discussie niet uit de weg gaan. Zo zit ik nu eenmaal in elkaar. Als ik vind dat er tijd moet zijn om gericht aandacht te besteden aan cliënten, dan maak ik me daar ook sterk voor. De band met de mensen vind ik zo leuk. Mensen laten lachen, goede laatste dagen geven. Ik zie wel dat we meer zouden kunnen betekenen, als we net iets meer personeel hadden. Sommige collega’s zien praten niet als hun taak. Ze leggen de prioriteit bij de handelingen, bij wassen en aankleden. Even contact zoeken en een praatje maken vind ik
nu juist een van de leukste onderdelen van het werk. Dat ligt mij ook goed. Soms kom ik oude cliënten tegen die vragen: “Martijn, wanneer kom je terug?” of “Martijn, leg jij me straks op bed?” Dat geeft me een goed gevoel. Dat mensen door mij geholpen willen worden. Heb ik het toch goed gedaan. Het is wel een vak waar je uiteindelijk zelf voor moet kiezen. Je moet het niet alleen doen omdat je ouders het wel iets voor je vinden. Het werk vraagt veel van je en je moet het met overtuiging doen om dat te kunnen opbrengen. Je hebt er bijvoorbeeld heel veel geduld voor nodig en Wat mij in het beroep zo aanspreekt is de dynamiek. Onregelmatige diensten, wisselende collega’s, de variatie in het werk. Dat maakt het voor mij nu
inlevingsvermogen. De mensen die je verzorgt, hebben hun leven geleid in een andere tijd dan jij. Ze houden er, zeker nu, ook een ander tempo op na. In dit werk neem je jezelf mee. Daarom is het belangrijk dat je weet wie je bent, waar je
momenten ben ik wel eens onzeker. “Doe ik het wel goed?”, vraag ik me dan af. Wat dat betreft ben ik net een mens. Maar door de bank genomen voel ik me heel gelukkig. Ik droom van een eigen baan en een huis. Om samen met mijn vriendin een toekomst op te bouwen. Wat ik zou doen als ik de jackpot won? Een eigen huis kopen natuurlijk en een eigen huisje voor mijn vriendin als ze dat graag wil. De rest op de bank om eerder te kunnen stoppen met werken. Dan ga ik iets doen als vrijwilliger in de zorg, helemaal op mijn manier met alle tijd van de wereld.
Martijn
voor staat en dat je je grenzen kent. Je bent in dit beroep zo goed als je zelf als mens bent. Wat mij in het beroep zo aanspreekt is de dynamiek. Onregelmatige diensten, wisselende collega’s, de variatie in het werk. Dat maakt het voor mij nu zo boeiend. Ik ben een vrolijk mens en ik sta positief in het leven. Sommige vrienden zeggen: “Ga je niet stappen omdat je morgen stage moet lopen? Goh, dat is vervelend”. Zo zie ik dat niet. Ik sta met plezier om 07.00 uur op, omdat ik blij ben dat ik het kan doen. Ik heb een stabiele, zorgeloze jeugd gehad en dat merk je aan alles. Op sommige
59
Petra
8A
60
petra (39) heeft jarenlang als verzorgende gewerkt. tot ze een ongeluk kreeg, waarbij ze een
dwarslaesie opliep. ze dacht altijd dat ze zich in haar cliënten kon verplaatsen. nu weet ze wel beter.
ls meisje was ik al dol op paarden. Altijd in de manege te vinden. Elke dag met paarden bezig, weer of geen weer. Als ik samen met een paard door het bos of over het strand kon galopperen, voelde ik me gelukkig. Toen ik groter werd, ben ik blijven rijden. Tot het een paar jaar geleden verschrikkelijk mis ging. Hoe het gebeurd is, kan ik niet navertellen. Maar ineens lag ik er af. De gevolgen waren rampzalig. Drie weken in coma en toen wakker geworden met een dwarslaesie. Dan word je even helemaal teruggeworpen op jezelf.Voor mijn gevoel was ik in één klap alles kwijt. Ik kon mezelf niet meer verzorgen, ik kon niet meer zorgen voor anderen. Wat is op zo’n moment nog belangrijk? Ik wilde mijn oude leven terug, maar dat kon ik vergeten. Hoe het is om nu zelf zorgvrager te zijn? Heel raar. Ik wil zo eigenlijk helemaal niet gezien worden. Sinds ik weer thuis ben, maak ik gebruik
van thuiszorg. Ik heb gelijk gezegd dat ik geen zorgdossier in mijn huis wil zien. Dan krijg ik het gevoel dat ik in een instelling zit. Nu ligt er een schriftje. Daar kijk ik wijselijk nooit in. In de revalidatiekliniek was dat anders. Daar was ik patiënt. Toen had ik er geen problemen mee. Ik vraag me wel eens af: zouden cliënten in het Hoe het is om nu zelf zorgvrager te zijn? Heel raar. Ik wil zo eigenlijk helemaal niet gezien worden.
verpleeghuis dat nu ook zo ervaren? Sinds kort neem ik in een verpleeghuis bij mij in de buurt deel aan ronde tafel gesprekken met bewoners. Dan stel ik dat soort vragen ook.Vragen waar ik vroeger als verzorgende nooit aan dacht. Nu ik zelf zorg krijg, zie ik pas hoeveel er
En als ik binnenkwam, gingen ze daar gewoon mee door. Naarmate ik groter werd, begon dat ongemakkelijk te voelen, zeker als er vriendjes en vriendinnetjes in huis waren. Ik stond helemaal niet verbaasd toen ze me vertelden dat ik er op mijn 14de nog een zusje bij zou krijgen. Wat niet wil zeggen dat ik er blij mee was. Maar toen mijn zusje er eenmaal was, vond ik het prachtig. We woonden in een eengezinswoning met centrale verwarming. Een gerieflijk huis in een keurige buurt. Niets op aan te merken. De ouders van mijn moeder woonden een dorp verder. Oma is helaas vroeg overleden. Maar met mijn opa heb ik veel contact gehad. Het was een lieve, warme man. Hij bakte zelf krentenbrood. Dat at ik dan op met roomboter. En speciaal voor mij bakte hij pannenkoeken, omdat ik dat zo lekker vond. Hij was heel zelfstandig. Toen ik groter werd, hielp ik hem voor een zakcentje. Dan stofzuigde ik het huis of haalde voor hem de boodschappen. Gelukkig heeft hij tot z’n dood thuis mogen wonen. Er was een zwembad bij ons in de buurt. Daar kon je me de hele zomer vinden. Toen mijn broertjes groot genoeg waren, mochten ze ook
Petra
allemaal nog verbeterd kan worden. Dingen waar ik vroeger nooit bij stil stond. Met al mijn goede bedoelingen heb ik afschuwelijke dingen gezegd tegen mensen waar ik voor zorgde. Bijvoorbeeld: “Als u blijft bellen, dan moet ik steeds naar u toekomen en dan kost het allemaal nog veel meer tijd”. Laat er nu in de revalidatiekliniek een verpleegkundige ongeveer hetzelfde tegen mij zeggen. Nu weet ik hoe zoiets voelt.Vroeger was ik nog wel eens onzeker. Na mijn ongeluk is die onzekerheid helemaal over. Wat heb ik nog te verliezen? In het interview kwam de suggestie naar boven om een boek te schrijven. Er zijn niet zoveel verzorgenden die, voordat ze oud worden, in de positie van zorgvrager belanden.Voor mijn gevoel ben ik nog niet zo ver. Ik heb denk ik nog een stukje meer afstand nodig. En dan ga ik het misschien wel doen. Ik kom uit een doorsnee gezin. Mijn vader was timmerman. Mijn moeder zorgde voor de kinderen. ’s Avonds maakten ze kantoren schoon om wat extra geld binnen te krijgen. Mijn ouders hadden veel lol samen. Ze waren hartstikke gek op elkaar. Dat voelde je. En je kon het ook zien. Ze stonden regelmatig in de keuken te zoenen.
61
Petra 62
mee. Zo’n buitenzwembad in de nabijheid is geweldig voor kinderen. We konden er zonder begeleiding naar toe. We hebben er zoveel plezier gehad. In de loop der tijd zijn veel van die baden gesloten. Dat heb ik nooit goed begrepen. De mensen die dat soort besluiten nemen, zijn zelf toch ook jong geweest? In mijn geval heb ik geboft. Toen het bad dicht ging, had ik net de overstap gemaakt naar de manege. Als ik aan mijn kindertijd denk, denk ik altijd aan water. Nog een keer een hele dag kind zijn in het zwembad op een mooie zomerdag, dat zou ik wel zien zitten. De lagere school lag twee minuten lopen van ons huis af. Dat geeft zo’n vertrouwd gevoel. Als je op school zit en van daaruit gewoon je huis kan zien staan. Het leren ging goed. Ook toen ik op de Mavo zat. Altijd hoge cijfers. Naarmate het examen dichterbij kwam, ontdekte ik dat ik bang was om het niet te halen. Tot dat moment had ik dat nooit zo gehad. Ik was altijd wel een beetje onzeker, maar echt last had ik daar niet van. Mijn moeder en een van mijn broers hebben dat ook. Maar in de vorm waarin het zich in die examentijd openbaarde, was het helemaal nieuw. Pure faalangst. Dat is daarna ook nooit
meer overgegaan. Het is wel minder geworden in de loop der tijd. Mijn Mavo diploma heb ik uiteindelijk wel gehaald. Maar ik ben duizend doden gestorven. Een paar weken voor het examen heb ik zelfs nog voorgesteld om het laatste jaar over te doen. Mijn ouders hadden geen verwachtingen over mijn toekomst. En ik zelf eigenlijk ook niet. Ik ben naar de landbouwschool gegaan met de gedachte dat ik later misschien iets met paarden zou kunnen doen. Dat is op zich geen slechte keuze geweest. Het was een school waar orde en regelmaat heerste. Ik voelde me daar prettig bij. Dieren verzorgen vond ik leuk. Met mijn handen werken ook. Ik heb eindexamen gedaan in veeteelt en levensmiddelentechnologie. Na mijn examen ben ik via een uitzendbureau bij een tuinbouwbedrijf terecht gekomen. Na verloop van tijd kwam ik in vaste dienst. Het werk vond ik leuk.Veel in de bloemen en planten gezeten. Ontzettend goed verdiend. Tot het bedrijf verplaatst werd naar een ander deel van het land. Toen kwam ik zonder werk te zitten. En dat was een probleem. Op dat moment verdiende ik namelijk de kost.
In mijn ogen wordt het tijd dat verzorgenden zich meer gaan profileren. Dat hebben we vanaf de eerste dag dat we in opleiding zijn nooit geleerd.
liep het beter dan het andere. Als we ons gezin zouden laten draaien op wat hij verdiende, dan leefden we voortdurend in onzekerheid. Zou er deze maand voldoende geld zijn om de huur te betalen? Zouden we volgende maand wel eten kunnen kopen? Dat schoot niet op. Omdat hij zijn werk aan huis had, was het voor hem een kleine moeite om de kinderen op te vangen. Zo kon ik met een gerust hart werken. En hij kon doen wat hij leuk vond. Allebei tevreden. Alleen, dan moet je niet werkloos worden. Op zo’n moment ga je natuurlijk advertenties kijken. Mijn oog viel op een advertentie van een verpleeghuis waarin leerling verzorgenden werden gevraagd. Eigenlijk zag ik het helemaal
niet zitten, want ik kon absoluut niet tegen zieke mensen. Maar ja, ik moest werk hebben. Dus toch maar gesolliciteerd. Laat ik nu aangenomen worden. Ik werd uitgekozen uit 200 sollicitanten, ze hadden er 20 nodig. In de tuinderij had ik flinke spierballen ontwikkeld. Tillen zou in ieder geval geen probleem zijn. De zeven maanden vooropleiding heb ik gedaan met behoud van uitkering. Ik ging er ongeveer ƒ 1.000,-- per maand op achteruit, dat weet ik nog wel. Ik had mijn twijfels of ik het zou kunnen. Maar ik ben het gewoon gaan proberen en het ging prima. Behalve toen ik tentamens moest doen natuurlijk. Bloednerveus. De eerste dag dat ik werkte, liep ik tegen een bewoner aan die helemaal onder de ontlasting zat. “Laat het me maar alleen doen”, zei ik tegen mijn begeleider. Ik heb staan tobben, maar het lukte. Dat gaf mij de bevestiging dat ik het kon. Na een paar maanden begon ik het zelfs leuk te vinden.Vooral de wisselwerking met de cliënten beviel me. Ik heb geboft met de begeleiding die ik gekregen heb. Een goed voorbeeld is zo belangrijk als je in opleiding bent. Ik trof een afdelingshoofd met veel oog voor de beleving
Petra
Ik was getrouwd en net in verwachting van ons tweede kind. Mijn man Joost had - en heeft nog steeds - een eigen bedrijfje aan huis. Het ene jaar
63
Petra 64
van het personeel. Op een afdeling waar zo naar medewerkers gekeken wordt, hebben deze op hun beurt weer oog voor de beleving van cliënten. Dat ging op andere afdelingen soms heel anders. Een paar jaar na mijn diplomering ben ik me op verzoek van de directie gaan verdiepen in belevingsgerichte zorg. Bewoners van een verpleeghuis hebben meestal veel ingeleverd. Ze zijn hun huis kwijt, vrienden zijn uit hun leven verdwenen, ze kunnen veelal niet meer zelf naar buiten, ze zijn afhankelijk van de zorg van anderen. Wat komt daar voor in de plaats? In zo’n situatie heb je als mens behoefte aan een nieuw perspectief. Als verzorgende kan je helpen om dat te ontdekken. Terug naar de basis van hun eigenwaarde. Naar wat er nog over is en wat er in de plaats zou kunnen komen van wat verloren is gegaan. Op zoek naar de kwaliteit van het leven. Belevingsgerichte zorg heeft in de kern te maken met je verplaatsen in en je verbinden met de ander. Daarvoor moet je investeren in de relaties met cliënten. Dat vraagt om een andere vorm van deskundigheid. Anders, niet minder. In mijn ogen wordt het tijd dat verzorgenden zich meer gaan
profileren. Dat hebben we vanaf de eerste dag dat we in opleiding zijn nooit geleerd. Bewust zijn dat je een volwaardig vak uitoefent. Een vak waarin je het vooral met jezelf moet doen. Hoe beter jij bent, des te beter het werk dat je aflevert. Elke dag komt dat terug in wat je doet. Maak dat duidelijk aan anderen. Ik twijfel er niet aan dat er weer betere tijden komen. Wat dat betreft ben ik een optimist. Het kan even duren, maar een samenleving kan niet weg blijven kijken.
De voorwaarden waaronder je als verzorgende je werk moet doen, zijn de laatste jaren verslechterd. Elke dag riep ik minstens een paar keer “Ik kom zo”. Maar er gebeurde zoveel tussendoor, dat het altijd de vraag was of ik wel kwam en zo ja, wanneer. Toen ik nog niet zoveel ervaring had, voelde ik me daar soms machteloos onder. Als een bewoner op zo’n moment tegen je zegt: “Als ik dood ben krijg jij mijn gehoorapparaat, dan kan je beter naar de andere bewoners luisteren”, dan snijdt dat door je ziel. Er zijn momenten
De mooiste herinneringen heb ik aan bewonersvakanties. Ze zijn doodvermoeiend, je komt gesloopt terug, maar het is zo gaaf.
persoonlijk tekort schoot, al wist ik dat het niet mijn schuld was. Maar je ziet wat er allemaal nodig is en je wilt zo graag. Ik twijfel er niet aan dat er weer betere tijden komen. Wat dat betreft ben ik een optimist. Het kan even duren, maar een samenleving kan niet weg blijven kijken. De mooiste herinneringen heb ik aan bewonersvakanties. Ze zijn doodvermoeiend, je komt gesloopt terug, maar het is zo gaaf. Die 1 op 1 aandacht die je dan kan geven, de tijd en ruimte die je hebt om mensen te verwennen, dat doet iedereen zo goed. Ik heb bewoners gezien die in het verpleeghuis vloeibare maaltijden gebruiken en tijdens zo’n vakantie aan de haring gaan. Of die ineens hun goede manieren van vroeger weer terugvinden. Met de pink omhoog koffie drinken in plaats van met ontlasting in de weer
zijn.Verschrikkelijk gelachen ook. Bijvoorbeeld met een bewoner die bloedserieus vertelde: “Ik heb tussen de goudvissen gezwommen”. Een creatieve combinatie van de vijver met goudvissen en het subtropisch zwembad in Center Parcs. Als de vakantie er op zit, rij je terug en zodra het verpleeghuis in zicht komt, is het in één klap over. De bewoners vallen terug in het bekende stramien. De begeleiding is weer 1 op 9. Je hebt de rust niet meer om met bewoners mee te eten. Hoe zou je het vakantiegevoel en het vakantiegedrag in het verpleeghuis kunnen vasthouden? Mijn zoons wonen allebei nog thuis. De een studeert en de andere werkt. Ook hij heeft last van faalangst, net als ik. Daardoor heeft hij zijn opleiding niet afgemaakt. Ik hoop dat het ook bij hem in de loop der jaren minder wordt. Misschien kan hij zijn studie dan weer oppakken. Zoals ik ook gedaan hebt. Kort voordat ik het ongeluk kreeg, heb ik een HBO-opleiding afgerond. Zonder duizend doden te sterven. Dat was een mooi moment. Inmiddels is alles anders geworden. Ik kan tegenwoordig gelukkig worden van hele kleine
Petra
geweest dat ik gehuild heb omdat ik het rooster niet rond kon krijgen. Ik had het gevoel dat ik
65
Petra 66
dingen. Een bloem die uit de knop komt, een vlinder op mijn hand, jachtige wolken in de lucht. Ik heb moeten leren om van niets iets te maken. Als ik geld heb, deel ik het met anderen.
Delen maakt mij gelukkig. Ik ben blij dat ik Joost en de kinderen heb om mijn leven mee te delen. Zonder hen weet ik niet of ik het gered zou hebben. Of ik het had willen redden.
(24)
klein was, wilde ze prinses worden. tot haar opa op sterven lag en ze zag
hoeveel je als verzorgende kan betekenen voor mensen in het laatste stadium van hun leven.
O
p de basisschool had ik moeite met taal. Ik ben licht dyslectisch en dat is pas vrij laat ontdekt. Ik zat toen al in groep 7. Mede daardoor heeft het mijn leven niet beheerst. Ik heb veel steun van mijn ouders gehad. Zo ben ik goed door mijn schooltijd heen gekomen.Van huiswerk maken ben ik nooit zo’n fan geweest. Ik ben veel meer iemand van de praktijk. Na schooltijd was ik altijd met vriendinnetjes in de weer. We bouwden hutten, gingen zwemmen, organiseerden feestjes. Ik zou nog wel eens met mijn vader de wildwaterbaan af willen in Tropicana. Hij kan zo geweldig zwemmen. Uit het schooladvies kwam Havo. Maar dat leek mijn ouders niet zo verstandig gelet op mijn dyslectie. Ze wilden geen risico nemen en kozen voor de theoretische leerweg van het Vmbo. Dat heb ik met twee vingers in de neus gedaan. De laatste twee jaar vond ik het leukst. Daar kan ik
9
me ook het meest van herinneren. Kooklessen, strijken, lekker praktisch. Op school was het één grote meidengroep. Een hoop gekwebbel, veel merkkleding, steengrillen met Oud & Nieuw. Gezellig hoor. Als je er in het laatste jaar echt bij wilde horen, had je een scootertje. En rotzooien met jongens natuurlijk. Daar ontstond ook wel ruzie over. Dan stak de jaloezie de kop op. Als ik het leuk had gevonden om huiswerk maken, had ik waarschijnlijk de Havo wel kunnen doen. Maar daar zit ik niet echt mee. Mijn ouders hebben allebei de Mavo gedaan. Later in hun leven hebben ze allerlei studies gevolgd, waardoor ze nu toch een prima baan hebben. Mijn vader is zelfs ooit op universitair niveau getest. Toen ik klaar was met het Vmbo, ben ik naar de kappersschool gegaan. Dat heb ik één maand volgehouden. Ik had nooit voor een dagopleiding moeten kiezen, maar dat besefte ik te laat. Na het Vmbo was ik klaar met hele dagen in de
Denise
toen denise
67
Denise 68
schoolbanken zitten. Tussendoor heb ik even in een supermarkt gewerkt en na een half jaar heb ik een kapsalon gevonden waar ik kon werken en leren tegelijk. Dat ging uitstekend. Zolang ik de theorie kan koppelen aan de praktijk lukt het wel. Na drie jaar heb ik mijn diploma gehaald. Ik werd kleurenspecialist, ging leidinggeven. Heel leuk om te doen allemaal, maar op den duur werd het steeds meer routine. Ik wilde verder. Als kind wilde ik prinses worden. Aan verplegen of verzorgen dacht ik toen nog helemaal niet. Tot mijn opa op sterven lag en ik zag hoe mooi het beroep is. Hoeveel je voor iemand kan betekenen in het laatste stadium van zijn leven. Dat trok me over de streep. Mijn moeder, die zelf in de ouderenzorg werkt, heeft daar geen invloed op gehad. Ik heb gewoon de stoute schoenen aangetrokken en ben naar een zorgcentrum toe gestapt. Daar kreeg ik het advies om een sollicitatiebrief te schrijven. Ik heb een gesprek gehad en een toets afgelegd. Daar was men heel tevreden over. Een maand later was ik aan het werk en na een paar weken ging de opleiding van start. Ik voelde al snel dat het goed was. Het werk
is interessant. Ik kan inderdaad veel voor mensen betekenen. En ik kan er iets van leren. De bewoners hebben zoveel meegemaakt. Ze houden me met twee benen op de grond. En ze helpen me relativeren. Het was wel een overgang van de kapperswereld naar de wereld De bewoners hebben zoveel meegemaakt. Ze houden me met twee benen op de grond. En ze helpen me relativeren.
van de ouderenzorg. Ik moest erg wennen. In de kapsalon wist ik alles, ging ik mijn eigen gang. Nu was ik weer leerling. De eerste drie dagen moest ik met mijn handen op de rug toekijken. Dat is niets voor mij. Ik was blij toen ik wat mocht gaan doen. De eerste keer iemands billen afvegen is vreemd, maar je went daar snel aan. Ik vind het nu niet meer vies of raar. Het is ook niet waar het werkelijk om gaat. Het gaat om zorg voor mensen, om menselijk contact. Dat wordt door de bewoners heel erg gewaardeerd. Natuurlijk gaat het ook om hygiëne en goede voeding. Dat soort dingen
Tijdens de beleidsdagen hebben we afgesproken om ons nog meer in te leven in de bewoners. En om meer aandacht te hebben voor de kleine wensen die bij hen leven.
te komen wat er speelt. Een enkele keer lukt dat niet en dan moet ik echt uitleggen dat het op deze manier niet werkt. Bepaalde handelingen mag ik nog niet doen. Maar verder heb ik in principe voldoende tijd om
voor bewoners te doen wat ze vragen. Als iemand vijf minuten langer onder de douche wil, dan kan dat. Alleen niet in het weekend. Dan staan we met een personeelslid minder en wordt er niet gedoucht. Af en toe blijf ik ook even gezellig bij het ontbijt zitten. Dan kiezen we gelijk samen kleren uit. Daar leeft zo’n bewoner van op. De ervaring heeft me geleerd dat deze bewoner zich daarna niet meer uitkleedt. Ik kan de kleren ook uit de kast rukken. En dan terugkomen om de bewoner opnieuw aan te kleden. Per saldo ben ik echt niet meer tijd kwijt. Tijdens de beleidsdagen hebben we afgesproken om ons nog meer in te leven in de bewoners. En om meer aandacht te hebben voor de kleine wensen die bij hen leven. Ik zie collega’s die dat moeilijk vinden. Hoe dat komt? Ik kan alleen maar veronderstellingen uiten. Misschien missen ze de passie voor het beroep? Misschien komen ze uit een gezin met ouders die geen belangstelling voor hen hadden? Daar zouden we meer met elkaar over moeten praten, vind ik. Als ik het druk heb, heb ik in de middaguren tijd om ergens op terug te komen. Bewoners accepteren dat ook. Ze weten dat het in de
Denise
moeten gewoon in orde zijn. Uiteindelijk wil je mensen hun dagelijks leven zoveel mogelijk laten voortzetten op de manier zoals ze dat gewend waren. Dat ze ook nog dingen zelf blijven doen als dat mogelijk is. Het komt voor dat een bewoner continu op de bel drukt. Dat kan allerlei oorzaken hebben. Misschien heeft die bewoner weinig contact of maakt hij zich nerveus. Wellicht probeert hij greep op dingen te houden of wil hij zeker weten dat de medicijnen op tijd gebracht worden. Vergeetachtigheid kan ook meespelen. Ik probeer het altijd met praten op te lossen. Om er achter
69
Denise 70
ochtend druk is en daar houden ze rekening mee. Een enkele keer ga ik ‘s middags met een bewoner naar het park of naar de markt. Dat is allebei hier om de hoek.Van collega’s op school hoor ik terug dat zij daar niet aan toekomen. Misschien kan ik dat doen omdat ik in een huis werk wat slim georganiseerd wordt? Moeilijk om dat te beoordelen. Daar heb ik nog niet zo’n zicht op. Een van de eerste bewoners waar ik voor zorgde, is pas overleden. Dat was zo’n leuk mens. Leuk ondeugend. Doen alsof ze me niet hoort. En als ik het dan nog een keer vraag, roepen: “Je hoeft niet zo te gillen hoor”. Een paar dagen voor haar dood heb ik haar nog een extra boterham aangesmeerd. “Wilt u één boterham of twee?” vroeg ik. Ze wilde er één. Toen heb ik de andere boterham op het keukenblok gelegd. Terwijl we daar langs liepen, zei ik “Kijk nou, wat een lekkere boterham, hebt u daar trek in?” En ja hoor, die ging schoon op. Toen ze klaar was, had ze een helder moment. “Je bent een gladde”, zei ze met een glimlach. Aan haar denk ik met vertedering terug. Er is een ongeschreven wet dat je niet met
bewoners over jezelf praat. Dat begrijp ik niet. Hoe kan je nu een band opbouwen als je zelf onzichtbaar blijft? Ik praat wel met bewoners over mezelf. Uiteraard vertel ik ze niet alles en ik praat ook niet over details. Ik merk dat ze het fijn Er is een ongeschreven wet dat je met bewoners niet over jezelf praat. Dat begrijp ik niet. Hoe kan je nu een band opbouwen als je zelf onzichtbaar blijft?
vinden. Ze stellen ook vragen aan mij. Hoe mijn weekend was. Of ik een vriendje heb. Een paar bewoners weten dat mijn vriendje Sander heet en basketball speelt. Laatst was ik flink verkouden. “Je ziet er uit als een vaatdoek, ga toch naar huis kind”, zei een van de bewoners. Toen ik aangaf dat het zo erg niet was, benadrukte ze dat ik goed voor mezelf moest zorgen. Ze bood aan om een sinaasappel voor me uit te persen. Dat heb ik haar laten doen en ik heb het sap met plezier opgedronken. Ik had intuïtief het gevoel dat het voor deze vrouw belangrijk was om een keer iets terug te kunnen doen. Om even het
raakte me. Ik moest meehuilen, of ik wilde of niet. En dan die vrouw die vroeger de vloeren moest boenen voor een baas die altijd lelijk tegen haar deed. Waar ze een kwartje per week voor kreeg. Toen ze nog thuis woonde, had ze een alfahulp, die voor een veelvoud van dat bedrag de zwabber even door haar huis slingerde. Hoe dat voor haar voelde. Als ik geen band met deze bewoners zou hebben, als ik niet zou investeren in het opbouwen van een relatie, dan zou ik dat allemaal niet te horen krijgen. Dan deed ik hen tekort, maar misschien mezelf nog meer. Ik heb een stabiele, zorgeloze jeugd gehad en daar pluk ik nu de vruchten van. Ik ben opgegroeid in de omgeving van Delft. Mijn vader is coach. Een rustige man, betrouwbaar, direct en heel beschermend. Kom niet aan zijn gezin. Dat heeft voor- en nadelen. Zo mocht ik sommige dingen niet, maar dat was puur ter bescherming. Als puber heb ik mij daar wel tegen afgezet, maar als ik hem nodig had, was hij er altijd. Mijn moeder is manager in de ouderenzorg. Ze is lief en zorgzaam en zoekt altijd de middenweg. Als ik ruzie met mijn vader had, was zij degene die
Denise
gevoel te hebben dat ze nog wat voor een ander kon betekenen. Achteraf voelde ik de behoefte om er over te praten. Had ik er inderdaad goed aan gedaan? Het antwoord op die vraag heb ik nog steeds niet.Verzorgenden praten weinig met elkaar over de problemen die we in ons werk tegenkomen. Zelfs op school is daar niet altijd tijd voor. Terwijl het zo nodig is. Om inzicht in ons eigen gedrag te krijgen. Om elkaar de spiegel voor te houden. Misschien moet je af en toe wel opnames maken met een videocamera? Een andere vrouw vertelde mij dat ze vroeger zelf ook een vriendje heeft gehad. Maar dat mocht niet van haar vader. Ze deed het natuurlijk toch, stiekem. Als haar vader zijn bril niet ophad, liepen ze hand in hand en anders niet. Toen haar vader er achter kwam, heeft hij haar voor twee jaar naar een klooster gestuurd. Haar vriendje was zo verdrietig dat hij naar Nederlands-Indië is gegaan en acht jaar weg is gebleven. Toen hij terugkwam, was zij met een ander getrouwd. Na jaren kwam ze haar oude liefde bij toeval weer tegen. Daarna is hij, op afstand weliswaar, altijd in haar leven gebleven. Ze liet mij haar fotoboek zien. De tranen liepen over haar wangen. Het
71
Denise 72
het suste. Mijn ouders zijn gelukkig samen, geen twijfel mogelijk. Ze maken tijd voor me. Eten doen we gezamenlijk aan tafel.Van hen heb ik geleerd om eerlijk te zijn en open te staan. Eerst luisteren, niet gelijk oordelen. Ze hebben me altijd serieus genomen en daardoor ben ik nu ook heel erg mezelf. Mijn ouders hebben altijd fulltime gewerkt. Als ze aan het werk waren, zorgden mijn opa en oma voor mij en mijn oudere zus. Ze woonden praktisch om de hoek, dat was makkelijk.Voor mij voelen ze als een tweede vader en moeder. Ik mocht de hele klas meenemen, iedereen was welkom. Ik weet nog dat ik met opa naar het bos ging om kastanjes te zoeken. Hij maakte allerlei dingen van hout. Dat deden we in zijn werkkamer, die ook gelijk speelkamer was. Daar mochten we ook tenten bouwen. Hij is twee jaar geleden overleden. Tot nu toe is dat het grootste verlies in mijn leven. Ik mis hem nog elke dag. Ik voel me gelukkig. Als mens ben ik nog aan het groeien, maar ondanks mijn dyslectie heb ik al veel bereikt. Ik ben trots op mezelf en op mijn familie. Met mijn zus ga ik heel open om. We zeggen alles tegen elkaar. Zij is wel meer naar
buiten gericht dan ik. Ik kijk wat meer de kat uit de boom. Daar voel ik me lekker bij. Net als mijn ouders ben ik betrouwbaar en beschermend. Dat laatste merk ik, sinds ik samenwoon met Sander. Sinds ik samenwoon heb ik de rust gevonden om te lezen. Ik ben begonnen met een boek van Kluun. Op advies van mijn vriendinnen. “Zo aangrijpend”, zeiden ze. Ik heb het in één ruk uitgelezen.
We kennen elkaar al jaren, maar samenwonen doen we pas sinds een paar maanden. Ik zorg goed voor hem en hij voor mij. We hebben een sterke band. Binnen onze relatie is ook voldoende ruimte om een eigen leven te leiden met eigen vrienden en eigen hobby’s. Ik ga graag met vriendinnen weg, lekker shoppen, een buitenlandse stad bezoeken, leuke dingen doen. Ik ben ook dol op muziek. Eigenlijk vind ik alles leuk, zolang het niet teveel lawaai is: hitzone, R&B, soul. Sinds ik samenwoon heb ik de rust gevonden om te lezen. Ik ben begonnen met een boek van Kluun. Op advies van mijn
mooi huis kopen aan de rand van een bos, dat is lekker rustig. En in de buurt van een stad, want daar kan je shoppen. Ik zou wat geld aan mijn ouders en mijn zus geven, die hebben vast iets leuks in gedachten. En de rest op de bank, maar niet om het op te potten. Af en toe een hele mooie reis maken bijvoorbeeld. Zo zou ik heel graag eens naar IJsland willen. En een toffe eigen motor, dat spreekt vanzelf.
Denise
vriendinnen. “Zo aangrijpend”, zeiden ze. Ik heb het in één ruk uitgelezen. Het bleef me tot het eind boeien en ik heb menige traan gelaten. Sander en ik hebben ook een gezamenlijke hobby: motorrijden. We hebben op dit moment samen een motor en je raadt al wat er gebeurt: ik zit altijd achterop. Nog even, dan heb ik een eigen motor. Als ik heel veel geld zou winnen in de loterij, zou ik vier dagen willen gaan werken en een
73
Lucia
10 I
74
lucia
(52)
heeft lang moeten wachten voor ze van haar vader de waardering kreeg waar ze zo
naar verlangde. dat het daarmee niet gedaan was, merkte ze jaren later pas. ze boog, maar ze brak niet.
k was een vrolijk kind, een levensgenieter. Maar ook heel onzeker. Bang om iets fout te doen. Dat kwam denk ik door de opmerkingen die ik met regelmaat te horen kreeg, zoals sufkop en stommeling. Op den duur vreet dat aan je zelfvertrouwen. Of misschien bouw je het niet eens op. Als kind kreeg ik nooit de bevestiging dat ik goed was zoals ik was. Ik heb voor mijn gevoel altijd moeten opboksen tegen het verwachtingspatroon dat door mijn oudere broers was neergelegd. Zij studeerden geneeskunde en rechten. Mijn vader vond dat geweldig. Hij zag huizenhoog op tegen dokters en advocaten. Omdat hij zelf nooit de kans had gekregen om zover te komen. Toen ik hem jaren later de studieboeken van de opleiding bejaardenverzorgende liet zien, ging hij om. Dat ik bijvoorbeeld een boek had over anatomie maakte indruk. Bij de uitreiking van
het diploma was hij apetrots. Maar toen was de schade al aangericht, al was ik mezelf daar nog niet ten volle van bewust. De laatste jaren voor hun dood heb ik er met mijn ouders nog wel over kunnen praten. Over hoe het als kind voelde en wat het met me gedaan heeft. Dat heeft me geholpen om te begrijpen waarom het is gegaan zoals het gegaan is. Maar dat nam de gevolgen niet weg. Mijn wieg stond op een boerderij in Suriname. In het district Marowijne, ongeveer halverwege Paramaribo en de grens met Frans Guyana. Op het bedrijf werden tropische gewassen verbouwd, zoals bananen, ananas en watermeloen. Er liep ook wat vee rond waaronder een paar koeien en wat varkens. Mijn vader was een strenge man. Zijn wil was wet. Mijn moeder was niet alleen lief en warm, maar ook bijzonder knap om te zien. Als er andere mannen in de buurt waren,
omdat hij voor mijn geboorte door een ongeluk om het leven is gekomen. Maar ik heb altijd het gevoel gehad dat hij op de een of andere manier in mijn leven aanwezig is. Naar school gaan en leren vond ik maar niks. En als ik iets niet leuk vind, dan doe ik het ook niet. Aan de kleuterschool en de lagere school heb ik alleen vage herinneringen. Dat heeft daar vast mee te maken. Toen ik een jaar of 10 was, heeft mijn vader de boerderij verkocht en zijn we naar Nederland vertrokken. Eerst hebben we ingewoond bij familie van mijn moeder en later kregen we een eigen huis. Mijn vader vond snel werk. Mijn moeder was bezig met de zorg voor haar gezin.Voor de kinderen was de overgang het meest voelbaar, denk ik. We waren opgegroeid in een andere wereld. Ik sprak anders dan de kinderen hier, ik zag er anders uit. Niet dat ik daar veel last van heb gehad, maar ik voelde het wel degelijk. Ik miste bovendien de betovering van de natuur in Suriname. En alle avonturen die ik daar beleefd heb. Ik zou er heel wat voor over hebben om nog een dag kind te kunnen zijn op en rond de boerderij van mijn ouders.
Lucia
hield mijn vader een oogje in het zeil. Hij was behoorlijk jaloers. We hadden een hecht gezin.Vijf kinderen in totaal. Naast mij vier oudere broers en zussen. Mijn ouders moesten hard werken om genoeg geld te verdienen. Ik heb altijd de indruk gehad dat ze wel gelukkig waren met elkaar. Zelf lieten ze zich daar niet zo over uit. Het overlijden van mijn kleine zusje moet voor hen een beproeving zijn geweest. Ik kon aan mijn moeder zien dat ze intens verdrietig was, al zei ze daar niet veel over. Maar hoe zo’n verlies werkelijk kan voelen, kwam ik pas later achter. Toen het bij mij gebeurde. Het is het ergste dat je als moeder kan overkomen. Als meisje kon ik me daar geen voorstelling van maken. Alle kinderen hadden eigen taken. We hielpen volop mee op de boerderij. De een harkte de straat aan, de ander melkte de koeien, de derde maakte de varkenshokken schoon. Naarmate je ouder werd, kreeg je andere taken met meer verantwoordelijkheid. Als kind was ik graag in de natuur. Misschien heeft dat te maken met het Indiaanse bloed dat door mijn aderen stroomt. Mijn grootvader heb ik helaas nooit gekend,
75
Lucia 76
De lagere school heb ik in Nederland afgemaakt. Daarna ben ik naar het Lhno gegaan: het Lager huishoud- en nijverheidsonderwijs, zoals dat toen zo mooi heette.Voor mijn ouders, en vooral voor mijn vader, was dat moeilijk te verteren. Ik heb daar in de inleiding al iets over verteld. Ze hadden de verwachting dat hun kinderen gingen studeren en een flinke sprong zouden maken op de maatschappelijke ladder. Ik had dat waarschijnlijk ook wel gekund, maar ik had er gewoon geen zin in. Dat stelde hun teleur. Ik wilde kapster worden, maar daar viel niet over te praten. Kraamverzorgende mocht uiteindelijk wel. Die opleiding ben ik ook gaan doen, maar een maand voor mijn examen ben ik gestopt. Vrijwel direct daarna ben ik getrouwd. We kochten een huis in Ridderkerk. Ik kreeg snel achter elkaar twee kinderen. De zorg voor hen vulde mijn leven. Maar zodra de jongste naar de kleuterschool ging, begon ik me te vervelen. Toen ben ik gaan werken in de thuiszorg. Eerst huishoudelijk werk, daarna als gezinsverzorgende. Mijn eerste cliënt kan ik me nog goed herinneren. Dat was een eenzame man met een ijskast die vol met zwammen zat. Bij hem zat ik
niet om werk verlegen. Een andere cliënt was verstandelijk beperkt.Voor hem deed ik ook alle financiële zaken. Ik begon voor het eerst iets te ervaren van een band. Het werk gaf me steeds meer voldoening. Ik telde weer mee. Maar als verzorgende waren er grenzen aan wat ik wel en niet mocht. De meer lichamelijk verzorgende werkzaamheden bijvoorbeeld werden door wijkverpleegkundigen gedaan. Zodra de jongste naar de kleuterschool ging, begon ik me te vervelen. Toen ben ik gaan werken in de thuiszorg. Eerst huishoudelijk werk, daarna als gezinsverzorgende.
Dat was voor mij uiteindelijk een reden om de overstap te maken naar een zorgcentrum. Leuke bijkomstigheid was, dat ik daar collega’s om me heen had. Ik ging onregelmatige diensten meedraaien. Dat kon makkelijk. Zowel mijn man als mijn moeder konden oppassen als dat nodig was. In het zorgcentrum ben ik na verloop van tijd gestart met de 1-jarige opleiding bejaardenhelpende en aansluitend heb
Soms hoor ik de bewoners klagen als ze de indruk hebben dat wij niet in de buurt zijn. Dat ze aan het vereenzamen zijn, dat ze geen verzorgenden zien, dat de kinderen niet komen. Op zulke momenten denk ik wel eens: “Kon ik maar meer voor ze doen”.
regio. We leerden van alles. Anatomie, ziekteleer, omgangskunde. Na een aantal jaren werken in de praktijk, begonnen alle stukjes op z’n plaats te vallen. Ik kwam er achter dat ik prima kon leren zodra ik er echt lol in had. Mijn diploma’s heb ik met vlag en wimpel gehaald. De opleiding heeft me ook geleerd om meer voor mezelf op te komen. Wat dat betreft was mijn toenmalige praktijkbegeleidster een prima rolmodel. Die beginperiode, dat was een heel andere tijd dan nu.Veel bewoners konden nog zelfstandig naar buiten. Als ze ziek waren, gingen ze een paar dagen naar een aparte ziekenafdeling
tot ze weer waren opgeknapt. Daar zwaaiden verpleegkundigen de scepter. In de loop der jaren heb ik de zorgbehoefte van cliënten zien toenemen en het aantal personeelsleden zien teruglopen. De eerste bezuinigingen in de jaren ’80 herinner ik me nog levendig. Stonden we tijdens de vierdaagse met een spandoek te protesteren. Later heb ik de invoering van teamverzorging meegemaakt. Ik heb de contactverzorgende zien komen, wat nu een eerst verantwoordelijke heet. En natuurlijk de zorgplannen en zorgdossiers. Er is in de loop der tijd heel wat papierwerk bijgekomen. Geld is nu de maat der dingen. De hoeveelheid personeel is afhankelijk van geld. Scholing staat of valt met geld.Voor extra dingen die je wilt doen is geld nodig. Soms hoor ik de bewoners klagen als ze de indruk hebben dat wij niet in de buurt zijn. Dat ze aan het vereenzamen zijn, dat ze geen verzorgenden zien, dat de kinderen niet komen. Soms zie ik iemand stilletjes zitten huilen. Op zulke momenten denk ik wel eens: “Kon ik maar meer voor ze doen”. Het is passen en meten. Ben ik om 16.00 uur bezig een mevrouw met een tillift uit bed te halen, word ik geroepen
Lucia
ik bejaardenverzorgende gedaan. Ik vond het geweldig. Een klas vol vrouwen - en een enkele man - van mijn leeftijd, afkomstig uit de hele
77
Lucia 78
door een andere bewoner. Ik sta alleen op de etage op dat moment. Ik kan die mevrouw in die tillift niet alleen laten, maar die andere bewoner roept me ook niet voor niets. Dat zijn vervelende momenten. Dan roep ik maar dat ik er zo aan kom, in de hoop dat er niets tussen komt. Het meest alert moet je eigenlijk zijn op de bewoners die niet zoveel zorg nodig hebben of niet zo snel aan de bel trekken. Dat is de categorie die de grootste kans maakt om tussen wal en schip te vallen. Ik weet dat ik alles geef in de tijd dat ik er ben.Vroeger werd ik wel eens verdrietig, dan voelde ik me persoonlijk tekortschieten. Nu heb ik dat niet meer, ik kan het beter loslaten. Hoewel, met sommige cliënten heb ik zo’n hechte band, dat loslaten moeilijk is. Dan lukt het niet altijd om mijn gedachten uit te schakelen als ik naar huis ga. Laatst vond ik bij het opruimen een kaart van een bewoner die vorig jaar is overleden. Met haar kon ik zo goed opschieten. Zo’n kaart kan ik dan niet weggooien. Het blijft prachtig mooi werk. Het heeft echt mijn hart veroverd. Ik vind het heerlijk om op een bijzondere manier voor mensen te zorgen.
Dat kan om kleine dingen gaan. Wat extra tijd uittrekken om een bewoner uitgebreid in bad te doen. Iemand eens lekker insmeren met Ik vind het heerlijk om op een bijzondere manier voor mensen te zorgen. Iemand eens lekker insmeren met bodylotion. Of gewoon even de tijd nemen om te luisteren, om nabij te zijn.
bodylotion. De nagels van een bewoner in alle rust verzorgen. Of gewoon even de tijd nemen om te luisteren, om nabij te zijn, je arm uit te strekken naar de ander, te troosten soms. Ik vind het prettig als het de familie opvalt dat hun vader of moeder er verzorgd uitziet. Daar bouw je krediet mee op. Op een ander moment ontbreekt mij misschien de tijd om met hun moeder naar de opticien te gaan. Dan wordt dat je niet aangerekend. Met alles wat ik voor een ander doe, maak ik de wereld een stukje beter, een stukje menselijker vooral. Dat vind ik belangrijk. Mijn kinderen moeten straks wel in die wereld verder. Bewonersvakanties zijn topervaringen. Je bent er
Ik dacht dat ik in de loop der tijd mijn jeugdervaringen een goede plek had gegeven. Niets bleek minder waar. Ik ben naar een psycholoog gestapt. Hij heeft me mee teruggenomen naar mijn kindertijd. En me laten voelen hoe pijnlijk het was om niet mezelf te mogen zijn.
tijd neemt om even bij iemand te gaan zitten. Om even stil te staan in plaats van maar door te rennen. Een mooi verhaal uit een bewonersvakantie is dat van de man die al jaren heel slecht at. We waren min of meer bij toeval op vakantie in het dorp waar hij geboren was. Tijdens die vakantie heeft hij alles gegeten wat los en vast zat. Hij zat met rode konen aan tafel en vond alles heerlijk. Toen we terugkwamen, was hij een paar kilo aangekomen.Vanaf dat moment kregen we geen hap meer bij hem naar binnen. Een week later is hij overleden.Vlak voor zijn overlijden heeft hij alle verzorgenden nog eens uitvoerig bedankt. Hij had de week van zijn leven gehad. Prachtig toch, dat je zoveel voor iemand kunt betekenen. Ik krijg er weer kippenvel van als ik er over praat. Een paar jaar geleden verloor ik in korte tijd een paar mensen die mij heel dierbaar waren. Zonder dat ik het had zien aankomen, werd het me ineens allemaal te veel. Ik dacht dat ik in de loop der tijd mijn jeugdervaringen een goede plek had gegeven. Dat mijn leven behoorlijk in balans was. Niets bleek minder waar. Ik ben naar een psycholoog gestapt. Achteraf ben ik blij dat ik
Lucia
met z’n allen even uit. Iedereen en alles is anders. Allemaal mensen die het leuk vinden en dat aan alle kanten uitstralen. Je hebt ongeveer net zoveel begeleiders als er cliënten zijn. Onder elkaar noemen we dat het Juliana-model. Zo zou je het elke dag wel willen. Je stopt een vakantieganger eens extra lekker in. Twee handen houden je gezicht vast. Je krijgt een zoen. Daar doe je het voor. Jammer genoeg lukt het niet om dat vol te houden als je terug bent. Kleinschalig wonen in de vorm van een permanente bewonersvakantie, zou dat kunnen? Het moeilijkste van alles is om de routines, die er in de loop van vele jaren zijn ingeslopen, buiten de deur te houden. Maar ook binnen de muren van een instelling kan je waardevolle momenten creëren. Als je de
79
Lucia 80
dat gedaan heb. Hij heeft me mee teruggenomen naar mijn kindertijd. En me laten voelen hoe pijnlijk het was om niet mezelf te mogen zijn. Om niet bevestigd te worden, niet te horen hoe waardevol ik was. Daarna ben ik langzaam opgekrabbeld. Nu gaat het beter dan ooit. Van een klein beschroomd meisje ben ik uitgegroeid tot een vrouw die weet wat ze wil en wat ze kan. Ik durf dingen bespreekbaar te maken en voor mezelf op te komen. Ik kan nu zelfs een compliment aanvaarden zonder te denken dat ik het niet verdien. Ik weet zeker dat ik op eigen
benen zou kunnen staan als dat ooit nodig mocht zijn. Ik voel me een gelukkig mens, samen met mijn man, mijn kinderen en mijn kleinkinderen. Als ik ooit veel geld krijg, geef ik het meeste gelijk weer weg. Aan onderzoek naar kanker en hart- en vaatziekten. Aan mijn kinderen en mijn broers en zussen. Ik zou slechts een klein deel voor mezelf houden om samen met mijn man een paar mooie reizen te maken. Waarbij één reisdoel op voorhand vaststaat: het binnenland van Suriname.
haar droom was iets te doen met kinderen. maar het leven leidde haar naar de thuiszorg.
A
ls je zo lang in de thuiszorg werkt als ik, heb je heel wat veranderingen aan je oog voorbij zien trekken. Toen ik destijds begon, werkte ik in een klein team. Mijn collega’s zag ik elke dag. We maakten de werkplanning samen. Ik had veel contact met mijn leidinggevende. Die stond soms onverwacht op de stoep als ik bij een cliënt aan het werk was. Toen ik destijds in de thuiszorg begon, werkte ik in een klein team. Mijn collega’s zag ik elke dag. We maakten de werkplanning samen. Ik had veel contact met mijn leidinggevende. Er gingen jaren voorbij waarin er vrijwel niets veranderde.
Er gingen jaren voorbij waarin er vrijwel niets veranderde. Het was kleinschalig met persoonlijke contacten en korte lijnen. We deden ons werk in een stabiele omgeving.
Als je nu kijkt, dan werken we met grote teams. Medewerkers zien elkaar veel minder dan vroeger. De planning gebeurt vanuit een centraal punt. Managers wisselen voortdurend. Ze komen niet of nauwelijks hun kantoor uit. De veranderingen buitelen over elkaar heen. Het is grootschalig, onpersoonlijk en afstandelijk. We doen ons werk in een omgeving die permanent verbouwd wordt. Wat gebleven is, is het werk achter de voordeur van cliënten. Dat maakt het beroep van verzorgende tot een prachtig beroep. Nog steeds. Om dat beroep met zin en plezier te kunnen uitoefenen, moeten verzorgenden hun dynamo regelmatig opladen. Dat doen ze in persoonlijke contacten met mensen. Met hun leidinggevende, met collega’s, met cliënten. Het aantal oplaadpunten binnen de organisatie wordt echter elk jaar minder. Je leidinggevende is iemand op afstand, die al weer vertrokken is voor je hem of haar behoorlijk
Clara
11
clara (56) had als meisje op maandagmorgen vrij van school om haar moeder te helpen met de was.
81
Clara 82
hebt leren kennen. Collega’s zie je zo weinig dat je met hen steeds moeilijker een band kunt opbouwen. Niet zo vreemd dat de binding met de organisatie minder wordt. Het is echt een prachtig beroep. Ik heb het jarenlang met heel veel plezier gedaan. Het was overigens niet mijn ideaal. Ik droomde er van om iets met kinderen te gaan doen. Daarom heb ik na de huishoudschool de opleiding Kv/ jv (kinderverzorging/jeugdverzorging) gedaan. Hoe ik ook probeerde, het lukte me na mijn diplomering niet om daar werk in te vinden. Verder studeren was geen optie. Ik heb er niet aan gedacht en financieel zou het ook niet haalbaar zijn geweest. De zorg kende ik door vakantiewerk in een verzorgingshuis. Het was werk dat bij me paste. Ik heb de stoute schoenen aangetrokken en gesolliciteerd bij de thuiszorg. Daar was in ieder geval werk voor me. Ik zou er te maken krijgen met ouderen en jongeren. Als eerste stap leek me dat niet onaardig. Nadat ik aangenomen was, ben ik als helpende begonnen. Mijn droom heb ik naar de achtergrond geschoven. Ik ben er onbevangen aan begonnen. Mijn eerste gezin was een echtpaar
met een gehandicapte zoon op een boerderij in de buurt. Met de fiets naar mijn werk. Ik ging heel gedreven aan de slag. De vrouw had een spierziekte. Mijn eerste taak was om haar te verzorgen. Maar ik deed veel meer. Ik waste, deed de boodschappen, kookte, maakte schoon. Aan differentiatie deden we toen nog niet. Als het ’s zomers warm was, deed ik mijn uniform uit en een T-shirt aan. De boer had dan ineens Verzorgende is echt een prachtig beroep. Ik heb het jarenlang met heel veel plezier gedaan. Het was overigens niet mijn ideaal. Ik droomde er van om iets met kinderen te gaan doen.
belangstelling voor me. Als ik met hem alleen in een kamer was, hield ik angstvallig de deur in de gaten. Indachtig de woorden van mijn vader: “Als je met een man alleen ben, kijk dan altijd hoe je weg kunt komen”. Ik ben drie jaar in dat gezin geweest. Toen begon het me te benauwen. Vrij snel daarna ben ik de opleiding verzorgende gaan doen. Daar heb ik leuke herinneringen aan. Bijvoorbeeld aan de jaarlijkse weekendconferentie
Bij ouderen kom je veel eenzaamheid tegen. Ik kan niet weglopen als iemand met tranen in z’n ogen zit.
Tijdens de opleiding heb ik stage gelopen in een verzorgingshuis. Meer mensen tegelijk helpen was ik helemaal niet gewend. Zat ik daar tijdens de lunch met zes dementerende ouderen aan tafel. Ik had het gevoel dat ik hen en mezelf tekort deed. In de thuiszorg heb je een half uur om een dementerende cliënt te helpen met eten. En ondertussen maar praten over vroeger. Op mijn diplomering heb ik van de echtgenoot van een van mijn cliënten een mooie pen cadeau gekregen. Als dank voor de manier waarop ik zijn overleden vrouw had verzorgd. Het voelde goed, als een passende afsluiting van een bijzondere periode. Ik heb ook wel eens een cliënt gehad die zo maar een grote cadeaubon naar mijn huisadres stuurde. Die heb ik de volgende dag aan haar teruggegeven en uitgelegd waarom ik dat teveel
van het goede vond. Dat kan prima. De relatie heeft er niet onder geleden. Twee jaar daarna ben ik verder gegaan met de opleiding tot gespecialiseerd verzorgende. Daarin heb ik geleerd om te reflecteren op mijn persoonlijk functioneren. Om open te zijn en meer van mezelf te laten zien. Om aan te geven wat ik voel en dingen bespreekbaar te maken. Om dicht bij mezelf te blijven en mezelf als instrument te hanteren. Zo kreeg ik steeds meer persoonlijke bagage.Veel van wat ik in de praktijk zelf ontdekt had, werd op school bevestigd en in een kader geplaatst. Ik werd me steeds meer bewust van wat ik aan het doen was. En kon het ook steeds bewuster toepassen. Die wisselwerking tussen theorie en praktijk is zo vruchtbaar. Een neveneffect van de opleiding was, dat ik het jammer begon te vinden dat ik vroeger niet meer geleerd had. Het werd me nu duidelijk dat ik waarschijnlijk best de Mulo had kunnen doen. Hieruit haalde ik de inspiratie om verder te leren. Als gespecialiseerd verzorgende kon ik meer voor de cliënten doen. Dichter bij ze staan, samen op zoek gaan naar nieuwe mogelijkheden. Steeds meer ontdekte ik wat wel en niet werkte.
Clara
met rollenspellen. En aan de lessen over ziektebeelden en medicijnen.
83
Clara 84
Wat eerst gewoon een baan was, werd een leerschool voor het leven. Ik heb me nooit veel aangetrokken van de stopwatch cultuur. Ik heb wel gezien dat de hoeveelheid papierwerk jaarlijks groter werd, maar ik ging daar creatief mee om. Na heel veel jaren gedoe en geklaag hebben ze het uiteindelijk zo perfect geautomatiseerd, dat je er bijna geen tijd meer aan kwijt bent. Zo doe je dat. Als het dan grootschalig moet, doe het dan ook echt goed. Ik heb altijd gewerkt op de manier zoals ik vond dat het moest. Bij ouderen bijvoorbeeld kom je veel eenzaamheid tegen. Ik kan niet weglopen als iemand met tranen in z’n ogen zit. Soms ben je hun enige contact. De man van een cliënt heb ik aan het schilderen gekregen. Dat had hij jarenlang niet meer gedaan. Het hielp hem door moeilijke perioden heen. Ik heb ook een keer verhalen van een dementerende vrouw opgeschreven voor haar kinderen. Er kwamen dingen naar boven die ze niet bleken te weten. Bijvoorbeeld dat zij als meisje bij het kaasmaken op de boerderij met haar armen door de melk moest roeren om die te laten stremmen. Mijn laatste actieve periode als gespecialiseerd
verzorgende heb ik doorgebracht in een gezin waar de verdenking van incest bestond. De moeder was verstandelijk beperkt. Als ik samen met haar was, kwamen haar vermoedens aan de oppervlakte. Zodra vader thuis was, hing er spanning. Hij had de macht, geen twijfel mogelijk. Ik weet nog dat we op een avond een overleg gepland hadden waar mijn leidinggevende en een maatschappelijk werker bij waren. We kwamen bij het huis aan en een van de dochters stond op de bovenverdieping bij het raam naar ons te kijken. Bijna alsof ze iets wilde vragen. De waarheid hebben we nooit boven water gekregen. Op een gegeven moment heeft de man de zorg stop laten zetten omdat het te duur werd. Ik heb een tijd gewerkt als hoofd personeel & organisatie. Binnenkort ga ik me zelfstandig vestigen als coach. Dat is waar ik goed in ben en wat ik het liefste doe.
Mogelijk kwamen we te dichtbij. In de tijd dat ik in dat gezin werkte, was ik bezig met het afronden van mijn studie maatschappelijk werk.
Een echt onbezorgde jeugd heb ik op deze manier natuurlijk niet gehad. Ik ben al heel jong verantwoordelijkheid gaan dragen. Dat heeft doorgewerkt in mijn verdere leven. Doordat ik in feite het huishouden samen met mijn moeder deed, was de relatie met haar min of meer gelijkwaardig. Ze nam mij regelmatig in vertrouwen. Dat voelde heel speciaal. Het was een druk en rommelig gezin, maar wel heel warm en gezellig. Er werd veel gelachen. Humor is altijd een rode draad in mijn leven gebleven. We deden spelletjes, familie en vrienden liepen in en uit. Het was thuis zeker geen vetpot. Met passen en meten lukte het net. Echte armoede hebben we gelukkig nooit gekend. Mijn ouders leven allebei nog en zijn op hun manier gelukkig met elkaar. Daartoe hebben ze samen wel het nodige moeten overwinnen. In de beginjaren van hun huwelijk heeft het meer dan eens gekraakt. We waren goed rooms-katholiek. Elke dag naar de mis en ’s zondags naar de vespers en het lof. Mijn moeder had haar vraagtekens bij het geloof. Er staan mij stevige discussies met de kapelaan voor de geest. We woonden in een vrijstaand huis in een dorp, verscholen tussen de Limburgse heuvels, in een
Clara
Een mooi moment om het uitvoerende werk vaarwel te zeggen en in een ondersteunende functie verder te gaan. Met mijn praktijkervaring kon ik op andere plekken binnen de organisatie veel betekenen.Vervolgens ben ik psychologie gaan studeren. Die studie heb ik met succes afgerond. Zo heb ik mijn achterstand ruimschoots ingehaald. Dat geeft mij een supergoed gevoel. Ik heb een tijd gewerkt als hoofd personeel & organisatie. Binnenkort ga ik me zelfstandig vestigen als coach. Dat is waar ik goed in ben en wat ik het liefste doe. Wie had ooit kunnen denken dat ik zo ver zou reiken? Ik ben opgegroeid in een groot gezin. Mijn vader werkte. Mijn moeder zorgde voor de kinderen. Omdat ze ziekelijk was, hielp ik als oudste meisje volop mee in het huishouden. Bedden opmaken, stof afnemen, afwassen. Toen ik groter werd, deed ik ook de was. We hadden een houten wasmachine met een wringer. Drie teilen water ernaast om te spoelen. Daar was ik elke week wel een paar uur zoet mee. En ik was niet de enige. Alle meisjes uit mijn klas kregen maandagochtend vrij van de huishoudschool om thuis te helpen met de was.
85
Clara 86
bosrijke omgeving met veel boerderijen om ons heen. Ik deelde een kamer met mijn zus. Mijn moeder maakte zelf kleding. En vermaakte het met evenveel gemak. Een beetje winterjas ging op die manier al gauw 10 jaar mee. De moeder van mijn moeder woonde afwisselend bij een van haar twaalf kinderen in. Om de paar weken kwam ze op zondag bij ons op bezoek met de bus. Ze was ouderwets en beetje overheersend, maar ook zorgzaam en humoristisch. Ik kan me nog een sinterklaasviering herinneren waar zij bij was. Haar laatste jaren heeft ze doorgebracht in een verzorgingshuis in Kerkrade. Ik weet nog dat we bij haar op bezoek gingen met het miljoenenlijntje. Dat was een uitje. Ik heb nog veel herinneringen aan de tijd dat ik een jaar of vier was. Zo weet ik nog dat mijn vader en ik een keer gevallen waren. Ik zat bij hem achterop de fiets en het was spiegelglad. Tranen met tuiten natuurlijk. Ik zie me ook huilend achter het hek bij school staan, terwijl mijn moeder wegloopt. Uit de jaren daarna kan ik me trouwpartijen herinneren van de jongere zussen van mijn moeder. Ik heb nog een paar oude schoolfoto’s bewaard en een leuke foto van
een straatfotograaf. Die had je toen. Geld om op vakantie te gaan, hadden we niet. Met een rugzak er op uit, eten en drinken van huis mee. Dat was onze vakantie. Als ik nog een dag kind zou kunnen zijn, zou ik er direct voor tekenen. Op de lagere school had ik moeite om mijn draai te vinden. Ik was heel beschermd opgevoed en oerdegelijk gekleed. We kregen les van nonnen. Sommigen waren aardig en anderen bepaald niet. Na verloop van tijd gingen mijn broertjes en zusjes ook mee naar school. Belangrijker dan geld is het wonder dat zich op mijn 40ste voltrok. Toen kregen we een dochter. Toch nog iets met kinderen dus.
Mijn favoriete tijd is het zeker niet, al voelde ik me niet ongelukkig. Na de lagere school ben ik naar de huishoudschool gegaan. Dat lag voor de hand, al was het eigenlijk te makkelijk voor mij. Aan die tijd heb ik betere herinneringen. Mijn kwaliteiten kwamen daar meer uit de verf. Ik heb er goed leren naaien en koken. Mijn cijfers waren goed. In die tijd ben ik echt gevormd. Ik heb
geen geld om op mezelf te gaan wonen. En later had ik er geen behoefte meer aan. Ik heb mijn man leren kennen op een feestje. Daarvoor heb ik wel een paar vriendjes gehad, maar nooit voor langere tijd. Ik was niet met jongens bezig. Dat komt nog wel een keer, dacht ik. Mijn omgeving begon daar in de loop der tijd steeds meer aan te twijfelen. Af en toe werd er tactvol aan me gevraagd of “ze moesten helpen zoeken”. En zo zie je. Het is toch nog gebeurd. Mijn man en ik vullen elkaar goed aan. We hebben een relatie die ons beiden verrijkt. Hij heeft verleden jaar zijn eigen bedrijf voor een mooi bedrag verkocht, omdat hij iets geheel nieuws wilde beginnen. Aan geld geen gebrek dus.Veel belangrijker dan geld is het wonder dat zich op mijn 40ste voltrok. Toen kregen we een dochter. Toch nog iets met kinderen dus.
Clara
nog steeds een paar goede vriendinnen uit die periode. Tijdens de opleiding Kv/jv ging een wereld voor me open. Ik ging stage lopen op een Mlkschool als klassenassistent. Daar kreeg ik contact met ouders en leraren. Een andere stage was op een spelkamer van een kinderafdeling in een ziekenhuis. Daar werkte ik heel zelfstandig en dat was goed voor mijn zelfvertrouwen. Ik ontdekte daar ook de communicerende kant van mezelf. Op elke stage kreeg ik waardering. Dat vond ik zo fijn. Ik was dat niet gewend. Mijn laatste stage was bij mensen met een geestelijke beperking. Daar waren ook kinderen bij, die zonder terughoudendheid hun emoties uitten. Ik ontdekte hoe ik met hen contact kon leggen. Ik heb een relatie gekregen toen ik 36 was. Tot die tijd heb ik thuis gewoond. In het begin had ik
87
Sahar
12 S
88
ze heeft het gevoel dat ze in twee culturele tradities staat, maar ze voelt zich absoluut niet
verscheurd. sahar (19) probeert het beste van deze twee culturen in zichzelf te verenigen. ze is niet alleen vrijgevig, maar ook mondig.
ahar betekent dageraad. Waar ik verschijn, komt de zon op. Dat beeld stond me voor ogen toen ik op 28 maart 1998 als 10-jarig meisje op Schiphol het vliegtuig verliet. Het vliegtuig dat mij en mijn moeder naar Nederland had gebracht. Het was koud en mistig toen we in de auto zaten op weg naar Rotterdam. Tijdens de rit trok de mist langzaam op. Toen zag ik de zon opkomen boven het weidelandschap van Midden-Delfland. “Zie je wel”, dacht ik, “het komt wel goed”. Dat gevoel, dat het wel goed zou komen, had ik nodig. Er gebeurt wat met je als je op je 10de vanuit het noorden van Pakistan in Nederland belandt. Je komt in een totaal andere wereld terecht. Als kind had ik op de televisie beelden gezien van Islamabad en Karachi. Zo zag een grote stad er dus uit. Nou, Rotterdam leek er niet op. De eerste dagen merkte ik dat nog niet zo. Het gevoel van blijdschap overheerste. Ik was blij
omdat we herenigd werden met mijn vader. Hij is vrijwel direct na mijn geboorte naar Nederland vertrokken. Om de paar jaar kreeg ik hem enkele weken te zien. De laatste keer toen ik 8 was.Vanaf dat moment begon ik hem pijnlijk te missen. Begon ik heimwee en verdriet te voelen. Waarom bleef hij niet gewoon bij ons? De vreugde van het weerzien was groot. Na een paar dagen ebde dat weg. Ik begon mijn familie in Pakistan te missen. Mijn broer, die zijn school moest afmaken en daarna pas zou overkomen. Mijn oma, die tot het moment dat ik vertrok elke dag deel van mijn leven had uitgemaakt. En al mijn kleine neefjes en nichtjes met wie ik zoveel plezier had beleefd. Als ik ons nieuwe huis verliet, kwam ik in een vreemde wereld terecht. Geen herkenningspunten. Niets om me aan vast te houden. Niemand waarmee ik kon praten. We hadden wel een Pakistaans gezin met een baby naast ons wonen. Maar als meisje van 10
Laatst liep ik stage in een verpleeghuis. Daar kon ik geen geschikte gebedsruimte vinden. Toen bood de directeur aan om zijn kantoor te gebruiken om te bidden. Dat vond ik heel bijzonder.
met mij en mijn broer achter. Dat moet voor haar niet eenvoudig geweest zijn, al praat ze daar niet veel over. Mijn moeder liet me heel vrij. Waar we woonden, was weinig sociale controle. Mijn broer en ik waren altijd buiten, dat weet ik nog goed. Het huis gebruikten we om te eten en te slapen. Tegen de tijd dat ik een jaar of 8 was, werd
het te gevaarlijk om daar te blijven wonen. We zijn toen verhuisd naar Peshawar, een stad aan de oostkant van de Khyberpas in het noordwesten van Pakistan. Daar woonde de familie van mijn moeder.Vanaf dat moment was het afgelopen met mijn vrijheid. Niet met die van mijn broer. We leefden in Pakistan in een moslimcultuur. In bepaalde opzichten zijn de leefregels streng en in andere opzichten weer niet. Het varieert ook nog per provincie. In Peshawar was het strenger dan waar we eerst woonden. Er werd meer op ons gelet en mijn moeder kon zich daar niet aan onttrekken. Ik ging naar school en verder was ik de hele dag thuis. Ik verveelde me stierlijk. Mijn tijd bracht ik door met lezen. En bij oma, die in dezelfde straat woonde. Ze hielp me de tijd te doden door me mee te nemen als ze op visite ging.Vorig jaar ben ik terug geweest naar Pakistan. Het weerzien met haar was hartverwarmend. Maar mijn neefjes en nichtjes wisten niet meer wie ik was. Dat voelde vreemd, alsof ik los was gegroeid. Toen dacht ik wel even: “Waar hoor ik nu eigenlijk bij?” Ze beschouwden me daar als gast, ik ging immers weer weg.
Sahar
wil je andere meisjes van 10 om je heen hebben waarmee je iets deelt. Gelukkig kregen we direct een verblijfsvergunning in het kader van gezinshereniging. Stel je voor dat we eerst nog naar een AZC hadden gemoeten. Toen ik klein was, woonden we in het noordelijk grensgebied van Pakistan en Afghanistan. Dat ik aan de Pakistaanse kant van de grens geboren ben, zegt weinig. Grenzen zijn betrekkelijk. Toen mijn vader naar Nederland vertrok, bleef mijn moeder
89
Sahar 90
In Rotterdam hebben we een eigen moskee. De mannen gaan daar regelmatig naar toe. De vrouwen mogen ook, maar ze hoeven niet. In de praktijk gaan ze dus meestal niet, ik ook niet. Bidden doe ik wel. Ook als ik op stage ben. Dan zoek ik zelf een geschikte gebedsruimte op. Laatst liep ik stage in een verpleeghuis. Daar kon ik geen geschikte ruimte vinden, hoe ik ook zocht. Toen bood de directeur aan om zijn kantoor te gebruiken om te bidden. Dat vond ik heel bijzonder. Mijn hoofd bedek ik met een sjaal die tot over mijn schouders hangt. Dikwijls is die sjaal gemaakt van dezelfde stof als mijn kleding, soms ook niet. Ik draag hem losjes, op dezelfde manier als Benazir Bhutto dat deed. Nu we als gezin een aantal jaren hier zijn, merk ik dat mijn ouders in toenemende mate de invloed van de Nederlandse cultuur ondergaan. Ze zijn lang niet zo stipt als ze in Pakistan zouden zijn. Wellicht ook omdat er minder sociale controle is. Mijn vader is taxichauffeur en mijn moeder huisvrouw. Ze zijn zorgzaam naar elkaar. Allebei geven ze mij veel aandacht. Daar heb ik ook behoefte aan. Zo te zien zijn ze gelukkig met elkaar, maar ik vind hun relatie te traditioneel.
Zelf ga ik het beslist anders doen. Ik ben absoluut niet van plan om huisvrouw te worden als ik kinderen krijg. Misschien dat ik een tijdje wat Ik ben absoluut niet van plan om huisvrouw te worden als ik kinderen krijg. Misschien dat ik een tijdje wat minder ga werken, maar stoppen met werken: daar pieker ik niet over.
minder ga werken, maar stoppen met werken: daar pieker ik niet over. Wat grappig is, is dat mijn vader wel huishoudelijk is aangelegd. Dat komt omdat hij jaren alleen heeft gewoond. Mijn broer is totaal anders. Hij heeft tot z’n 18de in Pakistan gewoond en verwacht dat alles voor hem gedaan wordt. Ik vind dat nergens op slaan. Het onderwijssysteem in Pakistan zit anders in elkaar dan hier. Je hebt daar het basisonderwijs (groep 1-6) en het voortgezet onderwijs (groep 7-12). Dat is één aaneengesloten traject. Als je daarmee klaar bent, zit je op Vwo-niveau. Ik ben tot en met groep 6 gekomen. In Nederland ben ik naar de internationale schakelklas gegaan. En vervolgens naar het Vmbo. Toen ik daar een
Mijn ouders heb ik vanaf het begin bij mijn beroepskeuze betrokken. Samen met hen heb ik de opleiding uitgezocht. Dat is de beste manier om problemen te voorkomen.
Mijn eerste stage was in een verpleeghuis. Een maand of acht gedurende twee dagen per week. Ik had om een verpleeghuis gevraagd, omdat ik graag in de verzorging wilde werken. Huishoudelijk werk trekt me niet zo. Ik ben heel leergierig en er viel voor mij genoeg te leren. Naarmate ik er langer was, mocht ik meer dingen doen. Ik had het heel erg naar mijn zin daar. Mijn ouders heb ik vanaf het begin bij mijn
beroepskeuze betrokken. Samen met hen heb ik de opleiding uitgezocht. Dat is de beste manier om problemen te voorkomen. Ze weten precies wat ik ga doen en ze vinden het prima. Dat ik later nachtdiensten ga draaien. Dat ik mannen ga verzorgen. Allemaal geen probleem. Inmiddels ben ik een eind op weg met de opleiding tot verzorgende. Ik heb nu ook stage gelopen in een zorgcentrum. Daar trof ik andere bewoners aan dan in het verpleeghuis. Ze krijgen in verhouding minder zorg. Behandelingen zoals fysiotherapie en ergotherapie worden niet vanuit het zorgcentrum gegeven. En als er iets medisch aan de hand is, moet je de huisarts bellen. Verzorgenden zijn daar wat minder bezig met zorg verlenen en iets meer met huishoudelijke taken. In het zorgcentrum kon ik niet aan alle opdrachten werken. Bewoners die chronisch ziek zijn, kom je daar bijvoorbeeld niet zo veel tegen. De opdrachten die ik niet af heb gekregen, komen in mijn volgende stage terug. Dat is opnieuw in een verpleeghuis. Als ik straks mijn diploma heb, ga ik zeker verder leren. Dat wordt dan de opleiding voor verpleegkundige, terwijl ik helemaal niet van plan
Sahar
richting moest kiezen, zei mijn vader: “Wat denk je van de zorg? Daar is altijd werk in te vinden”. Zijn moeder en twee van z’n schoonzussen zijn verpleegkundige. Het was dus niet zo verwonderlijk dat hij in die richting dacht. Ik heb zijn aanbeveling ter harte genomen en na het behalen van mijn Vmbo-diploma ben ik helpende op niveau 2 gaan doen, in de beroeps opleidende variant.
91
Sahar 92
ben om in een ziekenhuis te gaan werken. Maar verzorgende op niveau 4 bestaat nog niet. Dat had ik liever gedaan, omdat ik zeker weet dat ik in de ouderenzorg wil blijven. Als ik oudere mensen kan helpen, voel ik me blij. Hoe beter ik ze leer kennen, des te aardiger ik ze vind. En ze hebben zulke prachtige verhalen. Ik ben niet geschrokken van wat ik in het verpleeghuis zag. Dat komt omdat ik in de afdelingskeuken begonnen ben en het van daaruit langzaam heb kunnen opbouwen. Meestal kan ik cliënten zorg geven op de manier zoals ik het graag wil, maar soms ook niet. Als dat zo is, heeft het te maken met te weinig personeel. Goede zorg bieden onder grote tijdsdruk, dat lukt gewoon niet. Dan wordt het wassen, hup aankleden en vlug weer verder. Het lijkt of je daarmee tijd wint, maar je schuift alleen met tijd. Elke vraag, elke wens die niet gehoord wordt, komt op een ander moment of in een andere vorm gewoon weer terug. Bijvoorbeeld doordat cliënten meer gaan bellen. Sinds ik in de zorg werk, heb ik al best veel meegemaakt. Ik herinner me bijvoorbeeld de eerste incontinente vrouw die ik hielp verzorgen.
In het begin vond ik het vervelend om haar te helpen. De lucht die om haar heen hing. Ze rookte ook nog eens als een schoorsteen. Het viel me op dat ik de onaangename geur steeds minder rook, naarmate ik haar beter leerde kennen. Ik kreeg een band met haar en ze begon me te vertrouwen. Ze oefende elke dag met de fysiotherapeut. Met anderen durfde ze dat niet, omdat ze bang was om te vallen. Laat ze nu op een dag met mij een stukje gaan lopen. Ik merkte dat ik daarna rustig iets op de verkeerde plaats in de kast kon leggen of iets kon vergeten zonder dat ze boos werd. Als je een band hebt, is er ineens veel meer ruimte en vertrouwen. Net als thuis eigenlijk. Ik help ook met het verzorgen van een mevrouw die altijd boos is en achterdochtig.Vanaf het moment dat ik haar leerde kennen, ben ik haar in overleg met mijn begeleidster extra aandacht gaan geven. Het is een vrouw die hoge eisen stelt. Als het bestek vies is, moet het gelijk schoongemaakt worden. Als het lunchtijd is, moet haar tafel piekfijn gedekt worden. Zo was ze dat thuis gewend. Als ze daar aandacht voor vraagt, zeggen sommige verzorgenden dat ze niet zo chagrijnig
Ik heb het gevoel dat ik in de traditie van twee culturen sta. Daarin zoek ik mijn eigen weg. Ik probeer het beste van die twee culturen in mezelf te verenigen.
Misschien omdat ik vanuit mijn hart leef. En vanuit mijn cultuur een diepgeworteld respect heb voor ouderen.Verzorgen zit in mijn genen. Ik heb het gevoel dat ik in de traditie van twee
culturen sta.Verscheurd daardoor voel ik me allerminst. Integendeel, ik zoek gewoon mijn eigen weg. Ik probeer het beste van die twee culturen in mezelf te verenigen. Zo ben ik bijvoorbeeld vrijgevig vanuit de Pakistaanse cultuur en mondig vanuit de Nederlandse cultuur. In vergelijking tot Pakistaanse vrouwen ben ik modern. Als je mij afzet tegen Nederlandse leeftijdgenoten, dan ben ik ouderwets. Minder open in de omgang bijvoorbeeld. De meiden in mijn klas praten echt over alles. Ik doe dat niet. Daar voel ik me niet prettig bij. Daar doen ze niet moeilijk over. Ze accepteren me zoals ik ben. Als ik later een partner kies, dan liefst iemand met z’n wortels in de Pakistaanse cultuur. Niet dat de verschillen met een Nederlandse partner groot zullen zijn. Ik zal nooit een man kiezen die me geen ruimte geeft om mijn eigen keuzes te maken. Maar iemand die de cultuur kent en de taal spreekt, dat is toch wel plezierig. Als ik bij mijn oma op bezoek ga, zou het leuk zijn als mijn vriend met haar kan praten. Maar niets is zeker. Ik sta voor alles open. Mijn ouders laten me vrij in mijn partnerkeuze. Wat ik nooit zou doen is bij mijn vriend blijven slapen voor ik
Sahar
moet doen. Ik vind dat niet kunnen. De verzorgenden die dat tegen haar zeggen zijn overigens dezelfden die 5 minuten voordat de pauze ingaat al aan de koffie zitten. Collega’s die mij de indruk geven dat ze geen band met de cliënten ervaren. Als dat echt zo is, waarom doe je dit werk dan? De extra aandacht heeft die mevrouw gelukkig veel goed gedaan. Laatst zei ze tegen me dat ze dankbaar was. Dat geeft me een fijn gevoel. De bevestiging dat ik iets voor haar heb kunnen betekenen, dat ze tevreden over me is. Zo vind ik het ook leuk om te horen dat cliënten naar me gevraagd hebben op dagen dat ik er niet ben. Ik heb met alle cliënten een klik.
93
Sahar 94
getrouwd ben. Wat dat betreft ben ik ouderwets opgevoed. In mijn vrije tijd zit ik veel op internet. Dan lees ik artikelen op Wikipedia. Ik ben deelnemer aan msn-groepen met jongeren die artikelen schrijven en daarover discussiëren. Bijvoorbeeld over de rechten van de vrouw in de Islam. Als ik niet achter mijn computer zit, kook ik graag. Ik probeer altijd nieuwe recepten te vinden, die mijn moeder nog niet kent. Dan weet ik zeker dat het gewaardeerd wordt. Ik lees ook romans, maar echt als laatste keuze. Wanneer ik niets anders te doen weet. Als kind heb ik mijn vader heel erg gemist. Toen hij er niet was, heb ik veel liefde van mijn moeder en mijn broer gekregen. Ik heb een grote
vriendenkring. Misschien omdat ik me goed kan inleven in anderen en omdat ik nadenk voor ik iets zeg.Vanuit mijn culturele achtergrond ben ik zorgzaam en respectvol naar anderen. Een beetje op de achtergrond, ingetogen ook, al kan ik heel goed voor mezelf opkomen als dat nodig is. Aan zelfvertrouwen ontbreekt het me niet. Als ik een doel voor ogen heb, zal ik er alles aan doen om het te bereiken, zolang het niet ten koste van anderen gaat. Ik hoop dat ik in Nederland een mooie toekomst kan opbouwen. Als het mij voor de wind gaat, dan zal ik later zeker proberen iets daarvan door te geven voor de ontwikkeling van Pakistan. Daar zijn nog genoeg arme mensen te vinden.
Verzorgenden worden vaak gezien als “handen aan het bed”. Uit de portretten komt een heel ander beeld naar voren. Een beeld dat veel verder reikt dan het verrichten van handelingen, hoe helend handen ook mogen zijn. We zien bevlogen mensen, die hun leven zin geven door te zorgen voor anderen.Voor hen is zorgen werkelijk betekenis hebben voor de ander, de ander in essentie ontmoeten, een tijdje meelopen in zijn of haar bestaan.Voor hen is zorgen: een schouder zijn voor de ander als deze zich verdrietig en verloren voelt, in het besef dat ieder mens kwetsbaar is. Als je op deze manier naar zorg voor ouderen kijkt, dan zie je hoe bijzonder het vak van verzorgende eigenlijk is. Het doet een beroep op alles wat je als mens in huis hebt: je hart openstellen, je verplaatsen in een ander, de
keuzes van je cliënten respecteren, hun tempo aanhouden. Kleine wensen op het spoor komen, de vraag achter de vraag horen. Kritisch naar jezelf kijken, om jezelf lachen, je eigen grenzen kennen, los kunnen laten. Hoe meer je als mens te bieden hebt, des te waardevoller je als verzorgende wordt. Zoals Martijn zegt: “Je bent in dit beroep zo goed als je zelf als mens bent”. Als mens word je gevormd door de ervaringen die je in je jeugd opdoet. Die neem je als een soort rugzak mee in je verdere leven. Je ziet het bij Joop die als kind nooit werd aangehaald, nooit te horen kreeg hoeveel er van hem gehouden werd. Zijn hele leven is hij bezig geweest het gat te vullen dat toen geslagen is. Tot hij doorkreeg dat het geen gat was, maar een bodemloze put. Kijk naar Lucia, die als kind nooit de bevestiging
Terugblik
Jij kunt een schouder zijn voor de mens in verdriet en verlorenheid. Jij kunt een arm zijn om een mens heen, in de kou. Jij kunt een licht zijn voor de mens struikelend in het donker. Jij kunt een vuur zijn voor een mens verkild in het leven. (Marinus van den Berg)
97
Terugblik 98
kreeg dat ze goed was zoals ze was. Haar hele leven heeft haar dat achtervolgd. Tot het haar allemaal teveel werd. Dergelijke ervaringen werken ook door in de omgang met cliënten. Neem als voorbeeld Marloes. Bij haar thuis werden alle problemen onder het vloerkleed geschoven. In haar opleidingstijd deed ze net alsof ze de handicaps van mensen niet zag. Dan hoefde ze er ook niet over te praten. Sandra vertelt over het echtpaar, waarvan de man voortdurend ruzie maakte. Ze merkte dat ze de vrouw in bescherming nam. Dat had alles te maken met de ruzies die zij als kind thuis heeft meegemaakt. Sandra heeft in de loop der jaren zelf de overtollige lading uit haar rugzak verwijderd: met vallen en opstaan. Lucia heeft professionele hulp ingeroepen, nadat ze de ballast jarenlang met zich had meegetorst. Als datgene wat je als mens te bieden hebt in hoge mate bepaalt hoe waardevol je als verzorgende bent, zou je in de opleiding en het werk dan niet meer aandacht moeten besteden aan persoonlijke ontwikkeling? Daar zou alles voor te zeggen zijn, zeker gezien in het licht van de zorgen van Inge over sommige jongeren die
ze als sollicitant voor zich krijgt. Jonge mensen die op hun 17e of 18e soms al meer meegemaakt hebben dan zij in haar hele leven. Het raakt haar elke keer opnieuw. Wie ontfermt zich over deze jonge mensen? Wie leert ze om goed voor zichzelf te zorgen, zodat ze vervolgens goed voor anderen kunnen zorgen? Bij veel mensen bestaat het idee dat je voor het beroep van verzorgende in de wieg gelegd moet zijn. Dat is niet het geval. Kijk naar Petra die op zoek was naar werk, absoluut niet tegen zieke mensen kon en toch de sprong waagde. Ze was zich er niet van bewust dat ze talent had. Maar dat had ze wel degelijk. Later werd ze door haar collega’s als rolmodel gezien. Dat had alles te maken met het feit dat ze bereid was om te blijven leren en zichzelf te blijven ontwikkelen. De weg naar het beroep loopt ook lang niet altijd rechtdoor. Kijk naar Laura, die zonder diploma van school ging. Eerst een tijdje in een winkel werkte en toen alsnog de overstap maakte. Of Denise, die voor het beroep van kapster koos. Tot haar opa op sterven lag en ze zag hoe mooi het beroep van verzorgende kon zijn. Waarna ook zij de weg naar de ouderenzorg wist te vinden.
De eerste werkdag is voor veel verzorgenden een dag die in het geheugen gegrift staat. De eerste cliënt die ze gewassen hebben, de eerste cliënt die in hun bijzijn overleed. Ze kennen hun namen nog. Ze weten nog hoe het was en hoe het voelde. De eerste confrontatie met aftakeling, lijden en sterven kan hard aankomen. Zoals bij Marloes, die jankend haar zus belde omdat ze helemaal van slag was. Het gevoel hield een paar dagen aan en daarna ging het elke dag beter. Als verzorgende moet je in je werk voortdurend keuzes maken. Je probeert elke keer weer een goede balans te vinden, bijvoorbeeld tussen betrokken zijn en afstand houden. Dat maakt het werk boeiend. Het doet een beroep op je deskundigheid en je menselijkheid. Een mooi voorbeeld kom je tegen in het verhaal van de bewoner die voor Denise een sinaasappel wil uitpersen. Denise had kunnen zeggen: “Nee hoor mevrouw, dat hoeft echt niet”. Maar ze kende deze cliënt goed. Daardoor wist ze hoe belangrijk het voor deze mevrouw was om af en toe het
gevoel te hebben dat ze ook iets voor Denise kon betekenen. Bij dit alles zou je gemakkelijk kunnen vergeten dat achter nagenoeg elke cliënt familie staat. Familieleden die soms jarenlang zorg voor jouw cliënt hebben gedragen. Joop heeft ervaren hoe goed het werkt als je hen er vanaf het begin bij betrekt en ze uitnodigt om mee te doen. Het contact met familieleden biedt verzorgenden een geweldige kans om te laten zien wat ouderenzorg werkelijk voor mensen kan betekenen. Als er ergens een mogelijkheid ligt om heel direct de beeldvorming te beïnvloeden, dan is het in dat contact. Je hoort mensen wel eens zeggen dat verzorgen eentonig werk is. Het ligt er maar net aan welke bril je opzet. Je kunt er naar kijken door de bril van de handelingen. Dat levert een beeld op van mensen uit bed halen, wassen, aankleden, elke dag opnieuw. Zet je de bril van de ontmoeting op, dan krijg je een heel ander beeld. Dan zie je een cliënt die haar zorgen met jou deelt. Dan laat je je ontroeren door een verhaal over een verloren jeugdliefde, zoals Denise. Of je laat je raken door een dankbare blik, een aai over je bol of een natte
Terugblik
Instromen is nooit een probleem, ook niet op latere leeftijd.
99
Terugblik 100
kus op je wang. Met die bril op sta je open voor wat er om je heen gebeurt.Voor de kleine dingen van het leven, die vaak onzichtbaar blijven en dikwijls niet benoemd worden. De portretten van Inge en Clara zijn bijzonder, omdat ze laten zien dat je in de ouderenzorg wel degelijk carrière kan maken. Petra en Lucia maken je deelgenoot van hun ervaringen met bewonersvakanties. Die paar keer per jaar dat ze 1 op 1 aandacht kunnen geven: hoe goed dat doet. Joop legt in zijn portret uit dat hij niet kan rijmen hoe je als instelling vanuit een holistisch mensbeeld naar zorg kan kijken en tegelijkertijd aan verzorgenden vraagt om de zorg voor bewoners op vragenlijsten in minuten uiteen te rafelen. Hij is blij dat hij een directeur heeft die hem uitnodigt om daarover te praten. Heel bijzonder is tenslotte het portret van Petra,
die van zorgverlener zelf zorgvrager werd. We hopen dat ze ooit zover komt, dat ze haar oudcollega’s deelgenoot kan maken van de inzichten die dat haar heeft opgeleverd. Je moet hard werken als verzorgende. Dat wordt uit de verhalen wel duidelijk.Verzorgenden vinden dat geen probleem, zolang er voldoende tegenover staat. Daarbij gaat het hen vooral om het zorgen zelf, en niet zozeer om de hele organisatie er omheen. Je wilt als verzorgende het gevoel hebben dat je werkelijk iets voor een ander betekend hebt. Dat je het verschil hebt gemaakt, dat je een mens niet in de kou hebt laten staan, dat je het hart van een mens hebt kunnen verwarmen, dat je in een donkere periode samen met de ander het licht hebt gevonden.Voor de ander en voor jezelf.Verzorgen is jezelf terugvinden.
We hebben dit boek geschreven om je kennis te laten maken met mensen die vanuit oprechte betrokkenheid zorg geven aan ouderen, door aandachtig aanwezig te zijn en vanuit hun hart te luisteren. Mensen die symbool staan voor vele duizenden anderen. De portretten zoals we die hebben samengesteld, ademen de sfeer van de gesprekken die we hebben gevoerd: hartelijk, openhartig en hartveroverend. We hopen dat hun stem breed gehoord wordt. Het boek maakt onderdeel uit van het project “Wie zorgt er straks voor mij”: een zoektocht naar de vraag wat er werkelijk in de ouderenzorg aan de hand is. Hoe kan het dat er zo’n somber beeld van de ouderenzorg in de samenleving bestaat, terwijl vele duizenden verzorgenden elke dag hun hele ziel en zaligheid in hun werk stoppen? Dat intrigeert ons. Het lag voor de hand dat we onze zoektocht zouden beginnen bij verzorgenden. Zij vormen het hart van de zorg voor ouderen. Een extra reden om bij hen te beginnen, was het dreigende personeelstekort.
Een tekort dat de zorg in het hart zou kunnen treffen. We hadden niet de verwachting dat we direct in de eerste etappe van onze zoektocht het antwoord zouden vinden, waar we naar op zoek zijn. Wel hoopten we stukjes van de legpuzzel te vinden, en dat is zeker gelukt. Onze zoektocht naar wat er werkelijk in de ouderenzorg aan de hand is, gaat verder. Na elke etappe kijken we of er aanleiding is om te publiceren. In de terugblik hebben we aangegeven dat het verzorgenden om het zorgen zelf gaat, en niet zozeer om de hele organisatie er omheen. In het gunstigste geval voelen verzorgenden zich door die organisatie ondersteund. Dat is wat ze nodig hebben. In het ongunstigste geval voelen ze zich belemmerd. Dat is waar ze niet op zitten te wachten. Tegen deze achtergrond zijn in de interviews enkele belangwekkende signalen afgegeven, waarvan we er twee met name willen noemen. Het eerste signaal heeft betrekking op de
Nawoord
In water waar je voortdurend roert, zie je niets helder.
101
Nawoord 102
eeuwig voortdurende veranderingen en de groeiende hoeveelheid administratief werk. Kan dat misschien een tandje minder? Verzorgenden hebben het gevoel dat de garantie voor kwaliteit van zorg steeds meer gezocht wordt in regels en procedures, in systemen en organisatie: reglementeren, normeren, indiceren, registreren, controleren, fuseren, reorganiseren. Het is ongetwijfeld allemaal heel belangrijk en heel noodzakelijk. Maar zit de meest wezenlijke garantie voor kwaliteit van zorg niet in de kwaliteit van de mensen die de zorg verlenen? Een tweede signaal heeft daar zijdelings mee te maken. Dat heeft betrekking op de beschikbaarheid van voldoende, goed geschoolde en gemotiveerde collega’s. Kan daar een stevig tandje worden bij gezet? Verzorgenden hebben genoeg van het geschipper. Elke dag weer voor de keuze staan welke cliënt je gaat helpen: de vrouw die in de tillift hangt of de man die op hetzelfde moment hoognodig naar het toilet moet. Steeds die confrontatie met collega’s die onvoldoende zijn opgeleid, gebrekkig zijn ingewerkt of op de automatische piloot hun werk doen.
Als je als ouderenzorg echt een ander imago wil, zou je dan niet moeten beginnen met het aanstellen van zoveel verzorgenden dat er niet meer geschipperd hoeft te worden? Om vervolgens je beleid maximaal in te zetten op deskundigheidsbevordering, persoonlijke ontwikkeling en het benutten van elkaars professionaliteit? Het budget dat overblijft, bepaalt dan de speelruimte voor de rest van de organisatie. Eén opmerking tot slot. Kijkend naar het dreigende personeelstekort lijkt het ons verstandig om iets te doen met de opmerkingen over het ontbreken van een opleiding voor verzorgende op niveau 4. Binnen de ouderenzorg kennen we functies waarin regietaken voorkomen, zoals eerst verantwoordelijk verzorgende. Daar past een opleiding op niveau 4 bij. Waarom zou je die niet aanbieden? Elke schoolverlater die je daarmee over de streep trekt, is er één. Niets is beter georganiseerd dan wat de liefde ordent. Chiara Lubic
Dit boek bevat 12 verhalen over verlangen en vertedering, kracht en kwetsbaarheid: openhartig verteld door vrouwen en mannen, van alle leeftijden, afkomstig uit diverse culturen en werkzaam in verpleeghuizen, zorgcentra en de thuiszorg. Met hun verhalen laten ze de lezer door hun ogen naar hun leven en werk kijken. Ze maken duidelijk waarom ze dit werk gekozen hebben, hoe ze het beleven en wat het voor hen betekent. De verhalen in dit boek kunnen je helpen om een eigen mening te vormen over de zorg voor ouderen. Centraal in dit boek staan verzorgenden, omdat zij het hart vormen van de ouderenzorg. Een extra reden om bij hen te beginnen, is het dreigende personeelstekort. We hopen dat de stem van verzorgenden meer gaat doorklinken in het publieke debat. Hun verhalen zijn de moeite waard. Ze maken ons duidelijk waar het in de zorg om zou moeten gaan: om menswaardigheid en lotsverbondenheid, om het besef dat ieder mens kwetsbaar is, om toewijding en barmhartigheid, om ontmoetingen tussen mensen. Opdat verzorgenden en de mensen die aan hun zorgen zijn toevertrouwd dagelijks zinvolle bladzijden kunnen toevoegen aan het boek van hun leven.
Wie zorgt er straks voor mij?
Wie zorgt er straks voor mij?