Lesbrief Zorg bij de toiletgang en incontinentie
Ondersteuning bij de implementatie van de handleiding voor verzorgenden
Lesbrief Zorg bij de toiletgang en incontinentie
Ondersteuning bij de implementatie van de handleiding voor verzorgenden
Sting, oktober 2006
© Sting, oktober 2006 Lesbrief Zorg bij de toiletgang en incontinentie Ondersteuning bij de implementatie van de handleiding voor verzorgenden
Tekst: Els Hazelhoff, Annemarie Vaalburg Eindredactie: Gerrit Jagt Vormgeving: CARTA, grafisch ontwerpers bv Druk: Stolwijk
Sting, landelijke beroepsvereniging verzorging Bernadottelaan 11 Postbus 6000 3503 PA Utrecht T 030 291 90 60 E
[email protected] I www.sting.nl
De lesbrief is te bestellen bij Sting via
[email protected] De publicaties van ActiZ, SCA en Sting zijn te downloaden van www.actiz.nl
Inhoud
1
1.1 1.2
Inleiding Vraaggerichte en professionele zorg 4 Gebruik en leerdoelen van de lesbrief 5
2
Zorg bij de toiletgang en incontinentie 2.1 Wat is incontinentie? 7 2.2 Welke soorten incontinentie zijn er? 7 2.3 Oorzaken van functionele incontinentie 9 2.4 Aanpak van functionele incontinentie 10
3
Samenwerken als team en met anderen 3.1 Samenwerken vanuit een gedeelde visie 14 3.2 Werken aan verbeterpunten 16 3.3 Samenwerken met andere disciplines 16 3.4 Samen met de familie 17 3.5 Randvoorwaarden 18
Bijlagen
I Observatielijst toiletgang 21 II Dagboek toiletgang 22 III Antwoordsuggesties bij opdracht 1 en 6
23
1 1.1
Inleiding Incontinentie pleegt een grote aanslag op het zelfvertrouwen, de onafhankelijkheid en het gevoel van menswaardigheid. Het is een groot probleem in de ouderenzorg. Volgens de ‘Landelijke Prevalentiemeting Zorgproblemen 2006’ is in verpleeghuizen ongeveer 75 procent van de cliënten incontinent van urine. In verzorgingshuizen geldt dat voor ongeveer zestig procent van de cliënten. Daardoor lijkt het incontinent zijn van urine en/of ontlasting er ‘gewoon bij te horen’ als je oud bent en veel zorg nodig hebt. Maar ‘gewoon’ is het zeker niet. De Inspectie voor de Gezondheidszorg heeft vastgesteld dat zorgverlening bij incontinentie onder de maat is en niet past bij vraaggerichte zorg. Verpleeg- en verzorgingshuizen werken bijvoorbeeld nauwelijks met richtlijnen en protocollen, als die er al zijn. Reden voor brancheorganisatie ActiZ, Sting en SCA Hygiëne Products Nederland BV om gezamenlijk – volgens de normen voor Verantwoorde Zorg – instrumenten te ontwikkelen die de zorg bij de toiletgang en incontinentie in verpleeg- en verzorgingshuizen ondersteunen.
Vraaggerichte en professionele zorg
SCA schreef een handleiding voor ‘Zorg bij de toiletgang en incontinentie’. Met deze handleiding kunnen verzorgenden incontinentie beter signaleren. Ze weten beter wat er aan de hand is en kunnen daardoor hun zorg op een goede manier afstemmen op de behoeftes van de cliënt. Om het gebruik van de handleiding te stimuleren schreef Sting de lesbrief ‘Zorg bij de toiletgang en incontinentie’. Met achtergrondinformatie en praktische opdrachten ondersteunt de lesbrief iedereen die samen met (teams van) verzorgenden de zorg bij toiletgang en incontinentie wil verbeteren. ActiZ ontwikkelde een handreiking voor het management van zorgorganisaties. Deze is, evenals de handleiding van SCA en de lesbrief van Sting te downloaden van www.actiz.nl Bovenstaande instrumenten hebben betrekking op functionele incontinentie. Dit is een vorm van incontinentie die niet wordt veroorzaakt door lichamelijke afwijkingen aan de blaas of de urinewegen. Functionele incontinentie heeft andere oorzaken: de cliënt kan het toilet ‘niet halen’ omdat hij slecht loopt, zijn broek niet open krijgt of in de lange gang van het verpleeghuis de toiletdeur niet herkent. Verzorgenden spelen een belangrijke rol in het voorkomen van functionele incontinentie.
Ondersteuning bij de implementatie van de handleiding voor verzorgenden
Handleiding en lesbrief kiezen vraaggerichte en professionele zorg als uitgangspunt. Dat betekent: • Een cliënt zo lang mogelijk een normale toiletgang laten houden door juiste hulp te bieden, ongeacht of het om een psychogeriatrische of somatische cliënt gaat. • Achterliggende oorzaken van incontinentie achterhalen en zoveel mogelijk verhelpen. • Bij incontinentie de hulp bieden die de cliënt wenst.
1.2 Gebruik en leerdoelen van de lesbrief
De lesbrief is bedoeld voor teamleiders, kwaliteitsfunctionarissen, opleidingsfunctionarissen en verder iedereen die met (teams van) verzorgenden werkt aan betere zorg bij de toiletgang en incontinentie.
Lesbrief Zorg bij de toiletgang en incontinentie
De handleiding en de lesbrief zijn te gebruiken: • Tijdens een teamoverleg of werkbespreking. • Tijdens overleg met andere disciplines die te maken hebben met zorg bij de toiletgang en incontinentie. • Tijdens (bij)scholing. • Bij de introductie van nieuwe medewerkers. • Door, bijvoorbeeld in het personeelsblad, uitleg te geven aan de hand van een praktijkvoorbeeld. Door te oefenen met praktijkvoorbeelden uit de lesbrief en situaties uit de eigen praktijk leren verzorgenden tijdens de bijeenkomsten: • Wat goede zorg is bij toiletgang en incontinentie. • Verschillen tussen de soorten incontinentie en de aanpak hiervan. • Wat hun rol is bij functionele incontinentie. • Hoe je als team de zorg rond de toiletgang kunt verbeteren. • Wanneer je een arts moet inschakelen. • Hoe en wanneer je de Observatielijst toiletgang kunt gebruiken. • Hoe en wanneer je het Dagboek toiletgang kunt gebruiken. Evaluatie De informatie in de lesbrief kan het best in delen worden behandeld. Plan bijvoorbeeld twee bijeenkomsten van 60 minuten waarin je aan de slag gaat met de handleiding en de opdrachten uit deze lesbrief. Laat het werken met de handleiding daarna gedurende een aantal maanden een vast agendapunt bij de teambesprekingen zijn. Na twee maanden kun je evalueren met behulp van de volgende vragen: • Werken we in de praktijk volgens de handleiding en wat zijn de ervaringen? • Hebben Observatielijst en Dagboek bijgedragen aan betere zorg? • Vermeldt het individuele zorgleefplan welke zorg bij de toiletgang gewenst is? • Houden we ons aan de teamafspraken? • Welke behoefte aan verdere scholing of ondersteuning heeft het team? Leeswijzer Hoofdstuk 2 geeft informatie over vormen van incontinentie en de aanpak daarvan. Daarnaast uitleg over de Observatielijst toiletgang. Aan de hand van concrete opdrachten wordt met de handleiding geoefend. In hoofdstuk 3 staat het teamwerk rond de toiletgang en incontinentiezorg centraal. Het uitvoeren van de opdrachten bevordert de teamvisie. Tot slot We hebben het in deze lesbrief over cliënten. Daarmee bedoelen we ook bewoners. Verder hebben we er voor de leesbaarheid voor gekozen om de verzorgende beroepsgroep – die uit zowel zorghulpen, helpenden als verzorgenden bestaat – aan te duiden met ‘verzorgenden’.
Ondersteuning bij de implementatie van de handleiding voor verzorgenden
2
Zorg bij de toiletgang en incontinentie Doel van dit hoofdstuk: • Verzorgenden leren welke vormen van incontinentie er zijn. • Verzorgenden leren wat functionele incontinentie is en welke rol zij kunnen spelen in het voorkomen daarvan. • Verzorgenden leren hoe zij de Observatielijst Toiletgang kunnen gebruiken. • Verzorgenden leren hoe zij het Dagboek Toiletgang kunnen gebruiken.
2.1 Wat is incontinentie? Iemand die incontinent is, kan zijn urine en/of ontlasting niet ophouden. Hij raakt ongewild, op het verkeerde moment en op een verkeerde plaats urine of ontlasting kwijt. Incontinentie kan één oorzaak hebben, maar er kan ook een combinatie van factoren aan ten grondslag liggen. Zo kan een cliënt die ziek is en in bed moet blijven incontinent zijn als gevolg van die ziekte, bijvoorbeeld blaasontsteking. Maar hij kan ook in bed plassen omdat hij niet gewend is om op de po te gaan. Of de cliënt durft niet te bellen, omdat het buiten het tijdstip van de toiletronde valt. Een cliënt die in toenemende mate verward of dement wordt, kan opstaan om naar het toilet te gaan maar vervolgens vergeten wat hij van plan was en daardoor incontinent zijn. Het is belangrijk dat je deze specifieke situaties kent en weet hoe je daarop kunt inspelen.
2.2 Welke soorten incontinentie zijn er? Een cliënt kan al incontinent zijn bij binnenkomst in de instelling, plotseling incontinent worden, een ander type incontinentie erbij krijgen of grotere hoeveelheden urine of ontlasting verliezen. Er zijn twee soorten urine-incontinentie: incontinentie ten gevolge van een stoornis aan de blaas, de urinewegen of de bekkenbodem en functionele incontinentie. Hieronder volgt uitleg over beide soorten van urine-incontinentie.
Lesbrief Zorg bij de toiletgang en incontinentie
A Incontinentie door stoornissen aan de blaas, de urinewegen of de bekkenbodem. Er zijn verschillende vormen: 1 Stressincontinentie Kleine beetjes urineverlies bij lachen, hoesten, bukken of tillen. Komt vooral bij vrouwen voor. Aanpak: Oefenen van de bekkenbodemspieren onder leiding van een fysiotherapeut. 2 Urge-incontinentie Aandrang voelen en het plassen niet meer kunnen uitstellen (ook ’s nachts). Aanpak: Blaastraining (fysiotherapeut) en regelmatig en op dezelfde tijden naar het toilet. De arts schrijft soms medicijnen voor. 3 Gemengde incontinentie Een combinatie van stress- en urge-incontinentie. Deze vorm van incontinentie komt het meest voor. Aanpak: Blaastraining(fysiotherapeut) en regelmatig en op dezelfde tijden naar het toilet. De arts schrijft soms medicijnen voor. 4 Overloopincontinentie Voortdurend kleine hoeveelheden urine verliezen. Wel aandrang voelen, maar niet kunnen plassen. Hierdoor blijft de blaas te vol en gaat ‘overlopen’. Aanpak: Blaastraining (fysiotherapeut) en regelmatig en op dezelfde tijden naar het toilet. Soms moet een katheter worden aangelegd of schrijft de arts medicijnen voor. 5 Reflexincontinentie Niet meer bewust plassen en ophouden. Aanpak: Regelmatige toiletgang en/of incontinentiemateriaal. B Functionele incontinentie Functionele incontinentie heeft andere oorzaken dan de vormen die hierboven zijn beschreven. Bij deze vorm van incontinentie verliest iemand urine zonder dat er een afwijking is aan de blaas en/of urinewegen. De cliënt kan niet meer zelf op tijd van het toilet gebruik maken. Functionele incontinentie komt veel voor bij de bewoners van verzorgings- en verpleeghuizen. Lees meer over de oorzaken en aanpak onder 2.3 en 2.4
Je spreekt van dubbele incontinentie als cliënten incontinent zijn van urine én ontlasting. Let bij alle vormen van incontinentie extra op irritaties van de huid (incontinentieletsel) en zorg dat de cliënt voldoende drinkt (uitdroging).
Ondersteuning bij de implementatie van de handleiding voor verzorgenden
2.3
Oorzaken van functionele incontinentie
‘Soms plas ik in mijn broek. Ik moet een lange gang door om van de recreatiezaal bij het toilet te komen. Gelukkig is er een stang waar ik me aan vast kan houden, want ik loop en zie slecht en ben altijd bang om te vallen. Helaas staat de kar met het linnengoed nog wel eens in de gang. Dat is voor mij een heel obstakel. Als er geen zuster in de buurt is, durf ik er bijna niet omheen. Dan is het meestal te laat.’ Bij functionele incontinentie verliest iemand urine zonder dat er een afwijking is aan de blaas en/of urinewegen. Functionele incontinentie kan voortvloeien uit: 1 Mobiliteit • Bijvoorbeeld bij een slechte beenfunctie (moeilijk lopen of onvast op de benen staan). • Bij evenwichtsstoornissen, bijvoorbeeld bij de ziekte van Parkinson. • Een te grote afstand naar het toilet levert een gevecht op tussen blaas en benen. De vraag is telkens: wie wint? 2 Handfunctie/behendigheid • Bijvoorbeeld wanneer iemand de kleding niet snel genoeg kan uittrekken of niet met sloten van deuren overweg kan door bijvoorbeeld reuma of artrose. • Wanneer door dementie een soort onhandigheid ontstaat, waardoor iemand niet meer precies weet hoe hij zich uit moet kleden. Dit heet ook wel apraxie. 3 Beperkt gezichtsvermogen • Gevolg kan zijn dat de cliënt het toilet moeilijk kan vinden. 4 Psychische oorzaken • Bijvoorbeeld verwardheid of een slecht geheugen, zoals bij dementie. Iemand kan niet meer doelgericht handelen. Wel opstaan om naar het toilet te gaan maar vervolgens vergeten wat ook al weer het plan was. 5 Verminderd gevoel van welzijn • Nervositeit en spanningen, bijvoorbeeld bij een grote verandering zoals een verhuizing. • Gebrek aan privacy, waardoor de cliënt het toiletbezoek te lang uitstelt. • Angst om te vallen 6 Medicatie • Door gebruik van slaapmiddelen kan iemand gaan bedplassen. • Plaspillen zorgen er voor dat iemand in korte tijd veel moet plassen 7 Het gebouw • Te weinig toiletten. • Obstakels onderweg, zoals de linnenkar of schoonmaakmateriaal. • Te grote afstand naar het toilet • Gebrek aan herkenningspunten • Te kleine toiletten om met bijvoorbeeld rollators in te bewegen • Te traag ‘belsysteem’.
Lesbrief Zorg bij de toiletgang en incontinentie
2.4 Aanpak van functionele incontinentie ‘Het lukt steeds moeilijker om mijn plas op te houden. Omdat ik de laatste tijd slechter loop, haal ik soms het toilet niet. Mijn natte broeken stop ik onderin de wasmand, zodat de verzorgenden het niet zien. Ik voel me steeds ongelukkiger met de situatie.‘ De meeste cliënten vinden het moeilijk om over hun problemen te praten. Een ieder denkt dat hij de enige is. Veel cliënten zoeken daarom eerst zelf een oplossing. Ze gaan bijvoorbeeld minder drinken of nemen ‘stoppende’ middelen. Bovendien worden huidirritaties niet opgemerkt of voor lief genomen. Met alle gevolgen van dien. Functionele incontinentie kan worden voorkomen of verminderd, als je weet welke van de in paragraaf 2.3 genoemde beperkingen of obstakels tot incontinentie leiden. Is incontinentie eenmaal geconstateerd, dan zijn prima materialen voorhanden om de dag en nacht goed door te komen. Aan het gebruik van materialen hoort echter wel een stap vooraf te gaan. De verzorgende dient goed te signaleren en observeren en zich af te vragen waarom de betreffende cliënt nu (ineens of ineens erger) continent is. A Observatielijst toiletgang De Observatielijst toiletgang is een hulpmiddel om samen met de cliënt te kijken welke obstakels hem of haar letterlijk of figuurlijk in de weg staan. Wanneer de cliënt het niet zelf kan aangeven, gebruik je de Observatielijst toiletgang of het Dagboek Toiletgang (zie bijlage 1 en 2) als hulpmiddel bij het observeren. Gebruik de Observatielijst en eventueel het Dagboek om jezelf en de cliënt de juiste vragen te stellen. Bijvoorbeeld: • Heeft u pijn bij het plassen? • Heeft u koorts? • Bent u suf als gevolg van medicijngebruik? • Kunt u het toilet niet vinden? • Kunt u zich niet snel genoeg ontkleden?
10
Ondersteuning bij de implementatie van de handleiding voor verzorgenden
De Observatielijst of het Dagboek houd je drie of vier dagen bij. Bespreek de uitkomsten met de cliënt en met de aandachtsvelder incontinentie en/of de leidinggevende. De volgende stap is gezamenlijk oplossingen bedenken. Belangrijke basisregels zijn: • Bied regelmatig toiletgang aan. • Geen toiletrondes per huiskamer of afdeling maar volgens afspraak met individuele cliënten: reageer snel op de bel. B Pas consequent een aantal regels toe In het algemeen gelden de volgende regels: • Vraag alle (nieuwe) cliënten wat hun gewoontes en wensen zijn rond de toiletgang en waar je bij kunt helpen. De afspraken hierover leg je vast in het zorgleefplan, zodat alle teamleden iedere cliënt passende hulp kunnen bieden. • Als de cliënt incontinent is bij binnenkomst in het verzorgings- of verpleeghuis stel je vast wat de diagnose van de arts is. Als er geen diagnose is gesteld, schakel dan, in overleg met de cliënt (of zijn familie), een arts of aandachtsvelder incontinentie in (zie 4.2). De laatste kan ook advies geven over geschikt incontinentiemateriaal. • Maak (plotselinge) incontinentie altijd bespreekbaar met de cliënt of zijn familie. Gebruik bij het zoeken naar oorzaken de Observatielijst toiletgang en het Dagboek toiletgang en bied oplossingen aan. Je cliënt moet betrokken zijn bij de keuze van de oplossing en ook weten waar hij op kan rekenen. • Evalueer de zorg bij de toiletgang regelmatig met de cliënt. • Bespreek met de arts en het zorgteam het effect van de aanpak van problemen en stel die aanpak zonodig bij.
Stroomschema (in)continentie
Continent
Probeer continent te laten blijven Cliënt wordt plotseling incontinent
Cliënt
Evalueer regelmatig toiletgang Functionele incontinentie
Voorkom onnodige incontinentie
Andere vormen
Behandeling of optimaliseren toiletgang
Incontinent
Lesbrief Zorg bij de toiletgang en incontinentie
11
C Gebruik praktijkvoorbeelden en stellingen om te oefenen Opdracht 1 Functionele incontinentie of niet? WELKE AANPAK? Opdracht 1 bestaat uit vijf praktijkvoorbeelden. Bij deze herkenbare situaties gaat het er niet alleen om wat je in een bepaalde situatie wel of niet doet, maar ook waarom je zo handelt. Hoe beoordeel je een situatie, wat zijn je afwegingen daarbij, welke keuzes maak je? En hoe communiceer je hierover: met de cliënt en zijn familie, het team, de verpleeg/huisarts en andere hulpverleners? Bespreek met elkaar de volgende casussen en beantwoord telkens de volgende twee vragen: • Is hier wel of geen sprake van functionele incontinentie? • Wat is je aanpak? Antwoordsuggesties staan in bijlage III. Casus 1 Mevrouw Cats Mevrouw Cats (73) woont in een serviceflat van het woonzorgcentrum. Ze heeft hulp nodig bij het aankleden en krijgt twee keer per week hulp bij het douchen. Omdat de kinderen van mevrouw niet in de buurt wonen, gaat haar was naar de wasserij van het huis. De laatste drie weken heeft ze opvallend meer ondergoed bij haar wasgoed dan anders. Je vermoedt dat mevrouw incontinent van urine is. Casus 2 Mevrouw Weber Mevrouw Weber (89 jaar) woont in het verzorgingshuis. Ze is licht dementerend en is sinds kort ’s nachts incontinent van urine. Vrij snel is besloten haar (zwaar) verband te geven zodat ze de hele nacht lekker kan doorslapen. Maar ze blijft ’s nachts onrustig. Casus 3 De heer Bos De heer Bos (81), een ernstige reumapatiënt van de somatische afdeling is ’s nachts regelmatig incontinent van urine en draagt dan licht incontinentiemateriaal. Sinds kort gebeuren er ook over dag ‘ongelukjes’. Je merkt dat hij hier erg mee zit. Casus 4 Mevrouw Jongkind Mevrouw Jongkind (84) is een slechtziende, demente bewoonster van de psychogeriatrische afdeling. Ze wil steeds naar het toilet. Daar gebeurt de meeste keren echter weinig, omdat ze niet meer weet dat ze moet plassen. Mevrouw raakt er duidelijk van in de war. Het is eigenlijk zinloos om iedere keer op haar vraag in te gaan. Haar familie heeft grote moeite met de situatie en wil dat je doorgaat met haar naar het toilet brengen.
12
Ondersteuning bij de implementatie van de handleiding voor verzorgenden
Casus 5 De heer Van Zijl De heer Van Zijl (54 jaar) wordt opgenomen op een somatische afdeling van het verpleeghuis. Hij heeft multiple sclerose en is jaren door zijn vrouw verzorgd, met hulp van de thuiszorg. Het echtpaar heeft geen kinderen. Mevrouw is een paar maanden geleden plotseling overleden. Meneer zit in een rolstoel en kan zichzelf niet verzorgen. Zijn ziekte is de laatste tijd verergerd en hij is ook incontinent van urine geworden.
Opdracht 2
Stellingen
Bij het beoordelen van een situatie spelen – naast vakkennis – ook persoonlijke opvattingen, gevoelens en verwachtingen een rol. Het is nodig je hiervan bewust te zijn. Een discussie met teamgenoten kan daarbij helpen. Maak een keuze uit de volgende stellingen: • Er is al voldoende aandacht voor zorg bij de toiletgang en incontinentie: met verpleegtechnische handelingen, zoals het toedienen van medicijnen worden veel meer fouten gemaakt. • Door de Observatielijst toiletgang en het Dagboek toiletgang komen er extra administratieve taken bij. Die tijd komt niet ten goede aan de cliënt. • Door te werken met toiletrondes houd je geen rekening met individuele behoeftes van de cliënt. • Als je familie vraagt te helpen bij de toiletgang, falen wij als verzorgenden.
Demente cliënten met incontinentie: aanmoedigen helpt! Cliënten die niet meer uit zichzelf naar het toilet gaan of het toilet slecht kunnen vinden moeten iedere drie à vier uur gevraagd worden of zij naar het toilet willen. Wanneer de cliënt nee zegt, kan het helpen de vraag na een paar minuten nog eens te herhalen. De cliënt kan dan wel aandrang voelen of juist aandrang voelen doordat de vraag net gesteld is. Uit onderzoek is gebleken dat dit bij een groot deel van de cliënten met een licht dementiesyndroom zo werkt.
Lesbrief Zorg bij de toiletgang en incontinentie
13
3
Samenwerken als team en met anderen Doel van dit hoofdstuk: • Verzorgenden werken samen aan een teamvisie. • Verzorgenden werken samen met andere disciplines. • Verzorgenden maken teamafspraken over de zorg. • Verzorgenden leren op te komen voor randvoorwaarden.
3.1 Samenwerken vanuit een gedeelde visie Goede zorg rondom de toiletgang is niet mogelijk zonder samenwerking met de collega’s uit je team, met de andere disciplines in je verpleeg- of verzorgingshuis en met de familie. Als team is het belangrijk vanuit een duidelijke visie te handelen. Zonder een gezamenlijk onderschreven visie doet iedereen wat hem of haar goeddunkt. De één brengt cliënten voor het slapen gaan altijd naar het toilet, de ander niet. Je collega grijpt snel naar incontinentiemateriaal terwijl jij er juist naar streeft cliënten zolang mogelijk naar het toilet te laten gaan. De opdrachten in dit hoofdstuk helpen bij het vaststellen van een teamvisie en bij het uitwerken van deze visie in afspraken of een gedragscode.
‘Zuster, mag ik even’
[Fragmenten uit een Notitie van West-Friese Zorggroep De Omring]
De toiletronden De toiletronden op de verpleegafdelingen vinden hun oorsprong in het taakgericht denken. Met het verlaten van functionele verpleging en de overgang naar teamverpleging dient dit taakgericht denken opgeheven te worden. Dit houdt in, dat een bewoner niet getraind wordt om naar het toilet te gaan als de verpleging dat uit komt, maar dat ieder bewoner individueel tegemoet getreden wordt bij de vraag voor hulp naar het toilet op welk tijdstip dan ook. Voor een psychogeriatrische bewoner geldt, dat de verpleging aan de hand van kennis en observatie inschat wanneer een bewoner vermoedelijk naar het toilet moet. Aangezien het hier gaat om een primaire
14
levensfunctie duldt die vraag geen uitstel. Zeker niet als men bedenkt dat veel bewoners kampen met een afnemend vermogen tot regulatie van de uitscheidingsfuncties.
1 Gedragscode met betrekking tot de hulpvraag voor een toiletbezoek a De verplegende/verzorgende/activiteitenbegeleider stelt in de zorgverlening de vraag om hulp bij de toiletgang van een bewoner op de eerste plaats te zetten. b De verplegende/verzorgende helpt iedere bewoner die acuut behoefte heeft aan hulp bij de toiletgang. Voor de activiteitenbegeleider
Ondersteuning bij de implementatie van de handleiding voor verzorgenden
Opdracht 3
Werken aan een teamvisie
Beantwoord met elkaar de volgende vragen 1 Hoe komen we achter de individuele wensen en gewoontes van de cliënt en hoe leggen we die vast? 2 Welke behoefte aan privacy hebben onze cliënten? 3 Hoe betrekken we andere disciplines bij een goede toiletgang, welke afspraken maken we met activiteitenbegeleiding, voedingsassistentes, etc. 4 Welke afspraken hebben we over het verschonen van cliënten? Zijn de cliënten tevreden over deze afspraken? 5 Denk terug aan je afgelopen werkweek. Heb je wel eens tegen een cliënt die naar het toilet wilde gezegd: ‘Ik kom zo?’ Waarom kon je niet meteen komen? Bespreek met elkaar of er zaken zijn die écht belangrijker zijn dan iemand naar het toilet helpen en welke die dan zijn. 6 Welke rol heeft de familie in de zorg rondom de toiletgang? Vorm een teamvisie De antwoorden op bovenstaande vragen (1 t/m 6) zijn bouwstenen voor een teamvisie. Probeer de antwoorden om te vormen tot een aandachtspunt in je visie. Bijvoorbeeld: welke behoefte aan privacy hebben onze cliënten? Mogelijke antwoorden (beide antwoorden zijn van toepassing): a Onze cliënten willen niet dat je bij ze blijft tijdens het toiletbezoek. b Onze cliënten willen zoveel mogelijk geholpen worden door iemand van hetzelfde geslacht. Mogelijke punten voor de visie: a We wachten buiten het toilet. b In de planning houden we er zoveel mogelijk rekening mee dat er zowel mannelijk als vrouwelijke personeel aanwezig is.
geldt: voor zover de kennis en vaardigheden dit toelaten. c De verplegende/verzorgende/activiteitenbegeleider helpt op een zodanige wijze dat de privacy en integriteit van de bewoner niet geschonden worden. d De verplegende/verzorgende/activiteitenbegeleider onthoudt zich van iedere vorm van machtsmisbruik tegenover de bewoner. [...] Tussendoor Om – met name in het eerste deel van de ochtend – de verschillende vragen voor hulp bij het toilet snel te kunnen beantwoorden, wordt een teamlid aangewezen om als eerste te handelen. Dit betekent, dat het aangewezen teamlid
niet ingezet kan worden bij de verzorging of verpleging van een zware beweging waardoor zij niet weg kan. De overige teamleden kunnen hun werkzaamheden met minder storingen voortzetten hetgeen de kwaliteit ten goede komt. Wachttijden Ongewild ontstaan er wachttijden met name op het tijdstip dat de therapieën en activiteiten zijn beëindigd en voordat de middagmaaltijd aanvangt. Veel bewoners willen dan naar het toilet. Dit wetende, worden op de afdeling alle medewerkers ingezet en worden alle beschikbare toiletruimtes gebruikt om wachten en rijvorming tot een absoluut minimum te beperken. [...]
Lesbrief Zorg bij de toiletgang en incontinentie
15
3.2 Werken aan verbeterpunten Het ABCD-schema, een hulpmiddel bij afspraken Met elkaar kritisch kijken naar hoe het gaat op de afdeling, helpt om te werken aan verbetering. Een handig hulpmiddel om afspraken te maken over hoe het anders of beter kan is het ABCD-schema. Hieronder zie je een voorbeeld.
A Huidige situatie wat loopt niet goed?
B Gewenste situatie
Voor de lunch staan 1 Betere spreiding er veel cliënten te van toiletbezoek wachten bij het aan het eind van toilet. Regelmatig de ochtend gebeuren er ongelukjes vanwege lange wachttijden.
2 Extra toilet op de afdeling
Opdracht 4
C Wat moeten we doen?
D Wie doet het?
1a Met individuele cliënten worden afspraken gemaakt om eerder naar het toilet te gaan. 1b Aan de activiteitenbegeleiding wordt gevraagd om ook tijdens de ochtendactiviteit een beroep te doen op de verzorging als er hulp nodig is bij de toiletgang.
1a Dagelijks afspreken
2 Punt aankaarten bij locatiehoofd en eventueel cliëntenraad
1b Teamleider overlegt met activiteitenbegeleiding
2 Teamleider
Werken aan teamafspraken over zorg bij de toiletgang
Bespreek met elkaar wat nu niet goed loopt in de zorg bij de toiletgang op jullie afdeling. Cliënten en/of familieleden kunnen hier ook hun steentje aan bijdragen. Vraag hen ook naar verbeterpunten. Vul met elkaar het ABCD-schema in op een flap.
3.3
Samenwerken met andere disciplines
Rond de zorg bij de toiletgang zijn verschillende disciplines betrokken. Samen werking en afstemming zijn belangrijk. Hieronder worden de belangrijkste disciplines en hun rol besproken.
16
Ondersteuning bij de implementatie van de handleiding voor verzorgenden
Arts De huisarts, verpleeghuisarts of incontinentieverpleegkundige moet de diagnose incontinentie stellen. Verzorgenden hebben een belangrijke signalerende rol. Daarom is het nodig om goed met elkaar samen te werken. Daardoor kan de arts of incontinentieverpleegkundige eerder de juiste diagnose stellen en krijgt de cliënt sneller een adequate behandeling. Aandachtsvelder incontinentie De ‘aandachtsvelder incontinentie’ is de spin in het web van de incontinentiezorg. Vaak is dit een Eerst Verantwoordelijke Verzorgende (EVV-er) die een speciale training heeft gevolgd. Zij heeft alle kennis in huis om goede adviezen te geven. Bijvoorbeeld over de juiste aanpak en productkeuze. Ergotherapeut Ergotherapie is erop gericht dat cliënten activiteiten in hun dagelijks leven zo zelfstandig mogelijk kunnen uitvoeren. De ergotherapeut kijkt welke knelpunten er zijn en hoe deze opgelost kunnen worden. Kunnen handelingen eenvoudiger worden uitgevoerd? Of zijn hulpmiddelen nodig? Een ergotherapeut kan bijvoorbeeld adviseren over aangepaste kleding of over de toegankelijkheid van de toiletten in de instelling. Fysiotherapeut De fysiotherapeut verzorgt bij stressincontinentie trainingen van de bekkenbodemspieren en blaastraining bij urge-incontinentie. Wanneer een cliënt moeite heeft het toilet te halen doordat hij minder goed kan lopen, kan een fysiotherapeut looptraining geven.
3.4
Samen met de familie
‘Sinds mijn vader twee maanden geleden ’s nachts uit bed is gevallen, is hij soms behoorlijk in de war. Als ik op bezoek kom, merk ik steeds vaker dat er een urinelucht om hem heen hangt. Ik durf er met hem niet goed over te beginnen: hij was altijd heel schoon op zichzelf. Ik vraag me af of de verzorging het wel in de gaten heeft. Er moet toch iets aan te doen zijn?’ Familieleden van incontinente cliënten kunnen gevoelens van hopeloosheid, schaamte, frustratie en boosheid hebben. Deze kunnen leiden tot kritiek op de verzorging. Krijgt mijn partner of ouder wel écht de zorg die nodig is? Hoe komt het dat hij ineens zijn plas of ontlasting niet meer kan ophouden? Meestal is de ergste kou uit de lucht, als je de familie of mantelzorger (of wettelijk vertegenwoordiger) goed informeert. Maak duidelijk dat zorg bij de toiletgang voor jullie een serieuze zaak is. De familie kan jou informeren over de gewoontes van een cliënt als die het zelf niet meer kan vertellen. Geef aan dat je graag gebruik maakt van tips en aanwijzingen die de familie heeft.
Lesbrief Zorg bij de toiletgang en incontinentie
17
3.5 Randvoorwaarden
Functionele incontinentie is in veel gevallen te voorkomen. De oorzaken kunnen per cliënt verschillen. De ene cliënt haalt het toilet niet omdat de toiletdeur te weinig opvalt tussen de andere deuren in de gang. Een andere cliënt heeft vooral ongelukjes als er veel broeders werken: ze wil het liefst door een vrouw worden geholpen en vraagt te laat hulp. Tot nu is vooral behandeld hoe verzorgenden hun cliënten kunnen ondersteunen. Voor goede zorg bij de toiletgang moet de organisatie echter ook randvoorwaarden scheppen. Bijvoorbeeld door te zorgen voor: • Bordjes, pijlen en symbolen die de weg naar het toilet aangeven. • Goede (nacht-) verlichting op de kamers en in de gangen. • Handgrepen in de gangen en op het toilet. • Voorzieningen voor de privacy. • Voldoende hulpmiddelen, zoals postoelen, papagaaien. • Voldoende geschoold personeel en scholing, etc. Het kan lastig zijn om een probleem bij het management aan te kaarten. De volgende opdracht helpt stap voor stap te bedenken wat je moet doen.
Opdracht 5
Obstakels aankaarten bij management en cliëntenraad
Zijn er meer cliënten die klagen over slechte verlichting? Zijn er meer cliënten die lastig met hun rollator de te krappe huiskamer uitkomen op weg naar het toilet? Krijgen cliënten vanwege de krappe bezetting in de avonddienst om 17.00 uur hun incontinentiemateriaal voor de nacht al om? Zet als team de volgende stappen: • Onderzoek met elkaar en indien mogelijk met de cliënten of er op jullie afdeling meer van dergelijke ‘drempels’ zijn. • Bedenk met elkaar een goede oplossing en betrek cliënten daarbij. • Vraag je manager wie de aangewezen persoon of afdeling is om dit probleem op te lossen. • Spreek met elkaar en je manager af wie dit probleem gaat aankaarten. • Zoek steun bij de cliëntenraad voor de oplossing van het probleem. Verzorgende Joke: De sloten op onze toiletdeuren waren voor veel cliënten onhandig. Vanwege hun privacy wilden ze geen van allen de deur open laten. Regelmatig troffen we cliënten aan, friemelend aan het slot en inmiddels al met een natte broek. De technische dienst beloofde keer op keer er iets aan te doen, maar steeds hadden ze andere dingen te doen. Ik denk dat ze het belang er niet voldoende van zagen. Toevallig kwam het ter sprake met een familielid van één van onze cliënten. Hij heeft het punt bij de locatiemanager aangekaart en binnen twee weken hadden we betere sloten èn een gordijn aan de binnenkant van de toiletdeur, voor mensen die toch de deur open wilden laten maar niet gelijk te kijk wilden zitten.
18
Ondersteuning bij de implementatie van de handleiding voor verzorgenden
Opdracht 6
Quiz ‘De beste aanpak’
Tot slot nog een quiz. Die helpt een team om het gebruik van de handreiking onder de knie te krijgen. Hierbij extra aandacht voor de communicatievaardigheden. Hoe communiceer je over problemen bij de toiletgang en incontinentiezorg? En met wie? Hoe ga je om met veranderingen in de situatie en de wensen van een cliënt? In de quiz worden praktijkvoorbeelden geschetst, met daarbij een vraag over de situatie en/of aanpak. Bij elke vraag zijn drie mogelijke antwoorden gegeven. Gebruik de test om met je collega’s in gesprek te gaan over de beste aanpak. De antwoorden vind je in bijlage III. Vraag 1 De heer Postman De heer Postman (73) woont al enkele jaren in het woonzorgcentrum. Hij heeft ernstige artrose waardoor hij heel moeilijk loopt. Hij is al eens geopereerd aan een gebroken heup. Bovendien heeft hij moeite met zijn knopen en ritssluiting. Hij moet vaak naar het toilet, maar kan dat niet zonder hulp. Het is de laatste weken heel druk op de afdeling; veel zieken en veel ‘zware’ cliënten. Toch wil je voorkomen dat meneer incontinent wordt. Hoe pak je dit aan als team? a De teamleider gaat naar de locatiemanager om het probleem onder haar aandacht te brengen. Misschien kan er een uitzendkracht worden ingezet, zodat er meer tijd is om cliënten naar het toilet te brengen. b In overleg met meneer besluit het team de familie te vragen om aangepaste kleding. Daarnaast wordt de ergotherapeut ingeschakeld. c Het team besluit een Observatielijst incontinentie bij te houden om de problemen van meneer goed in kaart te brengen. Vraag 2 Mevrouw Kwaadvlieg Mevrouw Kwaadvlieg (76) is pas opgenomen op de afdeling psychogeriatrie. Ze is dement, met heldere momenten. Ze is continent, maar heeft een grote stuitwond. Omdat ze heel slecht ter been is, brengt de verzorging haar met de tillift naar het toilet. Bij elke toiletgang gaat de wond bloeden. De arts heeft besloten dat de wond eerst moet genezen voor mevrouw weer met de tillift naar het toilet mag. Ze moet zolang maar incontinentiemateriaal gebruiken. De familie protesteert. Het probleem wordt in het teamoverleg besproken. Wat doe je? a Het team wil de continentie in stand houden. Mevrouw moet daarvoor toch naar het toilet. Met de arts worden afspraken gemaakt over de wondverzor- ging die het gebruik van de tillift ‘doorstaat’. De afspraken worden opgenomen in het zorgleefplan. b Je verwijst de familie door naar de arts. Het moet wel duidelijk zijn dat jullie hier geen schuld in hebben. c De teamleider vraagt aan de aandachtsvelder incontinentie-advies over het beste incontinentiemateriaal.
Lesbrief Zorg bij de toiletgang en incontinentie
19
Vraag 3 Te weinig postoelen Op de afdeling zijn te weinig postoelen, bovendien zijn ze verouderd. Sommige hebben slechte remmen en alle stoelen rijden stroef. De technische dienst repareert ze af en toe, maar al snel is alles weer bij het oude. Jullie zijn vaak teveel tijd kwijt met zoeken waar de postoel staat. Eigenlijk hebben jullie het idee dat met meer en betere postoelen, veel meer cliënten ’s nachts zonder incontinentiemateriaal zouden kunnen. Wat doe je als team? a Er valt niks aan te doen. Nieuwe bezuinigingen zijn aangekondigd. b Jullie maken een lijstje van alle cliënten die ’s nachts met een postoel geholpen zouden zijn. Daarnaast maak je een lijstje met wat er mankeert aan de postoelen. Dit lijstje geef je aan je afdelingshoofd met de vraag om een snelle oplossing. Als het hoofd niets kan bereiken, schakelt ze de cliëntenraad in. c Jullie laten het jaarlijkse personeelsuitje voorbij gaan en besteden het geld aan het kopen van een twee nieuwe postoelen. Vraag 4 De heer De Vries De heer De Vries is 66 jaar. Hij heeft Parkinson en heeft veel problemen met opstaan en lopen. Hij is tijdelijk in het verpleeghuis opgenomen omdat zijn vrouw, die hem thuis verzorgt, twee weken met een vriendin op vakantie is. Hij is helemaal gewend aan haar hulp. In het verpleeghuis gaat het duidelijk anders. Meneer heeft een paar keer geprobeerd om zelf naar het toilet te gaan, maar het lopen ging moeizaam en het losmaken van de broek lukte hem niet. Hij vindt het bovendien vervelend dat elke verzorgende hem op haar eigen manier helpt. Wat doet het team? a Het team besluit om de incontinentieverpleegkundige in te schakelen voor het juiste incontinentiemateriaal. b De heer De Vries mag twee joggingbroeken lenen van zijn kamergenoot. Dat is hopelijk een goede oplossing voor de twee weken dat hij hier is. c Samen met de heer De Vries wordt gekeken naar de juiste aanpak van zijn problemen. Deze aanpak wordt in het zorgleefplan genoteerd. Vraag 5 Mevrouw Roosendal Mevrouw Roosendal (77) woont in een woonzorgproject voor dementerende ouderen. In haar appartement is een toilet. De laatste tijd valt het de verzorging op dat het in het appartement naar urine ruikt. Overdag lijkt er niets aan de hand. De nachtdienst zal extra opletten. Na enkele nachten vindt de verzorgende mevrouw in onrustige toestand. Ze zoekt het toilet en wil uit nood in de hoek van de kamer urineren. De familie reageert geschokt. Het probleem wordt in het teamoverleg besproken. Wat doe je als team? a De nachtdienst zal mevrouw ’s nachts een keer naar het toilet begeleiden. b Het team besluit de arts te raadplegen om de juiste diagnose te stellen. Daarna wordt in overleg met de arts, de cliënt en haar familie een aanpak vastgesteld. De afspraken worden vastgelegd in het zorgleefplan. c Het team besluit de familie gerust te stellen, want dit probleem komt veel voor bij dementerenden.
20
Ondersteuning bij de implementatie van de handleiding voor verzorgenden
B
Bijlage I Observatielijst toiletgang Naam cliënt . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Datum observatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Mobiliteit Cliënt loopt met loophulpmiddel naar toilet Welk loophulpmiddel? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Cliënt gebruikt po-stoel naast het bed Welke hulpmiddelen verder nodig? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Cliënt gebruikt de po in het bed Cliënt heeft hulp nodig van verpleging bij toiletgang Welke hulp nodig? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Opmerkingen mobiliteit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Handfunctie Cliënt kan knoop broek opendoen en rest kleding zelf uittrekken Cliënt kan toiletdeur open en dichtdoen Opmerkingen handfunctie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Gezichtsvermogen Cliënt kan de weg naar het toilet zien Psychische vermogens & welzijn cliënt Cliënt voelt aandrang Cliënt kan toilet vinden Cliënt is angstig Cliënt is nerveus Cliënt is depressief Opmerkingen welzijn cliënt . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Ja Nee
Soms
q
q
q
q
q
q
q q
q q
q q
q q
q q
q q
q
q
q
q q q q q
q q q q q
q q q q q
Lesbrief Zorg bij de toiletgang en incontinentie
21
B
Bijlage II Dagboek toiletgang (voor 24 uur)
Naam cliënt . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Datum observatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Vermeld tijd en kruis aan: X = weinig X X = normaal X X X = veel Tijd
Urine: po/toilet
Ontlasting: po/toilet
Vermeld tijd en kruis aan met X : Tijd
Verband is geheel verzadigd van urine
Verband is gedeeltelijk verzadigd van urine
Ontlasting in verband (ook alleen veeg!)
Kleding/ bed nat
Opmerkingen/ bijzonderheden van cliënt rond toiletgang 1 Veranderingen in gedrag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ................................................................ 2 Bijkomende klachten (koorts, pijn enz.). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ................................................................
22
Ondersteuning bij de implementatie van de handleiding voor verzorgenden
B
Bijlage III Antwoordsuggesties bij opdracht 1 en 6 Opdracht 1
Casus 1
[Functionele incontinentie of niet? Hoe aanpakken?]
Mevrouw Cats
Of hier sprake is van functionele incontinentie kun je nog niet weten. Je weet ten slotte nog niet of je vermoeden klopt dat mevrouw incontinent is. Aanpak: Probleem met haar proberen te bespreken. De Observatielijst toiletgang kan hier een hulpmiddel bij zijn. Loopt mevrouw de laatste tijd slechter? Heeft ze moeite met haar kleding? Zo nodig de arts inschakelen.
Casus 2 Mevrouw Weber Er is misschien iets te snel overgegaan op het gebruik van incontinentiemateriaal. Met behulp van de Observatielijst toiletgang kan worden gekeken of hier sprake is van functionele incontinentie: • Kan mevrouw de toilet niet vinden en is betere verlichting mogelijk? • Gebruikt mevrouw sinds kort slaapmedicatie waardoor ze zich niet bewust is dat ze moet plassen? • Is mevrouw minder mobiel waardoor ze lastig uit bed komt en dan te laat is voor het toilet? Zijn een papagaai en een postoel een oplossing?
Casus 3 De heer Bos Door de reuma van de heer Bos kan er sprake zijn van functionele incontinentie: misschien haalt hij het toilet niet op tijd omdat hij niet snel genoeg kan opstaan en lopen of heeft hij moeite met zijn knopen? Aanpak: een gesprek hierover voeren met meneer Bos. Aan welke oorzaak denkt hij zelf? Als hij het niet weet, observeer de heer Bos dan een aantal dagen met behulp van de Observatielijst toiletgang. Bespreek met hem een passende aanpak. Schakel bij onduidelijkheid een arts in.
Casus 4 Mevrouw Jongkind Aanpak: Uit onderzoek is gebleken dat het helpt om mensen met lichte dementie herhaaldelijk aan de toiletgang te herinneren. Bespreken in het team. De arts inschakelen om de juiste diagnose en aanpak vast te stellen. Werkafspraken in overleg met de familie maken. Intussen mevrouw op regelmatige tijden naar het toilet brengen.
Lesbrief Zorg bij de toiletgang en incontinentie
23
Casus 5 De heer Van Zijl Incontinentie van urine en ontlasting komen vaak voor bij chronische neurologische aandoeningen zoals MS. Door de stress van het overlijden van zijn vrouw en de verhuizing is dit misschien eerder ontstaan. Hier is dus waarschijnlijk geen sprake van functionele incontinentie. Aanpak: Arts inschakelen. Met cliënt, arts en team afspraken maken over de juiste aanpak en deze vastleggen in het zorgleefplan. Meneer met begrip benaderen.
Opdracht 6 [Quiz ‘De beste aanpak’] 1b De problemen ontstaan door de lichamelijke beperkingen van meneer en zijn op te lossen door praktische aanpassingen. 2a Het behoud van de continentie staat voorop. 3b Neem het probleem serieus. Jullie kunnen zo niet goed werken. Schakel iedereen in die hier een verantwoordelijkheid in heeft (technische dienst en locatiemanager). Vraag de cliëntenraad om steun. 4c In overleg met de heer De Vries moeten heldere afspraken worden gemaakt over de beste aanpak. 5a Eerste keus. Raadpleeg de arts wanneer deze oplossing na een paar nachten niet blijkt te werken (5B).
24
Ondersteuning bij de implementatie van de handleiding voor verzorgenden