Enquête Burgerinitiatieven
Resultaten en analyse Naam student: Daan Dictus Studentnummer: 3175758 Studie: MA Politiek en Maatschappij in historisch perspectief Docentbegeleider: prof. dr. Tine de Moor Stagebegeleider: Daniëlle Harkes, manager Aedes‐Actiz Kenniscentrum Wonen‐Zorg Datum: 07‐06‐2013
Inhoudsopgave Inleiding 1. Algemene gegevens 2.1 Resultaten 2.2 Analyse 2. Betrokkenheid en participatie 2.1 Invloedgebieden leden 2.2 Participatieniveau 3. Relatie met de (lokale) overheid 3.1 Resultaten 3.2 Analyse 4. Zorg‐ en dienstverlening 4.1 Dienstenaanbod 4.2 Relatie met professionele organisaties 4.3 Omgang met wet‐/regelgeving
2
p. 3
p. 4 p. 4 p. 6
p. 9 p. 9 p.10
p.13 p.13 p.15
p.17 p.17 p.19 p.21
Inleiding In de huidige samenleving ontspringen steeds meer initiatieven van burgers die besluiten om het heft in eigen hand te nemen. Deze beweging van burgerinitiatieven groeit en wint aan kracht. Echter ontbreekt er een duidelijk overzicht van wat voor soort initiatieven er ontstaan en waar deze zich bevinden. Voordat ik aan de ontwikkeling van mijn enquête begon ben ik daarom gestart met een brede inventarisatie van burgerinitiatieven. Vanuit mijn stage heb ik mij voornamelijk gefocust op initiatieven die zich richten op zorg en welzijn. Ik ben begonnen met een brede inventarisatie en heb deze steeds verder ingekaderd naar een uiteindelijke verzendlijst van 30 senioreninitiatieven die zich bezighouden met zorg en welzijn voor ouderen. Ik heb hierbij gekozen voor organisaties die al werkzaam en uitvoerend zijn en de prille opstartfase reeds achter zich gelaten hebben. Voor deze uiteindelijke verzendlijst en inventarisatie heb ik zoveel mogelijk geprobeerd om persoonlijke contactgegevens van actieve burgers binnen de organisatie te verkrijgen. Door een meer persoonlijke benadering hoopte ik het aantal respondenten te bevorderen. Uiteindelijk is het bij 3 initiatieven helaas niet gelukt om persoonlijke contactgegevens te achterhalen. De verstuurde enquête bestond uit 46 vragen die grotendeels in de vorm van een stelling geformuleerd zijn. De geënquêteerde kon aangeven in hoeverre hij/zij het met een stelling eens was via vijf antwoordmogelijkheden: helemaal mee oneens, mee oneens, neutraal, mee eens, helemaal mee eens. Er is gekozen voor deze vorm om het invulgemak te vergroten en om de resultaten te kunnen vergelijken. Bij iedere vraag is een open tekstvak toegevoegd, zodat er ruimte is voor eventuele extra opmerkingen. Omdat wellicht niet alle stellingen van toepassing zijn op alle initiatieven was ook ‘niet van toepassing’ een antwoordmogelijkheid bij de stellingen. De vragen zijn opgesteld rondom drie hoofdonderwerpen, maar allereerst werden de geënquêteerden gevraagd om de gegevens van het burgerinitiatief in te vullen zoals het oprichtingsjaar en de juridische vorm. Het eerste onderwerp wat aangesneden werd, is de betrokkenheid en participatie van leden. Hierbij is onder andere gevraagd naar de invloedsgebieden van leden. Verder zijn er stellingen geformuleerd die betrekking hebben op het participatieniveau en de interne hiërarchie binnen de organisatie. Het tweede gedeelte van de enquête gaat in op de relatie met de (lokale) overheid. Dit onderwerp werd in de voorbereiding van de enquête door verschillende initiatieven aangekaart als interessant om te onderzoeken. Daarnaast bleek bij verschillende het congres Lokale Kracht dat nieuwe initiatieven veel vragen hebben over de verhouding met het lokale bestuur. Het derde hoofdonderwerp is het niveau van de zorg‐ en dienstverlening van de burgerinitiatieven. Als eerste vraag is hier gesteld welke diensten nu aangeboden worden en vervolgens is er gekeken naar welke diensten ze in de toekomst graag nog meer zouden willen aanbieden. Verder zijn er vragen geformuleerd rondom de subonderwerpen relatie met professionele organisaties en omgang met wet‐ en regelgeving . De enquête is op 10 april verstuurd en de resultaten zijn op 1 mei 2013 verzameld. Dit document geeft de resultaten weer en zal op enkele opvallende aspecten dieper ingaan. Een algemene conclusie is niet toegevoegd. Deze is opgenomen in de tekst of komt naar voren in mijn afstudeerscriptie.
3
1. Algemene gegevens Enquête verstuurd op: Gegevens verzameld op: Aantal verzonden enquêtes: Aantal beantwoorde enquêtes: Respons in procenten: 1.1 Resultaten 1. Functie respondenten: 2. Oprichtingsjaar: 3. Provincie
10‐04‐2013 01‐05‐2013 30 24 80%
54,1% Voorzitter (13) 16,7% Secretaris (4) 12,5% Lid initiatief groep/initiatiefnemer (3) 8,3% Projectleider/adviseur (2) 4,2% Gemeenteambtenaar (1) 4,2% Vrijwilliger (1)
12,5% 25,0% 12,5% 12,5% 8,3% 4,2% 4,2% 4,2% 8,3% 4,2% 4,2%
2013 (3) 2012 (6) 2011 (3) 2010 (3) 2009 (2) 2008 (1) 2007 (1) 2006 (1) 2005 (2) 2004 (1) 1978 (1)
45,8% 8,3% 8,3% 8,3% 4,2% 4,2% 4,2% 16,7%
Noord‐Brabant (11) Limburg (2) Utrecht (2) Groningen (2) Zuid‐Holland (1) Gelderland (1) Noord Holland (1) Niet ingevuld
4. Aantal leden/participanten 2013: 5. Voorwaarden om lid te kunnen worden:
29,2% Minder dan 50 (7) 16,7% 50 – 100 (4) 4,2% 100 – 150 (1) 8,3% 150 – 200 (2) 4,2% 200 – 250 (1) 29,2% Meer dan 250 (7) 8,3% Niet van toepassing (2) 47,8% Ja (11) 52,2% Nee (12)
4
6. Juridische vorm: 1 40,0% Coöperatie (10) 24.0% Stichting (6) 12,0% Vereniging (3) 24,0% Anders (6), waarvan: 12,0% Nog niet bepaald 8,0% Divers (2)2 4.0% Werkgroep (1)
7. Doelgroepen geënquêteerde burgerinitiatieven:
1
In dit antwoord en het bijbehorende diagram zijn 25 initiatieven opgenomen. Na de verzameling van de gegevens op 1 mei 2013 heeft nog één initiatief de enquête beantwoord. Deze gegevens zijn enkel bij deze vraag verwerkt doordat het diagram na 1 mei 2013 samengesteld is. 2 Initiatieven geven aan diverse juridische vormen te hebben doordat ze met verschillende pilots werken of per kern anders georganiseerd zijn.
5
1.2 Analyse Geënquêteerden Van de 24 respondenten bekleden 13 de functie van voorzitter 4 die van secretaris en 3 zijn initiatiefnemer of lid van de initiatiefgroep De enquête is slechts door 1 vrijwilliger ingevuld en de overige 3 respondenten zijn projectleider, adviseur en gemeenteambtenaar. Uit deze gegevens blijkt dat het merendeel van de respondenten bestuursleden zijn van de geënquêteerde burgerinitiatieven. Zij zullen wellicht een andere visie op hun eigen burgerinitiatief hebben dan de vrijwilligers en/of leden. Daarnaast kan het zo zijn dat ze sommige aspecten wellicht positiever inschatten of weergeven dan dat ze in werkelijkheid zijn doordat ze graag een succesvol beeld van de organisatie schetsen. Hier kan tegenin gebracht worden dat bestuursleden betere kennis hebben over bepaalde kwesties waar het burgerinitiatief mee te maken heeft. Doordat zij onder andere verantwoordelijk zijn voor de externe communicatie zal hun beeld van de relatie met de lokale overheid en professionele organisaties en de omgang met wet‐ en regelgeving hoogstwaarschijnlijk beter, breder en waardevoller zijn dan dat van leden. Oprichting Kijkend naar de oprichtingsjaren groeit de beweging van burgerinitiatieven. Van de geënquêteerde organisaties is 70,8 procent in de afgelopen 5 jaar opgericht, met een piek (25,0 procent) in 2012. In de eerste inventarisatie stonden meer initiatieven uit 2013, maar deze waren vaak nog in de prille oprichtingsfase, waardoor de enquête voor hen wellicht te vroeg gekomen zou zijn. De enquête is in april 2013 verstuurd en gezien de huidige tendens is het mogelijk dat het aantal burgerinitiatieven dat opgericht is/wordt in 2013 aanzienlijk hoger ligt dan het aantal uit 2012. Er is dus een stijgende lijn te zien in het aantal burgerinitiatieven die betrekking hebben op welzijn en zorg. Opvallend is dat er één burgerinitiatief aangegeven heeft in 1978 opgericht te zijn. Dit is de Stichting Samen Verder in Culemborg die is opgericht om ‘de contacten van ouderen en minder validen met hun omgeving te bevorderen en te onderhouden’. Inmiddels heeft de stichting verschillende dienstverleningsprojecten die aanvullend zijn aan de reguliere hulpverlening. Een mooi voorbeeld van een geslaagd burgerinitiatief wat al geruime tijd bestaat en enkel met vrijwilligers werkt. Locatie Kijkend naar de provincies waarin de geënquêteerde burgerinitiatieven zich bevinden valt op dat het merendeel (11, 45,8%) gevestigd is in Noord‐Brabant. De andere provincies blijven bij deze inventarisatie achter qua aantal burgerinitiatieven. Een goed onderbouwde verklaring is hier niet voor te geven. Het zou kunnen dat initiatieven sneller ontstaan als er enkele voorbeelden in de omgeving voorhanden zijn. Daarnaast zou onderzocht kunnen worden hoe de gemeenten in de verschillende delen van het land omgaan met de groeiende beweging van burgerinitiatieven. Ledenaantal Opvallend is dat de twee meest gegeven antwoorden over het aantal leden/participanten degene zijn die het verst uit elkaar liggen. Er worden verschillende redenen genoemd door de inititiatieven die meer dan 250 leden hebben. Deze organisaties: Zijn stichtingen (‘Samen verder’ en ‘Andromeda’)
6
Bestrijken een grotere regio of dichtbevolkt gebied (‘Tot uw dienst’ – 4 dorpen in de gemeente Laarbeek, ‘Zorg&Co’ – Limburg en ‘Stadsdorp Zuid’ – Apollo‐ en Irenebuurt) Beschikken over een goed draaiende dagopvang (‘Zorgcoöperatie Schaijk’ en ‘Seniores Priores’).
Het risico van dergelijke grote organisaties is dat zij het contact met hun leden verliezen waardoor de sociale cohesie niet meer bevorderd wordt door het burgerinitiatief en de collectiviteit op den duur verloren gaat. Bijna de helft van de burgerinitiatieven stelt voorwaarden aan het lidmaatschap van de organisatie. De bekendste voorwaarde is contributieheffing maar er zijn ook initiatieven waar men enkel vanaf een bepaalde leeftijd lid mag worden. Tevens moet men vaak woonachtig in het dorp zijn en bereid zijn om actief deel te nemen. Juridische vorm Het vaakst hebben de geënquêteerde burgerinitiatieven voor de juridische vorm van een coöperatie gekozen, maar ook de stichting blijkt een veel voorkomende vorm. Drie initiatieven zijn een vereniging en drie hebben hun definitieve juridische vorm nog niet bepaald. Het voordeel van coöperaties en verenigingen zijn dat men leden heeft die inspraak hebben op verschillende gebieden van de besluitvorming. Hierdoor creëert het bestuur draagvlak en kunnen ze inspelen op de vraag van de leden bij het bepalen van hun dienstenaanbod. ‘De burger als cliënt is binnen de coöperatie eigenaar van de onderneming.’ Stichtingen hebben geen leden, maar enkel een bestuur wat besluiten neemt en geen verantwoording hoeft af te leggen. Opvallend is dat de geënquêteerde stichtingen (‘Leefbaar Wintelre’, ‘Corgo SOS’, ‘Andromeda’, ‘Samen Verder’, ‘Wiel&Deal’, ‘Dorpsdagvoorziening Grashoek’ en ‘SVH Hilvarenbeek’) veelal burgerinitiatieven die zich niet direct bezig houden met het zelf aanbieden van diensten en zorg. Ze zijn op een andere manier bezig met welzijn, bijvoorbeeld door andere initiatieven te steunen (Leefbaar Wintelre), allochtone vrouwen via een tweedehandswinkel uit hun isolement te halen (Corgo SOS), een laagdrempelige huiskamer of dagvoorziening te organiseren (Andromeda en Grashoek) of belangen behartiging van ouderen (SVH Hilvarenbeek). Dergelijke initiatieven hebben minder belang bij het hebben van leden. Burgerinitiatieven die zich echt op zorg‐/dienstverlening focussen kiezen er dus (vaker) voor om te werken met een juridische vorm waarbij leden een belangrijke factor zijn. Dit is cruciaal voor het bepalen van het aanbod van diensten en zorg en draagvlak/steun in het dorp. Ook kan het hebben van leden van nut zijn in overleg met de gemeente doordat de bestuurders van een coöperatie/vereniging dan een aanzienlijk gedeelte van de bevolking vertegenwoordigen. Doelstellingen Ieder burgerinitiatief heeft haar doelstellingen beknopt beschreven bij de beantwoording van de enquête. Het merendeel van de initiatieven richt zich op de mogelijkheid voor ouderen om langer in het dorp te blijven wonen, enkele grepen uit de beantwoording: ‘Ouderen langer in het dorp laten wonen’, ‘leefbaarheid van de oudere bewoner bevorderen’, ‘oud worden in eigen dorp’, ‘zo lang mogelijk actief, gezond en veilig thuis blijven wonen’, ‘blijven wonen in
7
dorp en blijven participeren in samenleving’, ‘woon‐werkproject senioren en daarbij laatste levensfase zinvol en productief in zelfgekozen gemeenschap doorbrengen’. Ondanks dat deze initiatieven zich voornamelijk op ouderen richtten wordt getracht het gehele dorp/de wijk erbij te betrekken. Er is tenslotte ook een groep nodig waaruit vrijwilligers gerekruteerd worden. Daarnaast kunnen de jongeren op termijn ook profiteren van lidmaatschap. Verscheidene mensen worden lid vanwege het toekomstbeeld. Ze vinden het een prettige gedachte dat, als zij zorgbehoevend zijn, een burgerinitiatief in hun regio voor hen kan zorgen. Andere initiatieven lijken zich breder te oriënteren: ‘sociaal isolement breken’, ‘leefbaarheid vergroten (via bebouwing)’, ‘faciliteren zelfstandige zorgprofessionals voor toegankelijke, betaalbare zorg voor maatschappij’, ‘optimaliseren zelfredzaamheid en onderlinge hulp dorp en daardoor verhoging welzijn’, , ‘netwerk bouwen van verantwoordelijkheid voor elkaar’, ‘behartigen collectieve belangen van alle inwoners van vijfenvijftig jaar en ouder’, ‘laagdrempelige huiskamer’, ‘met elkaar voor elkaar, afgestemd op de buurt (buiten de bureaucratische kanalen)’, ‘bemiddeling tussen zorgvragen en hulpverlener en dienstverlening’, ‘wonen met zicht op elkaar’, ‘studenten met beperking zo gewoon mogelijk studentenleven laten leiden’, ‘duurdere zorg vooruitschuiven door tijdige signalering’. Opvallend hierbij is dat ook de initiatieven die zich niet richten op het direct aanbieden van zorg/welzijnsvoorzieningen bezig zijn met een verandering in de maatschappij. Ook zij willen het welzijn verhogen en de zorg betaalbaar houden/maken, zij het op een andere (ondersteunende) manier. Zij proberen daarnaast de nieuwe invulling van zorg vorm te geven door de solidariteit te versterken. Doelgroep Zoals verwacht is de grootste doelgroep van de burgerinitiatieven zelfstandig wonende ouderen (75,0%) en volgen daarna de matig zorgbehoevend ouderen (58,3%). Slechts bij een kwart van de initiatieven is er op dit moment ruimte voor de zwaar zorgbehoevende ouderen, wat kan duiden op prille initiatieven of moeilijkheden bij het aanbieden van professionele zorg. Drie initiatieven geven aan in de toekomst plannen te hebben om ook ‘zware zorgbehoevenden’ in hun doelgroep op te nemen. Bijna de helft van de burgerinitiatieven zijn er ook voor gehandicapten. Kinderen en jongeren komen minder aan bod, doordat zij de diensten/zorg die de initiatieven aanbieden niet nodig hebben. 37,5 Procent heeft aangegeven zich bezig te houden met ‘iedereen die wil aansluiten bij ons initiatief’ en deze optie komt ook terug in de toegevoegde opmerkingen. Hierbij wordt aangegeven dat men zich richt op het gehele dorp/de wijk en dat daarbij solidariteit en saamhorigheid een belangrijke rol spelen. De burgerinitiatieven willen de leefbaarheid in de gehele regio verbeteren en hopen de sociale cohesie te bevorderen.
8
2. Betrokkenheid en participatie 2.1 Invloedgebieden leden 1. Gebieden waarop leden invloed uit kunnen oefenen:
Toegevoegde gebieden van invloed bij categorie overige: Soort activiteiten, gebruik onroerend goed, bepalen beleid, n.v.t. 2.1.1 Analyse Stichtingen hebben geen leden, hier is het bestuur het hoogste orgaan. De stichtingen hebben deze vraag daarom grotendeels met ‘overige’ beantwoord en als opmerking ‘niet van toepassing’ toegevoegd. Bij verenigingen en coöperaties hebben de leden inspraak via de ledenvergadering. Dit is het hoogte orgaan binnen dergelijke organisaties. Op deze vergaderingen wordt vaak het beleid en toekomst van de organisatie besproken. Leden van de geënquêteerde burgerinitiatieven kunnen voornamelijk invloed uitoefenen op het aanbod van diensten. Dit is van belang doordat de burgerinitiatieven dat goed in kunnen spelen op de vraag vanuit het dorp. Hiermee wordt voorkomen dat men veel tijd en energie schenkt aan de oprichting van een nieuwe dienst, terwijl hier geen behoefte aan blijkt te zijn. Verder zijn ook het kiezen van bestuursleden en de bestemming van het beschikbare budget aspecten waarop de leden invloed hebben. Hiermee beslissen ze mee over de bedrijfsvoering van het initiatief. Het bestuur legt daarnaast verantwoording af aan de ledenvergadering. Ze zijn gekozen door de leden maar worden ook door hen gecontroleerd. In minder gevallen hebben de leden invloed op de aanname van nieuwe leden en de aanname van personeel, deze taken liggen meestal bij het bestuur.
9
2.2 Participatieniveau 1. Binnen onze organisatie draagt iedereen (van gewone leden tot bestuursleden) zijn steentje bij: Helemaal mee oneens 0,0% (0) Mee oneens 4,2% (1) Neutraal 16,7% (4) Mee eens 25,0% (6) Helemaal mee eens 50,0% (12) N.v.t. 4,2% (1) Relevante toegevoegde opmerkingen: Er is een groep kartrekkers, de rest voert diensten voor elkaar uit. De actie ligt vooral bij het bestuur en de onderliggende werkgroepen. Alleen als je kunt 2. Leden van onze organisatie hebben voldoende verantwoordelijkheidsgevoel: Helemaal mee oneens 0,0% (0) Mee oneens 0,0% (0) Neutraal 4,2% (1) Mee eens 37,5% (9) Helemaal mee eens 54,2% (13) N.v.t. 4,2% (1) 3. Mochten er leden zijn die niet bijdragen/participeren dan kunnen zij hierop aangesproken worden: Helemaal mee oneens 0,0% (0) Mee oneens 8,3% (2) Neutraal 12,5% (3) Mee eens 33,3% (8) Helemaal mee eens 29,2% (7) N.v.t. 16,7% (4) Relevante toegevoegde opmerkingen: De ledengroep kent elkaar niet direct. Relaties kunnen ontstaan na regelmatige hulpvraag en hulpaanbod 4. Het bestuur heeft goed zicht op het participatieniveau van vrijwilligers en leden: Helemaal mee oneens 4,2% (1) Mee oneens 0,0% (0) Neutraal 8,3% (2) Mee eens 37,5% (9) Helemaal mee eens 41,7% (10) N.v.t. 8,3% (2) Relevante toegevoegde opmerkingen: Ook passief lidmaatschap is participatie Leden komen regelmatig met voorstellen voor nieuwe activiteiten
10
Vooralsnog kost het geen enkele moeite om vrijwilligers te vinden 5. Er is sprake van een zekere interne hiërarchie tussen de leden van onze organisatie: Helemaal mee oneens 20,8% (5) Mee oneens 29,2% (7) Neutraal 25,0% (6) Mee eens 16,7% (4) Helemaal mee eens 0,0% (0) N.v.t. 8,3% (2) Relevante toegevoegde opmerkingen: De vrouwen die langer in actief zijn begeleiden vrouwen die nieuw zijn. Hoewel dit expliciet niet de bedoeling is, treedt dit wel op. Geen formele hiërarchie, maar sommigen voelen zich wat meer dan anderen en sommigen worden hoger inschat als anderen door de rest van de leden 6. Onze organisatie is zo opgebouwd dat eventuele klachten/geschillen snel behandeld kunnen worden: Helemaal mee oneens 4,2% (1) Mee oneens 4,2% (1) Neutraal 4,2% (1) Mee eens 41,7% (10) Helemaal mee eens 29,2% (7) N.v.t. 16,7% (4) Relevante toegevoegde opmerkingen: Er is een aanspreekpunt/vertrouwenspersoon voor het oplossen van geschillen. Ik zou liever een onafhankelijke vertrouwenspersoon hebben 7. Wordt het initiatief regelmatig intern geëvalueerd? Ja 91,7% (22) Nee 8,3% (2) Relevante toegevoegde opmerkingen: Via ledenvergaderingen Zelfreflectie is een vast agendapunt In de startfase is het erg belangrijk om zeer geregeld met elkaar te kijken hoe het gaat, of iedereen meekomt en of het doel nog steeds scherp gedragen is Door onafhankelijke externe onderzoeker 2.1.2 Analyse De stellingen over het participatieniveau zijn erg positief beantwoord. Bij de analyse van de geënquêteerden heb ik al aangegeven dat ik kan komen doordat met name bestuursleden de enquête ingevuld hebben. Uit de opmerkingen is op te maken dat meerdere organisaties kampen met het probleem dat er duidelijke kartrekkers zijn maar dat leden zelf weinig activiteiten verrichten. Dit is een aandachtspunt voor de verschillende burgerinitiatieven.
11
Voor sommige organisaties blijkt het lastig om leden die niet participeren aan te spreken. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat de initiatieven zich richten op een toename van de sociale cohesie en dat samenwerking van belang is. Sociale controle zou als oplossing kunnen dienen in dit geval. Doordat de burgerinitiatieven zich richten op solidariteit en sociale cohesie lijkt een interne hiërarchie niet wenselijk. Toch geven vier organisaties aan dat er bij hen wel sprake is van hiërarchische verhoudingen. Hoewel het wellicht niet de bedoeling is kan het wel optreden. Er is echter ook een initiatief wat bewust gebruikt maakt van interne verhoudingen. Hiërarchie op kennisniveau kan positieve gevolgen hebben voor de organisatie. Door ervaren krachten bij burgerinitiatieven hun kennis te laten delen met de nieuwe vrijwilligers of leden blijft de visie en kunde van het initiatief gewaarborgd en opereert het merendeel van de leden op hetzelfde niveau. Burgerinitiatief Corso SOS geeft aan dat zij hier bewust op inspeelt. Doordat de ervaren vrijwilligers de nieuwe vrijwilligers inwerken ontstaat er vanzelf een hiërarchie. Een interne hiërarchie kan er voor zorgen dat iedereen in de pas loopt en op één lijn zit, dit kan een positief effect hebben op de kracht van de organisatie. Klachten en geschillen blijken wel snel behandeld te worden. Bij 17 initiatieven is dit goed geregeld en slecht 2 initiatieven geven aan dat de klachten/geschillen niet effectief behandeld kunnen worden. Sommige organisaties maken gebruik van een aanspreekpunt of vertrouwenspersoon voor het oplossen van geschillen. Een andere organisatie (Austerlitz Zorgt) geeft aan graag gebruik te willen maken van een onafhankelijke vertrouwenspersoon, maar dat deze niet beschikbaar is. Daardoor ligt de behandeling van klachten/geschillen nu bij het bestuur. Een goede afhandeling van klachten en interne conflictbeheersing is van belang voor een goede organisatie van een burgerinitiatief. Leden hebben inspraak in de organisatie en moeten ook aan kunnen kaarten over welke aspecten of handelingen ze ontevreden zijn. Als de omgang met klachten en geschillen goed verloopt, zal dit de effectiviteit en kracht van een initiatief bevorderen. Bijna alle initiatieven (91,7%) worden regelmatig intern geëvalueerd. De manier waarop verschilt: ledenvergaderingen zijn hierbij belangrijk, echter vinden deze slechts jaarlijks of twee keer per jaar plaats. Evaluaties vinden dus vooral plaats door de kartrekkers, bestuursleden of initiatiefnemers, dus voornamelijk van bovenaf. Belangrijk onderdeel binnen deze evaluaties is de stand van zaken; waar staat het initiatief nu staat en waar wil het naartoe wil. Bij dergelijke evaluaties wordt de strategie van de organisatie bepaald. Met name in de opstartfase is het van belang dit scherp in de gaten te houden en regelmatig te overleggen over de voortgang. De evaluties vinden dus voornamelijk van bovenaf plaats. Dit brengt een risico met zich mee. Het is de vraag of een bestuur kritisch genoeg kijkt naar hun eigen besluiten en functioneren. Echter richten de evaluaties van het bestuur zich voornamelijk op de ontwikkeling van de organisatie en welke stappen er verder ondernomen moeten worden. Er zijn ook burgerinitiatieven die de evaluatie laten uitvoeren door externe adviesbureaus en daarmee het risico volledig uitsluiten.
12
3. Relatie met de (lokale) overheid 3.1 Resultaten 1. Onze organisatie ontvangt subsidie/financiële odnersteuning van de overheid: Ja 50,0% (12) Nee 50,0% (12) 2. Een goede relatie met de overheid/gemeente is belangrijk voor ons initiatief: Helemaal mee oneens 4,2% (1) Mee oneens 0,0% (0) Neutraal 8,3% (2) Mee eens 25,0% (6) Helemaal mee eens 62,5% (15) N.v.t. 0,0% (0) Relevante toegevoegde opmerkingen: Absolute voorwaarde De gemeente financiert en faciliteert Overheid is meestal een onbetrouwbare partner Met name rondom de doorbreking van de verkokering van zorg is een goede verstandhouding met gemeente en zorgkantoor van belang. 3. Zonder steun van de overheid zou ons initiatief niet kunnen bestaan: Helemaal mee oneens 29,2% (7) Mee oneens 20,8% (5) Neutraal 12,5% (3) Mee eens 16,7% (4) Helemaal mee eens 20,8% (5) N.v.t. 0,0% (0) Relevante toegevoegde opmerkingen: Nu vooral startsubsidies om initiatief van de grond te krijgen Dan zouden we een ander verdienmodel gaan gebruiken met marges op de diensten Dan regelen we het zelf 4. Ons initiatief is zonder inmenging van de overheid tot stand gekomen: Helemaal mee oneens 12,5% (3) Mee oneens 20,8% (5) Neutraal 0,0% (0) Mee eens 25,0% (6) Helemaal mee eens 41,7% (10) N.v.t. 0,0% (0) Relevante toegevoegde opmerkingen: Het idee is zonder overheid tot stand gekomen, maar de overheid heeft bij de uitwerking en totstandkoming een belangrijke rol gespeeld.
13
Medewerking nodig m.b.t. acceptatie en bouwlocatie 5. Ons initiatief is gebaat bij zo min mogelijk overheidsbemoeienis: Helemaal mee oneens 8,3% (2) Mee oneens 8,3% (2) Neutraal 37,5% (9) Mee eens 20,8% (5) Helemaal mee eens 20,8% (5) N.v.t. 4,2% (1) Relevante toegevoegde opmerkingen: Iedereen die het goed met ons voorheeft mag zich met ons bemoeien Het informele netwerk/de inwoners en maatschappelijk middenveld uit het dorp moeten zelf bewegen. Graag een overheid die meedenkt en meedoet maar geen overheid die bepaald Ze moeten niet in de weg lopen en op afstand steunen We doen er ons voordeel mee. De beweging van overheid naar burgerparticipatie is een positieve ontwikkeling. 6. De gemeente heeft zich actief ingezet voor de ontwikkeling van ons initiatief: Helemaal mee oneens 12,5% (3) Mee oneens 20,8% (5) Neutraal 16,7% (4) Mee eens 25,0% (6) Helemaal mee eens 20,8% (5) N.v.t. 4,2% (1) Relevante toegevoegde opmerkingen: Er was een proces van afwijzing, tolereren, acceptatie naar medewerking tot zelfs nu en dan waardering (2005‐2013) Ons initiatief vloeit voort uit leefbaarheidonderzoek van de gemeente 7. De gemeente is goed op de hoogte van wat er binnen onze organisatie speelt: Helemaal mee oneens 0,0% (0) Mee oneens 16,7% (4) Neutraal 16,7% (4) Mee eens 29,2% (7) Helemaal mee eens 37,5% (9) N.v.t. 0,0% (0) Relevante toegevoegde opmerkingen: Behalve een maandelijkse nieuwsbrief en enkele praktische gesprekken op ambtelijk niveau hebben wij geen communicatie We hebben een goede relatie met zowel politiek, B&W en ambtenaren
14
8. Wij overleggen met de gemeente over welke diensten/zorg wij aanbieden: Helemaal mee oneens 20,8% (5) Mee oneens 20,8% (5) Neutraal 12,5% (3) Mee eens 20,8% (5) Helemaal mee eens 16,7% (4) N.v.t. 8,3% (2) Relevante toegevoegde opmerkingen: Nee, we stellen ze eerder op de hoogte Iedere poging tot overleg is gestrand op bestuurlijke onwil c.q. onvermogen We doen ons eigen ding, maar informeren de gemeente wel 9. Onze relatie met de gemeente/lokale overheid is door de tijd heen veranderd: Helemaal mee oneens 4,2% (1) Mee oneens 20,8% (5) Neutraal 20,8% (5) Mee eens 33,8% (8) Helemaal mee eens 8,3% (2) N.v.t. 12,5% (3) Relevante toegevoegde opmerkingen: Negatieve verandering. Gemeente stoot allerlei taken af zonder overleg Zelfsturing en verantwoordelijkheid van bewoners neemt een grotere plaats in. De overheid is faciliterend bezig. Veel wisselingen bij ambtenaren en in B&W en opbouw/onderhouden relatie kosten telkens veel energie. Ook afbouw subsidies en onvoldoende erkenning voor ons werk. De gemeente is actief inzake financieel draagvlak maar passief in het verspreiden van het idee in de gemeente. Positief. Er wordt met ons meegedacht en de mazen/grenzen van de regelgeving worden opgezocht 3.2 Analyse De verdeling voor het ontvangen van subsidie/financiële steun van de overheid is 50/50. In de opmerkingen wordt de nadruk gelegd op de financiële gevolgen van een goede/slechte relatie met de overheid. Initiatieven met leden halen daarnaast veel van hun inkomsten uit contributieheffing. Verschillende initiatieven zijn zich er goed van bewust dat ze niet te afhankelijk moeten zijn van de financiële steun van gemeente/overheid en houden rekening met de invoering van een verdienmodel. De relatie met de gemeente wordt zeer belangrijk gevonden door de verschillende burgerinitiatieve omdat de gemeente financiert en faciliteert. Slechts één initiatief geeft aan dat de overheid een onbetrouwbare partner is. In de relatie met de overheid is het behoud van eigen autonomie echter wel van belang. Het merendeel van de initiatieven geeft aan dat zij ook zonder steun van de overheid kunnen bestaan. Er wordt dan wel gewezen op de financiële gevolgen. Het belang voor de samenleving blijft echter de belangrijkste reden voor bestaansrecht van burgerinitiatieven.
15
Zestien burgerinitiatieven zijn tot stand gekomen zonder inmenging van bovenaf. Het idee ontstaat (bijna) altijd van onderaf, maar initiatieven kunnen wel steun van de gemeente bij de totstandkoming en realisatie van het idee ontvangen. Nogmaals wordt gewezen op het belang om een burgerinitiatief te zijn, van burgers en voor burgers. De relatie met de overheid wordt grotendeels gestuurd onder het mom ‘iedereen die het goed met ons voorheeft mag zich met ons bemoeien’. Het is echter voornamelijk van belang dat ‘het dorp zelf in beweging komt’. De overheid mag meedenken/meedoen maar niet bepalend zijn, de rol van overheid wordt weergegeven als ‘steun op afstand’. De gemeente is meestal wel goed op de hoogte van wat er binnen de organisatie van de burgerinitiatieven speelt. Echter worden kleine organisaties vaak nog over het hoofd gezien, doordat ze een te kleine speler in de markt zijn. Over het aanbod van diensten/zorg wordt grotendeels niet overlegd maar de gemeente wordt op de hoogte gehouden en geïnformeerd door de burgerinitiatieven. Zoals te zien is kan de relatie met de gemeente door de tijd heen veranderen. De relatie lijkt grotendeels in positieve zin te veranderen doordat overheidsinstellingen meer gaan inzien dat de verantwoordelijkheid bij de burger geen kwade zaak is. Er wordt binnen de Wmo zelfs actief op ingespeeld. De relatie kan ook in negatieve zin veranderen. Door wisselingen van ambtenaren blijkt het voor sommige burgerinitiatieven lastig om een solide en langdurige relatie op te bouwen. Ook kunnen initiatieven een kritische houding aannemen doordat ze meerdere malen teleurgesteld zijn door de gemeente en overheid. Het is van belang om in gesprek te blijven, ook als het doel hier niet direct mee bereikt wordt. Veel burgerinitiatieven zijn bang om hun autonomie te verliezen als ze veel met bestuurders en professionals overleggen en uitwisselen. Aan burgerinitiatieven de taak om de lokale bestuurders er van te doordringen dat de vorming van hun organisatie positieve gevolgen heeft voor de omgeving. Zowel voor de actieve burgers zelf, de bestuurders en de gehele bevolking. De relatie tussen overheid en burgerinitiatieven blijkt tweezijdig. Enerzijds hechten burgerinitiatieven veel waarde aan een goede relatie met de overheid vanwege de financiële en faciliterende steun die zij kunnen ontvangen. Anderzijds willen de burgerorganisaties hun autonomie behouden en willen ze niet dat de lokale overheid zich te veel met hen bemoeit. Het is zaak een goede balans tussen beide belangen te vinden.
16
4. Zorg‐ en dienstverlening 4.1 Dienstenaanbod 1. Wij bieden de volgende diensten en/of zorg aan (meerdere antwoorden mogelijk)::
Toegevoegde diensten bij categorie overige: Uitleen hulpmiddelen, inventarisatie behoeften en vraag om vervolgens door te koppelen naar andere partijen en organisaties, bemiddeling naar vaklieden en thuisorganisaties, een luisterend oor, telefoondienst, begeleiding bij gebruik openbaar vervoer. Op dit moment bieden de burgerinitiatieven voornamelijk ‘eenvoudige’ diensten aan zoals vervoer, klussendienst, koffiemomenten, tuinonderhoud, dagbezoeken, huishoudelijke hulp en een maaltijdvoorziening. Ook bieden veel initiatieven een ontmoetingsplek waar eventueel verschillende diensten aangeboden worden. Het idee is om eerst klein te beginnen en van daaruit uit te breiden. Er is samenwerking met andere organisaties en instellingen zodat zorg en diensten die niet zelf aangeboden kunnen worden, toch via anderen geleverd wordt. Hierdoor spelen de initiatieven een belangrijke rol in de samenleving; niet alleen door het aanbod van eigen diensten maar ook door bemiddeling en als contactpunt voor mensen met een zorgvraag.
17
2. In de toekomst zouden wij graag ook de volgende diensten/zorg aanbieden (meerdere antwoorden mogelijk, diensten die u al aanbiedt (vraag 1) hoeft u niet nogmaals aan te vinken):
Toegevoegde diensten bij categorie overige: 24‐uurs thuiszorg, naast inzet van leden ook bemiddeling naar professionals, gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen aan de gemeente over beleid m.b.t. ouderen, punt voor griepprik, 24‐uurs oproepbare zorg. De initiatieven blijken erg divers in hun gewenste dienstenaanbod. Ook hier komt naar voren dat de initiatieven overleggen met professionele instellingen als ze zelf beperkt zijn in hun aanbod. Toch blijkt ook hier dat de initiatieven zich in eerste instantie richten op de ‘lichtere’ dienstverlening en zorg. Veel initiatieven geven aan nog niet te weten wat ze in toekomst aan willen bieden doordat dit afhankelijk is van de vraag. Dit is een belangrijk aspect; burgerinitiatieven moeten vraaggericht werken. Ze kijken naar de wen van de leden en van de samenleving en passen hun diensten/zorgaanbod hier op aan. Op deze manier blijven de burgerinitiatieven effectieve organisaties die zich nuttig inzetten voor hun leden. Behalve het aanbod van diensten zijn veel burgerinitiatieven een bindende factor in de maatschappij. Ze proberen solidariteit en saamhorigheidsgevoel te kweken. Er wordt gesteld: ‘voor het creëren van gemeenschapsgevoel is geen uniek aanbod van diensten nodig.’
18
4.2 Relatie met professionele organisaties 1. Het initiatief is een goede aanvulling op de zorg/dienstverlening in de regio: Helemaal mee oneens 0,0% (0) Mee oneens 4,2% (1) Neutraal 8,3% (2) Mee eens 20,8% (5) Helemaal mee eens 58,3% (14) N.v.t. 8,3% (2) Relevante toegevoegde opmerkingen: Afhankelijk van de vraag Bestaande zorg is erg verticaal en zwaar bureaucratisch georganiseerd 2. De diensten/zorg die wij aanbieden overlapt met het aanbod van andere organisaties in de regio: Helemaal mee oneens 12,5% (3) Mee oneens 37,5% (9) Neutraal 12,5% (3) Mee eens 12,5% (3) Helemaal mee eens 8,3% (2) N.v.t. 16,7% (4) Relevante toegevoegde opmerkingen: Je kunt het ook omdraaien. De diensten van andere organisaties in de regio bieden aan wat wij ook verzorgen. 3. Professionele organisaties zien ons initiatief als concurrent: Helemaal mee oneens 29,2% (7) Mee oneens 12,5% (3) Neutraal 25,0% (6) Mee eens 20,8% (5) Helemaal mee eens 4,2% (1) N.v.t. 8,3% (2) Relevante toegevoegde opmerkingen: Ik denk het wel, maar daar hebben we geen last van. De zorgorganisaties en de huisartsen niet. De welzijnsorganisatie voor ouderen op een aantal gebieden wel 4. Onze organisatie werkt prettig samen met professionals uit de regio die zich op zorg/welzijn richten: Helemaal mee oneens 0,0% (0) Mee oneens 4,2% (1) Neutraal 12,5% (3) Mee eens 37,5% (9) Helemaal mee eens 37,5% (9) N.v.t. 8,3% (2)
19
Relevante toegevoegde opmerkingen: Opmerkelijk veel positieve feedback en aansluiting gekregen en gevonden Op onze voorwaarden Organisaties die onze uitgangspunten respecteren 5. Samenwerking met professionals is erg waardevol voor ons burgerinitiatief: Helemaal mee oneens 0,0% (0) Mee oneens 12,5% (3) Neutraal 12,5% (3) Mee eens 29,2% (7) Helemaal mee eens 45,8% (11) N.v.t. 0,0% (0) Relevante toegevoegde opmerkingen: Aansluiting is essentieel voor het optimaal betekenis geven aan de doelgroep. Vooral afstemming formele en informele zorg belangrijk om langer thuis te blijven wonen. Levert nauwelijks meerwaarde op Het woord dat ons initiatief het beste omschrijft in verhouding tot zorg/dienstverlening is: Aanvullend 8,3% (2) Stimulerend 29,2% (7) Meewerkend 4,2% (1) Vernieuwend 37,5% (9) Revolutionair 20,8% (5) Concurrerend 0,0% (0) 4.2.1 Analyse Het aanbod van burgerinitiatieven is afhankelijk van de vraag. Het aanbod kan overlappen met dat van professionele organisaties in de regio maar burgerinitiatieven kiezen voor een andere benaderingswijze. Zij proberen de diensten te verlenen met behulp van vrijwilligers en trachten op deze manier de sociale cohesie in het eigen dorp, stad of wijk te vergroten. Burgerinitiatieven wensen minder bureaucratisch en meer persoonsgebonden te zijn maar kunnen goed samenwerken met professionele instellingen. ‘Door samenwerking kunnen burgerinitiatieven en professionele organisaties partner worden in de ontwikkeling van nieuwe vorm van zorgverlening’. Ondanks dat samenwerking met professionele organisaties mogelijk is, zijn er ook zorgverleners en welzijnsorganisaties die de burgerinitiatieven als concurrent zien. Vrijwilliger worden door professionals niet als ‘volwaardig’ gezien. Op het gebied van zorg is er sprake van betere samenwerking dan op het gebied van welzijn. Wellicht is er toch sprake van toenemende concurrentiegevoelens? De samenwerking is waardevol doordat aansluiting essentieel is om optimaal de kunnen voorzien in de behoeften van de doelgroep (ouderen. Formele en informele zorg kunnen beter op elkaar afgestemd worden. Burgerinitiatieven zien zichzelf als een betere invulling van
20
zorg/dienstenverstrekking doordat hun aanpak persoonlijker is en de burgers zelf leidend zijn. Voor de samenwerking met professionals stellen zij daarom de eis dat zij zich aanpassen aan de visie en handelswijze van het burgerinitiatief. 4.3 Omgang met wet‐/regelgeving 1. De groei van onze organisatie en de diensten/zorg die wij aan kunnen bieden is beperkt door strenge regel/wetgeving: Helemaal mee oneens 8,3% (2) Mee oneens 20,8% (5) Neutraal 12,5% (3) Mee eens 20,8% (5) Helemaal mee eens 8,3% (2) N.v.t. 29,2% (7) Relevante toegevoegde opmerkingen: Verantwoordelijkheid terug bij de klant en de familie staat de regelgeving die gebaseerd is op angst voor fouten in de weg. Fondsen en gemeenten willen graag financieel bijdragen maar regelgeving, juridische constructie en bureaucratie vd lokale overheden houden groei en continuïteit tegen Kinderopvang in ons paviljoen is door de strenge regelgeving niet van de grond gekomen 2. Sommige zorgverlening besteden wij uit omdat onze vrijwilligers niet de benodigde diploma’s hebben voor het verrichten van deze werkzaamheden: Helemaal mee oneens 12,5% (3) Mee oneens 4,2% (1) Neutraal 8,3% (2) Mee eens 20,8% (5) Helemaal mee eens 20,8% (5) N.v.t. 33,3% (8) Relevante toegevoegde opmerkingen: Zorg pas uitbesteed als het informele netwerk deze werkzaamheden niet kan of mag uitvoeren Mits ze passen in onze uitgangspunten 3. Voor de zorg die wij aanbieden is het noodzakelijk om professionals in dienst te nemen: Helemaal mee oneens 16,7% (4) Mee oneens 8,3% (2) Neutraal 12,5% (3) Mee eens 20,8% (5) Helemaal mee eens 8,3% (2) N.v.t. 33,3% (8) Relevante toegevoegde opmerkingen: Doen we principieel niet Een samenwerkingsverband met professionele organisaties is voorlopig voldoende
21
4. Binnen onze organisatie zijn er duidelijke afspraken rondom maximale groei, om te voorkomen dat we gehinderd worden door eventuele wet/regelgeving: Helemaal mee oneens 12,5% (3) Mee oneens 16,7% (4) Neutraal 16,7% (4) Mee eens 8,3% (2) Helemaal mee eens 0,0% (0) N.v.t. 45,8% (11) Relevante toegevoegde opmerkingen: Onze groei heeft een natuurlijke begrenzing omdat we ons tot ons eigen dorp beperken 5. Door wet/regelgeving is onze organisatie genoodzaakt om te professionaliseren: Helemaal mee oneens 20,8% (5) Mee oneens 12,5% (3) Neutraal 20,8% (5) Mee eens 8,3% (2) Helemaal mee eens 0,0% (0) N.v.t. 37,5% (9) Relevante toegevoegde opmerkingen: Niet doen, wij strijden ervoor dat de wet‐ en regelgeving aangepast wordt Basis blijft werken met vrijwilligers 4.3.1 Analyse Wat direct opvalt is dat bij alle vragen de antwoordmogelijkheid n.v.t. het meest ingevuld is. Dit kan komen doordat initiatieven nog niet zo ver ontwikkeld zijn dat ze daadwerkelijk in aanraking zijn gekomen met belemmerende wet‐ en regelgeving. Bij de opmerkingen worden vooral de negatieve kanten van wet‐/regelgeving belicht. ‘Fondsen en gemeenten willen graag financieel bijdragen maar regelgeving, juridische constructies en bureaucratie houden groei en continuïteit tegen’ Maar er heerst ook het idee dat de tijd in het voordeel van de burgerinitiatieven werkt. Veel zorgtaken worden overgeheveld naar de Wmo en dat biedt verdere kansen voor de ontwikkeling van burgerinitiatieven. Sommige zorgverlening wordt uitbesteedt doordat vrijwilligers niet over de benodigde diploma’s beschikken, thuiszorg moet vaak verleend worden door beroepskrachten. Echter besteden burgerinitiatieven dit pas uit aan professionele instellingen als de werkzaamheden niet uitgevoerd kunnen worden door mensen (evt. vrijwilligers) uit het eigen netwerk. Er zijn ook verschillende manieren om dit op te vangen; via mantelzorg, een samenwerkingsverband met professionals of met behulp van ZZP’ers. Burgerinitiatieven wensen eerder een wijziging van de wet‐/regelgeving dan een aanpassing van de eigen organisaties. De basis blijft het werken van vrijwilligers en samenwerking met professionals kan alleen plaatsvinden als het gezamenlijke doel is de algemene zorgvoorziening te verbeteren. Wet‐ en regelgeving is interessant voor managers en professionals maar niet voor de cliënt. ‘Als de klant zelf regie heeft, zijn regels niet nodig’.
22