N.V. Nuon Energy nuon.nl
Postbus 41920, 1009 DC Amsterdam Contact Stijn van den Heuvel
Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur Postbus 209096 2500 EX DEN HAAG
[email protected] Telefoon +31615825069 Loc. code P/O box
1AA1400 41920 1009 DC Amsterdam
Datum 31 mei 2015
Onderwerp: Reactie op Consultatie Energieadvies 2050 Geachte Raad, Het geven van een doorkijk naar de energietoekomst van onze kinderen en kleinkinderen is een lastige onderneming en zal nooit een resultaat opleveren dat recht doet aan de complexiteit van de vraag. Toch is er vanuit de kennis van vandaag wel veel te zeggen over de onderdelen van deze toekomt, zonder deze onderdelen een bepaald gewicht toe te kunnen. Nuon kent als energiebedrijf een lange geschiedenis in de energievoorziening van Nederland. Sinds het samengaan met Vattenfall is de Nederlandse geschiedenis verrijkt met meer dan 100 jaar ervaring in energieopwekking en distributie in Zweden, een lange geschiedenis in Duitsland en veel projectervaring in het Verenigd Koninkrijk. Vanuit die lange historie proberen we in deze reactie vooruit te kijken en te overzien hoe de bestaande energievormen kunnen overgaan in de nieuwe waarmee de overgang naar de koolstofarme energievoorziening versneld gemaakt kan worden. Nederland is een klein onderdeel van Europa en Europa slechts een klein onderdeel van de wereld. Dit betekent dat wat we in Nederland of zelfs Europa ook ondernemen om CO2 uitstoot terug te dringen nooit genoeg zal zijn om het wereldwijde vraagstuk op te lossen. Dit ontslaat ons echter niet van de verplichting om in Nederland met volle kracht vooruit te gaan naar een volledig duurzaam energiesysteem in 2050. Nuon en ook het moederbedrijf Vattenfall staan pal achter deze visie. In onze reactie zullen we eerst de kaders schetsen waarlangs wij de energietransitie zien voltrekken. Vervolgens zullen we ingaan op het energiebeleid.
Energietransitie In een duurzame toekomst is er alleen ruimte voor energiedragers die CO2 neutraal (te maken) zijn. 2050 is ver weg, echter investeringen in energie-infrastructuur worden ook neergezet voor een lange periode. De levensduur van nieuwe energie-installaties is al gauw meer dan 25 jaar. Dat betekent dat in principe elke nieuwe installatie en elke nieuwe vorm van energieopwekking en -gebruik geschikt moet zijn voor een CO2-neutrale samenleving. Kijkend naar de uitstoot vandaag betekent dit dat de
grootste uitdaging zal liggen bij het verduurzamen van gas en olieverbruik en in de industrie ook nog kolengebruik. Wat hier de uiteindelijke uitkomst zal zijn is nog onzeker. Wat wel vast staat is dat elektriciteit relatief gemakkelijk te verduurzamen is met o.a. wind op land, wind op zee, zonneenergie en bio-energie en dat dit bij hogere percentages systeemaanpassing vereist. Verder zit er nog veel potentie in het nuttig gebruiken van restwarmte. In onze visie voor 2050 staan daarom de volgende zaken centraal: 1. Het zoveel mogelijk CO2-neutraal maken van de elektriciteitsvoorziening door een combinatie van wind, zon, bio-energie en CO2-neutraal aardgas 2. Elektrificatie van warmte, mobiliteit en industrie, waarmee met name gas en olie in deze sectoren uitgefaseerd kunnen worden 3. Het nuttig toepassen van duurzame warmte en restwarmte via warmtenetten in de bebouwde omgeving en industrie.
1. CO2 neutraal maken van de elektriciteitsvoorziening Wat in 2050 de belangrijkste opwekvormen zijn is lastig te zeggen. Wij verwachten dat zon en wind in elk geval een grote rol zullen spelen in het opwekken van elektriciteit en dat deze technologieën op kleine, middelgrote en grote schaal toegepast zullen worden. Daarnaast zal het nodig zijn om flexibele (gas)centrales in te zetten als back-up. Hierbij kan ook bio-WKK, mogelijk in combinatie met CCS, een belangrijke rol spelen. Of deze centrales in de toekomst (deels) vervangen zullen zijn door andere flexibiliteitsbronnen of opslag is vandaag de dag lastig te voorspellen. Wat wel duidelijk is, is dat er op systeemniveau behoefte zal blijven om te voorzien in variatie in vraag en aanbod. Daarbij zal het aanbod van wind en zon op zichzelf altijd sterk blijven variëren, zowel over de dag heen als over langere periodes heen (weken, maanden, seizoenen, jaren). Belangrijk is te onderkennen dat opgesteld zonnepaneel vermogen in de winter een factor 5 tot 6 minder opbrengst heeft dan in de zomer. Dit betekent dat er in de winter voornamelijk teruggevallen kan worden op wind, seizoensopslag van duurzame energie en CO2 neutrale WKK om aan de vraag te kunnen voldoen. Opwek zal niet langer alleen centraal gebeuren (een trend die al lang zichtbaar is). We verwachten echter dat alleen decentrale opwek niet voldoende zal zijn vanwege de omvang van het energieverbruik. Er zal dus een combinatie komen van grootschalige opwek van windenergie op land en op zee, van zonne-energie geïntegreerd in gebouwen en een veelheid van kleinere nu nog onbekende technologieën. Flexibiliteit Wij voorzien voor gascentrales ook op de langere termijn een belangrijke rol om in de benodigde flexibiliteit te voorzien. Het is technisch haalbaar om gascentrales CO2-neutraal te maken. Hiervoor zijn meerdere routes denkbaar: (a) gas uit zonne-energie in combinatie met CO2 uit de lucht, (b) ombouw naar waterstof of ammoniak. Waterstof of ammoniak kan gewonnen worden uit duurzame energie (zon/wind) via elektrolyse. Het gas kan opgeslagen worden in tanks en vervolgens tijdens piekvraag weer verstookt kan worden in een gascentrale als CO2 vrije brandstof. Beide routes zijn
2
technisch mogelijk op kleine schaal (<10 MW) 2018 en op grote schaal (>100 MW) per 2022. Gegeven het te verwachten energietekort in de winter (en dus de inzet van aardgas of waterstof/ammoniak in de winter) ligt WKK voor de hand, immers deze CO2 neutrale gassen kunnen dan zo efficiënt mogelijk ingezet worden. Een elektriciteitssysteem met zeer veel flexibel vermogen betekent dat het de vraag is of must-run installaties nog economisch te bedrijven zullen zijn in verband met het lage aantal draaiuren in verhouding tot de kapitaalsinvestering. Must-run installaties zijn bijvoorbeeld kerncentrales of kolencentrales. Ook voor toepassing van CCS zal er aandacht moeten zijn voor de hoge kapitaalslasten in verhouding tot het aantal te verwachten draaiuren. Andere vormen van flexibiliteit zoals extra interconnectie, opslag (batterijen, compressed air energy storage) en demand side management zullen tevens een belangrijke rol gaan spelen als onderdeel van het grotere systeem en kunnen mogelijk zelfs disruptieve veranderingen veroorzaken. Levering uit het buitenland via interconnectie is niet voor alle landen steeds beschikbaar. Hier dient dus vanuit een regionaal perspectief naar gekeken te worden, waarbij sommige landen meer flexibel vermogen hebben dan andere. Zo zou Nederland een belangrijke rol kunnen spelen in het leveren van flexibiliteit aan omringende landen. Dit vereist uitbreidingen in de interconnectiecapaciteit. Warmtekrachtcentrales Warmtekrachtcentrales op CO2 neutraal gas zullen vooral in de winter een belangrijke rol spelen in verband met de warmtevraag in de stedelijke omgeving. De combinatie warmtekrachtcentrale en zonne-energie is daarom een heel belangrijke. De terugval in elektriciteitsproductie van zonneenergie (i.e. de factor 5-6 t.o.v. de zomer) in de winter kan zo opgevangen worden door het produceren van elektriciteit uit de WKK-centrale. Deze levert dan tegelijkertijd warmte aan via het warmtenet. Warmtebuffers zullen daarom ook zeer gewenst zijn zodat in periodes van veel elektriciteitsaanbod van wind en zon, warmte geleverd kan worden uit de buffer en de WKK niet aan hoeft te staan. Nieuwe business modellen Het is denkbaar dat er een hele nieuwe industrie zal ontstaan door het gebruik van slimme netwerken, regelbare productiebronnen en regelbare apparaten. Demand side management zal dus door middel van automatisering een belangrijke rol kunnen gaan krijgen. De rol van (lokale) opslag en productie en platformen waarop gebruikers hun vraag en aanbod op elkaar af te stemmen kunnen al op vrij korte termijn een systeem gaan creëren dat een groot deel van het huidige systeem met centrale sturing van productie en balancering over zal nemen. De rol van de overheid hierin zou met name gericht moeten zijn op het borgen van een gelijk speelveld tussen verschillende partijen in de keten. 2. Elektrificatie Gebouwde omgeving (verwarming) Het moet mogelijk zijn om de gebouwde omgeving in 2050 volledig klimaatneutraal te hebben en deels zelfs energieleverend door fors in te zetten op energiebesparing en lokale opwek. Een mogelijk scenario is dat de gebouwde omgeving een steeds belangrijkere spil wordt in de energievoorziening
3
en ook de energie voor de elektrische auto kan gaan leveren. Dit vergt wel grote investeringen en een gecoördineerde aanpak. Mogelijk resterende uitstoot bij beperkte delen van oudbouw kan dat gecompenseerd worden door energieleverende huizen en gebouwen Nuon voorziet voor de langere termijn een combinatie van verwarming door middel van elektriciteit, stadsverwarming met open netwerken1 en tot slot op beperkte schaal (in sommige gevallen als backup) verwarming volgens de traditionele manier met gasketels. Elektriciteit kan goed duurzaam worden op gewekt en middels een warmtepomp kan elektriciteit zeer efficiënt omgezet worden in warmte (in een verhouding van 1:3). Elektriciteit zal daarom op veel plekken de nieuwe standaard worden. In meer verstedelijkte gebieden zal stadswarmte een belangrijke rol spelen (zie verder over stadwarmte in sectie 3 en bijlage 1). Mobiliteit & Transport Een belangrijk deel van de CO2 uitstoot is afkomstig van mobiliteit en transport. Het terugbrengen van emissies is in deze sectoren erg lastig wanneer voortgebouwd wordt op de huidige technieken en het gebruik van de interne verbrandingsmotor. De energiebehoefte uit de mobiliteit- en transportsector zal steeds meer ingevuld worden met elektriciteit. De trends wat betreft de prijzen en opslagcapaciteit van accu’s wijzen erop dat in de niet al te verre toekomst de elektrische auto qua kosten en afstand goed kan concurreren met traditionele auto’s. Voor zwaar vervoer zullen biobrandstoffen, biogas, waterstof en ammoniak mogelijk ook een rol spelen. Industrie In de industrie wordt energie enerzijds gebruikt om warmte te leveren en anderzijds als een grondstof. Hier voorzien we een combinatie van restwarmte, bodemwarmte, groene warmte, elektriciteit. Centrale coördinatie lijkt in de industrie minder nodig vanwege de reeds bestaande commerciële aanpak, waarbij het beprijzen van emissies tot de meest efficiënte oplossingen zal leiden (EU ETS). Waar het grondstoffen voor producten betreft is een combinatie van bio-based oplossingen, elektrificatie en fossiel (mogelijk gecombineerd met CCS) denkbaar. 3. Het nuttig toepassen restwarmte in stedelijke gebieden Groei in het gebruik van restwarmte en duurzame warmte in Nederland is noodzakelijk om zo een verdere CO2 verlaging te realiseren en de stedelijke gebieden over te laten schakelen van aardgasgebruik naar CO2 neutrale warmteopties. Elektrificatie van de warmtevraag betekent dat er aanpassingen in de woning nodig zijn. Vaak is de ruimte hiertoe in stedelijke gebieden beperkt, zodoende biedt stadsverwarming dan een oplossing. Het belangrijkste groeipotentieel voor warmte in de komende decennia is aanwezig bij de bestaande bouw in stedelijke omgeving en de agrosector. Nuon ziet een toekomst voor stadswarmte waarin steeds meer (duurzame) warmtebronnen zullen invoeden op de open warmtenetwerken en klanten keuze krijgen uit verschillende warmteproposities met gedifferentieerde tarieven. Derde partijen kunnen deelnemen in de warmteketen bijvoorbeeld door te investeren in 1
Het gaat hier om netwerken waarop allerlei bronnen aangesloten kunnen worden zoals restwarmte, bodemwarmte, grootschalige warmtepompen, biomassa-installaties, zon-thermisch, etc.
4
transportleidingen. Deze leidingen zijn kostbaar omdat vaak grote afstanden tussen bronnen en distributienetten moeten worden overbrugd en deze leidingen vaak ruim worden gedimensioneerd om in toekomstige groei te voorzien. Daarom denken we dat publiek private samenwerkingsvormen (PPS) voor deze transportleidingen de juiste vorm is. In bijlage 1 wordt verder uitgewerkt welke acties en maatregelen nodig zijn om de groei van stadswarmte mogelijk te maken.
Energiebeleid Voor de markt is het belangrijk om helderheid te hebben over de kaders van wat er in 2050 bereikt zal moeten zijn. Met deze duidelijkheid kunnen marktpartijen vervolgens ervoor zorgen dat de investeringen die gedaan worden ook passen in dat eindplaatje. Wij menen dat het verstandig is om eerst de discussie over 2050 te voeren, om vervolgens de maatregelen voor 2030 te plannen zodat maatregelen die leiden tot een situatie die niet in het eindplaatje passen voorkomen worden. De afgelopen 10-15 jaar is er sprake geweest van een veranderende opvatting over de gewenste richting. Dit zou vanaf nu voorkomen moeten worden. Richting en sturing vanuit overheid, politiek en maatschappij essentieel is daarom essentieel, waarbij hierbinnen ruimte en tijd moet bestaan voor marktpartijen om de veranderingen gestalte te geven. Onderstaand wordt ingegaan op meer algemene beleidsafwegingen die gemaakt moeten worden. In bijlage 1 wordt specifiek ingegaan op maatregelen die nodig is om de potentie van stadswarmte te benutten. 1. Geven van richting en sturing
5
•
Er moet een balans gevonden worden tussen het kiezen voor een richting en het mogelijk maken van voldoende concurrentie tussen richtingen / alternatieven. De kosten kunnen beheerst worden door niet eindeloos alle opties open te houden, maar te kiezen voor een bepaalde energiedrager per gebied. Zo kan er bijvoorbeeld per postcodegebied gekozen worden voor ofwel een gasnet ofwel een warmtenet of alleen een elektriciteitsnet. Als voor een warmtenet gekozen wordt, is het ook van belang dat er een datum wordt gesteld dat het gasnet afgekoppeld wordt en overheden en bedrijfsleven samen verder werken aan het uitbreiden van de open warmtenetten. Dit voorkomt dubbele kosten en zorgt voor voldoende schaal, waardoor schaalvoordelen genoten kunnen worden.
•
Het tempo van de verduurzaming is tevens een politieke en maatschappelijke vraag. Belangrijke afwegingen hierbij zijn van ruimtelijke aard en van financiële aard. Met name de komende jaren zal er nog subsidie nodig zijn om duurzame energie rendabel te kunnen exploiteren. Als maatschappij zullen we bereid moeten zijn om gezamenlijk deze rekening te betalen.
•
Tevens brengt het nieuwe energielandschap ook belangrijke ruimtelijke veranderingen met zich mee en zorgen de – begrijpelijke- reacties van betrokken omwonenden vaak voor vertraging. Hier is het van groot belang om oog te blijven hebben voor de belangen van de personen die hier het meest mee geconfronteerd worden en te werken aan gezamenlijk draagvlak en op zijn minst begrip voor de noodzakelijke veranderingen. De overheid zou een meer centrale rol kunnen innemen in de belangenafweging en ook transparant kunnen maken waarom de transitie noodzakelijk en ook wenselijk is.
•
De energiesector kenmerkt tot nu toe niet door radicale veranderingen die het hele systeem in een keer op de schop gooien. Dit betekent niet dat dit niet mogelijk is, maar de grote schaal het energieverbruik en de vele soorten van energiegebruik en opwekking, maakt dat veranderingen doorgaans relatief traag gaan. Op dit moment voorzien we ook niet één enkele beweging of één technologie die deze radicale verandering zal gaan brengen. Zeker, er zullen ontwikkelingen zijn (zoals de opmars van batterijen, zon PV en elektrisch vervoer) die delen van de energievoorziening compleet kunnen veranderen. Toch zal het ook voor deze technologieën, als zo veelbelovend als gedacht, veel tijd kosten om op te schalen. De weg naar de toekomst is daarom mogelijk toch meer geleidelijk dan verschillende toekomstvoorspellers ons willen doen geloven. Dit geeft goede kansen voor regie en sturing. Voorwaarde is dan wel dat er integrale afwegingen gemaakt worden waarbij de behoefte van de eindgebruiker de leidraad is en waarbij er aandacht is voor het wegnemen van de obstakels naar een duurzaam energiesysteem. Hierbij moet gedacht worden aan zaken die te maken hebben met de mis-match tussen het terugverdienen van lange termijn investeringen in energie-infrastructuur enerzijds en schaal (en opschaalbaarheid van deze investeringen) anderzijds. Het gaat dus om de mismatch tussen investeringsbeslissingen op projectniveau terwijl er een noodzaak is tot investeringen op systeemniveau die meer onzekerheden omvatten.
2. Het geven van de juiste financiële prikkels
6
•
Een van de sterkste financiële prikkels om CO2 uitstoot tegen te gaan is het Europese emissiehandelssysteem. Om het systeem in de toekomst te laten functioneren als drijfveer achter investeringen in de duurzame energievoorziening zijn aanpassingen, zoals het vernietigen van een teveel aan rechten, het introduceren flexibiliteit en stabiliteit (MSR) en het aanscherpen van het reductiepad, essentieel. De kracht van dit instrument is erin gelegen dat het op Europese schaal werkzaam en daardoor stimuleert tot het op Europees niveau kan zoeken naar de meest efficiënte oplossingen.
•
Het potentieel om elektriciteit te verduurzamen is groot. Elektriciteit wordt echter veel zwaarder belast dan gas, wat een rem zet op de ontwikkeling van nieuwe elektriciteitstoepassingen. Een verschuiving van de belasting op elektriciteit naar gas kan in die zin de verduurzaming versnellen. Een bijkomend voordeel is dat de concurrentiepositie van stadswarmte ten opzichte van gas hiervoor zal verbeteren wat ook weer een CO2 winst en efficiency winst oplevert.
•
Lange termijn investeringszekerheid zorgt ervoor dat marktpartijen bereid zijn om flinke voorinvesteringen te doen en risico’s te nemen in de ontwikkeling van duurzame energieprojecten. De overheid kan de transitie dus versnellen door over een langere periode helderheid en garanties te geven over te behalen doelen en, zolang nodig, het stimuleringsregime. In ruil voor deze lange termijn zekerheid mag van marktpartijen verwacht worden dat deze alles in het werk zullen stellen om de opgave tegen de laagst mogelijke kosten te realiseren. Deze duidelijkheid zal zorgen voor veel geïnteresseerde partijen (nu ook zichtbaar bij de ontwikkeling van wind op zee) en de concurrentie die dit met zich mee brengt zal zorgen voor de laagste kosten.
•
Ook kunnen barrières weggenomen worden door samenwerking in de vorm van publiekprivate samenwerkingen en co-investeringen. Dit kan goed toegepast worden bij investeringen in warmtenetten.
3. Kaders stellen waarin partijen en technologieën op een gelijk speelveld kunnen concurreren. •
Om innovatie mogelijk te maken is een gelijk speelveld tussen verschillende marktpartijen van groot belang. Innovatie komt voor als er concurrentie is tussen verschillende technologieën en alternatieven. Een proces van selectie (‘creative destruction’) zorgt ervoor dat alleen de beste en meest veelbelovende opties overblijven. Dit proces kan echter ook makkelijk verstoord worden. In de energiesector gaat het dan in het bijzonder om het speelveld tussen gereguleerde en niet-gereguleerde partijen. In de huidige marktordening is het lastig te controleren of de gereguleerde partij als systeemverantwoordelijke alle partijen op gelijke voet behandeld. Een voorbeeld is het investeren in opslag. Zodra de kapitaalsinvestering hierin is gedaan, zijn de marginale kosten nagenoeg nul. Dit betekent dat een concurrerend alternatief geen reële concurrentie meer kan bieden.
•
De kosten van de transitie kunnen beheerst worden door te voorkomen dat partijen onnodig risico lopen. Duidelijke wet en regelgeving, stabiel beleid en open dialoog tussen overheid en bedrijfsleven is hiervoor essentieel. Een concrete voorbeeld hiervan heeft te maken met de inrichting van de tenders voor wind op zee. Als de overheid ervoor zorgt dat marktpartijen op tijd alle data hebben, deze kunnen verwerken en in dialoog met de overheid risico’s kunnen verminderen zal dat de kostprijs sterk kunnen drukken.
Wij hopen van harte dat deze reactie bijdraagt aan de totstandkoming van uw advies aan de Minister. Uiteraard zijn we van harte bereid om desgewenst nadere toelichting te geven.
Hoogachtend,
Stijn van den Heuvel Manager Policy & Regulatory Affairs Nederland.
Bijlage: 1
7
Bijlage 1. Benodigde acties om de potentie van stadwarmte te benutten. Om dit potentieel te realiseren moeten op vier gebieden acties worden ondernomen: A. De klant Een goed aanbod met een aantrekkelijke prijs is een voorwaarde om consumenten en zakelijke klanten over te laten stappen van gas naar warmte. De rigide NMDA-tariefstructuur van de Warmtewet is daarvoor niet de juiste basis. Warmtebedrijven willen d.m.v. tariefdifferentiatie (onder NMDA) hun klanten kunnen bedienen met verschillende warmteproposities. Die ruimte moet worden gecreëerd in de nieuwe Warmtewet. Bij de aanleg van nieuwe warmtenetten en de verdere groei van bestaande netten, is participatie van lokale en provinciale overheden een goede optie (PPS). Niet alleen vanuit financieel oogpunt, maar ook vanuit het oogpunt van lokaal draagvlak kan dit de groei versnellen. Nuon staat open om deze mogelijkheid te verkennen met gemeentes en provincies. B. Financieel Dit alleen is niet genoeg om het potentieel van warmte te realiseren. Om de klant een “beterdananders“-aanbod te kunnen doen is meer geld in de warmteketen nodig; daarvoor zijn aanvullende maatregelen noodzakelijk: 1. De verschuiving van de energiebelasting van elektriciteit naar gas zal ruimte geven om de tariefstelling naar de klanten te verbeteren (t.o.v. NMDA). 2. Groei kan ook gefaciliteerd worden door postcodegebieden aan te wijzen die een groot potentieel hebben voor warmtelevering en daar einddata voor af te geven wanneer de gasinfrastructuur definitief is uit gefaseerd. Hiermee wordt een concrete tijdsplanning voor een lokale transitie van gas naar warmte vormgegeven, waarbij ook vermeden kosten voor (de vervanging en aanleg van) de gasinfrastructuur ingezet kunnen worden voor aanleg van warmtenetten. 3. Een aansluitsubsidie per klant, die de mogelijk nog resterende onrendabele top afdekt. C. Gelijk speelveld Door een gelijk speelveld van de energieoplossingen in bijvoorbeeld het warmteplan en de energieprestaties van gebouwen wordt een goede, lokale afweging gemaakt tussen de verschillende oplossingen. De warmtebedrijven willen dat de grote bijdrage in CO2 reductie van warmte terugkomt in de energielabel-waardering van woningen. Daarmee wordt een gelijk speelveld gecreëerd voor warmte. D. Coherent overheidsbeleid Het huidige beleid onttrekt waarde uit de keten en verhoogt de risico’s voor de warmtebedrijven. Het overheidsbeleid dient de warmte business met lange terugverdientijden en leververplichtingen over lange tijd te ondersteunen. Bovenstaand pallet aan maatregelen zal warmte de plek geven in het Nederlandse energiesysteem die nodig is om de energietransitie mogelijk te maken.
8