PERSOONLIJK Aan de Minister van Infrastructuur en Milieu Mevrouw drs. M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus Postbus 20901 2500 EX DEN HAAG
Utrecht, 6 april 2012 Betreft: Structuurvisie ‘’Wind op Land’’ Onze referentie: TSL/tgr/120406.053 Contactpersoon: Ton Sledsens
Mevrouw de Minister, Op dit moment werkt u aan de Rijksstructuurvisie (RSV) “Wind op Land” en de bijhorende MER. Natuur & Milieu en De Natuur en Milieufederaties maken zich zorgen over de voortgang en de invulling van de RSV. Wij denken dat de maatschappelijke steun voor wind op land op het spel staat en daarmee ook de economische (lokale) baten ervan en de realisatie van de duurzame energie doelstelling van Nederland. Wij verzoeken u daarom haast te maken met het vaststellen van de Rijksstructuurvisie met daarin:
voldoende ambitie ten aanzien van de doelstelling,
aandacht voor inpassing in natuur en landschap, en
bij de inzet van de Rijkscoördinatieregeling (RCR) rekening houden met het draagvlak. De RSV dient daarvoor het afwegingskader te zijn.
De regionale praktijk leert dat er dringend behoefte is aan een afwegingskader voor het in behandeling nemen van aanvragen onder de Rijkscoördinatieregeling (RCR). De Rijksstructuurvisie Wind op Land moet in die behoefte voorzien, maar laat al lange tijd op zich wachten. Ondertussen worden er echter aanvragen voor windparken in behandeling genomen onder de Rijkscoördinatieregeling die vanuit natuur en landschap zeer ongewenst zijn, ook vanuit de optiek van het Rijk. De Rijksstructuurvisie moet leidend zijn voor de inzet van de RCR in plaats van andersom. Wij constateren dat de RCR in potentie een goed instrument is, maar momenteel fnuikend blijkt voor het draagvlak in de regio omdat verscheidene reeds lopende regionale processen ernstig worden verstoord. Hiermee komen alle windlocaties onder toenemende druk, ook de geschikte locaties vanuit het perspectief van de Rijksstructuurvisie, de ontwerp-structuurvisie Infrastructuur & Ruimte en onze visie “Geconcentreerde windkracht voor de Lage Landen”1.
1
1
Visiedocument Geconcentreerde Windkracht in de Lage Landen. http://www.natuurenmilieufederaties.nl/handlers/i.aspx?/id=3383
Om aan de noodzakelijke ontwikkeling van duurzame energie en het uitbouwen van het draagvlak daarvoor te voldoen, vinden Stichting Natuur & Milieu en de Natuur en Milieufederaties2 het van groot belang dat de Rijksstructuurvisie spoedig tot stand komt. Wij verzoeken u daarom om de Rijksstructuurvisie snel en gedegen tot stand te laten komen en daarbij de volgende onderdelen mee te nemen: Ambitie In de Rijksstructuurvisie de staande ambitie, 6000 MW, niet te verwateren. Om de doelstelling van 14% hernieuwbare energie te halen is de elektriciteitsproductie door 6000 MW Wind op land in 2020 noodzakelijk. Wind op land is één van de goedkoopste, robuuste en meest efficiënte opties. Natuur en landschap De Rijksstructuurvisie mede te baseren op het “Visiedocument Geconcentreerde Windkracht in de Lage Landen”. Er mag geen onnodige aantasting van beschermde natuurgebieden en waardevolle landschappen door grootschalige windenergie optreden. RCR en draagvlak De Rijkscoördinatieregeling pas in te zetten als er regionaal geen voortgang wordt geboekt. Daarbij is het betrekken van inwoners van de gebieden van groot belang, evenals de opstelling van het Rijk ten aanzien van de transparantie van het RSV-proces en de RCR-aanvragen. De RSV mag zich niet alleen te concentreren op windparken van meer dan 100 MW, maar dient daarnaast de gehele verantwoordelijk van het Rijk m.b.t. de ontwikkeling van wind op land te behelzen. Deze elementen worden in de bijlage verder uiteengezet. Gezien het grote belang van de Rijksstructuurvisie voor de noodzakelijke energietransitie en het grote afbreukrisico door groeiende weerstand in diverse provincies tegen wind op land, willen wij graag onze inzichten in een persoonlijk gesprek met u doornemen. Hoogachtend, Natuur & Milieu
namens De Natuur en Milieufederaties
Tjerk Wagenaar
Ernest Briët
directeur
directeur Milieufederatie Noord-Holland
Deze brief is ook verzonden aan de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie de heer drs. M.J.M. Verhagen 2 De Natuur en Milieufederaties werken regionaal aan (draagvlak voor) grootschalige windenergie met respect voor natuur en landschap.
Natuur & Milieu werkt aan landelijke en Europese uitgangspunten voor zowel grootschalige windenergie als natuurkwaliteit. Samen zetten onze organisaties zich in voor een duurzame energiehuishouding voor Nederland.
2
Rijksstructuurvisie De Rijksstructuurvisie moet nu snel en gedegen tot stand komen.
De regionale praktijk leert dat er dringend behoefte is aan een afwegingskader voor het in behandeling nemen van aanvragen onder de Rijkscoördinatieregeling (RCR). De Rijksstructuurvisie Wind op Land moet in die behoefte voorzien, maar laat al lange tijd op zich wachten. Ondertussen worden er echter aanvragen voor windparken in behandeling genomen onder de Rijkscoördinatieregeling die vanuit natuur en landschap zeer ongewenst zijn, ook vanuit optiek van het Rijk. De Rijksstructuurvisie moet leidend zijn voor de inzet van de RCR in plaats van andersom.
Ambitie Om de doelstelling van 14% hernieuwbare energie te halen is de elektriciteitsproductie door 6000 MW Wind op land in 2020 noodzakelijk. In de Rijksstructuurvisie (RSV) Wind op Land moet de staande ambitie, 6000 MW, niet verwateren. De RSV Wind op Land moet toekomstbestendig worden gemaakt: het moet voorbereiden op en een doorkijk geven naar 2030.
Wind op Land is één van de goedkoopste en meest efficiënte opties om in 2020 de Europese doelstellingen voor het aandeel duurzame energie te halen. Daarvoor is geen alternatief3.
In de Tweede Kamer, in uitspraken van de Regering, in alle beleidsdocumenten en in de doorrekeningen is het duidelijk dat er wordt gekoerst op de levering van 6000 MW aan duurzame stroom door windenergie in 2020. In de eerste concepten van de RSV leek men er echter van uit te gaan dat het voldoende zou zijn als er 6.000 MW vergund is in 2020. Wij gaan er vanuit dat de eerdere doelstelling, 6000 MW gerealiseerd in 2020, en dus stroomleverend in 2020, centraal staat in de RSV.
Er zijn langjarige planningstermijnen voor bijvoorbeeld netaansluitingen, netwerkversterkingen en investeringsbeslissingen waarmee nu al rekening moet worden gehouden. Na 2020 zullen leercurvevoordelen en schaalvoordelen “Wind op Land” winstgevend hebben gemaakt en zal er grotere vraag zijn naar ruimte voor wind. Het MER-onderzoek moet derhalve voldoende ruim worden opgezet, zodat er voor 2020 en 2030 voldoende ruimte wordt gerealiseerd, ook indien bepaalde gebieden als gevolg van de MER afvallen.
Natuur en landschap 3
Eventuele inkoop van “statistische overdrachten”, onder de richtlijn “hernieuwbare energie”, als alternatief is risicovol en onzeker,
naar alle waarschijnlijkheid duurder, het is nadelig voor de ontwikkeling van de Nederlandse energieonafhankelijkheid en -zekerheid, laat Nederlands geld naar het buitenland vloeien en is slecht voor de Nederlandse innovatie en industrie. [RICHTLIJN 2009/28/E RICHTLIJN 2009/28/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen, art 6 e.v.G VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen, art 6 e.v.]
3
Uitgaan van “Visiedocument Geconcentreerde Windkracht in de Lage Landen”; geen onnodige aantasting van beschermde natuurgebieden en waardevolle landschappen. De RSV dient de gehele verantwoordelijk van het Rijk m.b.t. de ontwikkeling van Wind op Land te behelzen, en zich niet alleen te concentreren op windparken > 100 MW.
Beschermde natuurgebieden zijn van groot belang voor de duurzame toekomst van Nederland. Er is voldoende (andere) ruimte om windmolens te plaatsen, zoals bijvoorbeeld op bedrijventerreinen, langs bestaande weg- en spoor infrastructuur, intensieve landbouwgebieden etcetera. Er zijn derhalve geen dwingende redenen van maatschappelijk belang om natuurgebieden aan te tasten, integendeel zelfs. (Onderzoek naar) Ontwikkeling van windenergie in beschermde natuurgebieden leidt bovendien tot hogere kosten per Kwh en tot risicovolle vergunningstrajecten.
Het “Visiedocument Geconcentreerde Windkracht in de Lage Landen” dat is opgesteld door De Natuur en Milieufederaties, in samenspraak met alle relevante (bovenlokale) natuur- en milieuorganisaties, geeft aan waar 6000 MW Wind op Land geplaatst kan worden als de waarde van het landschap en de natuur nadrukkelijk wordt meegenomen. Dit visiedocument bouwt voort op het breed gedragen “Nationaal plan van aanpak Windenergie” dat is opgesteld door de gezamenlijke ministeries van VROM, EZ en LNV.4
Voor het behalen van 6.000 MW zijn middelgrote en kleine windontwikkelingen nét zo belangrijk als alle grootschalige windparken samen. Dat moet ook blijken uit de tekst en de inhoud van de structuurvisie. Als de RSV zich, zoals dat in de vroege concepten leek af te tekenen, alleen concentreert op de windrijke locaties, schiet de RSV tekort. Belanghebbenden, zowel burgers, bedrijven, als (lagere) overheden, moeten in de RSV “Wind op Land” ook het doel en het belang van deze ontwikkelingen herkennen. Voorkomen moet worden dat door een (schijnbaar) te nauwe focus, het beeld ontstaat dat kleine en middelgrote ontwikkelingen niet belangrijk zouden zijn voor het halen van de doelstelling van 6000 MW.
Rijkscoördinatieregeling en draagvlak Draagvlak verbreden: het betrekken van inwoners van gebieden is van groot belang, evenals de opstelling van het Rijk t.a.v de transparantie van het RSV proces en de Rijkscoördinatieregeling-aanvragen.
Voor het draagvlak voor grootschalige windenergie is het nadrukkelijk, vroegtijdig en transparant betrekken van inwoners bij de planvorming van het grootste belang. Bewoners van windlocaties laten profiteren van de komst van windmolens kan zorgen voor acceptatie en draagvlak. Dat kan indirect door bijvoorbeeld een deel van de opbrengst van de molens te investeren in de regio, maar ook op directe wijze. Bijvoorbeeld door goedkopere energie of financiële participatie in de molens.
Met reeds lopende participatieprocessen moet rekening worden gehouden, anders zijn er belangrijke risico’s op een verlies aan draagvlak. Hierbij is vaak maatwerk nodig dat aansluit op de lokale situatie. De Natuur en Milieufederaties hebben veel ervaring met dit soort processen en kunnen daarin helpen. De RCR is in potentie een goed instrument voor de noodzakelijke stroomlijning van de complexe vergunningentrajecten van moderne, grootschalige windparken. Voor het draagvlak in de regio is de RCR echter fnuikend omdat zorgvuldige visie- en beleidsprocessen worden doorkruist. De RCR zou pas ingezet dienen te worden als er regionaal geen voortgang wordt geboekt.
Een groot deel van de Nederlanders is vóór meer Wind op Land, maar ziet dat de RCR-aanvragen zich lijken te onttrekken aan een transparante en democratische afweging van verschillende
4 Nationaal plan van aanpak Windenergie, Ministerie van VROM, EZ en LNV. In samenwerking met Defensie, VenW, VNG, IPO, Stichting
Natuur en Milieu, de Provinciale Milieufederaties en NWEA. http://www.vng.nl/PDO/PDO-nationaalpvawindenergie.pdf
4
belangen. Juist inwoners voelen zich door de RCR-aanvragen buitenspel gezet. Naar onze overtuiging begint deze weerstand proporties aan te nemen die doen denken aan de weerstand tegen ondergrondse CO2-opstand. Wij adviseren u dringend te bezien of een werkwijze ten aanzien van de RCR geïmplementeerd kan worden die dit draagvlak niet – onnodig – onder druk zet.
Door de gevoeligheid en complexiteit van grootschalige windenergie is het noodzakelijk dat besluitvorming zorgvuldig en transparant plaatsvindt. Omdat voor windparken groter dan 100 MW de RCR kan worden gebruikt, worden regionale belangen en waarden onvoldoende meegenomen in de besluitvorming. Dit zorgt voor ondergraving van het draagvlak voor grootschalige windenergie. Hiermee komen alle windlocaties onder toenemende druk, óók de geschikte vanuit het perspectief van de Rijksstructuurvisie, de SVIR en onze visie Geconcentreerde windkracht voor de Lage Landen.
5