De rechtbank (zie r.o. 3.4.) vindt dus, redenerend binnen de grenzen van de blote belastingwetgeving, geen onzorgvuldigheid aan de kant van de fiscus: niet bij het verlenen van de voorlopige teruggaaf en niet bij het opleggen van de aanslagen. Een uit compassie gestimuleerde diepere duik in relevante omstandigheden blijft uit. Ten onrechte, zoals later zal blijken. De voorzitter van de meervoudige kamer van de Rechtbank Leeuwarden maakte in één van de inleidende opmerkingen bij de opening van het onderzoek ter zitting duidelijk dat een beroep op art. AWR (Algemene Wet inzake Rijksbelastingen), de hardheidsclausule, niet bij de rechtbank moest worden ingediend maar bij de Minister van Financiën. De hardheidsclausule wil voorkomen dat een op zich redelijke regeling welke in een incidenteel geval tot onaanvaardbare uitkomsten leidt, vastloopt in een voor betrokkenen onwenselijke
27
en niet-bedoelde situatie zonder dat er uitzicht geboden kan worden op het afschudden van de onvoorziene en ongewenste gevolgen van die situatie. St. Bok schreef daarna dan ook een brief aan de minister met het versoek mee te denken in het vinden van en te werken aan een oplossing vanuit criteria van de hardheidsclausule en ging tevens in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden bij Gerechtshof Leeuwarden. De brief aan de minister was als volgt:
28
29
30
Begin 2011 komt er eerst een telefoontje ‘van het ministerie ‘en (conform toezegging) vervolgens een enveloppe met folders over de regeling TBU (Tegemoetkoming buitengewone uitgaven) en TSZ (Tegemoetkoming specifieke zorgkosten). St. Bok zak t de broek af. Er was dus allang (vanaf 2004) een oplossing voor het probleem waarin de fam. D. door de terugvordering van de belastingdienst (in 2009) verzeild was geraakt en niemand die de moeite had genomen daarvan de fam. D. (en St. Bok) op de hoogte te stellen. Hieronder de tekst van betreffend folders:
31
32
33
34
35
Niet lang daarna ontvangt hr. D. de volgende brief:
36
37
Bijzonder is dat door een “automatiseringstechnisch manco in het TBU-rekenprogramma” het minstens een kleine 4 jaar moest duren voordat dhr. D van zijn recht op tegemoetkoming op de hoogte werd gebracht. Tevens dat dan, in tegenstelling wat stond geschreven in de regeling, niet automatisch gebeurde, maar pas nadat er een rechtstreeks beroep was gedaan op tussenkomst en bemiddeling van het Ministerie van Financiën, waarbij toen het “automatiseringstechnisch manco in het TBU-rekenprogramma” blijkbaar ineens was opgelost of op een andere manier kon worden getackeld. Ondertussen was ook de hoger beroep-procedure op gang gebracht, vergelijk de 2 onderstaande brieven:
38
39
40
41
De belastingdienst reageert. Als volgt:
42
43
Opmerkelijk is de info in het bijgevoegde krantenartikel. Meer dan 300.000 belastingplichtigen kunnen – in 2004 al- aanspraak maken op de regeling TBU/TSZ. Hoeveel van deze mensen zullen, onder het mom van ‘het automatiseringstechnisch manco’ door de belastingdienst tussen wal en schip zijn gemangeld?
44
St. Bok reageert als volgt op de conclusie van dupliek van de belastingdienst:
45
46
Vervolgens is er op 26 juli 2011 de zitting bij het Gerechtshof. Het pleidooi van St. Bok is als volgt:
47
48
49
De pleitnota van de belastingdienst is als volgt:
50
Opmerkelijk in dit stuk is het ‘tunnel-denken’ van de belastingdienst: dat blijkt bizarre en groteske vormen aan te kunnen nemen. Er doen zich “in het kader van” de procedure bij het gerechtshof Leeuwarden nog een paar kleinere “kwesties” voor: 1. De werkelijke proceskosten en de vergoeding daarvan; 2. Klachtwaardig optreden voorzitter meervoudige kamer van het gerechtshof. Ad. 1. De belastingdienst wordt d.m.v. een brief er van op de hoogte gesteld dat St. Bok geen genoegen zal nemen met de forfaitaire proceskostenvergoeding, maar uit is op een meer aan de werkelijkheid afgemeten vergoeding (vergelijk brief dd. 21 maart 2011, hieronder). Die brief komt ook ter sprake op de zitting van 26 juli 2011 bij het gerechtshof. De voorzitter van de meervoudige kamer geeft aan die claim van de werkelijke proceskosten wel in overweging te willen nemen, maar voegt daar ondeugend aantoe dat dan St. Bok het recht heeft verwerkt die claim nog te kunnen voorleggen aan de civiele rechter. Van uit St. Bok wordt aangegeven geen objectieve aanleiding te hebben de deskundigheid van de belastingrechter op dit punt van minder allooi te beoordelen dan de deskundigheid van de civiele rechter. Dus: als de belastingrechter dit punt in zijn vonnis wil ‘meenemen’, dan graag.
51
52
Ad. 2. Tijdens de bespreking ter zitting informeert de voorzitter of er door St. Bok feitelijk aan de fam. D. een rekening van meer dan € 4000,-- is verstuurd. Van de zijde van St. Bok wordt zo’n feitelijke handeling uiteraard ontkend. Dat leidt ertoe dat de voorzitter op speelse wijze zich richt tot de vertegenwoordiger van de belastingdienst en dan een toch uiterst onaangename opmerking maakt in de vorm van een uitnodiging/suggestie tot een benadering door de belastingdienst van St. Bok. Daarover is door St. Bok een brief geschreven aan de griffier van het gerechtshof. Zie hieronder. De reactie van de griffier wordt nog afgewacht.
53
54
Het is bij schrijven van dit verslag 15 augustus 2011. We zien het vonnis van het gerechtshof tegemoet. Zodra dat er is, voegen we het toe op deze web-site.
55