Onderwijs en Studenten Service Centrum Den Dolech 2, 5612 AZ Eindhoven Postbus 513, 5600 MB Eindhoven www.tue.nl
Auteur
Wilma Groenendaal Bianca van der Aalst Opdrachtgever
ELO Gebruiksonderzoek Eindadvies
Lex Lemmens Datum
21 februari 2014
Het ELO gebruiksonderzoek is een TU/e PICTO project
Inhoudsopgave Titel
ELO Gebruiksonderzoek
1.De opdracht 2.Werkwijze 3.Resultaten 3.1 Basisuitgangspunten 3.2 Basisfunctionaliteiten ELO 3.3 Overige functionaliteiten 3.4 Tenslotte
Literatuurlijst Bijlagen - Overzicht functionaliteiten docenten - Overzicht functionaliteiten studenten - Overzicht geïnterviewde docenten - Leden projectgroep
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
1. De opdracht Verschillende docenten op de TU/e doen ervaring op met de inzet van elektronische leeromgevingen (ELO’s) in het onderwijs. Deze ervaringen, vaak beperkt tot één vak of faculteit, hebben tot een grote diversiteit aan oplossingen en tools geleid. Niet alleen worden er verschillende leeromgevingen zoals Moodle, Sharepoint, Canvas en Sakai gebruikt maar tevens wordt er gebruikt gemaakt van eigen websites, leeromgevingen van uitgevers en zelfgebouwde applicaties die een ondersteuning bieden bij specifieke aspecten van het onderwijs. Voor de instelling is dit een ongewenste situatie omdat het onmogelijk is om voor deze grote diversiteit aan omgevingen koppelingen naar alle gewenste (administratieve) systemen te maken en te onderhouden. Daarnaast betekent dit voor de student dat hij gedurende zijn opleiding en soms zelfs binnen één vak met uiteenlopende systemen werkt die niet op elkaar aansluiten. Er is hiermee moeilijk vakoverstijgende samenhang te realiseren. Het project ELO gebruiksonderzoek vormt de fundering voor een selectie van een ELO die TU/e-breed inzetbaar is gedurende de gehele opleiding en aansluit op de onderwijsvisie waarin studentgericht onderwijs centraal staat. Omdat het aan diepgaande kennis over de eisen en wensen van docenten, hun manier van onderwijs verzorgen en de tools die daarbij gebruikt (kunnen) worden ontbreekt, is informatie over de primaire processen noodzakelijk. Immers, om de ELO zo goed mogelijk zijn doel te laten dienen moet in het proces om tot de selectie en implementatie van een ELO te komen het onderwijs leidend zijn en de techniek volgend. Door docenten over hun onderwijs te interviewen kan een goed onderbouwd overzicht verkregen worden van de wensen en eisen waar een toekomstige ELO aan moet voldoen. Het gaat daarbij zowel om de functionele wensen als de technische/non-functionele wensen.
2. Werkwijze Voor het project ELO gebruiksonderzoek is een projectgroep samengesteld waarin onderwijskundige expertise en ICT expertise vertegenwoordigd waren. Deze projectgroep is als volgt te werk gegaan. Om trends, ontwikkelingen en didactische randvoorwaarden mee te kunnen laten wegen in het eindadvies, is gestart met literatuuronderzoek rondom de kenmerken van ELO’s, digitale didactiek, motivatietheorie en trends en ontwikkelingen op het gebied van e-learning (zie literatuurlijst). Vervolgens is een formele opstart gemaakt voor alle interviewers en andere betrokkenen d.m.v. een masterclass over de belangrijkste zaken rondom ELO’s. Deze masterclass is geleid door Wilfred Rubens, expert op het gebied van ELO’s en verbonden aan de Open Universiteit. Tijdens deze masterclass is het eerste ontwerp gemaakt van de gespreksleidraad die gebruikt werd voor de interviews met de docenten. Uitgangspunt van de inhoud van de interviews was het onderwijs: wat doe je als docent en waarom; hoe kan een ELO hieraan verder bijdragen? Er hebben 40 interviews plaats gevonden met docenten verspreid over alle faculteiten en over bachelor en master vakken. De interviews zijn uitgewerkt in de vorm van een mindmap waarin alle door de docenten genoemde mogelijke ELO functionaliteiten werden verwerkt. Vervolgens is een samenvatting gemaakt van de 40 mindmaps. Zij zijn verwerkt tot een aantal categorieën met functionaliteiten. De functionaliteiten t.b.v. de studenten zijn verdeeld in de verschillende fasen van het leerproces: Oriënteren (wat en hoe ga ik leren), Oefenen (verwerken van de inhoud tot deskundigheid) en Beoordelen (toetsen of de doelen behaald zijn). De functionaliteiten t.b.v. de docenten zijn verdeeld in de verschillende fasen van het onderwijsproces: Voorbereiden (ontwikkelen van inhoud en activiteiten), Oriënteren (de student ondersteunen in oriëntatie op doel, werkwijze en inhoud), Oefenen (de student ondersteunen in de verwerking van de inhoud), Beoordelen (beoordelen of de student de doelen behaald heeft) en Evalueren (bewaken en verbeteren van de kwaliteit van het onderwijs). Daarna zijn tijdens een workshop waarvoor alle geïnterviewde docenten waren uitgenodigd al de genoemde functionaliteiten besproken en zijn hieraan prioriteiten toegekend. Omdat zowel docenten als studenten gebruikers zijn van de ELO hebben we als
3 ELO Gebruiksonderzoek
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
laatste studenten geconsulteerd. In een aparte workshop zijn hun wensen en ervaringen geïnventariseerd en besproken. De bevindingen zijn samengevat in voorliggend advies. Het advies bevat dus nadrukkelijk de wensen zoals die door de docenten en studenten in hun eigen terminologie benoemd worden. Deze wensen dienen nog vertaald te worden naar de functionele eisen die aan een pakketkeuze gekoppeld kunnen worden. Dit advies kan gezien worden als input voor een project dat zich daarmee bezig houdt.
3. Resultaten In navolging van Lam, Rubens en Simons (2006) hanteren we in dit advies het begrip ELO als een omgeving waarin docenten en studenten samen kunnen leren. Dit betekent dat een deel van het leerproces dus online gefaciliteerd kan worden. De ELO is hiermee een onderdeel van de totale DLWO (Digitale Leer- en Werkomgeving), maar niet alles omvattend. Het literatuuronderzoek en de gesprekken met docenten en studenten die hebben plaats gevonden, hebben tot een aantal resultaten m.b.t. het ELO gebruiksonderzoek geleid. Deze resultaten vallen uiteen in drie onderdelen: ten eerste de basisuitgangspunten die noodzakelijk zijn om een ELO zo goed mogelijk in de organisatie neer te zetten en als effectieve en efficiënte ondersteuner van het leerproces in te voeren. Ten tweede de basisfunctionaliteiten die zo vanzelfsprekend zijn dat vrijwel elke op de markt verkrijgbare ELO ze bezit. En tenslotte de specifieke functionaliteiten die passen bij de kenmerken en uitgangspunten van de Technische Universiteit Eindhoven.
3.1 Basisuitgangspunten Om een ELO succesvol in te voeren zal de TU/e rekening moeten houden met een aantal basisuitgangspunten. a. Gebruiksvriendelijkheid. De meest opvallende eis die naar voren kwam in de gesprekken met docenten en studenten betrof geen functionaliteit maar een kenmerk van het systeem als geheel: het systeem moet intuïtief zijn. Dit houdt in dat het voor zowel docent als student gemakkelijk moet zijn om door de ELO te navigeren. Onderdelen moeten een ‘logische’ plek hebben en op basis van gezond verstand te vinden en te gebruiken zijn zonder strikte noodzaak van een gebruikerstraining vooraf. Hieraan wordt bijgedragen door uniformiteit te creëren. Of er nou één systeem ingezet wordt of meerdere systemen onder één paraplu: er moet een eenduidige structuur gehanteerd worden die maakt dat je als docent of student bij ieder nieuw vak of onderdeel op basis van voorgaande ervaringen kunt navigeren. Studenten willen niet bij iedere nieuwe applicatie opnieuw in moeten loggen. Er moet één portal zijn waaronder alles samenkomt met één single sign on. Gebruiksvriendelijkheid geldt als belangrijkste voorwaarde voor de acceptatie en het uiteindelijk gebruik door docenten en studenten. Dit betekent dat de ELO een grote belasting aan moet kunnen en het aantal lagen beperkt moet blijven: te vaak door moeten klikken om uiteindelijk op de juiste plaats te komen, kost onnodig veel tijd en levert irritatie op. Het systeem mag niet te traag zijn en herhaaldelijk vragen om in te loggen of direct het geheugen wissen wanneer er doorgeklikt wordt naar een volgende pagina, want ook dat irriteert. Wanneer hieraan niet voldaan wordt zal uitgeweken worden naar andere, meer gebruiksvriendelijke tools die wel in de behoefte voorzien. Zowel docenten als studenten benoemen dit voornamelijk vanuit hun eerdere ervaringen met OASE. Docenten geven unaniem aan dat ze lang niet alle (tot nauwelijks) beschikbare functionaliteiten benutten omdat zij het gevoel hebben dat het systeem niet vanuit het oogpunt van de gebruiker ontwikkeld is en daardoor onvoldoende gebruiksvriendelijk is. b. Toekomstbestendigheid. De ELO moet in twee behoeften voorzien. Enerzijds moet het huidige, bestaande onderwijs ondersteund worden, anderzijds moet er ruimte zijn voor ontwikkelingen in de toekomst. Om toekomstbestendig te zijn moet de ELO een flexibel systeem zijn. Dat wil zeggen: het systeem bezit een aantal basisfunctionaliteiten, een aantal voor de TU/e specifieke functionaliteiten en is uit te breiden met nieuwe functionaliteiten en wordt daarin ook actief ondersteund. Aanvullingen moeten via dezelfde ‘portal’ te bereiken zijn.
4 ELO Gebruiksonderzoek
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
Idealiter zou (een beperktere versie van) de ELO ook als app beschikbaar moeten zijn op mobiele devices. c. Studentmotivatie. Om te zorgen dat studenten gestimuleerd en gemotiveerd worden om te leren moet een leeromgeving (ongeacht of dit een fysieke of digitale leeromgeving betreft) voorzien in de drie pijlers van motivatie: autonomie, sociale verbondenheid en competentie (Deci & Ryan, 2000). Voor de ELO wil dit zeggen dat deze ruimte moet bieden voor eigen verantwoordelijkheid van de student voor zijn leerproces zodat deze zich hiervan eigenaar kan voelen (autonomie). Binnen de ELO moet voldoende mogelijkheid zijn voor interactie met peers en profilering van de student zodat deze onderdeel uitmaakt van een ‘learning community’ (sociale verbondenheid). Tot slot moet de student zich competent kunnen voelen in de ELO. Om daar voor te zorgen mag het systeem zelf geen drempel vormen (gebruiksvriendelijk) en moet er op vakinhoudelijk en onderwijskundig vlak voldoende content aangeboden worden aan de student. d. Docentprofessionalisering. Om tot een succesvolle toepassing van de ELO binnen het onderwijs te komen moet het TPACK model (TPACK = Technological Pedagogical And Content Knowledge) als uitgangspunt genomen worden. Docentprofessionalisering speelt hierin een belangrijke rol. In het TPACK model komen technische kennis, vakinhoudelijke kennis en didactische kennis samen. Uitgangspunt is dat de techniek alleen niet centraal staat, maar de manier waarop deze geïntegreerd kan worden in het onderwijs om dit nog efficiënter te maken (Rubens, 2013). Onderwijsvernieuwing in een ICT setting moet altijd een samenspel zijn van technologische ontwikkeling en –vernieuwing, ontwikkeling en vernieuwing van de inhoud van het onderwijs en didactische ontwikkeling en vernieuwing. De docent staat hierin centraal. Daarom is het noodzakelijk dat docenten zich ontwikkelen in zowel de afzonderlijke domeinen (techniek, inhoud en didactiek), maar ook in de manier waarop de verschillende domeinen met elkaar verbonden zijn (Mishra & Koehler, 2009). Een ELO is immers niet alleen een leeromgeving van de studenten, maar ook van de docenten. e. Blended Learning. De ELO dient ter verrijking van het face-to-face onderwijs en zal deze niet vervangen. Binnen de onderwijsvisie van de TU/e staat onder andere de meester-gezelrelatie en het persoonlijke contact centraal. De ELO kan dit ondersteunen door een deel van het leren online mogelijk te maken waardoor de face-to-face bijeenkomst effectiever benut kunnen worden en persoonlijk contact de norm blijft.
3.2 Basisfunctionaliteiten ELO Vrijwel elke bestaande ELO bezit een aantal basisfunctionaliteiten. Deze zijn zo voor de hand liggend dat ze geen discussie behoeven (Ontwikkelingen in de digitale leer- en werkomgeving van het hoger onderwijs. SURF, 2012). In de gesprekken met docenten en studenten zijn deze functionaliteiten dan ook veel genoemd, zij zullen in ieder geval in de TU/e ELO aanwezig moeten zijn. Het gaat om de volgende basisfunctionaliteiten. a. Content beschikbaar stellen. In de praktijk wordt een ELO het meest intensief gebruikt voor het beschikbaar stellen van content in de vorm van: Tekst (bijvoorbeeld vakinformatie) Documenten (word, excel, pdf) Presentaties (powerpoint, prezi, pdf) Theorie (artikelen, e-books) Opdrachten, (oefen)opgaven Video’s (weblectures, videocolleges, animaties) Afbeeldingen (foto’s, 2D- en 3D tekeningen) Belangrijk is dat deze content actief gebruikt kan worden binnen de ELO. Daarbij moet er rekening gehouden worden met het feit dat ook zeer grote bestanden geladen moeten kunnen worden en dat in de toekomst het formaat van de bestanden alleen maar zal groeien. b. Communicatie. De ELO is een plek voor communicatietools zoals discussiefora, FAQ’s, e-mail, chat, etc. De tools dienen verschillende vormen van communicatie: 5 ELO Gebruiksonderzoek
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
Communicatie van docent naar de groep studenten: mededelingen van de docent moeten een centrale plek hebben en door de (gewenste groep van) studenten te ontvangen zijn via een communicatiekanaal naar keuze (e-mail, facebook, twitter, google+, whatsapp). Daarnaast moeten telecolleges live te volgen zijn. Communicatie van individuele student naar docent en omgekeerd: voor individuele vragen moeten de studenten een e-mail kunnen sturen, antwoorden op FAQ’s op een centrale plek terug kunnen vinden en in sommige gevallen gebruik gemaakt kunnen worden van een poll, chat of videoconferencing. Communicatie tussen medestudenten: voor inhoudelijke discussies n.a.v. een specifieke opdracht is het zinvol een discussieforum ter beschikking te stellen en ook te kunnen modereren. Hierop kunnen de studenten onderling elkaar op weg helpen bij vragen, maar kan ook de docent (of een studentassistent) bijsturen wanneer nodig. c. Administratie. Gegevens, aanwezigheid en werk van studenten moet opgeslagen kunnen worden en geregistreerd, beoordeeld werk moet kunnen worden gearchiveerd. Er moeten groepen ingedeeld kunnen worden en deadlines ingesteld waarbij bijvoorbeeld de mogelijkheid om in te leveren geblokkeerd moet kunnen worden na het verstrijken van de deadline en automatische notificaties uitgestuurd moeten kunnen worden naar studenten die nog niets ingeleverd hebben, wanneer de deadline nadert. Roosters en planningen van verschillende vakken moeten voor de student in een centrale agenda te integreren zijn. De ELO biedt administratieve tools voor sturing, grading, tracking and tracing: kwantitatieve gegevens over het gebruik van de ELO door studenten om de voortgang van het onderwijsproces bij te houden en activiteiten van studenten te monitoren. Daarnaast moet er de mogelijkheid zijn om e-portfolio’s aan te maken en te onderhouden. d. Toetsing en evaluatie. De ELO moet voor de afname van (en eventueel voorbereiding op) digitale toetsen de mogelijkheid bieden tot de opbouw van of koppeling met een databank met toetsvragen die op basis van bepaalde gegevens automatisch een unieke toets per student moet kunnen genereren (welke metadata en vraagvormen hier specifiek vereist zijn, moet in een apart project onderzocht worden). Het moet de mogelijkheid bieden tot veilige afname van de toets, het toevoegen van intelligente feedback per vraag en vervolgens het uitvoeren van toetsanalyses ter bevordering van de kwaliteit. Daarnaast moeten studenten uitgewerkte opdrachten/papers kunnen uploaden en de status hiervan kunnen bekijken. De docent moet de uitwerking vervolgens kunnen openen, digitaal van feedback voorzien (via annotatie) en vervolgens weer kunnen publiceren voor de student. Dergelijke opdrachten moeten kunnen worden gecontroleerd op plagiaat. De student moet video’s of presentaties kunnen uploaden, waarin de docent tags moet kunnen plaatsen naar aanleiding van feedbackpunten. Tot slot moet de ELO de mogelijkheid bieden voor peer- en selfassessment, die vervolgens door docenten beoordeeld moet kunnen worden. De ELO moet de mogelijkheid bieden om het leerproces van de studenten te monitoren en learning analytics te genereren ter verbetering van het onderwijs. Welke gegevens hier wel en niet onderdeel van uit mogen maken zal vooraf ook vanuit juridisch oogpunt concreet vastgesteld moeten worden. -
3.3 Overige functionaliteiten Door de specifieke kenmerken die de Technische Universiteit Eindhoven heeft en de onderwijsvisie die zij onder andere via het Bachelor College en de Graduate School uitdraagt, worden er aanvullende eisen gesteld aan de ELO. De TU/e is een technische universiteit. De aard van de opleidingen van de TU/e maakt dat de ELO een aantal specifieke mogelijkheden moeten bezitten.
6 ELO Gebruiksonderzoek
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
(3D)Tekeningen: deze tekeningen hoeven niet gemaakt te kunnen worden in de ELO, maar wel geüpload door de student, geopend door de docent, voorzien van feedback, opgeslagen en weer ‘gepubliceerd’ voor de student. o Experimenteren door middel van simulaties: simulaties hoeven niet binnen de ELO te draaien, maar daar wel aan gekoppeld zijn. o Formules, symbolen, grafieken en molecuul structuren: deze mogelijkheid is alleen zinvol wanneer die echt functioneel ingezet kan worden en efficiënt werkt. Wanneer het digitaal invoeren van formules bij een digitale toets bijvoorbeeld meer tijd kost dan het opschrijven ervan verliest dit de meerwaarde voor de student. o Ondersteunen van programmeertalen: door studenten opgestelde programmacodes moeten automatisch getest kunnen worden op bruikbaarheid en gecontroleerd op plagiaat. Het onderwijs van de TU/e heeft als ambitie studentactiverend te zijn. In de onderwijsvisie van de TU/e staat het leren van de student centraal, waarbij de student in grote mate zelf verantwoordelijk is (Meijers & Den Brok, 2013). Het is van belang dat het zelfsturend vermogen van de studenten wordt ontplooid. De ELO kan dit ondersteunen door tijd- en plaatsonafhankelijk leren mogelijk te maken. Dit kan enerzijds door content aan te bieden die de student in zijn eigen tijd kan bestuderen (zoals weblectures, artikelen etc.) en de student hierbij de mogelijkheid te geven deze informatie te bookmarken of taggen zodat hij zelf informatie kan filteren en het overzicht kan behouden en de mogelijkheid voor diepere verwerking te bieden door zelf mindmaps aan te kunnen maken of video’s te kunnen uploaden. Anderzijds kan dit door peer- en selfassessment mogelijkheden in te bouwen waardoor de student onafhankelijk van de docent al inzicht kan krijgen in waar hij op dat moment staat in zijn leerproces. Een extra functionaliteit die actieve betrokkenheid van de student kan stimuleren is de mogelijkheid om studentreacties te prijzen (door docent of medestudent), waardoor de studenten gestimuleerd worden om nuttige feedback of antwoorden te geven en andere studenten snel de kwalitatief goede reacties kunnen filteren voor eigen gebruik. Het leren van de student is zoveel mogelijk gepersonaliseerd. Om het leren van de student zo effectief en efficiënt mogelijk te laten verlopen is het belangrijk dat het aangeboden materiaal aansluit op het niveau van de student. Dit moet voldoende uitdagend zijn, maar ook weer niet te. Wat dit precies is, wisselt per individuele student. Dit kan gerealiseerd worden door een grote diversiteit aan content aan te bieden in een flexibel arrangement, echter op zodanige manier dat die voor de student niet onoverzichtelijk wordt. Door de content aan te bieden op basis van getoetste voorkennis en/of geconstateerde voortgang krijgt de student de benodigde content op het juiste niveau en just-in-time. Dit betekent dat de ELO de mogelijkheid biedt om adaptief te toetsen en te leren. Daarnaast moet het mogelijk zijn om excellente studenten meer rechten te geven binnen de ELO waardoor zij bijvoorbeeld ook uitgebreidere bijdragen kunnen leveren in de vorm van content of een moderatorsrol binnen een forum. Studenten moeten zich met extra activiteiten kunnen profileren. Iedere opleiding biedt Ontwerpgericht Onderwijs aan. Binnen het (project)onderwijs moet er samengewerkt kunnen worden aan de uitwerking van een probleem. Uitwerkingen moeten gedeeld kunnen worden, documenten moeten uitgewisseld kunnen worden en studenten moeten in elkaars documenten kunnen werken. Hierin moet de ELO ondersteuning bieden. o
3.4 Tenslotte De ELO dient volgens dit gebruiksonderzoek minimaal aan alle bovengenoemde basisuitgangspunten en –functionaliteiten te voldoen. Daarnaast bezit de ELO alle bovenstaande aanvullende functionaliteiten of is op (zeer) korte termijn uit te breiden met deze functionaliteiten. Via gestandaardiseerde API’s (application programming interfaces) moet de ELO koppelbaar zijn aan andere toepassingen. Er is één single sign on portal waardoor de student zijn ELO kan bereiken inclusief eventuele aanvullende systemen die voorzien in de behoefte van een of meer van de genoemde functionaliteiten. Gebruiksgemak en toekomstbestendigheid zijn doorslaggevend bij de keuze van een ELO. 7 ELO Gebruiksonderzoek
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
Het gebruiksonderzoek is een eerste bouwsteen in het traject dat tot implementatie van een ELO leidt. Gedurende het onderzoek zijn we tot de conclusie gekomen dat er in het vervolgtraject een aantal aspecten noodzakelijk zijn voor een succesvolle implementatie. Projecten als digitaal toetsen en plagiaatdetectie moeten aansluiten op de uitkomst van dit ELO gebruiksonderzoek. Zij geven een verder specificering op deze onderwerpen en kunnen onderdeel uitmaken van of gekoppeld zijn aan de toekomstige ELO. Daarnaast kan het ELOgebruiksonderzoek input leveren voor een project Blended Learning en andersom. Aspecten rond beveiliging (en/of veiligheid) en ethische en/of juridische kwesties moeten in het vervolgproject ELO nader onderzocht en beschreven worden. In het voorliggende advies is met name met een onderwijskundige bril naar de functionaliteiten van de ELO gekeken. In het vervolg dient zeker ook vanuit een ICT visie en vanuit een juridische en ethische perspectief gekeken worden. Voor een succesvolle implementatie zijn er nog twee punten die uit de gesprekken met docenten van belang bleken. Op de eerste plaats zijn docenten gewend zelf oplossingen te zoeken voor specifieke problemen die ze tegen komen, het zal dus een uitdaging zijn om alle docenten enthousiast te maken voor een nieuwe ELO. Er moet vooraf goed nagedacht worden over hoe dit gerealiseerd kan worden. Tot slot blijkt ook dat niet alle docenten in dezelfde mate weten hoe een ELO het leerproces kan ondersteunen. Professionalisering van docenten met betrekking tot het gebruik van de ELO is dus essentieel. Voor nieuwe docenten kan dit onder andere gerealiseerd worden door middel van het BKO, voor zittende docenten moet het gebruik van de ELO zo aantrekkelijk zijn dat het alleen maar voor de hand liggend kan zijn om er mee te werken. Tot slot zal voor de uiteindelijke ingebruikname een besluit genomen moeten worden over de taal die voor de ELO gebruikt gaat worden.
8 ELO Gebruiksonderzoek
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
Literatuurlijst Deci, E.L. & Ryan, R.M, (2000). The ‘What’ and ‘Why’ of goal pursuits; Human needs and the self-determination of behavior. Psychological Inquiry, 11, 227-268 Lam, I. Rubens, W. Simons, P.R.J. (2006) Hebben elektronische leeromgevingen hun langste tijd gehad of niet? TH&MA, 13, 35 - 39 Meijers, A. & Brok, P. den, (2013). Ingenieurs van de toekomst. Eindhoven: Technische Universiteit Eindhoven Mishra, P., & Koehler , M. J. (2006). Technological pedagogical content knowledge: Aframework for teacher knowledge. Teachers College Record, 108, 1017-1054. Ontwikkelingen in de digitale leer- en werkomgeving van het hoger onderwijs. SURF 2012. Rubens, W. (2003). De prille geschiedenis van e-learning.HRD Thema 3 Simons, P.R.J., (1988) Leren en motiveren Motivatie om te leren pp. 18 - 25 Simons, P.R.J (2002). Digitale didactiek: hoe (kunnen) academici leren ICT te gebruiken in hun onderwijs. Rede Universiteit Utrecht, 10 oktober 2002 Elk, L. van, (2004). ELO-Definiëring. Notitie in opdracht van ELO-stuurgroep DU, Hogeschool InHolland Taskforce ICT in het Onderwijs (2013). Visie op ICT in het Onderwijs t.b.v. de Digitale Universiteit TU/e, oktober 2013.
Bijlagen Overzicht functionaliteiten docenten Overzicht functionaliteiten studenten Overzicht geïnterviewde docenten Leden projectgroep
9 ELO Gebruiksonderzoek
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
Bijlage 1 Overzicht functionaliteiten docenten
DOCENT - VOORBEREIDEN Publiceren vakinformatie Publiceren materiaal Mededelingen doen DOCENT - ORIENTEREN Vragen beantwoorden (incidenteel en FAQ) Telecolleges geven DOCENT OEFENEN Begeleiden op afstand Studentreacties prijzen Studentreacties modereren Feedback geven Vragen beantwoorden Monitoren leerproces student DOCENT - BEOORDELEN Inzien ingeleverd werk Beoordelen ingeleverd werk Digitale toetsen samenstellen/genereren Plagiaatcontrole Beoordelen peer/self-assessment Archiveren van beoordeeld werk DOCENT - EVALUEREN Analyseren van toetsresultaten Evalueren losse bijeenkomsten Vakoverstijgende evaluatie (vakevaluatie?)
10 ELO Gebruiksonderzoek
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
Bijlage 2 Overzicht functionaliteiten studenten
Student - orienteren Informatie verkrijgen over vak (leerdoelen, beschikbare leeractiviteiten, toetscriteria etc.) Bericht ontvangen van docent Bericht ontvangen medestudenten Intaketoets kunnen maken Informatie kunnen structureren/makkelijk terug vindbaar maken Persoonlijk profiel aanmaken Student - oefenen Opdrachten verkrijgen Uitwerkingen kunnen maken (blog) Uitwerkingen kunnen delen Uitwerkingen in kunnen leveren Samenwerken aan uitwerking Wijzigingen aanbrengen in document medestudent Persoonlijke aantekeningen kunnen maken (annotatie) Feedback geven op medestudent Feedback ontvangen van medestudent Feedback medestudent kunnen beoordelen Feedback ontvangen van docent/externe expert Toetscriteria op kunnen stellen Medestudent beoordelen aan hand van toetscriteria Eigen werk beoordelen aan de hand van toetscriteria Zelftoetsen kunnen maken Zelf video´s kunnen uploaden Zelf presentaties kunnen uploaden Experimenteren met simulaties Discussie voeren Elkaars vragen beantwoorden Vragen stellen aan medestudenten Vragen stellen aan docent Aangepast materiaal krijgen op basis van huidige niveau Lange afstandscommunicatie (met beeld) Oefenvragen kunnen maken Meer rechten ‘verdienen’ bij goede prestaties Stemmen Zichzelf profileren Student - Beoordelen Opdrachten ter beoordeling inleveren Digitaal een tentamen maken Invoeren van formules, symbolen, molecuulverbindingen
11 ELO Gebruiksonderzoek
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
Bijlage 3 Geïnterviewde docenten Naam
Faculteit
Carlijn Bouten Astrid Kemperman Sophie Rousseau Wim Schaeffer Henk Schellen Bauke de Vries Ton Backx Bas de Hon Oded Raz Ramiro Serra Piet Sommen Hans Achard van Enschut Frank Delbressine Matthias Funk Peter Peters Jacques Terken Tijn Borghuis Jan Fransoo Kees van Overveld Jan Smits Chris Snijders Tarkan Tan Emiel van Berkum Marko Boon Paul de Bra Pieter Cuijpers Hans Cuypers Judith Keijsper Ruud Pellikaan Tom Verhoeff Jos van Schijndel Rint Sijbesma Richard Engeln Leo van Ijzendoorn Nico Dam Ines Lopez Joris Remmers Piet Schreurs
Biomedische Technologie Bouwkunde Bouwkunde Bouwkunde Bouwkunde Bouwkunde Electrical Engineering Electrical Engineering Electrical Engineering Electrical Engineering Electrical Engineering Industrial Design Industrial Design Industrial Design Industrial Design Industrial Design Industrial Engineering and Innovation Sciences Industrial Engineering and Innovation Sciences Industrial Engineering and Innovation Sciences Industrial Engineering and Innovation Sciences Industrial Engineering and Innovation Sciences Industrial Engineering and Innovation Sciences Wiskunde en Informatica Wiskunde en Informatica Wiskunde en Informatica Wiskunde en Informatica Wiskunde en Informatica Wiskunde en Informatica Wiskunde en Informatica Wiskunde en Informatica Scheikundige Technologie Scheikundige Technologie Technische Natuurkunde Technische Natuurkunde Werktuigbouwkunde Werktuigbouwkunde Werktuigbouwkunde Werktuigbouwkunde
12 ELO Gebruiksonderzoek
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
Bijlage 4 Leden projectgroep ELO gebruiksonderzoek Wilma Groenendaal, projectleider, auteur eindadvies Bianca van der Aalst, projectmedewerker, auteur eindadvies Fred Gaasendam, adviseur John van den Berge, ICT adviseur
Interviewers: Bianca van der Aalst Chantal Brans Hanneke Duisterwinkel Michel van Gessel Wilma Groenendaal Josje Knoop Sara Veerman Jolanda Vogelsangs
13 ELO Gebruiksonderzoek