EL-FI® M10 ASBELASTINGSMONITOR HANDLEIDING Meting van asbelasting van motor
1
INHOUD VAN DE VERPAKKING ...
Deze handleiding beschrijft de installatie en inbedrijfstelling van de M10-lastmonitor. De M10 bewaakt en meet alle met AC-inductiemotoren aangedreven apparatuur en geeft een alarmmelding bij abnormale omstandigheden. Als het “normale” belastingniveau van het proces wordt overschreden, verandert de stand van het interne relais en de Power/Alarm-LED wordt rood. Het uitgangsrelaiscontact kan worden gebruikt om een alarm te produceren en/of om de motor uit te schakelen. De M10 is ideaal voor een reeks uiteenlopende toepassingen: bijv. als elektronische breekpen of als beveiliging tegen het drooglopen van pompen (voor motoren tot 50A). De lastmonitor is bij uitstek geschikt voor prijsgunstige toepassingen die enkel om een simpele beveiliging tegen onder- of overbelasting vragen. Voor toepassingen die een meer geavanceerde asbelastingsmonitor vergen, adviseren wij het gebruik van de EL-FI M20. •
Controleer de levering. Deze bestaat uit de M10-lastmonitor, een stroomtransformator en deze handleiding.
•
Controleer zorgvuldig of de spanning van de geleverde apparatuur overeenkomt met de ingangsspanning van de motor en of de nominale stroom van de transformator overeenkomt met de op de verpakking vermelde waarde.
•
Controleer de inhoud van de verpakking op transportschade.
LET OP! Neem in twijfelgevallen contact op met de leverancier voordat het product geïnstalleerd of in bedrijf wordt genomen.
2
VEILIGHEID
•
Lees deze handleiding zorgvuldig voordat de lastmonitor geïnstalleerd of in gebruik genomen wordt.
•
De lastmonitor mag alleen worden geïnstalleerd door bevoegd personeel.
•
Schakel de voedingspanning uit voordat met installeren wordt begonnen.
•
De installatie moet voldoen aan de geldende normen en plaatselijke voorschriften.
•
Schenk vooral aandacht aan het hoofdstuk VEILIGHEID en de de tekst onder “VOORZICHTIG” in hoofdstuk 4 en 6.
•
Is er onduidelijkheid of twijfel? Zie hoofdstuk 9 SERVICE of neem contact op met de leverancier.
LET OP! De garantie vervalt bij het verbreken van de verzegeling op de behuizing van de lastmonitor.
3
ELEKTRISCHE AANSLUITING
Dit aansluitvoorbeeld laat zien hoe de M10 kan worden gebruikt als start- stopbesturing van de motor. Andere aansluitconfiguraties zijn ook mogelijk. 1. De stroomtrafo CTMxxx dient te worden opgenomen in de fase die op klem 9 (L1) is aangesloten. 2. Voor eenfaseschakeling, zie afb. 2. L1 L2 L3 N Max.240VAC
6 7
C NC NO
L1 L2 L3
8
MONITOR RES
S1 S2
CTMxxx
1
5
Reset
ST OP
2
START K1
N K1
M 3
Afb 1. Aansluitvoorbeeld 3-fase motoren. LET OP! Als de START/STOP wordt aangesloten volgens afb. 1 is het handig om tijdens het programmeren klem 6 en 7 tijdelijk door te verbinden.
AANSLUITVOORBEELD VOOR EENFASESCHAKELING Dit is een voorbeeld hoe de afwijkende aansluitingen moeten worden gemaakt bij eenfaseschakeling. Zie afb. 1 voor de overige elektrische aansluitingen. L1 N
6 7
C NC NO
L1 L2 L3
8
MONIT OR S1 S2
CTMxxx
1
RES
5
2
K1
M 1
Afb 2. Voorbeeld van eenfaseschakeling.
GEBLOKKEERD OF GEDEBLOKKEERD ALARM N (of DC+)
MAX 240 VAC (of DC-)
5 6 7 8
5 6 7 8
R E S E T Gedeblokkeerd (Automatische reset)
Geblokkeerd
Afb 3. Aansluitvoorbeeld voor geblokkeerd of gedeblokkeerd alarm.
Gedeblokkeerd (Auto Reset) als spanning wordt geleverd aan aansluitpunt 5 en 6. Geblokkeerd alarm als aansluitpunt 5 en 6 open zijn (niet aangesloten).
4 KEUZE VAN STROOMTRANSFORMATOR VOOR MOTOREN TOT 50 A 1. Controleer de nominale motorstroom op het typeplaatje van de motor. 2. Vergelijk deze waarde met de nominale motorstroom in tabel 1. 3. Kies in tabel 1 de stroomtransformator en het gewenste aantal wikkelingen. NOMINALE MOTORSTROOM (A)
CTM010
0,40 - 1,00
10
1,01 - 2,00
5
2,01 - 3,0
3
3,1 - 5,0
2
5,1 - 10,0
1
CTM025
10,1 - 12,5
2
12,6 - 25
1
26 - 50A
CTM050
1
Tabel 1. Stroomtrafo en aantal primaire wikkelingen.
VOORBEELD: • Nominale motorstroom = 12 A. •
Selecteer 10,1 - 12,5 in de eerste kolom in tabel 1 en kies CTM 025 met 2 wikkelingen.
LET OP! De maximale lengte van de CTM-kabel is 1 m (39,37 in).
VOORZICHTIG!! Klem 1 en 2 (S1, S2) staan onder spanning.
L1 L2 L3
CTMxxx
2 windings
P2
1
2
S1 S2 MONIT OR
M 3
Afb 4. Voorbeeld van een CTM 025 met 2 wikkelingen voor een 12 A-motor.
LET OP! Indien de juiste stroomtrafo (CT) is besteld, dan wordt deze bij de M10 meegeleverd. Controleer of dit het geval is. Neem bij twijfelgevallen contact op met de leverancier.
1 wikkeling
3 wikkelingen
Afb 5. Voorbeeld van 1 en 3 wikkelingen. LET OP! De aansluitingen van de transformator zijn niet polariteitsgevoelig, maar moeten op L1 aangesloten worden.
5
BEDIENING
LED •
Een constante oplichtende groene LED geeft een parametertype aan.
•
Een knipperende groene LED geeft een waarde aan.
Onder normale bedrijfsomstandigheden zijn alle acht LEDs uit. (zie tabel 2). De LEDs gaan 30 seconden nadat de laatste toets is ingedrukt automatisch uit.
AUTO SET Het alarmbelastingniveau wordt automatisch ingesteld met de functie AUTOSET, zie hoofdstuk 6.
Resetingang
Stroomingang
Aansluitklem 5 en 6 worden gebruikt voor de externe resetfunctie en voor de selectie van geblokkeerd/gedeblok-
Aansluitklem 1 en 2. Stroomtrafo; CTM 010, 025 of 050 (Max. 50 A-motor).
Relaisuitgang Aansluitklem 6, 7 en 8 uitgangrelais.
Power/Alarm De Power/Alarm LED wordt groen als de voeding is ingeschakeld en als de belasting normaal is. Rood bij alarm.
VAL Instellen van waarde - Als een groene LED knippert, wordt de waarde verhoogd door VAL in te drukken. Bevestig de wijziging door PAR in te drukken.
PAR Parameterwijziging (groene LED is constant aan) - als een parameter wordt weergegeven ga verder naar de volgende parameter door PAR in te drukken.
Motoraansluitklemmen Resetten Reset een geblokkeerd alarm door PAR en VAL tegelijkertijd 3 sec. lang in te drukken.
Aansluitklem 9 (L1), 11 (L2) en 13 (L3) voor voedings- en motoraansluiting.
Parameterwaarden, bijv. sec., kW, pk of marge, kunnen uitsluitend worden ingesteld als 0, 1, 2, 4, 8, 16, 32 of 64. De dichtstbijzijnde waarde selecteren.
6
PROGRAMMEREN
Stel de lastmonitor als volgt in: VOORZICHTIG! Voorkom persoonlijk letsel en zorg ervoor dat alle veiligheidsmaatregelen zijn genomen voordat de voedingsspanning ingeschakelt en de motor en de aangedreven installatie gestart wordt.
Instellingen en eerste start A. Schakel de voedingsspanning in - de Power/Alarm LED wordt groen. B. Druk éénmaal op PAR - de “LED” AUTO SET gaat aan. C. Blijf op PAR drukken tot de gewenste parameter is geselecteerd, bijv. RATED POWER, zie tabel 2 en 3. D. Druk op VAL - De standaardwaarde of een eerder ingestelde waarde knippert, bijv. “64”. E. Blijf op VAL drukken tot de gewenste waarde wordt weergegeven (0 - 64). F.
Bevestig de gekozen waarde door op PAR te drukken.
G. Druk nogmaals op PAR en herhaal de stappen B t/m F voor alle parameters behalve AUTO SET. Zie tabel 2, 3 en afb. 6 voor de beschikbare instellingsopties voor elk van de acht parameters. H. Start de motor en laat het systeem draaien onder normale belastingscondities totdat de START DELAY (inschakelvertragingstijd) is verstreken.
Tip! Kortsluit het uitgangsrelais tijdens het programmeren om te voorkomen dat de installatie onbedoeld wordt uitgeschakeld, zie LET OP! in het hoofdstuk “ELEKTRISCHE AANSLUITING”. I.
Druk één maal op PAR - de “LED” AUTO SET gaat aan.
J.
Druk 3 seconden lang op VAL bij normale machinebelasting. Het AUTO SETbelastingsniveau wordt automatisch ingesteld en de LED gaat uit.
K. Wijzig of reset zo nodig de inschakelvertragingstijd, responsievertragings-tijd, marge, enz. (zie tabel 2 en 3 evenals afb. 6).
Voorbeeld: Transportband met beveiliging tegen overbelasting Transportband met beveiliging tegen overbelasting, motor 11 kW (afb. 6). 1.
Controleer het uitgangsvermogen op het motorplaatje en zie tabel 3 (11 kW = nominaal motorvermogen 6,1- 12) - instelling 8.
2.
Schakel de voedingsspanning in -Power/Alarm-LED wordt groen.
3.
Druk één maal op PAR - de “LED” AUTO SET gaat aan.
4.
Blijf op PAR drukken tot RATED POWER is geselecteerd.
5.
Druk op VAL - Waarde “64” knippert (fabrieksinstelling).
6.
Stel de aanbevolen waarde in overeenkomstig tabel 3. Blijf op VAL drukken tot de gekozen waarde (8) begint te knipperen.
7.
Bevestig de gekozen waarde door een druk op PAR.
8.
Druk nogmaals op PAR en selecteer MAX.
9.
Druk op VAL . Selecteer de fabrieksinstelling MAX - beveiliging tegen overbelasting - “1”.
10. Bevestig de gekozen waarde (1) door op PAR te drukken. 11. Druk nogmaals op PAR en selecteer RELAY INVERTED. 12. Druk op VAL. Selecteer de fabrieksinstelling “no” = “0”. 13. Bevestig de gekozen waarde (0) door op PAR te drukken. Bovenstaande parameters moeten worden ingesteld om een betrouwbare werking te garanderen.
Tip! Wijzig de belasting op de machine om na te gaan of de marge voor de belastingslimiet correct is ingesteld. Het is ook mogelijk de marge met één of meer stappen te verlagen om na te gaan op welk niveau de machine zal uitschakelen. Zie afb. 6. Wijzig of reset indien nodig bijv. de inschakelvertragingstijd, responsievertragingstijd, uitschakelmarge, enz. (zie tabel 2).
Meer tips! • Als het moeilijk is om het alarmniveau in te stellen, voer dan gewoon een AUTO SET uit nadat de motor is gestopt. Start daarna de motor/machine, laat deze met normale belasting draaien en voer nogmaals een AUTO SET uit. •
Als per ongeluk een foutieve waarde is ingesteld, kan deze eenvoudig opnieuw worden ingesteld. Als de waarde niet binnen 30 sec. wordt bevestigd door op PAR te drukken, wordt de nieuwe waarde niet geaccepteerd. Parameter
Fabrieksinstelling
Waarde
Opmerking
RATED POWER
0 1 2 4 8 16 32 64
RELAY INVERTED
0 (nee) 1 (ja)
0
0 = Relais geactiveerd bij alarm
ALARM CURRENT = 0
0 (nee) 1 (ja)
0
Alarm bij ontbrekende motorstroom
MAX OR MIN
0 (MIN) 1 (MAX)
1
0 = onderbelastingalarm 1 = overbelastingalarm
RESPONSE DELAY
0 1 2 4 8 16 32 64
2
Responsievertragingstijd in seconden (0=50 ms)
START DELAY
0 1 2 4 8 16 32 64
2
Inschakelvertraging in seconden
MARGIN (Marge % van nominaal vermogen)
0 1 2 4 8 16 32 64
8
Belastingsmarge voor alarmgevoeligheid, afb. 6
AUTO SET
Het AutoSet-belastingniveau wordt automatisch ingesteld als de toets VAL 3 seconden lang wordt ingedrukt.
Tabel 2. Parameters en waarden. Instelling
Nominaal motorvermogen in kW of pK
0 1 2 4 8 16 32 64
0 - 0,5 0,51 - 1,5 1,51 - 2,5 2,51 - 6 6,1 - 12 12,1 - 24 24,1 - 48 48,1 - 75
Tabel 3.Instelling van nominaal motorvermogen.
64
Zie tabel 3
De toets VAL moeten worden ingedrukt als de LED AUTO SET aan is. De rij LEDs gaan uit tijdens het instellen van het AUTOSET-niveau.
Belasting
Opstarten
Overbelasting (MAX)
Alarmniveau (overbelastingsmonitor) Marge Belasting bij AUTO SET (AutoSetbelastingniveau) Alarmniveau (onderbelastingsmonitor)
Afb 6. Alarmniveau en marge.
Marge
t
TECHNISCHE GEGEVENS 45x90x115 mm (1.77" x 3.54" x 4.53")
26mm 35mm (1.02)íë (1.38)íë
Afmetingen (BxHxD)
90mm(3.54) íë
7
45mm (1.77íë)
Montage
115mm(4.53) íë
35 mm DIN-rail 46277
Gewicht
175 g (5.65 oz)
Voedingsspanning
1x100-240 (± 10 %) 3x100-600 (± 10 %) 3x600-690 (± 10 %)
Frequentie
50 of 60 Hz
Stroomingang
Stroomtransformatoren; CTM 010, 025 of 050 (Max. 50 A-motor)
Opgenomen vermogen
Max 3 W
Inschakelvertragingstijd
1-64 s
Responsievertragingstijd
0,05-64 s
Relaisuitgang
5 A/240 VAC Resistief, 1,5 A/240 VAC Standby-stand/AC12
Zekering
Max 10 A
Draaddikte aansluitklemmen
Gebruik uitsluitend 75°C koperdraad (CU). 0,2-4,0 mm2 eenaderig (AWG12). 0,2-2,5 mm2 soepel (AWG14),striplengte 8 mm (0.32")
Aanhaalmoment aansluitklemmen
0,56-0,79 Nm (5-7 lb-in)
Stabiliteit
± 2,5% FS, 24 H, @ +25 °C (+77°F)
Temperatuurtolerantie
<0.1%/°C
Externe RESET op klem 5
Max 240 VAC of 48 VDC. Hoog:≥24 VAC/DC Laag:< 1 VAC/DC. Reset > 50 ms.
Bedrijfstemperatuur
-20 (4°F) — +50 °C (+122°F)
Opslagtemperatuur
-30 (22°F) — +80 °C (+176°F)
Beschermingsgraad
IP20
Goedgekeurd voor
CE, cUL en UL en CSA standaard (tot 600 V)
Demonteren en verwijdering De behuizing is gemaakt van recyclebare kunststof (PC/ABS), de printplaat bevat een kleine hoeveelheid tin en lood. Neem bij verwijdering en recycling van de onderdelen de plaatselijke voorschriften in acht.
EU-specificaties EMC
EN 50081-1, EN 50081-2, EN 50082-1, EN 61000-6-2
Elektrische veiligheid IEC 947-5-1 Nominale geïsoleerde spanning 690 V Nominale impulsproefspanning 4000V Vervuilingsgraad 2 Klem 5, 6, 7 en 8 zijn geïsoleerd van de netspanning.
VS-specificaties FCC (Federal Communications Commission) Deze apparatuur is getest en voldoet aan de limieten voor digitale klasse A-apparatuur, overeenkomstig Deel 15 van de FCC-voorschriften. Deze beperkingen zijn vastgesteld om een redelijke beveiliging te bieden tegen schadelijke storingen als de apparatuur wordt gebruikt in een commerciële omgeving. Deze apparatuur genereert, gebruikt en straalt mogelijk radiofrequentie-energie uit en kan, indien niet geïnstalleerd en gebruikt overeenkomstig de handleiding, schadelijke storingen veroorzaken. Indien dit het geval mocht zijn dan dient de gebruiker zulke storingen op eigen kosten te verhelpen.
Canada-specificaties DOC (Department of communications) Dit digitale apparaat blijft binnen de maximaal toegestane emissielimieten voor radiostoring van digitale apparatuur, zoals vastgesteld in de Canadese voorschriften met betrekking tot storing-veroorzakende apparatuur. Le présent appareil numérique n`ément pas de bruits radio-électriques dépassant les limites applicables aux appareils numériques de la Classe A prestite dans le Régelement sur le brouillage radioélectrique édicté du Canada.
8
PARAMETERLIJST Parameter
Fabrieksinstelling
RATED POWER
Huidige instelling
Alt. Instelling
64
RELAY INVERTED
0
ALARM CURRENT = 0
0
MAX OR MIN
1
RESPONSE DELAY
2
START DELAY
2
MARGIN
8
AANSLUITKLEMMEN Klem
Naam
Functie
1
S1
Stroomtrafo-ingang voor CTM 010, CTM 025 of CTM 0501
2
S2
Stroomtrafo-ingang1
5
RES
Resetingang. Geblokkeerd of gedeblokkeerd alarm wordt geselecteerd via deze ingang. Bij DC op + aansluiten.
6
C
Alarmrelais common en ook RESET common. Bij DC op "-" aansluiten.
7
NC
Alarmrelais normaal gesloten
8
NO
Alarmrelais normaal open
9
L1
Motorspanningfase L1
L2
Motorspanningfase L2 (N voor eenfase-motoren)2
L3
Motorspanningfase L3 (N voor eenfase-motoren)2
3 4
10 11 12 13 1
LET OP! Klem 1 en 2 (S1, S2) staan onder spanning.
2
N moet bij eenfase motoren worden aangesloten op klem 11 en 13.
9
SERVICE
Deze handleiding is geldig voor het volgende model: EL-FI M10 Documentnummer: 01-2550-03 Documentversie: r2 Datum van uitgave: 15-04-2003 Emotron AB behoudt zich het recht voor om productspecificaties zonder voorafgaande mededeling te wijzigen. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd zonder voorafgaande toestemming van Emotron AB. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met uw plaatselijk verkooppunt, met één van onderstaande Emotron-vestigingen of door te surfen naar: www.emotron.nl Emotron AB, Hoofdkantoor, Zweden Mörsaregatan 12, Box 222 25 SE-250 24 Helsingborg, Sweden Tel. +46 42 169900 Fax +46 42 169949 Emotron Antriebssysteme GmbH, Duitsland Tel. +49 3943 92050 Fax +49 3943 92055 Emotron B.V., BeNeLux Tel. +31 497 389222 Fax +31 497 386275 Emotron El-Fi SA, Spanje Tel. +34 93 209 14 99 Fax +34 93 209 12 45 Emotron Inc., VS Tel. +1 (419) 841-7774 Fax +1 (419) 843-5816 K.K. El-Fi, Japan Tel. +81 42 528 88 20 Fax +81 42 528 88 21
Beschermd onder octrooiaanvrage nr: SE 9703952-3 en internationale octrooiaanvrage nr: WO 9925049