Eindtermen Algemene Ondernemersvaardigheden, Bedrijfstechniek en Vaktechniek EZ
«Vestigingswetgeving» 11 mei 1995/nr. 95032278 ES/OMKB/KBO Het Ministerie van Economische Zaken heeft in het kader van de modernisering van de vestigingswetgeving eindtermen laten ontwikkelen door het Centrum Innovatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (CIBB) in nauw overleg met de betrokken branche-organisaties. De eindtermen Algemene Ondernemersvaardigheden zijn als eerste ontwikkeld en al in juni 1994 vastgesteld. De eindtermen Bedrijfstechniek voor het bouwbedrijf, het installatiebedrijf, het vervoermiddelenbedrijf en het levensmiddelenbedrijf en de eindtermen Vaktechniek voor het bakkersbedrijf, het slagersbedrijf en het elektrotechnisch installatiebedrijf zijn nu ook vastgesteld. Voor het instroomniveau voor de opleiding bedrijfstechniek voor het bouwbedrijf zijn eveneens eindtermen ontwikkeld aan de hand waarvan opleidingsinstanties kunnen toetsen of een cursist over voldoende bouwkundige kennis bezit om tot de opleiding bedrijfstechniek te kunnen worden toegelaten. De eindtermen Algemene Onderne-mersvaardigheden, Bedrijfstechniek en Vaktechniek die hieronder staan vermeld, dienen mede om in het nieuwe Vestigingsbesluit bedrijven de vestigingseisen te formuleren.
De Minister van Economische Zaken, G.J. Wijers.
Eindtermen algemene ondernemersvaardig-heden voor het basis-bedrijf Inleiding
Uit: Staatscourant 1995, nr. 92 / pag.
Op verzoek van het Ministerie van Economische Zaken is door het CIBB een onderzoek uitgevoerd naar het beroepsprofiel van de ondernemer in het MKB. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in de nota Profiel en professie, Beroepsprofiel Ondernemers MKB . In vervolg op dit onderzoek heeft de ontwikkeling van de eindtermen AOV plaatsgevonden. In het afstemmingsoverleg, het reguliere overleg tussen het Ministerie van Economische Zaken en de Raad Centrale Ondernemers-organisaties (RCO), met betrekking tot de modernisering van de vestigingswetgeving, zijn voor de ontwikkeling van deze eindtermen een aantal randvoorwaarden aangemerkt, namelijk: - de eindtermen zullen algemeen zijn. Er is op dit niveau geen sprake van branche-specifieke inkleuring; - de eindtermen moeten gerealiseerd kunnen worden binnen een cursusduur van 120 lesuren à 50 minuten; - het instroomniveau van de te ontwikkelen cursus die op basis van de in dit document genoemde eindtermen wordt ontwikkeld, is afgestemd op het niveau LBO-B. De eindtermen AOV, zoals deze zijn opgenomen in het voorliggende document, zijn gegroepeerd rondom uit het beroepsprofiel herkenbare en erkende thema s, namelijk: - marketing; - operationeel management; - personeel en organisatie; - financiële administratie; - financieel management; - opstellen van een ondernemingsplan(ning). Bij de formulering van de eindtermen is gekozen voor de taxonomie van De Block. Deze onderscheidt de volgende vier niveaus: Weten; dit is het meest elementaire niveau; hierbij is sprake van kennis hebben van op zichzelf
staande begrippen en methoden; Bijvoorbeeld: De cursist kan vijf verschillende ondernemingsvormen noemen. Inzien; op dit niveau is sprake van het begrijpen van het hoe en waarovan op zichzelf staande begrippen en methoden; Bijvoorbeeld: De cursist kan een omschrijving geven van de administratieve verwerking van de goederenstroom. Toepassen; op dit niveau moet de verworden kennis en inzichten in eenvoudige overzichtelijk situaties worden toegepast; Bijvoorbeeld: De cursist kan een exploitatierekening beoordelen. Integreren; hierbij gaat het om het flexibel toepassen van kennis en inzichten in meer complexe situaties. Bijvoorbeeld: De cursist kan op basis van de financiële administratie een calculatie/begroting samenstellen. Toelichting Vrijwel alle eindtermen in dit pakket liggen op het niveau Weten of Inzien . Slechts een enkele keer is sprake van Toepassen . De aandachtspunten die als nadere concretisering onder een eindterm staan vermeld, moeten op hetzelfde taxonomisch niveau worden beheerst als vermeld bij die eindterm. Om de eenduidigheid van dit eindtermendocument te vergroten is er voor gekozen zoveel mogelijk dezelfde formuleringswijze te hanteren. De eindtermen moeten geplaatst worden in het perspectief van kleine bedrijven van maximaal 5 personen. Vanuit methodisch-didactisch oogpunt bezien is het aan te bevelen de cursus te starten met een casus. Hierin krijgt de cursist een beeld van de diverse aspecten die aan bod komen bij het opzetten/leiden van een onderneming, alsmede hun onderlinge samenhang.
1
Met het zelf maken van een ondernemingsplan(ning) komt dit onderdeel in een afsluitende module nog eens terug. Eindtermen AOV 1. Marketing 1. De kandidaat kan een omschrijving geven van de meest relevante aspecten met betrekking tot marketing. Aandachtspunten: - marktstrategieën; - marketingmix; - marktvormen; concurrentie-analyse/positionering; - commerciële samenwerkingsverbanden. 2. De kandidaat kan een omschrijving geven van de diverse marketinginstrumenten en daaraan gekoppeld hun onderlinge relatie. Aandachtspunten: - vestigingsplaats; - inrichting vestiging (winkel-/bedrijfsruimten); - prijsstelling; - produkt; - personeel; - reclame en promotie; - omgang met klanten en opdrachtgevers; - verkoop/opdrachtverwerving; 3. De kandidaat kan een omschrijving geven van de inhoud en het belang van marktonderzoek. Aandachtspunten: - vormen van marktonderzoek; - omzetanalyse; - omzetprognose. 4. De kandidaat kan een omschrijving geven van kwaliteitszorg in relatie tot marketing. Aandachtspunten: - relatie wens van de klant en het te leveren produkt; - kwaliteitscontrole bij inkoop/produktie/opslag/verkoop; - levering en nazorg; - klachtenbehandeling. 5. De kandidaat kan een omschrijving geven van diverse wetten met betrekking tot klant en bedrijf omtrent een ordelijk economisch verkeer. Aandachtspunten: - vestigingsregels; - regels voor de bescherming van de consument; - regels ter bescherming van het bedrijf;
Uit: Staatscourant 1995, nr. 92 / pag.
- wet ketenaansprakelijkheid; - koop, verkoop, huur, verhuur, lease. 2. Operationeel management 1. De kandidaat kan een omschrijving geven van de diverse aspecten met betrekking tot logistiek en de onderlinge relatie aangeven. Aandachtspunten: - produkt/produktie; - personeel; - materieel; - kwaliteitszorg. 2. De kandidaat kan een omschrijving geven met betrekking tot de diverse aspecten bij het opstellen van een calculatie/begroting. Aandachtspunten: - kostenposten/groepen en prijzen; - directe en indirecte kosten; - vaste en variabele kosten; - algemene kosten en percentageberekening; - kosteninformatie. 3. De kandidaat kan een omschrijving geven van de belangrijkste regels waaraan een offerte/factuur moet voldoen. Aandachtspunten: - Nederlandse taal; - vormgeving; - inhoud. 4. De kandidaat kan een omschrijving geven van de diverse aspecten met betrekking tot inkoopen voorraadbeleid ten behoeve van de goederenstroom/produktieproces en onderlinge relaties aangeven. Aandachtspunten: - inkoopplan, -budget; - inkoopkanalen; - leveringsvoorwaarden; - omzetsnelheid, bestelfrequentie; - voorraadbeheer (tijd, kosten, administratie, in-/uitgaande goederen); - opslag. 5. De kandidaat kan een omschrijving geven met betrekking tot de inzet van personeel en middelen. Aandachtspunten: - werkoverleg, opdrachtformulering en leiderschap; - planning en bewaking personeel (bezettingplan); - inzet/planning/bewaking van: goederen/materialen/derden; machines/gereedschap/materieel; - bewaking tijd, kosten, kwaliteit; - arbozorg;
- derving- en diefstalbestrijding. 6. De cursist kan een omschrijving geven met betrekking tot de inrichting van bedrijfsruimten. Aandachtspunten: - routing van goederen/produktieproces; - inrichting bedrijfsruimten en werkplaatsen/-terreinen (in- en extern); - transport en transportmiddelen (intern/extern). 7. De kandidaat kan een omschrijving geven van de diverse aspecten met betrekking tot geautomatiseerde gegevensverwerking. Aandachtspunten: - relevante begrippen; - toepassingsmogelijkheden van programmatuur. 8. De kandidaat kan een omschrijving geven van de belangrijkste wettelijke regelingen voor werkgevers. Aandachtspunten: - burgerlijk wetboek (overeenkomsten, personen- en familierecht, erfrecht, zakenrecht, faillissementswetgeving, arborecht, milieurecht); - belastingrecht (inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, vermogensbelasting, gemeentelijke belastingen). 3. Personeel en organisatie 1. De kandidaat kan de relatie aangeven tussen interne en externe organisatie van het bedrijf en het bedrijfsleven. Aandachtspunten: - vergunning verlenende instanties (zoals Kamer van Koophandel, gemeente); - controlerende instanties (zoals Keuringsdienst van Waren, Economische Controledienst, Arbeidsinspectie); - voorlichtende instanties (zoals branche-organisaties, EIM, IMK, HBD, HBA, innovatiecentra). 2. De kandidaat kan een omschrijving geven van personeelsmanagement. Aandachtspunten: - sociale, economische en juridische aspecten; - functies en taken; - functiebeschrijvingen. 3. De kandidaat kan de relatie aangeven tussen personeelsmanagement en 2
organisatiestructuren. Aandachtspunten: - organisatiestructuren; - leiderschap; - delegatie en bevoegdheden; - overlegstructuren. 4. De kandidaat kan een omschrijving geven van de meest relevante aspecten die een rol spelen bij de bepaling van personeelsbehoeften. Aandachtspunten: - kwalitatieve en kwantitatieve personeelsbehoefte; - methoden voor behoeftebepaling personeel; - personeelsplanning. 5. De kandidaat kan een omschrijving geven van de meest relevante aspecten die een rol spelen bij de aanname van personeel. Aandachtspunten: - wervingsmethoden; - selectiemethoden; - CAO, arbeidsovereenkomsten. 6. De kandidaat kan een omschrijving geven van de meest relevante aspecten die een rol spelen bij het behoud van personeel. Aandachtspunten: - introductie; beoordeling/functioneringsgesprekk en; - opleiding/scholing. 7. De kandidaat kan een omschrijving geven van de meest relevante aspecten die een rol spelen bij het ontslag van personeel. Aandachtspunten: - externe instanties (arbeidsbureau, vakbonden, branche-organisaties); - ontslaggronden; - ontslagprocedure. 8. De kandidaat kan een omschrijving geven van specifiek wettelijke regelingen met betrekking tot werknemers. Aandachtspunten: - sociale en arbeidswetgeving; - burgerlijk wetboek (cao, arbeidsrecht, proeftijd, opzegtermijn, ontslag); - loonbelasting; - arbeidsomstandigheden. 4. Financiële administratie 1. De kandidaat kan een omschrijving geven van de diverse aspecten van administratie in het MKB.
Uit: Staatscourant 1995, nr. 92 / pag.
Aandachtspunten: - doel en functie; - bepalingen in de wetgeving; - opbouw/inrichting financiële administratie; - exploitatie-overzicht. 2. De kandidaat kan een omschrijving geven van de diverse aspecten van een balans en een resultatenrekening. Aandachtspunten: - begrippen met betrekking tot balans en resultatenrekening; - opzet en verwerkingswijze; - rekeningschema. 3. De kandidaat kan een omschrijving geven van veranderingen in het eigen vermogen. Aandachtspunten: - begrip eigen vermogen; - kosten, opbrengsten, privé-opnamen en winstreserve; - nettowinst, fiscale winst en bedrijfseconomische winst. 4. De kandidaat kan een omschrijving geven van veranderingen in de liquide middelen. Aandachtspunten: - kas; - begrip liquide middelen; - verwerkingsmethoden (kas, bank, giro); - valuta, betalingsmiddelen. 5. De kandidaat kan een omschrijving geven van de administratieve verwerking van de goederenstroom. Aandachtspunten: - uitgaande goederen; - binnenkomende goederen; voorraadadministratie/werkenadmini stratie; - diverse posten. 6. De kandidaat kan een omschrijving geven van veranderingen in vorderingen en schulden en de administratieve verwerking ervan uiteenzetten. Aandachtspunten: - debiteuren-/crediteurenbeheer; - vooruitbetaalde en nog te betalen kosten; - omzetbelasting. 7. De kandidaat kan een omschrijving geven van duurzame bedrijfsmiddelen en de administratieve verwerking ervan uiteenzetten. Aandachtspunten: - afschrijving en afschrijvingsmethoden;
- groot onderhoud; - diverse posten. 5. Financieel management 1. De kandidaat kan een liquiditeitsbalans samenstellen en de financiële kengetallen berekenen en beoordelen. Aandachtspunten: - vaste en vlottende activa; - kort/lang vreemd vermogen/reserveringen; - liquiditeit; - solvabiliteit; - werkkapitaal; - gemiddelde krediettermijn; - omloopsnelheid. 2. De kandidaat kan op basis van de financiële administratie een calculatie/begroting samenstellen. Aandachtspunten: - kostenposten/groepen en prijzen; - directe en indirecte kosten; - vaste en variabele kosten; - algemene kosten en percentageberekeningen; - kosteninformatie. 3. De kandidaat kan over de diverse aspecten van een exploitatierekening een oordeel geven en hun onderlinge relatie aangeven. Aandachtspunten: - economisch resultaat; - rentabiliteit; - cash-flow; - brutowinst; - gewaardeerde kosten. 4. De kandidaat kan op basis van een balans- en resultaatrekening een uitwerking maken van het bedrijfsbudget/begroting naar de diverse budgetvormen en begrotingsonderdelen. Aandachtspunten: - omzetbudget; - kostenbudget; - investeringsbudget; - liquiditeitsbudget/-begroting; - financieringsbudget. 5. De kandidaat kan een omschrijving geven van de diverse aspecten met betrekking tot ondernemingsvormen. Aandachtspunten: - soorten (eenmansbedrijf, vof, cv, bv, maatschap); - juridische aspecten (oprichting, inschrijving, naamgeving aansprakelijkheid, financiering, continuïteit, winstverdeling, winstreservering). 6. De kandidaat kan een omschrijving geven van de diverse 3
Aspecten: - betalingstermijnen opstellen en bewaken; - prijsindexering toepassen; - leverancierskrediet toepassen; - financiële verloop van werkzaamheden bewaken; - relevante jaarstukken en kengetallen beoordelen; - exploitatieberekeningen beoordelen. 5. De cursist kan voor een installatiebedrijf een uitwerking maken van opdrachtverwervende en verkoopbevorderende maatregelen 6. Opstellen van een Aspecten: ondernemingsplan(ning) - functionele relaties tussen partijen 1. De kandidaat kan een ondernemingsplan maken voor een in het bouwproces aangeven; - commerciële administratie met bedrijf van maximaal 5 personen. inbegrip van offertebeheer Aandachtspunten: opzetten. - doel en functie; 6. De cursist kan voor een - marketing; installatiebedrijf een uitwerking - operationeel management; maken van de relatie tussen inkoop - personeel en organisatie; en logistiek enerzijds en de - financiële administratie; verkoop anderzijds - financieel management. Aspecten: 2. De kandidaat kan de relatie - bestelprocedures opstellen; aangeven tussen de diverse - inkoop- en leveringsvoorwaarden aspecten van een beoordelen; ondernemingsplan. - beginselen van voorraadbeheer Eindtermen bedrijfstechniek voor beoordelen; - koop, huurkoop, huur en lease het installatiecluster beoordelen; - logistieke processen in een 1. Commerciële bedrijfsvoering 1. De cursist kan aangeven wat de installatiebedrijf omschrijven; meest relevante informatiebronnen - doel en opzet van de inkoop- en voorraadadministratie uitwerken; en onderzoeksmethoden zijn die - verwervingskosten en gebruikt kunnen worden bij het gereedschap, materieel en opzetten van een marketingplan huisvesting berekenen; voor een installatiebedrijf. - leveranciersdocumentatie 2. De cursist kan voor een beheren; installatiebedrijf een uitwerking - prijsvergelijkingen maken; maken van de meest relevante - elektronische inkoop toelichten; marketingaspecten. - verbanden tussen locatie en Aspecten: commercie aangeven. - marketinginstrumenten prijs, 7. De cursist kan voor een produkt, plaats, promotie installatiebedrijf de administratie als toepassen. 3. De cursist kan een omschrijving tool of management toepassen. geven van de relatie van een Aspecten: gegeven produkt in een bepaalde - werkadministratie met inbegrip installatiebranche en de markt van kosten- en Aspecten: voortgangsbewaking opzetten; - commerciële interpretatie van het - urenadministratie opzetten; begrip produkt uitleggen; - kostprijsbepaling aangeven; - marktsegmentatie toepassen. - relatie tussen financiële 4. De cursist kan voor een administratie en werkadministratie installatiebedrijf een uitwerking beoordelen; maken van de - relatie tussen administratie en financieringsbehoefte en investering commerciële informatie beoordelen; op projectniveau en op - relatie tussen administratie en bedrijfsniveau. kengetallen voor de calculatie belastingwetten. Aandachtspunten: - belastingstelsel; - inkomstenbelasting; - vennootschapsbelasting; - vermogensbelasting; - omzetbelasting. 7. De kandidaat kan een omschrijving geven van diverse soorten verzekeringen. Aandachtspunten: - pensioenverzekering; - bedrijfsschadeverzekering; - aansprakelijkheidsverzekering.
Uit: Staatscourant 1995, nr. 92 / pag.
beoordelen. 8. De cursist kan voor een installatiebedrijf een commerciële prijs respectievelijk een aanbiedingsprijs uitwerken. Aspecten: - prijsbeleid en kostprijs relateren; - principes van risicoverrekening uitwerken; - kostprijscalculaties uitwerken; - betalingscondities en projectfinanciering uitwerken; - meer- en minderwerk en stelposten verrekenen; - de relatie tussen exploitatie- en investeringskosten van een installatie aangeven. 9. De cursist kan voor een installatiebedrijf een offerte samenstellen. 10. De cursist kan een omschrijving geven van de meest relevante aspecten die in een installatiebranche een rol spelen bij de aanbesteding respectievelijk verkoop van een bepaald produkt. Aspecten: - standaard leveringsvoorwaarden, administratieve bepalingen en bestekken beoordelen; - de vormen en procedures bij inschrijving, aanbesteding en overeenkomsten aangeven; - partijen en hun rol aangeven bij aanbesteding en verkoop; - de aansprakelijkheden van een installatiebedrijf aangeven. 11. De cursist kan een omschrijving geven van de factoren die in een bepaalde installatiebranche van invloed zijn op de service, garantie en leveringsvoorwaarden van een bepaald produkt en daartoe: - aansluitvoorwaarden van het betreffende nutsbedrijf aangeven; - relevante aspecten van erkenningsregelingen in de betreffende branche aangeven. 12. De cursist kan zich met betrekking tot commerciële aspecten bedienen van de in de branche meest geëigende vormen van communicatie. 13. De cursist kan een uiteenzetting geven van de wettelijke bepalingen die in een installatiebranche van belang zijn bij de commerciële bedrijfsvoering. 2. Produkt-/produktie-analyse en begroting 1. De cursist kan voor een installatiebedrijf in een bepaalde branche een oordeel geven over de 4
diverse aspecten die van belang zijn bij de te leveren produkten. Aspecten: - eisen en wensen met betrekking tot ontwerp, realisatie en inspectie/onderhoud inventariseren; - gebruikskenmerken en verbanden tussen apparatuur, geleidingen, centrale voorzieningen en meet-, regel-, schakelapparatuur uitwerken; - relevante installaties, deelinstallaties, hun functie, opbouw, prestatiekenmerken en uitvoeringsvormen beoordelen en daarover adviseren; - relevante voorschriften en wettelijke eisen aangeven; - prijs/prestatieverhoudingen van systemen beoordelen; - technisch bestek en ontwerp beoordelen op informatie en normen; - vormen van oplevering, onderhoud en inspectie aangeven; - keuzecriteria met betrekking tot de aard van de installatie en de apparatuur aangeven; - informatiebronnen over technische ontwikkelingen in de betreffende branche aangeven. 2. De cursist kan voor een installatiebedrijf in een bepaalde branche een uiteenzetting geven van de diverse aspecten die van belang zijn bij de uit te voeren produktieprocessen. Aspecten: - voorwaarden en begrenzingen in aard en volume van ontwerp-, montage-, onderhouds- en inspectiewerkzaamheden aangeven; - rol van andere bedrijven en organisaties op het gebied van ontwerpen, personeelsvoorziening en materiële middelen aangeven; - vormen van samenwerking aangeven; - automatisering binnen de produktieprocessen beschrijven; - verloop van het bouw-, installatieen onderhoudsproces beschrijven; - instanties die betrokken zijn bij de uitvoering van de produktieprocessen aangeven; - voorwaarden bij de bedrijfsinrichting en outillage aangeven. 3. De cursist kan een omschrijving geven van de kengetallen en normen die in een installatiebedrijf in een bepaalde branche bij de produkten en produktieprocessen
Uit: Staatscourant 1995, nr. 92 / pag.
uitwerken; - beheer van technische documentatie uitwerken. 3. De cursist kan voor een bedrijf in een bepaalde installatiebranche een uitwerking maken van de diverse aspecten die een rol spelen bij de uitvoering van een produktieproces. Aspecten: - voorschriften ten aanzien van ontwerp-, installatie-, onderhoudsen inspectiewerk omschrijven; - het installatieproces op partners in het bouwproces en voorwaarden vanwege de opdrachtgever afstemmen; - maatregelen vanwege veiligheid voor mens en milieu omschrijven; - gereedschap, documentatie, materialen en apparatuur beheren; - gerealiseerde produktie documenteren; - leiding geven. 4. De cursist kan voor een bedrijf in een bepaalde installatiebranche 3. Produktieproces 1. De cursist kan voor een bedrijf in een omschrijving geven van de aspecten die van belang zijn bij de een bepaalde installatiebranche beheersing van een gegeven een uitwerking maken van de diverse aspecten die een rol spelen produktieproces. Aspecten: bij de voorbereiding van een - het proces in termen van tijd, produktieproces. kwaliteit en kosten specificeren; Aspecten: - de produktievoortgang registreren; - bouwkundige informatie - het produktieverloop bijsturen; verwerven; - meer- en minderwerk afhandelen; - installatie- en montagetechniek - leveringsvoorwaarden en afstemmen op de meest financiering bewaken. voorkomende bouwtechnieken; 5. De cursist kan een uitwerking - technisch bestek en maken van de aspecten die van administratieve bepalingen belang zijn bij de nacalculatie en beoordelen; evaluatie van een gegeven - bouwplaats- en produktieproces van een bedrijf werkplekvoorzieningen uitwerken; binnen een bepaalde - tijdige beschikbaarheid van mensen, materialen, werkinstructies installatiebranche. Aspecten: en overige middelen uitwerken; - werk door derden en levering van - administratie ten behoeve van kengetallen opzetten; derden uitwerken. 2. De cursist kan voor een bedrijf in - produktiviteit vergelijken; - nacalculatiesysteem opzetten; een bepaalde installatiebranche - alternatieven in organisatie en een uitwerking maken van de diverse aspecten die een rol spelen uitvoering van produktieprocessen beoordelen. bij de organisatie van een 6. De cursist kan zich met produktieproces. betrekking tot het produktieproces Aspecten: bedienen van de binnen de - verloop van een ontwerp-proces branche meest geëigende vormen uitwerken; van communicatie. - bouwplaatsorganisatie uitwerken; 7. De cursist kan voor een - projectbeheersing (tijd, kwaliteit bepaalde installatiebranche de en kosten) uitwerken; - inzetten van beschikbare mensen wettelijke bepalingen omschrijven die van belang zijn voor de daarbij en middelen uitwerken; behorende produktieprocessen, met - beoordeling en afname van inbegrip van de normen en gereed werk en werk door derden een belangrijke rol vervullen. 4. De cursist kan voor een bepaald produkt een kostprijs/begroting uitwerken. Aspecten: - kostenposten aangeven; - arbeidsuren, materialen en andere benodigde middelen, diensten en voorzieningen bepalen. 5. De cursist kan zich met betrekking tot het produkt-/produktie-analyse en begroting bedienen van de binnen de branche meest geëigende vormen van communicatie en documentatie. 6.De cursist kan voor een bepaalde installatiebranche de wettelijke bepalingen omschrijven die van belang zijn voor de daarbij behorende produkten, alsmede de normen en richtlijnen die opgesteld zijn door overheids- en andere instanties en instituten.
5
richtlijnen die zijn opgesteld door overheids- en andere instanties en instituten. 4. Ondernemingsplan 1. De cursist kan voor een bedrijf in een bepaalde installatiebranche een produkt en produktieplan maken, gebaseerd op produkt/marktverhoudingen, streefomzetten en marktontwikkelingen. 2. Kan voor een bedrijf in een bepaalde installatiebranche de relatie aangeven tussen het ondernemingsplan, het produkt/produktieplan en de capaciteiten met betrekking tot de produktieprocessen. 3. Kan voor een bedrijf binnen een bepaalde installatiebranche een uiteenzetting geven over de aspecten die een belangrijke rol vervullen met betrekking tot kwaliteitszorg, alsmede aangeven welke regelingen terzake bestaan. 4. Kan de verzekeringen omschrijven die van belang zijn voor een onderneming in een bepaalde installatiebranche. 5. Kan een omschrijving geven van de wettelijke bepalingen, waaronder die van arbeidsomstandigheden, milieu en hygiëne, voorzover zij van belang zijn voor een bepaalde installatiebranche. Eindtermen bedrijfstechniek voor het bouwcluster 1. Commerciële bedrijfsvoering 1. De cursist kan een omschrijving geven van bronnen die gebruikt kunnen worden bij het opzetten van een marketingplan. Aspecten: - informatiebronnen; - onderzoeksresultaten; - onderzoeksmethoden. 2. De cursist kan belangrijke ontwikkelingen in de markt uitwerken in een beleidsplan. 3. De cursist kan omschrijving geven van de aspecten die belangrijk zijn bij het aanbieden van een produkt/dienst. Aspecten: - programma van eisen; - positioneren produkt; - bestek en tekening. 4. De cursist kan een omschrijving geven van de investeringsbehoefte van een gegeven bouwbedrijf in een bepaald marktgebied.
Uit: Staatscourant 1995, nr. 92 / pag.
Aspecten: - materieel; - personeel; - gebouwen. 5. De cursist kan een beoordeling geven van de methodieken van opdrachtverwerving in de bouw. Aspecten: - opdrachtendragers; - aanbestedingsvormen; produktontwikkeling/projectontwikke ling/turnkey. 6. De cursist kan een omschrijving geven van de aspecten die van invloed zijn bij de inkoop. Aspecten: - leveranciersselectie; - relatie inkooplogistiek. 7. De cursist kan de gegevens vanuit de administratie als tool of management toepassen. Aspecten: - kostprijs; - staartkosten. 8. De cursist kan een omschrijving geven van de wijze waarop een commerciële/aanbiedingsprijs tot stand komt. Aspecten: - directe en indirecte kosten; - vaste en variabele kosten; - tijdgebonden en niet-tijdgebonden kosten; - overall-planning (op bedrijfsniveau). 9. De cursist kan voor een gegeven produkt/project een offerte opstellen. Aspecten: - inschrijfbiljet/staat; - prijsopgave (inhoud, opbouw); - presentatie. 10. De cursist kan een omschrijving geven van de voorschriften en regels die binnen de bouw een rol spelen bij de aanbesteding of verkoop van een produkt/project. Aspecten: - Uniform Aanbestedingsreglement Europese Gemeenschap (UAR-EG); - Uniforme Administratieve Voorwaarden (UAV); - Algemene Voorwaarden voor Aannemingen in het bouwbedrijf (AVA); - risicoregelingen; - standaardbepalingen; - bestek/tekening. 11. De cursist kan een omschrijving geven van de factoren die binnen de bouw van invloed zijn bij de service, garantie en
leveringsvoorwaarden. Aspecten: - Uniforme Administratieve Voorwaarden (UAV); - termijnregeling; - Constructie All Risk (CAR) -verzekering. 12. De cursist kan zich, met betrekking tot commerciële bedrijfsvoering, bedienen van de geëigende communicatiemiddelen. Aspecten: - schriftelijk; - mondeling. 13. De cursist kan een omschrijving geven van de wettelijke bepalingen die een rol spelen bij de commerciële bedrijfsvoering in de bouw. Aspecten: - Wet Ruimtelijke Ordening; - aanbestedingsregels; - Arbeidsomstandighedenwet; - Woningwet. 2. Produkt-/produktie-analyse en begroting 1. De cursist kan ten behoeve van de begroting een analyse maken van het te leveren produkt/project aan de hand van een gegeven produkt/project-omschrijving. Aspecten: - bestek; - tekening; - soort; - Uniforme Administratieve Voorwaarden (UAV), Risicoregelingen. 2. De cursist kan een omschrijving geven van de factoren die bepalend zijn voor het te voeren produktieproces. Aspecten: - bouwproces; - uitvoeringsmethoden; - algemeen tijdschema. 3. De cursist kan een omschrijving geven van de factoren die van belang zijn voor het bepalen van de arbeidsnormen. Aspecten: - methoden; - invloeden. 4. De cursist kan voor een gegeven produkt/project de hoeveelheden en kosten bepalen. Aspecten: - arbeidsuren; - materiaal; - materieel; - onderaannemers; - Algemene Bouwplaatsenkosten (ABK) uitvoeringskosten; 6
- normen; - prijzen. 5. De cursist kan van een gegeven project de begroting opstellen en uitwerken. Aspecten: - begrotingssystematiek; - arbeidskosten; - materiaalkosten; - materieelkosten; - onderaannemers; - Algemene Bouwplaatsenkosten (ABK) uitvoeringskosten; - Algemene Kosten (AK); - risico; - winst; - stelpost; - bijkomende kosten; - begrotingsanalyse. 6. De cursist kan zich, met betrekking tot produkt/produktie-analyse en begroting, bedienen van de geëigende communicatiemiddelen. Aspecten: - zakelijke correspondentie; - intern overleg/communicatie. 7. De cursist kan een omschrijving geven van de wettelijke bepalingen die een rol spelen bij de produkt/produktie-analyse en begroting. Aspecten: - arbeidswet; - arbeidsomstandighedenwet; - milieuwetgeving; - precario; - bouwbesluit.
- arbeidsstudie. 4. De cursist kan voor een gegeven project de onderdelen, die een rol spelen in de beheersing van het produktieproces, opstellen en uitwerken. Aspecten: - bewaking voortgang; - inhaalschema s; - bewaking kosten; - financieringsschema; - eindafrekening. 5. De cursist kan een eenvoudige vorm van nacalculatie/evaluatie opzetten. Aspecten: - overzichtsstaten; - verschillenanalyse; - nabespreking. 6. De cursist kan zich, met betrekking tot het produktieproces, bedienen van de geëigende communicatiemiddelen. Aspecten: - notulen vergaderingen; - zakelijke correspondentie; - werkoverleg; - instructie personeel; - registers. 7. De cursist kan een omschrijving geven van de rol die wettelijke bepalingen spelen bij het produktieproces. Aspecten: - arbeidswet; - arbeidsomstandighedenwet; - milieuwetgeving; - bouwbesluit.
3. Produktieproces 1. De cursist kan voor een gegeven produkt/project de onderdelen, die een rol spelen bij de voorbereiding van het produktieproces, opzetten en uitwerken. Aspecten: - planning; - werkbegroting. 2. De cursist kan voor een gegeven produkt/project de onderdelen, die een rol spelen in de organisatie van het produktieproces, opzetten en uitwerken. Aspecten: - afgeleide planningen; - bouwplaatsinrichting. 3. De cursist kan voor een gegeven project de onderdelen, die een rol spelen in de uitvoering van het produktieproces, opzetten en uitwerken. Aspecten: - detailschema s; - werkregeling;
4. Ondernemingsplan 1. De cursist kan in relatie tot het ondernemingsplan de diverse aspecten van commerciële bedrijfsvoering uitwerken. Aspecten: - produkt-marktcombinatie; - marktpositie; - marktontwikkelingen; - bedrijfsdoelstellingen; - investerings- en financieringsplan; - produktieplan. 2. De cursist kan in relatie tot het ondernemingsplan de diverse aspecten van produkt/produktie-analyse en begroting uitwerken. Aspecten: - doelstellingen; - orderportefeuille; - bouwmethoden; - Algemene Kosten (AK), Winst en Risico (W+R). 3. De cursist kan in relatie tot het ondernemingsplan de diverse
Uit: Staatscourant 1995, nr. 92 / pag.
aspecten van produktieproces uitwerken. Aspecten: - bedrijfsorganisatie; - bedrijfsinrichting; - financiën; - personeel; - materieel; - produktiemiddelen; - informatie. 4. De cursist kan een ondernemingsplan opstellen, rekening houdend met de aspecten commerciële bedrijfsvoering, produkt-/produktie-analyse, begroting en produktieproces. 5. De cursist kan een uiteenzetting geven van de verschillende aspecten van kwaliteitszorg. Aspecten: - klantgerichtheid; - middelen en technologieën; - procesbeheersing; - leidinggeven. 6. De cursist kan de invloeden aangeven van kwaliteitszorg op commerciële bedrijfsvoering, produkt/produktie-analyse en begroting, produktieproces en het ondernemingsplan. Aspecten: - inhoud kwaliteitszorg; - aanleiding tot kwaliteitszorg; - kwaliteitstypen; - kwaliteitsmomenten/-plaatsen. 7. De cursist kan de relatie aangeven van de wettelijke bepalingen en het ondernemingsplan. Aspecten: - arbeidswet; - arbeidsomstandighedenwet; - milieuwetgeving; - bouwwetgeving. Eindtermen bedrijfstechniek voor het vervoermiddelencluster 1. Commerciële bedrijfsvoering 1. De cursist kan op basis van de marktontwikkelingen van de afgelopen jaren een prognose maken voor de toekomst van het Nederlandse vervoermiddelenpark. 2. De cursist kan een omschrijving geven van de diverse organisaties in de vervoermiddelenbranche. 3. De cursist kan marktonderzoeken op het gebied van de vervoermiddelenbranche interpreteren. 4. De cursist kan een omschrijving geven van de belangrijkste criteria voor de vestigingskeuze. 7
Aspecten: - landelijke vervoermiddelenmarkt; - plaatselijke verzorgingsgebied; - bevolkingssamenstelling; - te verwachten verkopen; - onderlinge relatie tussen de diverse aspecten. 5. De cursist kan een verkoopplan maken voor nieuwe en gebruikte vervoermiddelen. 6. De cursist kan een verkoopplan after sales service opstellen. Aspecten: - de markt voor onderdelen; - de markt voor reparatie en onderhoud; - de diverse aanbieders in deze markten; - de prijs/kwaliteitsverhouding. 7. De cursist kan voor een bedrijf in de vervoermiddelenbranche een omschrijving geven van de relatie tussen inkoop, logistiek en verkoop. 8. De cursist kan voor een bedrijf in de vervoermiddelenbranche een uitwerking maken van opdrachtverwervende en verkoopbevorderende maatregelen. 9. De cursist kan een omschrijving geven van de factoren die binnen de vervoermiddelenbranche een rol spelen bij de inkoop van een bepaald produkt respectievelijk de aanname van werk. 10. De cursist kan een omschrijving geven van de factoren die binnen de vervoermiddelenbranche een rol spelen bij de verkoop van een bepaald produkt. 11. De cursist kan een omschrijving geven van de factoren die binnen de vervoermiddelenbranche een rol spelen bij de uitbesteding van een bepaald produkt. 12. De cursist kan voor een bedrijf in de vervoermiddelenbranche een omschrijving geven van de wijze waarop een commerciële prijs respectievelijk een aanbiedingsprijs tot stand kan komen. 13. De cursist kan voor een bedrijf in de vervoermiddelenbranche een offerte samenstellen. 14. De cursist kan voor een bedrijf in de vervoermiddelenbranche een typering geven van de investeringsbehoefte en de financieringsbehoefte en de investering. 15. De cursist kan de werkplaatsadministratie opzetten, met inbegrip van facturering, flat rate-tijden en tijdregistratie. 16. De cursist kan de administratie
Uit: Staatscourant 1995, nr. 92 / pag.
geldende normgetallen omtrent de inrichting en de verkochte werkplaatsuren de optimale oppervlakte berekenen van de werkplaats. 6. De cursist kan op basis van de gelden normgetallen en het aantal verkochte vervoermiddelen c.q. diensten de oppervlakte van de showroom uitrekenen Aspecten: - nieuwe auto s; - gebruikte auto s. 7. De cursist kan op basis van de verkoopcijfers de optimale oppervlakte berekenen Aspecten: - werkplaats; - magazijn; - showroom; - administratie. 8. De cursist kan voor een bepaald produkt uit de vervoermiddelenbranche een kostprijs/begroting uitwerken. 9. De cursist kan de omschrijving geven van de factoren die van invloed zijn op de kwaliteit Aspecten: - nauwkeurigheid van de uit te voeren werkzaamheden; - tussentijdse controle; - eindcontrole. 2. Produkt- produktie-analyse en 10. De cursist kan een omschrijving geven van de diverse procedures begroting 1. De cursist kan voor een bedrijf in op het gebied van wetgeving de vervoermiddelenbranche een omtrent de Algemene Periodieke uiteenzetting geven van de diverse Keuring (APK). aspecten die van belang zijn bij de 11. De cursist kan een omschrijving te leveren produkten. geven van de binnen de 2. De cursist kan voor een bedrijf in vervoermiddelenbranche de vervoermiddelenbranche een gebruikelijke overeenkomsten over uiteenzetting geven van de diverse veiligheid en aspecten die van belang zijn bij de produktaansprakelijkheid. uit te voeren produktieprocessen. 12. De cursist kan een omschrijving 3. De cursist kan een omschrijving geven van de voorzieningen ter geven van de factoren die van voorkoming van gevaarlijke invloed zijn op de inrichting van de situaties. werkplaats. Aspecten: Aspecten: - blusmiddelen; - werkplaatsgrootte; - routing; - beschikbaarheid - veiligheidsprocedures. apparatuur/gereedschappen; 13. De cursist kan een omschrijving - economisch gebruik van de geven van de voor ruimte; vervoermiddelenbranche geldende - optimale routing. wettelijke voorschriften. 4. De cursist kan een omschrijving Aspecten: geven van de kengetallen en - veiligheidswet; normen die in een bedrijf binnen de - veiligheidsbesluit fabrieken en vervoermiddelenbranche een werkplaatsen; belangrijke rol vervullen bij de in- veiligheidsmaatregelen machines en verkoop van en gereedschappen. produktieprocessen. 14. De cursist kan zich met 5. De cursist kan op basis van de betrekking tot het produkt-, (opdrachten en facturering) voor het werk van derden opzetten. 17. De cursist kan het klant-/vervoermiddel administratiesysteem beheren. 18. De cursist kan werkplaatsoverzichten samenstellen omtrent tijdsbesteding, produktiviteit, omzet en kosten. 19. De cursist kan werkplaatsoverzichten omtrent tijdsbesteding, produktiviteit, omzet en kosten interpreteren. 20. De cursist kan de exploitatiekosten uitrekenen van een vervoermiddel rekeninghoudend met de technische en economische levensduur van een vervoermiddel en de diverse brandstofsystemen. 21. De cursist kan een omschrijving geven van de factoren die binnen de vervoermiddelenbranche van invloed zijn op de service-, garantie- en leveringsvoorwaarden van een bepaald produkt. 22. De cursist kan de wettelijke bepalingen of delen uit de wettelijke bepalingen toepassen die voor de vervoermiddelenbranche van belang zijn bij zijn commerciële bedrijfsvoering.
8
vervoermiddelenbranche. Aspecten: - milieu-eisen; - wettelijke milieucontroles; - preventieve maatregelen. 11. De cursist kan een uiteenzetting geven over de inhoud 3. Produktieproces 1. De cursist kan voor een bedrijf in en plaats van arbeidsomstandigheden (arbo) de vervoermiddelenbranche een binnen de vervoermiddelenbranche. uitwerking maken van de diverse Aspecten: fasen die een rol spelen bij het - arbo-eisen; produktieproces. - wettelijke arbo-controles; Aspecten: - preventieve maatregelen. - voorbereiding; 12. De cursist kan zich met - organisatie; betrekking tot het produktieproces - uitvoering/beheersing; bedienen van de binnen de - nacalculatie/evaluatie. 2. De cursist kan een uiteenzetting vervoermiddelenbranche meest geëigende vormen van geven over de plaats van de communicatie. werkplaats binnen de totale organisatie. Aspecten: 4. Beleid en organisatie, - doelstelling; ondernemingsplan 1. De cursist kan een sterkte-, - kenmerken; zwakte-analyse voor zijn eigen - personele bezetting. bedrijf maken. 3. De cursist kan een omschrijving 2. De cursist kan een geven van de processen en ondernemingsplan voor zowel de procedures in de werkplaats. 4. De cursist kan een uiteenzetting korte als de lange termijn opstellen, rekening houdend met markt geven over de plaats van het ontwikkelingen en de situatie in de magazijn binnen de totale directe bedrijfsomgeving. organisatie. 3. De cursist kan voor zijn Aspecten: onderneming een produkt- en - doelstelling; produktieplan maken. - kenmerken; 4. De cursist kan op basis van een - personele bezetting. ondernemingsplan een 5. De cursist kan een omschrijving personeelsplanning maken. geven van de processen en 5. De cursist kan op basis van het procedures in het magazijn. 6. De cursist kan een uiteenzetting ondernemingsplan en de daarvan afgeleide personeelsplanning een geven over de plaats van de eenvoudig organisatieschema afdeling verkoop binnen de totale uitwerken. organisatie. 6. De cursist een Aspecten: kwaliteitsbewakingssysteem - doelstelling; opstellen. - kenmerken; 7. De cursist kan een veiligheids- personele bezetting. en bewakingssysteem opstellen. 7. De cursist kan een omschrijving 8. De cursist kan voor zijn geven van de processen en procedures in de afdeling verkoop. onderneming een scholingsplan 8. De cursist kan een uiteenzetting opstellen. geven over de plaats van de afdeling schade binnen de totale Eindtermen bedrijfstechniek voor organisatie. het levensmiddelencluster Aspecten: - doelstelling; 1. Commerciële bedrijfsvoering 1. De cursist kan de meest - kenmerken; relevante bronnen en - personele bezetting. onderzoeksmethoden noemen, die 9. De cursist kan een omschrijving gebruikt kunnen worden bij het geven van de processen en verzamelen van informatie over de procedures in de afdeling schade. inkoop- en verkoopmarkt van een 10. De cursist kan een uiteenzetting geven over de inhoud ambachtelijk bedrijf in de levensmiddelensector. en plaats van het milieu binnen de produktie-analyse en begroting bedienen van de binnen de vervoermiddelenbranche meest geëigende vormen van communicatie.
Uit: Staatscourant 1995, nr. 92 / pag.
Aspecten: - tijdschriften, vakbladen; - branche-organisaties, bedrijfschappen; - vakbeurs; - Nederlandse Organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek (TNO), Economisch Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf (EIM), Coördinerend Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf (CIMK). 2. De cursist kan specifieke branchegebonden factoren noemen die een belangrijke rol vervullen bij de inkoop van een ambachtelijk bedrijf in de levensmiddelensector. Aspecten: - weer; - seizoen; - beschikbaarheid van grondstof/produkt; - gebruikswaarde/-mogelijkheid van grondstof/produkt; - kwaliteit. 3. De cursist kan specifieke branchegebonden factoren noemen die een belangrijke rol vervullen bij de verkoop in een ambachtelijk bedrijf in de levensmiddelensector. Aspecten: - weer; - seizoen; - schoolvakanties; - feestdagen; - media. 4. De cursist kan voor een ambachtelijk bedrijf in de levensmiddelensector de relatie aangeven tussen de inkoop-logistiek-verkoop. Aspecten: - samenstelling en omvang assortiment; - omzetprognose; - inkoop- en bestelprocedures; - voorraadbeheer; - leveranciersselectie; - prijsvergelijking. 5. De cursist kan aspecten noemen die een relevante rol vervullen bij de opzet en inrichting van een ambachtelijk winkelbedrijf in de levensmiddelensector. Aspecten: - economische factoren; - strategische factoren; - esthetische factoren; - wettelijke factoren; - hygiënische factoren. 6. De cursist kan de voornaamste aspecten uit de wettelijke bepalingen noemen die voor de commerciële bedrijfsvoering van 9
een ambachtelijk bedrijf in de levensmiddelensector van belang zijn. Aspecten: algemeen: - plaatselijke verordeningen; - Winkelsluitingswet; - produktschapsverordeningen, bedrijfschapsverordeningen; specifiek: - bijzondere bepalingen bakkersbranche; - bijzondere bepalingen slagersbranche; - bijzondere bepalingen visbranche; - bijzondere bepalingen poeliersbranche. 2. Kostprijsberekening 1. De cursist kan de kengetallen en normen noemen die een belangrijke rol vervullen bij de produktieprocessen van een ambachtelijk bedrijf in de levensmiddelensector. Aspecten: - afval; - uitval; - retour; - indroging. 2. De cursist kan de factoren noemen die een relevante rol spelen bij de kostprijsbepaling van een produkt van een ambachtelijk bedrijf in de levensmiddelensector. Aspecten: - grond- en hulpstoffen; - inkoopprijs-inkoopwijze; - arbeidsuren; - doorberekeningskosten; - risico; - kostprijs-verkoopprijs; - toegevoegde waarde. 3. De cursist kan factoren noemen die een relevante rol spelen bij de bepaling van de verkoopprijs van een produkt van een ambachtelijk bedrijf in de levensmiddelensector. Aspecten: - kostprijs; - winstopslag; - verkoopprijs. 4. De cursist kan aan de hand van een gegeven model voor een bepaald produkt van een ambachtelijk bedrijf in de levensmiddelensector een prijsberekening maken. Aspecten: - kostprijs; - verkoopprijs. 3. Produktieplanning/produktieproc
Uit: Staatscourant 1995, nr. 92 / pag.
es 1. De cursist kan de meest relevante aspecten noemen die van belang zijn bij het leveren van een produkt door een ambachtelijk bedrijf in de levensmiddelensector. Aspecten: - samenstelling van het produkt/receptuur; - assortiment; - logistiek; - voorraadbeheer. 2. De cursist kan factoren noemen die voor de produktieplanning in een ambachtelijk bedrijf in de levensmiddelensector van belang zijn. Aspecten: - produktieproces (mens, machines, methoden); - leveringstijden grond- en hulpstoffen; - logistiek/routing; - verkooptijden; - seizoensinvloeden; - feestdagen. 3. De cursist kan een beschrijving geven van de meest relevante factoren die een rol spelen bij de inrichting van een bedrijfsruimte. Aspecten: - bedrijfsdoelstelling; - opzet/inrichting; - outillage, apparatuur, gereedschappen; - produktietechnieken; - verwerking/bewerking/verkoop; - wetgeving. 4. De cursist kan de belangrijkste aspecten noemen die een rol spelen bij het produktieproces van een bepaald produkt in een ambachtelijk bedrijf in de levensmiddelensector. Aspecten: - soorten activiteiten/handelingen; - benodigde grond- en hulpstoffen; - benodigde gereedschappen, apparatuur, outillage; - produktietechnieken; - hygiëne bij het produktieproces; - Hazard Analysis Critical Control Points (HACCP); - bewaring/koeling; - verpakking; - kwaliteitsbewaking. 5. De cursist kan de wettelijke bepalingen noemen die van belang zijn bij de uitvoering en beheersing van het produktieproces in een ambachtelijk bedrijf in de levensmiddelensector. Aspecten: algemeen:
- hygiënevoorschriften; - Warenwet; - Wet milieubeheer; - Arbowet; - produktaansprakelijkheid; specifiek: - bijzondere bepalingen bakkersbranche; - bijzondere bepalingen slagersbranche; - bijzondere bepalingen visbranche; - bijzondere bepalingen poeliersbranche. Eindtermen vaktechniek voor het elektrotechnisch installatiebedrijf
1. Basiskennis installaties 1. De cursist kan de elektrotechnische installaties en -voorzieningen noemen die voorkomen in en buiten woningen en kleine utilitaire gebouwen. 2. De cursist kan de verbanden aangeven tussen installaties en distributiesystemen van energie en informatie waarop zij zijn aangesloten. 3. De cursist kan de opbouw van de installaties aangeven. Aspecten: - het samenstel van gebruiks-, schakel- en centrale apparatuur omschrijven; - geleidingen omschrijven. 4. De cursist kan de gebruiks- en elektrotechnische kenmerken van signalen opnoemen en deze relateren aan de gebruiks- en schakelapparatuur. 5. De cursist kan de geëigende vormen van geleiding en transmissie van energie en signalen noemen en deze relateren aan de gebruiks- en schakelapparatuur. 6. De cursist kan de inrichtingen noemen ter aansluiting, schakeling, beveiliging en verdeling van elektrotechnische energie en signalen. 7. De cursist kan met gebruikmaking van documenten en de gebruiksapparatuur, geleidingen, meet-, schakel-, regelapparatuur, verdeelinrichtingen en andere centrale voorzieningen zodanig specificeren dat de installaties in elektrotechnische opzicht goed functioneren. 8. De cursist kan met gebruikmaking van documenten de installaties kunnen specificeren in 10
schema s. 9. De cursist kan de normen, voorschriften, verordeningen en wettelijke eisen noemen die van toepassing zijn bij het installeren van elektrotechnische verdeelinrichtingen en centrale voorzieningen. 10. De cursist kan een beschrijving geven van de opwekking, vorming en omvorming van energie en signalen. 11. De cursist kan installaties als afzonderlijke en als samengestelde systemen voor distributie van energie en signalen specificeren. 12. De cursist kan de instanties, bedrijfstypen en andere organisaties noemen die betrokken zijn bij elektrotechnische installaties. 2. Verlichtingstechniek 1. De cursist kan de lichtbronnen en armaturen noemen die in- en uitpandig in de woning- en kleine utiliteitsbouw worden toegepast. 2. De cursist kan de gebruiks- en elektrotechnische karakteristieken van lichtbronnen noemen. 3. De cursist kan de documenten noemen die van toepassing zijn bij de keuze van lichtbronnen en armaturen. 4. De cursist kan de metingen, schakelingen en regelingen noemen die van toepassing zijn bij lichtinstallaties. 5. De cursist kan de symbolen ten behoeve van de verlichting in tekeningen van bouwkundige aard plaatsen. 6. De cursist kan de plaatsing verklaren van de symbolen voor verlichting in tekeningen van bouwkundige aard. 7. De cursist kan het verband aangeven tussen het lichtspectrum en verlichting. 8. De cursist kan de organisaties en instanties noemen die betrokken zijn bij de verlichtingstechniek. 9. De cursist kan de diverse railsystemen noemen. 3. Kracht 1. De cursist kan de speciale aansluitingseisen noemen die voor de diverse elektrotechnische apparatuur van toepassing zijn. 2. De cursist kan de speciale voorzieningen noemen die voor de diverse elektrotechnische apparatuur van toepassing zijn.
Uit: Staatscourant 1995, nr. 92 / pag.
3. De cursist kan de speciale voorschriften noemen die voor de diverse elektrotechnische apparatuur van toepassing zijn. 4. De cursist kan de voorzieningen in de verdeelinrichting specificeren. 5. De cursist kan geleidingen en leidingwegen specificeren. 6. De cursist kan de gegevens noemen, die voor de aansluiting van krachtapparatuur vereist zijn.
bepaalde locaties gewenst zijn. 2. De cursist kan beschrijven op welk distributiesysteem van energie en/of communicatie de voorzieningen moeten worden aangesloten. 3. De cursist kan de groepsindelingen maken, rekening houdend met aantallen en capaciteiten van de aan te sluiten apparaturen. 4. De cursist kan de meet-, regel-, schakel- en 4. Aarding 1. De cursist kan de principes van beveiligingsvoorzieningen aarding en bliksembeveiliging beschrijven. noemen. 5. De cursist kan geprojecteerde 2. De cursist kan de voorschriften elektrotechnische voorzieningen noemen die van toepassing zijn toetsen aan de geldende voor aarding en bliksembeveiliging. voorschriften. 3. De cursist kan de instanties, 6. De cursist kan de organisaties en bedrijven noemen, uitvoeringsvorm van geprojecteerde die bij aarding en elektrotechnische voorzieningen bliksembeveiliging betrokken zijn. bepalen. 7. De cursist kan de geëigende 4. De cursist kan de risico s en documenten over elektrotechnische vormen van beveiliging noemen. voorzieningen raadplegen. 5. De cursist kan de metingen noemen, die van toepassing zijn bij 8. De cursist kan ten behoeve van de aanleg en aansluiting de aarding en bliksembeveiliging. installaties specificeren in 6. De cursist kan de ruimten noemen die speciale voorzieningen werkingsschema s en documenten. vereisen in het kader van aarding 9. De cursist kan een en bliksembeveiliging. 7. De cursist kan de voorzieningen installatie-opdracht conform een ten behoeve van aarding uitwerken. overeengekomen plan uitvoeren. 10. De cursist kan technische bestekken lezen. 5. Energie 1. De cursist kan de bronnen van 8. Montagetechniek 1. De cursist kan een beschrijving elektrische energie noemen. geven van het juiste gebruik van 2. De cursist kan een omschrijving geven van de karakteristieken en gereedschappen, machines, toepassingsgebieden van steigers. elektrische energiebronnen. 2. De cursist kan een beschrijving 3. De cursist kan de vormen en geven van leidingwegen en de toepassingen van daarbij behorende noodstroomvoorzieningen noemen. montagetechnieken op steen, staal, beton, hout. 3. De cursist kan een beschrijving 6. Schakeltechniek 1. De cursist kan de signaalgevers geven van de geleiders en van veranderingen in fysische connectoren en de daarbij grootheden noemen. behorende aansluitings- en 2. De cursist kan de soorten relais bevestigingstechnieken. 4. De cursist kan de bouwkundige en schakelaars noemen. 3. De cursist kan de schakelingen voorwaarden noemen die van toepassing zijn bij het aanbrengen ten behoeve van verlichting noemen. van geleiders en apparaten. 4. De cursist kan de symbolen ten behoeve van schakeling noemen. 9.Meettechniek 1. De cursist kan de meters en hun eigenschappen noemen ten 7. Projecteren 1. De cursist kan op systematisch behoeve van de meting van elektrotechnische grootheden. wijze vastleggen welke 2. De cursist kan de elektrotechnische meetopstellingen en voorwaarden voorzieningen/apparaturen op 11
noemen, die worden toegepast bij de meting van isolatieweerstand, verlichting en aarding. 3. De cursist kan rapporteren over uitgevoerde metingen.
corrigeren.
12. Veiligheid 1. De cursist kan de risico s en aanpak van aanrakingsgevaar voor derden noemen. 2. De cursist kan de risico s en 10. Montage 1. De cursist kan een beschrijving aanpak noemen van werken onder geven van de loop van leidingen en spanning. 3. De cursist kan de risico s en de plaats van apparatuur. 2. De cursist kan leidingwegen op aanpak noemen van blikseminslag. maat maken. 4. De cursist kan de risico s en 3. De cursist kan bij montage de aanpak noemen van installaties ondergrond voorbereiden. met betrekking tot vocht. 5. De cursist kan de risico s en 4. De cursist kan bij montage op aanpak noemen met betrekking tot een veilige manier gebruik maken brand. van steigers, ladders, trappen. 5. De cursist kan bij montage 6. De cursist kan de risico s en geleiders aanbrengen. aanpak noemen met betrekking tot 6. De cursist kan geleiders explosiegevaar. aansnijden en onderling dan wel op 7. De cursist kan het veilig gebruik apparaturen aansluiten. van gereedschap, materiaal, 7. De cursist kan apparaten steigers en materieel noemen. plaatsen, monteren, aansluiten en 8. De cursist kan voorschriften, afwerken. instanties en organisaties noemen 8. De cursist kan voorzieningen op het gebied van veiligheid en voor veilige montage treffen. keuring. 9. De cursist kan solderen. 10. De cursist kan verspanende en Eindtermen instroom-niveau niet verspanende bewerkingen bedrijfstechniek voor het uitvoeren met hout, kunststof en bouwcluster metaal. 1. De cursist kan aan de hand van 11. De cursist kan bestek, bestektekeningen en montage-instructies uitvoeren. andere tekeningen een 12. De cursist kan bij montage omschrijving geven van alle voorbereidingen uitvoeren voor de bouwkundige aspecten ten werkplek. behoeve van de uitvoering van een bouwwerk. Aspecten: 11. Oplevering en beproeving 1. De cursist kan door - het produkt; elektrotechnische meting - het produktieproces; vaststellen of een installatie in - de produktiemiddelen; spanningsloze toestand aan - de uitvoeringsmethoden, gestelde eisen voldoet. -technieken; 2. De cursist kan een visuele - de materialen; inspectie uitvoeren. - de betrokken partijen/disciplines. 3. De cursist kan elektrische en 2. De cursist kan met betrekking tot niet-elektrische beproevingen de bouwkundige aspecten van een uitvoeren. bouwproject de relevante wettelijke 4. De cursist kan de voorwaarden bepalingen, normen en richtlijnen die van toepassing moeten zijn bij omschrijven die zijn opgesteld door het onder spanning brengen van overheids- en andere instanties of een installatie. organisaties. 5. De cursist kan de maatregelen Aspecten: treffen die vereist zijn alvorens - het bouwkundig ontwerp; elektrotechnische metingen verricht - de produkten; kunnen worden. - de produktieprocessen; 6. De cursist kan elektrotechnische - de produktiemiddelen; metingen uitvoeren. - de uitvoeringsmethoden, 7. De cursist kan rapporteren over -technieken; inspectie, beproeving en - de materialen; oplevering. - de betrokken partijen/disciplines. 8. De cursist kan gebreken in 3. De cursist kan elementaire installaties vaststellen en rekenkundige en wiskundige
Uit: Staatscourant 1995, nr. 92 / pag.
bewerkingen ten behoeve van het maken van een begroting uitvoeren. Aspecten: - redekundige bewerkingen zoals percentages, schalen, verhoudingen; - lengte-, omtrek-, oppervlakte-, inhoud- en hoekberekeningen van wiskundige figuren in het platte vlak en in de ruimte. 4. De cursist kan voor het bouwbedrijf relevante elementaire natuurkundige begrippen beschrijven. Aspecten: - elementen, stoffen, materialen; - grootheden en eenheden; - Stelsel Internationale Eenheden (SI-eenheden). Eindtermen vaktechniek voor het bakkersbedrijf 1. Produktkennis en verwerkingstechnieken 1. De cursist kan toepassingen noemen van diverse hoofd- en hulpgrondstoffen die in de bakkerij voorkomen. 2. De cursist kan omschrijven en demonstreren op welke wijze in de bakkerij moet worden omgegaan met de diverse hoofd- en hulpgrondstoffen. 3. De cursist kan omschrijven en demonstreren op welke wijze degen gemaakt moeten worden, rekening houdend met de specifieke bereidingstechnieken voor de diverse banket- en broodprodukten. 4. De cursist kan omschrijven en demonstreren op welke wijze degen verwerkt moeten worden, rekening houdend met de specifieke deegverwerkingstechnieken voor de verschillende banket- en broodproduktgroepen. 5. De cursist kan omschrijven op welke wijze degen tijdens verschillende rijsprocessen ontwikkeld kunnen worden, rekening houdend met de specifieke toepassingen voor de verschillende broodproduktgroepen. 6. De cursist kan omschrijven en demonstreren op welke wijze degen gebakken kunnen worden, rekening houdend met de specifieke (af)baktechnieken van de verschillende banket- en broodproduktgroepen. 12
7. De cursist kan de bereidings- en verwerkingswijzen en afwerking/decoratie omschrijven van alle in de banketbakkerij voorkomende produktgroepen. 8. De cursist kan op basis van (fouten)analyse van het eindprodukt kwalitatieve afwijkingen in het produktieproces opsporen. 9. De cursist kan op basis van de resultaten van een foutenanalyse en van een eindprodukt voorstellen formuleren voor de aanpassing van het produktieproces. 10. De cursist kan omschrijven welke vormen van sierwerk en decoraties met name voorkomen in de banketbakkerij. 11. De cursist kan omschrijven wat het belang is van het toepassen van sierwerk en decoratie in de (banket)bakkerij. 12. De cursist kan omschrijven op welke wijze produkten afgewerkt kunnen worden waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke afwerkingstechnieken van de verschillende produktgroepen. 13. De cursist kan de verschillende aspecten van hygiëne, wettelijke eisen, milieu en arbeidsomstandigheden omschrijven die van belang zijn bij de uitvoering van het produktieproces. 14. De cursist kan een omschrijving geven van de diverse geautomatiseerde deelproduktieprocessen zoals deze voorkomen in de bakkerij. 2. Verpakking, machines, veiligheid en hygiëne 1. De cursist kan toepassingen noemen van diverse verpakkingssoorten die in de bakkerij voorkomen. 2. De cursist kan een omschrijving geven van de wijze waarop machines/gereedschappen en apparatuur in de bakkerij worden gebruikt bij de bereiding/presentatie en verkoop van produkten, rekening houdend met economisch gebruik, veiligheid en hygiëne. 3. De cursist kan omschrijven hoe op een efficiënte, veilige en hygiënische wijze de technieken van koel-, vries- en conditioneringsapparatuur moeten worden toegepast. Eindtermen vaktechniek voor het slagersbedrijf
Uit: Staatscourant 1995, nr. 92 / pag.
1. Algemeen 1. De cursist kan een beschrijving geven van de functie van medewerker vleesbe- en verwerken in termen van taken en verantwoordelijkheden. 2. De cursist kan de diverse functies in de slagerij beschrijven in termen van taken en verantwoordelijkheden. 3. De cursist kan een beschrijving geven van eigenschappen of kwaliteiten waarover een medewerker vleesbe- en verwerken moet beschikken. 4. De cursist kan instanties noemen waar in verband met vleesbewerking en vleesverwerking advies kan worden gevraagd. 2. Produktkennis vleesbewerken 1. De cursist kan: a. het verschil tussen vlees, vleesprodukten en vleeswaren aangeven. b. een beschrijving geven van kenmerkende eigenschappen van verschillende soorten vlees, vleesprodukten en vleeswaren. 2. De cursist kan een beschrijving geven van de verschillende soorten vlees, vleesprodukten en vleeswaren. 3. De cursist kan: a. de kenmerkende verschillen tussen de verschillende slachtdieren aangeven. b. een beschrijving geven van de eigen aard van de verschillende delen van de diverse soorten slachtdieren. 4. De cursist kan een beschrijving geven van criteria voor het bepalen van de kwaliteit van ontvangen vlees. 5. De cursist kan de methoden voor het controleren van ontvangen vlees zelfstandig hanteren. 6. De cursist kan de principes en methoden voor opslaan en bewaren van ontvangen vlees, zelfstandig toepassen. 7. De cursist kan de basistechnieken en handelingen voor het winkelverkoop klaarmaken van vlees beschrijven. 8. De cursist kan de technieken voor het verpakken van winkelverkoopklare delen, afhankelijk van het soort vlees, beschrijven. 9. De cursist kan een beschrijving geven van produkten die tot de
vers en panklare produkten (veka s) worden gerekend. 3. Verpakken - machines veiligheid 1. De cursist kan een functionele beschrijving geven van apparatuur en gereedschappen die nodig zijn bij het verkoopklaar maken van produkten. 2. De cursist kan de technieken voor het verpakken van vleesprodukten zelf toepassen. 3. De cursist kan een functionele beschrijving geven van apparatuur en materiaal voor verpakking van produkten. 4. De cursist kan de technieken voor het verpakken van vlees en vleesprodukten toepassen. 5. De cursist kan het belang van etiketteren aangeven. 6. De cursist kan bij het verpakken van vlees en vleesprodukten rekening houden met de voorschriften voor hygiëne en veiligheid. 7. De cursist kan de procedures en technieken voor het wegen van produkten toepassen. 8. De cursist kan een functionele beschrijving geven van apparatuur en gereedschappen die nodig zijn voor het verrichten van be- en verwerkingsactiviteiten. 9. De cursist kan een beschrijving geven van de techniek van het vacumeren. 4. Bewaren - opslag - hygiëne 1. De cursist kan een functionele beschrijving geven van koel- en vries-apparatuur. 2. De cursist kan de methoden en principes voor het inrichten van koel- en vriesapparatuur toepassen. 3. De cursist kan aangeven op welke wijze de temperatuur van vitrines en koelcellen kan worden gecontroleerd. 4. De cursist kan aantonen, dat hij regelmatige en systematische controle van temperatuur en vochtigheid in vitrines en koel-. en vriescellen als belangrijk en noodzakelijk beschouwt en derhalve dienovereenkomstig handelt. 5. De cursist kan aangeven op welke wijze de hygiëne wordt beoordeeld. 6. De cursist kan de methoden en technieken voor het bewaren en opslaan van veka-produkten 13
beschrijven. 7. De cursist kan aantonen, dat hij bij het verrichten van werkzaamheden met betrekking tot be- en verwerking van vlees, de voorschriften voor hygiëne, veiligheid en milieu in acht neemt. 8. De cursist kan de procedures en technieken voor het verrichten van schoonmaakwerkzaamheden hanteren. 9. De cursist kan, bij het verrichten van werkzaamheden uit zichzelf rekening houden met de voorschriften voor persoonlijke en bedrijfshygiëne. 5. Microbiologie - hygiëne 1. De cursist kan de invloed van koelen en invriezen op de kwaliteit van vleesprodukten beschrijven. 2. De cursist kan: a. doel en functie van conserveringsmethoden aangeven. b. vormen van bederf beschrijven. 3. De cursist kan een beschrijving geven van de relatie tussen conserveringsmethoden en de kwaliteit van het te conserveren produkt. 4. De cursist kan het verband verklaren tussen (post)mortale processen en de kwaliteit van het vlees.
Uit: Staatscourant 1995, nr. 92 / pag.
14