EINDRAPPORT Analyse van het zoekproces van ouders naar een voorschoolse kinderopvangplaats
15 september 2007
MAS Market Analysis & Synthesis Brusselsesteenweg 46a 3000 Leuven +32 16 22 69 67 http://www.masresearch.be
In opdracht van Kind en Gezin
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
INHOUDSTAFEL
1.
INLEIDING ............................................................................................................................. 7
2.
METHODOLOGIE ................................................................................................................. 8
2.1.
Registratie van de ouders en samenstelling van de steekproef............................................ 8
2.2.
Bevraging van de ouders..................................................................................................... 10
3.
HET ZOEKPROCES............................................................................................................ 12
3.1 3.1.1 3.1.2 3.1.3 3.1.4
Voor wie zoeken de ouders een opvangplaats, wat motiveert hen en wat zoeken ze ?..... 12 Inleiding................................................................................................................................12 Voor wie zoeken de ouders een opvangplaats ? ................................................................ 12 Wat motiveert de ouders om opvang te zoeken ? ............................................................... 13 Naar welk type opvang gaat de voorkeur van de ouder uit ? .............................................. 14
3.2 Het resultaat van het zoekproces. ....................................................................................... 16 3.2.1 Inleiding................................................................................................................................16 3.2.2 Het vinden van opvang. ....................................................................................................... 17 3.2.2.1. Definitie. ...................................................................................................................... 17 3.2.2.2. Het resultaat................................................................................................................ 21 3.2.3 Voldoet de gevonden opvang aan de essentiële voorwaarden ?........................................ 24 3.3 3.3.1 3.3.2 3.3.3 3.3.4 3.3.5 3.4 3.4.1 3.4.2 3.4.3
3.5 3.5.1 3.5.2 3.5.3 3.5.4 3.5.5
Consequenties ten gevolge van het niet vinden van een geschikte opvang....................... 26 Inleiding................................................................................................................................26 Het aantal ouders met gevolgen voor werk en dito. ............................................................ 27 Relatie tussen het hebben van gevolgen en de socio-demografische kenmerken van deze ouders. ................................................................................................................................. 29 De aard van deze gevolgen................................................................................................. 30 Waar en/of bij wie wordt het kind dan opgevangen ?.......................................................... 35 De tevredenheid van de ouders en hun evaluatie van het zoekproces. ............................. 38 Inleiding................................................................................................................................38 De tevredenheid over een aantal karakteristieken betreffende de gevonden opvang(plaats). .................................................................................................................... 39 Evaluatie van het zoekproces : hoe gemakkelijk is het volgens de ouders om een geschikte opvangplaats te vinden ?..................................................................................................... 44 Het vinden van een opvangplaats in relatie tot de karakteristieken van de opvangplaats.. 46 Inleiding................................................................................................................................46 Het vinden van opvang in relatie tot het type opvangvoorziening dat door de ouders gecontacteerd werd. ............................................................................................................ 47 Het vinden van opvang in relatie tot de initiële voorkeur van de ouders wat betreft het type opvangvoorziening............................................................................................................... 49 Het vinden van opvang in relatie tot het gebied (grootstedelijk, stedelijk en landelijk) waar de opvangvoorziening gelokaliseerd is................................................................................ 50 Het vinden van opvang in relatie tot het gebied waar de opvangvoorziening gelokaliseerd is in termen van Barcelona-norm en bezettingsgraad. ........................................................... 51
2
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
3.6 3.6.1 3.6.2
Het vinden van een opvangplaats in relatie tot de karakteristieken van de ouders. ........... 52 Inleiding................................................................................................................................52 Relatie tot de karakteristieken van de ouders. .................................................................... 53
3.7 3.7.1 3.7.2
Het verloop van het zoekproces. ......................................................................................... 65 Inleiding................................................................................................................................ 65 Wanneer zijn de ouders gestart met het zoeken naar een opvanplaats ? 1. De tijdsspanne tussen de start van het zoeken en de vermoedelijke bevallingsdatum. .............................. 66 3.7.3 Wanneer zijn de ouders gestart met het zoeken naar een opvanplaats ? 2. De tijdsspanne tussen de start van het zoeken en de gewenste opvangdatum. ......................................... 67 3.7.4 Hoe lang hebben de ouders naar een opvangplaats gezocht ?.......................................... 69 3.7.5 De relatie tussen de duur van het zoekproces en de tijdsspanne tussen de start van het zoeken en de vermoedelijke bevallingsdatum..................................................................... 72 3.7.6 De relatie tussen de duur van het zoekproces en de tijdsspanne tussen de start van het zoeken en de gewenste opvangdatum................................................................................ 74 3.7.7 Hoeveel opvangplaatsen dienen de ouders te contacteren ? ............................................. 77 3.7.8 De relatie tussen het vinden van opvang en de tijdsspanne tussen de start van het zoeken en de vermoedelijke bevallingsdatum. ................................................................................ 79 3.7.9 De relatie tussen het vinden van opvang en de tijdsspanne tussen de start van het zoeken en de gewenste opvangdatum. ........................................................................................... 81 3.7.10 Hoe overbrugt men de periode van “langer dan 14 weken” ................................................ 83 3.7.11 De relatie tussen de lengte van de periode tussen de start van het zoekproces en de vermoedelijke bevallingsdatum enerzijds en een langere periode dan 14 weken tussen de vermoedelijke bevallingsdatum en de start van de opvang anderzijds. .............................. 85 3.7.12 De tevredenheid van de ouders over een aantal karakteristieken betreffende de gevonden opvang(plaats) en hun evaluatie van het zoekproces in relatie tot de duur van het zoekproces. ......................................................................................................................... 87 3.7.13 De duur van het zoekproces in relatie tot de karakteristieken van de opvangplaats. ......... 91 3.7.13.1. Inleiding....................................................................................................................... 91 3.7.13.2. De duur van het zoekproces in relatie tot het type opvangvoorziening dat door de ouders gecontacteerd werd en in relatie tot de initiële voorkeur van de ouders wat betreft het type opvangvoorziening. ............................................................................ 92 3.7.13.3. De duur van het zoekproces in relatie tot het gebied (grootstedelijk, stedelijk en landelijk) waar de opvangvoorziening gelokaliseerd is. .............................................. 95 3.7.13.4. De duur van het zoekproces in relatie tot het gebied waar de opvangvoorziening gelokaliseerd is in termen van Barcelona-norm en bezettingsgraad. ......................... 97 3.7.14 De duur van het zoekproces in relatie tot de karakteristieken van de ouders...................100 3.7.14.1. Inleiding.....................................................................................................................100 3.7.14.2. Relatie tot de karakteristieken van de ouders...........................................................101
4.
SAMENVATTING EN CONCLUSIES................................................................................112
3
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
TABELLEN
Tabel 1. Tabel 2. Tabel 3. Tabel 4. Tabel 5. Tabel 6. Tabel 7. Tabel 8. Tabel 9. Tabel 10. Tabel 11. Tabel 12. Tabel 13. Tabel 14. Tabel 15. Tabel 16. Tabel 17. Tabel 18. Tabel 19. Tabel 20. Tabel 21. Tabel 22. Tabel 23. Tabel 24. Tabel 25. Tabel 26. Tabel 27. Tabel 28. Tabel 29. Tabel 30. Tabel 31. Tabel 32. Tabel 33. Tabel 34. Tabel 35. Tabel 36. Tabel 37. Tabel 38. Tabel 39. Tabel 40. Tabel 41. Tabel 42.
Redenen om een opvangplaats te zoeken........................................................................................... 13 Voorkeur van de ouder wat betreft het type opvang. ........................................................................... 14 Voorkeur van de ouder wat betreft kostprijs opvang. ........................................................................... 14 Andere dan essentiële redenen waarom de ouder nog verder naar een opvangplaats zoekt (na 7 maanden).......................................................................................................................................... 20 Aard van de gevolgen (I). ..................................................................................................................... 31 Aard van de gevolgen (II). .................................................................................................................... 33 Informele opvang (I). ............................................................................................................................ 36 Informele opvang (II). ........................................................................................................................... 37 Tevredenheid over de karakteristieken v/d opvang(plaats) in relatie tot het al dan niet verder zoeken naar opvang. ............................................................................................................................ 40 Evaluatie van het zoekproces in functie van het resultaat. .................................................................. 45 Relatie tussen het type gecontacteerde opvangvoorzieningen en het vinden van een opvangplaats (I).................................................................................................................................... 47 Relatie tussen het type gecontacteerde opvangvoorzieningen en het vinden van een opvangplaats (II). .................................................................................................................................. 48 Relatie tussen de initiële voorkeur van de ouder voor het type opvangvoorziening en het vinden van een opvangplaats. ......................................................................................................................... 49 Locatie van de opvangvoorziening en het resultaat van het zoekproces. ........................................... 50 Bezettingsgraad, Barcelona-norm en het resultaat van het zoekproces. ............................................ 51 De socio-demografische karakteristieken van de ouder en het vinden van opvang (I). ...................... 53 De socio-demografische karakteristieken van de ouder en het vinden van opvang (II). ..................... 54 De socio-demografische karakteristieken van de ouder en het vinden van opvang (III). .................... 54 De socio-demografische karakteristieken van de ouder en het vinden van opvang (IV). .................... 55 De socio-demografische karakteristieken van de ouder en het vinden van opvang (V). ..................... 55 De socio-demografische karakteristieken van de ouder en het vinden van opvang (VI). .................... 56 De socio-demografische karakteristieken van de ouder en het vinden van opvang (VII).................... 57 De socio-demografische karakteristieken van de ouder en het vinden van opvang (VIII)................... 57 De socio-demografische karakteristieken van de ouder en het vinden van opvang (IX). .................... 58 De socio-demografische karakteristieken van de ouder en het vinden van opvang (X). ..................... 59 De socio-demografische karakteristieken van de ouder en het vinden van opvang (XI). .................... 61 De socio-demografische karakteristieken van de ouder en het vinden van opvang (XII).................... 61 De socio-demografische karakteristieken van de ouder en en het vinden van opvang (XIII).............. 62 De socio-demografische karakteristieken van de ouder en en het vinden van opvang (XIV). ............ 62 De socio-demografische karakteristieken van de ouder en het vinden van opvang (XV). .................. 63 De socio-demografische karakteristieken van de ouder en het vinden van opvang (XVI). ................. 63 De socio-demografische karakteristieken van de ouder en het vinden van opvang (XVII). ................ 64 Tijdsspanne tussen de start van het zoeken en de vermoedelijke bevallingsdatum. .......................... 66 Tijdsspanne tussen de start van het zoeken en de gewenste opvangdatum. ..................................... 67 Tijdsspanne tussen de start van het zoeken en de vermoedelijke bevallingsdatum in relatie tot de duur van het zoekproces (I)............................................................................................................. 72 Tijdsspanne tussen de start van het zoeken en de vermoedelijke bevallingsdatum in relatie tot de duur van het zoekproces (II)............................................................................................................ 73 Hoe lang hebben de ouders moeten zoeken naar een opvangplaats ? .............................................. 74 Tijdsspanne tussen de start van het zoeken en de gewenste opvangdatum in relatie tot de duur van het zoekproces (I). ......................................................................................................................... 75 Tijdsspanne tussen de start van het zoeken en de gewenste opvangdatum in relatie tot de duur van het zoekproces (II) ......................................................................................................................... 75 Aantal opvangvoorzieningen die de ouders gecontacteerd hebben. ................................................... 77 Relatie tussen het vinden van opvang en “de tijdsspanne tussen de start van het zoeken en de vermoedelijke bevallingsdatum” (I)....................................................................................................... 79 Relatie tussen het vinden van opvang en “de tijdsspanne tussen de start van het zoeken en de vermoedelijke bevallingsdatum” (II)...................................................................................................... 80 4
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
Tabel 43. Tabel 44. Tabel 45. Tabel 46.
Tabel 47. Tabel 48. Tabel 49. Tabel 50. Tabel 51. Tabel 52. Tabel 53. Tabel 54. Tabel 55. Tabel 56. Tabel 57. Tabel 58. Tabel 59. Tabel 60. Tabel 61. Tabel 62. Tabel 63. Tabel 64. Tabel 65. Tabel 66. Tabel 67. Tabel 68. Tabel 69. Tabel 70. Tabel 71. Tabel 72. Tabel 73.
Relatie tussen het vinden van opvang en “de tijdsspanne tussen de start van het zoeken en de gewenste startdatum van opvang” (I)................................................................................................... 81 Relatie tussen het vinden van opvang en “de tijdsspanne tussen de start van het zoeken en de gewenste startdatum van opvang” (II).................................................................................................. 82 Overbruggen van de periode van “langer dan 14 weken”.................................................................... 84 Relatie tussen de lengte van de periode tussen de start van het zoekproces en de vermoedelijke bevallingsdatum enerzijds en een langere periode dan 14 weken tussen de vermoedelijke bevallingsdatum en de start van de opvang anderzijds................................................ 85 Tevredenheid over de karakteristieken v/d opvang(plaats) in relatie tot de duur van het zoekproces. .......................................................................................................................................... 87 Tevredenheid over de karakteristieken v/d opvang(plaats) in relatie tot de duur van het zoekproces (vervolg). ........................................................................................................................... 88 Evaluatie van het zoekproces in functie van de duur van het zoekproces. ......................................... 89 Relatie tussen het type gecontacteerde opvangvoorzieningen en de duur van het zoekproces......... 92 Relatie tussen de initiële voorkeur van de ouder voor het type opvangvoorziening en de duur van het zoekproces. ............................................................................................................................. 93 Locatie van de opvangvoorziening en de duur van het zoekproces. ................................................... 95 Relatie tussen de initiële voorkeur van de ouder voor het type opvangvoorziening en de locatie van de opvangvoorziening.................................................................................................................... 96 Bezettingsgraad en het resultaat van het zoekproces ......................................................................... 97 Barcelona-norm en het resultaat van het zoekproces.......................................................................... 98 Bezettingsgraad, Barcelona-norm en het resultaat van het zoekproces ............................................. 98 De socio-demografische karakteristieken van de ouder en de duur van het zoekproces (I). ............ 101 De socio-demografische karakteristieken van de ouder en de duur van het zoekproces (II). ........... 102 De socio-demografische karakteristieken van de ouder en de duur van het zoekproces (III). .......... 102 De socio-demografische karakteristieken van de ouder en de duur van het zoekproces (IV)........... 103 De socio-demografische karakteristieken van de ouder en de duur van het zoekproces (V)............ 103 De socio-demografische karakteristieken van de ouder en de duur van het zoekproces (VI)........... 104 De socio-demografische karakteristieken van de ouder en de duur van het zoekproces (VII).......... 105 De socio-demografische karakteristieken van de ouder en de duur van het zoekproces (VIII)......... 105 De socio-demografische karakteristieken van de ouder en de duur van het zoekproces (IX)........... 106 De socio-demografische karakteristieken van de ouder en de duur van het zoekproces (X)............ 107 De socio-demografische karakteristieken van de ouder en de duur van het zoekproces (XI)........... 107 De socio-demografische karakteristieken van de ouder en de duur van het zoekproces (XII).......... 108 De socio-demografische karakteristieken van de ouder en de duur van het zoekproces (XIII)......... 108 De socio-demografische karakteristieken van de ouder en de duur van het zoekproces (XIV). ....... 109 De socio-demografische karakteristieken van de ouder en de duur van het zoekproces (XV). ........ 110 De socio-demografische karakteristieken van de ouder en het vinden van opvang (XVI). ............... 110 De socio-demografische karakteristieken van de ouder en het vinden van opvang (XVII). .............. 111
5
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
FIGUREN
Figuur 1. Tevredenheid over een aantal karakteristieken betreffende de gevonden opvang(plaats). 39 Figuur 2. Hoe gemakkelijk is het voor de ouders om een geschikte opvangplaats te vinden ? .......... 44 Figuur 3. Hoe lang hebben de ouders naar een opvangplaats gezocht ?........................................... 69
SCHEMA’s
Schema 1 .............................................................................................................................................. 21 Schema 2 .............................................................................................................................................. 25 Schema 3 .............................................................................................................................................. 28 Schema 4 .............................................................................................................................................. 28
6
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
1. INLEIDING Kind en Gezin krijgt geregeld melding dat ouders geen opvangplaats vinden of lang moeten wachten voor hun kind effectief kan opgevangen worden. Ouders zouden ook een hele resem opvangvoorzieningen dienen te contacteren en vaak geen zekerheid hebben of ze al dan niet plaats zullen hebben in de opvangvoorziening. Het zijn echter niet alleen de ouders die aan de alarmbel trekken, ook opvangvoorzieningen geven aan dat ze frequent ouders moeten teleurstellen, aangezien ze ettelijke aanvragen moeten weigeren wegens plaatsgebrek. Objectieve cijfers omtrent ouders die geen of moeilijk opvang vinden ontbreken op dit moment. Ook is geen objectief cijfermateriaal voorhanden over het aantal ouders dat een opvangplaats heeft moeten aannemen die niet overeenstemt met hun behoeften of die noodgedwongen op het informele circuit zijn moeten terugvallen. Kind en Gezin wenst met dit onderzoek dan ook in eerste instantie een objectief zicht te krijgen op het zoekproces van ouders naar een geschikte opvangplaats voor hun kind en op de problemen waarmee deze ouders al dan niet geconfronteerd worden.
7
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
2. METHODOLOGIE De proefopzet bestond erin om de ouders die zich aanmelden bij een opvangvoorziening met een vraag naar opvang, te laten registreren door de opvangvoorziening zelf en vervolgens tweemaal te interviewen.
2.1.
Registratie van de ouders en samenstelling van de steekproef
In deze studie willen we een zicht krijgen op het zoekproces van ouders naar een geschikte formele opvangplaats voor hun kind en de problemen waar men onderweg mee geconfronteerd wordt. De informele sector, zijnde de opvang door grootouders of andere familieleden, vrienden/kennissen of opvang die in het thuismilieu van het kind plaatsvindt, maakt geen deel uit van deze studie. Wat betreft de samenstelling van de steekproef en de registratie van de ouders werd bovendien enkel gewerkt met de opvangvoorzieningen in de erkende sector en de opvangvoorzieningen in de zelfstandige sector die over een attest van toezicht beschikken. Dit betreft dus de erkende kinderdagverblijven, de diensten voor onthaalouders, de mini‐crèches, de zelfstandige kinderdagverblijven en de zelfstandige onthaalouders. Bij het bevragen van de ouders echter, kwamen ook de enkel gemelde of ‘zwarte’ opvangvoorzieningen uit de zelfstandige sector aan bod in de mate dat de ouder deze betrok in zijn of haar zoekproces. Dit onderzoek streefde ernaar om ‘alle’ contactnames met de opvangvoorzieningen te registreren – en bijgevolg dus ook alle respectievelijke ouders ‐ en dit los van het (in)formeel karakter van de contactname, de woonplaats van de ouder en wie de contactname doet. Enige voorwaarde is dat de contactname een nieuwe vraag naar opvang moest inhouden en dat de opvang – op de aanvangsdatum van de opvang – een niet‐schoolgaand kind betrof. Om te komen tot een representatief onderzoek werd geopteerd voor een combinatie van een quota‐ en een proportionele steekproef waarbij alle opvangvoorzieningen gelegen in een bepaalde gemeente of stad werden betrokken. De keuze van deze gemeenten en steden gebeurde op basis van de volgende objectieve criteria: spreiding binnen én tussen de provincies, diversiteit in de mate van verstedelijking en diversiteit in de spanning tussen vraag‐ en aanbod aan kinderopvang. 8
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
De elf steden en gemeenten die uiteindelijk geselecteerd werden, waren: Gent, Grimbergen, Haaltert, Hoogstraten, Leuven, Lommel, Mechelen, Nazareth, Oostende, Oostkamp en Schoten met een totale bevolking die overeenkomt met ongeveer 10 % van de bevolking van het Vlaamse Gewest. Dit betrof een totaal van 315 opvangvoorzieningen waarvan 306 opvangvoorzieningen in aanmerking kwamen om deel te nemen aan dit onderzoek. De voorzieningen werden gevraagd om alle contactnames die binnen de scope van het onderzoek vielen te registreren vanaf 1 maart tot en met 28 april voor Gent, Leuven, Mechelen en Oostende en tot en met 30 juni 2006 voor de landelijke gemeenten. 218 opvangvoorzieningen stuurden de daartoe voorziene identificatiefiches door. Deze opvangvoorzieningen waren gespreid over alle regio’s, steden, gemeenten en opvangvoorzieningstypes uit de erkende en zelfstandige sector heen die in quasi dezelfde mate meewerkten aan dit onderzoek. In deze periode werden 3.421 fiches ontvangen. Op basis van een aantal criteria (volledigheid, verdere bereidheid tot medewerking, …) werden 2.532 fiches weerhouden wat overeenkwam met 1.351 ouders die bereid waren mee te werken aan het onderzoek, voldoende Nederlands spraken, van wie het telefoonnummer was ingevuld, die opvang zochten voor een niet‐schoolgaand kind, en waarbij de contactname een nieuwe vraag naar opvang inhield. Derden die contact opnamen met een vraag naar kinderopvang in naam van de ouders betreffen een heel diverse groep van personen. Dit zijn zowel grootouders, andere familieleden, vrienden, werkgevers, OCMW’s, opvangvoorzieningen, hulpverleners die in naam van de ouders opvang zochten, enz. In zoverre de ouders voldoende Nederlands spraken en op de hoogte waren van het verloop van de zoektocht, werd het telefonisch interview van hen afgenomen, in het andere geval werden de derden bevraagd. De resultaten van al deze interviews werden geïntegreerd in de resultaten van alle ouders die zelf persoonlijk contact genomen hadden met de opvangvoorziening.
9
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
2.2.
Bevraging van de ouders
Met het bevragen van de ouders wordt getracht meer inzicht te verwerven in de zoektocht naar kinderopvang. Vinden ouders een opvangplaats, voldoet de plaats aan hun behoeften en voorkeur, heeft het niet vinden van een geschikte opvangplaats gevolgen wat betreft werk, opleiding, enz. ? Voorafgaandelijk aan de eerste bevraging werden de respectievelijke ouders aangeschreven door Kind en Gezin waarin dit onderzoek werd toegelicht. De ouders werden vervolgens een eerste maal bevraagd 1 maand nadat de coördinaten van de zoekende ouder voor de 1e maal door de opvangvoorziening geregistreerd werden om aan M.A.S. door te geven en een tweede maal zes maand later tenzij op dat moment het kind nog geen twee maand geboren was. In dat geval werd het tweede contact uitgesteld tot het kind twee maand geboren was. De eerste bevraging richtte zich vooral op het soort en de aard en vorm van de opvang die de ouder zocht en zijn of haar respectievelijke voorkeur. De tweede bevraging richtte zich vooral naar het resultaat van deze zoektocht en naar de gevolgen voor de ouder in het geval de ouder geen gepaste opvang zou gevonden hebben. De eerste bevraging had plaats van 3 april 2006 tot 5 september 2006. De tweede bevraging liep van 2 oktober 2006 tot 23 maart 2007. Deze ouders werden telkens telefonisch bevraagd aan de hand van een modulaire vragenlijst in functie van hun specifieke situatie en van het resultaat van het zoekproces op dat ogenblik. De kwaliteit van de interviews is zeer hoog wat ondermeer blijkt uit de mate waarin eenvoudig te beantwoorden (socio‐ demografische) vragen voor minstens 99,0 % ook effectief beantwoord waren. Gezien de populatieverdeling niet gekend is, kon de steekproef dan ook niet gewogen worden. Dit is omstandig geargumenteerd in het bijhorend technisch rapport. Er konden 1.351 ouders geïdentificeerd worden die op zoek waren naar een opvangplaats. 1.142 van hen konden als valabel weerhouden worden. Dit resulteerde vervolgens in 1.048 volledige enquêtes bij de eerste bevraging. Dit is een respons van 91, 8 % .
10
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
Alle ouders die een eerste telefonisch interview hadden afgelegd, werden een tweede maal bevraagd met uitzondering van de ouders die na het eerste telefonisch interview hadden aangegeven dat ze geen tweede keer bevraagd wilden worden en ouders die ten tijde van het eerste telefonisch interview reeds opvang gevonden hadden, die ondertussen ook gestart was en die niet meer verder zochten naar een andere opvangplaats. Dit resulteerde in 863 volledige enquêtes wat overeenkomt met een zeer hoge respons van 98.5 %, verdeeld over grootstedelijke, stedelijke en landelijke opvangvoorzieningen. Wat betreft de samenstelling van deze steekproef, kunnen we het volgende in het kort noteren 1 : 91,7 % van de respondenten hebben een partner waarmee ze samenwonen; 90,9 % van de moeders en 96,2 % van de vaders hebben een deel‐ of voltijdse job; 70,9 % van de moeders en 68,4 % van de vaders hebben hoger onderwijs gevolgd en 17 % van de betrokken kindjes hebben (minstens) één grootmoeder van een andere dan de Belgische nationaliteit.
1
Voor meer details verwijzen we naar het technisch rapport. 11
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
3. HET ZOEKPROCES 3.1 Voor wie zoeken de ouders een opvangplaats, wat motiveert hen en wat zoeken ze ?
3.1.1 INLEIDING. Vooraleer we gaan kijken in welke mate het zoekproces van deze ouders tot resultaat geleid heeft, en wat de eventuele gevolgen zijn of waren in het geval dit zoekproces niet tot het gewenste resultaat had geleid, gaan we eerst na wat de ouders motiveert om naar formele kinderopvang 2 te zoeken en wat hun specifieke voorkeuren en wensen zijn.
3.1.2 VOOR WIE ZOEKEN DE OUDERS EEN OPVANGPLAATS ? In totaal werden 1.048 ouders een eerste keer bevraagd 30 dagen nadat de coördinaten van de zoekende ouder voor de 1e maal door een opvangvoorziening geregistreerd werden om aan M.A.S. door te geven. Deze ouders zochten opvang voor hun kind. In 92 % van de gevallen betrof dit één enkel kind, 8 % betrof twee kinderen (30 van deze 83 kinderen betrof een meerling), en uitzonderlijk (2 ouders) betrof dit drie kinderen. In het geval men voor meer dan één kind opvang zocht, zochten de ouders bijna altijd (97 %) opvang voor al deze kinderen vanaf hetzelfde moment en op dezelfde opvangplaats.
Wanneer in dit rapport sprake is over “opvang” wordt hiermede steeds formele opvang bedoeld (i.c. opvang door een opvangvoorziening uit welke sector dan ook), tenzij anders expliciet vermeld is. Informele opvang (i.c. opvang door grootouders, andere familie, buren, …) komt enkel ter sprake wanneer we nagaan wat de uitwegen waren voor de ouders die geen gepaste formele opvang vonden.
2
12
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
3.1.3 W AT MOTIVEERT DE OUDERS OM OPVANG TE ZOEKEN ? Werk én nog eens werk is dé reden om opvang te zoeken voor hun kind. Niet dat er soms ook geen andere, eventueel bijkomende redenen zijn, maar telkens gaat het bij deze andere redenen om kleine percentages. Tabel 1. Redenen om een opvangplaats te zoeken.
%
Om te kunnen (blijven) werken.
96
Om studies / een opleiding te volgen of te blijven verderzetten.
4
Om af en toe eens vrije tijd te hebben (ontspanning, vrijwilligerswerk, …).
1
Om mijn kind contact te laten hebben met andere kinderen.
3
Omwille van (mentale) gezondheidsredenen.
0,4
Wens dat het kind Nederlands leert.
0,1
Verplicht door jeugdrechtbank.
0,1
Basis : ‐ N = 1.040 ‐ alle ouders die een eerste keer bevraagd werden ‐ de respondenten konden meer dan één antwoord geven
In het geval de ouder opvang zocht om andere redenen (bvb. verhuis van de ouders, …) of om redenen die te maken hebben met hun huidige opvangvoorziening (bvb. opvangvoorziening is tijdelijk gesloten), werd dieper ingegaan op de feitelijke redenen om te komen tot een van de bovenstaande antwoorden. M.a.w. we hebben getracht onderscheid te maken tussen aanleiding en oorzaak (of werkelijke reden) : ‘verhuizen’ is bvb. een aanleiding, ‘werk’ is dan bvb. de werkelijke reden. Gezien deze redenen spreekt het vanzelf dat het niet vinden van een gepaste opvang dan ook belangrijke consequenties kan hebben op de werksituatie van de betrokken ouders, of op het niet kunnen starten met een opleiding of op het niet kunnen afmaken van een opleiding.
13
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
3.1.4 NAAR WELK TYPE OPVANG GAAT DE VOORKEUR VAN DE OUDER UIT ? Bijna de helft van de ouders heeft een voorkeur voor een kinderdagverblijf, ongeveer een kwart geeft de voorkeur aan een onthaalouder, terwijl een laatste kwart geen voorkeur heeft. Tabel 2. Voorkeur van de ouder wat betreft het type opvang.
%
Onthaalouder
24
Kinderdagverblijf
48
Geen voorkeur
28
Weet niet
0,6
Ander antwoord 3
0,3
Totaal
100
Basis : ‐ N = 1.035 ‐ alle ouders die een eerste keer bevraagd werden ‐ de respondenten konden slechts één antwoord geven
Ongeveer de helft van de ouders geeft de voorkeur aan een opvang waarvan de prijs bepaald wordt door het gezinsinkomen. Tabel 3. Voorkeur van de ouder wat betreft kostprijs opvang. Prijs afhankelijk van het inkomen Prijs NIET afhankelijk van het inkomen
% 52 9
Geen voorkeur
37
Weet niet
1,3
Ander antwoord 4
0,8
Totaal
100
Basis : ‐ N = 1.038 ‐ alle ouders die een eerste keer bevraagd werden ‐ de respondenten konden slechts één antwoord geven 3 4
Bvb. ‘thuisoppas’. Bvb. ‘wat het goedkoopste is’ 14
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
Er kan onmogelijk nagegaan worden of deze antwoorden van de ouders op de vragen naar de voorkeur wat betreft type opvang en de voorkeur wat betreft de kostprijs van de opvang gebiased is door het feit dat enkele opvangvoorzieningen niet aan dit onderzoek wensten mee te werken. Deze bias is echter zeer onwaarschijnlijk gezien (1) de overgrote meerderheid van de ouders in meer dan één voorziening en/of in meer dan één type opvang zochten, en gezien (2) de medewerkingsgraad over alle (types van) opvangvoorzieningen heen zeer groot was. 58 % van alle ouders hebben een voorkeur voor een specifieke voorziening die ze ons met naam, toenaam en adres opgeven. In 85 % van deze gevallen is dit een kinderdagverblijf. 29 ouders (= 2,8 % van alle ouders) antwoordden op deze vraag – ongevraagd ‐ dat ze enkel een voorkeur hebben voor een specifieke gemeente. Van de ouders met een voorkeur voor een specifieke voorziening, heeft 19 % momenteel een kindje dat daar opgevangen wordt of een kind dat daar vroeger opgevangen werd.
15
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
3.2 Het resultaat van het zoekproces.
3.2.1 INLEIDING. De ouders (N = 1.048) werden een eerste maal bevraagd 1 maand nadat de coördinaten van de zoekende ouder voor de 1e maal door de opvangvoorziening geregistreerd werden om aan M.A.S. door te geven en een tweede maal zes maand later tenzij op dat moment het kind nog geen twee maand geboren was. In dat geval werd het tweede contact uitgesteld tot het kind twee maand geboren was 5 . Wanneer we het in het kader van dit onderzoek hebben over “het vinden van een opvangplaats”, dan bedoelen we tegelijkertijd “het vinden van een opvangplaats inclusief het aannemen van deze opvangplaats”, en dit gezien sommige ouders wel een opvangplaats vinden maar deze om welke reden dan ook niet aannemen.
Gemakkelijkheidshalve zullen we in het verder verloop van het rapport steeds praten over 6 maand later. Dit dient dan telkens verstaan te worden als 6 maand later of twee maand na de geboorte van het kind indien het kind 6 maand later nog geen twee maand oud zou zijn.
5
16
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
3.2.2 HET VINDEN VAN OPVANG. 3.2.2.1. DEFINITIE.
Het begrip “vinden van opvang” is een genunceerd gegeven, maar dient goed omlijnd te worden willen we de resultaten van dit onderzoek correct interpreteren. Onder het “vinden van opvang” verstaan we het feit dat een ouder of derde een opvangplaats zoekt, deze ook aanneemt (zie hiervoor) en dat deze opvang ook van start is gegaan 6 . We worden daarbij geconfronteerd met ouders die een opvangplaats vinden waarbij later blijkt dat deze opvang niet door kon gaan – of waarvan de ouder voorziet dat deze opvang niet door zal kunnen gaan ‐ om redenen te wijten aan de opvangvoorziening 7 . Dit komt slechts uitzonderlijk voor, met name bij 2,7 % van de ouders die verklaarden opvang gevonden te hebben 8 In het geval deze ouder geen nieuwe opvang zou gevonden hebben, catalogeren we deze ouder bij de ouders die geen opvang gevonden hebben. In het geval deze ouder wel een nieuwe opvang gevonden had, catalogeren we deze ouder bij de ouders die wel opvang gevonden hebben. Iets frequenter gebeurt het dat de ouder een opvangplaats vind waarbij we later vaststellen dat de opvang niet door kon gaan om redenen te wijten aan de (persoonlijke) situatie of aan de ondertussen veranderde wensen van de ouder 9 . We catalogeren deze ouders bij de ouders die wel opvang gevonden hebben. Anderzijds is het niet zo dat eens ouders een opvangplaats gevonden hebben (en deze aannemen), zij niet meer verder zoeken naar een andere opvangplaats. Dit gebeurt effectief, soms zelfs nadat de opvang van start is gegaan. Al deze ouders beschouwen we als ouders die een opvangplaats gevonden hebben. Later in deze studie zullen we daarbij een onderscheid maken tussen ouders die verder zoeken Of dat er geen tekenen zouden zijn dat deze opvang niet van start zou gaan. Bvb. : “opvangvoorziening ondertussen gesloten”, “er bleek toch geen plaats te zijn” (zij het dat dit laatste ook te wijten kan zijn aan het feit dat de ouder dacht dat er plaats was terwijl deze ouder eigenlijk op een wachtlijst werd ingeschreven), … 8 … en waarbij toen (op het moment dat ze dit verklaarden) de opvang nog niet gestart was. 9 Een typisch voorbeeld zijn de ouders die ondertussen naar een andere stad of gemeente verhuisd zijn waardoor de initieel gevonden opvang niet doorgaat. 6 7
17
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
omwille van essentiële redenen zoals daar zijn ‘de (gevonden) opvang start pas later dan gewenst’, ‘de (gevonden) opvang beantwoordt niet volledig aan de wensen wat betreft het aantal halve en/of volle dagen waarvoor men opvang zoekt’ 10 , … en andere dan essentiële redenen zoals ‘ik zoek iets dichter bij huis’ of ‘ik zoek opvang in een ander type’ of ‘ik zoek een goedkopere opvang’ 11 12 .
Zie ‘Intermezzo 1. Essentiële redenen’ voor meer achtergrond en detail. Ter informatie : 7,8 % van de ouders die een opvangplaats gevonden en aangenomen hebben zoeken nog verder naar een andere opvangplaats om andere dan essentiële redenen. Dit betekent tegelijkertijd dat opvangvoorzieningen nu en dan geconfronteerd worden met ouders die een aangeboden opvangplaats aannemen maar echter verder zoeken, in een aantal gevallen ook na de start van de opvang. 12 Zie ‘Intermezzo 2. Andere dan essentiële redenen waarom de ouders nog verder zoeken naar een opvangplaats’ voor meer achtergrond en detail. 10 11
18
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
Intermezzo 1. Essentiële redenen. Onder ‘essentiële redenen’ verstaan we redenen als : o
heb helemaal nog geen opvang;
o
heb opvang, maar deze start pas later dan gewenst 13 ;
o
heb opvang, maar deze is niet volledig (niet voor alle gewenste halve en/of volle dagen);
o
heb opvang, maar deze is maar tijdelijk, niet voor de volledige periode die ik als ouder wens.
Noteer hierbij dat ouders meer dan één essentiële reden konden opgeven als antwoord op de vraag waarom zij verder zochten, of één (of meer dan één) essentiële reden aangevuld met een andere niet‐essentiële reden.
‘Later dan gewenst’ : dit is het antwoord van de ouder op de vraag “U had opvang nodig vanaf … (datum). Zal de opvang starten vanaf die datum of vanaf een latere datum ?”, met als antwoordmogelijkheden “vanaf de gewenste datum (of vroeger)” en “vanaf een latere datum”. We hebben geen idee hoeveel later dit dan wel is. 13
19
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
Intermezzo 2. Andere dan essentiële redenen waarom de ouders nog verder zoeken naar een opvangplaats. De andere redenen om nog verder naar opvang te zoeken niettegenstaande de ouder reeds een opvangplaats gevonden heeft zijn op het einde van het zoekproces 14 , afgezien van geen, van te late, van onvolledige of van tijdelijke opvang : Tabel 4. Andere dan essentiële redenen waarom de ouder nog verder naar een opvangplaats zoekt (na 7 maanden).
Redenen
%
zoek iets dichter bij huis/werk zoek iets goedkoper zoek een ander type opvang (kinderdagverblijf of onthaalouder) zoek iets dat beter bereikbaar is (met het openbaar vervoer, de auto of te voet) zoek iets met betere openingsuren nog andere (waaronder vooral ‘wij verhuizen’)
42 17 20 11 15 18
Basis : ‐ N = 94
‐ % berekend op het aantal ouders (N = 94) ‐ ouders die na 6 + 1 maand nog steeds aan het zoeken zijn ‐ ouders die een opvangplaats gevonden hebben of zullen hebben 15 ‐ inclusief de ouders die om essentiële redenen verder zoeken (deze ouders hebben naast de essentiële redenen soms nog andere redenen om naar een opvangplaats te zoeken. Enkel deze andere redenen van deze ouders zijn vervat in deze tabel).
We stellen hierbij vast dat een opvang “dichter bij huis (of werk)” de meest frequente “andere reden” is waarom ouders naar een andere opvangplaats zoeken niettegenstaande ze een opvangplaats gevonden hadden.
Door ons arbitrair bepaald op 7 maand nadat de coördinaten van de zoekende ouder voor de eerste maal door de opvangvoorziening aan M.A.S. zijn doorgegeven. 15 De ouders die nog geen opvang gevonden hebben en nog verder zoeken om toch nog opvang te vinden, zijn niet opgenomen in deze tabel. 14
20
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
3.2.2.2. HET RESULTAAT.
In acht genomen dat een zoekperiode van 7 maanden een maximum is 16 , krijgen we de volgende kerngetallen : Schema 1 - 90.2 % heeft opvang gevonden ‐ 87,6 % heeft een opvang gevonden en zoekt niet meer verder tenzij om andere dan essentiële redenen ‐ 78,2 % zoekt niet meer verder ‐ 7,8 % zoekt verder om andere redenen ‐ 1,6 % hiervan weten we niet of zij om andere redenen verder zoeken of niet ‐ 2,6 % hebben een opvang gevonden maar die om essentiële redenen 17 niet helemaal voldoet en zoeken daarom verder ‐ 2,6 % zoekt verder - 9,8 % heeft geen opvang gevonden ‐ 3,1 % zoekt niet verder ‐ 6,7 % zoekt verder Eerste kanttekening is dat er ouders zullen zijn die na de start van het zoeken hun initiële wensen wat betreft deze essentiële karakteristieken hebben bijgesteld zonder dat wij dit weten. Wanneer wij hen dan later interviewen, krijgen we het antwoord dat de opvang voldoet aan de wensen, te verstaan als hun wensen op dat moment. Mogelijkerwijze betreft het voor sommigen deze bijgestelde wensen. ‘Maximum’ te verstaan als : ouders zouden normaliter binnen deze periode een geschikte opvang moeten gevonden hebben. 17 Ter verstaan als “op het gewenste moment starten” + “voor het volledig aantal gewenste halve en/of volle dagen” + “voor de volledige periode dat men opvang wenst”. 16
21
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
Tweede kanttekening is dat een gedeelte van de ouders die nu nog geen opvang gevonden hebben of een opvang die niet helemaal voldoet, toch later nog een opvang vinden of een opvang vinden die wel voldoet 18 . Ten gevolge van dit feit zal het hiervoor geciteerde % ouders met opvang enigszins onderschat zijn. Omgekeerd echter missen we een aantal ouders, met name de ouders die voor de start van de registratie gestart waren met het zoeken maar ook reeds met dit zoeken gestopt zijn. Het gevolg is dat we op het moment van de eerste contactname (in casu één maand na de eerste registratie in het kader van dit onderzoek) met een aantal ouders in contact komen die een opvangplaats gevonden hebben na een aantal maanden zoeken. Noem deze ouder, ouder X. Deze ouder X wordt door ons gecatalogeerd als zijnde een ouder die een opvangplaats zocht en vond. Neem nu echter een tweede ouder Y die op hetzelfde moment als ouder X gestart is met zoeken, maar die voor het begin van de eerste registratie in het kader van dit onderzoek gestopt is met zoeken. Welnu deze ouder Y is – per definitie – niet opgenomen in het kader van dit onderzoek. Ten gevolge van het feit dat ouder X wel maar ouder Y niet is opgenomen, zal het hiervoor geciteerde % ouders met opvang enigszins overschat zijn. Ons punt is nu dat het aannemelijk is dat de twee bewegingen (de overschatting en de onderschatting) elkaar opheffen zodat de hiervoor geciteerde resultaten de beste inschatting is van de realiteit. Derde kanttekening is dat een gedeelte van de ouders die nu nog geen opvang gevonden hebben en ook niet meer verder zoeken, finaal toch wel een opvangplaats zullen hebben 19 . Vierde en laatste kanttekening is dat de opvang bij een gedeelte van de ouders die een opvangplaats gevonden hebben en niet meer verder zoeken, de opvang later dan gewenst start en/of onvolledig is (zie later). M.a.w. het niet meer verder zoeken naar een opvangplaats nadat de ouder een opvangplaats gevonden heeft, impliceert niet noodzakelijkerwijze dat deze opvang tijdig (= als gewenst) start en volledig is.
Sommige ouders vinden pas na 7 maanden of langer een definitieve (geschikte) opvangplaats (zie later). Het is echter niet mogelijk om op basis van extrapolaties te gaan bepalen hoeveel van deze ouders wel een opvangplaats zullen vinden, gezien niet alle ouders nog een opvangplaats zullen vinden en we enkel cijfers hebben over de zoekduur van de ouders die wel een opvangplaats gevonden hebben. 19 Zie “Intermezzo 3. De ouders hebben het opgegeven’. 18
22
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
Intermezzo 3. De ouders ‘hebben het opgegeven’. We stellen vast dat bij het tweede contact een aantal ouders niet meer verder zoeken niettegenstaande ze geen opvang gevonden hebben. Dit betekent echter niet noodzakelijk dat al deze ouders toch geen opvang zullen hebben. Het blijkt namelijk dat er een aantal ouders zijn die bij het eerste contact geen toegezegde opvangplaats gevonden hebben (en verklaarden niet meer verder te zoeken) maar wel op verschillende wachtlijsten staan, waarbij we zes maand later vaststellen dat zij toch opvang gevonden hebben. Dit is bij 77 % van hen het geval 20 . Het niet meer verder zoeken moet dan geïnterpreteerd worden als “onderneem geen nieuwe stappen meer”, bvb. omdat alle voor hen geschikte voorzieningen reeds gecontacteerd zijn, waarbij zij op (één of meerdere) wachtlijsten staan en wachten tot ze hiervan iets te horen krijgen.
Tijdens het 1e interview hebben we 126 ouders die geen opvang hebben en niet meer verder zoeken. Wanneer we 117 van hen zes maand later interviewen (9 ouders waren niet meer bereikbaar), blijken er toch 90 ouders opvang gevonden te hebben (dit is 77 %), 2 ouders hadden een plaats gevonden maar hebben deze niet aangenomen, terwijl slechts 25 ouders nog geen plaats gevonden hadden. Wanneer we dan terugkoppelen naar de antwoorden van deze 90 ouders bij het eerste contact, dan stellen we vast dat zij niet meer zoeken omdat ze “afwachten” (staan op een wachtlijst en wachten tot ze hiervan iets te horen krijgen).
20
23
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
3.2.3 VOLDOET DE GEVONDEN OPVANG AAN DE ESSENTIËLE VOORWAARDEN ? Een aantal ouders – de grote meerderheid (90.2 %) – vind een opvangplaats. Andere ouders – een kleine maar niet onaanzienlijke minderheid (9.8 %, zie hiervoor) – vinden geen opvangplaats. We dienen ons te realiseren dat de gevonden opvangplaats niet noodzakelijkerwijze aan alle vragen, wensen en verwachtingen van de zoekende ouder voldoet. Dit kunnen wensen zijn m.b.t. het type van opvangvoorziening (bvb. de ouder wenst een opvang in een kinderdagverblijf), of m.b.t. de gemeente waar de opvangvoorziening gelegen is, of … . Wat betreft al deze wensen onthouden we er drie als zijnde “essentiële voorwaarden”, namelijk : de gewenste startdatum van de opvang : kan de opvang starten op het moment dat de ouder dit wenst of niet ? de volledigheid van de opvang : voorziet de opvangvoorziening in het gewenste aantal halve en/of volle dagen of niet ? de volledigheid m.b.t. de volledige opvangperiode : voorziet de opvangvoorziening in het gewenste aantal halve en/of volle dagen voor de volledige duur van de opvangperiode of niet ? Hoe groot is dit aantal ouders ? De antwoorden kunnen we samenvatten als volgt : 1. 10,8 21 % van alle ouders vinden een opvangplaats die LATER dan gewenst gestart is of van start zal gaan. Dit is 11,9 % van de ouders die een opvangplaats gevonden hebben. 2. 3,0 22 % van alle ouders vinden een opvangplaats die ONVOLLEDIG is wat betreft het gewenste aantal halve en/of volle dagen. Dit is 3,3 % van de ouders die een opvangplaats gevonden hebben.
21 22
Gecorrigeerd % door te herrekenen naar de oorspronkelijke steekproeven. Gecorrigeerd % door te herrekenen naar de oorspronkelijke steekproeven. 24
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
Dit geeft samengevat : Schema 2 - 90,2 % heeft een opvang gevonden 76,4 % : start tijdig en is volledig als gewenst 10,8 % : opvang start later dan gewenst 3,0 % : opvang is minder volledig dan gewenst ‐ 9,8 % heeft geen opvang gevonden Het aantal ouders dat een opvangplaats vindt die wel voldoet aan het gewenste aantal halve en/of volle dagen, maar niet voor de volledige opvangperiode ‐ dus slechts tijdelijk ‐ is (zeer) beperkt in aantal. Omwille van dit klein aantal en ook omdat dit voor minstens een deel met de realiteit overeenstemt, nemen we deze ouders op in de groep ouders die een opvangplaats vindt die niet volledig voldoet aan het aantal gewenste halve en volle dagen. Wat betreft het later starten van de opvang of het niet volledig karakter van de opvang, stellen we ook vast dat het slechts uitzonderlijk is dat een ouder een opvang aanneemt die tegelijkertijd én later start (dan gewenst), én onvolledig is 23 .
In realiteit betekent dit dat als een ouder een opvangplaats ‘vindt’ die later start dan gewenst én bovendien nog onvolledig is, de ouder ‘afhaakt’ en deze plaats niet neemt maar verder zoekt. 23
25
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
3.3 Consequenties ten gevolge van het niet vinden van een geschikte opvang.
3.3.1 INLEIDING. Een aantal ouders – de grote meerderheid – vindt een opvangplaats die aan de essentiële karakteristieken voldoet (start tijdig, is voor alle gewenste halve en/of volle dagen en is voor de volledige gewenste periode). Andere ouders – een kleine maar niet onaanzienlijke minderheid (9,8 %, zie hiervoor) – vindt geen opvangplaats. Een derde groep ouders (a) vinden wel een opvangplaats die tijdig start, maar niet voor alle gewenste halve en/of volle dagen, en/of (b) vinden een opvangplaats die weliswaar later dan gewenst start, maar wel voor alle gewenste halve en/of volle dagen is. Aan alle ouders die geen opvangplaats gevonden hadden en aan alle ouders die een opvangplaats gevonden hadden maar die niet aan de drie essentiële karakteristieken voldoet, werd de vraag gesteld of het niet vinden van opvang of het later starten van de opvang en/of het onvolledig zijn van de opvang gevolgen heeft m.b.t. werk, opleiding, … .
26
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
3.3.2 HET AANTAL OUDERS MET GEVOLGEN VOOR WERK EN DITO. 16,6 % van alle geïnterviewde ouders antwoordden positief op de vraag of deze situatie gevolgen heeft of had m.b.t. werk, opleiding, … van de respondent of zijn/haar partner 24 . Dit betreft alle personen die geen opvang gevonden hebben (= 9,8 %) plus ongeveer de helft van de ouders die een onvolledige (niet alle gewenste halve en/of volle dagen) en/of tijdelijke (niet voor de volledige gewenste periode) en/of latere opvang gevonden hadden (= 6,8 %). Het feit dat men helemaal geen opvang vindt, heeft per definitie – althans dat stelden we vast – gevolgen voor werk, opleiding, … van de respondent of zijn/haar partner. Echter, het feit dat men een onvolledige (niet alle gewenste halve en/of volle dagen) en/of tijdelijke (niet voor de volledige gewenste periode) en/of latere opvang vindt, heeft (slechts ?) in de helft van de gevallen (50 %) – gevolgen voor werk, opleiding, … van de respondent of zijn/haar partner 25 . Op de volgende pagina geven we deze resultaten samengevat weer.
De vraag luidde : “Het feit dat uw kind niet (niet meer / later / …) word (werd) opgevangen (…), heeft dit gevolgen gehad voor u of uw partner wat betreft uw werksituatie, het volgen van opleidingen of het nemen van verlof?”. 25 Deze 6,8 % moet afgezet worden tegenover de 10,8 % + 3,0 % van hiervoor. 24
27
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
Schema 3 - 90,2 % heeft opvang gevonden 76,4 % : start tijdig en is volledig als gewenst
0 % : gevolgen m.b.t. werk, opleiding en dito 26
10,8 % : opvang start later dan gewenst 3,0 % : opvang is minder volledig dan gewenst
6,8 % : gevolgen m.b.t. werk, opleiding en dito
‐ 9,8 % heeft geen opvang gevonden
9,8 % : gevolgen m.b.t. werk, opleiding en dito
Schema 4 - 90,2 % heeft opvang gevonden 76,4 % : start tijdig en is volledig als gewenst, geen gevolgen 7,0 % : opvang start later en/of is minder volledig dan gewenst, geen gevolgen
6,8 % : opvang start later en/of is minder volledig dan gewenst, gevolgen ‐ 9,8 % heeft geen opvang gevonden, gevolgen
Ook al is dit per definitie zo, is het eigenlijk niet bevraagd (want de vraag luidde (samengevat): “Zijn er gevolgen voor werk of … ten gevolge van het niet vinden van opvang of van een opvang die later start of van een opvang die minder volledig is dan gewenst ?”).
26
28
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
3.3.3 REL ATIE
TUSSEN
HET
HEBBEN
VAN
GEVOLGEN
EN
DE
SOCIO-
DEMOGRAFISCHE KENMERKEN VAN DEZE OUDERS.
Vervolgens hebben we gekeken of de groep ouders waar er gevolgen zijn voor werk, opleiding, … omdat ze geen opvang vinden of een opvang die later start dan gewenst is of onvolledig is of … verschillend is op socio‐demografisch niveau van de groep ouders waar deze gevolgen er niet zijn niettegenstaande deze laatste ouders eveneens geen opvang gevonden hadden of een opvang die later start dan gewenst is of onvolledig was. We hebben daarbij gekeken naar : •
het aantal jobs in het gezin;
•
of de vader een betaalde job heeft of niet;
•
of de moeder een betaalde job heeft of niet;
•
of de moeder van de vader van Belgische nationaliteit is of niet;
•
of de moeder van de moeder van Belgische nationaliteit is of niet;
•
of één van beide grootmoeders (van het kindje) van Belgische nationaliteit is of niet;
•
het diploma van de moeder;
•
het diploma van de vader;
•
het diploma van de moeder in combinatie met het diploma van de vader;
•
de gezinssituatie (i.c. het hebben van een partner en het met deze partner samenwonen of niet).
We stellen daarbij vast dat er geen enkel verband is tussen het hebben van gevolgen en de socio‐demografische kenmerken van de ouders 27 .
Voor geen enkel van de hierboven geciteerde parameters is er een statistisch significant verband (Chi-kwadraat test geeft waarden tussen 0.109 en 0.892)
27
29
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
3.3.4 DE AARD VAN DEZE GEVOLGEN. De gevolgen ten gevolge van het niet vinden van een opvangplaats of van het vinden van een opvangplaats die pas later dan gewenst van start kan gaan of die niet volledig is wat betreft het gewenste aantal halve en/of volle dagen kunnen beperkt zijn (bvb. het verschuiven van de vakantieperiode), maar zijn soms ook veel ingrijpender zoals het opgeven van de job van één van beide ouders. In totaal geven 160 ouders aan dat ze gevolgen ervaren (hebben) ten gevolge van één van deze drie aspecten. Na herrekenen 28 geeft ons dit 174 ouders op een totaal van 1.048 ouders ofwel 16,6 % (zie hiervoor) In de tabel die hierop volgt gaan we na wat deze gevolgen waren. Deze gevolgen zijn in deze tabel weergegeven als absolute aantallen (i.c. het respectievelijk aantal antwoorden dat door deze 160 ouders is gegeven), als een % ten opzichte van deze 160 ouders en als een percentage ten opzichte van het oorspronkelijk aantal ouders (=1.048) 29 .
Omdat sommige ouders deze vraag pas tijdens het tweede contact deze vraag gekregen hebben (moesten krijgen) en gezien niet alle ouders een tweede keer bereikt zijn, hebben we deze cijfers herrekend naar de oorspronkelijke steekproef. Dit geeft een totaal van 174 ouders. 29 Na weging met factor 174/160 om terug te koppelen naar de oorspronkelijke steekproef. 28
30
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
Tabel 5. Aard van de gevolgen (I). (de ouders konden meer dan één antwoord geven, de antwoorden werden niet voorgelezen)
Basis
alle ouders
met
gevolgen
N = 160
N
%
%
borstvoedingsverlof of tijdskrediet.
31
19,4
3,2
Het verschuiven van vakantieperiode.
25
15,6
2,6
Het deeltijds gaan werken.
21
13,1
2,2
(Tijdelijk) stoppen met werken.
23
14,4
2,4
Een nieuwe job moeten weigeren
28
17,5
2,9
Niet kunnen starten met een opleiding.
8
5,0
0,8
Een opleiding niet kunnen afmaken.
5
3,1
0,5
Onbetaald verlof nemen.
15
9,4
1,5
Veranderen van werkregime.
19
11,9
2,0
Veranderen van werk.
1
0,6
0,1
‐ om dichter bij huis te werken
1
0,6
0,1
‐ om deeltijds te kunnen werken
0
0,0
0,0
‐ om een ander werkregime te kunnen hebben
2
1,3
0,2
Wordt geschorst door de RVA
5
3,1
0,5
Krijgt negatieve beoordeling door RVA
2
1,3
0,2
Minder gaan werken als zelfstandige
1
0,6
0,1
Werkritme aanpassen (is muzikant)
1
0,6
0,1
Werkschema aanpassen
1
0,6
0,1
Is niet‐uitkeringsgerechtigde werkzoekende geworden
1
0,6
0,1
Ben ontslagen
1
0,6
0,1
Tijdelijk verlof nemen van persoon of partner
1
0,6
0,1
Tijdelijk niet werken als zelfstandige
1
0,6
0,1
120.0
19,8
alle ouders
N = 1048
Het nemen van ouderschapsverlof,
Totaal aantal antwoorden
192
Deze ouders hadden de mogelijkheid om meer dan één antwoord te geven en konden zowel een antwoord geven voor zichzelf als voor hun partner 30 . 30 Waarbij we de antwoorden van de respondent en die van haar/zijn partner hebben gesommeerd. Ter informatie, 86 % van alle respondenten (1e interview) = vrouw.
31
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
Hierbij merken we op dat 27,5 % van deze 160 ouders – wat overeenkomt met 4,6 % van alle ouders hetzij deeltijds is gaan werken, hetzij gestopt is – al dan niet tijdelijk – met werken. Daarnaast hebben nogal wat andere ouders ouderschapsverlof, borstvoedingsverlof of tijdskrediet genomen (3,2 % van alle ouders). Nog anderen hebben onbetaald verlof genomen (1,5 %), hebben een nieuwe job moeten weigeren (2,9 %) of hebben een opleiding niet kunnen afmaken of zijn er niet mee kunnen starten (1,3 % in totaal). Verder stellen we vast dat 2,0 % van de ouders van werkregime veranderd zijn en dat 2,6 % van de ouders hun vakantieperiode hebben moeten verschuiven. Deze gevolgen kunnen verschillen naargelang de situatie (geen opvang, ofwel een onvolledige opvang qua gewenste halve en/of volle dagen, ofwel een opvang die pas later startte dan gewenst was ofwel een opvang die én onvolledig was en pas later startte dan gewenst was). Deze gevolgen worden weergegeven in de tabel die hierop volgt. Merken we hierbij opnieuw op dat deze ouders de mogelijkheid hadden om meer dan één antwoord te geven en zowel een antwoord konden geven voor zichzelf als voor hun partner.
32
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
Basis (N)
94
17
46
% (1)
% (2)
% (3)
2,1
23,5
30,4
11,6
23,5
23,9
onvolledig is
opvang die later start en
opvang die later start
onvolledige opvang
geen opvang
Tabel 6. Aard van de gevolgen (II).
3 % (4)
Het nemen van ouderschapsverlof, borstvoedingsverlof of tijdskrediet. Het verschuiven van vakantieperiode. Het deeltijds gaan werken.
6,3
41,2
(Tijdelijk) stoppen met werken.
13,7
15,2
Een nieuwe job moeten weigeren
14,7
8,7
Niet kunnen starten met een opleiding.
66,7
25,3
4,3
Een opleiding niet kunnen afmaken.
6,3
2,2
Onbetaald verlof nemen.
5,3
11,8
15,2
Veranderen van werkregime.
7,4
29,4
8,7
Veranderen van werk.
7,4
‐ om dichter bij huis te werken
33,3
5,9 5,9
‐ om deeltijds te kunnen werken
‐ om een ander werkregime te kunnen hebben
11,8
Wordt geschorst door de RVA
5,3
Krijgt negatieve beoordeling door RVA
2,1
Minder gaan werken als zelfstandige
1,1
Werkritme aanpassen (is muzikant)
2,2
5,9
2,2
geworden
2,2
Ben ontslagen
2,2
Tijdelijk verlof nemen van persoon of partner
Werkschema aanpassen
66,7
1,1
33,3
Is niet‐uitkeringsgerechtigde werkzoekende
Tijdelijk niet werken als zelfstandige (1) (2) (3) (4)
1,1 5,9 2,2 33,3 % op basis = 94 ouders die (nog) geen opvang gevonden hebben % op basis = 17 ouders waarvan de opvang onvolledig is (minder halve en volle dagen dan gewenst) % op basis = 46 ouders waarbij de opvang later start of zou starten dan gewenst was % op basis = 3 ouders waarvan de opvang onvolledig is (minder halve en volle dagen dan gewenst) en later zou starten dan gewenst 33
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
Hierbij stellen we vast dat een grote groep ouders waarvan de gevonden opvang onvolledig was en/of later dan gewenst kon starten, deze situatie oplossen door gebruik te maken van ouderschapsverlof, borstvoedingsverlof of tijdskrediet. Ouders waarvan de opvang onvolledig is, gaan als gevolg hiervan daarnaast ook frequent deeltijds werken of veranderen van werkregime of van werk omwille van een ander werkregime. Ouders waarvan de opvang pas later dan gewenst kon starten, gaan naast het nemen van ouderschapsverlof, borstvoedingsverlof of tijdskrediet; ook nog (tijdelijk) stoppen met werken of nemen onbetaald verlof. Ouders die geen opvang gevonden hebben, zijn frequent al dan niet tijdelijk moeten stoppen met werken, zijn niet kunnen starten aan een opleiding, of hebben een nieuwe job moeten weigeren.
34
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
3.3.5 W AAR EN/OF BIJ WIE WORDT HET KIND DAN OPGEVANGEN ? Bij 76,4 % van de ouders gaat de opvang op het gewenste moment van start en is voor alle gewenste halve en volle dagen. Bij 13,8 % van de ouders start de opvang later dan gewenst en/of is niet voor alle gewenste halve en volle dagen. 9,8 % van de ouders hebben geen opvang gevonden. Dit maakt in totaal 23,6 % van alle ouders. In het deel hiervoor hebben we nagegaan wat de gevolgen zijn voor werk en dito in het geval de ouder geen opvang gevonden heeft of indien deze opvang niet aan de essentiële voorwaarden voldoet. In dit deel gaan we na waar of bij wie het kind dan opgevangen werd. Het betreft zowel de situaties waar er gevolgen waren voor werk en dito (16,6 % van alle ouders) als de situaties waar er geen gevolgen waren voor werk en dito (7 % van alle ouders). In de hiernavolgende tabel zien we dat het op de eerste plaats de ouder en/of zijn/haar partner is die instaat voor deze tijdelijke en/of aanvullende “opvang” (‘tijdelijk’ in het geval de opvang later start dan gewenst en ‘aanvullend’ in het geval de opvang niet voor alle gewenste volle en halve dagen was), met alle eventuele gevolgen qua werk, het volgen van een opleiding en dito (zie hiervoor). De informele opvang is slechts in zowat één derde van de gevallen een oplossing. In dat geval zijn het veelal de grootouders die deze taak op zich nemen.
35
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
Tabel 7. Informele opvang (I).
ikzelf/partner ex‐partner grootouders andere familie vrienden, kennissen geburen andere of huidige KDV of onthaalouder au‐pair kinderverzorgster in huis crisis‐opvang babysit privé‐onthaalouder school andere tijdelijke opvang tot start opvang
% 63,2 0,0 35,2 11,1 5,9 2,0 7,2 0,3 0,3 0,3 0,7 0,3 0,3 0,3
Basis (N) = 232 % zijn berekend op het aantal ouders, waarbij de ouder meer dan één antwoord kon geven
36
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
Zeker wanneer de opvang later start dan gewenst was, is het de ouder die bij het kind blijft (69 %), veel minder de grootouders (29 %). Het is pas wanneer de opvang niet voor alle gewenste volle en halve dagen is dat de rol van de grootouders in het opvangen van het kind belangrijk wordt (48 %) (zie tabel die hierop volgt). Tabel 8. Informele opvang (II).
Basis (N) ikzelf/partner ex‐partner grootouders andere familie vrienden, kennissen geburen andere of huidige KDV of onthaalouder au‐pair kinderverzorgster in huis crisis‐opvang babysit privé‐onthaalouder school andere tijdelijke opvang tot start opvang
onbekend 31
onvolledige opvang
opvang die later start
geen opvang
94
102
29
7
% 60,6 ‐ 34,7 8,8 6,5 3,5 7,1 0,6 0,6 0,6 0,6 0,0 1,2 0,0
% 68,6 ‐ 29,4 11,8 5,9 ‐ 5,9 ‐ ‐ ‐ 1,0 1,0 ‐ 1,0
% 58,6 ‐ 48,3 17,2 3,4 ‐ 6,9 ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐
% 42,9 ‐ 71,4 14,3 ‐ ‐ 28,6 ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐
% zijn berekend op het aantal ouders, waarbij de ouder meer dan één antwoord kon geven.
31 Dit betreft situaties waarbij we niet kunnen uitmaken of de opvang te wijten is aan een later opvang en/of aan een opvang die niet volledig is.
37
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
3.4 De tevredenheid van de ouders en hun evaluatie van het zoekproces.
3.4.1 INLEIDING. 90,2 % van de ouders vindt een opvangplaats. Sommigen van hen zoeken nog verder omwille van ‘essentiële’ redenen, andere ouders zoeken nog verder omwille van ‘andere’ redenen, terwijl de overgrote meerderheid van deze ouders niet meer verder zoeken. De eerste vraag die wij ons hierbij stellen is de vraag hoe tevreden deze ouders zijn met betrekking tot een aantal aspecten en karakteristieken van de gevonden opvang(plaats). Het moet hierbij voor u als lezer duidelijk zijn dat het hier niet gaat over de tevredenheid over de opvang als dusdanig, temeer dat voor een aantal ouders deze opvang nog dient te starten. Vervolgens gaan we in dit hoofdstuk na hoe de ouders dit zoekproces evalueerden, met name hoe moeilijk of gemakkelijk zij het zoeken naar een opvangplaats vonden.
38
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
3.4.2 DE TEVREDENHEID OVER EEN AANT AL KAR AKTERISTIEKEN BETREFFENDE DE GEVONDEN OPVANG(PLAATS). Ouders die een opvangplaats gevonden hadden kregen vragen te beantwoorden over hun tevredenheid over : o
de startdatum van de opvang;
o
de afstand naar de opvangplaats;
o
de bereikbaarheid van de opvangplaats;
o
de kostprijs van de opvang;
o
de openingsuren van de opvang;
o
het type van de opvang (kinderdagverblijf of (zelfstandige) onthaalouder;
o
het aantal halve en/of volle dagen dat zij voor hun kind bij deze opvang terecht kunnen.
De antwoorden op deze vragen hebben we samengevat in figuur 1. Figuur 1. Tevredenheid over een aantal karakteristieken betreffende de gevonden opvang(plaats).
datum
59
26
5 7
afstand
59
27
5 7
bereikbaarheid
58
30
5 6
zeer tevreden tevreden
kostprijs
20
37
27
14 3
neutraal ontevreden
openingsuren
43
type
38
52
aantal dagen
38
60 0%
20%
10
%
60%
zeer ontevreden
6 4
33 40%
8
80%
34 100%
Basis : ‐ N = 732 ouders ‐ ouders die een opvangplaats gevonden hebben
39
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
Afgezien van de kostprijs zijn al deze ouders voor meer dan 85 – 90 % (zeer) tevreden over de verschillende aspecten die betrekking hebben op de opvangvoorziening. Dit varieert van 81 % (zeer) tevreden (“openingsuren”) tot 97 % (zeer) tevreden (“aantal dagen”). Vervolgens hebben we nagegaan in welke mate deze ouders tevreden waren over deze karakteristieken in relatie tot het al dan niet verder zoeken naar opvang. Tabel 9. Tevredenheid over de karakteristieken v/d opvang(plaats) in relatie tot het al dan niet verder zoeken naar opvang.
N startdatum zeer tevreden tevreden neutraal ontevreden zeer ontevreden totaal afstand zeer tevreden tevreden neutraal ontevreden zeer ontevreden totaal
Hebben opvang,
Hebben opvang,
Hebben opvang,
zoeken verder
zoeken verder
zoeken NIET
om ‘essentiële’
om ‘andere’
verder
redenen
redenen
25 %
74 %
663 %
32 28 12 24 4 100
44 35 7 13 1 100
62 25 5 6 2 100
60 36 0 0 4 100
27 25 11 25 11 100
63 27 4 5 1 100
Basis : ‐ N = 762 ouders ‐ ouders die een opvangplaats gevonden hebben
(zie verder)
40
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
N bereikbaarheid zeer tevreden tevreden neutraal ontevreden zeer ontevreden totaal kostprijs zeer tevreden tevreden neutraal ontevreden zeer ontevreden totaal uren zeer tevreden tevreden neutraal ontevreden zeer ontevreden totaal type zeer tevreden tevreden neutraal ontevreden zeer ontevreden totaal volledigheid (dagen) zeer tevreden tevreden neutraal ontevreden zeer ontevreden totaal
Hebben opvang,
Hebben opvang,
Hebben opvang,
zoeken verder
zoeken verder
zoeken NIET
om ‘essentiële’
om ‘andere’
verder
redenen
redenen
25 %
74 %
663 %
56 28 0 12 4 100
24 39 10 23 4 100
62 29 5 4 0 100
21 29 17 25 8 100
9 34 21 21 14 100
21 37 28 12 2 100
48 28 12 8 4 100
25 39 15 15 6 100
45 39 9 7 1 100
56 24 4 16 0 100
35 39 15 10 0 100
54 38 5 3 0 100
58 17 4 17 4 100
38 52 4 6 0 100
63 23 2 2 0 100
Basis : ‐ N = 762 ouders ‐ ouders die een opvangplaats gevonden hebben 41
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
De ouders die opvang gevonden hebben en niet meer verder zoeken zijn het meest (zeer) tevreden over (in volgorde): het type (92 %), de bereikbaarheid (91 %), de afstand (90 %), de startdatum (87 %), de volledigheid (dagen) (86 %) en de uren (84 %). Pas verderop volgt de kostprijs (58 %). Afgezien van de kostprijs zijn al deze ouders over al de verschillende aspecten (zeer) tevreden. Wanneer we deze tevredenheidscijfers voor de verschillende groepen analyseren, vinden we frequent statistisch significante verschillen (bij 95 % significantie) terug : •
de ouders die opvang gevonden hebben en niet meer verder zoeken, zijn significant meer tevreden over de startdatum van de opvang dan de ouders die nog verder zoeken 32 (p = 0.001);
•
de ouders die opvang gevonden hebben en niet meer verder zoeken, zijn significant meer tevreden over de afstand tot de opvangplaats dan de ouders die nog verder zoeken om ‘andere redenen’ 33 (p = 0.000);
•
de ouders die opvang gevonden hebben en niet meer verder zoeken, zijn significant meer tevreden over de bereikbaarheid van de opvangplaats dan de ouders die nog verder zoeken om ‘andere redenen’ 34 (p = 0.000);
•
de ouders die nog verder zoeken om ‘andere redenen’ zijn significant minder tevreden over de kostprijs van de opvang dan de ouders die opvang gevonden hebben en niet meer verder zoeken en de ouders die nog verder zoeken om ‘essentiële’ redenen 35 (p = 0.000);
•
de ouders die nog verder zoeken om ‘andere redenen’ zijn significant minder tevreden over de uren van de opvang dan de ouders die opvang gevonden hebben en niet meer verder zoeken en de ouders die nog verder zoeken om ‘essentiële’ redenen (p = 0.000);
(zie verder)
Waarbij de categorieën ontevreden en zeer ontevreden samengenomen werden omwille van de kleinere aantallen. 33 Waarbij we abstractie gemaakt hebben van de ouders die nog verder zoeken om ‘essentiële’ redenen omwille van de kleinere aantallen ‘per cel’. 34 Waarbij we abstractie gemaakt hebben van de ouders die nog verder zoeken om ‘essentiële’ redenen omwille van de kleinere aantallen ‘per cel’ en waarbij de categorieën ontevreden en zeer ontevreden samengenomen werden omwille van de kleinere aantallen. 35 Waarbij de categorieën ontevreden en zeer ontevreden samengenomen werden omwille van de kleinere aantallen. 32
42
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
•
de ouders die nog verder zoeken om ‘andere redenen’ zijn significant minder tevreden over het type van de opvang dan de ouders die opvang gevonden hebben en niet meer verder zoeken en de ouders die nog verder zoeken om ‘essentiële’ redenen 36 (p = 0.000);
•
de ouders die nog verder zoeken om ‘andere redenen’ zijn significant minder ‘zeer tevreden’ over de volledigheid (dagen) van de opvang dan de ouders die opvang gevonden hebben en niet meer verder zoeken en de ouders die nog verder zoeken om ‘essentiële’ redenen 37 (p = 0.000).
Of nog, de ouders die om ‘essentiële’ redenen verder zoeken, zijn in vergelijking met de ouders die niet meer verder zoeken, enkel significant minder tevreden over startdatum, waarbij we in het achterhoofd moeten houden dat ‘een latere dan gewenste startdatum’ en/of het ‘niet volledig zijn van de opvang’ voor hen de essentiële redenen waren om verder te zoeken. Dit toont aan dat de gegevens coherent zijn. Tegelijkertijd zien we dat de ouders die om andere dan ‘essentiële’ redenen verder zoeken, over alle aspecten minder tevreden zijn.
Waarbij de categorieën ontevreden en zeer ontevreden samengenomen werden omwille van de kleinere aantallen. 37 Waarbij de categorieën ontevreden, zeer ontevreden en neutraal samengenomen werden omwille van de kleinere aantallen. 36
43
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
3.4.3 EV ALU ATI E VAN HET ZOEKPROCES : HOE GEMAKKELIJK IS HET VOLGENS DE OUDERS OM EEN GESCHIKTE OPVANGPLAATS TE VINDEN ? Vervolgens hebben we gekeken hoe de ouders dit zoekproces evalueerden, hoe moeilijk of gemakkelijk zij het zoeken naar een opvangplaats vonden. Deze vraag werd zowel gesteld aan en beantwoord door de ouders die een opvangplaats gevonden hadden (en die eventueel nadien nog verder zochten en een nieuwe opvangplaats gevonden hadden) als door de ouders die zes maanden na ons eerste contact met hen (nog) geen opvangplaats gevonden hadden. Figuur 2. Hoe gemakkelijk is het voor de ouders om een geschikte opvangplaats te vinden ?
38
40 28
30
zeer gem akkelijk gem akkelijk
20 11
neutraal
14 9
10
m oeilijk zeer m oeilijk
0
Basis : ‐ N = 856 ouders
Hierbij stellen we vast dat één kwart van al deze ouders dit zoeken (zeer) gemakkelijk vonden, één op tien van deze ouders vonden dit noch gemakkelijk – noch moeilijk, terwijl twee op drie van deze ouders dit zoeken (zeer) moeilijk vonden. Uiteraard is dit een subjectieve beoordeling omdat het met name de ouder zelf is die zegt wat hij of zij van dit zoeken vond, iets wat bovendien samenhangt met het verwachtingspatroon en concrete wensen wat betreft de aard van de opvang 38 . Deze resultaten dienen echter wel gezien te worden in de context van het aantal contacten dat deze ouders gemiddeld leggen (zie later).
38
Type, plaats, voltijds karakter of niet, … . 44
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
Opnieuw stellen we verschillen vast naargelang de situatie waarin de ouder zich bevindt. De ouders die 6 maanden na onze eerste contact nog steeds aan het zoeken zijn 39 vinden dit bijna zonder uitzondering (90 %) moeilijk tot zeer moeilijk. Als vanzelfsprekend is deze ervaring per definitie een subjectief gegeven, maar toch kunnen we niet om de 38 % ouders heen die dit zoeken “zeer moeilijk” vonden. Tabel 10. Evaluatie van het zoekproces in functie van het resultaat.
N zeer gemakkelijk eerder gemakkelijk neutraal eerder moeilijk zeer moeilijk totaal
geen
zoeken
hebben
opvang
verder 40
opvang
92 %
25 %
738 %
1 1 4 18 75 100
4 4 4 32 56 100
13 16 9 29 33 100
Basis : ‐ N = 855 ouders Sterk significant verschillend (p = 0.000)
Slechts een (kleine) minderheid vond dit zoeken naar een opvangplaats gemakkelijk. Zoals we echter wel konden verwachten vonden de ouders zonder opvang en de ouders met opvang die toch nog verder zochten, dit zoeken naar een geschikte opvang frequenter moeilijk tot zeer moeilijk. Dit verschil met de groep ouders die wel opvang gevonden hebben is significant 41 .
Dit betreft o.a. 108 ouders die bij het eerste contact nog geen opvangplaats gevonden hadden, en bovendien nog steeds geen uitzicht hadden op een opvangplaats bij het tweede contact 6 maanden later en 50 ouders die wel een opvangplaats gevonden hebben maar nog steeds of opnieuw verder zoeken naar een andere opvangplaats. 40 Zoeken verder om “essentiële redenen”. 41 Omwille van de kleine aantallen was het noodzakelijk om de antwoorden “zeer gemakkelijk”, “eerder gemakkelijk” en “neutraal” te sommeren om de significantie-test te kunnen uitvoeren. Vervolgens werd de test uitgevoerd en bleken de verschillen significant bij 95 %. 39
45
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
3.5 Het vinden van een opvangplaats in relatie tot de karakteristieken van de opvangplaats.
3.5.1 INLEIDING. In dit hoofdstuk gaan we na of er een verband is tussen: 1. het vinden van een opvangplaats en het type opvangvoorziening dat door de ouders gecontacteerd werd; 2. het vinden van een opvangplaats en de initiële voorkeur van de ouders wat betreft het type opvangvoorziening; 3. het vinden van een opvangplaats en het gebied (grootstedelijk, stedelijk en landelijk) waar de opvangvoorziening gelokaliseerd is; 4. het vinden van een opvangplaats en de karakteristieken van het gebied waar de opvangvoorziening gelokaliseerd is in termen van ‘aantal plaatsen per duizend kinderen’ en ‘bezettingsgraad’.
46
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
3.5.2 HET VINDEN VAN OPVANG IN RELATIE TOT HET TYPE OPVANGVOORZIENING DAT DOOR DE OUDERS GECONT ACTEERD WERD.
We gaan hier na of er een verband is tussen het vinden van een opvangplaats en het type opvangvoorziening dat door de ouder gecontacteerd werd. De onderliggende hypothese is hierbij dat de ouders die zich naar één enkel type opvangvoorziening richten, (veel) moeilijker een opvangplaats zouden vinden in vergelijking met de ouders die zich naar meerdere opvangvoorzieningstypes richten. Tabel 11. Relatie tussen het type gecontacteerde opvangvoorzieningen en het vinden van een opvangplaats (I).
N contacteren van (ook) kinderdagverblijven (ook) diensten voor onthaalouders (ook) zelfstandige onthaalouders Gemiddeld aantal types
geen
zoeken
hebben
opvang
verder
opvang
94 %
25 %
864 %
91 64 54 2,1
92 60 64 2,2
87 57 45 1,9
Basis : ‐ N = 983 ouders Niet significant verschillend (p = 0.855)
Uit deze gegevens blijkt dat we deze hypothese dienen te verwerpen gezien het verschil niet statistisch significant is (bij 95 % significantie). Ouders die geen opvang gevonden hebben of die ofwel een opvang gevonden hebben maar toch nog verder zochten, hebben zich minstens even frequent tot elk van de verschillende types van opvangvoorzieningen gericht. Het is dus met name verkeerd te veronderstellen dat een ouder geen opvangplaats vindt omdat deze ouder zich in zijn zoeken tot één enkel type richt.
47
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
Vervolgens hebben we gekeken of er een relatie was tussen het vinden van een opvangplaats en het type opvangvoorziening dat de ouder gecontacteerd heeft. Hierbij stellen we vast dat het vooral de ouders zijn die zich én naar kinderdagverblijven, én naar onthaalouders richten die minder frequent opvang vinden. Het verschil tussen de ouders die zich enkel naar kinderdagverblijven richten en de ouders die zich enkel naar een onthaalouder (een dienst voor onthaalouders en/of een zelfstandige onthaalouder) is kleiner, maar wel significant, waarbij we moeten aangeven dat de ouders die zich enkel die zich enkel naar kinderdagverblijven richten iets frequenter geen opvang vinden in vergelijking met de ouders die zich enkel naar een onthaalouder richten. We kunnen dan ook alleen maar besluiten dat andere parameters veel doorslaggevender zijn in het resultaat van de zoektocht dan het type opvangvoorziening waar de ouder zich naar richt. Tabel 12. Relatie tussen het type gecontacteerde opvangvoorzieningen en het vinden van een opvangplaats (II).
Contacteren
Enkel
Enkel diensten voor
Zowel kinderdagverblijven
kinderdagverblijven
onthaalouders en/of
als diensten voor
zelfstandige
onthaalouders en/of
onthaalouders N
42
zelfstandige onthaalouders
240 %
354 %
330 %
Resultaat
Geen opvang Zoeken verder Hebben opvang
8 7 85
2 12 86
20 10 71
Basis : ‐ N = 924 ouders De verschillen zijn significant (p = 0.000)
Het aantal respondenten dat zich enkel tot een Dienst voor onthaalouders gewend heeft maar niet tot zelfstandige onthaalouders of omgekeerd (respondenten die zich enkel tot zelfstandige onthaalouders gewend hebben maar niet tot een Dienst voor onthaalouders) is voor sommige cellen ‘te klein’ om analyses op uit te voeren. Vandaar dat deze beide respondenten samengenomen werden met de ouders die zich zowel naar een Dienst voor onthaalouders als naar zelfstandige onthaalouders gewend hebben. 42
48
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
3.5.3 HET VINDEN VAN OPVANG IN RELATIE TOT DE INITIËLE VOORKEUR VAN DE OUDERS WAT BETREFT HET TYPE OPVANGVOORZIENING. Een andere hypothese is echter dat het al dan niet vinden van een opvangplaats en het al dan niet verder zoeken niet zozeer in verband staat met het type en het aantal gecontacteerde opvangvoorzieningen, maar wel met de initiële voorkeur van de ouder voor een bepaald type opvangvoorziening. Tabel 13. Relatie tussen de initiële voorkeur van de ouder voor het type opvangvoorziening en het vinden van een opvangplaats.
voorkeur voor :
kinderdagverblijf
onthaalouder
geen voorkeur 43
376
172
233
%
%
%
Geen opvang
11
9
13
3
2
0
‘andere’ redenen
10
13
6
Hebben opvang
75 100
76 100
80 100
N
Zoeken verder om ‘essentiële’ redenen Zoeken verder om
Totaal
Basis : ‐ N = 781 ouders Niet significant verschillend (p = 0.051)
We dienen deze hypothese evenzeer te verwerpen gezien er geen significant verband is tussen het vinden van een opvangplaats (en het al dan niet verder zoeken) en de initiële voorkeur van de ouder voor een bepaald type van opvangvoorziening. Later toetsen we de hypothese af of er een verband is tussen de initiële voorkeur van de ouder en de duur van het zoekproces.
43
Inclusief het (zeer) beperkt aantal ouders die ‘het niet weten’. 49
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
3.5.4 HET VINDEN VAN OPVANG IN RELATIE TOT HET GEBIED (GROOTSTEDELIJK, STEDELIJK EN LANDELIJK) WAAR DE OPVANGVOORZIENING GELOKALISEERD IS. Wanneer we kijken naar de plaats waar de opvangvoorziening gelokaliseerd is, zijn er geen statistische significante verschillen (bij 95 % significantie) in het vinden van opvang of in het verder (moeten) zoeken. Tabel 14. Locatie van de opvangvoorziening en het resultaat van het zoekproces.
Groot‐
Stedelijk
Landelijk
Totaal
stedelijk N
354 %
415 %
213 %
982 % 44
Geen opvangplaats
11,3
7,7
10,3
9,6
Zoeken verder 45
2,3
3,1
1,9
2,5
13,6
10,8
12,2
12,1
86 100
89 100
88 100
88 100
Geen opvangplaats + verder zoeken Opvangplaats Totaal
Basis : ‐ N = 982 ouders Niet significant verschillend (p = 0.546)
Opmerking. We mogen er niet noodzakelijkerwijze van uitgaan dat het gebied waar de opvangvoorziening gelokaliseerd is, ook de woonplaats is van de ouder die naar opvang zoekt, ook al zal dit in de meerderheid van de gevallen wel zo zijn.
De % ‘totaal’ kunnen een fractie (van een percent) afwijken van de eerder geciteerde %’s omdat de %’s die hier gehanteerd worden, gebaseerd zijn op de effectieve aantallen, terwijl de hiervoor geciteerde %’s gebaseerd zijn op extrapolaties van de effectieve aantallen. 45 Onder “zoeken verder” verstaan we de ouders die verder zoeken omwille van essentiële redenen, afgezien van ‘geen opvang’. We zullen dit in de hierna volgende tabellen niet meer herhalen. 44
50
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
3.5.5 HET VINDEN VAN OPVANG IN REL ATIE TOT HET GEBIED W AAR DE OPVANGVOORZIENING GELOKALISEERD IS IN TERMEN VAN BARCELONA46 NORM EN BEZETTINGSGRAAD. Ook wanneer we kijken naar de bezettingsgraad en de Barcelona‐norm en de combinatie van deze beiden in relatie tot het vinden van opvang of in het verder (moeten) zoeken, stellen we geen significante verschillen vast. Tabel 15. Bezettingsgraad, Barcelona‐norm 47 en het resultaat van het zoekproces.
Hoge bezettingsgraad
Hoge B ‐norm Lage B‐norm 48
N
Lage bezettingsgraad Hoge B‐norm
Lage B‐norm
513 %
108 %
27 %
133 %
Geen opvang
12
11
7
11
2
4
4
3
11
7
11
7
76 100
78 100
78 100
79 100
Zoeken verder om “essentiële” redenen. Zoeken verder om andere redenen. Hebben opvang Totaal
Basis : ‐ N = 781 ouders
Barcelona-norm = ‘aantal plaatsen per duizend kinderen’ Idem 48 Idem 46 47
51
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
3.6 Het vinden van een opvangplaats in relatie tot de karakteristieken van de ouders.
3.6.1 INLEIDING. In dit hoofdstuk gaan we na of er een verband is tussen het vinden van een opvangplaats en de socio‐demografische karakteristieken van de ouder die naar een opvangplaats zoekt. De aspecten die we hierbij eerst in aanmerking nemen zijn: •
of de ouder een partner heeft en ermee samenwoont;
•
of de ouder of partner een betaalde job heeft of niet en of dit een voltijdse dan wel deeltijdse job is;
•
het aantal jobs in het gezin;
•
het werkschema van de ouder en partner;
•
het opleidingsniveau van de ouder en partner;
•
de herkomst van de ouder en partner.
Vervolgens kijken we na of er een verband is tussen het vinden van een opvangplaats en: •
of de ouder voor één kind dan wel voor meer dan één kind opvang zoekt;
•
of de ouder hetzij nu, hetzij vroeger een kind heeft/had dat in een kinderdagverblijf of bij een onthaalouder wordt/werd opgevangen.
52
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
3.6.2 REL ATIE TOT DE KARAKTERISTIEKEN VAN DE OUDERS. In acht genomen enige voorzichtigheid omwille van het kleinere aantal ouders zonder partner of met een partner waarmee ze niet samenwonen, tonen de gegevens in de tabel die hierop volgt toch aan dat de alleenstaande ouders veel frequenter geen opvang vinden. Dit verschil is significant 49 (p = 0.011). Dit verschil is nog veel meer significant (p = 0.001) indien we enkel de groepen ‘geen partner’ en ‘met samenwonende partner’ tegenover elkaar aftoetsen. Tabel 16. De socio‐demografische karakteristieken van de ouder en het vinden van opvang (I).
geen partner
niet‐samenwonende partner
samenwonende partner
45
16
837
%
%
%
Geen opvang
36
8
10
Zoeken verder
3
0
3
Hebben opvang
61 100
92 100
87 100
N
Totaal
Basis : ‐ N = 898 ouders Sterk significant verschillend (p = 0.011 en 0.001)
Dit verschil is significant (bij 95 %). Om dit verschil uit te testen dienden we eerst de groepen ‘geen partner’ en ‘niet-samenwonende partner’ te sommeren (omwille van de kleinere aantallen) en vervolgens hebben we afgetoetst of er een verschil was in de frequenties waarmee zij wel of geen opvang gevonden hadden (omwille van de kleinere aantallen moesten we ook abstractie maken van de groep “zoeken verder”). Dit verschil bleek significant te zijn. 49
53
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
Daarnaast stellen we vast (zie tabellen hieropvolgend) dat de kans groter tot veel groter is dat de ouder een opvangplaats vindt indien de ouder een betaalde job heeft, en zeker als de ouder een voltijdse job heeft. In beide gevallen zijn deze verschillen statistisch significant. Tabel 17. De socio‐demografische karakteristieken van de ouder en het vinden van opvang (II).
N
Ouder heeft betaalde job
Ouder heeft geen betaalde job
887
86
%
%
Geen opvang
6
44
Zoeken verder
3
2
Hebben opvang
91 100
53 100
Totaal
Basis : ‐ N = 973 ouders Sterk significant verschillend (p = 0.000)
Tabel 18. De socio‐demografische karakteristieken van de ouder en het vinden van opvang (III).
Ouder heeft voltijdse job
Ouder heeft deeltijdse job
676
204
%
%
Geen opvang
5
11
Zoeken verder
3
3
Hebben opvang
92 100
86 100
N
Totaal
Basis : ‐ N = 880 ouders Sterk significant verschillend (p = 0.012)
54
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
Ook als de partner geen betaalde job heeft is het moeilijker om opvang te vinden. Dit verschil is opnieuw statistisch significant. Daarentegen maakt het geen verschil uit 50 of deze partner een voltijdse dan wel deeltijdse job heeft. Tabel 19. De socio‐demografische karakteristieken van de ouder en het vinden van opvang (IV).
N
Partner heeft betaalde job
Partner heeft geen betaalde job
881
35
%
%
Geen opvang
8
20
Zoeken verder
3
3
Hebben opvang
89 100
77 100
Totaal
Basis : ‐ N = 916 ouders Sterk significant verschillend (p = 0.016)
Tabel 20. De socio‐demografische karakteristieken van de ouder en het vinden van opvang (V).
Partner met voltijdse job
Partner met deeltijdse job
819
53
%
%
Geen opvang
8
8
Zoeken verder
2
8
Hebben opvang
89 100
85 100
N
Totaal
Basis : ‐ N = 872 ouders Niet significant verschillend (p = 0.070)
50
Er is m.a.w. geen statistisch significant verschil. 55
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
Merkwaardige, maar misschien niet verrassende vaststelling, is dat er een statistisch significant verband is 51 tussen het aantal jobs in het gezin en de mate waarin de ouders een opvangplaats vinden. In het geval er in het gezin twee (2) jobs of anderhalve (1.5) job is, dan zullen de ouders veel frequenter een opvangplaats vinden in vergelijking met de ouders waarbij er maximaal één (1) job in het gezin is. Deze laatsten zullen frequent geen opvangplaats vinden. Ook het verschil tussen 0 jobs en 1 job is significant verschillend (p = 0.003), alsook tussen 1 job en 1.5 jobs (p = 0.023). Tabel 21. De socio‐demografische karakteristieken van de ouder en het vinden van opvang (VI). jobs in het gezin
2
1.5
1
0.5
0
629
173
94
17
26
Geen opvang
6
9
18
24
46
Zoeken verder
2
3
3
12
4
Hebben opvang
92 100
88 100
79 100
65 100
50 100
N
Totaal
Basis : ‐ N = 939 ouders Sterk significant verschillend (p = 0.000)
Echter stellen we vast (zie de tabellen die hierop volgen) dat er geen verband is tussen het vinden van een opvangplaats en het werkschema van de respondent of partner. M.a.w., het is niet zo dat personen met een onregelmatig werkschema (veel) minder een opvangplaats vinden dan andere ouders.
51 Bij 95 % significantie, en abstractie gemaakt van de “zoeken verder” omwille van de kleinere aantallen.
56
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
Tabel 22. De socio‐demografische karakteristieken van de ouder en het vinden van opvang (VII).
overdag
ploegen
‘s avonds
‘s nachts
weekend
thuis
onregelmatig
844
85
165
58
182
72
228
%
%
%
%
%
%
%
Geen opvang
6
12
9
10
7
13
5
Zoeken verder
3
4
3
2
3
3
3
Hebben opvang
91 100
85 100
88 100
88 100
90 100
85 100
92 100
RESPONDENT
N
Totaal
Basis : ‐ N = 983 ouders ‐ een ouder kan meerdere malen positief antwoorden op deze vraag (hij/zij kan bvb. tegelijkertijd overdag als in een ploegenstelsel werken). Tabel 23. De socio‐demografische karakteristieken van de ouder en het vinden van opvang (VIII).
overdag
ploegen
‘s avonds
‘s nachts
weekend
thuis
onregelmatig
840
73
192
75
181
68
226
%
%
%
%
%
%
%
Geen opvang
8
11
13
15
10
10
10
Zoeken verder
3
1
2
4
2
6
2
Hebben opvang
89 100
88 100
85 100
81 100
88 100
84 100
88 100
PARTNER
N
Totaal
Basis : ‐ N = 983 ouders ‐ een ouder kan meerdere malen positief antwoorden op deze vraag (hij/zij kan bvb. tegelijkertijd overdag als in een ploegenstelsel werken).
57
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
Vervolgens hebben we nagegaan of het werkschema van de ouder in combinatie met het werkschema van de partner aanleiding geeft tot situaties waarin deze ouders geen of minder gemakkelijk opvang vinden. Dit is geen eenvoudige analyse omdat er voor elke afzonderlijke partner nogal wat mogelijkheden zijn (bvb. de ene ouder werkt overdag in ploegenstelsel of werkt ’s avonds thuis of …) wat dan dient bekeken te worden in samenhang met dezelfde mogelijkheden voor de andere werkende partner. Na een gedetailleerde analyse van alle individuele antwoorden, konden we slechts één toetsbare hypothese weerhouden, namelijk de hypothese dat de ouder moeilijker of geen opvang vindt vanaf het ogenblik dat één van beide ouders ’s avonds werkt. Tabel 24. De socio‐demografische karakteristieken van de ouder en het vinden van opvang (IX).
Minstens één van Geen van beide partners werkt beide partners werkt ‘s avonds ‘s avonds
N
525
262
%
%
Geen opvang
11
12
Zoeken verder
3
3
Hebben opvang
86 100
85 100
Totaal
Basis : ‐ N = 787 ouders Niet significant verschillend (p = 0.930)
Naast de vaststelling in de marge dat bij nogal wat ouders minstens één van beide partners ook ’s avonds werkt (bij 33 % van alle bevraagde ouders is dit het geval), moeten we toch constateren dat er geen statistisch significant verschil is in het vinden van een opvangplaats tussen ouders waarvan geen van beide partners ’s avonds werkt en ouders waarvan minstens één van beide partners ’s avonds werkt.
58
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
Het zou best kunnen ‐ maar we hebben geen gegevens om deze veronderstelling te staven, noch om deze stelling te verwerpen – dat ouders met een dermate moeilijk werkschema voor beide partners, hetzij helemaal geen (formele) opvang zoeken 52 , hetzij dat minstens één van beide partners zijn of haar werkschema aanpast of zich naar een nieuwe werksituatie richt die wel combineerbaar is met (formele) opvang, en dit afgezien van nog anderen die al dan niet tijdelijk stoppen met werken 53 . Lagergeschoolden vinden veel minder frequent een opvangplaats dan hogergeschoolden 54 . Dit verschil is zeer significant (p = 0.000). Alsook is er zelfs een significant verschil tussen de respondenten met hoger secundair onderwijs en de hogergeschoolden (p = 0.002). Het verschil tussen de respondenten met geen‐lager‐ LSO en de respondenten met HSO is op zich niet significant (p = 0.176). Tabel 25. De socio‐demografische karakteristieken van de ouder en het vinden van opvang (X). Diploma respondent
geen‐lager‐ LSO
HSO
HOGER
46
230
692
%
%
%
Geen opvang
22
14
7
Zoeken verder
2
2
2
Hebben opvang
76 100
84 100
91 100
N
Totaal
Basis : ‐ N = 968 ouders Sterk significant verschillend (p = 0.000)
(zie verder)
… en dus ook niet in de steekproef van ons onderzoek voorkomen. … en ook geen opvang zoeken. 54 Geheel van universitair geschoolden en van ouders met een diploma van het hoger onderwijs, hetzij van het korte of van het lange type. 52 53
59
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
In deze context dienen we (opnieuw) aan te geven dat het profiel van de respondenten uit dit onderzoek, qua scholingsgraad significant hoger is dan wat we zouden kunnen verwachten binnen de random jongere Vlaamse bevolking. Meer bepaald is 79,6 % (!) hoger geschoold (universitair of hoger niet‐universitair onderwijs). Gezien we bovendien vaststellen (zie verder) dat er een significant verschil is in het vinden van opvang in functie van het opleidingsniveau van de respondent, maar niet in functie van het opleidingsniveau van de partner (!), zouden we – uiteraard in acht genomen enige voorzichtigheid – de volgende hypothese durven formuleren: de ouders waarvan de moeder niet hogergeschoold is (dus waarvan de moeder geen hoger onderwijs gevolgd heeft), zullen bij de geboorte van hun al dan niet eerste kind gemakkelijker de beslissing nemen om al dan niet tijdelijk niet meer verder in het arbeidscircuit te blijven 55 en zelf voor het kind te zorgen en/of om te opteren voor informele opvang 56 . Dit leiden we af uit het feit dat de personen die naar kinderopvang zoeken ‐ en wetende dat de respons en medewerkingsgraad in dit onderzoek zeer hoog was – meer dan gemiddeld hoger geschoold zijn, waaruit we bijgevolg afleiden dat de minder dan hoog geschoolden moeders minder frequent naar formele opvang zoeken (én wanneer zij naar opvang zoeken bovendien nog minder frequent een opvang vinden ook !). In tegenstelling tot onze vaststellingen wat betreft de relatie tussen het opleidingsniveau van de respondent en het vinden van opvang (zie hiervoor), is er geen relatie tussen het vinden van opvang en het opleidingsniveau van de partner (zie tabel die hierop volgt).
55 56
… of er niet in te stappen. In casu grootouders, … 60
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
. Tabel 26. De socio‐demografische karakteristieken van de ouder en het vinden van opvang (XI). Diploma partner
geen‐lager‐ LSO
HSO
HOGER
39
238
620
%
%
%
Geen opvang
15
11
7
Zoeken verder
0
3
3
Hebben opvang
85 100
87 100
90 100
N
Totaal
Basis : ‐ N = 897 ouders Niet significant verschillend (p = 0.076) 57
Wel stellen we soms aanzienlijke verschillen vast naargelang de herkomst van de ouders. In het geval de moeder van de moeder een andere dan Belgische nationaliteit heeft, of de moeder van de partner een andere dan Belgische nationaliteit heeft, en zeker indien deze beide grootmoeders een andere dan Belgische nationaliteit hebben, dan zullen de ouders veel minder frequent een opvangplaats vinden. Al deze verschillen zijn significant tot zeer significant.
Tabel 27. De socio‐demografische karakteristieken van de ouder en het vinden van opvang (XII).
Moeder (van moeder) = Belg
Moeder (van moeder) = andere
873
86
%
%
Geen opvang
8
23
Zoeken verder
3
1
Hebben opvang
89 100
76 100
N
Totaal
Basis : ‐ N = 953 ouders Sterk significant verschillend (p = 0.000)
57
Met abstractie van de “zoeken verder” omwille van de kleinere aantallen. 61
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
Tabel 28. De socio‐demografische karakteristieken van de ouder en en het vinden van opvang (XIII).
Moeder (van partner) = Belg
Moeder (van partner) = andere
729
94
%
%
Geen opvang
8
18
Zoeken verder
3
2
Hebben opvang
89 100
80 100
N
Totaal
Basis : ‐ N = 823 ouders Sterk significant verschillend (p = 0.003)
Tabel 29. De socio‐demografische karakteristieken van de ouder en en het vinden van opvang (XIV). N
grootmoeders 0/2 Belg
grootmoeders ‐ 1/2 Belg
grootmoeders‐ 2/2 Belg
59
96
820
%
%
%
Geen opvang
27
9
8
Zoeken verder
2
1
3
Hebben opvang
71 100
90 100
89 100
Totaal
Basis : ‐ N = 975 ouders Sterk significant verschillend (p = 0.000)
Samengevat, in het geval de ouder een partner heeft, beide ouders een voltijdse job hebben, beide ouders hoger geschoold zijn of beide ouders van autochtone origine zijn, zal een grote meerderheid van hen een gepaste opvangplaats vinden. In het geval de ouder echter een alleenstaande ouder is, indien de ouder of beide ouders lager geschoold zijn, geen (voltijdse) job hebben of van allochtone origine zijn, dan zullen ze veel minder frequent een opvangplaats vinden.
62
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
De ouders die voor meer dan één kind opvang zoeken zijn niet meer of minder succesvol in vergelijking met de ouders die voor één kind opvang zoeken 58 .
Tabel 30. De socio‐demografische karakteristieken van de ouder en het vinden van opvang (XV).
Opvang voor 1 kind
Opvang voor > 1 kind
N
903
80
%
%
Geen opvang
9
11
Zoeken verder
3
1
Hebben opvang
88 100
88 100
Totaal
Basis : ‐ N = 983 ouders Niet significant verschillend (0.622)
Wanneer we onderscheid maken tussen (a) de ouders die nu voor het eerst formele opvang zoeken en (b) de ouders waarvan één of meerdere andere kinderen hetzij nu, hetzij vroeger door een kinderdagverblijf of onthaalouder worden/werden opgevangen, stellen we geen verschil vast. Tabel 31. De socio‐demografische karakteristieken van de ouder en het vinden van opvang (XVI). Eerste formele opvang
Nu of reeds eerder formele opvang (voor ander kind)
720
224
%
%
Geen opvang
10
8
Zoeken verder
10
10
Hebben opvang
79 100
81 100
N
Totaal
Basis : ‐ N = 944 ouders Niet significant verschillend (0.697) 58 De verschillen (cf. tabel) zijn niet statisch significant (bij 95 % significantie, en abstractie gemaakt van de “zoeken verder” omwille van de kleine aantallen).
63
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
Tabel 32. De socio‐demografische karakteristieken van de ouder en het vinden van opvang (XVII).
Eerste formele opvang
Nu reeds formele opvang (voor ander kind)
Reeds eerder formele opvang (voor ander kind)
N
720
112
112
%
%
%
Geen opvang
10
9
8
Zoeken verder
10
7
13
Hebben opvang
79 100
84 100
79 100
Totaal
Basis : ‐ N = 944 ouders Niet significant verschillend (0.542)
64
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
3.7 Het verloop van het zoekproces.
3.7.1 INLEIDING 1.048 ouders werden initieel bevraagd, 90,2 % van hen heeft een opvangplaats gevonden, 9,8 % niet. Eerst gaan we na wanneer de ouders gestart zijn met het zoeken naar een opvangplaats. Vervolgens stellen we ons de vraag hoe moeilijk of integendeel hoe gemakkelijk dit zoekproces verlopen is. Dit laatste aspect kunnen we op drie manieren benaderen. De eerste en tweede benadering zijn het meest objectief, met name het antwoord op de vragen (1) “Hoe lang hebben de ouders moeten zoeken ?” en (2) “Hoeveel opvangvoorzieningen hebben deze ouders gecontacteerd ?”. De derde benadering is meer subjectief, en bestaat erin dat we aan de ouders vragen hoe moeilijk of gemakkelijk zij dit zoeken ervoeren. Dit laatste aspect hebben we reeds eerder behandeld. Wat betreft de eerste en tweede benadering (hoe lang zoeken, hoeveel voorzieningen gecontacteerd) moeten we in acht nemen dat dit ook het resultaat kan zijn van de criteria die de ouders hanteren en hun desbetreffende wensen.
65
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
3.7.2 W ANNEER ZIJN DE OUDERS GESTART MET HET ZOEKEN NAAR EEN 1. DE TIJDSSPANNE TUSSEN DE START VAN HET OPVANPL AATS ? ZOEKEN EN DE VERMOEDELIJKE BEVAL LINGSDAT UM. Eerst hebben we gekeken naar de tijdsspanne tussen de start van de zoektocht en de vermoedelijke bevallingsdatum. Hierbij stellen we vast dat iets meer dan de helft van de ouders tussen de 7 en de 9 maanden voor de (vermoedelijke) bevalling starten met het zoeken naar een opvangplaats. Slechts een kleine minderheid van de ouders (12 %) start relatief laat tijdens de zwangerschap (3 maanden of minder voor de vermoedelijke bevallingsdatum) met het zoeken naar een opvangplaats. Tabel 33. Tijdsspanne tussen de start van het zoeken en de vermoedelijke bevallingsdatum.
Tijdsspanne
Aantal
%
ouders < 1 maand
39
6
1 tot en met 3 maanden
39 245 354
6 35 51
17 694
2 100
4 tot en met 6 maanden 7 tot en met 9 maanden 10 maanden en meer totaal
Basis : ‐ N = 694 ouders
66
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
3.7.3 W ANNEER ZIJN DE OUDERS GESTART MET HET ZOEKEN NAAR EEN 2. DE TIJDSSPANNE TUSSEN DE START VAN HET OPVANPL AATS ? ZOEKEN EN DE GEWENSTE OPV ANGD ATUM. Deze vraag werd tijdens het eerste interview aan alle ouders gesteld (N=938), of ze nu later een opvangplaats gevonden hadden of niet. We stellen vast dat deze tijdsspanne sterk uiteenloopt : sommige ouders zochten voor onmiddellijk een opvangplaats, terwijl bij andere ouders deze tijdsspanne opliep tot maar liefst 18 maanden (anderhalf jaar !) of langer. Tabel 34. Tijdsspanne tussen de start van het zoeken en de gewenste opvangdatum.
Tijdsspanne
Aantal
%
ouders tot en met 6 maanden
201
21
> 6 tot en met 9 maanden
171
18
10 maanden
154
16
11 maanden
162
17
12 maanden
114
12
> 12 maanden
136 938
14 100
totaal
Uit deze tabel maken we op dat de ouders doorgaans vrij lang voor de gewenste start van de opvang beginnen te zoeken: bij nog geen vier op tien ouders (39 %) was deze tijdsspanne 9 maanden of minder. Of omgekeerd, bij zes op tien ouders (61 %) is de tijdsspanne tussen de start van het zoeken en de gewenste opvangdatum meer dan 9 maanden. De mediaan is 10 maanden. We dienen hierbij twee kanttekeningen te maken. 1. Niets sluit uit dat sommige ouders de gewenste startdatum tijdens de loop van het zoekproces ‘bijgesteld hebben’ in het geval zou gebleken zijn dat hun eerste verwachting niet realistisch was. In het geval wij hen interviewen geven zij de op dat moment voor hen gewenste startdatum als antwoord.
67
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
2. De periode waarin de coördinaten van de ouders die naar opvang zochten door de opvangvoorzieningen gecollecteerd werden, bedroeg (maximaal) 4 maanden. Dit heeft naar alle waarschijnlijk ook tot gevolg dat het aantal ‘korte zoekers’ onderschat is. Dit is het gevolg van het feit dat de steekproef samengesteld is op basis van de eerste registratie door de opvangvoorzieningen bij de start van dit onderzoek 59 . Een aantal ouders die een aantal maanden voor de start van dit onderzoek aan het zoeken waren en waarvan de periode tussen de start van het zoeken en de gewenste opvangdatum kort was, zullen al opvang gevonden hebben, en – per definitie – geen deel uitmaken van de steekproef. Andere ouders die op hetzelfde moment met het zoeken gestart waren en die nog geen opvangplaats hadden, zullen bij het uitblijven van succes andere voorzieningen contacteren en bijgevolg geregistreerd worden.
59 En niet op basis van de 1e contactname van een opvangvoorziening door de ouder, gezien dit het aantal respondenten sterk zou limiteren.
68
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
3.7.4 HOE LANG HEBBEN DE OUDERS NAAR EEN OPVANGPLAATS GEZOCHT ? Deze vraag werd gesteld aan en beantwoord door de ouders die een opvangplaats gevonden hadden, eventueel nadien nog verder zochten en een nieuwe opvangplaats gevonden hadden. Figuur 3. Hoe lang hebben de ouders naar een opvangplaats gezocht ? 40
38
30 % 20
16 12
10
9
8
8
9
0 1 maand > 1 tot 2 > 2 tot 3 > 3 tot 4 > 4 tot 5 > 5 tot 6 >6 of minder maanden maanden maanden maanden maanden maanden
Basis : ‐ N = 729 ouders ‐ ouders die een opvangplaats gevonden hebben
Uit deze gegevens blijkt eerst dat de helft van de ouders (50 %) maximaal twee maanden heeft moeten zoeken 60 . Twee maanden is dan ook de mediaan. Bijna 4 op 10 van alle ouders hebben 1 maand of minder moeten zoeken. Bijna de helft van deze eerste groep, i.c. 18 % van alle ouders, vond binnen de week een opvangplaats (inclusief de antwoorden “heb niet moeten zoeken”, “heb onmiddellijk plaats gevonden”, …) 61 .
De vraagstelling luidde : “U bent dus beginnen zoeken vanaf … (dit is in casu de door de ouder medegedeelde datum bij het 1e telefonisch contact). Hoeveel maanden of weken heeft u moeten zoeken eer u een plaats gevonden had?”. 61 De antwoorden “heb niet moeten zoeken”, “heb onmiddellijk plaats gevonden”, … werden door ons als “binnen de week” geïnterpreteerd. Het beperkt aantal antwoorden “enkele weken” en “vrij snel” werden als “1 maand of minder” geïnterpreteerd. Het beperkt aantal antwoorden “enkele maanden” werden als “> 2 tot 3 maanden” geïnterpreteerd. 60
69
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
Aan de andere kant heeft 1 op 6 van deze ouders langer dan 6 maanden gezocht. 88 ouders (11 % van alle ouders) zochten 7, 8 of 9 maanden; 29 ouders (4 % van alle ouders) zochten 10, 11 of 12 maanden terwijl 10 ouders langer dan twaalf maanden of één jaar naar een opvangplaats hebben moeten zoeken, één enkele ouder zelfs 16 maanden en een laatste ouder 25 maanden. Hierbij dringen zich enige nuanceringen op.
1. Zeker wanneer het een lange tijdsduur betreft, moeten we dit antwoord niet noodzakelijk interpreteren als een ononderbroken zoektocht. Met name zijn er bepaalde ouders die geen toegezegde opvang vinden en op een wachtlijst terechtkomen zonder dat zij op dat moment nog verder (kunnen) zoeken. Wanneer zij later geïnterviewd worden, blijkt een deel van hen toch een opvangplaats gekregen te hebben. Het is mogelijk en zelfs waarschijnlijk dat de ouders de totale duur (vanaf het 1e contact met een opvangvoorziening tot en met het toezeggen van de opvangplaats) aangeven als antwoord op de gestelde vraag 62 . Nog andere ouders – zij het dat dit een beperkt aantal is ‐ vinden een opvang, maar zoeken verder en vinden later een nieuwe opvang, ook al hadden zij initieel aangegeven geen opvang meer te zoeken. Het is dan voor ons niet geheel duidelijk op welke periode hun antwoord slaat. Hetzelfde geldt ook voor een beperkt aantal ouders (N=26) die opvang zoeken, opvang vinden, aangeven verder te zoeken en later een nieuwe opvang vinden. Vermoedelijk hebben zij – of toch althans een meerderheid van hen – het over de totale zoekperiode en niet over de periode tussen het vinden van de initiële opvang en het vinden van de finale opvang.
2. Bepaalde ouders vinden een opvangplaats, maar zoeken om uiteenlopende redenen verder naar een andere opvangplaats. Redenen zijn bvb. ‘dichter bij woonplaats’, ‘dichter bij werk’. Een aantal van hen vindt ook een andere opvangplaats. Wanneer we deze groep bevragen, stellen we vast dat nogal wat ouders in totaliteit langer dan 6 maanden naar een opvangplaats gezocht hebben. Of nog, de duur van deze zoektocht moet o.i. begrepen worden als de duur van de zoektocht van de ouder tot op het moment dat hij/zij een geschikte en/of gewenste opvang gevonden heeft, ook al had de ouder eventueel reeds eerder een opvang gevonden die aan alle essentiële karakteristieken voldeed. 62
Cf. de formulering van deze vraagstelling hiervoor. 70
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
3. Bepaalde ouders zijn op het moment van het tweede telefonisch contact, dit is 6 maand na het eerste telefonisch contact, en dus minstens 7 maand na het begin van het zoekproces, nog aan het zoeken. Dit betreft 25 ouders om essentiële redenen, naast 117 ouders om andere dan essentiële redenen. Mochten we hen later nog een derde maal gecontacteerd hebben, dan zouden we vastgesteld hebben dat een deel van hen ondertussen toch nog een opvangplaats zou gevonden hebben, iets wat de proportie ouders die langer dan 6 (of 7) maand zoeken zou vergroten 63 . 4. Bepaalde ouders die een opvangplaats zochten, zijn gestopt zijn met zoeken zonder dat zij een geschikte opvangplaats gevonden hadden (n = 94 op 983). Deze ouders zijn niet bevraagd (want de vraag luidde : “U bent dus beginnen zoeken vanaf …. Hoeveel maanden of weken heeft u moeten zoeken eer u een plaats gevonden had?”). Sommigen hiervan zijn misschien reeds na enkele weken gestopt, anderen hebben misschien zeer lang gezocht en hebben het finaal opgegeven. 5. Zoals bij het “vinden van een opvangplaats” moet de duur wat betreft het “zoeken van een opvangplaats” gekaderd worden in de context van de wensen van de ouder. Een aantal wensen zijn evident (dit hebben we voorheen de essentiële redenen genoemd), een aantal andere wensen hebben te maken met aspecten als de afstand van de opvangplaats tot de woonplaats of werk, de bereikbaarheid van de opvangplaats, … . Afhankelijk van het relatief gewicht dat de ouder aan deze aspecten toekent, zal de respectievelijke ouder minder lang of langer moeten zoeken.
Echter dienen we hier opnieuw dezelfde kanttekening te maken als de kanttekening die we gemaakt hebben wat betreft het onder- en overschatten van het vinden van een opvangplaats.
63
71
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
3.7.5 DE
RELATIE
TUSSEN
TIJDSSPANNE
DE
TUSSEN
DUUR
DE
VAN
START
HET
VAN
ZOEKPROCES HET
ZOEKEN
EN EN
DE DE
VERMOEDELIJKE BEV ALLINGSD ATUM.
Daarna hebben we nagegaan wat de relatie is tussen de duur van het zoekproces en de tijdsspanne tussen de start van het zoeken en de vermoedelijke bevallingsdatum. We hebben dit verband op twee verschillende manieren uitgedrukt : Tabel 35. Tijdsspanne tussen de start van het zoeken en de vermoedelijke bevallingsdatum in relatie tot de duur van het zoekproces (I).
Tijdsspanne :
N
< 1
1 tot en
4 tot en
7 tot en
10 maanden
maand
met 3
met 6
met 9
en meer
maanden
maanden
maanden
Duurtijd v/h zoeken:
30 %
25 %
211 %
311 %
8 %
1 maand of minder
43
44
42
37
13
> 1 tot 3 maanden
23
28
21
20
25
> 3 tot 6 maanden
27
24
23
26
38
> 6 maanden
7 100
4 100
14 100
18 100
25 100
totaal
Basis : ‐ N = 585 ouders ‐ ouders die een opvangplaats gevonden hebben
Niet significant verschillend (P = 0.238)
72
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
Tabel 36. Tijdsspanne tussen de start van het zoeken en de vermoedelijke bevallingsdatum in relatie tot de duur van het zoekproces (II).
Duurtijd v/h zoeken :
1 maand of
> 1 tot 3
> 3 tot 6
> 6
minder
maanden
maanden
maanden
228
123
145
89
%
%
%
%
< 1 maand
6
6
6
2
1 tot en met 3 maanden
5 39 50
6 37 50
4 33 55
1 33 62
0,4 100
2 100
2 100
2 100
N Tijdsspanne :
4 tot en met 6 maanden 7 tot en met 9 maanden 10 maanden en meer totaal
Basis : ‐ N = 585 ouders ‐ ouders die een opvangplaats gevonden hebben
Niet significant verschillend (P = 0.238) 64
We stellen hierbij vast dat er geen verband is tussen de duur van het zoekproces en de tijdsspanne tussen de start van het zoeken en de vermoedelijke bevallingsdatum. Of nog, ouders die lang voor de vermoedelijke bevallingsdatum starten met het zoeken naar een opvangplaats doen er even lang over om een opvangplaats te vinden dan ouders die kort voor de vermoedelijke bevallingsdatum starten met het zoeken naar een opvangplaats.
64
Zelfde Chi-kwadraat als in de tabel hiervoor (Chi-kwadraat is symmetrisch). 73
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
3.7.6 DE
RELATIE
TUSSEN
DE
DUUR
VAN
HET
ZOEKPROCES
EN
DE
TIJDSSPANNE TUSSEN DE START VAN HET ZOEKEN EN DE GEWENSTE OPVANGDATUM.
Om een antwoord te krijgen op de vraag wat de relatie is tussen de duur van het zoekproces en de tijdsspanne tussen de start van het zoeken en de gewenste opvangdatum, hebben we de 729 ouders die opvang gevonden hebben, verdeeld over de volgende 4 groepen : Tabel 37. Hoe lang hebben de ouders moeten zoeken naar een opvangplaats ?
Duurtijd v/h zoeken
Aantal
%
ouders 1
1 maand of minder
276
38
2
> 1 tot 3 maanden
154
21
3
> 3 tot 6 maanden
182
25
4
> 6 maanden
117
16
Totaal
729
100
Basis : ‐ N = 729 ouders ‐ ouders die een opvangplaats gevonden hebben
Vervolgens hebben we nagegaan wat het verband was tussen deze vier groepen en de tijdsspanne tussen de start van het zoeken en de gewenste opvangdatum.
74
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
We hebben dit verband opnieuw op twee verschillende manieren uitgedrukt : Tabel 38. Tijdsspanne tussen de start van het zoeken en de gewenste opvangdatum in relatie tot de duur van het zoekproces (I).
Tijdsspanne : tot en met
> 6 tot en
10
11
12
> 12
6
met 9
maanden
maanden
maanden
maanden
maanden
maanden
Duurtijd v/h zoeken:
%
%
%
%
%
%
1 maand of minder
41
36
43
36
34
38
> 1 tot 3 maanden
27
19
16
24
19
23
> 3 tot 6 maanden
24
32
24
24
27
20
> 6 maanden
8 100
14 100
17 100
17 100
20 100
20 100
totaal
Basis : ‐ N = 729 ouders ‐ ouders die een opvangplaats gevonden hebben
Niet significant verschillend (P = 0.356)
Tabel 39. Tijdsspanne tussen de start van het zoeken en de gewenste opvangdatum in relatie tot de duur van het zoekproces (II)
Duurtijd v/h zoeken :
1 maand of
> 1 tot 3
> 3 tot 6
> 6
minder
maanden
maanden
maanden
Tijdsspanne :
%
%
%
%
tot en met 6 maanden
16
19
14
8
> 6 tot en met 9 maanden
17
16
23
15
10 maanden
21
14
18
20
11 maanden
20
23
20
22
12 maanden
12
12
14
17
15 100
16 100
12 100
18 100
> 12 maanden totaal
Basis : ‐ N = 729 ouders ‐ ouders die een opvangplaats gevonden hebben
Niet significant verschillend (P = 0.356) 65
65
Zelfde Chi-kwadraat als in de tabel hiervoor (Chi-kwadraat is symmetrisch). 75
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
Hieruit blijkt dat er geen significant verband is tussen de duur van het zoekproces en de tijdsspanne tussen de start van het zoeken en de gewenste opvangdatum. Dit betekent dat de ouders waarbij de tijdsspanne tussen de start van het zoeken en de gewenste opvangdatum kort is, even kort – of omgekeerd even lang – zoeken of moeten zoeken tot ze een geschikte opvangplaats gevonden hebben in vergelijking met de ouders waar de tijdsspanne tussen de start van het zoeken en de gewenste opvangdatum lang is.
76
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
3.7.7 HOEVEEL OPVANGPLAATSEN DIENEN DE OUDERS TE CONTACTEREN ? ‘Op het einde van de rit’, i.c. op het moment dat de ouder een opvangplaats gevonden heeft, werd de vraag gesteld naar het aantal opvangvoorzieningen dat deze ouder gecontacteerd heeft, en binnen welk type dat dit dan wel het geval was.
Deze vraag werd zowel gesteld aan en beantwoord door de ouders die een opvangplaats gevonden hadden (en die eventueel nadien nog verder zochten en een nieuwe opvangplaats gevonden hadden) als door de ouders die zes maanden na ons eerste contact met hen (nog) geen opvangplaats gevonden hadden. Uit de cijfers uit onderstaande tabel is het evident dat de ouders hun zoekproces niet beperken tot één enkel type opvangvoorziening. Bijna 9 op 10 ouders (88 %) zoeken opvang in een kinderdagverblijf, en contacteren daarbij elk gemiddeld bijna 10 (exact 9.7) kinderdagverblijven. Iets meer dan de helft van de ouders zoekt (ook) opvang via een dienst voor onthaalouders en quasi de helft van de ouders zoekt (ook) opvang bij zelfstandige onthaalouders. Tabel 40. Aantal opvangvoorzieningen die de ouders gecontacteerd hebben.
Zoeken opvang (in‐via‐bij)
Gemiddeld aantal
%
gecontacteerde kdv, dvo, zoo 66
In een kinderdagverblijf
88
9.7
Via dienst voor
58
2.3
47
6.5
12.9
onthaalouders Bij zelfstandige onthaalouders Totaal
Basis : ‐ N = 979 ouders ‐ zowel ouders die een opvangplaats gevonden hebben, als ouders die nog geen opvangplaats gevonden hebben
Dit zijn de gemiddelde aantallen die berekend werden op het aantal ouders dat in het respectievelijk type gezocht heeft. ‘kdv’ = kinderdagverblijf, ‘dvo’ = dienst voor onthaalouders, ‘zoo’ = zelfstandige onthaalouder. 66
77
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
In totaal, en dit over alle types heen, contacteren elk van deze 979 ouders gemiddeld bijna 13 (exact 12.9) voorzieningen, diensten of zelfstandige onthaalouders. Hierbij dient aangestipt te worden dat een groot deel van de ouders die een dienst voor onthaalouders contacteren adressen van aangesloten onthaalouders krijgen 67 en deze aangesloten onthaalouders – althans minstens een deel van hen – ook contacteren, wat maakt dat het gemiddeld aantal “contacten” hoger ligt dan deze hiervoor geciteerde 12.9 68 . Daarnaast dienen we ook aan te stippen dat nog niet alle ouders hun zoektocht beëindigd hebben 69 . Opnieuw stellen we verschillen vast naargelang de situatie waarin de ouder zich bevindt. Een typisch voorbeeld zijn de ouders die bij het eerste contact een opvangplaats gevonden hadden maar toch bleven verder zoeken, en dit om uiteenlopende redenen, ‘op het einde van de rit’ gemiddeld meer kinderdagverblijven, diensten voor onthaalouders of zelfstandige onthaalouders gecontacteerd hebben (gemiddeld 16.9) in vergelijking bijvoorbeeld met de ouders die reeds bij ons eerste contact met hen een opvangplaats gevonden hadden waarbij de opvang ook reeds gestart was (gemiddeld 7.7 contacten). Deze gemiddelden verbergen uiteraard grote verschillen. Sommige ouders hebben slechts één opvangvoorziening gecontacteerd, terwijl andere ouders tot 88 opvangvoorzieningen gecontacteerd hebben, afgezien van de aangesloten onthaalouders die door de Dienst(en) voor onthaalouders zijn doorgegeven en eventueel ook gecontacteerd of bezocht zijn. Pro memorie, sommige ouders hebben tot 100 adressen van aangesloten onthaalouders doorgekregen (mediaan is weliswaar 5‐6).
60 à 70 % van de ouders die een dienst contacteerden, krijgen adressen van aangesloten onthaalouders mee. 68 Wanneer we in dit document spreken over het aantal contacten, dan is dit aantal contacten met adressen die doorgegeven zijn door de Diensten voor onthaalouders NIET inbegrepen. 69 Echter dienen we hier opnieuw dezelfde kanttekening te maken als de kanttekening die we gemaakt hebben wat betreft het onder- en overschatten van het vinden van een opvangplaats. 67
78
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
3.7.8 DE REL AT IE TUSSEN HET VINDEN V AN OPVANG EN DE TIJDSSPANNE TUSSEN
DE
START
VAN
HET
ZOEKEN
EN
DE
VERMOEDELIJKE
BEVALLINGSDATUM.
Daarna hebben we het verband onderzocht tussen het al dan niet vinden van opvang en het verder zoeken naar opvang enerzijds en de tijdsspanne tussen de start van het zoeken en de vermoedelijke bevallingsdatum anderzijds. Tabel 41. Relatie tussen het vinden van opvang en “de tijdsspanne tussen de start van het zoeken en de vermoedelijke bevallingsdatum” (I)
Resultaat v/h zoeken :
Hebben geen
Hebben opvang,
Hebben opvang,
opvang
zoeken verder
zoeken NIET verder
Basis (N)
60
77
535
Tijdsspanne :
%
%
%
< 1 maand
5
9
5
1 tot en met 3 maanden
20 40 32
3 27 58
4 36 52
3 100
3 100
2 100
4 tot en met 6 maanden 7 tot en met 9 maanden 10 maanden en meer totaal
Basis : ‐ N = 672 ouders Sterk significant verschillend (p = 0.001)
Er is een sterk statistisch significant verband tussen het al dan niet vinden van opvang en het verder zoeken naar opvang enerzijds en de tijdsspanne tussen de start van het zoeken en de vermoedelijke bevallingsdatum anderzijds. Met name stellen we vast dat één kwart van de ouders die geen opvang gevonden hebben, relatief laat naar opvang zijn op zoek gegaan (i.c. waarbij de tijdsspanne tussen de start van het zoeken en de vermoedelijke bevallingsdatum drie maand of minder was), terwijl dit voor de andere groepen 9 tot 12 % bedraagt.
79
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
Wanneer we de resultaten in omgekeerde zin bekijken (zie tabel hieronder), dan stellen we vast dat het vooral de ouders zijn waarvan de tijdsspanne tussen de start van het zoeken en de vermoedelijke bevallingsdatum 1 tot 3 maanden is, meer frequent geen opvang vinden (33 % van hen), terwijl dit voor de andere ouders 6 tot 12 % is. Tabel 42. Relatie tussen het vinden van opvang en “de tijdsspanne tussen de start van het zoeken en de vermoedelijke bevallingsdatum” (II)
Tijdsspanne :
Basis (N) Resultaat v/h zoeken: Geen opvang Hebben opvang, zoeken verder Hebben opvang, zoeken NIET verder totaal
< 1
1 tot en
4 tot en
7 tot en
10
maand
met 3
met 6
met 9
maanden
maanden
maanden
maanden
en meer
38 %
36 %
240 %
341 %
17 %
8
33
10
6
12
18
6
9
13
12
74 100
61 100
81 100
81 100
76 100
Basis : ‐ N = 672 ouders Sterk significant verschillend (p = 0.001)
80
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
3.7.9 DE REL AT IE TUSSEN HET VINDEN V AN OPVANG EN DE TIJDSSPANNE TUSSEN DE START VAN HET ZOEKEN EN DE GEWENSTE OPVANGDATUM. Vervolgens hebben we het verband onderzocht tussen het al dan niet vinden van opvang en het verder zoeken naar opvang enerzijds en de tijdsspanne tussen de start van het zoeken en de gewenste opvangdatum anderzijds. Tabel 43. Relatie tussen het vinden van opvang en “de tijdsspanne tussen de start van het zoeken en de gewenste startdatum van opvang” (I)
Resultaat v/h zoeken :
Hebben geen
Hebben opvang,
Hebben opvang,
opvang
zoeken verder
zoeken NIET verder
Basis (N)
90
98
750
Tijdsspanne :
%
%
%
tot en met 6 maanden
19
17
22
> 6 tot en met 9 maanden
34
15
17
10 maanden
7
15
18
11 maanden
11
24
17
12 maanden
7
13
13
22 100
14 100
14 100
> 12 maanden totaal
Basis : ‐ N = 938 ouders Sterk significant verschillend (p = 0.000)
Er is een sterk statistisch significant verband tussen het al dan niet vinden van opvang en het verder zoeken naar opvang enerzijds en de tijdsspanne tussen de start van het zoeken en de gewenste opvangdatum anderzijds. Dit verschil situeert zich tussen de groep ouders die geen opvang gevonden hebben enerzijds en zowel (a) de ouders die opvang gevonden hebben en die niet meer verder zoeken (p = 0.000) als (b) de ouders die opvang gevonden hebben en toch nog verder zoeken (p = 0.002) anderzijds. Met name stellen we vast dat de groep ouders die geen opvang gevonden hebben, voor meer dan de helft (53 %) bestaat uit ouders waarvan de tijdsspanne tussen de start van het zoeken en de gewenste opvangdatum negen maand of minder was, terwijl dit voor de andere groepen 32 tot 39 % bedraagt. 81
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
Wanneer we de resultaten in omgekeerde zin bekijken (zie tabel hieronder), dan stellen we inderdaad vast dat de ouders waarvan de tijdsspanne tussen de start van het zoeken en de gewenste opvangdatum 9 maanden of minder is, meer frequent geen opvang vinden (8 en 18 % van hen). Dit geldt ook voor de ouders waarvan de tijdsspanne tussen de start van het zoeken en de gewenste opvangdatum langer dan 12 maanden is (15 % van hen). Tabel 44. Relatie tussen het vinden van opvang en “de tijdsspanne tussen de start van het zoeken en de gewenste startdatum van opvang” (II)
Tijdsspanne : tot en met
> 6 tot en
10
11
12
> 12
6
met 9
maanden
maanden
maanden
maanden
maanden
maanden
201
171
154
162
114
136
Resultaat v/h zoeken:
%
%
%
%
%
%
Geen opvang Hebben opvang, zoeken verder Hebben opvang, zoeken NIET verder totaal
8
18
4
6
5
15
8
9
10
15
11
10
83 100
73 100
86 100
79 100
83 100
75 100
Basis (N)
Basis : ‐ N = 938 ouders Sterk significant verschillend (p = 0.000). De groep ‘> 12 maanden’ is qua resultaat verschillend van het geheel van de groepen ‘10, 11 en 12 maanden’ (p = 0.001). Het geheel van de groepen ‘tot en met 6 maanden’ en ‘6 tot en met 9 maanden’ is qua resultaat verschillend van het geheel van de groepen ‘10, 11 en 12’ maanden (p = 0.000).
82
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
3.7.10
HOE OVERBRUGT MEN DE PERIODE VAN “LANGER DAN 14 WEKEN”
Wanneer de periode tussen de vermoedelijke geboortedatum van het kindje zoals dit aangegeven was door de ouder en de door de ouder gewenste start van de opvang meer dan 14 weken bedroeg 70 , werd de vraag gesteld op welke manier de bevraagde persoon of de respectievelijke partner deze periode overbrugd heeft. Gelieve in deze context te noteren dat deze periode uitgaat naar de duur tussen de vermoedelijke bevallingsdatum en de door de ouder gewenste start van de opvang. Bij 32 % van de (N=863) ouders waarvan we én de vermoedelijke bevallingsdatum én de door de ouder gewenste start van de opvang kennen was deze periode langer dan 14 weken. In acht genomen dat de ouders meer dan één antwoord konden geven, en in acht genomen dat het respectievelijke antwoord zowel betrekking kon hebben op de bevraagde persoon als op de respectievelijke partner, geeft de hierna volgende tabel aan op welke manier deze ouders deze periode van langer dan 14 weken overbrugd hebben.
70 14 weken correspondeert met de maximale prenatale rust van 15 weken minus 1 week verplicht te nemen voor de bevalling.
83
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
Tabel 45. Overbruggen van de periode van “langer dan 14 weken”.
%
ouderschapsverlof
41,6
borstvoedingsverlof
31,3
tijdskrediet
5,6
onbetaald verlof
4,7
vakantie verschuiven
19,7
heeft geen betaalde job
6,9
familie heeft kind opgevangen
9,0
geen probleem omdat moeder zelfstandige thuis is
0,4
moederschapsbescherming (in beschermd beroep)
1,7
combineerbaar met werk in onderwijs en 3 maand groot verlof
1,3
werkt in het onderwijs
0,4
kan kiezen als zelfstandige
1,3
couveuse‐bevallingsverlof en ziekteverlof
0,4
studies uitgesteld
0,4
loopbaanonderbreking
1,3
extra maand bevallingsverlof omwille van 2ling
0,4
Totaal aantal antwoorden
126,6
Basis : ‐ N = 233 ouders - ouders waarvan de periode tussen de vermoedelijke bevalling en de start van de opvang langer is dan 14 weken.
Ouderschapsverlof, borstvoedingsverlof of het verschuiven van vakantie zijn de meest frequente manieren om een langere periode dan 14 weken tussen de (vermoedelijke) bevalling en de start van de opvang te overbruggen. Bij vier ouders op tien heeft één van de ouders ouderschapsverlof genomen, en nog eens drie op tien moeders hebben borstvoedingsverlof genomen. Bij één op vijf van de ouders heeft één van de partners zijn of haar vakantie verschoven.
84
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
3.7.11
DE RELATIE TUSSEN DE LENGTE VAN DE PERIODE TUSSEN DE
START
VAN
HET
BEVALLINGSDATUM
ZOEKPROCES
ENERZIJDS
EN
EEN
EN
DE
LANGERE
VERMOEDELIJKE PERIODE
DAN
14
WEKEN TUSSEN DE VERMOEDELIJKE BEV ALLINGSD ATUM EN DE ST ART VAN DE OPVANG ANDERZIJDS.
Daarna hebben we het verband onderzocht tussen de lengte van de periode tussen de start van het zoekproces en de vermoedelijke bevallingsdatum enerzijds en een langere periode dan 14 weken tussen de vermoedelijke bevallingsdatum en de start van de opvang anderzijds. Tabel 46. Relatie tussen de lengte van de periode tussen de start van het zoekproces en de vermoedelijke bevallingsdatum enerzijds en een langere periode dan 14 weken tussen de vermoedelijke bevallingsdatum en de start van de opvang anderzijds.
Resultaat v/h zoeken :
Periode tussen bevalling
Periode tussen bevalling
en gewenste start van
en gewenste start van
opvang is NIET langer dan
opvang is langer dan 14
14 weken.
weken.
420
247
%
%
< 1 maand
2
10
1 tot en met 3 maanden
4 35 58
8 37 42
0,2 100
0,3 100
Basis (N) Periode tussen start zoeken en bevallingsdatum
4 tot en met 6 maanden 7 tot en met 9 maanden 10 maanden en meer totaal
Basis : ‐ N = 667 ouders Sterk significant verschillend (p = 0.000)
85
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
Er is een sterk statistisch significant verband tussen de lengte van de periode tussen de start van het zoekproces en de vermoedelijke bevallingsdatum enerzijds en een langere periode dan 14 weken tussen de vermoedelijke bevallingsdatum en de start van de opvang anderzijds. Bij de ouders waarvan de periode tussen de start van het zoeken en de vermoedelijke bevallingsdatum drie maanden of korter is, zal de periode tussen de vermoedelijke bevallingsdatum en de start van de opvang significant frequenter meer dan 14 weken bedragen in vergelijking met de ouders waarvan de periode tussen de start van het zoeken en de vermoedelijke bevallingsdatum vier maanden of langer is. We hebben geen aanwijzingen dat dit het gevolg is van een bewuste keuze van de respectievelijke ouders, en kunnen dan ook niet anders dan besluiten dat deze ‘langere periode dan 14 weken’ frequent het gevolg is van het niet snel vinden van een geschikte opvangplaats.
86
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
3.7.12
DE
TEVREDENHEID
VAN
DE
OUDERS
OVER
EEN
AANTAL
KARAKTERISTIEKEN BETREFFENDE DE GEVONDEN OPVANG(PLAATS) EN HUN EV AL U ATIE V AN HET ZOEKPROCES IN REL AT IE TOT DE DUUR VAN HET ZOEKPROCES.
In dit deel gaan we na of er een verband is tussen de duur van het zoekproces en de tevredenheid van de ouders over een aantal karakteristieken betreffende de gevonden opvangplaats. Tabel 47. Tevredenheid over de karakteristieken v/d opvang(plaats) in relatie tot de duur van het zoekproces. Duurtijd v/h zoeken
1 maand of
> 1 tot 3
> 3 tot 6
minder
maanden
maanden
276
154
182
117
%
%
%
%
65 24 4 5 1 100
57 27 3 10 1 100
55 26 8 8 2 100
55 27 4 8 6 100
64 24 5 6 2 100
61 27 4 6 1 100
57 29 5 9 1 100
53 32 4 6 4 100
zeer tevreden tevreden neutraal ontevreden zeer ontevreden totaal
61 29 4 6 0 100
55 31 6 6 3 100
58 30 6 4 2 100
57 27 6 8 2 100
totaal
100
100
100
100
N startdatum zeer tevreden tevreden neutraal ontevreden zeer ontevreden totaal afstand zeer tevreden tevreden neutraal ontevreden zeer ontevreden totaal bereikbaarheid
> 6 maanden
Basis : ‐ N = 729 ouders ‐ ouders die een opvangplaats gevonden hebben
(zie verder) 87
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
Tabel 48. Tevredenheid over de karakteristieken v/d opvang(plaats) in relatie tot de duur van het zoekproces (vervolg).
Duurtijd v/h zoeken N kostprijs zeer tevreden tevreden neutraal ontevreden zeer ontevreden uren zeer tevreden tevreden neutraal ontevreden zeer ontevreden totaal type zeer tevreden tevreden neutraal ontevreden zeer ontevreden totaal volledigheid (dagen) zeer tevreden tevreden neutraal ontevreden zeer ontevreden totaal
1 maand of
> 1 tot 3
> 3 tot 6
> 6 maanden
minder
maanden
maanden
276
154
182
117
%
%
%
%
20 38 25 14 3 43 39 8 9 1 100
17 34 31 15 4 35 46 13 4 1 100
23 29 30 15 2 49 35 8 6 1 100
23 41 19 11 6 47 29 11 11 3 100
55 39 3 3 0 100
51 36 8 6 0 100
55 34 6 5 1 100
50 36 10 4 0 100
58 34 3 5 0 100
62 32 3 3 0 100
61 33 2 3 1 100
65 30 3 2 0 100
Basis : ‐ N = 729 ouders ‐ ouders die een opvangplaats gevonden hebben
88
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
De ouders die snel opvang gevonden hebben zijn het meest (zeer) tevreden over (in volgorde): het type (94 %), de volledigheid (dagen) (92 %), de bereikbaarheid (90 %), de startdatum (89 %), de afstand (88 %). de uren (82 %) en pas verderop over de kostprijs (58 %). Afgezien van de kostprijs zijn deze ouders dus over alle aspecten (zeer) tevreden. De belangrijkste vaststelling is echter wel dat alle (groepen van) ouders grosso modo in dezelfde mate tevreden zijn over de verschillende karakteristieken die met de opvangplaats te maken hebben, zij het dat ze 1 maand of minder gezocht hebben of zij het dat ze langer gezocht hebben 71 . Daarna hebben we gekeken hoe de ouders dit zoekproces evalueerden, hoe moeilijk of gemakkelijk zij dit vonden in relatie tot de duur van het zoekproces. Tabel 49. Evaluatie van het zoekproces in functie van de duur van het zoekproces.
Duurtijd v/h zoeken N zeer gemakkelijk eerder gemakkelijk neutraal eerder moeilijk zeer moeilijk totaal
1 maand of
> 1 tot 3
> 3 tot 6
> 6 maanden
minder
maanden
maanden
276
154
182
116
%
%
%
%
30 24 10 21 16 100
4 17 12 32 35 100
3 11 9 33 44 100
1 3 5 34 58 100
Basis : ‐ N = 728 ouders ‐ ouders die een opvangplaats gevonden hebben Sterk significant verschillend (p = 0.000) 72
Op uitzondering van de “uren” waar we een significant patroon zien (met dan nog enkel de groep “> 1 tot 3 maand” die hierover minder tevreden is), is geen enkel van de andere verschillen statistisch significant : startdatum (p = 0.132), afstand (p = 0.068), bereikbaarheid (p = 0.852), kostprijs (p = 0.337), type (p = 0.254) en volledigheid/dagen (p = 0.771). 72 Waarbij we ‘zeer gemakkelijk’ en ‘gemakkelijk’ dienden samen te nemen omwille van de soms kleinere aantallen in sommige cellen. 71
89
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
Zoals we konden verwachten blijkt uit deze gegevens dat er een sterk verband is tussen de duur van het zoekproces en de mate waarin de respectievelijke ouder dit zoeken zeer gemakkelijk tot zeer moeilijk vond. Dit verschil is statistisch significant. Ook de verschillen tussen 1 maand of minder en > 1 maand tot drie maanden en tussen > 3 maanden tot 6 maanden en > 6 maanden zijn significant verschillend (P = 0.000 en P = 0.007). Ouders die 1 maand of minder gezocht hebben, evalueren dit zoeken veel frequenter (54 %) (zeer) gemakkelijk in vergelijking met de ouders die langer dan zes maanden gezocht hebben. Echter stellen we wel vast dat meer dan één op drie van de ouders die 1 maand of minder gezocht hebben (37 % exact), dit zoeken toch moeilijk tot zeer moeilijk vonden. Omgekeerd vinden we bij de ouders die langer dan 6 maanden gezocht hebben bijna niemand terug die dit zoeken gemakkelijk tot zeer gemakkelijk vond.
90
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
3.7.13
DE DUUR VAN HET ZOEKPROCES IN RELATIE TOT DE KARAKTERISTIEKEN VAN DE OPVANGPLAATS.
3.7.13.1.INLEIDING.
In dit deeltje gaan we na of er een verband is tussen: 1. de duur van het zoekproces en het type opvangvoorziening dat door de ouders gecontacteerd werd; 2. de duur van het zoekproces en de initiële voorkeur van de ouders wat betreft het type opvangvoorziening; 3. de duur van het zoekproces en het gebied (grootstedelijk, stedelijk en landelijk) waar de opvangvoorziening gelokaliseerd is; 4. de duur van het zoekproces en de karakteristieken van het gebied waar de opvangvoorziening gelokaliseerd is in termen van ‘aantal plaatsen per duizend kinderen’ en ‘bezettingsgraad’.
91
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
3.7.13.2.DE
DUUR
VAN
HET
ZOEKPROCES
IN
RELATIE
TOT
HET
TYPE
OPVANGVOORZIENING DAT DOOR DE OUDERS GECONTACTEERD WERD EN IN RELATIE TOT
DE
INITIËLE
VOORKEUR
VAN
DE
OUDERS
WAT
BETREFT
HET
TYPE
OPVANGVOORZIENING.
Daarna hebben we ons de vraag gesteld of er een verband is tussen de duur van het zoekproces en het type opvangvoorziening dat door de ouder gecontacteerd werd. De onderliggende hypothese is hierbij dat de ouders die zich naar één enkel type opvangvoorziening richten, langer zouden moeten zoeken in vergelijking met de ouders die zich naar meerdere opvangvoorzieningstypes richten. Tabel 50. Relatie tussen het type gecontacteerde opvangvoorzieningen en de duur van het zoekproces.
Duurtijd v/h zoeken
1 maand of
> 1 tot 3
> 3 tot 6
minder
maanden
maanden
276
154
182
117
contacteren van
%
%
%
%
(ook) kinderdagverblijven (ook) diensten voor onthaalouders (ook) zelfstandige onthaalouders Gemiddeld aantal types
82 42 38 1,6
94 63 44 2,0
93 69 53 2,1
96 66 58 2,2
N
> 6 maanden
Basis : ‐ N = 729 ouders ‐ ouders die een opvangplaats gevonden hebben Niet significant verschillend (p = 0.311).
Uit deze gegevens blijkt dat we deze hypothese dienen te verwerpen gezien de verschillen niet statistisch significant zijn. Het is dus met name verkeerd te veronderstellen dat een ouder langer moet zoeken omdat deze ouder bij het zoeken zich tot minder verschillende opvangvoorzieningstypes richt.
92
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
Een andere hypothese is echter dat de duur van het zoekproces niet zozeer in verband staat met het aantal gecontacteerde opvangvoorzieningstypes, maar wel met de initiële voorkeur van de ouder voor een bepaald type opvangvoorziening. Tabel 51. Relatie tussen de initiële voorkeur van de ouder voor het type opvangvoorziening en de duur van het zoekproces.
voorkeur voor : N
kinderdagverblijf
onthaalouder
geen voorkeur 73
359
156
151
%
%
%
1 maand of minder
36
51
11
> 1 tot 3 maanden
19
20
27
> 3 tot 6 maanden
25
21
40
19 100
9 100
22 100
> 6 maanden Totaal
Basis : ‐ N = 666 ouders De verschillen zijn significant : o
tussen de drie groepen (p = 0.000)
o
tussen de groepen ‘(voorkeur voor) kinderdagverblijf’ en ‘onthaalouder’ (p = 0.003)
De resultaten geven aan dat er effectief een (statistisch significant) verband is tussen de initiële voorkeur van de ouder en de duur van het zoekproces: -
De ouders die ‘geen voorkeur’ hebben, zullen merkwaardigerwijze (?) frequenter langer moeten zoeken dan de ouders met een initiële voorkeur voor een kinderdagverblijf of een onthaalouder. Is dit omdat de ouders ‘zonder voorkeur’ minder gericht of minder intensief zoeken en/of dat het opvangaanbod hen minder bekend is ? De gegevens laten niet toe dit in één of andere richting te concluderen.
(zie verder)
73
Inclusief het (zeer) beperkt aantal ouders die ‘het niet weten’. 93
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
-
De ouders met een initiële voorkeur voor een onthaalouder vinden het snelst een opvangplaats. De helft van hen vindt een opvangplaats binnen de maand (tegenover slechts één op drie van hen die een initiële voorkeur hebben voor een kinderdagverblijf). Bovendien zal slechts één op tien van de ouders met een initiële voorkeur voor een onthaalouder langer dan zes maanden dienen te zoeken. Voor de ouders met een initiële voorkeur voor een kinderdagverblijf is dit één op vijf ouders.
De conclusie is dan ook dat de initiële voorkeur van de ouder (voor een kinderdagverblijf of onthaalouder) geen impact heeft op het succes dat de ouder zal hebben bij het vinden van een geschikte opvangplaats (zie voorheen), maar wel dat de initiële voorkeur bepalend is voor de tijdsduur 74 die het de ouder vraagt om een geschikte opvangplaats te vinden.
Echter zonder dat dit in relatie staat tot het aantal contacten dat de ouder daarbij legt (zie voorheen).
74
94
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
3.7.13.3.DE
DUUR
(GROOTSTEDELIJK,
VAN
HET
STEDELIJK
ZOEKPROCES EN
LANDELIJK)
IN
RELATIE
WAAR
DE
TOT
HET
GEBIED
OPVANGVOORZIENING
GELOKALISEERD IS.
Wanneer we kijken naar de plaats waar de opvangvoorziening gelokaliseerd is, vinden we een statistische significant verband (bij 95 % significantie) tussen de duur van het zoekproces en de plaats waar de opvangvoorziening gelokaliseerd is. Indien de opvangvoorziening in een landelijke plaats 75 is gelegen, zullen de ouders veel sneller een geschikte opvangplaats 76 vinden in vergelijking met de ouders die zich richten naar een stedelijke of grootstedelijke opvangplaats. Dit verschil is statistisch significant (bij 95 % significantie). In concreto vindt 60 % van de ouders die contact nemen met een landelijke opvangvoorziening een opvangplaats na 1 maand of minder zoeken, terwijl dit slechts voor één derde het geval is voor de ouders die een (groot‐)stedelijk opvangvoorziening contacteren. Omgekeerd moet minder dan één op tien van de ouders die een landelijke opvangvoorziening contacteren langer dan 6 maand zoeken, terwijl dit bijna voor één vijfde het geval is voor de ouders die een (groot‐)stedelijk opvangvoorziening contacteren. Tabel 52. Locatie van de opvangvoorziening en de duur van het zoekproces.
Duurtijd v/h zoeken
Groot‐
Stedelijk
Landelijk
Totaal
257
329
143
729
%
%
%
%
1 maand of minder
36
30
60
38
> 1 tot 3 maanden
22
23
14
21
> 3 tot 6 maanden
24
29
17
25
18 100
18 100
8 100
16 100
stedelijk N
> 6 maanden Totaal
Basis : ‐ N = 729 ouders ‐ ouders die een opvangplaats gevonden hebben Sterk significant verschillend (p = 0.000). Landelijk, stedelijk en grootstedelijk : zie methodologie. Onder “geschikte opvangplaats” verstaan we een plaats die deze ouders aannemen, en die dus voor het grootste gedeelte aan hun wensen (startdatum, volledigheid) voldoet. 75 76
95
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
We hebben eerder vastgesteld dat de duur van het zoekproces in relatie staat tot de initiële voorkeur van de ouder. Verder stellen we nu vast dat er een relatie is tussen de locatie van de opvangvoorziening en de duur van het zoekproces. Vandaar de hypothese dat er een relatie is tussen de locatie van de opvangvoorziening – die in vele gevallen overeenkomt met de woonplaats van de ouder ‐ en de initiële voorkeur van de ouder voor een bepaald type van opvangvoorziening. Deze hypothese werd vervolgens afgetoetst, waarbij we inderdaad vaststellen dat de initiële voorkeur van de ouder ook in relatie staat tot de locatie van de opvangvoorziening (grootstedelijk, stedelijk of landelijk). Ouders die zich richten naar landelijk gelegen opvangvoorziening, hebben een relatief hogere initiële voorkeur voor een onthaalouder (43 % van hen) dan ouders die zich richten tot een stedelijke of grootstedelijke opvangvoorziening (met respectievelijk 20% en 15 % voorkeur voor een onthaalouder). Tegelijkertijd zijn het de ouders die zich richten tot een stedelijke of grootstedelijke opvangvoorziening die het meest frequent ‘geen voorkeur’ voor een bepaald type hebben (zie tabel die hierop volgt). Tabel 53. Relatie tussen de initiële voorkeur van de ouder voor het type opvangvoorziening en de locatie van de opvangvoorziening.
Groot‐stedelijk
Stedelijk
Landelijk
271
375
174
voorkeur voor :
%
%
%
Kinderdagverblijf
47
50
38
Onthaalouder
20
15
43
32 100
35 100
19 100
N
Geen voorkeur 77 Totaal
Basis : ‐ N = 820 ouders De verschillen zijn significant : o
tussen de drie groepen (p = 0.000)
o
tussen stedelijk en landelijk (p = 0.000)
o
tussen groot‐stedelijk en landelijk (p = 0.000)
Het verschil tussen groot‐stedelijk en stedelijk is echter niet significant (p = 0.170)
77
Inclusief het (zeer) beperkt aantal ouders die ‘het niet weten’. 96
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
3.7.13.4.DE
DUUR
VAN
OPVANGVOORZIENING
HET
ZOEKPROCES
GELOKALISEERD
IS
IN
RELATIE
TOT
HET
GEBIED
WAAR
DE
IN
TERMEN
VAN
BARCELONA -NORM
EN
78
BEZETTINGSGRAAD.
Ook wanneer we kijken naar de bezettingsgraad en de Barcelona‐norm en de combinatie van deze beiden in relatie tot de duur van het zoekproces, stellen we significante verschillen vast. Tabel 54. Bezettingsgraad en de duur van het zoekproces
Hoge bezettingsgraad
Lage bezettingsgraad
577 %
149 %
1 maand of minder
34
51
> 1 tot 3 maanden
22
17
> 3 tot 6 maanden
26
21
18 100
11 100
N
> 6 maanden Totaal
Basis : ‐ N = 726 ouders Sterk significant verschillend (p = 0.002)
In het geval de opvangvoorziening gelokaliseerd is in een regio met een lage bezettingsgraad stellen we vast dat de ouders sneller een opvangplaats vinden. Wanneer we (enkel) naar de Barcelona‐norm kijken (i.c. het aantal plaatsen per 1.000 kinderen), dan stellen we vast dat een hogere proportie van de ouders sneller een opvangplaats vinden indien de opvangvoorziening gelokaliseerd is in een regio met een lage Barcelona‐norm (zie tabel op de pagina hierna). Dit is niet het verband dat we logischerwijze dachten te kunnen terugvinden, zij het dat het statistisch verschil eerder beperkt is.
78
Barcelona-norm = aantal plaatsen per duizend kinderen. 97
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
Tabel 55. Barcelona‐norm en de duur van het zoekproces
Hoge Barcelona‐norm
Lage Barcelona‐norm
498 %
228 %
1 maand of minder
35
45
> 1 tot 3 maanden
23
16
> 3 tot 6 maanden
26
24
16 100
15 100
N
> 6 maanden Totaal
Basis : ‐ N = 726 ouders Significant verschillend (p = 0.03)
Tabel 56. Bezettingsgraad, Barcelona‐norm en de duur van het zoekproces
Hoge bezettingsgraad
Lage bezettingsgraad
Hoge B‐norm
Lage B‐norm
Hoge B‐norm
Lage B‐norm
1
2
3
4
475 %
102 %
23 %
126 %
1 maand of minder
32
44
83
45
> 1 tot 3 maanden
24
12
9
19
> 3 tot 6 maanden
26
25
9
23
17 100
19 100
0 100
13 100
Groep : N
> 6 maanden Totaal
Basis : ‐ N = 726 ouders Sterk significant verschillend (p = 0.000)
In het geval de opvangvoorziening gelokaliseerd is in een regio met een hoge Barcelona‐norm (dus een groot aanbod) en een lage bezettingsgraad (dus een lage vraag), dan stellen we vast dat – niettegenstaande de kleinere aantallen waarover we hier praten – een overgrote meerderheid van de ouders (83 %) opvang vindt binnen de maand. 98
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
Omgekeerd, in het geval de opvangvoorziening gelokaliseerd is in een regio met een hoge Barcelona‐norm (dus een groot aanbod) met tegelijkertijd een hoge bezettingsgraad (dus een hoge vraag) 79 , dan stellen we vast dat slechts één op drie van de ouders binnen de maand een gepaste opvang vinden. Verder stellen we vast er binnen de regio’s met een hoge bezettingsgraad er een significant verschil is wat betreft de duur van het zoekproces en de Barcelona‐norm. In het geval de regio gekenmerkt wordt door een hoge bezettingsgraad, dan zal het zoeken naar opvang ook langer duren in het geval de Barcelona‐norm ook hoog ligt (groep 1 in de tabel hiervoor) in vergelijking met de regio’s waar de Barcelona‐norm laag ligt (groep 2 in de tabel hiervoor). Dit verschil is significant (p = 0.023).
79
Waaronder in dit onderzoek Gent en Leuven. 99
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
3.7.14
DE
DUUR
VAN
HET
ZOEKPROCES
IN
RELATIE
TOT
DE
KARAKTERISTIEKEN VAN DE OUDERS.
3.7.14.1.INLEIDING.
In dit deeltje gaan we na of er een verband is tussen de duur van het zoekproces en de socio‐demografische karakteristieken van de ouder die naar een opvangplaats zoekt. De aspecten die we hierbij eerst in aanmerking nemen zijn: •
of de ouder een partner heeft en ermee samenwoont;
•
of de ouder of partner een betaalde job heeft of niet en of dit een voltijdse dan wel deeltijdse job is;
•
het aantal jobs in het gezin;
•
het werkschema van de ouder en partner;
•
het opleidingsniveau van de ouder en partner;
•
de herkomst van de ouder en partner.
Vervolgens kijken we na of er een verband is tussen de duur van het zoekproces en: •
of de ouder voor één kind dan wel voor meer dan één kind opvang zoekt;
•
of de ouder hetzij nu, hetzij vroeger een kind heeft/had dat in de kinderdagverblijf of bij een onthaalouder wordt/werd opgevangen.
100
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
3.7.14.2. RELATIE TOT DE KARAKTERISTIEKEN VAN DE OUDERS.
In tegenstelling tot de relatie tussen het al dan niet hebben van een samenwonende partner en het al dan niet vinden van een opvangplaats, stellen we hier vast dat er geen (statistisch significante) relatie is tussen het al dan niet hebben van een samenwonende partner en de duur van het zoeken. Tabel 57. De socio‐demografische karakteristieken van de ouder en de duur van het zoekproces (I).
Duurtijd v/h zoeken N
geen partner
niet‐samenwonende partner
samenwonende partner
24
11
690
%
%
%
1 maand of minder
25
27
38
> 1 tot 3 maanden
17
36
21
> 3 tot 6 maanden
25
18
25
33 100
18 100
15 100
> 6 maanden Totaal
Basis : ‐ N = 725 ouders ‐ ouders die een opvangplaats gevonden hebben Niet significant verschillend (p = 0.152) 80 .
Niet significant, zowel wanneer ‘geen partner’ en ‘niet samenwonende partner’ worden samengenomen (p = 0.152) als wanneer ‘geen partner’ wordt afgetoetst tegenover samenwonende partner (p = 0.105).
80
101
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
Opnieuw in tegenstelling tot de significante relatie tussen het vinden van een opvang en het al dan niet hebben van een voltijdse of deeltijdse betaalde job, stellen we hier vast dat er geen relatie is tussen het al dan niet hebben van een voltijdse of deeltijdse betaalde job en de duur van het zoeken. Daarentegen stellen we wel vast dat de kans groter is dat de ouder sneller een opvangplaats vindt indien de partner een betaalde job heeft. Of dit een voltijdse dan wel een deeltijdse job is maakt geen verschil uit. Tabel 58. De socio‐demografische karakteristieken van de ouder en de duur van het zoekproces (II). Ouder heeft betaalde job
Ouder heeft geen betaalde job
696
33
%
%
1 maand of minder
39
24
> 1 tot 3 maanden
21
21
> 3 tot 6 maanden
25
30
16 100
24 100
Duurtijd v/h zoeken
N
> 6 maanden Totaal
Basis : ‐ N = 729 ouders ‐ ouders die een opvangplaats gevonden hebben Niet significant verschillend (p = 0.316). Tabel 59. De socio‐demografische karakteristieken van de ouder en de duur van het zoekproces (III). Duurtijd v/h zoeken
Ouder heeft voltijdse job
Ouder heeft deeltijdse job
550
145
%
%
1 maand of minder
40
33
> 1 tot 3 maanden
20
25
> 3 tot 6 maanden
25
26
15 100
17 100
N
> 6 maanden Totaal
Basis : ‐ N = 695 ouders ‐ ouders die een opvangplaats gevonden hebben Niet significant verschillend (p = 0.432). 102
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
Tabel 60. De socio‐demografische karakteristieken van de ouder en de duur van het zoekproces (IV). Duurtijd v/h zoeken
Partner heeft betaalde job
Partner heeft geen betaalde job
674
26
N
1 maand of minder
39
15
> 1 tot 3 maanden
22
15
> 3 tot 6 maanden
25
35
15 100
35 100
> 6 maanden Totaal
Basis : ‐ N = 700 ouders ‐ ouders die een opvangplaats gevonden hebben Significant verschillend (p = 0.008).
Tabel 61. De socio‐demografische karakteristieken van de ouder en de duur van het zoekproces (V). Duurtijd v/h zoeken N
Partner met voltijdse job
Partner met deeltijdse job
623
44
%
%
1 maand of minder
39
45
> 1 tot 3 maanden
22
9
> 3 tot 6 maanden
25
23
14 100
23 100
> 6 maanden Totaal
Basis : ‐ N = 667 ouders
‐ ouders die een opvangplaats gevonden hebben
Niet significant verschillend (p = 0.111)..
103
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
In deze context vinden we een verband tussen het aantal jobs in het gezin en de snelheid waarmee de ouders een opvangplaats vinden. In het geval er in het gezin twee (2) jobs of anderhalve (1.5) job is, dan zullen de ouders sneller een opvangplaats vinden in vergelijking met de ouders waarbij er maximaal één (1) job in het gezin is. Deze laatsten zullen frequent (één derde of meer van hen) langer dan zes maand naar een opvangplaats moeten zoeken. Tabel 62. De socio‐demografische karakteristieken van de ouder en de duur van het zoekproces (VI). jobs in het gezin N
2
1.5
1
0.5
0
502
124
61
9
9
%
%
%
%
%
1 maand of minder
40
38
26
11
33
> 1 tot 3 maanden
21
25
15
22
22
> 3 tot 6 maanden
25
22
28
22
11
13 100
15 100
31 100
44 100
33 100
> 6 maanden Totaal
Basis : ‐ N = 705 ouders
‐ ouders die een opvangplaats gevonden hebben
Sterk significant verschil (p = 0.000) wanneer (a) 2 en 1.5 jobs worden afgezet tegen 1, 0.5 en 0 jobs en (b) > 6 maanden worden afgezet tegenover 6 maanden of minder.
Echter stellen we vast (zie tabellen die hierop volgen) dat er geen verband is tussen de duur van dit zoekproces en het werkschema van de respondent of partner. M.a.w., het is niet zo dat personen met een onregelmatig werkschema langer naar een opvangplaats moeten zoeken dan andere ouders 81 .
81 Waarbij we bovendien gezien hebben dat zij in ongeveer dezelfde mate een opvangplaats vinden.
104
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
Tabel 63. De socio‐demografische karakteristieken van de ouder en de duur van het zoekproces (VII).
N
670
66
127 %
42
Onregelmatig
35
34
36
10
19
21
17
27
36
27
22
29
17 100
24 100
19 100
22 100
18 100
%
1 maand of minder
38
41
38
31
> 1 tot 3 maanden
21
20
18
> 3 tot 6 maanden
25
23
16 100
17 100
149 %
Thuis
183 %
%
Totaal
Weekend
58
> 6 maanden
%
s nachts
RESPONDENT
s avonds
Ploegen
Overdag
Duurtijd v/h zoeken
%
Basis : ‐ N = 729 ouders ‐ ouders die een opvangplaats gevonden hebben ‐ een ouder kan meerdere malen positief antwoorden op deze vraag (hij/zij kan bvb. tegelijkertijd overdag als in een ploegenstelsel werken). Tabel 64. De socio‐demografische karakteristieken van de ouder en de duur van het zoekproces (VIII).
Overdag
Ploegen
s avonds
s nachts
Weekend
Thuis
Onregelmatig
Duurtijd v/h zoeken
648
57
149
60
151
58
184
%
%
%
%
%
%
%
1 maand of minder
39
40
42
37
37
31
34
> 1 tot 3 maanden
22
26
23
20
27
26
24
> 3 tot 6 maanden
25
21
22
22
20
19
26
14 100
12 100
13 100
22 100
16 100
24 100
17 100
PARTNER N
> 6 maanden Totaal
Basis : ‐ N = 729 ouders ‐ ouders die een opvangplaats gevonden hebben ‐ een ouder kan meerdere malen positief antwoorden op deze vraag (hij/zij kan bvb. tegelijkertijd overdag als in een ploegenstelsel werken). 105
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
Vervolgens hebben we opnieuw nagegaan of het werkschema van de ouder in combinatie met het werkschema van de partner aanleiding geeft tot situaties waarin deze ouders geen of minder gemakkelijk opvang vinden. . Dit is opnieuw geen eenvoudige analyse omdat er voor elke afzonderlijke partner nogal wat mogelijkheden zijn (bvb. de ene ouder werkt overdag in ploegenstelsel of werkt ’s avonds thuis of …) wat dan dient bekeken te worden in samenhang met dezelfde mogelijkheden voor de andere werkende partner. Na een gedetailleerde analyse van alle individuele antwoorden, konden we opnieuw slechts één toetsbare hypothese weerhouden, namelijk de hypothese dat de ouder langer naar een geschikte opvang moet zoeken vanaf het ogenblik dat één van beide ouders ’s avonds werkt 82 . Tabel 65. De socio‐demografische karakteristieken van de ouder en de duur van het zoekproces (IX).
Geen van beide partners werkt ‘s avonds
Minstens één van beide partners werkt ‘s avonds
N
483
232
%
%
1 maand of minder
38
39
> 1 tot 3 maanden
21
26
> 3 tot 6 maanden
26
24
16 100
16 100
> 6 maanden Totaal
Basis : ‐ N = 715 ouders Niet significant verschillend (p = 0.955).
Opnieuw echter moeten we constateren dat er geen statistisch significant verschil is wat betreft de duur van het zoeken naar een opvangplaats tussen ouders waarvan geen van beide partners ’s avonds werkt en ouders waarvan minstens één van beide partners ’s avonds werkt.
82 Niet omdat de ouder als dusdanig werkt, maar wel omdat dit tot een specifieke opvangvraag kan leiden.
106
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
In tegenstelling tot het al dan niet vinden van opvang en de scholingsgraad van de ouder, is er geen statistisch significant verband tussen de scholingsgraad van de ouder (of partner) en de snelheid waarmee zij een opvangplaats vinden. Tabel 66. De socio‐demografische karakteristieken van de ouder en de duur van het zoekproces (X). Diploma respondent
geen‐lager‐ LSO
HSO
HOGER
23
147
551
%
%
%
1 maand of minder
26
33
40
> 1 tot 3 maanden
17
25
20
> 3 tot 6 maanden
43
20
26
13 100
22 100
15 100
N
> 6 maanden Totaal
Basis : ‐ N = 721 ouders
‐ ouders die een opvangplaats gevonden hebben
Niet significant verschillend (p = 0.119). Tabel 67. De socio‐demografische karakteristieken van de ouder en de duur van het zoekproces (XI). Diploma partner
geen‐lager‐ LSO
HSO
HOGER
24
170
487
%
%
%
1 maand of minder
29
35
41
> 1 tot 3 maanden
21
24
20
> 3 tot 6 maanden
17
25
25
33 100
16 100
14 100
N
> 6 maanden Totaal
Basis : ‐ N = 681 ouders
‐ ouders die een opvangplaats gevonden hebben
Niet significant verschillend (p = 0.153).
107
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
Verder stellen we vast (zie tabellen die hierop volgen) dat er geen verband is tussen de duur van dit zoekproces en de nationaliteit van de moeder van de moeder en/of de nationaliteit van de moeder van de vader, met name of deze grootmoeders (van het kind) van Belgische dan wel van buitenlandse nationaliteit zijn.
Tabel 68. De socio‐demografische karakteristieken van de ouder en de duur van het zoekproces (XII).
Duurtijd v/h zoeken
Moeder (van moeder) = Belg
Moeder (van moeder) = andere
674
49
%
%
1 maand of minder
38
33
> 1 tot 3 maanden
21
24
> 3 tot 6 maanden
25
22
16 100
20 100
N
> 6 maanden Totaal
Basis : ‐ N = 723 ouders
‐ ouders die een opvangplaats gevonden hebben
Niet significant verschillend (p = 0.698).
Tabel 69. De socio‐demografische karakteristieken van de ouder en de duur van het zoekproces (XIII). Duurtijd v/h zoeken
Moeder (van partner) = Belg
Moeder (van partner) = andere
N
620
72
%
%
1 maand of minder
39
33
> 1 tot 3 maanden
21
19
> 3 tot 6 maanden
25
22
14 100
25 100
> 6 maanden Totaal
Basis : ‐ N = 692 ouders
‐ ouders die een opvangplaats gevonden hebben
Niet significant verschillend (p = 0.120)..
108
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
Tabel 70. De socio‐demografische karakteristieken van de ouder en de duur van het zoekproces (XIV). Duurtijd v/h zoeken
grootmoeders 0/2 Belg
grootmoeders ‐ 1/2 Belg
grootmoeders‐ 2/2 Belg
27
71
624
%
%
%
1 maand of minder
30
37
39
> 1 tot 3 maanden
22
20
21
> 3 tot 6 maanden
22
21
25
26 100
23 100
15 100
N
> 6 maanden Totaal
Basis : ‐ N = 722 ouders
‐ ouders die een opvangplaats gevonden hebben
Niet significant verschillend (p = 0.541)..
Samengevat, de enige relaties die we konden vinden tussen de duur van het zoekproces en de karakteristieken van de opvangvoorziening of van de ouder zijn : -
locatie van de opvangvoorziening ((groot‐)stedelijk, stedelijk of landelijk;
-
locatie van de opvangvoorziening in termen van Barcelona‐norm en bezettingsgraad;
-
het hebben van een partner met een betaalde job;
-
het aantal jobs in het gezin.
In het geval de ouder zich naar een landelijk voorziening richt of beiden een betaalde job hebben 83 , zal een meerderheid van hen relatief snel een gepaste opvangplaats vinden. De snelheid waarmee de ouders een gepaste opvang vinden staat daarentegen niet in (statistisch significante) relatie tot de autochtone of allochtone origine van één van de ouders of de scholingsgraad van elk van de ouders.
83 We stelden namelijk een significant verband vast in het geval de partner een betaalde job heeft en in het geval er in het gezin 1,5 of 2 jobs zijn en de duurtijd van het zoeken.
109
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
De ouders die voor meer dan één kind opvang zoeken, zoeken niet langer naar opvang in vergelijking met de ouders die voor één kind opvang zoeken. Tabel 71. De socio‐demografische karakteristieken van de ouder en de duur van het zoekproces (XV). Duurtijd v/h zoeken
Opvang voor 1 kind
Opvang voor > 1 kind
675
54
%
%
1 maand of minder
39
30
> 1 tot 3 maanden
21
26
> 3 tot 6 maanden
24
31
16 100
13 100
N
> 6 maanden Totaal
Basis : ‐ N = 729 ouders
‐ ouders die een opvangplaats gevonden hebben
Niet significant verschillend (p = 0.389)..
Wanneer we onderscheid maken tussen (a) de ouders die nu voor het eerst formele opvang zoeken en (b) de ouders waarvan één of meerdere andere kinderen hetzij nu, hetzij vroeger door een kinderdagverblijf of onthaalouder worden/werden opgevangen, stellen we geen verschil vast. Tabel 72. De socio‐demografische karakteristieken van de ouder en het vinden van opvang (XVI). Eerste formele opvang
Nu of reeds eerder formele opvang (voor ander kind)
553
171
%
%
1 maand of minder
37
41
> 1 tot 3 maanden
21
21
> 3 tot 6 maanden
25
23
16 100
15 100
N
> 6 maanden Totaal
Basis : ‐ N = 724 ouders Niet significant verschillend (0.795) 110
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
Tabel 73. De socio‐demografische karakteristieken van de ouder en het vinden van opvang (XVII).
Eerste formele opvang
Nu reeds formele opvang (voor ander kind)
Reeds eerder formele opvang (voor ander kind)
N
553
83
87
%
%
%
1 maand of minder
37
51
32
> 1 tot 3 maanden
21
19
22
> 3 tot 6 maanden
25
18
29
16 100
12 100
17 100
> 6 maanden Totaal
Basis : ‐ N = 723 ouders Niet significant verschillend (0.265)
111
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
4. SAMENVATTING EN CONCLUSIES 1.048 ouders die naar een opvangplaats zochten voor hun kind werden een eerste keer telefonisch bevraagd 30 dagen nadat de coördinaten van de zoekende ouder voor de eerste maal door een opvangvoorziening geregistreerd waren om aan M.A.S. door te geven. Zes maand later werden ze een tweede maal telefonisch bevraagd tenzij op dat moment het kind nog geen twee maand geboren was. In dat geval werd het tweede contact uitgesteld tot het kind twee maand geboren was. De medewerkingsgraad van de ouders was zeer groot. De ouders zoeken op de eerste plaats een opvang(plaats) voor hun kind. om te kunnen (blijven) werken (96 % van hen). Zeven maand nadat de coördinaten van de zoekende ouder voor de eerste maal door een opvangvoorziening geregistreerd waren om aan M.A.S. door te geven, hadden 90,2 % van de ouders opvang gevonden, 9,8 % niet. Bij 76,4 % van de ouders startte de opvang tijdig en was volledig als gewenst. 10,8 % van alle ouders hadden een opvangplaats gevonden die later dan gewenst gestart was of van start ging gaan (dit is 11,9 % van de ouders die een opvangplaats gevonden hadden). 3,0 % van alle ouders vonden een opvangplaats die onvolledig was wat betreft het gewenste aantal halve en/of volle dagen (dit is 3.3 % van de ouders die een opvangplaats gevonden hadden). De consequenties ten gevolge van het niet vinden van de gepaste opvang of van een opvang die pas later dan gewenst kon starten en/of onvolledig is, zijn groot. Bij 16,6 % van alle geïnterviewde ouders zijn er gevolgen m.b.t. werk, opleiding, … van één van beide partners ten gevolge van de latere dan gewenste opvang, of van de onvolledige opvang of van het feit dat ze geen opvang gevonden hadden. Dit betreft alle personen die geen opvang gevonden hadden plus de helft van de ouders die een onvolledige en/of tijdelijke en/of latere dan gewenste opvang gevonden hadden. 4,6 % van alle ouders die naar opvang zochten zijn als gevolg hiervan deeltijds gaan werken of zijn ‐ al dan niet tijdelijk – gestopt met werken. Daarnaast hebben 3.2 % van alle ouders ouderschapsverlof, borstvoedingsverlof of tijdskrediet genomen of moeten nemen, 1,5 % heeft onbetaald verlof genomen, nog anderen hebben een nieuwe job moeten weigeren (2,9 %) of hebben een opleiding niet kunnen afmaken of zijn er niet mee kunnen starten (1,3 %).
112
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
In het geval van geen, van een latere dan gewenste of onvolledige opvang is het op de eerste plaats de ouder en/of partner die instaat voor deze tijdelijke en/of aanvullende “opvang”. De informele opvang is slechts in zowat één derde van de gevallen een oplossing. In dat geval zijn het veelal de grootouders die deze taak op zich nemen, en dan vooral wanneer de opvang niet voor alle gewenste volle en halve dagen is. Wat betreft de gevonden opvangplaats, zijn al deze ouders voor meer dan 85 – 90 % (zeer) tevreden over al de verschillende aspecten die betrekking hebben op de opvangvoorziening (i.c. startdatum, afstand tot woonplaats of werk, bereikbaarheid, openingsuren, type en aantal volle of halve dagen dat ze daar terechtkunnen), dit afgezien van de kostprijs waarover slechts 58 % tevreden is. Alle ouders zijn in dezelfde mate tevreden over de verschillende karakteristieken die met de opvangplaats te maken hebben, zij het dat ze 1 maand of minder gezocht hebben of zij het dat ze lang tot zeer lang gezocht hebben. Twee op drie ouders vinden dit zoeken (zeer) moeilijk, waarbij we vaststellen dat er een sterk verband is tussen de duur van het zoekproces en de mate waarin de respectievelijke ouder dit zoeken zeer gemakkelijk tot zeer moeilijk vond. Ouders die 1 maand of minder gezocht hebben, evalueren dit zoeken veel frequenter gemakkelijk in vergelijking met de ouders die langer dan zes maanden gezocht hebben. In het geval de ouder een partner heeft, beide ouders een voltijdse job hebben, beide ouders hoger geschoold zijn of beide ouders van autochtone origine zijn, zal een grote meerderheid van hen een gepaste opvangplaats vinden. In het geval de ouder echter een alleenstaande ouder is, indien de ouder of beide ouders lager geschoold zijn, geen (voltijdse) job hebben of van allochtone origine zijn, dan zullen ze veel minder frequent een opvangplaats vinden. Een voorrangsbeleid met wettelijke criteria is dan duidelijk ook op zijn plaats.
113
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
De ouders die voor meer dan één kind opvang zoeken zijn niet meer of minder succesvol in vergelijking met de ouders die voor één kind opvang zoeken. Ook stellen we geen verschil vast tussen de ouders die nu voor het eerst formele opvang zoeken en de ouders waarvan één of meerdere andere kinderen hetzij nu, hetzij vroeger door een kinderdagverblijf of onthaalouder worden/werden opgevangen. Bij de analyse van het opnamebeleid stellen we in de praktijk echter vast dat nogal wat opvangvoorzieningen rekening houden met het feit dat de respectievelijke ouder reeds een ander kind in de opvangvoorziening heeft 84 . Daarentegen is er geen verband tussen het vinden van een gepaste opvangplaats en het type opvangvoorziening dat de ouders gecontacteerd hebben of met de initiële keuze van de ouder wat betreft het gewenste type, noch met de locatie (grootstedelijk, stedelijk of landelijk) van de opvangvoorziening die door de ouders gecontacteerd is, noch met de lage of hoge bezettingsgraad of de lage of hoge Barcelona‐norm van de regio waarin de opvangvoorziening zich bevindt. De ouders beperken hun zoekproces niet tot één enkel type opvangvoorziening. Bijna 9 op 10 ouders zoeken opvang in een kinderdagverblijf, iets meer dan de helft van de ouders zoekt (ook) opvang via een dienst voor onthaalouders en quasi de helft van de ouders zoekt (ook) opvang bij zelfstandige onthaalouders. In totaal, en dit over alle types heen, contacteren elk van deze ouders gemiddeld bijna 13 voorzieningen, diensten of zelfstandige onthaalouders, en dit afgezien van de bij een Dienst voor kinderopvang aangesloten onthaalouders wiens adressen ze van de Diensten voor kinderopvang doorkrijgen.
84 We hebben echter geen duidelijke aanwijzingen die deze al dan niet schijnbare discrepantie zouden kunnen verklaren.
114
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
De ouders beginnen doorgaans vrij lang voor de gewenste start van de opvang te zoeken naar opvang. De gemiddelde tijdsspanne (mediaan) tussen de start van het zoeken en de gewenste opvangdatum is 10 maanden. Bijna 4 op 10 van alle ouders hebben 1 maand of minder moeten zoeken. Aan de andere kant heeft 1 op 6 van deze ouders langer dan 6 maanden gezocht met een uitloper tot 25 maanden. De mediaan is twee maanden. Er is er geen verband tussen de duur van het zoekproces en de tijdsspanne tussen de start van het zoeken en de gewenste opvangdatum. Er is echter wel een verband tussen het al dan niet vinden van opvang enerzijds en de tijdsspanne tussen de start van het zoeken en de gewenste opvangdatum anderzijds, waarbij we vaststellen dat de ouders waarvan de tijdsspanne tussen de start van het zoeken en de gewenste opvangdatum “kort” is (9 maanden of minder), meer kans maken om binnen die periode geen opvang te vinden. In deze context dienen we aan te geven dat uit de analyse van het opnamebeleid van de opvangvoorzieningen blijkt dat een grote groep opvangvoorzieningen naar hun wachtlijst teruggrijpen wanneer er een plaats vrijkomt, waarbij de positie van de ouder op deze lijst een niet onaanzienlijke rol speelt. Dit in combinatie met het feit dat een groot aantal opvangvoorzieningen hun bezetting één jaar tot anderhalf jaar op voorhand opmaken, leidt er effectief toe dat het voor de ouder van groot belang is om reeds lang voor de gewenste startdatum van de opvang op zoek te gaan naar een opvangplaats. Dit heeft tegelijkertijd ook tot gevolg dat nogal wat ouders een opvangplaats vinden (en aannemen) die later start dan gewenst was (zie hiervoor). Bij 32 % van alle ouders is de periode tussen de vermoedelijke geboortedatum van het kind en de door de ouder gewenste start van de opvang meer dan 14 weken. De ouders overbruggen deze langere periode dan 14 weken tussen de (vermoedelijke) bevalling en de gewenste start van de opvang het meest frequent door gebruik te maken van ouderschapsverlof of borstvoedingsverlof of door het verschuiven van vakantie.
115
Kind en Gezin Zoekproces kinderopvang.
De initiële voorkeur van de ouder voor een kinderdagverblijf of voor een onthaalouder heeft geen impact heeft op het succes dat de ouder zal hebben bij het vinden van een geschikte opvangplaats, maar de initiële voorkeur is wel bepalend voor de duur van het zoekproces (niet voor het aantal contacten) die het de ouder vraagt om een geschikte opvangplaats te vinden, waarbij we vaststellen dat de ouders met een initiële voorkeur voor een onthaalouder het snelst een opvangplaats vinden. We stellen bovendien een verband vast tussen de plaats waar de opvangvoorziening gelokaliseerd is (landelijk, stedelijk of grootstedelijk) en de duur van het zoekproces. De ouders die een opvangvoorziening contacteren die in een landelijke plaats is gelegen, zullen veel sneller een geschikte opvangplaats vinden in vergelijking met de ouders die zich richten naar een stedelijke of grootstedelijke opvangplaats. Er is een relatie tussen de bezettingsgraad en de Barcelona‐norm en de combinatie van deze beiden enerzijds en de duur van het zoekproces anderzijds. In het geval de opvangvoorziening gelokaliseerd is in een regio met een hoge Barcelona‐norm (dus een groot aanbod) en een lage bezettingsgraad (dus een lage vraag), dan stellen we vast dat een overgrote meerderheid van de ouders snel een opvang vindt. Omgekeerd, in het geval de opvangvoorziening gelokaliseerd is in een regio met een hoge Barcelona‐norm (dus een groot aanbod) waar er tegelijkertijd een hoge bezettingsgraad (dus een hoge vraag) is, dan zal slechts een minderheid van de ouders vrij snel een gepaste opvang vinden. In het geval de ouders beiden een betaalde job hebben zal een meerderheid van hen relatief snel een gepaste opvangplaats vinden. De snelheid waarmee de ouders een gepaste opvang vinden staat daarentegen niet in relatie tot de autochtone of allochtone origine van één van de ouders of de scholingsgraad van elk van de ouders. Tot slot, de ouders die voor meer dan één kind opvang zoeken, vinden niet minder snel opvang dan de ouders die voor één kind opvang zoeken. Ook stellen we qua zoekduur geen verschil vast tussen de ouders die nu voor het eerst formele opvang zoeken en de ouders waarvan één of meerdere andere kinderen hetzij nu, hetzij vroeger door een kinderdagverblijf of onthaalouder worden/werden opgevangen. 116