1 Eind september 1904 – Lincoln, Nebraska Caroline
M
et een f linke klap liet Caroline Lang het dikke pak met zorgvuldig handgeschreven aantekeningen op Nobels bureau vallen, midden op de leren onderlegger. Zelf zonk ze neer in de dichtstbijzijnde stoel. Snerpend krasten de ranke stoelpoten over de glanzende, eikenhouten vloer. In plaats van haar excuses aan te bieden voor de krassen die haar onachtzaamheid zeker teweeggebracht had – Nobel was de meest pietluttige perfectionist die ze ooit was tegengekomen – zei ze: ‘Zo! Het volledige rapport over de huisvesting van suikerbietenplukkers. Daar heb ik mijn week vrij wel mee verdiend.’ Met een grijns onderwierp ze haar paarse vingertoppen aan een nadere inspectie. ‘Als ik ooit nog één suikerbiet zie, ga ik gillen.’ Nobel grinnikte. ‘Nou nou, Caroline, je hield al niet van bieten voordat ik je naar Omaha stuurde. Je zegt altijd dat ze stinken tijdens het koken.’ ‘Precies!’ Ze knikte zo hard dat er enkele pijpenkrullen uit haar knot ontsnapten en op haar schouders dansten. ‘En niet alleen als je ze kookt. Je zou ze eens moeten ruiken als ze in een bak in de zon liggen.’ Vermoeid kwam ze overeind. ‘Ik ben van plan om mijn vrije week slapend door te brengen. Je weet me te vinden als er nog vragen zijn over het rapport, maar ik ben er vrij zeker van
5
dat het in orde is. Kort en bondig, precies zoals jij het me geleerd hebt.’ Met een glimlach die genegenheid uitdrukte, keek ze naar haar vriend en mentor. Zonder erin te kijken, legde Nobel het in leer gebonden pakket opzij: ‘Je weet dat ik je vertrouw, Caroline.’ Zijn eenvoudige commentaar verwarmde haar hart. Ze glimlachte nog eens en draaide zich om naar de deur. ‘En aangezien ik je vertrouw …’ Iets in de toon waarop hij dat zei, maakte dat haar hand, die al op weg was naar de glimmende, koperen deurknop, halverwege bleef zweven. Ze keek over haar schouder en zag hoe hij over zijn baard streek, een bekend gebaar van bezorgdheid. Ze liep terug naar de stoel en ging dit keer heel voorzichtig zitten. ‘Wat is er?’ De angst sloeg haar om het hart en ze kreeg een droge mond. ‘Is er iets met Annamarie?’ Ze bad vurig dat er tijdens haar afwezigheid niets ernstigs gebeurd was met de lieve, maar broze vrouw van Nobel. Ze hield van Annamarie, bijna net zo veel als van Nobel. ‘Met Annamarie is alles prima.’ Caroline slaakte een zucht van verlichting. ‘O, gelukkig!’ ‘Maar ik ben helaas een inspecteur kwijt.’ Er gleed een bedroefde trek over Nobels gezicht. ‘Een goede man – Harmon Bratcher. Hij laat een vrouw en twee zonen achter.’ ‘O nee …’ Als inspecteur van het Arbeiders Comité wist Caroline dat het werk gevaarlijk kon zijn. Soms bezochten ze openlijk fabrieken of werkplaatsen om onderzoek te doen, en soms deden ze zich voor als arbeiders, om ongemerkt de werkzaamheden te kunnen observeren. Hun aanwezigheid werd maar zelden op prijs gesteld en soms werden ze zelfs bedreigd. Ook de reis van en naar een opdracht was niet zonder gevaren. Elke keer als ze op weg ging, bad Nobel voor haar veiligheid. Ze vertrouwde erop dat Annamarie en Nobel gedurende het hele onderzoek voor haar baden. Tot nu toe was ze altijd ongedeerd teruggekeerd. Moe, dat wel, maar ongedeerd. Haar
6
hart ging uit naar die arme meneer Bratcher, naar zijn gezin en naar Nobel, die zich zo verantwoordelijk voelde voor zijn agenten. Caroline liep om het bureau heen, sloeg haar armen om Nobels schouders en drukte haar wang tegen de zijne. Zijn dikke, witte baard kriebelde tegen haar kin, maar ze trok zich niet terug. Hij had haar troost nodig. Hij klopte op haar polsen, een stilzwijgend gebaar van dank. ‘Ja, het is erg moeilijk geweest. Ik beschouwde hem als een goede vriend.’ Caroline kende Bratcher niet goed genoeg om te zeggen dat hij een vriend van haar was, maar ze had hem weleens ontmoet. Ze had bewondering gehad voor zijn sterke gedrevenheid om de leeftijdswetten voor arbeiders in heel Amerika te veranderen. Door zijn vroegtijdig overlijden had de coalitie die vocht om een eind te maken aan kinderarbeid, een sterke medestander verloren. Ze schoof een stukje op en leunde tegen de rand van Nobels bureau. Ze liet een troostende hand op zijn brede schouder liggen. ‘Wat is er gebeurd?’ ‘Volgens het officiële politierapport is hij in een liftschacht gevallen en heeft daarbij zijn nek gebroken.’ Wat een verschrikkelijke manier om aan je eind te komen. Maar naast de afschuw voelde ze ook een steek van argwaan. ‘Je gelooft het politierapport niet?’ Nobel keek haar strak aan. ‘Het zou best waar kunnen zijn. Ongelukken gebeuren nu eenmaal, zeker in een fabriek. Maar een week voordat hij viel, kreeg ik een telegram van Harmon. Er stond in dat hij van plan was om op zondag stiekem de fabriek binnen te sluipen – de enige dag in de week dat er geen arbeiders zijn. Hij wilde verdachte boekhoudgegevens ophalen, waar hij de week daarvoor een glimp van had opgevangen. Maar hij stierf voordat hij me meer informatie kon geven. Er bevonden zich geen documenten op zijn lichaam. Dus ik kan alleen maar gissen dat hij in de schacht is gevallen voordat hij de papieren te pakken had, of …’
7
‘Of iemand heeft ze weggehaald’, maakte ze zijn zin af. Nobel knikte somber en pakte haar hand. ‘Caroline, ik weet dat je net terug bent van een onderzoek. Je bent moe en je hebt met recht een week rust verdiend, maar er is een vacature in de fabriek waar Harmon gestorven is.’ Caroline verstijfde, in afwachting van het verzoek waarvan ze wist dat het zou volgen. ‘Het is een vacature voor een sjouwer, een baantje dat in de regel alleen aan vrouwen wordt gegeven.’ Zijn vingers sloten zich vaster om haar hand. ‘Jij bent mijn enige vrouwelijke inspecteur, Caroline. Wil jij naar Sinclair gaan om te solliciteren en de baan vervolgens gebruiken als dekmantel om Harmons dood te onderzoeken? Ik zou je dan vanavond al op de trein moeten zetten.’ De hele reis naar huis had ze zich verheugd op een uitgebreid, warm bad, gevolgd door enkele lome dagen in haar comfortabele bed met veren matras. De gedachte om diezelfde avond alweer te moeten vertrekken, zonder zelfs maar een paar uur te kunnen rusten, deed haar bijna kreunen. Maar hoe kon ze ‘nee’ zeggen tegen Nobel, die zo veel voor haar gedaan had? Nobel ging verder: ‘Natuurlijk kan het onderzoek naar Harmons dood niet de officiële reden zijn van jouw aanwezigheid daar. Dan zouden we in het vaarwater van de lokale autoriteiten terechtkomen. Officieel zou je daar moeten zijn om Harmons rapport af te maken over de veiligheidsmaatregelen in de fabriek – of het gebrek daaraan. Harmon heeft een aantal berichten gestuurd over zijn bevindingen. Hij was met name bezorgd over het aantal minderjarige arbeiders in de fabriek, maar hij overleed voordat hij een volledig rapport kon inleveren.’ Caroline schrok op, haar hart ging als een razende tekeer. ‘Minderjarige arbeiders?’ Nobels lippen vormden een strakke lijn. ‘Volgens Harmon heeft deze fabriek onevenredig veel kindarbeiders in dienst.’
8
De nieuwe informatie over de situatie deed haar vermoeidheid als sneeuw voor de zon verdwijnen. Deze kans om haar persoonlijke strijd tegen kinderarbeid voort te zetten en tegelijk Nobels zorgen over de dood van Bratcher weg te nemen, kon ze niet aan zich voorbij laten gaan. ‘Ik zal gaan.’ De opluchting op Nobels gezicht was voldoende compensatie voor het verlies van haar warme bad, gevolgd door een week van luierend herstellen. ‘Dankjewel, Caroline, er is niemand anders aan wie ik deze opdracht kan of wil toevertrouwen.’ Zijn vertrouwen in haar raakte haar diep, maar het maakte haar ook bang. Er was tenslotte al een inspecteur omgekomen in die fabriek. ‘Heere, gaat U alstublieft met me mee’, bad ze in stilte. Ze haalde diep adem en zei: ‘Ik zal je niet teleurstellen, Nobel. Dat beloof ik.’
9