December 2015
Ontwerp
Bestemmingsplan “Eibergen, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2015-1 (Mors 15) Ontwerp
Eibergen, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2015-1 (Mors 15)
Plannaam: IMRO-nummer: Plantype: Status: Datum:
Eibergen, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2015-1 (Mors 15) NL.IMRO.1859.BPEBG20150005-0010 Bestemmingsplan Ontwerp December 2015
BJZ.nu Bestemmingsplannen
2
Bestemmingsplan “Eibergen, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2015-1 (Mors 15) Ontwerp
Inhoudsopgave
TOELICHTING
5
Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Aanleiding 1.2 Ligging van het plangebied 1.3 De bij het plan behorende stukken 1.4 Huidig planologisch regiem 1.5 Leeswijzer
6 6 6 6 7 8
Hoofdstuk 2 Huidige en gewenste situatie 2.1 Huidige situatie 2.2 Gewenste situatie
9 9 10
Hoofdstuk 3 Inventarisatie van het geldend beleid 3.1 Rijksbeleid 3.2 Provinciaal beleid 3.3 Gemeentelijk beleid
11 11 13 15
Hoofdstuk 4 Onderzoek en uitvoerbaarheidsaspecten 4.1 Algemeen 4.2 Geluid 4.3 Bodemkwaliteit 4.4 Luchtkwaliteit 4.5 Externe veiligheid 4.6 Milieuzonering 4.7 Ecologie 4.8 Archeologie & Cultuurhistorie 4.9 Besluit milieueffectrapportage 4.10 Waterparagraaf
17 17 17 17 18 18 20 21 23 24 25
Hoofdstuk 5 Juridische planopzet 5.1 Inleiding 5.2 Opzet van de regels 5.3 Verantwoording van de regels
28 28 28 30
Hoofdstuk 6
32
Economische uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid 7.1 Vooroverleg 7.2 Inspraak
33 33 33
REGELS
34
Hoofdstuk 1 Artikel 1 Artikel 2
Inleidende regels Begrippen Wijze van meten
35 35 41
Hoofdstuk 2 Artikel 3 Artikel 4 Artikel 5 Artikel 6
Bestemmingsregels Bedrijventerrein Groen Leiding - Riool Waarde - Archeologische Verwachting 3
42 42 45 46 47
BJZ.nu Bestemmingsplannen
3
Bestemmingsplan “Eibergen, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2015-1 (Mors 15) Ontwerp Hoofdstuk 3 Artikel 7 Artikel 8 Artikel 9 Artikel 10 Artikel 11 Artikel 12
Algemene regels Anti-dubbeltelregel Algemene bouwregels Algemene gebruiksregels Algemene afwijkingsregels Algemene wijzigingsregels Algemene procedureregels
50 50 51 52 53 54 55
Hoofdstuk 4 Artikel 13 Artikel 14
Overgangs- en slotregels Overgangsrecht Slotregel
56 56 57
Bijlagen bij de regels
58
Bijlage 1
59
Staat van bedrijfsactiviteiten
BJZ.nu Bestemmingsplannen
4
Bestemmingsplan “Eibergen, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2015-1 (Mors 15) Ontwerp
TOELICHTING
BJZ.nu Bestemmingsplannen
5
Bestemmingsplan “Eibergen, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2015-1 (Mors 15) Ontwerp
Hoofdstuk 1 1.1
Inleiding
Aanleiding
Dit bestemmingsplan heeft betrekking op een weggedeelte en een gedeelte van het talud van de spoordijk gelegen naast het bedrijfspand Mors 15, waar Sportwijzer Beheer BV gevestigd is. Door de herinrichting van het bedrijventerrein De Mors ontstaat de mogelijkheid om de oude loop van de Berkel te herstellen. Door deze ontwikkeling zal De Mors worden afgesneden en hiermee een doodlopende weg worden. De weg zal hierdoor uitsluitend nog maar worden gebruikt door Sportwijzer Beheer BV en verliest hiermee de verkeerskundige functie. Sportwijzer Beheer BV is voornemens deze gronden in gebruik te nemen voor opslag, stalling en aanverwante doeleinden. Van nieuwe bedrijfsgebouwen is geen sprake. Het beoogde gebruik is niet in overeenstemming met de geldende bestemmingsplannen waardoor een bestemmingsplanherziening is vereist. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin. Hierbij zal worden aangetoond dat de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling in overeenstemming is met 'een goede ruimtelijke ordening'.
1.2
Ligging van het plangebied
Het plangebied bestaat uit gronden gelegen naast het bedrijfspand Mors 15, op bedrijventerrein 'De Mors' in de kern Eibergen. De locatie is kadastraal bekend als gemeente Eibergen, sectie D, nummers 9938 en 10532 (beiden gedeeltelijk). In figuur 1.1 is globaal de ligging ten opzichte van de kern Eibergen en ten opzichte van de directe omgeving weergegeven.
Figuur 1.1: Ligging plangebied ten opzichte van de kern Eibergen en de directe omgeving (Bron: ArcGIS)
1.3
De bij het plan behorende stukken
Het bestemmingsplan "Eibergen, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2015-1 (Mors 15)" bestaat uit de volgende stukken:
verbeelding (tek.nr.: NL.IMRO.1859.BPEBG20150005-0010) en een renvooi; regels; toelichting.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden weergegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting geeft een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten, maar maakt geen deel uit van het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. BJZ.nu Bestemmingsplannen
6
Bestemmingsplan “Eibergen, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2015-1 (Mors 15) Ontwerp
1.4
Huidig planologisch regiem
Het plangebied ligt binnen de begrenzing van de bestemmingsplan 'Eibergen, Bedrijventerreinen 2011' (vastgesteld op 26 juni 2012) en bestemmingsplan 'De Mors' (vastgesteld op 13 september 1994). Het bestemmingsplan 'Eibergen, Bedrijventerreinen 2011' is na de aanpassing zoals beschreven in de uitspraak van Raad van State uitspraak is het op plan 8 mei 2013 onherroepelijk geworden. In figuur 1.2 is een uitsnede van het geldend bestemmingsplan met daarop het plangebied weergegeven. De mogelijk te herstellen oude loop van de Berkel is tevens waarneembaar.
Figuur 1.2: Uitsnede bestemmingsplan 'Eibergen, Bedrijventerreinen 2011' (Bron: gemeente Berkelland) Op basis van het geldende bestemmingsplan zijn de gronden binnen het plangebied bestemd als 'Verkeer Verblijfsgebied' en 'Groen'. Daarnaast gelden de dubbelbestemmingen 'Leiding - Riool' en 'Waarde Archeologisch Verwachting 3'. De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn hoofdzakelijk bestemd voor wegen, straten, pleinen en voet- en fietspaden, markten en parkeervoorzieningen waaronder ook garageboxen. De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn hoofdzakelijk bestemd voor groenvoorzieningen, kleinschalig gebruik voor agrarische doeleinden, verblijfsgebied, paden en verhardingen, parkeervoorzieningen en speelvoorzieningen. De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de in de strook gelegen leidingen. De voor 'Waarde - Archeologische Verwachting 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de naar verwachting aanwezige archeologische waarden in de bodem. Het gebruik van de gronden ten behoeve van bedrijvigheid is niet in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan. Derhalve is een bestemmingsplanherziening noodzakelijk. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de genoemde gewenste juridisch-planologische kaders voor de gewenste situatie.
BJZ.nu Bestemmingsplannen
7
Bestemmingsplan “Eibergen, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2015-1 (Mors 15) Ontwerp
1.5
Leeswijzer
Na deze inleiding wordt in Hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige en gewenste situatie van het plangebied. In Hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het beleidskader. Hierin wordt het beleid van Rijk, provincie Gelderland en de gemeente Berkelland beschreven. In Hoofdstuk 4 passeren alle relevante milieu- en omgevingsthema's de revue. Hoofdstuk 5 gaat in op de juridische aspecten/planverantwoording, waarna in Hoofdstuk 6 de economische uitvoerbaarheid van het project wordt beschreven. Hoofdstuk 7 gaat tot slot in op de maatschappelijke uitvoerbaarheid.
BJZ.nu Bestemmingsplannen
8
Bestemmingsplan “Eibergen, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2015-1 (Mors 15) Ontwerp
Hoofdstuk 2 2.1
Huidige en gewenste situatie
Huidige situatie
De ruimtelijke structuur op het bedrijventerrein wordt bepaald door de functionaliteit. Voor een bedrijventerrein is het vooral van belang dat het logisch is ingedeeld en dat sprake is van een goede ontsluitingsstructuur. Aan de oostzijde van het plangebied loopt de voormalige spoordijk. Op deze spoordijk ligt nu een voet- en fietspad naar de overzijde van de Berkel. Het gebied ten oosten van het tracé van de oude spoorlijn is bekend als het KTV-terrein. Hier is een nieuw woongebied ontwikkeld. Het gebied ten westen van deze lijn staat bekend als De Mors. Het plangebied grenst aan de westkant aan het bedrijfsperceel Mors 15 van Sportwijzer Beheer BV en een openbaar nutsgebouw. Aan de zuidzijde grenst het plangebied aan de Mors. Aan de westkant loopt de voormalige spoordijk en aan de noordzijde is een doodlopend voet- fietspad aanwezig. Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 800 m 2 is onbebouwd. Het weggedeelte is door herinrichting van het bedrijventerrein doodlopend geworden en heeft daarom geen verkeersfunctie meer. Daarnaast maakt een deel van het talud van de spoordijk deel uit van het plangebied. In afbeelding 2.1 zijn enkele (lucht)foto's van de huidige situatie opgenomen.
BJZ.nu Bestemmingsplannen
9
Bestemmingsplan “Eibergen, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2015-1 (Mors 15) Ontwerp
Afbeelding 2.1 Huidige situatie (Google Streetview/ Atlas Leefomgeving)
2.2
Gewenste situatie
In de nieuwe situatie wordt het plangebied gebruikt ten behoeve van opslag, stalling en aanverwante doeleinden door het naastgelegen bedrijf Sportwijzer Beheer BV. De huidige verharding in het plangebied blijft ongewijzigd. Wel wordt het terrein voorzien van een hekwerk. Van het bouwen van nieuwe bedrijfsgebouwen is geen sprake. De ontwikkeling brengt, gelet op het beoogde gebruik, geen significante toename van verkeersbewegingen of parkeerdruk met zich mee. Overigens wordt opgemerkt dat de Mors voldoende capaciteit biedt voor een (beperkte) toename van verkeersbewegingen. Om het weggedeelte in het plangebied aan de openbaarheid te onttrekken wordt er een verkeersbesluit te genomen. Daarnaast is het weggedeelte in dit bestemmingsplan voorzien van een passende bestemming. Het ontrekken van dit weggedeelte heeft geen effect voor de bereikbaarheid van overige aangrenzende gronden. Gezien het vorenstaande wordt geconcludeerd dat er vanuit verkeerskundig oogpunt geen bezwaren zijn tegen de in dit plan besloten ontwikkeling.
BJZ.nu Bestemmingsplannen
10
Bestemmingsplan “Eibergen, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2015-1 (Mors 15) Ontwerp
Hoofdstuk 3
Inventarisatie van het geldend beleid
3.1
Rijksbeleid
3.1.1
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
3.1.1.1 Algemeen De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 vastgesteld. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het een aantal ruimtelijke doelen en uitspraken in onder andere de Agenda Landschap en de Agenda Vitaal Platteland. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. 3.1.1.2 Rijksdoelen en regionale opgaven In de SVIR heeft het Rijk drie rijksdoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland; Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat; Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Voor de drie rijksdoelen worden de 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. De drie hoofddoelen van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid kennen nationale opgaven die regionaal neerslaan. Opgaven van nationaal belang in Oost-Nederland (de provincies Gelderland en Overijssel) zijn:
Het waar nodig verbeteren van de internationale achterlandverbindingen (weg, spoor en vaarwegen) die door Oost Nederland lopen. Dit onder andere ten behoeve van de mainports Rotterdam en Schiphol; Het formuleren van een integrale strategie voor het totale rivierengebied van Maas en Rijntakken (Waal, Nederrijn, Lek en de IJssel, deelprogramma rivieren van het Deltaprogramma) en de IJsselvechtdelta (deelprogramma's zoetwater en rivieren) voor waterveiligheid in combinatie met bereikbaarheid, ruimtelijke kwaliteit, natuur, economische ontwikkeling en woningbouw; Het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) EHS, inclusief de Natura 2000 gebieden (zoals de Veluwe); Het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk (380 kV), onder andere door het aanwijzen van het tracé voor aansluiting op het Duitse hoogspanningsnet.
Het 'Besluit algemene regels ruimtelijke ordening' (Barro) is als Algemene maatregel van Bestuur (AmvB) direct gekoppeld aan de SVIR. In het Barro is concreet aangegeven welke nationale belangen geborgd worden in bestemmingsplannen en andere plannen van de overheden.
BJZ.nu Bestemmingsplannen
11
Bestemmingsplan “Eibergen, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2015-1 (Mors 15) Ontwerp 3.1.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking In de SVIR wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij dient de behoefte aan een stedelijke ontwikkeling te worden aangetoond. De ladder kent drie treden die achter elkaar worden doorlopen.
Afbeelding 3.1: Ladder voor duurzame verstedelijking (Bron: Ministerie van Infrastructuur en Milieu) 3.1.2
Toetsing aan de uitgangspunten zoals verwoord in het rijksbeleid
De SVIR laat zich niet specifiek uit over dergelijke lokale ontwikkelingen. De uitbreiding van het bedrijventerrein raakt geen rijksbelangen zoals opgenomen in de SVIR. Ladder voor duurzame verstedelijking Eerst moet worden bezien of de Ladder voor duurzame verstedelijking van toepassing is. Dat hangt af van de vraag of wordt voorzien in een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'. Stedelijke ontwikkeling Het begrip ‘stedelijke ontwikkeling’ wordt in Bro 1.1.1. als volgt gedefinieerd: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Zo heeft de Raad van State in een uitspraak van 23 april 2014 geoordeeld dat een plan dat voorzag in een bedrijfsgebouw met een maximale oppervlakte van 400 m 2, op een bedrijfsperceel met een oppervlakte van circa 2.360 m2, vanwege de kleinschalige bedrijfsbebouwing en de beperkte omvang en de beperkte gebruiksmogelijkheden, niet kan worden aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, lid 2 van het Bro (Ladder voor duurzame verstedelijking) (zie AbRvS 23 april 2014, nr. 201306183/1/R3). De uitbreiding van het bedrijfsperceel beslaat een oppervlakte van ± 450 m2. Van extra oppervlakte aan bedrijfsgebouwen is geen sprake. Het oppervlakte van de uitbreiding is (aanzienlijk) kleiner dan de ontwikkeling in de betreffende uitspraak van 23 april 2014. Gezien het vorenstaande kan daarom redelijkerwijs worden geconcludeerd dat, in dit geval geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, lid 2 van het Bro. Het nader toetsen van het initiatief aan de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' is niet noodzakelijk.
BJZ.nu Bestemmingsplannen
12
Bestemmingsplan “Eibergen, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2015-1 (Mors 15) Ontwerp
3.2
Provinciaal beleid
3.2.1
Omgevingsvisie Gelderland
3.2.1.1 Algemeen De provincie Gelderland heeft een nieuwe integraal provinciaal beleidsplan, de Omgevingsvisie Gelderland. De Provinciale Staten van Gelderland heeft de Omgevingsvisie op 9 juli 2014 vastgesteld. In de Omgevingsvisie heeft de provincie twee doelen gedefinieerd die de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur benadrukken. De doelen zijn:
een duurzame economische structuurversterking; het borgen van de kwaliteit en de veiligheid van onze leefomgeving.
Deze doelen versterken elkaar en kunnen niet los van elkaar gezien worden. Economische structuurversterking vraagt om een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Dat is meer dan een goede bereikbaarheid en voldoende vestigingsmogelijkheden. Het betekent ook een aantrekkelijke woon- en leefomgeving met de unieke kwaliteiten van natuur, water en landschap in Gelderland. In deze Omgevingsvisie staat het 'fysieke' in de leefomgeving centraal. Tegelijk zit er een sterke 'sociale' component aan de opgaven voor sterke steden en een vitaal landelijk gebied. 3.2.1.2 Achterhoek De Achterhoek is een regio met veel kwaliteiten en waarden:
een mooi landschap; veel natuurschoon; mooie steden en dorpen; een grote onderlinge betrokkenheid (naoberschap); een hoge arbeidsmoraal; bescheidenheid.
3.2.1.3 Werken De provincie en haar partners streven samen naar behoud en verdere economische ontwikkeling van Gelderland tot een krachtige, duurzame, innovatieve en internationaal concurrerende regio. Een regio die passende werkgelegenheid biedt voor iedereen die wil en kan werken. De opgaven die zij hierbij zien, zijn:
een gezonde economie die de mensen in Gelderland een behoorlijk inkomen biedt; arbeidsparticipatie van de Gelderse beroepsbevolking optimaliseren; bereikbaar werk voor iedereen.
Ambitie en rol van de provincie De provincie streeft naar het behoud van kansrijke bestaande bedrijven en werkgelegenheid om de concurrentiepositie van Gelderland te versterken. Een optimaal vestigingsklimaat is het doel, waarbij bedrijven zich kunnen ontwikkelen en kunnen zorgen voor werkgelegenheid. De provincie gaat uit van de kracht van ondernemers en ondernemingen. De provincie zet zich maximaal in om kansrijke bedrijven te faciliteren. De provincie gaat op zoek naar de economische dynamiek en ondersteunt de economische kracht van Gelderse bedrijven. De provincie bevordert de topsectoren:
Agrofood; Health; Energie- en Milieutechnologie; Maakindustrie.
BJZ.nu Bestemmingsplannen
13
Bestemmingsplan “Eibergen, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2015-1 (Mors 15) Ontwerp In deze sectoren willen provincie en partners excelleren, met name omdat deze zich hebben ontwikkeld tot sectoren met een internationale uitstraling. Naast deze vier topsectoren beschikt Gelderland over verschillende andere veelbelovende bedrijfstakken, die met een innoverende aanpak hun marktpositie verder kunnen vergroten. Deze 'aandachtssectoren' zijn:
de logistieke sector; de agrarische sector; de vrijetijdseconomie; de creatieve sector; voor het midden- en kleinbedrijf wil de provincie extra aandacht besteden aan ontwikkelingsmogelijkheden.
Het uitgangspunt om veelbelovende bedrijven of bedrijfstakken te laten groeien en hun marktpositie te vergroten middels een innoverende aanpak, blijft ook van toepassing. De provincie streeft naar zorgvuldig ruimtegebruik: terughoudendheid bij het aanleggen van nieuwe bedrijventerreinen en veel aandacht voor het revitaliseren van bestaande terreinen. Als functieverandering, sloop of een andere invulling van ruimtes (voor kantoren) nodig is, dan is het goed hiervoor te kiezen in plaats van het bouwen van nieuwe kantoren. Kansen zijn er ook om beeldbepalende gebouwen niet te slopen, maar in te zetten voor hergebruik op een wijze die de kwaliteit van de omgeving verbetert. Om discrepanties op de arbeidsmarkt te verminderen wil de provincie overlegstructuren bevorderen voor samenwerking tussen onderwijsinstellingen en het bedrijfsleven. Daarnaast wil zij ook specifieke uitvoeringsprogramma's stimuleren voor de arbeidsmarkt in de Gelderse topsectoren. Extra aandacht besteedt de provincie aan het bereikbaar houden en maken van werk- en stageplaatsen voor forensen, ook in plattelandsgemeenten. 3.2.1.4 Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik Het accent van stedelijke ontwikkelingen verschuift van nieuwbouw naar het vitaliseren van bestaande gebieden en gebouwen. Voor een goede afweging van keuzes voor locaties van nieuwe gebouwen staat de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik centraal. Met deze ladder wordt een transparante besluitvorming en een zorgvuldige ruimtelijke afweging nagestreefd. Het gaat om het tijdig afwegen van kansen en mogelijkheden om bestaande gebouwen te benutten bij overwegingen van nieuwe bebouwing. Als juridische basis gebruikt de provincie de ladder voor duurzame verstedelijking die het Rijk heeft vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In elk bestemmingsplan dat voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling dienen gemeenten volgens de rijksladder aan de hand van drie stappen de locatiekeuze te motiveren. Deze rijksladder is van provinciaal belang. Aangezien de juridische borging van de ladder al geregeld is in het Bro, heeft de provincie de ladder niet nogmaals opgenomen in de provinciale omgevingsverordening. 3.2.2
Omgevingsverordening Gelderland
De provincie beschikt over een palet van instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. In artikel 2.3.2.1 van de Omgevingverordening Gelderland zijn de regels voor Bedrijventerreinen opgenomen. In bestemmingsplannen wordt de bestemming tot bedrijventerreinen slechts toegestaan indien dit past in de door Gedeputeerde Staten vastgestelde regionale afspraken ten aanzien van de programmering van bedrijventerreinen (Regionaal Programma Bedrijventerreinen).
BJZ.nu Bestemmingsplannen
14
Bestemmingsplan “Eibergen, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2015-1 (Mors 15) Ontwerp 3.2.3
Toetsing aan het provinciaal beleid
Door herinrichting van het bedrijventerrein en de aanleg van de watergang is het weggedeelte in het plangebied doodlopend geworden en heeft daar zijn functie verloren. Met dit plan wordt het plangebied in gebruik genomen door het naastgelegen bedrijf. Gelet op de beperkte omvang heeft dit plan geen aantoonbaar effect op de programmering voor bedrijventerreinen. Dit plan past goed binnen de gedachte van zorgvuldig ruimtegebruik, aangezien ondoelmatige gronden functioneel gebruikt gaan worden. De ontwikkeling is in overeenstemming met de provinciaal beleid zoals opgenomen in de Omgevingsvisie Gelderland en de Omgevingsverordening Gelderland.
3.3
Gemeentelijk beleid
3.3.1
Structuurvisie Berkelland 2025
3.3.1.1 Algemeen De raad heeft op 26 oktober 2010 de structuurvisie Berkelland 2025 vastgesteld. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van het gemeentelijk ruimtelijk beleid tot het jaar 2025 weer. Het is een integrale visie die geldt voor het grondgebied van de hele gemeente en richting geeft aan de ruimtelijke, economische en maatschappelijke ontwikkeling van de gemeente. De visie geldt voor het grondgebied van de gemeente Berkelland. Onderdeel van de visie is een structuurvisieplankaart, zoals hierna weergegeven. Op deze kaart is het plangebied aangeduid als 'bedrijventerrein'.
Afbeelding 3.2: Uitsnede structuurvisiekaart (Bron: gemeente Berkelland) 3.3.1.2 Economie De gemeente wil het sociaal en economisch draagvlak versterken door het realiseren van een aantrekkelijk ondernemersklimaat. De ligging van de gemeente Berkelland tussen Twente en Arnhem/Nijmegen biedt kansen voor economische ontwikkeling. Om deze te benutten voert de gemeente een proactief bedrijvenbeleid en stelt de gemeente zich meedenkend en meewerkend op naar bedrijven. Berkelland zet zich primair in voor behoud en uitbreiding van bestaande bedrijvigheid. Ook de aanleg van de nieuwe N18 biedt kansen voor economische ontwikkelingen, in het bijzonder bij Eibergen en Neede.
BJZ.nu Bestemmingsplannen
15
Bestemmingsplan “Eibergen, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2015-1 (Mors 15) Ontwerp Bedrijventerreinen Elke grote kern in de gemeente Berkelland beschikt over één of meer bedrijventerreinen. Voor de meeste bedrijventerreinen geldt dat deze grotendeels bezet zijn. Op de lokale bedrijventerreinen zijn diverse soorten bedrijven gesitueerd. Dit varieert van transportbedrijven, bouwbedrijven tot reclamebedrijven. Berkelland zet vooral in op verbetering/revitalisering van bedrijventerreinen, zodat het aantal bedrijventerreinen beperkt kan worden. Bedrijven worden gestimuleerd om ‘op te knappen’ in plaats van te verhuizen. Ook is het van belang om de samenwerking op de bestaande bedrijventerreinen en Parkmanagement te stimuleren. Voor de toekomst wordt een toename in samenwerking tussen de verschillende gemeenten voorzien. Door met de omliggende gemeenten samen te werken is het mogelijk op een verantwoorde manier naar de omvang van de bedrijventerreinen te kijken. Niet alleen lokaal, maar ook over de gemeentegrenzen heen. Berkelland richt zich voor de toekomst ten aanzien van economie en bedrijventerreinen op de volgende punten:
Verdergaande samenwerking met omliggende gemeenten; Revitalisering van bestaande bedrijventerreinen in plaats van nieuwe uitgifte; Duurzaamheid; Samenwerking op bedrijventerreinen stimuleren; Acties ondersteunen/opzetten; In gesprek treden met bedrijven en meer gezamenlijk oppakken van acties en kansen.
3.3.1.3 Toetsing van het initiatief aan de Structuurvisie Berkelland 2025 Door herinrichting van het bedrijventerrein en de aanleg van de watergang is het weggedeelte in het plangebied doodlopend geworden en heeft daar zijn functie verloren. Met dit plan wordt het plangebied in gebruik genomen door het naastgelegen bedrijf. Gelet op de beperkte omvang heeft dit plan geen aantoonbaar effect op de programmering voor bedrijventerreinen. Dit plan past goed binnen de revitalisering van bestaande bedrijventerrein. Dit plan past goed binnen de gedachte van zorgvuldig ruimtegebruik, aangezien ondoelmatige gronden functioneel gebruikt gaan worden. De ontwikkeling past goed binnen de ambities vanuit de Structuurvisie. 3.3.2
Conclusie toetsing aan gemeentelijk beleid
Geconcludeerd wordt dat de ontwikkeling in overeenstemming is met de gemeentelijke beleidsuitgangspunten zoals verwoord in de in deze paragraaf behandelde beleidsambities.
BJZ.nu Bestemmingsplannen
16
Bestemmingsplan “Eibergen, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2015-1 (Mors 15) Ontwerp
Hoofdstuk 4 4.1
Onderzoek en uitvoerbaarheidsaspecten
Algemeen
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's geluid, bodem, luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering, ecologie, archeologie & cultuurhistorie, Besluit milieueffectrapportage en tot slot de waterparagraaf.
4.2
Geluid
4.2.1
Algemeen
De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan, wijzigingsplan of het nemen van een omgevingsvergunning indien het plan een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt. Het akoestisch onderzoek moet uitwijzen of de wettelijke voorkeursgrenswaarde bij geluidgevoelige objecten wordt overschreden en zo ja, welke maatregelen nodig zijn om aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen. 4.2.2
Situatie plangebied
4.2.2.1 Railverkeerslawaai & wegverkeerslawaai Er is geen sprake van het realiseren van geluidsgevoelig object waardoor de aspecten rail- en wegverkeerslawaai niet van toepassing zijn. 4.2.2.2 Industrielawaai Het bedrijventerrein, waarvan het plangebied onderdeel uitmaakt, betreft geen gezoneerde industrieterrein . Industrielawaai wordt derhalve buiten beschouwing gelaten. De individuele invloed van de toegestane bedrijvigheid in het plangebied wordt beschreven in paragraaf 4.6 (milieuzonering). 4.2.3
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat de Wet geluidhinder geen belemmering vormt voor het plan.
4.3
Bodemkwaliteit
4.3.1
Algemeen
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, dient doorgaans een bodemonderzoek te worden verricht.
BJZ.nu Bestemmingsplannen
17
Bestemmingsplan “Eibergen, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2015-1 (Mors 15) Ontwerp 4.3.2
Situatie plangebied
In het plangebied is geen sprake van langdurig verblijf, maar wordt uitsluitend gebruikt ten behoeve van opslag en stalling van materiaal. Van bodembedreigende activiteiten is geen sprake. Geconcludeerd wordt dat de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem geen belemmering vormt voor het beoogde gebruik. Nader onderzoek ten behoeve van de bodemkwaliteit wordt niet noodzakelijk geacht.
4.4
Luchtkwaliteit
4.4.1
Algemeen
Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet luchtkwaliteit. In de Wet luchtkwaliteit staan ondermeer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende besluiten en regelingen:
Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen); Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen);
4.4.2
Situatie plangebied
Dit plan leidt niet tot een significante toename van verkeersbewegingen. Daarom wordt dit project aangemerkt als een project dat ‘niet in betekenende mate bijdraagt’ aan de luchtverontreiniging. Tevens worden de toegestane functies niet aangemerkt als een gevoelige bestemming in het kader van het Besluit gevoelige bestemmingen. 4.4.3
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.
4.5
Externe veiligheid
4.5.1
Algemeen
Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Per 27 oktober 2004 moet worden voldaan aan strikte risicogrenzen. Een en ander brengt met zich mee dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:
het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi); de Regeling externe veiligheid (Revi); het Registratiebesluit externe veiligheid; het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (Brzo 1999); het Vuurwerkbesluit.
BJZ.nu Bestemmingsplannen
18
Bestemmingsplan “Eibergen, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2015-1 (Mors 15) Ontwerp Voor vervoer van gevaarlijke stoffen geldt de 'Wet Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen' (Wet Basisnet). Dat vervoer gaat over water, spoor, wegen, per buisleiding of door de lucht. De regels van het Basisnet voor ruimtelijke ordening zijn vastgelegd in:
het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt); de Regeling basisnet; de (aanpassing) Regeling Bouwbesluit (veiligheidszone en plasbrandaandachtsgebied).
Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden en het groepsrisico. 4.5.2
Situatie plangebied
Aan hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven. In figuur 4.1 is een uitsnede van de Risicokaart met betrekking tot het plangebied en omgeving weergegeven.
Figuur 4.1: Uitsnede risicokaart (Bron: www.risicokaart.nl) Uit de inventarisatie blijkt dat het plangebied:
zich niet bevindt binnen de risicocontour van Bevi- en Brzo-inrichtingen danwel inrichtingen die vallen onder het Vuurwerkbesluit (plaatsgebonden risico); zich niet bevindt in een gebied waarbinnen een verantwoording van het groepsrisico nodig is; niet is gelegen binnen de veiligheidsafstanden van het vervoer gevaarlijke stoffen; niet is gelegen binnen de veiligheidsafstanden van buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.
Daarnaast zijn in dit plan Bevi-inrichtingen en/of vuurwerkinrichtingen specifiek uitgesloten.
BJZ.nu Bestemmingsplannen
19
Bestemmingsplan “Eibergen, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2015-1 (Mors 15) Ontwerp 4.5.3
Conclusie
Een en ander brengt met zich mee dat het project in overeenstemming is met wet- en regelgeving inzake externe veiligheid.
4.6
Milieuzonering
4.6.1
Algemeen
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het wijzigingsplan mogelijk is. Hoewel de richtafstanden in VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' indicatief zijn, worden deze afstanden wel als harde eis gezien door de Raad van State bij de beoordeling of bedrijven op een passende afstand van woningen worden gesitueerd. 4.6.2
Gebiedstypen
In de VNG-uitgave “Bedrijven en Milieuzonering” is een tweetal gebiedstypen te onderscheiden; 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'. Een 'rustige woonwijk' is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Overige functies komen vrijwel niet voor. Langs de randen is weinig verstoring van verkeer. Op basis van de VNG-uitgave wordt het buitengebied veelal gerekend tot het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Het omgevingstype 'gemengd gebied' wordt in de VNG-uitgave “Bedrijven en milieuzonering” omschreven als een gebied met een matige tot sterke functiemenging waarbij bijvoorbeeld direct naast woningen andere functies voor kunnen komen zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Het gebied waarin het plangebied zich bevindt wordt getoetst als een 'rustige woonwijk'. 4.6.3
Situatie plangebied
Zoals reeds hiervoor genoemd wordt bij het realiseren van nieuwe bestemmingen gekeken te worden naar de omgeving waarin de nieuwe bestemmingen gerealiseerd worden. Hierbij spelen twee vragen een rol: 1. 2.
past de nieuwe functie in de omgeving? (externe werking); laat de omgeving de nieuwe functie toe? (interne werking).
Externe werking Hierbij gaat het met name om de vraag of de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling leidt tot een situatie die, vanuit hinder of gevaar bezien, in strijd is te achten met een goede ruimtelijke ordening. Daarvan is sprake als het woon- en leefklimaat van omwonenden wordt aangetast. In het plangebied wordt bedrijvigheid van milieucategorie 1 en 2 toegestaan. Op basis van het omgevingstype 'rustige woonwijk' geldt een grootste richtafstand van 10 meter (cat. 1) en 30 meter (cat. 2) voor deze milieucategorieën.
BJZ.nu Bestemmingsplannen
20
Bestemmingsplan “Eibergen, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2015-1 (Mors 15) Ontwerp De meest nabijgelegen milieugevoelige objecten zijn gepland ten oosten van het plangebied op het voormalige KTV-terrein. De geplande woningen zijn allen op meer dan 30 meter van de bestemming 'Bedrijventerrein' in het plangebied toegestaan. Hiermee wordt voldaan aan de richtafstanden. Van enige vorm van aantasting van het woon- en leefklimaat van omwonenden is dan ook geenszins sprake. Interne werking Hierbij gaat het om de vraag of de nieuwe functie hinder ondervindt van bestaande functies in de omgeving. In het plangebied worden geen milieugevoelige functies toegestaan. 4.6.4
Conclusie
Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.
4.7
Ecologie
4.7.1
Algemeen
Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Natuurbeschermingswet en de Gelders natuurnetwerk en ontwikkelingszone. Soortenbescherming komt voort uit de Flora- en faunawet. 4.7.2
Gebiedsbescherming
4.7.2.1 Natura 2000-gebieden Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 beschermd. Het plangebied is niet gelegen binnen een Natura-2000 gebied, het meest nabijgelegen gebied betreft het “Buurserzand & Haaksbergerveen”. Dit gebied ligt ten oosten van Eibergen, op een afstand van circa 7 kilometer van het plangebied. Door de aard en omvang van de planologische wijziging en de onderlinge afstand zullen geen negatieve effecten optreden op de instandhoudingsdoelstellingen. 4.7.2.2 Gelders natuurnetwerk en ontwikkelingszone Het Gelders natuur netwerk (GNN) is de kern van het Nederlandse natuurbeleid. Het GNN is in provinciale structuurvisies uitgewerkt. In of in de directe nabijheid van het GNN geldt het ‘nee, tenzij’- principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten. In afbeelding 4.2 is een uitsnede van het Gelders Natuurnetwerk weergegeven.
BJZ.nu Bestemmingsplannen
21
Bestemmingsplan “Eibergen, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2015-1 (Mors 15) Ontwerp
Afbeelding 4.2: Gelders Natuurnetwerk (Bron: provincie Gelderland) Het plangebied is niet gelegen binnen het Gelders natuurnetwerk of groene ontwikkelingszone. Het dichtstbijzijnde gebied dat als zodanig is aangemerkt is gelegen op circa 70 meter van het plangebied. Door de aard en omvang van de planologische wijziging en de onderlinge afstand zullen geen negatieve effecten optreden op de kernkwaliteiten. 4.7.3
Soortenbescherming
Wat betreft de soortbescherming is de Flora- en Faunawet van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden gevraagd. In voorliggend plan is geen sprake van sloop van bebouwing of het kappen van opgaande beplanting. Het plangebied bestaat uit een verhard weggedeelte. De betekenis van het gebied als leef- en/of foerageergebied is beperkt vanwege de inrichting en het gevoerde beheer van de gronden. Binnen het plangebied zijn derhalve geen bijzondere en/of beschermde flora & fauna aanwezig. Overigens wordt benadrukt dat rekening wordt gehouden met de in artikel 2 van de Flora- en faunawet opgenomen zorgplichtbepaling. 4.7.4
Conclusie
Het plan brengt geen significant negatieve effecten op de GNN en het Natura 2000-gebied met zich mee. Daarnaast worden er geen nadelige effecten voor de beschermde flora en fauna verwacht.
BJZ.nu Bestemmingsplannen
22
Bestemmingsplan “Eibergen, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2015-1 (Mors 15) Ontwerp
4.8
Archeologie & Cultuurhistorie
4.8.1
Archeologie
4.8.1.1 Algemeen Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz), een wijziging op de Monumentenwet 1988, van kracht geworden. Deze wijziging van de wet heeft ervoor gezorgd dat gemeenten een archeologische zorgplicht krijgen en dat initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord, verplicht zijn rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek. Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten. 4.8.1.2 Situatie plangebied Voor het behoud en bescherming van de (verwachte) archeologische waarden, zijn afhankelijk van de verwachting verschillende dubbelbestemmingen opgenomen in het geldend bestemmingsplan. Aan de dubbelbestemmingen is in de regels een omgevingsvergunningenstelsel gekoppeld met een onderzoeksgrens. Als bodemingrepen dieper gaan dan aangegeven diepte én de oppervlakte groter is dan de aangegeven oppervlakte, dan is archeologisch onderzoek noodzakelijk. De onderzoeksgrens van de in dit plan opgenomen dubbelbestemming betreft: Dubbelbestemming: Waarde - Archeologische Verwachting 3
Diepte: 0,30 m
Oppervlakte: 2.500 m2
Ter bescherming van deze eventueel aanwezige archeologische waarden is in de regels en op de verbeelding van dit bestemmingsplan deze dubbelbestemming opgenomen conform het geldend bestemmingsplan. 4.8.2
Cultuurhistorie
4.8.2.1 Algemeen Onder cultuurhistorische waarden worden alle structuren, elementen en gebieden bedoeld die cultuurhistorisch van belang zijn. Zij vertellen iets over de ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap. Vaak is er een sterke relatie tussen aardkundige aspecten en cultuurhistorische aspecten. In de Bro is sinds 1 januari 2012 (artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a) opgenomen dat een bestemmingsplan “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” dient te bevatten. 4.8.2.2 Situatie plangebied Het plangebied zelf kent geen bijzondere cultuurhistorische waarden. In de nabijheid van het plangebied bevinden zich tevens geen rijks- of gemeentelijke monumenten. Gesteld wordt dat cultuurhistorie geen belemmering vormt voor onderliggend plan. 4.8.3
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat een archeologisch onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht en er geen sprake is van negatieve effecten op cultuurhistorische waarden.
BJZ.nu Bestemmingsplannen
23
Bestemmingsplan “Eibergen, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2015-1 (Mors 15) Ontwerp
4.9
Besluit milieueffectrapportage
4.9.1
Algemeen
In de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage is vastgelegd dat voorafgaande aan het ruimtelijke plan dat voorziet in een grootschalig project met belangrijke nadelige milieugevolgen een milieueffectrapport (MER) opgesteld dient te worden. De activiteiten waarvoor een MER-rapportage opgesteld moet worden zijn opgenomen in de bijlage van het Besluit m.e.r. Een bestemmingsplan kan m.e.r.-(beoordelings)plichtig zijn op de volgende manieren:
Een bestemmingsplan kan m.e.r.-plichtig zijn indien een passende beoordeling op basis van artikel 19j, lid 2 van de Natuurbeschermingswet 1998 noodzakelijk is; Een bestemmingsplan kan m.e.r.-plichtig zijn indien sprake is van activiteiten en gevallen die de drempelwaarden uit de onderdelen C en D overschrijden en waarbij het bestemmingsplan wordt genoemd in kolom 3 (plannen). Een bestemmingsplan kan m.e.r.-(beoordelings)plichtig zijn indien het bestemmingsplan wordt genoemd in kolom 4 (besluiten) en er sprake is van activiteiten en gevallen die de drempelwaarden uit onderdeel C en D overschrijden. Bij een overschrijding van de drempelwaarden uit onderdeel C is in dit geval sprake van een m.e.r.-plicht. Bij een overschrijding van de drempelwaarden uit onderdeel D is het plan m.e.r.-beoordlingsplichtig.
Op 1 april 2011 is het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een belangrijke wijziging betreft het indicatief maken van de drempelwaarden in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage. Concreet betekent dit dat, ook wanneer ontwikkelingen onder de in bijlage D opgenomen drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag zich er nog steeds van moet vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben, de zogenaamde 'vergewisplicht'. Het komt er op neer dat voor bestemmingsplan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen in onderdeel D en beneden de drempelwaarden vallen, een toets moet worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:
belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r.(-beoordeling) noodzakelijk; belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.(-beoordeling) plaatsvinden.
4.9.2
Situatie plangebied
4.9.2.1 Artikel 19j, lid 2 van de Natuurbeschermingswet 1998 Gezien de aard en omvang van de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling wordt geconcludeerd dat geen sprake zal zijn van een aantasting van de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura-2000 gebied. Dit temeer omdat het plangebied op ruime afstand van het plangebied van Natura 2000-gebied is gelegen en de ontwikkeling relatief beperkt van aard is. Een passende beoordeling op basis van artikel 19j van de Natuurbeschermingswet 1998 is in het kader van dit bestemmingsplan dan ook niet noodzakelijk. Derhalve is geen sprake van een m.e.r.-plicht op basis van artikel 7.2a van de Wet milieubeheer.
BJZ.nu Bestemmingsplannen
24
Bestemmingsplan “Eibergen, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2015-1 (Mors 15) Ontwerp 4.9.2.2 Drempelwaarden Besluit m.e.r. In dit geval is sprake van een ontwikkeling die niet wordt genoemd in onderdeel C van het Besluit m.e.r. Dit bestemmingsplan is daarom niet direct m.e.r.-plichtig. Op basis van onderdeel D kan de in dit plan besloten ontwikkeling worden aangemerkt als: 'De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen'. Hierbij wordt zowel 'het bestemmingsplan' zowel genoemd in kolom 3 (plannen) als kolom 4 (besluiten). Doordat dit bestemmingsplan voorziet in directe eindbestemmingen voor wat betreft de binnen het plangebied geplande ontwikkeling, wordt voldaan aan de definitie van een 'besluit' als bedoeld in het Besluit m.e.r. Dit betekent dat dit bestemmingsplan m.e.r.-(beoordelings)plichtig is indien activiteiten worden mogelijk gemaakt die genoemd worden in onderdeel C of D van het Besluit m.e.r. en de daarin opgenomen drempelwaarden overschrijden. Zoals in het voorgaande aangegeven is in dit geval sprake van een ontwikkeling die niet wordt genoemd in onderdeel C van het Besluit m.e.r. Dit bestemmingsplan is daarom niet direct m.e.r.-plichtig. De ontwikkeling in dit bestemmingsplan is m.e.r.-beoordelingsplichtig indien de volgende drempelwaarden worden overschreden: 1. 2. 3.
een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.
Gezien de drempelwaarden kan worden geconcludeerd dat voor dit bestemmingsplan geen sprake is van een m.e.r.-beoordelingsplicht aangezien de drempelwaarden niet worden overschreden. Echter, zoals ook in het voorgaande aangegeven, dient ook wanneer ontwikkelingen onder drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag zich er van te vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben. Indien de mogelijkheden van dit plan worden vergeleken met de drempelwaarden uit onderdeel D van het Besluit m.e.r. kan worden geconcludeerd dat er dat sprake is van een wezenlijk ander schaalniveau en een activiteit die vele malen kleinschaliger is. Daarnaast blijkt uit dit hoofdstuk en het volgende hoofdstuk dat dit bestemmingsplan geen belangrijk nadelige milieugevolgen tot gevolg heeft die het doorlopen van een m.e.r.-procedure noodzakelijk maken. 4.9.3
Conclusie
Dit bestemmingsplan is niet m.e.r.(beoordelings)-plichtig. Tevens zijn geen nadelige milieugevolgen te verwachten als gevolg van de vaststelling van dit bestemmingsplan.
4.10
Waterparagraaf
4.10.1
Algemeen
Zoals in voorgaande paragrafen uiteen is gezet, wordt in het moderne waterbeheer (waterbeheer 21e eeuw) gestreefd naar duurzame, veerkrachtige watersystemen met minimale risico's op wateroverlast of watertekorten. Belangrijk instrument hierbij is de watertoets, die sinds 1 november 2003 in ruimtelijke plannen is verankerd. In de toelichting op ruimtelijke plannen dient een waterparagraaf te worden opgenomen. Hierin wordt verslag gedaan van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie (watertoets). Het doel van de watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).
BJZ.nu Bestemmingsplannen
25
Bestemmingsplan “Eibergen, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2015-1 (Mors 15) Ontwerp 4.10.2
Watertoets
Voor de in dit bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling worden de effecten van de ontwikkeling per waterthema afgewogen. De relevante waterthema's worden door middel van de watertoetstabel geselecteerd en dienen vervolgens nader te worden toegelicht. Thema HOOFDTHEMA'S Veiligheid
Toetsvraag
Relevant
1. Ligt in of nabij het plangebied een primaire of regionale waterkering? 2. Ligt in of nabij het plangebied een kade? Riolering en 1. Is er toename van het afvalwater (DWA)? Afvalwaterketen 2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ? 3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap? Wateroverlast 1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak? (oppervlaktewater) 2. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? 3. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes? Grondwateroverlast 1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? 2. Bevindt het plangebied zich in de invloedzone van de Rijn of IJssel? 3. Is in het plangebied sprake van kwel? 4. Beoogt het plan dempen van slootjes of andere wateren?
Nee Nee Nee Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee
Oppervlaktewaterkwaliteit
1. Wordt vanuit het plangebied water op oppervlaktewater geloosd? 2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? Nee 3. Ligt het plangebied geheel of gedeeltelijk in een Strategisch Nee actiegebied? Nee Grondwaterkwaliteit 1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? Nee Volksgezondheid 1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde of verbeterde gescheiden stelsel? Nee 2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? Nee Verdroging 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur? Nee Natte natuur 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ? Nee 2. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur? Nee Inrichting en beheer 1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap? Nee 2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? Nee AANDACHTSTHEMA'S Recreatie 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? Nee Cultuurhistorie 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? Nee Eén van de vragen is met 'ja' is beantwoord, waarop hierna wordt ingegaan. Overige waterbelangen zijn niet aan de orde.
BJZ.nu Bestemmingsplannen
26
Bestemmingsplan “Eibergen, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2015-1 (Mors 15) Ontwerp Riolering en Afvalwaterketen Over het noordelijk deel van het bedrijventerrein De Mors ligt een persleiding. Deze leiding is met een zone op de verbeelding overgenomen en in de regels zijn beperkingen opgenomen ten aanzien van werken en werkzaamheden binnen deze zone. In het kader van het vooroverleg wordt het bestemmingsplan voorgelegd aan het waterschap.
BJZ.nu Bestemmingsplannen
27
Bestemmingsplan “Eibergen, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2015-1 (Mors 15) Ontwerp
Hoofdstuk 5 5.1
Juridische planopzet
Inleiding
In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op het plangebied, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het maken van het juridische deel van het bestemmingsplan: de verbeelding en de regels. In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de opzet van dit juridische deel. Daarnaast wordt een verantwoording gegeven van de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom een bepaalde functie ergens is toegestaan en waarom bepaalde bebouwing daar acceptabel is.
5.2
Opzet van de regels
5.2.1
Algemeen
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De digitaliseringsverplichting geldt vanaf 1 januari 2010. In de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen. Naast de SVBP zijn ook het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten normerend bij het vastleggen en beschikbaar stellen van bestemmingsplannen. De SVBP geeft normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de normen van de SVBP2012. Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze verbeelding kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken: 1. 2. 3. 4.
Inleidende regels; Bestemmingsregels; Algemene regels; Overgangs- en slotregels.
5.2.2
Inleidende regels
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:
Begrippen (Artikel 1) In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee is een eenduidige interpretatie van deze begrippen vastgelegd.
Wijze van meten (Artikel 2) Dit artikel geeft op een eenduidige manier aan op welke wijze afstanden, dakhellingen en oppervlakten moeten worden gemeten en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.
BJZ.nu Bestemmingsplannen
28
Bestemmingsplan “Eibergen, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2015-1 (Mors 15) Ontwerp
5.2.3
Bestemmingsregels
Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de in het plangebied voorkomende bestemmingen. De regels zijn onderverdeeld in:
Bestemmingsomschrijving: Hierin is de omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan binnen deze bestemming opgenomen. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies.
Bouwregels: In deze regels zijn eisen opgenomen waaraan de binnen de bestemming voorkomende bebouwing aan moet voldoen. Waar en met welke maatvoering mag worden gebouwd is hierin vastgelegd.
Nadere eisen: Deze regels geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid om nadere eisen te stellen aan plaats en afmeting van bebouwing.
Afwijken van de bouwregels: Op basis van deze regels hebben burgemeester en wethouders de bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels in het plan.
Specifieke gebruiksregels: In de specifiek gebruiksregels is bepaald welk gebruik van gronden en opstallen in elk geval strijdig is met of onder voorwaarden wordt toegestaan binnen deze bestemming.
Afwijken van de gebruiksregels: Deze afwijking geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid om met omgevingsvergunning af te wijken van het plan.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden: Omgevingsvergunningstelsel.
Wijzigingsbevoegdheid: Deze wijziging geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid van het plan af te wijken.
5.2.4
Algemene regels
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:
Anti-dubbeltelregel (Artikel 7) Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze verdichting kan zich bijvoorbeeld voordoen, indien een perceel of een gedeelte daarvan, meer dan één keer betrokken wordt bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage.
Algemene bouwregels (Artikel 8) In dit artikel worden de algemene bouwregels beschreven. Deze gaat uit van de gedachte dat bestaande maten, in afwijking van de hoofdstuk 2 gestelde regels, toegestaan zijn.
Algemene gebruiksregels (Artikel 9) In dit artikel worden de algemene gebruiksregels beschreven. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. Een aantal vormen van gebruik zijn specifiek verboden dan wel toegestaan. Daarnaat zijn parkeernormen opgenomen.
Algemene afwijkingsregels (Artikel 10) In dit artikel worden de algemene afwijkingsregels beschreven. Deze regels maken het mogelijk om op ondergeschikte punten van de regels in het bestemmingsplan af te wijken.
Algemene wijzigingsregels (Artikel 11) In dit artikel worden de algemene wijzigingsregels beschreven. Deze regels maken het mogelijk om het plan op ondergeschikte punten te wijzigen.
BJZ.nu Bestemmingsplannen
29
Bestemmingsplan “Eibergen, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2015-1 (Mors 15) Ontwerp
Algemene procedureregels (Artikel 12) In dit artikel zij de procedureregels voor een afwijking of wijziging opgenomen.
5.2.5
Overgangs- en slotregels
In van de regels staan de overgangs- en slotregels. In de overgangsregels is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregel wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan wordt genoemd.
5.3
Verantwoording van de regels
Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden. Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. In deze paragraaf worden de gemaakte keuzes nader onderbouwd. Hierbij zullen de bestemmingen in dezelfde volgorde als in de regels worden behandeld. Bedrijventerrein (Artikel 3) Het plangebied is ter plaatse van het weggedeelte bestemd als 'Bedrijventerrein', overeenkomstig het naastgelegen bedrijfsperceel. De bestemming is gelet op de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' bedoeld voor bedrijfsactiviteiten in de categoriën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1 van de regels). Tevens is volumineuze (grootschalige) detailhandel toegestaan. Gebouwen zijn niet toegestaan. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 meter bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte maximaal 2 meter mag bedragen en licht- en vlaggenmasten waarvan de bouwhoogte maximaal 6 meter mag bedragen. Daarnaast zijn een aantal specifieke gebruiksregels, afwijkingsregels en wijzigingsregels opgenomen. Groen (Artikel 4) Het plangebied is ter plaatse van het talud bestemd als 'Groen'. De bestemming is hoofdzakelijk bedoelt voor groenvoorzieningen, kleinschalig agrarisch gebruik en tevens ten behoeve van de aangrenzende bestemming 'Bedrijventerrein'. Gebouwen zijn niet toegestaan. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 meter bedragen, met uitzondering van terreinafscheidingen waarvan de bouwhoogte maximaal 2 meter mag bedragen, verlichtingsarmaturen en speelvoorzieningen waarvan de bouwhoogte maximaal 6 meter mag bedragen. Leiding - Riool (Artikel 5) De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de in de strook gelegen leidingen en voor de aanleg en instandhouding van een rioolpersleiding ter plaatse van het figuur 'hartlijn leiding - riool'. Het oprichten van bouwwerken kan alleen bij afwijking worden toegestaan met een omgevingsvergunning. Ter bescherming van het riool is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen.
BJZ.nu Bestemmingsplannen
30
Bestemmingsplan “Eibergen, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2015-1 (Mors 15) Ontwerp Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde 3 (Artikel 6) De voor 'Waarde - Archeologische Verwachting 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de naar verwachting aanwezige archeologische waarden in de bodem. Middels een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden worden de te verwachten archeologische waarden in deze gronden beschermd.
BJZ.nu Bestemmingsplannen
31
Bestemmingsplan “Eibergen, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2015-1 (Mors 15) Ontwerp
Hoofdstuk 6
Economische uitvoerbaarheid
Het project is een initiatief van de gemeente Berkelland. De financiële middelen hiervoor zijn beschikbaar. en opgenomen in de gemeentelijke begroting. Hiermee is de economische uitvoerbaarheid aangetoond. Ten aanzien van het vereiste van een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening wordt het volgende opgemerkt. Op grond van artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. De bedoelde algemene maatregel van bestuur betreft het Besluit ruimtelijke ordening. In artikel 6.2.1. van dit besluit wordt als bouwplan als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid, van de wet aangewezen een bouwplan voor:
de bouw van een of meer woningen; de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen; de uitbreiding van een gebouw met ten minste 1000 m2 of met een of meer woningen; de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd; de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1000 m2 bedraagt; de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1000 m 2.
De in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling wordt niet gezien als een bouwplan in de zin van artikel 6.12 van de Wet. De vaststelling van een exploitatieplan kan dan ook achterwege blijven.
BJZ.nu Bestemmingsplannen
32
Bestemmingsplan “Eibergen, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2015-1 (Mors 15) Ontwerp
Hoofdstuk 7 7.1
Vooroverleg
7.1.1
Het Rijk
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Het Rijk geeft aan dat vooroverleg dan niet noodzakelijk is. 7.1.2
Provincie Gelderland
Omdat er in dit plan geen sprake is van een provinciaal belang, wordt het plan in het kader van het vooroverleg niet naar de Provincie gestuurd. 7.1.3
Waterschap Rijn en IJssel
Vanuit de vragen van de watertoetstabel is gebleken dat er sprake waterbelangen aan de orde zijn. In het kader van het vooroverleg wordt het bestemmingsplan voorgelegd aan het waterschap. 1.
Het waterschap merkt op dat op de verbeelding de dubbelbestemming 'Leiding - Riool' niet helemaal goed ligt. Er is een kaart met de werkelijke situatie toegestuurd. Verzocht wordt het bestemmingsplan hierop aan te passen. Reactie gemeente: De verbeelding is hierop aangepast. 2.
Het waterschap merkt op dat de eigenaar het waterschap om toestemming moet vragen voor het plaatsen van een hek over de persleiding. Reactie gemeente: De opmerking is terecht. In artikel 5.2 en 5.3 is hiervoor reeds een planregel opgenomen.
7.2
Inspraak
Conform de gemeentelijke inspraakverordening kan het bestuursorgaan zelf besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. In voorliggend geval is besloten om een voorontwerp bestemmingsplan ter inzage te leggen. Het voorontwerpbestemmingsplan lag van 23 september tot en met 6 oktober 2015 voor een ieder ter inzage. Er zijn geen zienswijzen ingediend.
BJZ.nu Bestemmingsplannen
33
Bestemmingsplan “Eibergen, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2015-1 (Mors 15) Ontwerp
REGELS
BJZ.nu Bestemmingsplannen
34
Bestemmingsplan “Eibergen, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2015-1 (Mors 15) Ontwerp
Hoofdstuk 1 Artikel 1
Inleidende regels Begrippen
1.1 plan het bestemmingsplan Eibergen, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2015-1 (Mors 15) met identificatienummer NL.IMRO.1859.BPEBG20150005-0010 van de gemeente Berkelland. 1.2 bestemmingsplan de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels. 1.3 verbeelding a. de analoge verbeelding van het bestemmingsplan Eibergen, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2015-1 (Mors 15), bestaande uit de kaart(en) met tekeningnummer(s) NL.IMRO.1859.BPEBG20150005-0010; b. de digitale verbeelding van het Eibergen, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2015-1 (Mors 15) met identificatienummer NL.IMRO.1859.BPEBG20150005-0010; 1.4 aan- of uitbouw: een aan het (hoofd)gebouw aanwezig gebouw dat in ruimtelijk en/of architectonisch opzicht ondergeschikt is aan dat (hoofd)gebouw, maar in functioneel opzicht deel uitmaakt van dat (hoofd)gebouw; 1.5 aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; 1.6 aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding als het een vlak betreft; 1.7 aanduidingsvlak: een geometrisch vlak waarop een aanduiding betrekking heeft; 1.8 achtererf: het achter de woning gelegen gedeelte van het erf, voor zover gelegen achter de achtergevel en het verlengde daarvan en tussen de zijdelingse perceelgrenzen; 1.9 achtergevel: een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel; 1.10 afwijking van de bouwregels en/of de gebruiksregels: een afwijking zoals bedoeld in artikel 3.6, lid 1, onder c van de Wet ruimtelijke ordening; 1.11 ander-werk: een werk, geen gebouw zijnde, of een werkzaamheid; 1.12 archeologisch deskundige: de regionaal (beleids)archeoloog of een andere door het college van Burgemeester en Wethouders van Berkelland aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg; 1.13 archeologisch monument: een terrein dat op basis van de Monumentenwet 1988 is aangewezen als beschermd archeologisch monument; BJZ.nu Bestemmingsplannen
35
Bestemmingsplan “Eibergen, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2015-1 (Mors 15) Ontwerp 1.14 archeologisch onderzoek: onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 van de Monumentenwet en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie; 1.15 archeologische verwachting: een gebied met een daaraan toegekende hoge, middelmatige of lage archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden; 1.16 archeologische waarde: een gebied met een daaraan toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden; 1.17 bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde; 1.18 bebouwingspercentage: een op de verbeelding of in de planregels aangegeven percentage, dat de maximaal bebouwde oppervlakte binnen het bouwvlak of het bestemmingsvlak aangeeft; 1.19 bedrijf: een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen; 1.20 bedrijfsgebouw: één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die gebruikt worden voor het uitoefenen van een bedrijf; 1.21 bedrijfsruimte: een ruimte die onderdeel is van een gebouw en die dient voor de uitoefening van een bedrijf; 1.22 bedrijfsvloeroppervlakte (b.v.o.): de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een bedrijf, een bedrijfsmatige activiteit aan huis, inclusief opslag en administratieruimten; 1.23 bedrijfswoning: een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is; 1.24 beperkt kwetsbaar object: een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden; 1.25 bestaand: a. bij gebruik: het gebruik zoals aanwezig op het moment van inwerkingtreding van het plan, tenzij in de regels anders is bepaald; b. bij bouwwerken: de legaal aanwezige bebouwing die op het moment van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan bestaat of wordt gebouwd; 1.26 bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak;
BJZ.nu Bestemmingsplannen
36
Bestemmingsplan “Eibergen, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2015-1 (Mors 15) Ontwerp 1.27 bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; 1.28 Bevi-inrichting: een inrichting als bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi); 1.29 bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats; 1.30 bouwgrens: de grens van een bouwvlak; 1.31 bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; 1.32 bouwperceelgrens: een grens van een bouwperceel; 1.33 bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegelaten; 1.34 bouwvlakgrens: de grens van een bouwvlak; 1.35 bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; 1.36 bouwwerk, geen gebouw zijnde: alle overige bouwwerken die geen gebouw zijn; 1.37 cultuurhistorische waarde: de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt; 1.38 detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit waaronder volumineuze (grootschalige) detailhandel, tuincentrum en supermarkt; 1.39 doeleinden van openbaar nut: nutsvoorzieningen zoals stroom-, gas-, water- en/of telecommunicatievoorzieningen; 1.40 ecologische waarden: de aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de samenhang van dieren en planten en hun leefomgeving en/of tussen dieren en planten onderling;
BJZ.nu Bestemmingsplannen
37
Bestemmingsplan “Eibergen, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2015-1 (Mors 15) Ontwerp 1.41 erf: het gedeelte van het bouwperceel voor zover dat behoort tot het zijerf en/of het achtererf, niet meegerekend de oppervlakte van het hoofdgebouw; 1.42 erfgrens: de grens van een erf; 1.43 evenement: elke voor publiek buiten de daarvoor ingerichte inrichtingen toegankelijke festiviteit, grootschalige sportwedstrijd, auto- of motorcrosswedstrijd, optocht, georganiseerd vuurwerk en alle overige tot vermaak en recreatie bedoelde activiteiten, met uitzondering van markten als bedoeld in de Gemeentewet, kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen, en betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties; 1.44 gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; 1.45 gebruiken: gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven; 1.46 geluidsgevoelige functies: bewoning of andere geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen; 1.47 geluidsgevoelige objecten: gebouwen die moeten dienen voor bewoning of voor een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen; 1.48 groenvoorziening: een voor het publiek toegankelijk park of plantsoen of bij de gemeente in onderhoud zijnde groenstroken, grasperken of bloembakken; 1.49 handel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen en/of bedrijven die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending al dan niet in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; 1.50 hoofdgebouw: een gebouw, dat op een bouwperceel in ruimtelijk en architectonisch opzicht, of gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken; 1.51 kwetsbaar object: een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald die in acht genomen moet worden; 1.52 landschappelijke waarde: de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;
BJZ.nu Bestemmingsplannen
38
Bestemmingsplan “Eibergen, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2015-1 (Mors 15) Ontwerp 1.53 maaiveld: het oppervlak (of de gemiddelde hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft; 1.54 nadere eis: een nadere eis zoals bedoeld in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening; 1.55 natuur(wetenschappe)lijke waarde: de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en/of biologische elementen, voorkomend in dat gebied; 1.56 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden: werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving van de bestemming; 1.57 omgevingsvergunning: een vergunning zoals bedoeld in artikel 1.1, lid 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht; 1.58 ondergeschikte detailhandel: een detailhandelsvoorziening binnen een andere hoofdbestemming of functie dan detailhandel, ten behoeve van en ondergeschikt aan die andere bestemming/functie, in oppervlakte maximaal 20% van het totale bedrijfsvloeroppervlak (b.v.o.) met een maximum van 100 m² (b.v.o.) en/of maximaal 20% van de totale omzet; 1.59 openbare ruimte: het gebied binnen de bebouwde kom van de gemeente Berkelland met een openbare functie, niet zijnde gebouwen, waarvan de gemeente Berkelland het eigendom en/of beheer heeft; 1.60 overkapping: een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en met niet meer dan één wand is uitgevoerd; 1.61 parkeervoorziening: voorzieningen voor het parkeren, zoals parkeerplaatsen en in- en uitritten; 1.62 peil: a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw; c. als in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabij gelegen punt waar het water grenst aan het vaste land; 1.63 productiegebonden detailhandel: detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd en/of gerepareerd in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie; 1.64 risicovolle inrichting: een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico en/of een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
BJZ.nu Bestemmingsplannen
39
Bestemmingsplan “Eibergen, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2015-1 (Mors 15) Ontwerp 1.65 seksinrichting: een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar; 1.66 Staat van Bedrijfsactiviteiten: een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen; 1.67 volumineuze (grootschalige) detailhandel: detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, in de vorm van de verkoop van auto's, boten, caravans, landbouwwerktuigen, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair en naar de aard daarmee gelijk te stellen artikelen; 1.68 vuurwerkbedrijf: een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de vervaardiging of assemblage of de handel in vuurwerk, de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen; 1.69 waterhuishoudkundige voorziening: voorzieningen die nodig zijn voor een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit; 1.70 Wgh-inrichting: bedrijf dat krachtens artikel 2.1, lid 3, van het Besluit omgevingsrecht is aangewezen als inrichting die in belangrijke mate geluidhinder kan veroorzaken. 1.71 wijzigingsbevoegdheid: de bevoegdheid van burgemeester en wethouders om het bestemmingsplan te wijzigen zoals bedoeld in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening; 1.72 wonen: het leven in een permanent dag- en nachtverblijf alwaar een huishouden wordt gevoerd;
BJZ.nu Bestemmingsplannen
40
Bestemmingsplan “Eibergen, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2015-1 (Mors 15) Ontwerp
Artikel 2
Wijze van meten
Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten: 2.1
Gebouwen en bouwwerken
2.1.1
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; 2.1.2
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; 2.1.3
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. 2.2
Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen, worden ondergeschikte bouwdelen als: a.
plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en aan- of uitbouwen met een oppervlakte van 2 m² of kleiner; b. overstekende daken; c. luifels als geïntegreerd onderdeel van een gebouw of een uitbouw; buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 0,75 meter ten opzichte van de bouwgrens of bestemmingsgrens bedraagt. 2.3
Maatvoering
Alle maten zijn, tenzij anders aangegeven: a. b. c. d. e.
voor lengten in meters (m); voor oppervlakten in vierkante meters (m²); voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³); voor verhoudingen in procenten (%); voor hoeken/hellingen in graden (º).
BJZ.nu Bestemmingsplannen
41
Bestemmingsplan “Eibergen, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2015-1 (Mors 15) Ontwerp
Hoofdstuk 2 Artikel 3 3.1
Bestemmingsregels Bedrijventerrein
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b.
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' uitsluitend bedrijven in categorie 1 en 2 in de 'Staat van bedrijfsactiviteiten'; volumineuze (grootschalige) detailhandel;
met daarbij behorende: c. d. e. f. g. h. i. j. k. l. m.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde; werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden; tuinen; erven; terreinen; wegen met bijbehorende paden en bermen; ontsluitingspaden; parkeervoorzieningen; groenvoorzieningen; waterhuishoudkundige voorzieningen; doeleinden van openbaar nut;
dit met inachtneming dat: n.
de omvang van een bouwperceel per bedrijf maximaal 5.500 m2 bedraagt;
met dien verstande dat niet zijn toegestaan: o. p. q. r. s.
detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel en detailhandel genoemd in 3.1, onder a en b; Bevi-inrichtingen; vuurwerkinrichtingen; Wgh-inrichtingen; inrichtingen die zijn genoemd in de onderdelen C of D van de Bijlage behorende bij het Besluit milieueffectrapportage.
3.2
Bouwregels
Op de voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd. 3.2.1
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels: a.
de bouwhoogte mag maximaal 3 meter bedragen, met uitzondering van: 1. erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte maximaal 2 meter mag bedragen; 2. licht- en vlaggenmasten waarvan de bouwhoogte maximaal 6 meter mag bedragen.
BJZ.nu Bestemmingsplannen
42
Bestemmingsplan “Eibergen, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2015-1 (Mors 15) Ontwerp 3.3
Nadere eisen
3.3.1
Nadere eis
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing voor: a. b. c. d. e. f. g. h.
het straat- en bebouwingsbeeld; de woonsituatie (in de omgeving); de parkeersituatie; de milieusituatie; de verkeersveiligheid; de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; de sociale veiligheid; de externe veiligheid.
3.3.2
Procedure
Voor het stellen van een nadere eis geldt de in artikel 12.1 genoemde voorbereidingsprocedure. 3.4
Specifieke gebruiksregels
3.4.1
Strijdig gebruik
Tot een gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval gerekend het wonen. 3.5
Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1
Afwijken categorieën
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1 en toestaan dat ook bedrijven worden toegelaten die niet zijn genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten, of die volgens deze Staat van bedrijfsactiviteiten, van één categorie hoger zijn, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de al toegelaten categorie van bedrijven, met dien verstande dat: a. b. c.
Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan; vuurwerkinrichtingen niet zijn toegestaan; Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan.
3.5.2
Afwijken bouwperceelgrootte
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1 en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van bouwpercelen per bedrijf wordt vergroot tot maximaal 10.000 m², met inachtneming van de volgende voorwaarden: a. b.
aangetoond moet zijn dat de vergroting vanuit bedrijfseconomisch oogpunt nodig is; de vergroting moet afgestemd zijn op de aard en de schaal van de omgeving en de in de omgeving aanwezige functies.
3.5.3
Afwijken ondergeschikte detailhandel
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 en toestaan dat gronden worden gebruikt voor de uitoefening van detailhandel rechtstreeks voortvloeiend uit de activiteiten van het bedrijf, met dien verstande dat het bedrijf aantoont en aannemelijk maakt dat de omzet uit detailhandel niet meer bedraagt, respectievelijk zal bedragen, dan 10% van de bedrijfsomzet ter plaatse.
BJZ.nu Bestemmingsplannen
43
Bestemmingsplan “Eibergen, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2015-1 (Mors 15) Ontwerp 3.5.4
Afwegingskader
Een in 3.5.1, 3.5.2 en 3.5.3 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: a. b. c. d. e. f. g. h.
het straat- en bebouwingsbeeld; de woonsituatie (in de omgeving); de parkeersituatie; de milieusituatie; de verkeersveiligheid; de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; de sociale veiligheid; de externe veiligheid.
3.6
Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1
Wijziging naar Bevi-inrichting of vuurwerkinrichting
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van gronden als bedoeld in 3.1, te wijzigen ten behoeve van het toestaan van een Bevi-inrichting of een vuurwerkinrichting, met dien verstande dat rond de plaats van de betreffende Bevi-inrichting of vuurwerkinrichting een bij de betreffende inrichting behorende aanduiding 'veiligheidszone - bevi' respectievelijk 'veiligheidszone - vuurwerk' wordt aangegeven, zodanig dat op de gronden ter plaatse van die aanduiding geen kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten aanwezig zijn of kunnen zijn. 3.6.2
Procedure
Voor een wijziging van het bestemmingsplan geldt de in artikel 12.2 genoemde voorbereidingsprocedure.
BJZ.nu Bestemmingsplannen
44
Bestemmingsplan “Eibergen, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2015-1 (Mors 15) Ontwerp
Artikel 4 4.1
Groen
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c.
groenvoorzieningen; kleinschalig gebruik voor agrarische doeleinden; het gebruik van de gronden ten behoeve van de aangrenzende bestemming 'Bedrijventerrein';
met daarbij behorende: d. e. f. g. h. i. j. k. l.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde; werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden; verblijfsgebied; paden en verhardingen; parkeervoorzieningen; speelvoorzieningen; water; waterhuishoudkundige voorzieningen; doeleinden van openbaar nut.
4.2
Bouwregels
Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd. 4.2.1
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, geldt dat de bouwhoogte maximaal 3 meter mag bedragen, met uitzondering van: a. b. c.
terreinafscheidingen waarvan de bouwhoogte maximaal 2 meter mag bedragen; verlichtingsarmaturen waarvan de bouwhoogte maximaal 6 meter mag bedragen; speelvoorzieningen waarvan de bouwhoogte maximaal 6 meter mag bedragen.
BJZ.nu Bestemmingsplannen
45
Bestemmingsplan “Eibergen, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2015-1 (Mors 15) Ontwerp
Artikel 5 5.1
Leiding - Riool
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor: a. b.
de bescherming van de in de strook gelegen leidingen; ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - riool' voor de aanleg en instandhouding van een rioolpersleiding.
5.2
Bouwregels
Op de voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden mogen geen bouwwerken worden opgericht. 5.3
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de betreffende andere bestemming van deze gronden, mits: a. b.
hierdoor geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding; terzake daarvan vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 5.4.1
Vergunningplicht
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Riool' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a. b. c. d. e. f.
het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen; het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; het indrijven van voorwerpen in de bodem; het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage; het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren; het permanent opslaan van goederen.
5.4.2
Uitzonderingen vergunningplicht
Het onder 5.4.1 opgenomen verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden: a. b. c.
die al in uitvoering zijn op het van kracht worden van het plan; die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en de belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen; die gaan over graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatieuitwisseling ondergrondse netten.
5.4.3
Beoordelingscriterium
Een omgevingsvergunning kan worden verleend als de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en van de bijbehorende belemmeringenstrook.
BJZ.nu Bestemmingsplannen
46
Bestemmingsplan “Eibergen, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2015-1 (Mors 15) Ontwerp
Artikel 6 6.1
Waarde - Archeologische Verwachting 3
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische Verwachting 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de naar verwachting aanwezige archeologische waarden in de bodem. 6.2
Bouwregels
6.2.1
Algemeen
Voor het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels: a.
bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 2.500 m² en de bodemingrepen dieper gaan dan 0,30 meter moet de aanvrager een rapport overleggen, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft voldoende is vastgesteld; b. als uit het in 6.2.1, onder a bedoelde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het bouwen van het aangevraagde bouwwerk worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning: 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige; en/of 4. c.
de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan; het overleggen van een rapport is niet nodig als de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst door de archeologisch deskundige, voldoende is vastgesteld. Het in 6.2.1, onder b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
6.2.2
Advies archeoloog
Voordat het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in 6.2.1, onder a, wint het advies in bij de archeologisch deskundige over de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden moeten worden opgenomen.
6.2.3
Uitzondering bouwregels
Het bepaalde in 6.2.1, onder a geldt niet als: a. b.
c.
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte met maximaal 2.500 m² wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of gebouwen maximaal 2,50 meter uit de bestaande fundering worden vergroot.
BJZ.nu Bestemmingsplannen
47
Bestemmingsplan “Eibergen, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2015-1 (Mors 15) Ontwerp 6.3
Nadere eisen
6.3.1
Nadere eis
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en de inrichting en het gebruik van gronden, als uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudensen beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden. 6.3.2
Procedure
Voor het stellen van een nadere eis geldt de in artikel 12.1 genoemde voorbereidingsprocedure. 6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 6.4.1
Vergunningplicht
Onverminderd het in de Monumentenwet 1988 bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren: a. b.
c. d. e. f. g. h.
het ophogen van de bodem met meer dan 1 meter; grondwerkzaamheden dieper dan 0,30 meter onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 2.500 m², waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage of oppervlakteverhardingen; bodem verlagen of afgraven (ook voor het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist; het verlagen van het waterpeil; het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten; het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem; het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd; het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
6.4.2
Uitzonderingen vergunningplicht
Het onder 6.4.1 opgenomen verbod geldt niet: a.
b. c. d. e.
voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen; voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale agrarische gebruik; voor werken en werkzaamheden binnen een afstand van maximaal 2,50 meter uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk; voor werken en werkzaamheden in de bodem waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend; ingeval op grond van de Monumentenwet 1988 een vergunning nodig is dan wel overige bepalingen van de Monumentenwet 1988 van toepassing zijn.
BJZ.nu Bestemmingsplannen
48
Bestemmingsplan “Eibergen, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2015-1 (Mors 15) Ontwerp 6.4.3
Beoordelingscriteria
Voor de onder 6.4.1 genoemde vergunning gelden de volgende beoordelingscriteria: a.
b.
de vergunning kan slechts worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, wat moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning als bedoeld in 6.4.1, moet overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag voldoende zijn vastgesteld. Als het rapport daarvoor aanleiding geeft, moet op advies van de erkend archeoloog zo nodig een opgraving plaatsvinden; het overleggen van een rapport is niet nodig als naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld.
6.4.4 a.
b.
Voorwaarden aan een omgevingsvergunning
Overeenkomstig het in artikel 2.22, tweede lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht bepaalde, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning voorschriften verbinden, waaronder: 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of 2. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; of 3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen. Voordat het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 6.4.1, wint het advies in bij een archeologisch deskundige over de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden moeten worden opgenomen.
BJZ.nu Bestemmingsplannen
49
Bestemmingsplan “Eibergen, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2015-1 (Mors 15) Ontwerp
Hoofdstuk 3 Artikel 7
Algemene regels Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is gekomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
BJZ.nu Bestemmingsplannen
50
Bestemmingsplan “Eibergen, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2015-1 (Mors 15) Ontwerp
Artikel 8 8.1
Algemene bouwregels
Bestaande afstanden en maten
In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand van bouwwerken, die rechtens tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in of krachtens het bepaalde in Hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand in afwijking daarvan als minimaal voorgeschreven respectievelijk maximaal toegestaan.
BJZ.nu Bestemmingsplannen
51
Bestemmingsplan “Eibergen, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2015-1 (Mors 15) Ontwerp
Artikel 9
Algemene gebruiksregels
9.1
Strijdig gebruik
9.1.1
Verboden gebruik
a.
b.
Het is verboden de in het bestemmingsplan begrepen gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming en de daarbij behorende planregels. Onder een verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van: 1. bijgebouwen ten behoeve van bewoning; 2. gronden als opslag-, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen, materialen en producten; 3. gronden gebruiken als verkooppunt motorbrandstoffen; 4. het (laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting; 5. het (laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een coffeeshop.
9.1.2
Toegestaan gebruik
Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt niet verstaan: a.
b.
9.2 a.
b. c.
het gebruiken of het laten gebruiken van gronden voor kortstondige evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daardoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of vrijstelling vereist is en deze is verleend, dan wel een melding is gedaan; het aanleggen of het laten aanleggen van kabels en leidingen voor de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en de datacommunicatie, met uitzondering van: 1. aardgastransportleidingen met een diameter van meer dan 4" en/of een druk van meer dan 40 bar; 2. transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3-categorie met een diameter van meer dan 4"; 3. hoogspanningsleidingen; 4. buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 meter of meer en een lengte van 10 km of meer. Parkeernormen Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.
BJZ.nu Bestemmingsplannen
52
Bestemmingsplan “Eibergen, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2015-1 (Mors 15) Ontwerp
Artikel 10 10.1
Algemene afwijkingsregels
Afwijken
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van: a.
de bij recht in de regels gegeven maten ten aanzien van hoogten en afstanden tot maximaal 10% van die maten; b. het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, als de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daarvoor aanleiding geven; c. het bepaalde in het plan met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de omgevingsvergunning noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan; d. het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, als een meetverschil daarvoor aanleiding geeft; e. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes voor het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes voor de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m³ bedraagt, en de bouwhoogte niet meer dan 3 meter; f. het bepaalde in het plan en toestaan dat de grenzen van het bouwperceel worden overschreden door: 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen; 2. gevel- en kroonlijsten, overstekende daken; 3. (hoek)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen; mits de bouwvlakgrens met niet meer dan 1,50 meter wordt overschreden; g. h.
10.2
het bepaalde in het plan en toestaan dat bouwwerken, geen gebouw zijnde, tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter worden gebouwd; het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen wordt vergroot voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen. Afwegingskader
Een in 10.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: a. b. c. d. e. f. g. h.
het straat- en bebouwingsbeeld; de woonsituatie (in de omgeving); de parkeersituatie; de milieusituatie; de verkeersveiligheid; de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; de sociale veiligheid; de externe veiligheid.
BJZ.nu Bestemmingsplannen
53
Bestemmingsplan “Eibergen, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2015-1 (Mors 15) Ontwerp
Artikel 11
Algemene wijzigingsregels
11.1
Wijzigingsbevoegdheid
11.1.1
Wijziging
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen te wijzigen, ten aanzien van de plaats van de bestemmingsgrenzen, voor zover de afwijking van geringe aard is en ten aanzien van ondergeschikte punten, wanneer dit met het oog op praktische uitvoering gerechtvaardigd is, respectievelijk als de aanpassing aan de terreingesteldheid dit noodzakelijk maakt en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad. 11.1.2
Procedure
Voor een wijziging van het bestemmingsplan geldt de in 12.2 genoemde voorbereidingsprocedure.
BJZ.nu Bestemmingsplannen
54
Bestemmingsplan “Eibergen, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2015-1 (Mors 15) Ontwerp
Artikel 12 12.1
Algemene procedureregels
Nadere eisen
Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure: a. b. c.
d.
12.2
het voornemen ligt, met bijbehorende stukken, gedurende twee weken ter inzage; de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze; de bekendmaking meldt de mogelijkheid voor belanghebbenden om schriftelijk of mondeling zienswijzen over het voornemen bij burgemeester en wethouders kenbaar te maken gedurende de onder a genoemde termijn; burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede. Wijzigingen
Burgemeester en wethouders geven in geval van wijziging van het bestemmingsplan toepassing aan de procedureregels van artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening.
BJZ.nu Bestemmingsplannen
55
Bestemmingsplan “Eibergen, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2015-1 (Mors 15) Ontwerp
Hoofdstuk 4 Artikel 13 13.1
Overgangs- en slotregels Overgangsrecht
Bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, a. b.
13.2
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; na het teniet gaan door een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan. Afwijken
Het bevoegd gezag kan eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 13.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 13.1 met maximaal 10%. 13.3
Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 13.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 13.4
Gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik. 13.5 a.
b.
13.6
Strijdig gebruik Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 13.4 , te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. Als het gebruik, bedoeld lid 13.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Het bepaalde in 13.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
BJZ.nu Bestemmingsplannen
56
Bestemmingsplan “Eibergen, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2015-1 (Mors 15) Ontwerp
Artikel 14
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Eibergen, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2015-1 (Mors 15)'.
BJZ.nu Bestemmingsplannen
57
Bestemmingsplan “Eibergen, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2015-1 (Mors 15) Ontwerp
Bijlagen bij de regels
BJZ.nu Bestemmingsplannen
58
Bestemmingsplan “Eibergen, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2015-1 (Mors 15) Ontwerp
Bijlage 1
Staat van bedrijfsactiviteiten
BJZ.nu Bestemmingsplannen
59
STAAT VAN BEDRIJFSACTIVITEITEN (BEDRIJVENTERREINEN) GEVAAR
CATEGORIE
VERKEER
LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW Dienstverlening t.b.v. de landbouw: - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o. > 500 m² - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o.<= 500 m² - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. > 500 m² - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m² KI-stations
30 30 30 30 30
10 10 10 10 10
50 30 50 30 30
10 10 10 10 0
3.1 2 3.1 2 2
2 1 2 1 1
02 021, 022, 024
BOSBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. BOSBOUW Bosbouwbedrijven
10
10
50
0
3.1
1
03 0312 032 032
VISSERIJ- EN VISTEELTBEDRIJVEN Binnenvisserijbedrijven Vis- en schaaldierkwekerijen - visteeltbedrijven
50
0
50
10
3.1
1
50
0
50
0
3.1
1
10, 11 101, 102 101, 102 101 101 101 101 101, 102 108 102 102 102 102 102 102 1031 1031 1031 1032, 1039
VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN Slachterijen en overige vleesverwerking: - slachterijen en pluimveeslachterijen - bewerkingsinrichting van darmen en vleesafval - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1000 m² - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1000 m² - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m² - loonslachterijen - vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaar-maaltijden met p.o. < 2.000 m² Visverwerkingsbedrijven: - conserveren - roken - verwerken anderszins: p.o.> 1000 m² - verwerken anderszins: p.o. <= 1000 m² - verwerken anderszins: p.o. <= 300 m² Aardappelprodukten fabrieken: - vervaardiging van aardappelproducten - vervaardiging van snacks met p.o. < 2.000 m² Groente- en fruitconservenfabrieken: - jam - groente algemeen - met koolsoorten - met drogerijen - met uienconservering (zoutinleggerij) Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke oliën en vetten: - p.c. < 250.000 t/j - p.c. >= 250.000 t/j Raffinage van plantaardige en dierlijke oliën en vetten: - p.c. < 250.000 t/j - p.c. >= 250.000 t/j Margarinefabrieken: - p.c. < 250.000 t/j - p.c. >= 250.000 t/j Zuivelprodukten fabrieken: - melkprodukten fabrieken v.c. < 55.000 t/j - melkprodukten fabrieken v.c. >= 55.000 t/j - overige zuivelprodukten fabrieken Consumptie-ijsfabrieken: - consumptie-ijsfabrieken: p.o. > 200 m² - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m² Meelfabrieken: - p.c. >= 500 t/u - p.c. < 500 t/u Grutterswarenfabrieken Zetmeelfabrieken: - p.c. < 10 t/u - p.c. >= 10 t/u Veevoerfabrieken: - drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) cap. < 10 t/u water - mengvoeder, p.c. < 100 t/u - mengvoeder, p.c. >= 100 t/u Vervaardiging van voer voor huisdieren Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: - v.c. < 7500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens - v.c. >= 7500 kg meel/week Banket, biscuit- en koekfabrieken
100 300 100 50 30 50 50
0 0 0 0 0 0 0
100 100 100 50 50 50 50
50 R 50 R 50 R 30 10 10 10
3.2 4.2 3.2 3.1 3.1 3.1 3.1
2 2 2 1 1 1 2
200 300 300 100 50
0 0 10 10 10
100 50 50 50 30
30 0 30 30 10
4.1 4.2 4.2 3.2 3.1
2 1 2 1 1
300 50
30 10
200 50
50 R 50 R
4.2 3.1
2 1
50 50 100 300 300
10 10 10 10 10
100 100 100 200 100
10 10 10 30 10
3.2 3.2 3.2 4.2 4.2
1 2 2 2 2
200 300
30 50
100 300
30 R 50 R
4.1 4.2
3 3
B B
200 300
10 10
100 300
100 R 200 R
4.1 4.2
3 3
B B
100 200
10 10
200 300
30 R 50 R
4.1 4.2
3 3
B
50 100 50
0 0 50
100 300 300
50 R 50 R 50 R
3.2 4.2 4.2
2 3 3
50 10
0 0
100 30
50 R 0
3.2 2
2 1
200 100 300 100 50 200 50 100 200
100 R 50 R 50
4.2 4.1 4.1
2 2 2
200 50 200 300 100 300
30 R 50 R
4.1 4.2
1 2
300 100 200 200 50 200 300 100 300 200 100 200
30 30 50 R 30
4.2 4.1 4.2 4.1
2 3 3 2
30 100 100
10 30 30
2 3.2 3.2
1 2 2
OMSCHRIJVING
TABEL 1: BEDRIJVEN
1032, 1039 1032, 1039 1032, 1039 1032, 1039 1032, 1039 104101 104101 104101 104102 104102 104102 1042 1042 1042 1051 1051 1051 1051 1052 1052 1052 1061 1061 1061 1061 1062 1062 1062 1091 1091 1091 1091 1092 1071 1071 1071 1072
1/8
10 30 10
30 100 100
LUCHT
GELUID
01 016 016 016 016 016 0162
SBI-CODE
BODEM
STOF
INDICES
GEUR
AFSTANDEN IN METERS
STAAT VAN BEDRIJFSACTIVITEITEN (BEDRIJVENTERREINEN) GEVAAR
CATEGORIE
VERKEER
30 10 30 30 10 30
50 30 50 50 30 10
30 10 30 R 30 R 10 10
3.2 2 4.2 3.2 2 3.1
2 1 2 2 1 2
100 200 200 200
10 30 30 50
30 50 50 50
10 10 30 50 R
3.2 4.1 4.1 4.1
2 2 2 2
100 300 200 300
10 50 50 30
50 50 50 200
10 50 R 30 30
3.2 4.2 4.1 4.2
2 2 2 2
200 300 10 300 300 10
30 50 0 30 50 0
200 300 30 100 100 100
30 50 0 50 30 50
4.1 4.2 2 4.2 4.2 3.2
1 2 1 2 2 3
200
30
50
30
4.1
2
10
50
100
30
3.2
2
10 10 50 10 100 0
10 30 0 0 30 10
100 300 50 50 200 50
0 50 10 10 10 10
3.2 4.2 3.1 3.1 4.1 3.1
2 3 2 1 2 1
VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT Vervaardiging kleding van leer Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont
30 10 50
0 10 10
50 30 10
0 10 10
3.1 2 3.1
1 2 1
15 151,152 151 152
VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING) Lederfabrieken Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) Schoenenfabrieken
300 50 50
30 10 10
100 30 50
10 10 10
4.2 3.1 3.1
2 2 2
16 16101 16102 16102 16102 1621 162 162 162902
HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. Houtzagerijen Houtconserveringsbedrijven: - met creosootolie - met zoutoplossingen Fineer- en plaatmaterialenfabrieken Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m² Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken
0
50
100
50 R
3.2
2
200 10 100 0 0 10
30 30 30 30 30 10
50 50 100 100 50 30
10 10 10 0 0 0
4.1 3.1 3.2 3.2 3.1 2
2 2 3 2 1 1
17 1711 1712 1712 1712 1712 172 17212 17212 17212
VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN Vervaardiging van pulp Papier- en kartonfabrieken: - p.c. < 3 t/u - p.c. 3 - 15 t/u - p.c. >= 15 t/u Papier- en kartonwarenfabrieken Golfkartonfabrieken: - p.c. < 3 t/u - p.c. >= 3 t/u
50 R
4.1
3
R R R R
3.1 4.1 4.2 3.2
1 2 3 2
18 1811 1812 18129 1814 1814 1813
UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA Drukkerijen van dagbladen Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen Grafische afwerking Binderijen Grafische reproduktie en zetten
OMSCHRIJVING
10821 10821 10821 10821 10821 10821 1073 1083 1083 108401 1089 1089 1089 1089 1089 1089 110101 110102 110102 110102 1102 t/m 1104 1105 1106 1107
Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m² - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m² - suikerwerkfabrieken met suiker branden - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. > 200 m² - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. <= 200 m² Deegwarenfabrieken Koffiebranderijen en theepakkerijen: - theepakkerijen Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden Vervaardiging van overige voedingsmiddelen Bakkerijgrondstoffenfabrieken Soep- en soeparomafabrieken: - zonder poederdrogen - met poederdrogen Bakmeel- en puddingpoederfabrieken Destilleerderijen en likeurstokerijen Vervaardiging van ethylalcohol door gisting: - p.c. < 5.000 t/j - p.c. >= 5.000 t/j Vervaardiging van wijn, cider e.d. Bierbrouwerijen Mouterijen Mineraalwater- en frisdrankfabrieken
12 120
VERWERKING VAN TABAK Tabakverwerkende industrie
13 131 132 132 132
VERVAARDIGING VAN TEXTIEL Bewerken en spinnen van textielvezels Weven van textiel: - aantal weefgetouwen < 50 - aantal weefgetouwen >= 50 Textielveredelingsbedrijven Vervaardiging van textielwaren Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen
141 141 142, 151
133 139 1393 139, 143 14
2/8
200 100 200 50 30 50 100 50 200 200 100 300 30 30 100
30 50 100 30
R R R R
30 50
30 30
100 200
30 R 30 R
3.2 4.1
2 2
30 30 10 0 30 30
0 0 0 0 0 0
100 100 30 10 30 10
10 10 0 0 0 10
3.2 3.2 2 1 2 2
3 3 1 1 2 2
LUCHT
GELUID
100 30 300 100 30 50
SBI-CODE
BODEM
STOF
INDICES
GEUR
AFSTANDEN IN METERS
B
B B
L
B
L
B
L
B B B
L
B B B
L
B
STAAT VAN BEDRIJFSACTIVITEITEN (BEDRIJVENTERREINEN)
3.2 4.2 4.2
2 2 2
B B B
L L L
200
200 R
4.1
3
B
L
30
300
300 R
4.2
2
B
L
300
10
200
300 R
4.2
2
B
L
100 200
0 0
200 300
100 R 200 R
4.1 4.2
2 3
B B
300 300
0 30
200 200
100 R 300 R
4.2 4.2
2 3
B B
L L
200
10
200
300 R
4.2
1
B
L
50 10 50 10 10 30 300 100 200 300 30 50
50 R 10 100 R 50 R
3.1 2 4.2 4.2
2 2 3 2
B
L
100 50 50 200 300
10 10 10 30 30
100 100 50 100 300
50 50 50 200 200
R R R R
3.2 3.2 3.1 4.1 4.2
3 3 3 2 3
B B B B B
300
50
300
100 R
4.2
2
B
50 200 100
10 50 10
30 100 50
30 50 R 50 R
3.1 4.1 3.2
1 2 1
B
200 300 50
50 50 30
100 100 50
100 R 200 R 30
4.1 4.2 3.1
2 2 2
B
30 30 100 30 100 300 300 100 100 10 30 50
30 50 R 30 10
3.2 4.2 4.2 3.1
1 2 1 1
L L L
L L L
Overige grafische aktiviteiten Reproduktiebedrijven opgenomen media
30 0
0 0
30 10
19 19202 19202 19202
AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERK. IND.; BEWERKING SPLIJT-/KWEEKSTOFFEN Smeeroliën- en vettenfabrieken Recyclingbedrijven voor afgewerkte olie Aardolieproduktenfabrieken n.e.g.
50 300 300
0 0 0
100 100 200
20 2012 2012 2012 20141 20141 20141 20141 20141 20149 20149 203 2110 2110 2120 2120 2120 2041 2042 2052 2052 205902 205903 205903 2060
VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN Kleur- en verfstoffenfabrieken Anorg. chemische grondstoffenfabrieken: - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" Organ. chemische grondstoffenfabrieken: - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" Methanolfabrieken: - p.c. < 100.000 t/j - p.c. >= 100.000 t/j Vetzuren en alkanolenfabrieken (niet synth.): - p.c. < 50.000 t/j Verf, lak en vernisfabrieken Farmaceutische grondstoffenfabrieken: - p.c. < 1.000 t/j Farmaceutische produktenfabrieken: - formulering en afvullen geneesmiddelen - verbandmiddelenfabrieken Zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken Parfumerie- en cosmeticafabrieken Lijm- en plakmiddelenfabrieken: - zonder dierlijke grondstoffen Fotochemische produktenfabrieken Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken Overige chemische produktenfabrieken n.e.g. Kunstmatige synthetische garen- en vezelfabrieken
200
0
100
22 221101 221102 221102 221102 2219 222 222 222 222
VERVAARDIGING VAN PRODUKTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF Rubberbandenfabrieken Loopvlakvernieuwingsbedrijven: - vloeropp. < 100 m² - vloeropp. >= 100 m² Rubber-artikelenfabrieken Kunststofverwerkende bedrijven: - zonder fenolharsen - met fenolharsen - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen
23 231 231 231 231 231 232, 234 232, 234 232, 234 233 233 235201 235201 235202 235202 23611 23611 23611 23612 23612 23612 2362 2363, 2364 2363, 2364 2363, 2364 2365, 2369 2365, 2369 2365, 2369 237 237
VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN Glasfabrieken: - glas en glasprodukten, p.c. < 5.000 t/j - glas en glasprodukten, p.c. >= 5.000 t/j - glaswol en glasvezels, p.c.< 5.000 t/j Glasbewerkingsbedrijven Aardewerkfabrieken: - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW Baksteen en baksteenelementenfabrieken Dakpannenfabrieken Kalkfabrieken: - p.c. < 100.000 t/j Gipsfabrieken: - p.c. < 100.000 t/j Betonwarenfabrieken: - zonder persen, triltafels en bekistingtrille - met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. < 100 t/d Kalkzandsteenfabrieken: - p.c. < 100.000 t/j - p.c. >= 100.000 t/j Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken Betonmortelcentrales: - p.c. < 100 t/u - p.c. >= 100 t/u Vervaardiging van produkten van beton, (vezel)cement en gips: - p.c. < 100 t/d - p.c. >= 100 t/d Natuursteenbewerkingsbedrijven: - zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m²
10 30 30 50
10 30 50 100 200 200 200 200
10 30 30 100 R
2 3.2 4.1 4.1
1 2 2 2
30
200 200
30 R
4.1
2
30
200 200
30 R
4.1
2
10 10
100 200 100 300
30 30
4.1 4.2
2 2
10 30 50
50 100 200 300 50 100
30 30 30
3.2 4.2 3.2
2 3 2
10 30
50 100 200 300
10 10
3.2 4.2
3 3
10 30
50 100 200 300
50 R 200 R
3.2 4.2
2 3
10
30
0
3.2
1
100
LUCHT
VERKEER
30 R 50 R 50 R
1814 182
BODEM
CATEGORIE
B
GELUID
2 1
STOF
2 1
OMSCHRIJVING
GEUR
10 0
SBI-CODE
3/8
INDICES
GEVAAR
AFSTANDEN IN METERS
B
B B
B
L L L L
L
STAAT VAN BEDRIJFSACTIVITEITEN (BEDRIJVENTERREINEN)
STOF
GELUID
GEVAAR
CATEGORIE
VERKEER
BODEM
LUCHT
INDICES
GEUR
AFSTANDEN IN METERS
10 10 10
30 50 100 300 30 50
0 10 10
3.1 4.2 3.1
1 1 1
300 100 100
30
4.2
3
B
L
100 200 300 200 100 100 50 50 100 100 50 200 200 100 300
30 50 50 30 50
4.2 4.1 3.2 4.1 4.2
2 2 2 3 3
B B
L L
30
30
4.2
2
100 100 300
30 R
4.2
1
B
100
50
300
30 R
4.2
1
B
100
50
300
30 R
4.2
1
B
30 30 30 50
30 100 30 50 50 200 200 300
30 10 30 30
3.2 3.1 4.1 4.2
2 1 2 3
B B B
30 30 10 50 30
50 30 30 30 30
300 200 200 100 50
30 R 30 30 30 10
4.2 4.1 4.1 3.2 3.1
2 2 1 2 1
B B B B B
50 50 100 30 200 200 30 50 100 100 30 100 50 50 100 100 50 100 100 50 100 30 50 100 50 10 100 50 10 100 100 50 100 30 30 100 10 30 100 10 30 50
50 30 50 50 R 30 R 50 50 30 30 30 50 R 50 30 10
3.2 4.1 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.1
2 2 1 2 2 2 2 2 2 2 1 2 1 1
B B B B B B B B B B B B B B
30 30 30
50 30 30
200 100 50
30 30 10
4.1 3.2 3.1
2 2 1
B B B
VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN Machine- en apparatenfabrieken incl. reparatie: - p.o. < 2.000 m² - p.o. >= 2.000 m² - met proefdraaien verbrandingsmotoren >= 1 MW
30 50 50
30 30 30
100 200 300
30 30 30
3.2 4.1 4.2
2 3 3
B B B
26, 28, 33 26, 28, 33
VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie
30
10
30
10
2
1
26, 27, 33 271, 331 271, 273 273 272 274 293
VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDHEDEN Elektromotoren- en generatorenfabrieken incl. reparatie Schakel- en installatiemateriaalfabrieken Elektrische draad- en kabelfabrieken Accumulatoren- en batterijenfabrieken Lampenfabrieken Elektrotechnische industrie n.e.g.
200 200 100 100 200 30
30 10 10 30 30 10
30 30 200 100 30 30
50 50 100 R 50 300 R 10
4.1 4.1 4.1 3.2 4.2 2
1 1 2 2 2 1
VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN -BENODIGDHEDEN 26, 33 261, 263, 264, 331 Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. incl. reparatie Fabrieken voor gedrukte bedrading 2612
30 50
0 10
50 50
30 30
3.1 3.1
2 1
SBI-CODE
OMSCHRIJVING
237 237 2391 2399 2399 2399 2399 2399 2399 2399 2399
- zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m² - met breken, zeven of drogen, v.c. < 100.000 t/j Slijp- en polijstmiddelen fabrieken Bitumineuze materialenfabrieken: - p.c. < 100 t/u Isolatiematerialenfabrieken (excl. glaswol): - steenwol, p.c. >= 5.000 t/j - overige isolatiematerialen Minerale produktenfabrieken n.e.g. Asfaltcentrales: p.c.< 100 ton/uur - asfaltcentrales, p.c. >= 100 ton/uur
24 243 243 244 244 2451, 2452 2451, 2452 2453, 2454 2453, 2454
VERVAARDIGING VAN METALEN Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en profielzetterijen: - p.o. < 2.000 m² Non-ferro-metaalfabrieken: - p.c. < 1.000 t/j IJzer- en staalgieterijen/ -smelterijen: - p.c. < 4.000 t/j Non-ferro-metaalgieterijen/ -smelterijen: - p.c. < 4.000 t/j
25, 31 251, 331 251, 331 251, 331 251, 331 251, 331 2529, 3311 2529, 3311 2521, 2530, 3311 255, 331 255, 331 255, 331 2561, 3311 2561, 3311 2561, 3311 2561, 3311 2561, 3311 2561, 3311 2561, 3311 2561, 3311 2561, 3311 2561, 3311 2561, 3311 2561, 3311 2561, 3311 2562, 3311 2562, 3311 259, 331 259, 331 259, 331 259, 331
VERV. EN REPARATIE VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSP.MID.) Constructiewerkplaatsen - gesloten gebouw - gesloten gebouw, p.o. < 200 m² - in open lucht, p.o. < 2.000 m² - in open lucht, p.o. >= 2.000 m² Tank- en reservoirbouwbedrijven: - p.o. < 2.000 m² Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m² Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven: - algemeen - stralen - metaalharden - lakspuiten en moffelen - scoperen (opspuiten van zink) - thermisch verzinken - thermisch vertinnen - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten) - anodiseren, eloxeren - chemische oppervlaktebehandeling - emailleren - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen ed) Overige metaalbewerkende industrie Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m² Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken: - p.o. < 2.000 m² Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m²
27, 28, 33 27, 28, 33 27, 28, 33 27, 28, 33 28, 33
26, 32, 33
VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
4/8
30
300
B B B B
B B
L L L L L L
L
L L L L L
STAAT VAN BEDRIJFSACTIVITEITEN (BEDRIJVENTERREINEN)
30 30 50 100 50 100 50 100 200
10 50 R 30
3.1 3.2 4.1
2 2 2
B B B
50 50
30 30
100 300
30 30 R
3.2 4.2
2 2
B B
50 30 30
30 10 30
200 100 100
30 30 R 30
4.1 3.2 3.2
2 2 2
B B B
VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. Meubelfabrieken Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m² Fabricage van munten, sieraden e.d. Muziekinstrumentenfabrieken Sportartikelenfabrieken Speelgoedartikelenfabrieken Sociale werkvoorziening Vervaardiging van overige goederen n.e.g.
50 0 30 30 30 30 0 30
50 10 10 10 10 10 30 10
100 10 10 30 50 50 30 50
30 0 10 10 30 30 0 30
3.2 1 2 2 3.1 3.1 2 3.1
2 1 1 2 2 2 1 2
B
38 383202 383202 383202 383202
VOORBEREIDING TOT RECYCLING Puinbrekerijen en -malerijen: - v.c. < 100.000 t/j Rubberregeneratiebedrijven Afvalscheidingsinstallaties
30 100 300 300 50 100 200 200 300
10 50 R 50
4.2 4.2 4.2
2 2 3
35 35 35 35 35 35 35 35 35 35 35 35 35 35 35 35 35
PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER bio-energieinstallaties electrisch vermogen < 50 MWe: - covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, GFT en reststromen voedingsindustrie - vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: - < 10 MVA - 10 - 100 MVA - 100 - 200 MVA - 200 - 1000 MVA Gasdistributiebedrijven: - gascompressorstations vermogen < 100 MW - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. Cat. A - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C - gasontvang- en -verdeelstations, cat. D Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: - stadsverwarming - blokverwarming
100 50
50 50
100 100
30 R 30 R
3.2 3.2
2 2
0 0 0 0
0 0 0 0
30 50 100 300
10 30 50 50
2 3.1 3.2 4.2
1 1 1 1
0 0 0 0
0 0 0 0
300 10 30 50
100 10 10 50 R
4.2 1 2 3.1
1 1 1 1
30 10
10 0
100 30
50 10
3.2 2
1 1
36 36 36 36 36 36 36
WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER Waterwinning-/ bereiding- bedrijven: - bereiding met chloorbleekloog e.d. en/of straling Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: - < 1 MW - 1 - 15 MW - >= 15 MW
10
0
50
30
3.1
1
0 0 0
0 0 0
30 100 300
10 10 10
2 3.2 4.2
1 1 1
41, 42, 43 41, 42, 43 41, 42, 43 41, 42, 43 41, 42, 43
BOUWNIJVERHEID Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m² - bouwbedrijven algemeen: b.o. <= 2.000 m² Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m² - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m²
10 10 10 0
30 30 30 10
100 50 50 30
10 10 10 10
3.2 3.1 3.1 2
2 2 2 1
B B B B
45 451, 452, 454 451 45204 45204
HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven Handel in vrachtauto's (incl. import en reparatie) Autoplaatwerkerijen Autobeklederijen
10 10 10 0
0 10 30 0
30 100 100 10
10 10 10 10
2 3.2 3.2 1
2 2 1 1
B
Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie
30
0
30
29 291 291 291 29201 29202 293
VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS Autofabrieken en assemblagebedrijven - p.o. < 10.000 m² - p.o. >= 10.000 m² Carrosseriefabrieken Aanhangwagen- en opleggerfabrieken Auto-onderdelenfabrieken
100 200 100 30 30
10 30 10 10 10
200 300 200 200 100
30 50 30 30 30
30 301, 3315 301, 3315 301, 3315 301, 3315 302, 317 302, 317 302, 317 303, 3316 303, 3316 309 3099
VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS) Scheepsbouw- en reparatiebedrijven: - houten schepen - kunststof schepen - metalen schepen < 25 m Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen: - algemeen - met proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 1 MW Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven: - zonder proefdraaien motoren Rijwiel- en motorrijwielfabrieken Transportmiddelenindustrie n.e.g.
31 310 9524 321 322 323 324 32991 32999
5/8
R R R
LUCHT
3 3 2 2 2
B B B B
R
4.1 4.2 4.1 4.1 3.2
26, 32, 33
BODEM
VERKEER 1
GELUID
2
OMSCHRIJVING
STOF
0
SBI-CODE
GEUR
CATEGORIE
INDICES
GEVAAR
AFSTANDEN IN METERS
L
B
B
L L B B B B
STAAT VAN BEDRIJFSACTIVITEITEN (BEDRIJVENTERREINEN)
1 3 1
30 30 50 100 100 300 10 10 30 50 10 100 50 0 30 30 10 30 10 0 30 0 0 30 10 0 30 10 10 30 30 10 30 10 10 30 10 10 30
30 50 0 0 0 50 50 0 0 0 0 10 10
3.1 4.2 2 3.2 3.1 3.1 3.1 2 2 2 2 2 2
2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2
10 10 0
0 0 0
30 30 30
10 V 50 V 30
2 3.1 2
2 2 2
10
50
50
30
3.1
2
50 50 100
0 0 0
50 50 30
200 R 300 R 50
4.1 4.2 3.2
2 2 2
Autospuitinrichtingen Autowasserijen Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires
50 10 0
30 0 0
46 4621 4621 4622 4623 4624 46217, 4631 4632, 4633 4634 4635 4636 4637 4638, 4639 464, 46733 46499 46499 46499 46499 46711 46711 46712 46712 46712 46713 46721 46721 46722, 46723 4673 4673 4673 46735 46735 46735 4674 4674 4674 46751 46752 4676 4677 4677 4677 4677 4677 4677 466 466 466 466, 469
GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders Grth in akkerbouwprod. en veevoeders met een verwerkingscapaciteit van 500 ton/uur of meer Grth in bloemen en planten Grth in levende dieren Grth in huiden, vellen en leder Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren, spijsoliën Grth in dranken Grth in tabaksprodukten Grth in suiker, chocolade en suikerwerk Grth in koffie, thee, cacao en specerijen Grth in overige voedings- en genotmiddelen Grth in overige consumentenartikelen Grth in vuurwerk en munitie: - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton - munitie Grth in vaste brandstoffen: - klein, lokaal verzorgingsgebied Grth in vloeibare en gasvormige brandstoffen: - vloeistoffen, o.c. < 100.000 m³ - tot vloeistof verdichte gassen Grth minerale olieprodukten (excl. brandstoffen) Grth in metaalertsen: - opslag opp. < 2.000 m² Grth in metalen en -halffabrikaten Grth in hout en bouwmaterialen: - algemeen: b.o. > 2000 m² - algemeen: b.o. <= 2000 m² zand en grind: - algemeen: b.o. > 200 m² - algemeen: b.o. <= 200 m² Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: - algemeen: b.o. > 2.000 m² - algemeen: b.o. < = 2.000 m² Grth in chemische produkten Grth in kunstmeststoffen Grth in overige intermediaire goederen Autosloperijen: - autosloperijen: b.o. > 1000 m² - autosloperijen: b.o. <= 1000 m² Overige groothandel in afval en schroot: - overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 1000 m² - overige groothandel in afval en schroot: b.o. <= 1000 m² Grth in machines en apparaten: - machines voor de bouwnijverheid - overige Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d.)
47 4791 952
R R
R R
LUCHT
VERKEER
3.1 2 2
45204 45205 453
BODEM
CATEGORIE
30 R 0 10
OMSCHRIJVING
STOF
30 30 30
SBI-CODE
GEUR
GEVAAR
INDICES
GELUID
AFSTANDEN IN METERS
B
L
B
L
B
30 0
300 300 10 100
10 10
4.2 3.2
3 2
0 0
10 10
50 30
10 10
3.1 2
2 1
0 0
30 10
100 30
0 0
3.2 2
2 1
0 0 50 30 10
0 0 10 30 10
50 30 30 30 30
10 0 100 R 30 R 10
3.1 2 3.2 2 2
2 1 2 1 2
B
10 10
30 10
100 50
30 10
3.2 3.1
2 2
B B
10 10
30 10
100 50
10 10
3.2 3.1
2 2
B B
0 0 0
10 10 0
100 50 30
10 0 0
3.2 3.1 2
2 2 2
DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN Postorderbedrijven Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen)
0 0
0 0
50 10
0 10
3.1 1
2 1
55 562
LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING Cateringbedrijven
10
0
30
10
2
1
49 493 493 494 494 494 495
VERVOER OVER LAND Taxibedrijven Touringcarbedrijven Goederenwegvervoerbedrijven: - goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1000 m² - goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) b.o. <= 1000 m² Pomp- en compressorstations van pijpleidingen
0 10
0 0
30 100
0 0
2 3.2
2 2
0 0 0
0 0 0
100 50 30
30 30 10
3.2 3.1 2
3 2 1
B
52 52242 52242 52242 52242 52242
DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. binnenvaart: - containers - tankercleaning - stukgoederen - ertsen, mineralen, e.d., opslagopp. < 2.000 m²
300 100 100 300
50 R 200 R 50 R 30
4.2 4.2 3.2 4.2
2 1 2 2
B B B
0 10 300 10 0 10 30 200
6/8
B
STAAT VAN BEDRIJFSACTIVITEITEN (BEDRIJVENTERREINEN)
2 2 2 2 2
30 10
0 0
2 1
2 1
0 0 0
0 0 0
100 10 10
3.2 1 1
1 1 1
10 10 10 10
0 0 0 10
30 50 50 30
10 10 10 10
2 3.1 3.1 2
2 2 2 2
COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. Datacentra
0 0
0 0
10 30
0 0
1 2
1 1
SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek
30 0
10 0
30 10
30 R 0
2 1
1 1
812 74203 82991 82992
OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING Reinigingsbedrijven voor gebouwen Foto- en filmontwikkelcentrales Veilingen voor landbouw- en visserijprodukten Veilingen voor huisraad, kunst e.d.
50 10 50 0
10 0 30 0
30 30 200 10
30 10 50 R 0
3.1 2 4.1 1
1 2 3 2
84 8425
OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN Brandweerkazernes
0
0
50
0
3.1
1
37, 38, 39 3700 3700 3700 3700 381 381 381 382 382 382 382 382 382 382 382 382 382 382
MILIEUDIENSTVERLENING RWZI's en gierverwerkingsinricht., met afdekking voorbezinktanks: - < 100.000 i.e. - 100.000 - 300.000 i.e. rioolgemalen Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. Gemeentewerven (afval-inzameldepots) Vuiloverslagstations Afvalverwerkingsbedrijven: - kabelbranderijen - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) - oplosmiddelterugwinning - afvalverbrandingsinrichtingen, thermisch vermogen > 75 MW - verwerking fotochemisch en galvano-afval Composteerbedrijven: - niet-belucht v.c. < 5.000 ton/jr - belucht v.c. < 20.000 ton/jr - belucht v.c. > 20.000 ton/jr - GFT in gesloten gebouw
200 10 100 300 10 200 30 0 10 50 30 50 30 30 50 200 200 300
10 10 0 10 30 R 30
4.1 4.2 2 3.1 3.1 4.2
2 2 1 2 2 3
100 50 30 50 10 30 100 0 10 300 200 300 10 10 30
10 10 30 R 50 30 R
3.2 3.1 3.2 4.2 2
1 1 1 3 1
B B B
L L L L L
300 100 50 100 100 100 200 200 100 200 50 100
10 10 30 100 R
4.2 3.2 4.1 4.1
2 2 3 3
B B B B
L
59 591, 592, 601, 602 931 931 931 931 931
CULTUUR, SPORT EN RECREATIE Studio's (film, TV, radio, geluid) Schietinrichtingen: - binnenbanen: geweer- en pistoolbanen - binnenbanen: boogbanen Skelter- en kartbanen, in een hal Sportscholen, gymnastiekzalen
0
0
30
10
2
2
0 0 10 0
0 0 0 0
200 10 50 30
10 10 10 0
4.1 1 3.1 2
2 1 2 2
96 96011 96011 96012 96013 96013 9602 9313, 9604 9609 9609
OVERIGE DIENSTVERLENING Wasserijen en strijkinrichtingen Tapijtreinigingsbedrijven Chemische wasserijen en ververijen Wasverzendinrichtingen Wasserettes, wassalons Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden Dierenasiels en -pensions Persoonlijke dienstverlening n.e.g.
30 30 30 0 0 0 10 30 0
0 0 0 0 0 0 0 0 0
50 50 30 30 10 10 30 100 10
30 30 30 R 0 0 0 0 0 0
3.1 3.1 2 2 1 1 2 3.2 1
2 2 2 1 1 1 1 1 1
B
L L
OMSCHRIJVING
GEUR
STOF
52242 52242 52102, 52109 52109 5221
- granen of meelsoorten , v.c. < 500 t/u - steenkool, opslagopp. < 2.000 m² Distributiecentra, pak- en koelhuizen Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties)
50 50 30 0 10
300 200 300 300 10 50 0 30 0 100
53 531, 532 61 61 61 61 61
POST EN TELECOMMUNICATIE Post- en koeriersdiensten Telecommunicatiebedrijven zendinstallaties: - LG en MG, zendervermogen < 100 kW (bij groter vermogen: onderzoek!) - FM en TV - GSM en UMTS-steunzenders (indien omgevingsvergunningplichtig)
0 0
0 0
0 0 0
77 7711 7712, 7739 773 772
VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN Personenautoverhuurbedrijven Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g.
62 62 58, 63 72 721 722 63, 69-71, 73, 74, 77, 78, 80-82
7/8
LUCHT
4.2 4.2 3.1 2 3.2
SBI-CODE
BODEM
VERKEER
50 R 50 50 R 10 30
GELUID
CATEGORIE
INDICES
GEVAAR
AFSTANDEN IN METERS
B
B
B B
B B B
GELUID
GEVAAR
VERKEER
BODEM
-
-
-
30 50 100 300 50 200 50
R R R R R
2 3.1 3.2 4.2 3.1 4.1 3.1
10 10 30 10 30
-
-
10 50 R 100 R 10 50
1 3.1 3.2 2 3.1
-
B B B B B
10 30
-
-
10 50
1 3.1
-
- kleine hoeveelheden < 10 ton - beperkte hoeveelheden (< 150 ton) en hoog beschermingsniveau
-
-
-
10 30 R
1 2
-
Ontplofbare stoffen en munitie: - < 250.000 patronen en < 25 kg NEM (netto explosieve massa) overig gevarensubklasse 1.4 - >= 250.000 patronen en >= 25 kg NEM (netto explosieve massa) overig gevarensubklasse 1.4 Kunstmest, niet explosief
-
50
-
10 30 30 D
1 2 3.1
-
10 30
0 30
30 50
100 R 10
3.2 3.1
2 1
30 10 10 30 0 0 0 10 100 10 50 10 0 0 50 0
0 0 0 0 0 0 0 0 50 0 30 10 10 0 10 0
30 30 10 10 50 30 50 50 50 30 50 50 30 10 50 30
10 10 0 0 0 10 50 10 30 10 30 0 0 10 30 0
2 2 1 2 3.1 2 3.1 3.1 3.2 2 3.1 3.1 2 1 3.1 2
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
2 3.1 4.1 2 3.1 4.1 3.2 4.2 3.1 2 1 4.1
1 1 1 1 1 1 1 2 1 1 1 1
OMSCHRIJVING
LUCHT
STOF
SBI-CODE
INDICES
GEUR
AFSTANDEN IN METERS
CATEGORIE
STAAT VAN BEDRIJFSACTIVITEITEN (BEDRIJVENTERREINEN)
TABEL 2: OPSLAGEN EN INSTALLATIES 0 1 1 1 1 1 1 1 2 3 3 3 3 3 3 4 4 4 5 5 5 6 6 6 8 11 12 13 14 14 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 28 29 31 32 32 32 32 32 32 32 32 32 33 34 36
OPSLAGEN Butaan, propaan, LPG (in tanks): - bovengronds, < 2 m³ - bovengronds, 2 - 8 m³ - bovengronds, 8 - 80 m³ - bovengr., 80 - 250 m³ - ondergronds, < 80 m³ - ondergr., 80 - 250 m³ Niet reactieve gassen (incl. zuurstof), gekoeld Brandbare vloeistoffen (in tanks): - ondergronds, K1/K2/K3-klasse - bovengronds, K1/K2-kl.: < 10 m³ - bovengronds, K1/K2-kl.: 10 - 1000 m³ - bovengronds, K3-klasse: < 10 m³ - bovengronds, K3-klasse: 10 - 1000 m³ Overige gevaarlijke stoffen in tanks: - bovengronds < 10 m³ en onder drempelwaarde BRZO - overige opslagen onder drempelwaarde BRZO Gevaarlijke stoffen (incl. bestrijdingsmiddelen) in emballage of in gasflessen:
INSTALLATIES Gasflessenvulinstallaties (butaan, propaan) Laadschoppen, shovels, bulldozers Laboratoria: - chemisch / biochemisch - medisch en hoger onderwijs Luchtbehandelingsinst. t.b.v. detailhandel Keukeninrichtingen Koelinstallaties freon ca. 300 kW Koelinstallaties ammoniak < 400 kg Koelinstallaties ammoniak > 400 kg Total energy installaties (gasmotoren) ca. 100 kW Afvalverbrandingsinstallatie, kleinschalig Noodaggregaten t.b.v. elektriciteitsopwekking Verfspuitinstallaties en moffel- en emailleerovens Vorkheftrucks met verbrandingsmotor Vorkheftrucks, elektrisch Transformatoren < 1 MVA Vatenspoelinstallaties Hydrofoorinstallaties Stookinstallaties>900kW thermisch vermogen: - gas, < 2,5 MW - gas, 2,5 - 75 MW - gas, >= 75 MW - olie, < 2,5 MW - olie, 2,5 - 75 MW - olie, >= 75 MW - kolen, 2,5 - 75 MW - kolen, >= 75 MW Stoomwerktuigen Luchtcompressoren Liftinstallaties Afvalwaterbehandelingsinstallaties < 100.000 i.e.
10 0 30 30 0 50 30 0 200 30 0 30 30 10 50 50 30 200 30 100 100 50 300 300 0 0 50 10 10 30 0 0 10 200 10 100
8/8
D
R D D
10 30 50 10 30 50 30 50 30 D 10 D 10 10
L L
B
B
L L L
L-R WR-AV3 LEGENDA Plangebied
Plangrens trafo 15
Bestemmingen
15a
BT
(b=2)
BT
G
Bedrijventerrein
Groen
Dubbelbestemmingen
L-R
WR-AV3
Leiding - Riool
Waarde - Archeologische Verwachting 3
Functieaanduidingen 17
(b=2)
bedrijf tot en met categorie 2
Figuren
hartlijn leiding - riool
Verklaring 12 10 6
Ondergrond
8
19
Gemeente Berkelland NAAM
PLAN
Eibergen, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2015-1 (Mors 15)
NAAM GML-BESTAND
DATUM
NL.IMRO.1859.BPEBG20150005-0010
16-12-2015
BLAD
VAN
BLADEN
1 VAN 1
TEKENAAR
MvL
Best M ingenieursbureau Buiksloterdijk 338 1034 ZG 020 6338110
Amsterdam
www.bestm.nl
Bestemmingsplannen Twentepoort Oost 16A 7609 RG Almelo 0546 454466
www.bjz.nu
FORMAAT
A4
SCHAAL
1 :1000