Lokale effecten van regionale backcasting
Effecten voor Midden-Delfland van de backcastingstudie voor Haaglanden
Rapport Delft, december 2013
Opgesteld door: B.L. (Benno) Schepers M.E. (Marieke) Head
Colofon Bibliotheekgegevens rapport: B.L. (Benno) Schepers, M.E. (Marieke) Head Lokale effecten van regionale backcasting Effecten voor Midden-Delfland van de backcastingstudie voor Haaglanden Delft, CE Delft, december 2013 Effecten / Regionaal / Emissies / Gemeenten / Veeteelt / Hernieuwbare energie Publicatienummer: 13.3C20.74a Opdrachtgever: Gemeente Midden-Delfland Alle openbare CE-publicaties zijn verkrijgbaar via www.ce.nl Meer informatie over de studie is te verkrijgen bij de projectleider Benno Schepers. © copyright, CE Delft, Delft CE Delft Committed to the Environment CE Delft draagt met onafhankelijk onderzoek en advies bij aan een duurzame samenleving. Wij zijn toonaangevend op het gebied van energie, transport en grondstoffen. Met onze kennis van techniek, beleid en economie helpen we overheden, NGO’s en bedrijven structurele veranderingen te realiseren. Al 35 jaar werken betrokken en kundige medewerkers bij CE Delft om dit waar te maken.
2
December 2013
3.C20.1 – Lokale effecten van regionale backcasting
Voorwoord Voor u ligt de lokale vertaling van de backcastingstudie die CE Delft heeft uitgevoerd voor het stadsgewest Haaglanden. In deze studie is een nadere invulling gegeven aan de specifieke situatie in Midden-Delfland. Hierbij is gebruik gemaakt van gegevens die onder andere zijn aangeleverd door de gemeente zelf en door bronnen van de provincie Zuid-Holland. In de studie is geen volledige backcasting uitgevoerd, maar is gebruik gemaakt van de studie voor Haaglanden, welke is aangevuld met de lokale gegevens.
3
December 2013
3.C20.1 – Lokale effecten van regionale backcasting
4
December 2013
3.C20.1 – Lokale effecten van regionale backcasting
Inhoud
5
Samenvatting
7
1
Inleiding
9
1.1 1.2
Aanleiding studie Doel van het project
9 9
2
Veeteelt
11
2.1 2.2 2.3
Inleiding Totale emissies veeteelt Mogelijke verbetermaatregelen
11 11 13
3
Invloedssfeer gemeente
17
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
Inleiding Openbare verlichting Riolering en gemalen Gemeentelijke gebouwen Totaal niet-commerciële dienstverlening
17 17 17 18 18
4
Overige sectoren
21
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6
Inleiding Huishoudens Commerciële dienstverlening Glastuinbouw Overig (inclusief industrie) Verkeer
21 21 22 23 24 25
5
Hernieuwbare energie
27
5.1 5.2
Hernieuwbare energie in 2010 Hernieuwbare energie in 2050
27 29
6
Totaalbeeld in 2050
33
Literatuurlijst
35
December 2013
3.C20.1 – Lokale effecten van regionale backcasting
6
December 2013
3.C20.1 – Lokale effecten van regionale backcasting
Samenvatting In 2013 is door CE Delft een backcastingstudie uitgevoerd voor het stadsgewest Haaglanden. Hoewel deze studie over alle negen gemeenten in het stadsgewest ging, inclusief Midden-Delfland, was de aanpak generiek van opzet en werd niet nader gekeken naar verschillen op gemeentelijk niveau. Aangezien Midden-Delfland binnen het stadsgewest op veel vlakken sterk afwijkt van de andere gemeenten (inwonertal, stedelijkheid, agrarische en groene karakter), is voor Midden-Delfland een aanvullende studie uitgevoerd. In deze studie is in detail gekeken naar enkele specifieke aspecten voor Midden-Delfland: emissies van veeteelt; energiegebruik en emissies van gemeentelijke organisatie; hernieuwbare energie; toelichting op de gebruikte berekeningsmethodiek. Aan de hand van een levenscyclusanalyse (LCA) zijn de emissies van de veeteelt (rundvee) in meer detail bepaald. Hierbij is onderscheid gemaakt in de emissies van de mest en de emissies van het dier zelf (pensfermentatie). Door in meer detail te kijken, zijn de emissies van deze sector licht verhoogd ten opzichte van de backcastingstudie voor Haaglanden, maar zijn ook betere besparingsopties in kaart gebracht. Het energiegebruik van de gemeentelijke organisatie is berekend met behulp van verbruiksgegevens van de gemeente zelf. Deze waren enkel voor elektriciteit beschikbaar. Door in de verbruiksgegevens onderscheid te maken voor onder andere openbare verlichting en riolering, zijn besparingsopties in meer detail zichtbaar, zoals het terugbrengen van de elektriciteitsvraag voor openbare verlichting. Het gebruik van hernieuwbare energie in de gemeente in 2010 was nog niet in kaart gebracht voor de backcastingstudie Haaglanden. In deze studie is dat wel gedaan. Hieruit blijkt dat in 2010 het overgrote deel van de hernieuwbare energie afkomstig was van WKO en slechts een zeer beperkt deel van zonneenergie. Voor de toekomstige ontwikkelingen wordt echter vooral van zon-PV en groen gas een grote bijdrage verwacht voor een klimaatneutraal Midden-Delfland. Dit staat weergegeven in de onderstaande figuur, waarbij inzichtelijk is gemaakt hoe de resterende energievraag (na besparingen) wordt ingevuld met hernieuwbare energie.
Potentieel hernieuwbare energie Midden-Delfland 3.000 Biogas Warmte uit bodemenergie voor GTB
2.500
Grootschalig elektriciteit voor GTB
x1.000 GJ
2.000
Warmte uit bodemenergie voor HDO Zonneboiler - bestaande woning
1.500
Zonneboiler - nieuwbouwwoning 1.000
PV - bedrijven PV - huishoudens
500 BAU-energiegebruik Energiebesparing
2010 2015 2020 2025 2030 2035 2040 2045 2050
7
December 2013
3.C20.1 – Lokale effecten van regionale backcasting
8
December 2013
3.C20.1 – Lokale effecten van regionale backcasting
1
Inleiding
1.1
Aanleiding studie Recent heeft CE Delft voor het stadsgewest Haaglanden een backcastingstudie uitgevoerd naar de mogelijkheden van een klimaatneutrale regio in 2050. In de backcastingstudie is hoofdzakelijk gekeken naar de mogelijkheden op gewestniveau. Midden-Delfland heeft daarom aan CE Delft gevraagd offerte uit te brengen voor een vertaling van de mogelijkheden van het gewest- naar gemeenteniveau. Dit rapport is daar de uitkomst van.
1.2
Doel van het project Binnen het stadsgewest Haaglanden neemt de gemeente Midden-Delfland een bijzondere positie in. Naast dat het de gemeente is met de minste inwoners en laagste bevolkingsdichtheid, is het eveneens de minst stedelijke gemeente in het gewest. De gemeente heeft een groen en agrarisch karakter en is ingeklemd tussen enerzijds de agglomeraties van Den Haag/Delft en Rotterdam en anderzijds de glastuinbouwgebieden. Omdat de gemeente hiermee sterk afwijkt van de andere gemeenten in het stadsgewest, wil zij graag een uitsplitsing van de backcastingstudie voor Haaglanden, op het niveau van Midden-Delfland. Hiermee moet meer inzicht worden verkregen in de (toekomstige) mogelijkheden voor een klimaatneutrale gemeente. De gemeente Midden-Delfland stelt specifiek de volgende vragen voor een nadere uitwerking op basis van de regionale backcastingstudie: een verdere uitsplitsing van de emissies van veeteelt door de dieren en de mest en besparingsmaatregelen daarbij; bij niet-commerciële dienstverlening een verdere uitsplitsing naar: openbare gebouwen; openbare verlichting; pompen riolering. inzicht waaruit de overige thema’s zijn opgebouwd; een opgave van duurzaam opgewekte energie in Midden-Delfland. Voor het invullen van de bovenstaande punten is gebruik gemaakt van de reeds beschikbare gegevens uit de backcastingstudie. De backcastingstudie is gebaseerd op generieke bronnen, zoals Statline van het CBS en de Klimaatmonitor. In aanvulling daarop is gebruik gemaakt van enkele bronnen van de gemeente Midden-Delfland zelf en de provincie Zuid-Holland. Daarnaast wordt een aantal onderwerpen genoemd, welke niet zijn meegenomen in de backcastingstudie, zoals de openbare verlichting, waarbij specifieke gebruiksgegevens voor Midden-Delfland zijn opgevraagd. In de komende hoofdstukken worden de bovengenoemde onderwerpen besproken. Tot slot wordt een aangepaste uitkomst van de verwachte toekomstige emissies en energievraag en –productie weergegeven.
9
December 2013
3.C20.1 – Lokale effecten van regionale backcasting
10
December 2013
3.C20.1 – Lokale effecten van regionale backcasting
2 2.1
Veeteelt Inleiding De agrarische sector van Midden-Delfland bestaat primair uit de glastuinbouw en rundvee1. De gemeente heeft bijna de helft van al het rundvee in het stadsgewest Haaglanden en is daarmee dus ook verantwoordelijk voor veegerelateerde emissies in de regio. Voor het bepalen van deze emissies in de backcastingstudie voor Haaglanden is gebruik gemaakt van gegevens van het CBS (aantal dieren) en van de nationale Emissieregistratie (methaanemissie). Omdat de methaanemissie van rundvee alleen op landelijk niveau bekend is, is voor de gemeenten in het stadsgewest een top-down vertaling gemaakt naar rato van het aantal dieren. Een nauwkeuriger, bottom-up aanpak is echter mogelijk, waarbij eveneens aanvullende emissie-oorzaken en reductiemaatregelen worden meegenomen. Deze laatste vielen buiten de scope van de oorspronkelijke backcastingstudie voor Haaglanden.
2.2
Totale emissies veeteelt In 2010 telde de rundveestapel in Midden-Delfland 7.493 individuen (CBS, 2013). Deze populatie is verdeeld in vleesrund- en melkrundvee, waarvan het merendeel (95%2) door melkvee is vertegenwoordigd. Beide typen vee hebben verschillende emissies. Figuur 1 laat zien waar de verschillen in de emissies zitten, voor de totale broeikasgasemissies van één dier, voor vlees- en melkrundvee.
Figuur 1
Broeikasgasemissies vlees- en melkrundvee, per individu, kg CO2-eq/dier jaar
Bron:
11
December 2013
CE Delft, 2011.
1
Naast rundvee, zijn er enkele tientallen varkens en pluimvee in Midden-Delfland. De gerelateerde emissies hiervan zijn echter verwaarloosbaar klein in vergelijking met het rundvee.
2
Aanname op basis van gegevens aangeleverd door de gemeente.
3.C20.1 – Lokale effecten van regionale backcasting
Voor beide veesoorten vindt de meeste emissie plaats onder de ‘overige impacts’ (64% en 53%, respectievelijk voor rundvee en melkvee). Hieronder vallen transport van vee naar verschillende boerderijen en voornamelijk veevoer, in de vorm van gras, graan en voederconcentraat. In Figuur 2 wordt de verdeling van deze emissies verhoudingsgewijs weergegeven. De emissies van het gras ontstaan door het oogsten en conserveren van het (kuil)gras3. Figuur 2
Verdeling overige emissies veeteelt
V erdeling overige emissies 1% 12%
Transport Ruw/mengvoer 50% 37%
Gras
Overig
Opmerking: De grafiek geeft de verdeling in emissies weer, niet de verdeling in tonnages voer. Doordat het ruw/mengvoer bijvoorbeeld veel soja uit Brazilië bevat, heeft het per kilo meer emissie dan gras.
Omdat de overige impacts op een globaal niveau plaats kunnen vinden (bijvoorbeeld soja uit Brazilië, transport door Europa), wordt in deze studie alleen naar de emissies uit de mest- en pensfermentatie emissies gekeken om de lokale effecten in Midden-Delfland te bepalen. De totale, lokale emissies van het rundvee in Midden-Delfland zijn berekend door het aantal vlees- en melkrundvee te vermenigvuldigen met de respectievelijke emissies (zie Figuur 2). Zoals in Figuur 2 weergegeven is, is de totale impact van de lokale emissies door rundvee ongeveer 20 kton CO2-eq./jaar. De totale lokale impacts zijn voor 70% door pensfermentatie (directe gasachtige emissies van dieren) vertegenwoordigd. De rest van de emissies vindt plaats door mestbeheer, waardoor beide, methaan en distikstofmonoxide, (lachgas) broeikasgaseffecten hebben.
3
12
December 2013
Bij de groei neemt het gras (of het andere biologische voer) CO2 op. Dit kortcyclische CO2 wordt door de consumptie van het gras in de koe omgezet in methaan. Dit wordt biogeen methaan genoemd en heeft een lagere klimaatimpact dan fossiel methaan (global warming potential), zodat het opgenomen, kortcyclische CO2 wordt verrekend. Hiermee zijn de gepresenteerde emissies dus netto emissies van de veeteelt.
3.C20.1 – Lokale effecten van regionale backcasting
Figuur 3
Totale impacts van rundvee op Midden-Delfland, kton CO2-eq/jaar
Totale impac ts rundvee in Midden-Delfland (2010)
Broeikasgasemissies (kton CO2-eq/jaar)
25
20
Mest, op wei (buiten)
15
Mest, vast (binnen) Mest, dun (binnen)
10
Pensfermentatie 5
0
Totale emissies
2.3
Mogelijke verbetermaatregelen De lokale broeikasgasemissies van de rundveehouderij in Midden-Delfland zijn substantieel. Om de huidige emissies te reduceren is een aantal reductiemaatregelen mogelijk. Deze maatregelen zijn hieronder omschreven.
2.3.1
Ander mestbeheer De emissies van mest kunnen op verschillende wijzen worden aangepakt, zowel door keuzes in de bedrijfsvoering als in technische maatregelen voor de opslag en verwerking van mest.
Dieren binnen stallen Het grootste deel van de mest wordt momenteel geproduceerd in de stal als dunne mest. In verhouding met de mest geproduceerd op de wei, heeft dunne mest hogere methaanemissies per kilogram. Maar omdat bij de mestproductie in de wei hogere N2O-emissies plaatsvinden4, heeft mestbeheer in de stal een lagere totale broeikasgaseffect (0,043 kg CO2/kg mest t.o.v. 0,068 kg CO2/kg). Het mestemissies in de wei vertegenwoordigen 11% van de directe emissies. Reductie hiervan zou mogelijk kunnen zijn, door het verplaatsen van rundvee naar de stallen in plaats van in de wei. De besparing kan daarmee enkele procenten bedragen. Hierbij moet echter wel rekening worden gehouden dat een transformatie naar binnenhuisvestingen mogelijke negatieve consequenties heeft op het welzijn van de dieren en andere beleidsgebieden.
Aërobe opslag of vergisting Het op een gecontroleerde wijze afbreken van het mest kan leiden tot aanzienlijke emissiereductie van methaan en lachgas. Door bij de opslag de methaan en lachgas af te vangen, of bij vergisting het omzetten in biogas (en eventuele toepassing in een WKK), kan tot 100% van de emissies worden gereduceerd. Dit geldt enkel voor de mest die wordt verzameld in de stal en niet voor de mest buiten. 4
13
December 2013
N2O heeft een Global Warming Potential van 298. Dit betekent dat de emissie van 1 kg N2O gelijk staat aan 298 kg CO2.
3.C20.1 – Lokale effecten van regionale backcasting
2.3.2
Aanpassing in dieet rundvee Het merendeel (70%) van de lokale impacts van rundvee in Midden-Delfland komt door de pensfermentatie. De methaanemissies die uitgestoten worden, zijn voornamelijk bepaald door de anatomie van de dieren (vier maagkamers) en hoe voer wordt verteerd. Hoewel er kleine reducties te winnen zijn bij de keuze van de samenstelling van veevoer, wordt dit waarschijnlijk al geoptimaliseerd in Nederland gezien de hoeveelheid landbouwonderzoek in het land. Uit de farmaceutische industrie, is er ontwikkeling in additieven die gebruikt zouden kunnen worden om directe methaanemissies te verminderen. Uit meerdere studies naar de voedingswaarde voor runderen blijkt echter dat de reductie in methaanemissies niet significant is.
2.3.3
Reductie aantal dieren Omdat 70% van de emissies door de directe uitstoot van de dieren veroorzaakt wordt, is het moeilijk om grote verbeteringen te verwachten van de meeste maatregelen. Wat wel tot een significante verbetering kan leiden, is een verandering in de type rundveehouderij dat in de regio plaatsvindt. Met een focus op kleinere kuddes en een extensiever veehouderijsystemen, zou elk dier een toegevoegde waarde kunnen krijgen door milieu- of dierenwelzijnkeurmerken ten opzichte van de huidige productie. Elk dier minder dan de huidige populatie betekend en besparing van 1,9 ton CO2 per jaar in de gemeente Midden-Delfland.
2.3.4
Emissiereductie bij stallen Door luchtbehandeling bij de stal, is het mogelijk om een groot deel van de emissies van de pensfermentatie die in de stal plaatsvindt af te vangen. Door de lucht af te zuigen en door bijvoorbeeld biologische filters te leiden, lijken reducties van 90% van de uitgestoten methaan in de stal mogelijk. Deze techniek wordt reeds in andere sectoren toegepast, maar de stallen dienen hiervoor wel volledig aangepast te worden. Haalbaarheidsstudies laten op dit moment echter nog grote financiële belemmeringen zien voor deze mogelijkheden (WUR, 2003). Daarnaast is deze maatregel alleen van toepassing op emissies die in de stal plaatsvinden.
2.3.5
Inschatting effect maatregelen In combinatie, kunnen de voorgenoemde maatregelen bijna volledig de emissies van het rundvee reduceren. Dit houdt echter wel in dat de dieren niet meer buiten worden gestald, alle schuren worden aangepast en dat alle mest wordt opgeslagen en/of vergist. Aangezien het niet in het karakter en uitstraling van Midden-Delfland zit om alle dieren binnen te stallen, wordt aangenomen dat de deze maatregel voor 50% wordt doorgevoerd. De technische maatregelen bij de stallen en opslag van mest worden 100% doorgevoerd in 2050. Figuur 4 geeft het verloop van de emissies weer, wanner de maatregelen worden doorgevoerd.
14
December 2013
3.C20.1 – Lokale effecten van regionale backcasting
Figuur 4
15
December 2013
Effect besparingsmaatregelen rundvee-emissies
3.C20.1 – Lokale effecten van regionale backcasting
16
December 2013
3.C20.1 – Lokale effecten van regionale backcasting
3 3.1
Invloedssfeer gemeente Inleiding Binnen de gemeente Midden-Delfland heeft de gemeentelijke organisatie voor een beperkt deel directe invloed op het energiegebruik en de gerelateerde emissies. In de backcastingstudie voor Haaglanden is dit grotendeels de sector niet-commerciële dienstverlening. Hierin zitten de gemeentelijke gebouwen, scholen, sportlocaties, zwembaden en culturele accommodaties, maar ook zorglocaties. Omdat er voor Midden-Delfland geen gegevens bekend zijn voor deze sectoren in de Klimaatmonitor of andere openbare bronnen, is in de backcastingstudie gebruik gemaakt van nationale gemiddelden. Daarnaast is er geen onderscheid binnen de sector niet-commerciële dienstverlening, en staat deze sector dus niet geheel gelijk aan een sector die geheel binnen de invloedssfeer van de gemeente ligt. In deze studie worden deze gegevens daarom verfijnd op basis van verbruiksgegevens van de gemeente zelf en aangevuld met gegevens voor openbare verlichting en riolering. De gegevens van de gemeente hebben enkel betrekking op het elektriciteitsgebruik en niet op aardgasverbruik. Daarnaast zijn gegevens van de overige niet-commerciële dienstverlening, waaronder scholen, niet beschikbaar. Voor deze gegevens wordt teruggevallen op de gegevens uit de backcastingstudie.
3.2
Openbare verlichting Uit gegevens van de gemeente blijkt dat het elektriciteitsverbruik van de openbare verlichting ongeveer 690.000 kWh bedraagt. Dit staat gelijk aan 308 ton CO2-emissie. Als wordt aangesloten bij de doelstellingen die zijn geformuleerd door de Taskforce Verlichting (vml. ministerie van VROM), en overgenomen in het Actualisatie Beleidsplan Openbare Verlichting van Midden-Delfland, dan streeft de gemeente naar een reductie van 30% van het elektriciteitsgebruik in 2030 (t.o.v. 2007). Als tussendoel is een besparing van 18% in 2014 gesteld.
3.3
Riolering en gemalen De gemeente is verantwoordelijk voor het energiegebruik van de riolering en de gemalen. Uit de gegevens van de gemeente blijkt dat riolering 125.000 kWh verbruikt en gemalen 160.000 kWh. Respectievelijk betekent dit emissies van 56 en 72 ton CO2. Op dit moment wordt er geen beleid gevoerd op energiebesparing bij riolering en gemalen.
17
December 2013
3.C20.1 – Lokale effecten van regionale backcasting
3.4
Gemeentelijke gebouwen De gemeentelijke gebouwen (exclusief scholen) verbruiken na de openbare verlichting het meeste elektriciteit: 535.000 kWh per jaar 5. Dit geeft een emissie van 239 ton CO2. Het aardgasverbruik van gebouwen is onbekend en uit de gegevens van de backcastingstudie kan dit ook niet uitgesplitst worden binnen de sector niet-commerciële dienstverlening. Onder de gemeentelijke gebouwen vallen onder andere de gemeentelijke huisvesting in Schipluiden, de Multifunctionele Accommodatie in Den Hoorn, de Hofstede en de bibliotheek. Voor een klimaatneutraal Midden-Delfland in 2050, is aangenomen dat de elektriciteitsvraag van de gebouwen tot 2050 met 33% afneemt (conform de Routekaart Klimaatneutraal Haaglanden) en de warmtevraag met 75%.
3.5
Totaal niet-commerciële dienstverlening Aan de hand van de gegevens uit de voorgaande paragrafen kan het energieverbruik van de gemeente in meer detail worden weergegeven. In Tabel 1 is zichtbaar hoe de opbouw van het elektriciteitsgebruik is, voor aardgas is het, met de huidige gegevens, niet mogelijk om deze uitsplitsing te maken. Aangenomen wordt, dat het totale verbruik van deze sector de omvang heeft zoals die is berekend in de backcastingstudie.
Tabel 1
Energiegebruik niet-commerciële dienstverlening Elektriciteit
Aardgas
kWh
m3
Openbare verlichting
688.800
Gemeentelijke gebouwen
534.484
Riolering
125.288
Gemalen
160.306
Overige gemeentelijke organisatie
93.265
Overige niet-commerciële dienstverlening
5.625.100
Totaal niet-commerciële dienstverlening
7.227.243
1.673.289
3.231
2.998
CO2-emissie (ton)
Uit Tabel 1 is duidelijk op te maken dat het grootste deel van het energiegebruik van deze sector plaatsvindt bij de overige niet-commerciële dienstverlening. Hieronder vallen op dit moment de scholen, gezondheids- en welzijnszorg, cultuur, sport en recreatie en overige dienstverlening, zoals religieuze en belangenorganisaties. Er zijn geen gegevens beschikbaar voor verdere uitsplitsing van deze post. Als wordt gekeken naar de finale energievraag van de sector, dan valt op dat twee derde van de vraag naar gas gaat. Als wordt aangenomen dat dit aardgas wordt gebruikt voor de invulling van de warmtevraag, dan betekent het dus dat de huidige warmtevraag twee keer zo groot is als de elektriciteitsvraag (zie Figuur 5).
5
18
December 2013
Dit is exclusief het nieuwe gemeentehuis (onder andere de WKO-installatie). Hiervan zijn nog geen gegevens bekend. De verwachting is dat het elektriciteitsgebruik hierdoor toe zal nemen, maar dat het gasverbruik afneemt.
3.C20.1 – Lokale effecten van regionale backcasting
Figuur 5
Verdeling finale energievraag niet-commerciële dienstverlening Midden-Delfland
Het effect van de beoogde besparingsmaatregelen op elektriciteit wordt weergegeven in de onderstaande figuur en tabel. Voor de warmtevraag wordt een generieke besparing van 75% in 2050 aangenomen in de Routekaart Klimaatneutraal Haaglanden. Figuur 6
19
December 2013
Effect besparende maatregelen op energievraag
3.C20.1 – Lokale effecten van regionale backcasting
Tabel 2
Effect besparende maatregelen op energievraag Elektriciteit
2010
2020
2030
2040
2050
Openbare verlichting
[1.000 kWh]
689
482
436
390
344
Gemeentelijke gebouwen
[1.000 kWh]
534
490
446
402
358
Riolering
[1.000 kWh]
125
125
125
125
125
Gemalen
[1.000 kWh]
160
160
160
160
160
Overige gemeentelijke organisatie
[1.000 kWh]
93
86
78
70
62
Overige niet-commerciële dienstverl.
[1.000 kWh]
5.625
5.161
4.697
4.233
3.769
Totaal
[1.000 kWh]
7.227
6.505
5.943
5.381
4.819
[1.000 m3]
1.673
1.360
1.046
732
418
Warmte (aardgas-equivalenten) Totaal
20
December 2013
3.C20.1 – Lokale effecten van regionale backcasting
4 4.1
Overige sectoren Inleiding Naast de sectoren Veeteelt (agrarische sector) en niet-commerciële dienstverlening is in de backcastingstudie voor Haaglanden gekeken naar de sectoren huishoudens, commerciële dienstverlening, glastuinbouw, overige (inclusief industrie) en verkeer. In de komende paragrafen wordt kort toegelicht welke methodes zijn gehanteerd voor het bepalen van het energiegebruik van deze sectoren. Voor een uitgebreide beschrijving wordt verwezen naar Bijlage A.
4.2
Huishoudens Het energiegebruik van huishoudens wordt in Nederland al decennia lang bijgehouden en er is dan ook een redelijk goed inzicht in de vraag naar elektriciteit en aardgas bij woningen. Het CBS houdt onder andere op wijkniveau de gemiddelde vraag per woning bij. Dit is het uitgangspunt voor de berekeningen voor Midden-Delfland. In 2010 had Midden-Delfland 7.014 woningen. Volgens het CBS hadden deze woningen een gemiddeld elektriciteitsgebruik van 3.550 kWh en aardgasverbruik van 1.800 m3. In 2010 was er in Midden-Delfland nog geen sprake van warmtelevering via een warmtenet (in 2013 wel). Voor het aardgasverbruik wordt aangenomen dat deze volledig bestaat uit energie voor warmte (ruimteverwarming en warm tapwater). Het elektriciteitsgebruik bestaat voor het grootste deel uit energie voor apparatuur, maar ook voor een deel uit energie voor warmte. Hierbij moet gedacht worden aan hulpenergie voor de elektronica van de CV-ketel, de CV-pomp en ventilatie. Omdat dit deel van het elektriciteitsgebruik gebouwgebonden is en wordt beïnvloed door bijvoorbeeld besparingsmaatregelen voor het gebouw (isolatie, dubbel glas, warmteterugwinning), wordt deze gebouwgebonden hulpenergie vaak meegenomen in de bepaling van de energieprestatie van de woning. Zo hebben bijvoorbeeld de Europese en Nederlandse doelstellingen (zoals de EPC) betrekking op zowel het aardgasverbruik en het gebouwgebonden gebruik van hulpenergie, maar niet op het elektriciteitsgebruik van apparaten. In Tabel 3 wordt een overzicht gegeven van de gebruikte gegevens en de uitkomst voor het energiegebruik van huishoudens in Midden-Delfland.
21
December 2013
3.C20.1 – Lokale effecten van regionale backcasting
Tabel 3
Overzicht gegevens huishoudens Midden-Delfland
Aantal
2.010
Bron
7.014
CBS CBS
Per huishouden Elektriciteitsgebruik
[kWh]
3.550
- wv apparatuur
[kWh]
3.206
- wv hulpenergie
[kWh]
Aardgasverbruik
[m3]
344 1.800
Agentschap NL CBS
Totaal Elektriciteitsgebruik
[kWh]
24.899.700
Aardgasverbruik
[m3]
12.625.200
Finale energiegebruik
[GJ]
489.227
CO2-emissie
[ton]
33.747
De
besparingsopties voor de huishoudens bestaan uit de volgende maatregelen: versnelde invoering EPC=0 voor nieuwbouw; optimale isolatie van bestaande bouw; verbeterde ruimteverwarming van bestaande bouw; stimuleren zuinig gedrag op elektriciteit.
De effecten van deze maatregelen zijn uitgewerkt in Bijlage A.
4.3
Commerciële dienstverlening Evenals bij de eerder genoemde niet-commerciële dienstverlening, zijn er ook voor de commerciële dienstverlening geen specifieke gegevens voor Midden-Delfland beschikbaar in de Klimaatmonitor of bij het CBS. Als gevolg daarvan is gerekend met nationale gemiddelden van het CBS en het aantal bedrijfsvestigingen in de gemeente. In Tabel 4 wordt daarvan een overzicht gegeven.
Tabel 4
Overzicht gegevens commerciële dienstverlening Midden-Delfland 2.010 Aantal
483
Bron CBS (extrapolatie)
Per bedrijf Elektriciteitsgebruik
[kWh]
Aardgasverbruik
[m3]
38.165
CBS
4.653
CBS
Totaal Elektriciteitsgebruik
[kWh]
Aardgasverbruik
[m3]
18.433.719 2.247.625
Finale energiegebruik
[GJ]
66.361
CO2-emissie
[ton]
12.266
De besparingsopties die zijn doorgerekend voor de (niet-)commerciële dienstverlening bestaan uit de volgende maatregelen: algemene besparing op de warmtevraag; algemene besparing op de elektriciteitsvraag; warmte uit een WKO (deels duurzaam). De effecten van deze maatregelen zijn uitgewerkt in Bijlage A.
22
December 2013
3.C20.1 – Lokale effecten van regionale backcasting
4.4
Glastuinbouw De agrarische sector bestaat in Midden-Delfland enerzijds uit de eerder genoemde veeteelt en anderzijds uit de glastuinbouw. In de regio Haaglanden heeft de gemeente Midden-Delfland na Westland en Pijnacker-Nootdorp het grootste areaal glastuinbouw. Deze sector is energie-intensief en ook voor de gemeente Midden-Delfland heeft de glastuinbouw veel invloed op het totale energiegebruik en emissies van de gemeente. Doordat de glastuinbouwsector zowel aardgas en elektriciteit afneemt, als elektriciteit produceert en levert, is het berekenen van het energiegebruik complexer dan voor de andere sectoren. Om te komen tot het energiegebruik in de gemeente, is op basis van landelijke cijfers van het LEI berekend wat de gemiddelde warmte- en elektriciteitsvraag per hectare is. Deze energievragen worden vervolgens als volgt ingevuld: Warmte: WKK; ketels; warmte-inkoop. Elektriciteit: WKK; elektriciteitsinkoop; elektriciteitsverkoop. Aan de hand van deze gegevens kan worden berekend hoeveel aardgas per hectare wordt verbruikt en hoeveel elektriciteit wordt ingekocht, gebruikt, geproduceerd en verkocht (meer details hiervan zijn terug te vinden in Bijlage A). Naast het energiegebruik, kent de sector ook nog een aanvullende uitstoot van het broeikasgas methaan, door de methaanslip bij de WKK’s. Methaan is 21 keer schadelijker dan CO2, wat betekent dat de emissie van 1 kg methaan net zo erg is als 21 kg CO2. In Tabel 5 staat hiervan de uitkomst.
Tabel 5
Overzicht gegevens glastuinbouw Midden-Delfland 2010 Areaal totaal
[ha]
309
Areaal productieglas
[ha]
175
Per hectare productieglas Warmtevraag
[GJ]
9.153
- wv WKK
[m3]
380.000
- wv ketel
[m3]
103.000
- wv inkoop
[GJ]
Elektriciteitsvraag
[kWh]
- wv inkoop
[kWh]
223.000
- wv productie
[kWh]
1.226.000
- wv verkoop
[kWh]
852.000
726 596.000
Totaal
23
December 2013
Energiegebruik
[GJ]
CO2-emissie totaal
[ton]
151.427
CO2-emissie teelt
[ton]
110.673
Methaanslip (CO2-equivalent)
[ton]
18.206
3.C20.1 – Lokale effecten van regionale backcasting
1.974.424
De besparingsopties die zijn doorgerekend voor de glastuinbouw zijn: algemene besparing op de warmtevraag; algemene besparing op de elektriciteitsvraag. De effecten van deze maatregelen zijn uitgewerkt in Bijlage A.
4.5
Overig (inclusief industrie) De sector Overig bestaat uit de bedrijvigheid die niet onder de andere sectoren valt. Hieronder vallen de sectoren Industrie, Bouw en Overig, zoals die worden gebruikt in de Klimaatmonitor. Voor de gemeente Midden-Delfland zijn de gegevens voor deze sectoren echter niet gespecificeerd in de Klimaatmonitor en net als bij de sectoren in de voorgaande alinea’s zijn dan ook waarden berekend op basis van gemiddelden. De gemiddelden zijn bepaald aan de hand van het gemiddelde energieverbruik van deze sectoren van de andere Haaglanden-gemeenten per inwoner. De overige emissies van broeikasgassen, zoals van de RWZI zijn eveneens per inwoner verdeeld. In Tabel 6 staat hiervan de uitkomst.
Tabel 6
Overzicht gegevens Overig (inclusief industrie) Midden-Delfland 2010 Inwoners totaal
[n]
17.890
Per inwoner Aardgasverbruik - industrie
[m3]
14
- bouw
[m3]
18
- overige
[m3]
49
Elektriciteitsvraag - industrie
[kWh]
126
- bouw
[kWh]
85
- overige
[kWh]
268
Totaal Aardgasverbruik
[m3]
1.449.751
Elektriciteitsgebruik
[kWh]
8.566.416
Energiegebruik
[GJ]
76.724
CO2-emissie totaal (excl. agrarische emissies)
[ton]
7.229
- wv overige BKG (CO2-equivalent)
[ton]
803
De besparingsopties die zijn doorgerekend voor Overig zijn: algemene besparing op de warmtevraag; algemene besparing op de elektriciteitsvraag. De effecten van deze maatregelen zijn uitgewerkt in Bijlage A.
24
December 2013
3.C20.1 – Lokale effecten van regionale backcasting
4.6
Verkeer Voor de sector Verkeer is alleen bepaald wat de emissies zijn. Het energiegebruik is buiten beschouwing gelaten. Voor het bepalen van de emissies is gebruik gemaakt van het Questor-model van het Stadsgewest Haaglanden. Dit model bepaald de verkeersstromen en bijbehorende emissies voor verschillende wegtypen. Hierdoor wordt het bijvoorbeeld mogelijk om de emissies op de Rijkswegen te scheiden van de emissies op de lokale wegen. In Tabel 7 staan de emissies van verkeer, zoals die zijn berekend met het Questor-model. Midden-Delfland is binnen de regio Haaglanden de gemeente met het grootste aandeel emissies op snelwegen in de totale emissie van verkeer.
Tabel 7
Overzicht gegevens Verkeer Midden-Delfland 2010 Wegverkeer - totaal
[ton]
98.274
- wv snelweg
[ton]
42.881
- wv niet-snelweg
[ton]
55.393
> = 100 km/u
44%
< 100 km/u
56%
Besparingsmaatregelen voor de sector Verkeer zijn maatregelen die de gemeente Midden-Delfland slechts in beperkte mate zelfstandig kan treffen. Over het algemeen moeten deze maatregelen, willen ze effectief zijn, in een groter verband worden getroffen, zoals in de regio, nationaal of Europees. Zo komen er vanuit de Europese wet- en regelgeving (aangescherpte) voertuignormen en kan landelijk een kilometerheffing of stimulans van biobrandstoffen worden ingesteld. Extra lokale maatregelen kunnen bestaan uit milieuzones. Voor een uitwerking van deze maatregelen kan worden gekeken in Bijlage A.
25
December 2013
3.C20.1 – Lokale effecten van regionale backcasting
26
December 2013
3.C20.1 – Lokale effecten van regionale backcasting
5 5.1
Hernieuwbare energie Hernieuwbare energie in 2010 In de backcastingstudie voor Haaglanden is voor de gemeenten geen overzicht gemaakt van de huidige stand (in 2010) van de productie van hernieuwbare energie is. Midden-Delfland heeft aangegeven hier wel een indicatie van te willen. Op basis van beschikbare gegevens uit onder andere de Klimaatmonitor is daarom een overzicht opgesteld van de hernieuwbare productie in 2010. Op dit moment (2010) worden er drie typen hernieuwbare energie toegepast: zon-PV voor elektriciteit en zonneboilers en wamte/koude-opslag (WKO) voor warmte en koude6. Daarnaast is er potentieel voor biogas, geothermie en wind, maar deze worden nu nog niet toegepast.
Zonne-energie Het toepassen van zon-PV en in mindere mate zonneboilers, heeft met name de afgelopen jaren een zeer sterke groei doorgemaakt. Hoewel het aandeel in de totale productie van hernieuwbare energie beperkt blijft, laat Figuur 7 een duidelijke ontwikkeling zien. Figuur 7
Productie uit zon-PV en zonneboilers
Productie zon-PV en zonneboilers Midden-Delfland 1.800 1.600 1.400
GJ
1.200 1.000 800 600 400 200 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Productie PV-panelen
Productie zonneboilers
Opmerking: Waarden voor zon-PV uit de Klimaatmonitor zijn omgerekend met 900 vollasturen. Voor de zonneboilers zijn alleen waarden uit 2009-2011 bekend. Bron: Klimaatmonitor.
6
27
December 2013
Ook de toepassing van houtkachels bij bijvoorbeeld huishoudens is een hernieuwbare toepassing. Hiervan zijn echter geen gegevens bekend en deze optie is ook in de backcastingstudie voor Haaglanden niet meegenomen.
3.C20.1 – Lokale effecten van regionale backcasting
WKO Het seizoensgebonden opslaan van warmte en koude in de bodem wordt op een aantal locaties in Midden-Delfland gedaan. Figuur 8 geeft de locaties weer die in 2010 operationeel waren. De vierde locatie, het gemeentehuis, is in 2013 operationeel geworden. Figuur 8
Locaties WKO-installaties Midden-Delfland
Bron:
Provincie Zuid-Holland, 2013.
Op basis van de vergunningaanvragen en verleende vergunningen door de provincie, kan een inschatting worden gemaakt van de hoeveelheid duurzame energie die wordt opgewekt met de WKO-installatie. Of anders gezegd: hoe veel fossiele energie wordt uitgespaard. In de onderstaande tabel wordt dit weergegeven. Tabel 8
Hernieuwbare energie uit WKO in Midden-Delfland Installatie
28
December 2013
Levoplant
Kwekerij Van Veen Alstroemeria
Accent College
Energie zomer
[GJ]
15.120
12.051
634
Energie winter
[GJ]
15.120
12.051
1.102
Verliesfactor
[-]
0,7
0,7
0,7
Elektriciteitsfactor
[-]
0,8
0,8
0,8
Hernieuwbare warmte
[GJ]
16.934
13.497
972
3.C20.1 – Lokale effecten van regionale backcasting
In Tabel 8 staan de waarden die in de vergunningaanvragen zijn genoemd voor de hoeveelheid warmte en koude die in de zomer en de winter in de grond worden opgeslagen. De gecombineerde hoeveelheid wordt vermenigvuldigd met een verliesfactor doordat het grondwater dat wordt gebruikt voor de opslag, gedurende het jaar zich verplaatst en daardoor wordt het niet mogelijk om alle opgeslagen energie terug naar boven te halen. Vervolgens wordt het vermenigvuldigd met een elektriciteitsfactor voor de warmtepomp. Deze warmtepomp brengt de opgeslagen energie uit de bodem naar de gewenste temperatuur voor de verwarming en koude en gebruikt hiervoor elektriciteit van het openbare net. Er is aangenomen dat de warmtepomp een gemiddelde seasonal performance factor heeft van 5 (1 GJ elektriciteit produceert 5 GJ warmte), waardoor de factor 0,8 is7. In 2010 werd er in totaal 31.404 GJ aan hernieuwbare warmte geproduceerd.
Totale hernieuwbare energie in 2010 Ondanks de sterke stijging van de productie van zon-PV in de recente jaren, komt in 2010 de hernieuwbare productie bijna volledig voor rekening van de duurzame warmte uit de WKO-installaties. Figuur 9 geeft dit weer. Figuur 9
5.2
Verdeling hernieuwbare energie in Midden-Delfland in 2010
Hernieuwbare energie in 2050 Om inzichtelijk te maken wat de mogelijkheden zijn voor hernieuwbare energie in 2050, is in de backcastingstudie gebruik gemaakt van scenario’s uit de Routekaart Klimaatneutraal Haaglanden. Hierin zijn voor verschillende hernieuwbare technieken ontwikkelpaden uitgewerkt. In Bijlage A zijn deze uitgewerkt. Specifiek voor Midden-Delfland is aanvullend gekeken naar de mogelijkheden voor biogas en wind op land.
7
29
December 2013
Methodiek is gebaseerd op het Protocol monitoring hernieuwbare energie (Agentschap NL, 2010).
3.C20.1 – Lokale effecten van regionale backcasting
Zonne-energie In het eindbeeld in 2050 heeft 60% van de woningen in Midden-Delfland een zon-PV-installatie van gemiddeld 30 vierkante meter (totaal 143.000 m2). Hiermee wordt 127.000 GJ elektriciteit opgewekt, omgerekend meer dan 35 miljoen kWh. Ook bedrijven hebben zon-PV. Hierbij wordt 80% van het beschikbare dakoppervlak op bedrijventerreinen gebruikt (uit de prognoses van het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020, 528.000 m2), waarmee 468.000 GJ wordt opgewekt (130 miljoen kWh). Zonneboilers worden bij bestaande en nieuwe woningen toegepast, waarbij respectievelijk 70% en 90% van de woningen in 2050 zijn voorzien van een zonneboiler. Hiermee wordt totaal 38.000 GJ hernieuwbare warmte geproduceerd.
Windenergie De discussies over wind op land zijn nog in volle gang en in de backcastingstudie voor Haaglanden is de inzet van windenergie in het stadsgewest niet onderverdeeld over de gemeenten. Recent is echter door de provincie Zuid-Holland besloten dat in Midden-Delfland een concrete locatie is voor het plaatsen van drie windturbines (aan de zuidkant van de gemeente). Indien deze specifieke hernieuwbare productie wordt meegenomen in de gemeente, dan betekent dat een productie van 95.000 GJ aan hernieuwbare elektriciteit (26 miljoen kWh). Omdat er nog veel onduidelijk is over de toekomstplannen van de windturbines, worden deze enkel indicatief meegenomen in de overzichten.
Biogas Dankzij de aanwezigheid van de veeteelt en de RWZI binnen de gemeente, is er een redelijk groot potentieel voor biogas aanwezig. Volgens inschattingen van de provincie Zuid-Holland kan er in Midden-Delfland jaarlijks meer dan 9 miljoen m3 biogas van aardgasgaskwaliteit worden gemaakt. Hiervan komt drie kwart uit de rundermest en een achtste uit de RWZI. Het overige gas komt van biomassastromen uit de glastuinbouw en GFT. Het geproduceerde biogas komt overeen met bijna 300.000 GJ hernieuwbare energie. Genoeg voor 5.000 huishoudens, met het huidige aardgasverbruik.
Bodemenergie Energie uit de bodem, in de vorm van WKO of geothermie heeft een relatief groot potentieel. Uit bronnen van de provincie Zuid-Holland kan worden opgemaakt dat met name de WKO-installaties die gebruik maken van tweede en derde watervoerende pakket een hoog potentieel hebben voor duurzame warmte voor woningen, kantoren en glastuinbouw. Voor hogere temperaturen lijkt de bodem van Midden-Delfland eveneens geschikt. Dit is vooral voor de glastuinbouw interessant. Het potentieel voor bodemenergie is sterk gekoppeld aan de vraag naar warmte. In het scenario is er van uitgegaan dat 60% van warmtevraag van de dienstverlening gebruik maakt van WKO. Inclusief de te verwachten besparingen, betekent dit een bijdrage van 10.000 GJ in 2050. In overeenstemming met de backcastingstudie Haaglanden, wordt hierbij aangenomen dat collectieve warmtesystemen voor Midden-Delfland minder tot niet geschikt zijn voor huishoudens in verband met de beperkte bebouwingsdichtheid en omvang van de woningbouw (geothermie wordt haalbaar vanaf enkele duizenden aangesloten woningen). Dit betekent uiteraard niet dat er helemaal geen collectieve systemen kunnen komen (er is inmiddels ook een beperkt warmtenet in de gemeente aanwezig), maar het ligt niet voor de hand dat dit een logische oplossingsrichting is die een groot aandeel in de energievoorziening van huishoudens kan krijgen.
30
December 2013
3.C20.1 – Lokale effecten van regionale backcasting
De glastuinbouw heeft in het scenario een 792.000 GJ aan hernieuwbare warmte uit bodemenergie. Dit wordt zowel door WKO als geothermie ingevuld.
Totale hernieuwbare energie in 2050 In Figuur 10 wordt de ontwikkeling van de productie van hernieuwbare energie volgens de Routekaart Klimaatneutraal Haaglanden weergegeven. Aangevuld met biogas en windenergie. Figuur 10
Productie van hernieuwbare energie in Midden-Delfland
Opmerking: Grootschalig wind wordt indicatief meegenomen in de figuur.
Uit Figuur 10 is duidelijk op te maken dat de glastuinbouwsector dominant is in het potentieel van hernieuwbare energie. Wanneer deze sector buiten beschouwing gelaten wordt, dan wordt de verdeling zoals in Figuur 11 wordt weergegeven. Figuur 11
Verdeling van hernieuwbare energie in Midden-Delfland in 2050 (excl. glastuinbouw en wind) V erdeling hernieuwbare energie Midden-Delfland in 2050 (excl. glastuinbouw en w ind) PV - huishoudens 14% PV - bedrijven 31%
Zonneboiler - nieuwbouwwoning Zonneboiler - bestaande woning 1%
3% 1%
50%
Warmte uit bodemenergie voor HDO Biogas
31
December 2013
3.C20.1 – Lokale effecten van regionale backcasting
32
December 2013
3.C20.1 – Lokale effecten van regionale backcasting
6
Totaalbeeld in 2050 Met de gespecificeerde gegevens van Midden-Delfland uit de voorgaande hoofdstukken, kan het scenario voor de gemeente, zoals dat is opgenomen in de backcastingstudie voor Haaglanden, worden aangescherpt. Er zijn veranderingen in de emissies van de veeteelt, het energiegebruik en emissies van de niet-commerciële dienstverlening en de productie van hernieuwbare energie. In Figuur 12 en Figuur 13 worden de effecten hiervan weergegeven. De grafieken geven het verbruik en emissies weer in het geval van business as usual (wanneer er geen aanvullend beleid wordt gevoerd), het effect van de energiebesparing (wanneer er dus wel aanvullend beleid wordt gevoerd) en de productie van hernieuwbare energie.
Figuur 12
Energievraag en –productie Midden-Delfland Potentieel hernieuwbare energie Midden-Delfland 3.000 Biogas Warmte uit bodemenergie voor GTB
2.500
Grootschalig elektriciteit voor GTB
x1.000 GJ
2.000
Warmte uit bodemenergie voor HDO Zonneboiler - bestaande woning
1.500
Zonneboiler - nieuwbouwwoning 1.000
PV - bedrijven PV - huishoudens
500 BAU-energiegebruik Energiebesparing
2010 2015 2020 2025 2030 2035 2040 2045 2050
Figuur 12 laat zien dat de totale productie van hernieuwbare energie de vraag (na besparing, blauwe lijn) overtreft. Er wordt dus meer energie geproduceerd dan nodig is binnen de gemeentegrenzen. Dit komt grotendeels door de productie van elektriciteit uit PV-panelen bij bedrijven en het biogas. De grote ‘posten’ voor de glastuinbouw zijn aanzienlijk, maar zorgen alleen voor het klimaatneutraal krijgen van deze sector en dragen verder niet bij aan de andere sectoren in de gemeente. De emissies van Midden-Delfland vertonen hetzelfde beeld als de energievraag en –productie: er worden meer emissies gereduceerd dan worden uitgestoten. Dit komt vooral doordat er meer energie wordt geproduceerd dan binnen de gemeente wordt gebruikt en dus over de gemeentegrenzen geëxporteerd kan worden. Als gevolg daarvan worden de emissies van Midden-Delfland dus negatief.
33
December 2013
3.C20.1 – Lokale effecten van regionale backcasting
Figuur 13
CO2-emissies Midden-Delfland
V erloop emissies Midden-Delfland 300 250
kton
200 BAU-emissie
150
Energiebesparing 100
Hernieuwbare energie
50 0 2010
2020
2030
2040
-50
34
December 2013
3.C20.1 – Lokale effecten van regionale backcasting
2050
Literatuurlijst Agentschap NL, 2010 Protocol monitoring hernieuwbare energie Utrecht : Agentschap NL, 2010 CBS, 2013 Statline. Geraadpleegd november 2013 http://statline.cbs.nl CE Delft, 2011 Life Cycle Impacts of Protein-rich Foods for Superwijzer Delft : CE Delft, 2011 CE Delft, 2013 Backcasting Haaglanden klimaatneutraal Delft : CE Delft, 2013 Klimaatmonitor, 2013 Klimaatmonitor. Geraadpleegd november 2013 http://klimaatmonitor.databank.nl/ Provincie Zuid-Holland, 2013 Ambitiegebieden voor bodemenergiesystemen. Geraadpleegd november 2013 http://geo.zuid-holland.nl/geo-loket/html/atlas.html?atlas=ambitiegebieden Stadsgewest Haaglanden, 2011 Routekaart Haaglanden klimaatneutraal Den Haag : Stadsgewest Haaglanden, 2011 WUR, 2003 R.W. Melse Biologisch filter voor verwijdering van methaan uit lucht van stallen en mestopslagen Wageningen : Wageningen UR, 2003
35
December 2013
3.C20.1 – Lokale effecten van regionale backcasting