Eenmaal, andermaal…. KLIK! De online openbare executieverkoop van roerende zaken
A. Ourhris
Oktober 2013
0
Eenmaal, andermaal…. KLIK! De online openbare executieverkoop van roerende zaken
Naam: Abdesalame Ourhris
Studentnummer: 10005773 Scriptiebegeleider Universiteit van Amsterdam: prof. dr. A.F. Salomons Scriptiebegeleider RESOR: prof. mr. J.J. van Hees Datum: oktober 2013
1
Voorwoord Voor u ligt mijn scriptie die als sluitstuk van de master privaatrecht aan de Universiteit van Amsterdam dient. Met deze scriptie sluit ik een lang studietraject af en begint een nieuwe fase in mijn leven. Op deze plaats wil ik graag een aantal personen bedanken, die mij hebben geholpen bij de totstandkoming van deze scriptie. Allereerst bedank ik professor Jako van Hees, hoogleraar aan de Radboud Universiteit in Nijmegen en advocaat bij RESOR te Amsterdam. Tijdens het schrijven van mijn scriptie heeft Jako mij altijd met raad en daad bijgestaan en heeft hij concepten van mijn scriptie steeds voorzien van kritisch commentaar. Ook wil ik Paul Rodenburg, directeur van de Praktizijns Sociëteit, bedanken. Eerst voor de mogelijkheid om gebruik te maken van de uitgebreide bibliotheek die door de sociëteit wordt geëxploiteerd. Grote delen van mijn scriptie heb ik met plezier geschreven in de Praktizijnsbibliotheek, een zeer inspirerende omgeving. Paul bedank ik ook voor zijn commentaar bij eerdere versies van deze scriptie. Tjade Dieker, directeur van Troostwijk Auctions, heeft mij tijdens een gesprek meer inzicht gegeven in de praktische gang van zaken bij een online executieverkoop. Hem wil ik bedanken voor dit nuttige kijkje achter de schermen. Tot slot een woord van dank aan mijn echtgenote Hasna voor haar engelengeduld en motiverende woorden.
Heerhugowaard, oktober 2013
2
Inhoudsopgave 1. Inleiding en probleemstelling .............................................................................................4 1.1. Inleiding .......................................................................................................................................4 1.2. Probleemstelling ..........................................................................................................................4 1.3. Hoofdvraag en opzet ...................................................................................................................5 1.4. Afbakening...................................................................................................................................6 2. Plaatsbepaling van de executieverkoop .............................................................................7 2.1. Het executierecht ........................................................................................................................7 2.2. Koop versus openbare executieverkoop .....................................................................................8 2.3. Belanghebbenden......................................................................................................................11 2.4. Samenvatting .............................................................................................................................12 3. De wettelijke regeling omtrent de executieverkoop .......................................................... 13 3.1. Openbaarheid ............................................................................................................................13 3.2. Publiciteitsvoorschriften ............................................................................................................15 3.3. Prijsvorming en betaling ............................................................................................................16 3.4. Samenvatting .............................................................................................................................17 4. Ambtelijk toezicht ........................................................................................................... 18 4.1. Geschiedenis van het ambtelijk toezicht ...................................................................................18 4.2. De Watov ...................................................................................................................................20 4.3. Samenvatting .............................................................................................................................21 5. De online executieverkoop getoetst aan het wettelijk kader .............................................. 22 5.1. De online executieverkoop .......................................................................................................22 5.1.1. Publiciteit ............................................................................................................................22 5.1.2. De executieverkoop ............................................................................................................23 5.1.3. Toezicht ...............................................................................................................................24 5.2. Toetsing aan wettelijk kader ......................................................................................................25 5.2.1. Openbaarheid .....................................................................................................................25 5.2.2. Publiciteit ............................................................................................................................26 5.2.3. Prijsvorming ........................................................................................................................27 5.2.4. Toezicht ...............................................................................................................................28 5.3. Wetsvoorstel 33 484 ..................................................................................................................30 6. Conclusie......................................................................................................................... 32 7. 3
Literatuurlijst.................................................................................................................. 34
1. Inleiding en probleemstelling 1.1
Inleiding
Het was juli 2013 toen mijn televisie het opeens begaf. In mijn zoektocht naar een nieuwe televisie werd ik door een vriend gewezen op het faillissement van Block. Block was jarenlang (sinds 1955) een vertrouwde elektronicaketen in Noord-Holland. Door de aanhoudende economische crisis en de concurrentie van webwinkels was dit eens zo trotse familiebedrijf ten onder gegaan. Onder het motto “homo homini lupus est”1 sprong ik achter mijn computer om te achterhalen wanneer de faillissementsuitverkoop van de dichtstbijzijnde Block-vestiging was. De beelden van de faillissementsuitverkoop van de elektronicaketen It’s in de lente van 2011 stonden mij nog helder op het netvlies.2 Mijn zoekopdracht leidde mij naar de website van BVA Auctions. Daar vond, ironisch gezien één van de oorzaken van het faillissement van Block, een online faillissementsveiling plaats waar de goederen van Block geveild werden. Een fysieke faillissementsuitverkoop zou er voor de boedel van Block dus niet komen. Hiermee was mijn interesse voor het onderwerp van onderhavige scriptie gewekt. Een aantal zoekopdrachten leerde mij dat op het internet inmiddels een wildgroei aan online veilinghuizen is ontstaan. Een aantal van deze veilinghuizen claimt dat hun opdrachtgevers bestaan uit banken en curatoren en dat zij zich voornamelijk bezig houden met online executieverkopen. Met de aanhoudende economische malaise en het daarmee gepaard gaande groeiend aantal faillissementen lijkt de online executieverkoop een gouden vondst.3 De vraag rees bij mij in hoeverre deze wijze van executieverkopen verenigbaar is met de wet.
1.2
Probleemstelling
De online executieverkoop via het internet heeft een aantal voordelen ten opzichte van de klassieke executieverkoop. Door Van Daal wordt erop gewezen dat internetveilingen goedkoop zijn, Van Daal doelt hier waarschijnlijk op de kostenbesparing van de huur van een fysieke omgeving en de kosten van personeel om de fysieke veiling in goede banen te leiden. Daarnaast bieden internetveilingen volgens Van Daal een mogelijkheid om allerlei ‘los grut’ dat bij een fysieke veiling weggegooid of weggeschonken zou worden gebundeld te verkopen.4 Als voordeel kan verder nog genoemd worden dat via het internet een breder publiek wordt bereikt, wat kan resulteren in een hogere opbrengst. Het internet kent verder geen sluitingstijden wat betekent dat de veiling 24/7 door kan gaan. De praktijk heeft de internetveiling dan ook hartelijk omarmd. De wetgeving voorziet echter nog niet in een regeling waarin deze wijze van verkoop expliciet gereguleerd is. De vraag is dan uiteraard of het huidige wettelijk kader dat geschreven is voor de klassieke openbare executieverkoop wellicht
1
Letterlijke vertaling: de mens is een wolf voor zijn medemens. Vergelijkbaar met het Nederlandse spreekwoord: de één zijn dood, de ander zijn brood 2 Voor degene die zich een beeld wil vormen; de combinatie van de zoektermen It’s en uitverkoop levert op Youtube een aantal filmpjes op waarin deze koopjesjacht is vastgelegd 3 Persbericht CBS 11 juli 2013, “Recordaantal faillissementen in eerste helft 2013”. Te vinden op; http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/5FDE5E60-2884-4385-AE75-E7DECA7EB60A/0/pb13n046.pdf. Geraadpleegd op 23 juli 2013 4 G.C. van Daal, ‘Internetveilen: is de wet nog van deze tijd?’, TvI 2007,16, p.81 (hierna; Van Daal)
4
volstaat. Een aantal auteurs meent dat het antwoord op deze vraag ontkennend moet luiden.5 Stein merkt echter op dat de vraag of een verkoop ingevolge een digitale veiling plaats kan vinden nog onopgelost is.6 Recent heeft ook het Hof den Bosch zich over deze vraag gebogen. Het Hof concludeert dat bij een internetveiling in elk geval niet aan de letter van de wet is voldaan, maar het Hof ziet toch ruimte voor toelating van de executieverkoop via het internet.7 De wetgever is wat betreft de internetveiling van onroerende zaken voortvarender te werk gegaan. Momenteel is er een wetsvoorstel aanhangig welk door een aantal wijzigingen in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna; Rv) de veiling van onroerende zaken via het internet juridisch mogelijk maakt.8 Aangenomen wordt dat de executieverkoop van onroerende zaken tegenwoordig het exclusieve terrein is van onroerendgoedhandelaren.9 Door de lage prijs die deze onroerendgoedhandelaren betalen blijft er vaak een hogere restschuld over voor de schuldenaar. Dit wetsvoorstel beoogt onder meer, door de drempel voor particulieren om een onroerende zaak op een executieveiling te kopen weg te nemen, een hogere executieopbrengst te genereren. De veiling via internet moet bijdragen aan de toegankelijkheid van de executieveiling van onroerende zaken. Nu de openbare executieveiling van roerende zaken via het internet steeds vaker voorkomt is de vraag gerechtvaardigd of ook deze wijze van verkoop gereguleerd dient te worden.
1.3
Hoofdvraag, opzet
Om dit thema te behandelen heb ik de volgende hoofdvraag geformuleerd welke ik in deze scriptie wil beantwoorden: Is de huidige praktijk van online executieverkopen van roerende zaken verenigbaar met de wet? Door middel van literatuuronderzoek en in mindere mate een praktijkonderzoek zal ik een antwoord op deze hoofdvraag formuleren. De praktijkcomponent van het onderzoek bestaat uit het bezoeken van en meebieden op verschillende websites. Ook heb ik in het kader van mijn onderzoek Tjade Dieker, directeur van Troostwijk Auctions, geïnterviewd. Mijn scriptie is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 zal ik de plaats van de executieverkoop binnen het recht beschrijven. Daarbij bespreek ik, aan de hand van een vergelijking met de gewone koop, de karakteristieken van de executieverkoop. Vervolgens zal ik in hoofdstuk 3 de wettelijke regeling van de executieverkoop bespreken. In hoofdstuk 4 sta ik uitvoerig stil bij het toezicht tijdens de executieverkoop. Na deze schets van het geldende wettelijk kader zal ik in hoofdstuk 5 eerst de online executieverkoop zoals deze momenteel plaatsvindt beschrijven en deze vervolgens aan het wettelijk kader toetsen. In hoofdstuk 6 sluit ik mijn scriptie af met een conclusie waarin ik mijn hoofdvraag beantwoord.
5
Van Daal p.81; J.H.M. Spanjaard, ‘Internetveilingen: geen easy riding’, VrA 2010,3, p.3-12 P.A. Stein, GS Vermogensrecht, artikel 250 Boek 3 BW, aant. 3 7 Hof den Bosch 9 juli 2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:2988 8 Kamerstukken II 2012/13, 33484, nr.2 9 Kamerstukken II 2012/13, 33484, nr.3 p.2 6
5
1.4
Afbakening
Zoals uit mijn hoofdvraag voortvloeit beperk ik mij in mijn scriptie tot de mogelijkheid van veiling van roerende zaken. Bij de keuze en de afbakening van mijn onderwerp heb ik gekozen om een praktijk te beschrijven die kennelijk aan de aandacht van de wetgever is ontsnapt. De online executieverkoop van aandelen of vermogensrechten ben ik in de praktijk niet tegengekomen; die laat ik in mijn scriptie onbesproken. De executieverkoop zoals ik deze in mijn scriptie beschrijf vindt plaats door de pandhouder, beslaglegger of de curator. In het huidige wettelijk systeem is een openbare verkoop door de pandhouder het uitgangspunt (art. 3:250 BW), echter kan de pandhouder indien hij dit is overeengekomen met de pandgever (art. 3:251 lid 2 BW) of na rechterlijke machtiging (art. 3:251 lid 1 BW) op een afwijkende wijze verkopen. In de praktijk komt dit er op neer dat de verkoop van het verpande goed vaak onderhands geschiedt. Ook voor de curator geldt als uitgangspunt dat de verkoop openbaar moet geschieden (art. 176 Fw). Met toestemming van de rechter-commissaris mag de curator echter ook onderhands verkopen. In de praktijk geschiedt de executoriale verkoop door de curator ook meestal onderhands.10 Voor deze scriptie ga ik echter uit van het uitgangspunt dat de executieverkoop openbaar gebeurt. Denkbaar is dat een online executieverkoop onderhands geschiedt. Dit is bijvoorbeeld mogelijk door de bieders op een veiling exclusieve toegang te verschaffen tot de veilingpagina door middel van inlogcodes welke door de executant slechts in beperkte mate worden toegekend. De praktijk van het internetveilen laat echter een ander beeld zien dan de praktijk van de klassieke executieverkoop. De online executieverkoop lijkt namelijk openbaar te geschieden. De veilingssites welke ik heb bezocht bieden allemaal toegang aan een breed publiek. Eenieder kan zich registreren op de veilingsite en na registratie biedingen verrichten. De onderhandse verkoop via het internet komt vooralsnog niet voor in de praktijk en deze laat ik in mijn scriptie dan ook onbesproken. Voor de beslaglegger is de openbare verkoop overigens dwingend voorgeschreven; alleen de pandhouder en de curator kunnen dus van dit uitgangspunt afwijken. Ten slotte nog een aantal woorden over de terminologie die in deze scriptie wordt gehanteerd. Ik zal in deze scriptie steeds spreken over de klassieke executieverkoop of de online executieverkoop. Hierbij bedoel ik steeds een openbare executieverkoop die in het eerstgenoemde geval fysiek geschiedt en in het laatstgenoemde geval via het internet verloopt. De pandhouder, beslaglegger en curator hebben als executant een positie die veel gelijkenissen vertoont. In deze scriptie worden zij dan ook vaak samen genoemd. Omwille van de leesbaarheid duid ik hen tezamen aan als de executant. Waar een regeling voor deze executanten niet gelijk is wordt zij apart genoemd.
10
6
J.B. Huizink, Insolventie, Deventer Kluwer 2005 p.111
2. Plaatsbepaling van de executieverkoop De executieverkoop is een bijzondere rechtsfiguur binnen het privaatrecht. Van deze rechtsfiguur wordt gebruik gemaakt als een vermogensrelatie niet regulier kan worden volbracht vanwege een gebrek aan de kant van de schuldenaar en de schuldeiser lang genoeg heeft gewacht en aangedrongen op nakoming. Voordat ik in het volgende hoofdstuk de specifieke wettelijke bepalingen analyseer waarin de executoriale verkoop is geregeld, zal ik in dit hoofdstuk een overzicht geven van de plaats van de executieverkoop binnen het privaatrecht. Daarbij zal ik het bijzondere karakter van de executieverkoop ten opzichte van de ‘gewone’ koop (titel 7.1) uitleggen.
2.1
Het executierecht
Met het onderwerp van mijn scriptie begeef ik mij op het terrein van het civielrechtelijke executierecht; dit specifieke rechtsgebied wordt door Oudelaar als volgt omschreven11: “Het civielrechtelijke executierecht is het objectieve recht dat zowel regelt welke dwangmiddelen gebruikt kunnen worden ter verwezenlijking van een civielrechtelijke aanspraak als welke regels bij de toepassing van die dwangmiddelen in acht genomen moeten worden.” De basis van het executierecht is te vinden in art. 3:296 BW waarin is bepaald dat een schuldeiser in rechte nakoming kan vorderen van een verbintenis. Het executierecht biedt om deze nakoming te bewerkstelligen een aantal dwangmiddelen. Men onderscheidt hier de indirecte- en directe dwangmiddelen. De indirecte dwangmiddelen, zoals lijfsdwang en de dwangsom, zijn erop gericht om de schuldenaar aan te sporen om zelf ‘vrijwillig’ de verbintenis na te komen. Bij de directe executie verkrijgt de schuldeiser daarentegen de bevoegdheid om de aan hem verschuldigde prestatie te doen verrichten. Wanneer de verschuldigde prestatie bestaat uit het geven van een ander goed dan geld, een doen of een nalaten, kan de rechter de schuldenaar daartoe veroordelen. Men spreekt dan van reële executie.12 In mijn scriptie behandel ik de zogenaamde verhaalsexecutie. Van verhaalsexecutie is sprake wanneer de nakoming van de verplichting tot betaling van een geldsom wordt afgedwongen. De schuldeiser verkoopt in een dergelijke geval de goederen van de schuldenaar om zijn vordering op de executieopbrengst te verhalen.13 Deze wijze van uitwinning geldt al sinds de Romeinse tijd. Zo heeft titel 5 van het tweeënveertigste boek van het Corpus Iuris Civilis als opschrift “inbezitneming of verkoop van zaken op gezag van de rechter”.14 De verhaalsexecutie vindt haar grondslag in art. 3:276 BW, waarin is bepaald dat de schuldeiser zijn vordering op het gehele vermogen van de schuldenaar kan verhalen. Bij een pandrecht en bij het beslag wordt dit beginsel geconcretiseerd. Bij een pandrecht spreken de schuldenaar en schuldeiser van tevoren af dat de schuldeiser zijn vordering op een of meer bepaalde goederen kan verhalen. Overige schuldeisers moeten echter een keuze maken uit de in principe voor
11
Oudelaar, Recht halen: inleiding in het executie- en beslagrecht, Kluwer 1992 p.2 Zie uitgebreid over de reële executie; Huydecoper, reële executie, Kluwer 2011 13 Stein, Kort begrip van executie en beslag, Nibe 1998 p.59 14 Corpus iuris civilis V p.956 12
7
verhaal vatbare zaken. Deze aanwijzing van zaken wordt het beslag genoemd.15 De pandhouder hoeft geen beslag te leggen, omdat van tevoren is overeengekomen op welke goederen hij zich kan verhalen wanneer de schuldenaar verzuimt om zijn verplichtingen na te komen. Ook het faillissementsrecht wordt tot het executierecht gerekend.16 Het faillissement wordt vaak, in lijn met art. 20 Fw, omschreven als een verhaalsbeslag op alle vermogensbestanddelen van de schuldenaar.17 De curator doet daarbij in het groot wat de beslaglegger en pandhouder in het klein doen; het te gelde maken van goederen van de schuldenaar met het doel uit de opbrengst de schuldeisers overeenkomstig hun rang te voldoen, althans te bevredigen.18
2.2
Koop versus openbare executieverkoop
Om te onderzoeken in hoeverre een online executieverkoop juridisch mogelijk is, is het van belang om uiteen te zetten welke kenmerken de executieverkoop heeft. De wet kent momenteel een regeling waarin een aantal formaliteiten aan de executieverkoop zijn verbonden. Deze regeling bespreek ik in het volgende hoofdstuk. De raison d’être van de regeling wordt zichtbaar wanneer men de openbare executieverkoop vergelijkt met de ‘gewone’ koop ex titel 7.1 BW. Aan de openbare executieverkoop worden vier rechtsgevolgen verbonden die de set aan regels verklaren. Deze rechtsgevolgen zijn niet alleen verbonden aan de openbare executieverkoop, maar zijn ook verbonden aan de door wet toegestane afwijkende wijze van executoriale verkoop. De vier rechtsgevolgen zijn;
1. Toerekening; Een verkoper kan in het geval van een gewone koop niet, behoudens uitdrukkelijke toestemming van de eigenaar of een geslaagd beroep op art. 3:86 BW door de koper, een goed dat eigendom van een derde is overdragen. Bij een executieverkoop is dit wel mogelijk. De executant is namelijk bij wet bevoegd verklaard om over een goed te beschikken dat eigendom is van een ander (art. 3:248 BW, art. 463 Rv en art. 101 jo. art. 176 Fw). De executant treedt niet alleen op als verkoper van het goed dat aan een ander (de schuldenaar) toebehoort, maar draagt ook de eigendom daarvan over. Deze bijzondere figuur wordt ook wel toerekening genoemd.19 Deze figuur hangt samen met het dwangelement dat een executoriale verkoop kenmerkt. De schuldeiser moet in staat worden gesteld om te doen wat de schuldenaar zelf moest doen, zijn eigendom verkopen en overdragen om zijn schulden te voldoen.
15
Stein, Kort begrip van executie en beslag, Nibe 1998 p.59-60 Zie o.a.; Oudelaar, Recht halen: inleiding in het executie- en beslagrecht, Kluwer 1992 p.5 en Jongbloed, Executierecht, Kluwer 2011 p.5 17 Jongbloed a.w. p.54 en Oudelaar a.w. p.5 als ook de Hoge Raad in HR 28 september 1991, NJ 1991,247 en ook de wetgever in MvT, Feltz p.7 18 GS Burgerlijke Rechtsvordering, boek Tweede boek Rv, aant. 20.1 19 Stein, executoriale verkoop: wat is dat eigenlijk?, p.71 e.v. in (ON)zekerheid en nieuw recht, Kluwer 1992 16
8
2. Zuivering; Een zaak wordt bij een gewone koop geleverd met alle rechten die aan het goed verbonden zijn. De executoriale verkoop verschilt ook in dit opzicht van de gewone koop, omdat daarbij bepaalde rechten van derden vervallen. Executie door de pandhouder heeft bijvoorbeeld tot gevolg dat lager gerangschikte pandrechten (art. 3:253 BW) en later gevestigde beperkte rechten teniet gaan.20 Zuivering bij beslagexecutie wordt afgeleid uit de zinsnede ‘een beperkt gerechtigde wiens recht door de executie is vervallen’ in het eerste lid van art. 480 Rv.21 Dat de zaak ‘gezuiverd’ is van rechten die erop rusten zorgt ervoor dat de executiekoper bereid is om een hogere prijs voor het goed te betalen. Degene wiens rechten door de zuivering teniet zijn gegaan verkrijgt in de hierna te noemen uitdeling een waardevergoedingsaanspraak met een zeer hoge rang (art. 3:282 BW).
3. Uitdeling; Het doel van de executie is om met de executieopbrengst de vordering van de schuldeiser te voldoen. Anders dan bij de gewone koop staat de koopsom/executieopbrengst echter niet direct ter vrije beschikking van de verkoper. De executieopbrengst moet bij een executieverkoop namelijk conform een rangregeling verdeeld worden over de verschillende schuldeisers. De uitdelingsregeling is voor de executie door pandhouder, beslaglegger en curator op verschillende plaatsen in de wet geregeld (resp. art. 3:253 BW jo. art. 490b Rv, art. 480 Rv en art. 3:277 lid 1 BW jo. art. 173-194 Fw). Het voert te ver om deze regelingen hier uitvoerig te bespreken. Bij wijziging van het burgerlijk wetboek in 1992 is de uitdelingsregeling voor de beslaglegger en pandhouder zoveel mogelijk in overeenstemming gebracht met die van de faillissementswet.22 De regelingen komen er – ruw geschetst – op neer dat eerst de kosten voor de executie van de executieopbrengst afgetrokken moeten worden en in het geval er meerdere schuldeisers zijn zij in volgorde van hun wettelijke rang meedelen in de netto-executieopbrengst.
4. Beperkte garantieplicht; Op de verkoper rust bij een gewone koop de verplichting om de zaak vrij van alle lasten en beperkingen over te dragen, behalve die lasten en beperkingen die de koper uitdrukkelijk heeft aanvaard (art. 7:15 BW). Ook is op de gewone koop de zogenaamde conformiteitsregel van toepassing (art. 7:17 BW). Deze regel komt er kort gezegd op neer dat de afgeleverde zaak aan de overeenkomst moet beantwoorden.23 Op beide regels wordt bij de executiekoop een uitzondering gemaakt. Allereerst bepaalt art. 7:19 BW dat de koper zich bij een executiekoop er niet op kan beroepen dat de zaak is belast is met een last of beperking. Het tweede lid van art. 7:19 BW bepaalt dat deze uitzondering ook geldt voor verkoop bij wijze van parate executie, zoals deze bijvoorbeeld door de pandhouder plaatsvindt. Ook de conformiteitsregel wordt in art. 7:19 BW uitgezonderd. De koper kan zich bij een executiekoop er niet op beroepen dat de zaak niet beantwoord aan de overeenkomst, tenzij de verkoper daarvan wist. Ten aanzien van de executieverkoop uit hoofde van 20
Eerder gevestigde pandrechten blijven bestaan, tenzij de koper een geslaagd beroep op de derdenbescherming van art.3:86 lid 2 BW kan doen. Dit is een uitwerking van het beginsel prior tempore, prior jure (eerste in tijd, eerste in recht) 21 Stein, Beslag en executie, Boom Juridische Uitgevers 2002 p.58 22 PG. Inv.BW 3, 5 en 6.Wijzig. BW, Rv, Wet RO en Fw. P.193 23 Zie uitgebreid Asser/Hijma 7-I* 2013/325-368
9
het pandrecht is in het tweede lid van art. 7:19 BW uitdrukkelijk bepaald dat de uitzondering op art. 7:15 BW en art. 7:17 BW alleen van toepassing is wanneer de koper weet of moet weten dat hij koopt op een executieverkoop. In de literatuur wordt aangenomen dat deze kenbaarheidseis ook van toepassing is bij de executant-beslaglegger.24 Indien de koper een consument is wordt de conformiteitsregel bij de executerende pandhouder niet uitgesloten (art. 7:19 lid 2 BW). De richtlijn betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van en garanties voor consumptiegoederen (art. 1 lid 2 sub b richtlijn 99/44/EG) kent namelijk geen uitzondering voor de parate executie.25 De ratio van deze uitzondering is dat de executant-verkoper veelal niet bekend zal zijn met gebreken van de verkochte zaak en de geëxecuteerde vaak niet geneigd zal zijn om hem hierover in te lichten.26 Dit doet de vraag rijzen of art. 7:19 BW, inclusief kenbaarheidseis, analoog toegepast kan worden bij een verkoop door de curator. Met Kortmann en Wessels ben ik van mening dat deze vraag bevestigend beantwoord moet worden.27 Uit de wetsgeschiedenis bij art .7:19 BW blijkt dat deze uitzonderingsregel analoog toegepast kan worden in gevallen waarin de verkoper onafhankelijk van de eigenaar/bezitter optreedt en hij niet geacht wordt van eventuele gebreken op de hoogte te zijn. De curator handelt in eigen naam en uit hoofde van een eigen door de wet aan hem toegekende bevoegdheid, hij treedt aldus onafhankelijk van de eigenaar/bezitter op .28 Daarbij is de curator evenals de pandhouder en de beslaglegger doorgaans minder goed geïnformeerd over de te verkopen zaken en mag hij dus eveneens niet geacht worden op de hoogte te zijn van eventuele gebreken aan die zaken. De enige mij bekende uitspraak waarin een beroep op de analoge werking van art .7:19 BW bij faillissement is gedaan, is de uitspraak van de Rechtbank Arnhem van 16 januari 1997.29 De rechtbank zag wel ruimte voor analoge toepassing, maar wees het beroep van de curator op art. 7:19 BW in dit specifieke geval af, omdat de curator wel op de hoogte kon zijn van het gebrek aan de verkochte zaak (i.c. betrof het de executoriale verkoop van een woning).
Behalve de hierboven genoemde bijzondere rechtsgevolgen verschilt de openbare executieverkoop ook van gewone koop wat betreft de wijze waarop de koopprijs tot stand komt. Het staat de verkoper bij een gewone koop uiteraard vrij om dezelfde methodiek te gebruiken als bij een executieverkoop, hetgeen in de praktijk ook vaak voorkomt. Echter is deze methode van prijsvorming bij de executieverkoop dwingend voorgeschreven. Een koop heeft – eenvoudig geschetst – de verkoper aan de ene zijde en de verkoper aan de andere zijde van de onderhandelingstafel zitten. De koopprijs komt tot stand door de onderhandelingen tussen deze twee partijen. Als onderhandelingswaar kan ieder goed/recht waar partijen waarde aan hechten worden ingezet. De executieverkoop kent een vereenvoudigd onderhandelingsproces, waarbij de prijs gevormd wordt doordat geïnteresseerden tegen elkaar opbieden en daarmee de uiteindelijke koopprijs bepalen (zie daarover paragraaf 3.3).
24
Asser/Hijma 7-I* 2013/285 Asser/Hijma 7-I* 2013/357 26 T-M, Parl. Gesch. Inv., p. 131. 27 Zie Asser/Hijma 7-I* 2013/286,waarin verwezen wordt naar Kortmann, Derden in het faillisementsrecht, AA 46 (1997) en Wessels, Koop: algemeen (Mon. BW nr.B65a), Kluwer: 2010/35 28 Kortmann, Derden in het faillissementsrecht, AA 46 (1997) p.317 29 Rechtbank Arnhem, 16 januari 1997, NJKort 1997/14 25
10
2.3
Belanghebbenden
Bij een gewone verkoop is de verkoper ook de eigenaar van het goed of vindt de verkoop plaats met toestemming van de eigenaar. De eigenaar mag met het goed doen wat hem goeddunkt en kan het goed dus verkopen voor de prijs waar hij zelf tevreden mee is. Bij een gewone openbare verkoop spelen dus alleen de belangen van de verkoper, koper en overige bieders. Uit bovenstaande opsomming van de verschillen tussen de gewone verkoop en de openbare executieverkoop blijkt duidelijk dat men bij de executieverkoop te maken heeft meer belanghebbenden. Zo kan men het belang van (1) de executant, (2) de schuldenaar, (3) de overige schuldeisers , (4) de koper en van (5) de overige bieders onderscheiden. Het spanningsveld tussen de belangen van de twee eerstgenoemde is in 1848 door De Pinto treffend omschreven; “De wet moet trachten de wederzijdsche regtmatige belangen en regten van schuldeischer en schuldenaar te vereenigen, en derhalve zo min die van den eersten op te offeren aan eene angstvallige vrees voor verassing, als die van den laatsten door al te strenge bepalingen.”30 In deze paragraaf geef ik een korte beschrijving van de belangen van de belanghebbenden, die voortvloeien uit de karakteristieken van de executieverkoop. 1. De executant Uit de praktijk blijkt dat executieopbrengst dikwijls onvoldoende is om de gehele vordering van de executant te voldoen. De executant is dus gebaat bij een zo hoog mogelijke executieopbrengst. Het is voor de executant irrelevant welke en hoeveel van de voor executie aangewezen zaken voor deze opbrengst verkocht worden. De executieverkoop is vaak het eindstation van een lang traject waarin de executant heeft geprobeerd om zijn vordering te innen. De executieverkoop dient daarom in het belang van de executant vlot, zonder onnodig oponthoud, te verlopen. 2. De schuldenaar Zoals in het volgende hoofdstuk zal blijken zijn veel van de regels omtrent de openbare executieverkoop erop gericht om de belangen van de schuldenaar bij de executieverkoop te waarborgen. Dit is begrijpelijk wanneer men bedenkt dat door de executieverkoop diep wordt ingegrepen in de vermogenstoestand van de schuldenaar.31 Bij de executieverkoop is, zoals De Pinto het noemt, sprake van een “gedwongene onteigening”.32 Een ander dan de eigendomsgerechtigde wordt namelijk bevoegd verklaard om de goederen van de eigendomsgerechtigde over te dragen. Voor de schuldenaar is het van belang dat er niet verder in zijn vermogen wordt ingegrepen dan noodzakelijk is. 3. Overige schuldeisers Bepaalde rechten van de overige schuldeisers komen door de levering krachtens executieverkoop te vervallen. De overige schuldeisers hebben echter wel een belang bij de executie nu er sprake is van een verdeling. Als de executieopbrengst voldoende is om de vordering van de executant te voldoen verliest deze zijn belang bij de executieverkoop. Hierin schuilt het gevaar dat de executant zich
30
De Pinto, Handleiding tot het Wetboek van Burgerlijke regtsvordering, Gebroeders Belinfante 1845 p.530 Oudelaar, Reële executie: in het bijzonder die tot afgifte/levering van roerende en onroerende goederen en de daarbij behorende bewarende maatregelen. Kluwer 1987 p.3 32 De Pinto, p.529 31
11
minder zal inspannen voor een hogere executieopbrengst. De positie van de curator, als ‘verdeler van de executieopbrengst’, zorgt ervoor dat dit risico bij executie door de curator niet speelt. 4. De koper De koper die op een openbare executieverkoop afkomt is vaak een koopjesjager. Zijn inzet is om voor een zo laag mogelijke prijs te kopen. Zijn belang conflicteert dan ook duidelijk met dat van de overige belanghebbenden. De koper op een executieverkoop wordt vanwege de beperkte garantieplicht ook wel een risico-koper genoemd. Van belang is dat de koper weet dat hij op een executieverkoop koopt en welke risico’s daaraan kleven. 5. Overige bieders De overige bieders zijn zij die door biedingen te doen interesse tonen in een zaak, maar uiteindelijk niet de koper worden. Deze bieders moeten allen een gelijke kans krijgen om hun bod uit te brengen en zodoende koper te worden, dit beïnvloed ook de executieopbrengst positief. Daarbij dient voor deze belanghebbenden het biedproces transparant te verlopen en inzichtelijk te zijn, zodat zij kunnen beoordelen of zij terecht geen koper zijn geworden. De regels die ik in het volgende hoofdstuk zal bespreken, zijn er met name op gericht om de belangen van deze overige bieders te waarborgen.
2.4
Samenvatting
Aan de koop die gesloten wordt op een executieverkoop zijn vier bijzondere rechtsgevolgen verbonden, die men bij de gewone koop ex titel 7.1 BW niet aantreft. Zo is er bij de koop ingevolge een executieverkoop (1) sprake van toerekening, (2) vindt er zuivering plaats, (3) schrijft de wet een verdeling van de executieopbrengst conform een wettelijke rangregeling voor en (4) geldt een beperkte garantieplicht. Ook kent de executieverkoop een wettelijk voorgeschreven wijze van prijsvorming. De bijzondere rechtsgevolgen en de wijze van prijsvorming zorgen er voor dat bij een executieverkoop meer partijen een belang hebben dan bij een gewone koop. Als belanghebbenden bij de executiekoop onderscheid ik de schuldeiser (executant), de schuldenaar, overige schuldeisers, de koper en de overige bieders. De belangen van deze partijen conflicteren op sommige punten. Zoals uit dit hoofdstuk blijkt is er behoefte aan een regeling waarin aan deze verschillende belangen recht wordt gedaan. In het volgende hoofdstuk bespreek ik deze regeling die is neergelegd in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Wet Ambtelijk Toezicht bij Openbare Verkopingen33. Het doel van deze regeling is om een zo hoog mogelijke executieopbrengst te realiseren. De regeling bevat om dit doel te realiseren regels waarin is bepaald dat de executieverkoop openbaar moet plaatsvinden en omvat verder regels met betrekking tot publiciteit voorafgaand aan en toezicht tijdens de executieverkoop. Om een antwoord te formuleren op mijn hoofdvraag is een bespreking van deze regeling nodig, het volgende hoofdstuk voorziet in deze behoefte.
33
Wet ambtelijk toezicht bij openbare verkopingen, 15 december 1971, Stb.1971, 748
12
3. De wettelijke regeling omtrent de executieverkoop De executieverkoop heeft ten doel om een zo hoog mogelijke opbrengst te realiseren. Om dit doel te bereiken is in de wet een aantal bepalingen neergelegd welke erop toezien dat de executieverkoop toegankelijk is voor een breed publiek en dat het verloop daarvan transparant is. Met de wettelijke regeling is daarnaast beoogd om de belangen van de in paragraaf 2.3 genoemde belanghebbenden te waarborgen. Ik zal in dit hoofdstuk aan de hand van de wettelijke bepalingen het praktische verloop van de klassieke executieverkoop beschrijven. Voor de pandhouder en de curator is het verloop van de openbare executieverkoop niet uitvoerig in de wet geregeld. Art. 3:250 BW en art. 176 Fw bepalen voor respectievelijk de curator en de pandhouder dat als uitgangspunt geldt dat de zaken openbaar worden verkocht. Het eerste lid van art. 3:250 BW bepaalt verder dat de executieverkoop door de pandhouder naar plaatselijke gewoonten en op de gebruikelijke voorwaarden moet geschieden. Verder kent de wet voor deze executanten geen expliciete regeling. De uitvoerige regeling voor executieverkoop door de beslaglegger die is neergelegd in de artt. 463-474 Rv wordt daarom door hen analoog toegepast.34 In de volgende subparagrafen bespreek ik deze regeling. Bij het lezen van deze subparagrafen moet men zich er dus van bewust zijn dat deze regels alleen voor de beslaglegger zijn voorgeschreven.
3.1. Openbaarheid Zoals ik in paragraaf 1.4 heb aangegeven is het uitgangspunt dat de executieverkoop bij pand, beslag en faillissement in het openbaar plaatsvindt. Bij beslagexecutie kan van dit uitgangspunt niet worden afgeweken. De openbaarheid van de verkopen dient twee doelen, namelijk een zo hoog mogelijke opbrengst en publieke controle. Hoogst mogelijke opbrengst Ten eerste wordt door de openbaarheid van de executieverkoop degene die de hoogste prijs wil betalen in de gelegenheid gesteld om voor deze prijs te kopen. Dit zou er toe moeten leiden dat een zo hoog mogelijke executieopbrengst wordt gerealiseerd. In hoeverre dit doel door de openbaarheid van de executieverkoop wordt bereikt is twijfelachtig. De praktijk wijst namelijk uit dat openbare verkoop niet altijd de hoogste opbrengst garandeert, daarom worden roerende zaken door de pandhouder en curator dikwijls onderhands verkocht. In dit verband is interessant dat bij de parlementaire behandeling van de invoering van het nieuw burgerlijk wetboek in 1992 de vraag is gesteld of de beslaglegger (net als bij pandhouder en curator) ook de mogelijkheid tot onderhandse executie moest worden toegekend. In het mondeling overleg, tussen de Bijzondere Commissie voor de Herziening van het Burgerlijk Wetboek en de Minister van Justitie, werd er door de commissie op gewezen dat in het algemeen van een onderhandse verkoop een hogere opbrengst wordt verwacht. Frappant is dat toenmalig regeringscommissaris Snijders dit erkende, maar na lange aarzeling toch besloot om onderhandse verkoop bij beslagexecutie ‘vooralsnog’ niet toe te staan. Na evaluatie van de onderhandse executieverkoop bij hypotheek zou men alsnog overwegen om ook bij beslag de
34
P.A. Stein, GS Vermogensrecht, artikel 250 Boek 3 BW, aant. 4 en aant.6
13
onderhandse executie toe te staan. Deze evaluatie heeft echter nooit plaatsgevonden en daarmee is ook de mogelijkheid tot onderhandse executie door beslagleggers (vooralsnog) niet ingevoerd.35 Publieke controle Het tweede doel van de openbaarheid is de publieke controle. In zijn preadvies van de Broederschap van Candidaat-Notarissen omschrijft Kuijk deze controle als volgt; ‘Het feit, dat alle handelingen, die den verkoop vormen, in het bijzijn geschieden van allen, die daarbij wensen tegenwoordig te zijn, schept een waarborg, dat een dergelijke verkoop op de meest regelmatige wijze zal worden gehouden’.36 Samenspanning tussen de verschillende belanghebbenden zou door openbaar te executeren worden voorkomen. De openbaarheid ziet er met andere woorden op toe dat het executieverkoop eerlijk verloopt. Kuijk ziet hierin, mijns inziens terecht, een belangrijke rol voor het publiek dat aanwezig is bij de executieverkoop. In de literatuur is opvallend weinig geschreven over de vereiste openbaarheid. Men kan zich afvragen wanneer de executieverkoop als openbaar mag worden beschouwd. Mijns inziens vindt een executieverkoop in het openbaar plaats indien deze voor eenieder (1) waarneembaar, (2) kenbaar en (3) toegankelijk is.37 Waarneembaar in de zin dat eenieder moet kunnen weten dat, wanneer en waar de executieverkoop plaatsvindt. Kenbaar in de zin dat eenieder moet kunnen weten wat hij dient te doen om deel te nemen aan de executieverkoop en wat de regels tijdens de executieverkoop zijn. En toegankelijk in de zin dat eenieder deel kan nemen aan de executieverkoop.
35
PG. Inv.BW 3, 5 en 6.Wijzig. BW, Rv, Wet RO en Fw. P.196 G.J.H Kuijk, Openbare veiling : veilingcondities, preadvies van de Broederschap van Candidaat-Notarissen in Nederland en zijne Koloniën 1936, p.4 37 Zie: Van der Hof e.a., Openbaarheid in het internettijdperk, Den Haag; Sdu uitgevers 2006 p.24 36
14
3.2. Publiciteitsvoorschriften Een voorwaarde voor de hierboven geformuleerde openbaarheid is dat het publiek op de hoogte is van de executieverkoop. Er dient daarom ruchtbaarheid aan de verkoop gegeven te worden. In de praktijkregels voor curatoren is voorgeschreven dat de curator zorg draagt voor adequate publiciteit.38 Voor de pandhouder is niet expliciet voorgeschreven dat hij ruchtbaarheid moet geven aan de verkoop, echter vloeit dit voort uit het streven naar een zo hoog mogelijke opbrengst waar de pandhouder natuurlijk zelf groot belang bij heeft.39 Voor zowel de pandhouder als de curator zijn dus geen specifieke publiciteitsvoorschriften voorgeschreven, daarom wordt aangesloten bij de voorschriften die gelden voor de executerende beslaglegger. Deze regels, die zijn neergelegd in de artt.464 en 466 Rv, zijn duidelijk van het pre-digitale tijdperk en doen nu enigszins oubollig aan. Als eerste dienen binnen de gemeente waar de executieverkoop zal plaatsvinden “biljetten aangeslagen” te worden waarop de plaats, de dag en het uur van de verkoop worden vermeld. Daarbij moet ook de aard van de zaken, zonder vermelding van bijzonderheden, op het biljet staan. In het belang van de potentiële koper wordt op de biljetten ook vermeld dat het een executieverkoop betreft. Deze geniet namelijk, zoals hierboven uitvoerig besproken, bij executiekoop minder bescherming als bij een gewone koop. De biljetten moeten in elk geval aangeslagen worden op de plaats waar de verkoop zal plaatshebben en de plaats waar de zaken zich bevinden (art. 464 lid 2 Rv). Het woord aangeslagen moet men hier niet in zijn letterlijke betekenis lezen, de biljetten mogen ook met lijm of plakband worden bevestigd. Het aanslaan van de biljetten moet vier dagen voor de verkoop geschieden, deze termijn kan verkort worden door de voorzieningenrechter op verzoek van de meest gerede partij (art. 465 lid 1 Rv). Om een vlot verloop van de executieverkoop te waarborgen, is in het tweede lid van art. 465 Rv bepaald dat er geen beroep openstaat tegen de beslissing van de voorzieningenrechter. Het tweede publicatievoorschrift is neergelegd in art. 466 Rv, waarin is bepaald dat de executieverkoop tevens bekendgemaakt dient te worden in een dagblad van de plaats waar de executieverkoop plaats zal vinden. Aangenomen mag worden dat hier is bedoeld een dagblad dat verschijnt in de plaats waar de executieverkoop plaats gaat vinden. Opvallend is dat voor dit publicatievoorschrift geen termijn is opgenomen. De aankondiging in het dagblad hoeft niet gedaan te worden indien de executieopbrengst klaarblijkelijk minder dan € 180,zal bedragen. Om er op toe te zien dat de publicatievoorschriften worden nageleefd bepaalt art. 467 Rv dat de deurwaarder aan de voet van zijn proces-verbaal van verkoop aantekening moet doen van de naleving van deze voorschriften.40 De sanctie voor niet-naleving hiervan is niet de nietigheid van de verkoop, maar de deurwaarder is dan gehouden tot het betalen van schadevergoeding.41 De bedoeling van deze publiciteitsvoorschriften is dat de potentiële kopers en het publiek op de hoogte worden gebracht van de aanstaande verkoop. Zodoende kan een zo hoog mogelijke executieopbrengst gerealiseerd worden en kan het publiek zijn controlefunctie uitoefenen. De doelgroep van deze publiciteit is echter maar beperkt tot het publiek in de omgeving van de plaats
38
Praktijkregels voor curatoren september 2011 art.3.1 M.J.W. van Ingen e.a., Onderhandse executie: executoriale verkoop uit de hand ex art.3:251 lid 1 BW en met name art.3:268 lid 2 BW, Kluwer: 2007 p.40 40 T&C p.917 de wet spreekt van ‘proces-verbaal van beslag’, maar hier wordt volgens T&C het proces-verbaal van verkoop bedoeld 41 M.J.W. van Ingen e.a., Onderhandse executie: executoriale verkoop uit de hand ex art.3:251 lid 1 BW en met name art.3:268 lid 2 BW, Kluwer: 2007 p.41 39
15
van de verkoop. Anno 2013 lijkt/is dit een zeer beperkte doelgroep. Ten tijde van invoering van deze publiciteitsvoorschriften was men echter een stuk minder mobiel en was het bijna ondenkbaar dat kopers uit het hoge noorden van Nederland zich zouden roeren op een executieverkoop in verre zuiden van Nederland. Ook bij een klassieke executieverkoop is de ‘marketing’ tegenwoordig op een nationaal en internationaal publiek gericht.
3.3. Prijsvorming en betaling De manier waarop het bieden verloopt en de wijze van betaling zijn in art. 469 Rv beschreven. De executieverkoop is ingekleed als wat men in het dagelijkse taalgebruik een veiling zou noemen. De verkoop vindt plaats bij opbod of indien de executant daarvoor kiest bij opbod en afmijning. Van Dale geeft voor opbieden en afmijnen de volgende betekenissen:42
Als de veiling bij opbod plaatsvindt begint de veilingmeester de bieding met een laag bedrag, waarna dit bedrag bij iedere bieding oploopt. De hoogste bieder mag uiteindelijk het goed kopen. Bij afmijning begint de veilingmeester bij een hoog bedrag, waarna dit bedrag steeds lager wordt. De bieder die het eerst “mijn” roept wordt de koper. Een combinatie van beide veilingwijzen is ook mogelijk. De veilingmeester begint dan met veilen bij opbod en gaat dan afmijnen vanaf een bedrag dat hoger ligt dan het hoogste bod dat de veiling bij opbod heeft opgeleverd. De meestbiedende partij dient de koopsom contant te betalen aan de deurwaarder. Om het risico van onserieuze biedingen tegen te gaan en er zeker van te zijn dat een bieder solvabel is kan de deurwaarder van elke bieder verlangen dat deze de geboden koopsom aan hem ter hand stelt. De deurwaarder mag de koopsom onder zich houden, totdat de zaak verkocht is (art. 469 lid 2 Rv). Wanneer een bieder de koopsom niet ter hand te stelt na de vordering van de deurwaarder wordt zijn bod niet geaccepteerd en wordt hij verder uitgesloten van de veiling (art. 469 lid 3 en 4 Rv). Indien degene aan wie de zaak is toegewezen uiteindelijk niet betaalt begint de veiling opnieuw. Als deze veiling een lagere koopprijs oplevert moet de bieder die niet betaalde het verschil betalen (art. 469 lid 5 Rv). Bij de executie geldt het beginsel dat men niet verder in het vermogen van de schuldenaar ingrijpt dan nodig is. Dit beginsel blijkt onder meer uit art. 3:234 BW en is voor de executie door een
42
Van Dale Groot Woordenboek van de Nederlandse taal, Utrecht: Van Dale Lexicografie 2010
16
beslaglegger expliciet neergelegd in art. 470 lid 1 Rv. Om de schuldenaar tegen onnodige uitwinning van zijn zaken te beschermen geeft art. 470 lid 2 Rv hem de bevoegdheid om te bepalen in welke volgorde de goederen geveild zullen worden.
3.4 Samenvatting Voor de pandexecutieverkoop en de faillissementsexecutieverkoop kent de wet geen expliciete voorschriften. Daarom wordt de regeling voor de beslagexecutieverkoop daarbij analoog toegepast. De regeling vereist dat de verkoop openbaar plaatsvindt, geeft publiciteitsvoorschriften en bepaalt de verkoopprocedure. Het vereiste van openbaarheid dient twee doelen. Enerzijds het behalen van een zo hoog mogelijke opbrengst en anderzijds speelt het aspect van publieke controle. Het controle-aspect draagt bij aan een transparant verloop van de executieverkoop. Wanneer de verkoop als ‘openbaar’ mag worden betiteld is in de wettelijke regeling en in literatuur niet besproken. Bij gebreke daarvan heb ik drie eisen geformuleerd waaraan naar mijn mening voldaan met zijn alvorens men kan spreken van een ‘openbare’ verkoop. De verkoop dient (1) waarneembaar, (2) kenbaar en (3) toegankelijk te zijn. Een voorwaarde voor de openbaarheid van de verkoop is dat het publiek op de hoogte is van de verkoop. De wetgever heeft daarvoor twee publiciteitsvoorschriften geformuleerd. Om ruchtbaarheid aan de executieverkoop te geven moeten ten eerste biljetten worden aangeslagen binnen de gemeente waar de verkoop zal plaatsvinden. Op de biljetten moet vermeld worden waar de verkoop plaats zal vinden, wat er verkocht zal worden en (ter bescherming van de koper) dat het een executieverkoop betreft. Daarnaast moet de executieverkoop aangekondigd worden in een dagblad dat verschijnt in de plaats van de executieverkoop. De wet schrijft de wijze voor waarop de koopprijs tijdens de openbare executieverkoop tot stand komt. Dit gebeurt door opbieden en/of afmijnen. Een beginsel dat haar weg heeft gevonden naar de wet is het beginsel dat niet verder wordt ingegrepen in de vermogenstoestand van de schuldenaar dan nodig is. Dit komt tot uiting in de bepaling waarin aan de schuldenaar de bevoegdheid is gegeven om te bepalen in welke volgorde zijn bezittingen geveild worden.
17
4. Ambtelijk toezicht Tijdens de executieverkoop heeft de ambtelijk toezichthouder een centrale rol. Deze moet ervoor zorgen dat de executieverkoop in goede banen wordt geleid. Om te beoordelen of de wijze waarop het toezicht tijdens de online executieverkoop wordt ingevuld strookt met de wet en met de bedoeling van de wetgever, sta ik in dit hoofdstuk stil bij de geschiedenis van het ambtelijk toezicht en de wijze waarop de ambtelijk toezichthouder zijn taak volgens de wet moet uitoefenen.
4.1. Geschiedenis van het ambtelijk toezicht Het ambtelijk toezicht tijdens een openbare verkoop kent een lange en roerige geschiedenis. De regel dateert uit de tijd dat de Franse revolutionaire kalender nog officieel in gebruik was en is voor het eerst terug te vinden in de Wet van 22 Pluviôse, 10 februari 1799, VII nr.252.43 Destijds werd de regel ingevoerd om ervoor te zorgen dat de fiscus enig profijt zou hebben bij de verkoop van roerende zaken. Bij de openbare verkoop van roerende zaken werd de aanwezigheid van een deurwaarder, griffier of notaris verplicht gesteld. Deze maakte van de openbare verkoop een procesverbaal, dit proces-verbaal diende men binnen een bepaalde tijd ter registratie aan te bieden. Door over deze registratie een zogenaamd registratierecht te heffen profiteerde de fiscus van de openbare verkoop van roerende zaken. Bij de voorbereiding van de Registratiewet in 1915 was het ambtelijk toezicht tijdens de openbare verkoop van roerende zaken voor het eerst een punt van discussie. De minister van Financiën wilde met het wetsvoorstel het monopolie van notarissen, griffiers en deurwaarders ten aanzien van het toezicht bij de openbare verkoop van roerende zaken opheffen. Hij merkt hier over op: “de opheffing van het monopolie der notarissen, griffiers en deurwaarders ten aanzien van de openbare verkoopingen van roerend goed draagt haar rechtvaardiging in zich zelve. Natuurlijk zal zij voor hen, die tot nog toe van dat monopolie profijt trokken, een streep door de rekening zijn.” 44 Deze oude regeling was volgens de minister in elk opzicht in strijd met; “de moderne opvattingen omtrent hetgeen de fiscus ter verzekering van de behoorlijke betaling van verschuldigde belastingen mag doen en heeft te laten.” De Broederschap der notarissen en de Broederschap der candidaat-notarissen, die m.i. met name vreesden voor het verliezen van een inkomstenbron, verzetten zich hevig tegen het afschaffen van het toezicht. Als belangrijkste argument voerden zij aan dat het vrijlaten van de openbare verkoop zou leiden tot benadeling van belanghebbenden doordat ‘zaakwaarnemers’ en ‘beunhazen’ deze taak op zich zouden nemen.45 Daarnaast was de afschaffing voor de notarissen die reeds in functie waren een grote onbillijkheid, aldus de Broederschappen. Hoewel beide argumenten niets van doen hadden met de strekking van de regeling is het verzet van het notariaat uiteindelijk succesvol geweest. In samenspraak met de minister van Justitie besloot de minister van Financiën om het
43
De Franse republikeinse kalender was van 5 oktober 1793 tot 1 januari 1806 officieel in gebruik Kamerstukken II, 1915-16, 211. nr.3 p.14 45 Kamerstukken II, 1915-16, 211, nr.4 p.30 44
18
toezicht ‘tot nadere voorziening’ te handhaven.46 Met de afschaffing van het registratierecht in 1970 rees opnieuw de vraag wat men met het ambtelijk toezicht bij openbare verkopingen moest.47 Het aanvankelijke doel van het toezicht, het verzekeren van de belastingbetaling bij openbare verkoop van roerende zaken, werd door de wijziging van het belastingstelsel namelijk niet meer gediend. Echter bleef er behoefte aan controle op de openbare verkoop van roerende zaken, maar dan als waarborg voor een ordentelijk verloop van de openbare verkoop. Besloten werd om het ambtelijk toezicht in een aparte wet te regelen; de Wet Ambtelijk Toezicht bij Openbare Verkopingen (hierna; Watov) van 15 december 1971. Voor de handhaving van het toezicht pleitte volgens de minister de wenselijkheid van ambtelijk toezicht in het algemeen.48 Het toezicht van een openbaar ambtenaar bij veilingen zou ‘heilzaam’ werken. In de zin dat daardoor de handhaving van een ordelijk verloop en eerbiediging van rechts- en fatsoensnormen bij de voorbereiding en het verloop van de veiling en meer in het bijzonder bij conflicten die nu eenmaal bij een massaal rechtsgebeuren als een veiling kunnen voorkomen, worden bevorderd.49 De notaris en deurwaarder waren de meest aangewezen functionarissen om dit toezicht te houden, omdat zij “onder disciplinair (tuchtrechtelijk) toezicht staan en voor handelingen ter verantwoording kunnen worden geroepen” en de veilinghouders en bieders en bieders onderling door de aanwezigheid van een ambtelijk toezichthouder de mogelijkheid hebben om “onderling rijzende geschillen terstond door een daartoe bevoegd ambtenaar te doen beslechten en beslissen” .50 Om dit toezicht in te vullen werd van de ambtelijk toezichthouder vereist dat hij aanwezig was tijdens de veiling. Op de terechte vraag in hoeverre ambtenaren bevoegd zijn om geschillen te beslechten werd door de minister gewezen op de mogelijkheid om een ambtenaar als arbiter aan te wijzen in de veilingvoorwaarden.51 Met de inwerkingtreding van de Watov is het karakter van het toezicht veranderd. Niet langer werd de toezichthoudende functie van de notaris en de deurwaarder door fiscale motieven gerechtvaardigd. Met inwerkingtreding van de Watov geldt toezicht als waarborg voor een ordentelijk verloop en eerbiediging van rechts- en fatsoensnormen als belangrijkste argument voor de rol van de notaris en deurwaarder bij een openbare veiling. Bij dit toezicht is er een belangrijke rol voor de deelnemers aan de veiling. Doordat men zich bij de klassieke executieverkoop in één ruimte bevindt verloopt het biedingsproces transparant. Wanneer het vermoeden ontstaat dat één van de bieders bijvoorbeeld bezig is met het ongeoorloofd opdrijven van de prijs, zal een andere bieder bezwaar kunnen maken door dit te melden bij de ambtelijk toezichthouder.
46
Kamerstukken II, 1915-16, 211, nr.5 p.36 Kamerstukken II, 1969-70, 10560, nr.3 p.12 48 Kamerstukken II, 1970-71, 10981, nr.3 49 Kamerstukken II, 1970-71, 10981, nr.3 De Watov stelt het ambtelijk toezicht overigens niet alleen bij openbare executieverkopen verplicht, maar ook bij vrijwillige openbare verkopen. De reden hiervoor is dat men, in tegenstelling tot de normale detailhandel, voor openbare verkopingen geen vergunning op grond van de Vestigingswet Kleinbedrijf 1937 nodig had. Men vreesde dat openbare verkopingen gebruikt zouden worden om deze vergunningsplicht te ontlopen en de detailhandel tussen oneerlijk te beconcurreren. Het ambtelijk toezicht op vrijwillige openbare verkopingen moest dit zien te voorkomen. 50 Kamerstukken II, 1970-71, 10981, nr.4 p.1 51 Kamerstukken II, 1970-71, 10981, nr.5 p.3 47
19
4.2. De Watov De Watov bestaat uit slechts vier artikelen waarin het ambtelijk toezicht is gereguleerd. In het eerste artikel is geregeld wanneer ambtelijk toezicht bij een openbare verkoop vereist is. Het tweede artikel geeft een aantal uitzonderingen op artikel 1. In het derde artikel wordt verwezen naar artikel 1 onder 4° van de Wet op de economische delicten (hierna; WED), waar is bepaald dat een overtreding van artikel 1 van de Watov een overtreding in de zin van de WED oplevert. Overtreding van artikel 1 Watov kan gesanctioneerd worden met een hechtenis van ten hoogste zes maanden, een taakstraf of een geldboete van de vierde categorie (art. 6 lid 1 onder 4° WED). Er zijn nog geen gevallen bekend waarin overtreding van de Watov ook daadwerkelijk tot een sanctie op grond van de WED heeft geleid. Tot slot is in het vierde artikel van de Watov de inwerkingtreding geregeld. Voor deze scriptie is met name het eerste artikel van de Watov van belang, dit bespreek ik kort in deze paragraaf. Art. 1 Watov bepaalt;
Dit artikel geeft – kort gezegd – weer dat het verboden is om roerende zaken van niet-overheden openbaar te veilen, tenzij dit ten overstaan van een deurwaarder of notaris gebeurt. Zoals ik in paragraaf 1.4 heb beschreven vindt de executieverkoop van roerende zaken door pandhouders, beslagleggers en de curator (in beginsel) openbaar plaats. Tevens vindt deze plaats bij opbod of afslag/afmijning. De Watov is daarmee van toepassing op de openbare executieverkoop van roerende zaken door pandhouders, beslagleggers en de curator. De verkoop kan dus slechts plaatsvinden ten overstaan van de notaris of deurwaarder. Hierboven heb ik reeds besproken dat art. 463 lid 1 Rv bepaalt dat de executieverkoop door een beslaglegger slechts ten overstaan van een deurwaarder gehouden kan worden. Art. 463 lid 1 Rv dient als ‘lex specialis’ van de algemene regel in art. 1 Watov beschouwd te worden. Ten overvloede: de executieverkoop door een beslaglegger kan dus slechts ten overstaan van een deurwaarder geschieden.
20
4.3. Samenvatting Aanvankelijk was het ambtelijk toezicht op openbare verkopingen als fiscale maatregel voorgeschreven om de inning van registratierecht mogelijk te maken. Bij afschaffing van het registratierecht is, na een sterke en succesvolle lobby van het notariaat, het toezicht gehandhaafd in de Watov. Het karakter van het toezicht is echter wel nadrukkelijk veranderd. Het toezicht moet sinds inwerkingtreding van de Watov gelden als waarborg voor een ordentelijk verloop van de executieverkoop en eerbiediging van rechts- en fatsoensnormen tijdens de executieverkoop. De ambtelijk toezichthouder moet daarvoor in staat zijn om geschillen die tijdens de veiling rijzen terstond te beslissen. Notarissen en deurwaarders werden bij de overheveling van het toezicht naar de Watov nog steeds gezien als de meest geschikte functionarissen om dit toezicht te houden, omdat zij onder disciplinair toezicht staan. De Watov is een kleine wet van slechts vier artikelen. Art.1 Watov bepaalt wanneer ambtelijk toezicht is geboden. Dit is – kort gezegd – het geval wanneer roerende zaken van niet-overheden openbaar worden geveild. Een openbare executieverkoop voldoet aan deze omschrijving en is dus onderworpen aan ambtelijk toezicht.
21
5. De online executieverkoop getoetst aan het wettelijk kader In dit hoofdstuk zal ik de feitelijke gang van zaken bij een online executieverkoop beschrijven. Dit doe ik door te beschrijven hoe momenteel invulling wordt gegeven aan online executieverkopen door de marktleiders op dit gebied en kleinere online veilinghuizen.52 Zoals uit mijn bespreking zal blijken is er geen uniforme aanpak van online executieverkopingen. Tussen de marktleiders en de kleinere online veilinghuizen bestaan een aantal belangrijke verschillen. Achtereenvolgens beschrijf ik de wijze waarop publiciteit wordt gegeven aan de executieverkoop, de manier waarop het bieden verloopt en het toezicht bij de executieverkoop. In de volgende paragrafen zal ik deze praktijk toetsen aan het geldende wettelijke kader.
5.1. De online executieverkoop 5.1.1. Publiciteit Net als de traditionele executieverkoop moet, om een zo hoog mogelijke opbrengst te verkrijgen, bij een online executieverkoop een zo groot mogelijk publiek op de hoogte zijn van de aanstaande verkoop. In dit opzicht verschilt de aanpak van de kleinere veilinghuizen niet van die van de marktleiders. Het bekendmaken van de executieverkoop gebeurt op verschillende manieren. Er wordt hierbij gebruik gemaakt van zowel het internet als de traditionele media. Allereerst wordt de aanstaande online executieverkoop aangekondigd in een landelijk foliodagblad. Deze aankondiging bevat echter zeer summier de gegevens over de executieverkoop. Vaak wordt alleen de naam van de executant in de advertentie vermeld. In de advertentie wordt verder verwezen naar de website van het veilinghuis. Op deze website is vervolgens meer informatie te vinden over de aanstaande verkoop. Daar staat bijvoorbeeld of het een executie- of vrijwillige verkoop betreft en wat voor type/soort goederen verkocht worden. Een tweede manier waarop ruchtbaarheid aan de online executieverkoop wordt gegeven is de aankondiging op een website die het beste te vergelijken is met een digitale muurkrant. Deze websites van particuliere bedrijven (zoals www.veilingdeurwaarder.nl) bevatten alleen maar aankondigingen van executieverkopen. Naast online executieverkopen worden ook klassieke executieverkopen op deze websites aangekondigd. Op de digitaal “aangeslagen” biljetten is de door de wet vereiste informatie opgenomen. Ook kan men na registratie op de website per e-mail op de hoogte worden gehouden van aanstaande executieverkopen.
52
De marktleiders op het gebied van online executieverkopingen zijn Troostwijk Auctions en BVA Auctions. Zie; Financieel Dagblad 19 oktober 2012, Onlineveilingmeester groeit als kool. Op het internet zijn tal van kleinere online veilinghuizen te vinden die zich presenteren als ‘specialist’ in online executieverkopingen. De kleinere veilingwebsites die ik voor mijn scriptie heb bekeken zijn; DAAN Auctions, Het Nederlandse Veiling Instituut, Nedveiling en Van Beusekom.
22
5.1.2. De executieverkoop Nadat het publiek op de hoogte is gebracht van het tijdstip en de dag van de verkoop wordt bij de meeste veilingen tijdens een kijkdag aan geïnteresseerden de mogelijkheid geboden om de goederen te bekijken. Vervolgens kan de daadwerkelijke executieverkoop van start gaan. In een fysieke ruimte heeft de veilingmeester een overzicht van de bieders die allen bijeen zijn in een ruimte, wanneer de het laatste bod is uitgebracht is de veiling gesloten. In een digitale omgeving heeft men dit overzicht niet, daarom is bij de online executieverkoop van tevoren een start- en eindtijd bekend. Dit bergt het risico in zich dat het daadwerkelijke bieden slechts in de laatste seconden plaats zal vinden en daardoor niet degene die het hoogst wil bieden de koper wordt, maar degene met een snellere internetverbinding of degene in de laatste seconden nog een bieding doet. Om dit risico in te perken kent een aantal veilinghuizen de zogenaamde ‘5 minuten regel’. De ‘5 minuten regel’ houdt in dat wanneer in de laatste 5 minuten voor het sluiten van de verkoop een bod wordt gedaan, de sluitingstijd van de veiling met 5 minuten wordt verlengd. Dit herhaalt zich steeds wanneer nieuwe biedingen worden gedaan. De 5 minuten regel wordt echter niet door alle veilinghuizen gebruikt, met name de kleinere veilinghuizen maken gebruik van een vaste eindtijd. De online executieverkoop is meerdere dagen en soms weken achtereen geopend om geïnteresseerden de kans te geven om te bieden, maar de meeste biedingen vinden in de praktijk toch plaats in het uur dat een veiling sluit. Het bieden op de online executieverkoop gebeurt alleen bij opbod. Voor het plaatsen van een bod kan men uit twee opties kiezen. Men kan statisch bieden of automatisch bieden. Bij statisch bieden wordt een bod gedaan op een kavel. Bij een automatisch bod geef je als bieder aan welk bedrag je maximaal wil bieden op een kavel. Wanneer een ander biedt op een kavel wordt deze door het automatische bod direct overboden met het laagst mogelijke volgende bod totdat het maximum van het automatische bod is bereikt. Wanneer twee bieders een even hoog automatisch bod neerleggen wordt de kavel gegund aan degene die het eerst het automatische bod heeft doorgegeven. De kleinere veilinghuizen tonen op de veilingpagina een overzicht van het biedingsverloop, waarbij te zien is welke gebruikersnaam wanneer heeft geboden. Bij de marktleiders wordt alleen het hoogste bod getoond. Het biedingsverloop is daar niet te zien en ook de gebruikersnaam van de laatste bieder is niet zichtbaar. In tegenstelling tot de klassieke executieverkoop weet een bieder dan niet wie de medebieders zijn. Of bijvoorbeeld steeds dezelfde persoon biedt en ook kan men minder goed inschatten hoe ver deze persoon bereid is te gaan. Na sluiting van de veiling ontvangt de hoogste bieder, meestal binnen 48 uur, een koopovereenkomst per e-mail.
23
5.1.3. Toezicht Op de websites van de online veilinghuizen staat vermeld dat zij onder toezicht van de notaris staan. Onduidelijk is echter op welke manier de notaris toezicht houdt op de veiling. Navraag bij de grootste online veilinghuizen leert dat de notaris het gehele biedingsproces live kan volgen of/en achteraf het biedingsverloop (nog eens) kan bekijken. De kleinere veilinghuizen bieden de ambtelijk toezichthouder slechts de mogelijkheid om achteraf het biedingsproces te controleren op onregelmatigheden. Bij live toezicht kan de ambtelijk toezichthouder bij geconstateerde onregelmatigheden in het biedingsverloop een bieder uitsluiten van de veiling of de veiling tijdelijk te onderbreken. Een belangrijk verschil met het toezicht op de klassieke executieverkoop is dat de bieders een minder grote rol hebben bij een online executieverkoop. Zoals ik in paragraaf 4.1 heb geschetst zijn de bieders op een klassieke executieverkoop vaak degenen die misstanden melden bij de ambtelijk toezichthouder. De overige bieders kunnen bij de klassieke executieverkoop namelijk zien hoe de andere bieders zich gedragen (hoe vaak zij bieden etc.). Deze controle valt bij het afschermen van het biedingsverloop bij een online executieverkoop weg. Ook valt op dat op de biedpagina voor de bieders niet de mogelijkheid bestaat om direct in contact te komen met de ambtelijk toezichthouder. De marktleiders laten op de veilingpagina nog wel de naam en kantoornaam van de ambtelijk toezichthouder zien, maar de kleinere veilinghuizen volstaan vaak met de mededeling dat veiling onder toezicht staat van een notaris/gerechtsdeurwaarder. Bij sommige online veilinghuizen ontbreekt ook deze laatste mededeling. Desgevraagd werd mij verteld dat er wel degelijk ambtelijk toezicht wordt gehouden op deze executieverkopen.
24
5.2. Toetsing aan wettelijk kader 5.2.1. Openbaarheid Voordat ik toekom aan de toetsing van het in paragraaf 5.1 uitgeschreven verloop van de online veiling, behandel ik hier eerst kort de voorvraag of de executieverkoop via het internet als een openbare verkoop kan worden gekwalificeerd. Het uitgangspunt is namelijk, zoals in paragraaf 1.4 reeds besproken, dat de executieverkoop openbaar moet geschieden. De vereiste openbaarheid kan mijns inziens het best uitgelegd worden als een voor eenieder (1) waarneembare, (2) kenbare en (3) toegankelijke verkoop.53 Uit cijfers van het CBS blijkt dat 94% van de Nederlandse huishoudens toegang heeft tot het internet. Daarmee is de online executieverkoop in beginsel ook voor 94% van de Nederlandse huishoudens toegankelijk. De toegankelijkheid kan echter nog beperkt worden door registratie als bieder door, bijvoorbeeld een betaaldrempel, nodeloos moeilijk te maken. Verder moet de online executieverkoop waarneembaar zijn om als openbaar te kwalificeren. Men moet kunnen weten dat, wanneer en waar de executieverkoop plaatsvindt. Een domeinnaam welke de website moeilijk vindbaar maakt doet bijvoorbeeld afbreuk aan de waarneembaarheid van de online executieverkoop. Zoekmachines (zoals Google en Yahoo) vervullen wat dit betreft een belangrijke rol. Om te kunnen spreken van een kenbare executieverkoop moet op de website duidelijk vermeld worden wat de biedingsprocedure is en welke regels gelden tijdens de executieverkoop. Wanneer aan deze drie voorwaarden is voldaan kan men de online executieverkoop m.i. als openbaar beschouwen. In paragraaf 3.1 heb ik aangegeven dat het doel van de openbaarheid van de executieverkoop tweeledig is, namelijk een verkrijgen van een zo hoog mogelijk opbrengst en publieke controle. Op dit moment zijn er nog geen onderzoeken gedaan naar de hoogte van de executieopbrengst bij online executie ten opzichte van de executieopbrengst bij klassieke executieverkoop. De praktijk geeft echter aan dat bij een online executieverkoop doorgaans een hogere executieopbrengst wordt behaald dan bij een klassieke executieverkoop. Door het afschermen van de biedingen van de andere bieders wordt bij de online executieverkoop het laatstgenoemde doel (publieke controle) echter onvoldoende gerealiseerd.
53
Zie: Van der Hof e.a., Openbaarheid in het internettijdperk, Den Haag; Sdu uitgevers 2006 p.24
25
5.2.2. Publiciteit Met de eerste wijze van publiceren, verwijzing in een dagblad naar een internetadvertentie is aan het vereiste van art.466 Rv voldaan. De internetadvertentie dient hier slechts als aanvulling op de wettelijk voorgeschreven publiciteitsvoorschriften. De vraag of het aanslaan van biljetten vervangen kan worden door ‘aanplakking op het internet’ is in het kader van de executieverkoop van roerende zaken in de jurisprudentie nog niet aan de orde geweest, echter deze vraag is voor de executieverkoop van onroerend goed in de jurisprudentie al wel beantwoord.54 De bepaling waar in deze procedures over is geoordeeld, art. 516 Rv, komt qua strekking overeen met de artikelen over de publiciteit bij executieverkoop van roerende zaken. In art.516 Rv is echter, in tegenstelling tot art.464 Rv, geen plaats bepaald waar de biljetten aangeslagen moeten worden. In art. 516 Rv is voor de executieverkoop van onroerend goed alleen bepaald dat de aanplakking ‘naar plaatselijk gebruik’ moet geschieden. In de jurisprudentie wordt eenduidig en bevestigend geantwoord op de vraag of een aankondiging op het internet gezien kan worden als een aanplakking ‘naar plaatselijk gebruik’. Zo overweegt de Rechtbank Arnhem; “Ten tijde van de totstandkoming van artikel 516 Rv, de jaren tachtig van de vorige eeuw, bestond internet nog niet en was de aankondiging via deze weg dus niet mogelijk. Dat de veiling op het internet wordt aangekondigd is in artikel 516 Rv derhalve niet verdisconteerd. Verder is van belang dat met aankondiging op internet een groter koperspubliek wordt bereikt dan door middel van aanplakking. Adverteren op internet kan derhalve meer bijdragen aan het maximaliseren van de veilingopbrengst dan aanplakking. Onder deze omstandigheden is het achterwege laten van aanplakking, zoals in de regio Gelderland gebruikelijk, niet strijdig met (doel en strekking van) artikel 516 Rv.” Wat betekent deze uitspraak nu voor de online executieverkoop van roerende zaken. Hier dient weer een onderscheid gemaakt te worden tussen de verschillende executanten. Voor de pandhouder mag aangenomen worden dat eenzelfde redenering standhoudt. Immers kent de wet voor de pandhouder geen publicatievoorschriften. Art. 3:250 lid 1 BW bepaalt slechts dat de verkoop naar plaatselijke gewoonten en op gebruikelijke voorwaarden plaatsvindt. Daarom kan aangesloten worden bij de jurisprudentie omtrent plaatselijk gebruik bij het aanslaan van biljetten voor de executieverkoop van onroerend goed en volstaat de aankondiging via het internet. Zoals ik hierboven reeds heb vermeld bestaan er voor de openbare executie van roerende zaken door de curator geen wettelijke publiciteitsvereisten. De praktijkregels van de Vereniging voor Insolventierecht Advocaten schrijven de curator wel voor dat hij dient te zorgen voor adequate publiciteit. Met de huidige internetpenetratie mag aangenomen worden dat een aankondiging via het internet door de curator adequate publicatiemogelijkheden biedt voor de executieverkoop. Art.464 Rv bepaalt zoals hierboven besproken dat bij executie door de beslaglegger de biljetten aangeslagen moeten worden in zowel de gemeente waar de verkoop zal geschieden als de plaats waar de goederen zich bevinden. Hoewel het doel en de strekking van art. 464 Rv en art. 516 Rv gelijk zijn, lijkt de redactie van eerstgenoemd artikel te streng om ook een digitaal biljet toe te laten. 54
Zie o.m. Rechtbank Arnhem 21 juni 2011, ECLI:NL:RBARN:2011:BR6041 en Rechtbank Utrecht 16 januari 2012, ECLI:NL:RBUTR:2012:BV3852
26
Echter moet men hier mijns inziens niet volstaan met een taalkundige interpretatie (ook wel grammaticale interpretatie) van dit artikel. Om te toetsen in hoeverre de wettelijke publiciteitsvoorschriften digitale bekendmaking van de verkoop toestaan, dient men de artikelen mijns inziens teleologisch te interpreteren. Bij deze interpretatiemethode worden de voorschriften uitgelegd naar hun doel.55 Zoals ik in paragraaf 3.2 heb aangegeven hebben deze publiciteitsvoorschriften ten doel om de aanstaande executieverkoop bij een zo groot mogelijk publiek onder de aandacht te brengen. Het internet is hier zonder meer een geschikt medium voor. Resumerend kan ik zeggen dat bij een taalkundige wetsinterpretatie, met de huidige redactie van art.464 Rv, het digitale aanslagbiljet door de beslaglegger slechts als aanvullende wijze van publicatie gebruikt mag worden. Voor de pandhouder kan, analoog aan de jurisprudentie omtrent het aanslaan van biljetten bij de executieverkoop van onroerend goed, het digitale aanslagbiljet het fysieke aanslagbiljet vervangen. Ook voor de curator geldt dat hij het fysieke aanslaan van biljetten achterwege kan laten en kan volstaan met een digitaal biljet. Wanneer men echter de bedoeling van de wetgever beziet moet men tot de conclusie komen dat alle drie de executanten kunnen volstaan met het internet als medium voor de aankondiging van de executieverkoop. Het internet is als medium weliswaar geschikt om publiciteit te geven aan de aanstaande executieverkoop, toch moet dit uitgangspunt worden genuanceerd. Bij het bekendmaken van de executieverkoop dient men namelijk niet te volstaan met de vermelding op één website zoals www.veilingdeurwaarder.nl . Deze websites zijn namelijk speciaal opgericht voor de aankondiging van executieverkopen en worden (waarschijnlijk) door steeds hetzelfde publiek, dat bestaat uit handelaren en koopjesjagers, bezocht. Om een breder publiek te interesseren moet de executant mijns inziens een goede ‘marketingstrategie’ kiezen voor de executieverkoop, waarin hij naast de aankondiging op een digitale aanplakmuur als www.veilingdeurwaarder.nl op één of meer websites een advertentie plaatst. Daarbij moet rekening worden gehouden met wat voor type zaken verkocht wordt en welk publiek hij daarvoor kan interesseren.
5.2.3. Prijsvorming De wettelijk voorgeschreven prijsvormingsmethodiek door middel van opbieden en afmijnen is erop gericht om een zo hoog mogelijke executieopbrengst te realiseren. Degene die bereid is om het meest te betalen voor een goed wordt namelijk in staat gesteld om voor die prijs te kopen. In een digitale omgeving heeft de veilingmeester echter geen zicht op de bieders, daarom maakt men gebruik van een vaste eindtijd. Dit brengt het risico met zich dat alleen vlak voor de sluitingstijd biedingen worden verricht. Zodoende wordt niet degene die het hoogste bod wil doen koper, maar degene met bijvoorbeeld een snellere internetverbinding. Een aantal veilinghuizen werkt daarom met de 5 minuten regel, waarbij door een bieding in de laatste 5 minuten voor sluiting van de executieverkoop de executieverkoop met 5 minuten wordt verlengd. Door gebruik te maken van de 5 minuten regel wordt zodoende alsnog het doel van prijsvormingsmethodiek gerealiseerd. Bij een gefixeerde eindtijd is dit, gezien het geschetste risico, mijns inziens niet het geval.
55
Asser/Scholten * (1974), p. 35
27
5.2.4. Toezicht Zoals hierboven besproken vindt ambtelijk toezicht in de praktijk plaats doordat de ambtelijk toezichthouder op afstand live of/en achteraf het biedingsproces/biedingsverloop controleert. De online executieverkoop valt onder het bereik van de Watov, deze wijze van verkopen is namelijk openbaar (zie 5.2.1) en geschiedt bij opbod (zie paragraaf 5.1.2). Het is op grond van art. 1 Watov verboden om openbare verkopingen te houden, anders dan ‘ten overstaan van notarissen of van deurwaarders bij de rechterlijke colleges’. Zoals eerder besproken geldt het ambtelijk toezicht als waarborg voor een ordentelijk verloop en eerbiediging van rechts- en fatsoensnormen. Onder ten overstaan van moet men bij een taalkundige interpretatie van art. 1Watov ‘in het bijzijn van’ verstaan.56 Dit vereist dat de ambtelijk toezichthouder in dezelfde ruimte aanwezig is als degene die zijn bod uitbrengt. Bij de online executieverkoop is dit uiteraard niet het geval. Dit betekent dat de online executieverkoop zoals deze momenteel plaatsvindt niet te verenigen is met letter van de Watov. De Watov is echter van 1971, een tijd waarin het internet nog niet bestond en de wetgever de huidige integratie van het internet in de maatschappij dus niet had kunnen voorzien. Met Scholten ben ik van mening dat het gezag van de woorden van de wet afneemt naarmate de wetgeving ouder wordt.57 De Watov dient daarom naar mijn mening teleologisch geïnterpreteerd te worden. Uit de parlementaire geschiedenis bij de Watov blijkt dat de ambtelijk toezichthouder in staat moet zijn om rijzende geschillen terstond te beslechten. Het doel van dit toezicht is dat de executieverkoop ordentelijk verloopt. Ook in de huidige praktijk van de online executieverkoop kan dit doel verwerkelijkt worden. Mijns inziens dient hier wel een onderscheid gemaakt te worden tussen liveen achteraf toezicht. Het live toezicht biedt, in tegenstelling tot achteraf toezicht, de toezichthouder namelijk wel de mogelijkheid om in te grijpen en terstond geschillen te beslechten. De ambtelijk toezichthouder dient daarvoor echter wel (1) tijdens de veiling het biedingsverloop te bekijken en beoordelen en (2) bereikbaar te zijn voor de bieders. Met name het moment voordat de veiling sluit dient de ambtelijk toezichthouder het biedingsproces goed in de gaten te houden en bereikbaar te zijn voor bieders. Momenteel is nog onvoldoende aandacht voor de bereikbaarheid van de ambtelijk toezichthouder voor bieders. Zo staan op de veilingpagina’s bij de marktleiders de naam en kantoornaam van de ambtelijk toezichthouder, volstaan kleinere veilinghuizen vaak met de mededeling dat er ambtelijk toezicht wordt gehouden en zijn er veilingsites waar zelfs deze laatste mededeling ontbreekt. Een minimumeis voor de bereikbaarheid van de ambtelijk toezichthouder is dat de bieders weten wie de ambtelijk toezichthouder is en op welke wijze deze te bereiken is. Het ambtelijk toezicht waarbij alleen achteraf het biedingsverloop wordt bekeken is mijns inziens niet te verenigen met de Watov. Bij geconstateerde onregelmatigheden kan de ambtelijk toezichthouder achteraf alleen besluiten om de kavel niet te gunnen. De veiling zal dan opnieuw gehouden moeten worden, hetgeen niet bevorderlijk is voor de bij een executieverkoop gewenste vlotheid. Ook de rechtspraak lijkt open te staan voor de online executieverkoop. Soms lijdt dit echter tot vreemde uitspraken. Opmerkelijk is in dit verband een recent arrest van het Hof den Bosch.58 Het betrof een kwestie waarin een curator en een pandhouder steggelden over de wijze van executie. De 56
Zo ook Van Daal p.81 Asser/Scholten * (1974), p. 40 e.v en ook F.J. Vonck, Executoriale verkoop van registergoederen via het internet, WPNR, 2011/6882 58 Hof den Bosch 9 juli 2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:2988 57
28
pandhouder besloot om de verpande goederen via een online executieverkoop te verkopen. De curator klaagde over deze wijze van verkopen en voerde daartoe aan dat deze manier van verkopen in strijd was met art.1 Watov dat de aanwezigheid van de ambtelijk toezichthouder bij de veiling vereist. Het Hof overweegt met betrekking tot deze grief als volgt; “Voor zover in het betoog van de curator een grief te lezen zou zijn overweegt het hof hieromtrent als volgt. 4.7.2 De curator stelt, zo begrijpt het hof, dat bij een internetveiling als de onderhavige, niet is voldaan aan art. 1 Watov, omdat de notaris niet zoals voorgeschreven in de Watov fysiek aanwezig is gedurende de gehele veiling in dezelfde ruimte, als waarin de koper zijn bod uitbrengt. Dit laatste is juist. Bij een internetveiling wordt op dit punt niet voldaan aan de letter van de Watov. […]” Het Hof neemt net als Van Daal aan dat art.1 Watov voorschrijft dat lijfelijke aanwezigheid van de ambtelijk toezichthouder vereist is tijdens de veiling. Het Hof overweegt verder; “De Watov behelst een voorschrift - om de daarin genoemde openbare verkopingen van roerende zaken slechts te mogen houden in aanwezigheid van een notaris of een deurwaarder - dat al sinds de Wet van Pluviôse an VII (1799) bestaat. Het voorschrift had destijds als achtergrond de verzekering van een behoorlijke belastingbetaling. De Registratiewet van 1917 heeft hieraan in art. 103 eenzelfde voorschrift ontleend. De achtergrond daarvan was dat alle openbare verkopingen van roerende zaken ter kennis van de fiscus zouden worden gebracht zodat over de netto-verkoopopbrengst registratierecht kon worden geheven. De Watov (Wet van 15 december 1971) heeft in art. 1 het voorschrift in de vorm van een verbod overgenomen. De considerans vermeldt hieromtrent slechts dat het “wenselijk is dat openbare verkopingen ook na intrekking van artikel 103 van de Registratiewet 1917 ten overstaan van notarissen of deurwaarders zullen plaatsvinden”. 4.7.3. Overtreding van het verbod van art. 1 Watov is een economisch delict, maar leidt naar het oordeel van het hof niet tot nietigheid van de gehouden veiling, zoals de curator stelt. De Watov stoelt weliswaar op de vroeger gangbare gedachte dat iemand zich steeds fysiek begeeft naar een plaats van handeling - hetgeen in de huidige internettijd steeds minder vaak het geval is - maar de achtergrond van deze wet is een van fiscale controle. Ook de fiscale controle vindt steeds vaker digitaal plaats en niet meer fysiek. Wat daar ook van zij, nu art. 1 Watov slechts strekt ter bescherming van de fiscus en niet van de boedel, valt niet in te zien dat de Rabobank door in strijd met de letter art. 1 Watov een internetveiling te houden, onrechtmatig heeft gehandeld jegens de boedel. 4.7.4. Deze grief faalt.”
Het Hof heeft zich bij deze uitspraak laten leiden door de meest wenselijke uitkomst en komt daardoor tot deze onjuiste redenering. Zoals ik in hoofdstuk 4 heb beschreven is met inwerkingtreding van de Watov expliciet een ander karakter gegeven aan de aanwezigheid van een ambtelijk toezichthouder bij een openbare veiling. Ook andere belanghebbenden, waaronder de curator die in een faillissement de belangen van de gezamenlijke schuldeisers behartigt, zouden dus mogen ageren tegen onjuist toezicht bij de openbare executie.
29
5.3 Wetsvoorstel 33484 Uit de bespreking hierboven blijkt dat ook met de huidige redactie van de wettelijke regeling ruimte is voor de online executieverkoop. Uit bovenstaande bespreking blijkt eveneens dat de huidige regeling zodanig gedateerd is dat er bij de interpretatie van de verschillende bepalingen onduidelijkheid bestaat. Bovendien vullen de verschillende veilinghuizen de online executieverkoop, bij gebreke van een wettelijk regeling, op hun eigen manier in. Hierbij zijn er grote verschillen tussen de veilinghuizen te zien en lijken bij een aantal veilinghuizen de door de wet voorgestane waarborgen te ontbreken. Om deze redenen acht ik het wenselijk om de wettelijke regeling te herzien, althans te moderniseren. Momenteel is er een wetsvoorstel aanhangig dat de online executieverkoop van onroerende zaken codificeert.59 Het doel van dit wetsvoorstel is het transparanter en voor een breder publiek toegankelijk maken van executoriale verkopen van onroerende zaken. In de memorie van toelichting, verder MvT, wordt de huidige situatie geschetst welke reden is geweest voor dit wetsvoorstel.60 Tegenwoordig worden de executieverkopen beheerst door onroerendgoedhandelaren die de prijs laag houden. In januari van 2013 is door de Autoriteit Consument & Markt nog een kartel van 79 handelaren beboet voor het maken van verboden prijsafspraken bij executieverkopingen van onroerende zaken.61 Voor particulieren is onder meer dit besloten karakter van de veiling een drempel om een onroerende zaak op een executieveiling te kopen. Het ontoegankelijke karakter van de veiling zorgt ervoor dat de opbrengst van de executoriale verkoop van een woning gemiddeld 30% lager ligt dan de onroerende zaak bij onderhandse verkoop zou hebben opgebracht. Door deze lagere executieopbrengst blijft er voor de schuldenaar een hogere restschuld over. Door onder meer het online veilen van onroerende zaken toe te staan beoogt dit wetsvoorstel de executieverkoop toegankelijker te maken voor particulieren om zodoende een hogere executieopbrengst te realiseren. Bij de executieverkoop van roerende zaken speelt een dergelijke problematiek niet. Echter had de wetgever mijns inziens van de gelegenheid gebruik kunnen maken om ook de wetgeving met betrekking tot de executieverkoop van roerende zaken te moderniseren. Naast de introductie van de online executieverkoop bevat het wetsvoorstel nog een aantal andere voorstellen welke bijdragen aan de toegankelijkheid van de executoriale verkoop.62 Ik beperk mij hier echter tot een korte bespreking van het artikel waarmee de online executieverkoop wordt geïntroduceerd.
59
Kamerstukken II 2012/13, 33 484, nr. 2 Kamerstukken II 2012/13, 33 484, nr. 3 61 Zie; https://www.acm.nl/nl/publicaties/publicatie/11963/ACM-publiceert-boetebesluiten-in-de-kartelzaakhuizenhandelaren-bij-executieveilingen/ 62 Zie voor een uitgebreide bespreking van het wetsvoorstel; N.C. van Oostrom-Streep, Registergoederen veilen via internet : een voorstel met enkele open einden, Civiel en fiscaal tijdschrift Vermogen ftV 2013 p.5-10 60
30
Het wetsvoorstel codificeert de internetveiling door aan art. 519 Rv drie leden toe te voegen. Na wijziging zal art. 519 Rv als volgt luiden;
In lid 2 wordt bepaald dat een executieverkoop van onroerende zaken ‘uitsluitend of gelijktijdig’ via internet plaats kan vinden. Het enige vereiste dat aan de website wordt gesteld is dat deze ‘algemeen toegankelijk’ is. Verder is voorgesteld om aan de notaris in art. 519 Rv de bevoegdheid toe te kennen om te bepalen op welke ‘website’ en gedurende welke periode de verkoop plaats zal vinden. De notaris moet via een ‘internetapplicatie’ het biedingsproces kunnen controleren. Waarbij hij te allen tijde, zonder belemmering en zonder daartoe van de medewerking van anderen afhankelijk te zijn, toegang moet hebben tot alle gegevens over alle bieders en het biedingsproces. In het wetsvoorstel is gekozen voor live toezicht door de notaris. Hij moet namelijk tijdens het biedingsproces via een internetapplicatie controleren of eenieder die een bod wil uitbrengen gelijke kans heeft op het uitbrengen van een bod en of het biedingsproces ook overigens ordelijk verloopt, aldus de MvT. De website waarop de executieverkoop plaatsvindt moet volgens het vierde lid van het voorgestelde art. 519 Rv ingericht zijn met passende technische maatregelen om de betrouwbaarheid en veiligheid te waarborgen. De praktijk dient hier zelf zorg voor te dragen, maar in lid 4 wordt de mogelijkheid opengehouden dat in geval van calamiteiten bij algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld over de beveiliging en de betrouwbaarheid van de website De bekendmaking van de executieverkoop van onroerende goederen moet volgens art. 516 Rv van het wetsvoorstel ‘door aankondiging op een of meer algemeen toegankelijke websites’ geschieden. Het wetsvoorstel kan mijns inziens als inspiratie dienen voor de modernisering van de regeling omtrent de executieverkoop van roerende zaken. Echter dient men mijns inziens de technologieafhankelijke term ‘website’ daarbij niet te bezigen. Deze terminologie zorgt er namelijk voor dat de voorgestelde regeling maar zeer beperkt houdbaar is. Zo lijkt bijvoorbeeld de opkomende trend van het gebruik van veiling-apps, bij voorbaat al buiten de reikwijdte van het wetsvoorstel te vallen.63
63
Martkleiders Troostwijk Auctions en BVA Auctions hebben inmiddels al een veiling-app gelanceerd
31
6. Conclusie In de voorgaande hoofdstukken is onder meer een overzicht geboden van de karakteristieken van de executieverkoop, de geldende regelgeving met betrekking tot de executieverkoop en heb ik een schets gegeven van de huidige praktijk van de online executieverkoop. Het doel van deze bespreking was om te komen tot een beantwoording van de hoofdvraag; Is de huidige praktijk van online executieverkopen van roerende zaken verenigbaar met de wet? De figuur van de executiekoop verschilt wezenlijk van de gewone koop. De karakteristieken van de executieverkoop brengen met zich dat er bij de executieverkoop meer belanghebbenden zijn dan bij de gewone koop. Dit vraagt om een wettelijk kader ter regulering van de executieverkoop. Voor de executerende beslaglegger voorziet het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering hierin. Deze regeling wordt, bij gebrek aan specifieke voorschriften voor hen, door de executerende pandhouder en curator analoog toegepast. De Watov bevat verder een artikel waarin bepaald is dat de openbare executieverkoop onder ambtelijk toezicht staat. Wanneer men de wet slechts taalkundig zou interpreteren komt men al snel tot de conclusie dat het antwoord op deze hoofdvraag voor de verschillende executanten en de verschillende wijze van online executieverkopen ontkennend moet luiden. De Watov vormt hierbij het voornaamste obstakel. Met Van Daal en het Hof den Bosch ben ik van mening dat men bij letterlijke lezing van art.1 Watov, dit artikel niet anders uit te leggen valt dan dat lijfelijke aanwezigheid van de ambtelijk toezichthouder tijdens de veiling is vereist. Echter dient men niet te volstaan met een taalkundige interpretatie van de wet, de Watov dient naar mijn mening ook teleologisch geïnterpreteerd te worden. Hoewel dit niet de executieverkoop zelf betreft heb ik in voorgaande paragrafen ook bekeken in hoeverre de huidige praktijk van bekendmaken van de executieverkoop via het internet verenigbaar is met de wet. Ook bij beantwoording van deze vraag dient men mijns inziens te kijken naar de bedoeling van de wetgever met de in wet neergelegde publiciteitsvoorschriften. Door de strenge redactie van art.464 Rv zou de executerende beslaglegger bij een taalkundige wetsinterpretatie namelijk ook de wettelijke, enigszins archaïsche, voorschriften in acht moeten nemen. Bij een teleologische interpretatie zie ik ook onder de huidige redactie van de wettelijke regeling ruimte voor online executieverkopingen van roerende zaken. Zoals uit mijn bespreking in hoofdstuk 5 blijkt is er geen uniforme aanpak van online executieverkopingen. Van één praktijk van online executieverkopen is dus ook geen sprake. Mijns inziens is een online executieverkoop wel te verenigen met de wet indien aan de hierna te noemen voorwaarden is voldaan. Openbaarheid De online executieverkoop moet op een wijze zijn ingericht waarop deze (1) waarneembaar, (2) kenbaar en (3) toegankelijk is. Om aan de doelstelling van publiek controle te voldoen moet mijns inziens ook het biedingsverloop zichtbaar zijn.
32
Toezicht De bedoeling van de Watov is om door middel van ambtelijk toezicht een waarborg te scheppen voor een ordentelijk verloop van de executieverkoop. Uit de parlementaire geschiedenis bij de Watov blijkt dat de ambtelijk toezichthouder in staat moet zijn om rijzende geschillen terstond te beslechten. Op online executieverkopen kan aan dit vereiste worden voldaan door de ambtelijk toezichthouder live toezicht te laten houden en hem bereikbaar te maken voor bieders. Prijsvorming De wettelijk voorgeschreven prijsvormingsmethodiek door middel van opbieden en afmijnen is erop gericht om een zo hoog mogelijke executieopbrengst te realiseren. Degene die bereid is om de hoogste prijs te bieden moet in staat worden gesteld om voor deze prijs te kopen. Om in een digitale omgeving aan deze doelstelling tegemoet te komen werkt een aantal veilinghuizen met de 5 minuten regel. Daarbij wordt door een bieding in de laatste 5 minuten voor sluiting van de executieverkoop de executieverkoop met 5 minuten verlengd. Door gebruik te maken van de 5 minuten regel wordt zodoende alsnog het doel van prijsvormingsmethodiek gerealiseerd. Bij een gefixeerde eindtijd wordt dit doel, gezien het geschetste risico, mijns inziens onvoldoende gerealiseerd. Publiciteit De publiciteitsvoorschriften hebben ten doel om een zo groot mogelijk publiek te bereiken om zodoende een zo hoog mogelijke opbrengst te executieopbrengst te realiseren. Het internet kan een geschikt medium zijn om dit doel te realiseren. Daarbij kan echter niet volstaan worden met een aankondiging op een speciaal daartoe opgerichte website, maar dient afhankelijk van de type te executeren zaken op meerdere websites een aankondiging plaats te vinden. De online executieverkoop beschouw ik ook onder de huidige redactie van de wettelijke regeling mogelijk. Echter acht ik regulering van de online executieverkoop nog steeds wenselijk. Hiermee kan bijvoorbeeld twijfel worden weggenomen over de wijze waarop de online executieverkoop in het rechtssysteem moet worden ingepast. Ook wordt op dit moment door de praktijk de online executieverkoop verschillende ingevuld. Waarbij van sommige online veilinghuizen kan worden gezegd dat deze niet alleen de letter maar ook de ‘geest’ van de wet overtreden. Daarom is een aanpassing van de regelgeving op dit gebied gewenst. Het wetsvoorstel met betrekking tot de online executieverkoop kan hierbij als inspiratiebron dienen.
33
7. Literatuurlijst Boeken Asser/Hijma 7-I* 2013 J. Hijma, Mr. C. Asser's Handleiding tot de beoefening van het Nederlands Burgerlijk recht; Bijzondere overeenkomsten: Koop en ruil (deel 7-I*), Deventer : Kluwer 2013 Stein (Vermogensrecht) 2012 P.A. Stein, artikel 250 Boek 3 BW, aant. 3 in: J. Hijma (red.), Groene serie vermogensrecht, Deventer: Kluwer (losbl.) T&C Burgerlijke rechtsvordering 2012 A.I.M. van Mierlo (red.), Tekst & commentaar burgerlijke rechtsvordering, Deventer : Kluwer 2012 Jongbloed 2011 A.W. Jongbloed, Executierecht, Deventer : Kluwer 2011 Huydecoper 2011 J.L.R.A. Huydecoper, reële executie, Deventer : Kluwer 2011 Van Dale 2010 Van Dale Groot Woordenboek van de Nederlandse taal, Utrecht: Van Dale Lexicografie 2010 Wessels 2010 B. Wessels, Koop: algemeen (Mon. BW nr.B65a), Deventer : Kluwer: 2010 Van Ingen e.a. 2007 M.J.W. van Ingen e.a., Onderhandse executie: executoriale verkoop uit de hand ex art.3:251 lid 1 BW en met name art.3:268 lid 2 BW, Kluwer: 2007 Van der Hof e.a. 2006 Van der Hof e.a., Openbaarheid in het internettijdperk, Den Haag : Sdu uitgevers 2006 Huizink 2005 J.B. Huizink, Insolventie, Deventer : Kluwer 2005 Stein 2002 H.A. Stein, Beslag en executie, Den Haag : Boom Juridische Uitgevers 2002 Spruit e.a. 2000 J.E. Spruit e.a., Corpus iuris civilis Tekst en vertaling V: Digesten 35-42, Zutphen : Walburg Pers 2000 Stein 1998 H. Stein, Kort begrip van executie en beslag, Amsterdam : Nibe 1998 Oudelaar 1992 H. Oudelaar, Recht halen: inleiding in het executie- en beslagrecht, Deventer : Kluwer 1992
34
Reehuis & Slob 1990 W.H.M. Reehuis & E.E. Slob, Parlementaire Geschiedenis van het nieuwe Burgerlijk Wetboek, Invoering Boeken 3, 5 en 6, Wijziging van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering, de wet op de rechterlijke organisatie en de faillissementswet, aanpassing van de overige wetten, Deventer: Kluwer 1990 Oudelaar 1987 H. Oudelaar, Reële executie: in het bijzonder die tot afgifte/levering van roerende en onroerende goederen en de daarbij behorende bewarende maatregelen, Deventer : Kluwer 1987 Asser/Scholten & Scholten 1974 P. Scholten & G.J. Scholten, Mr. C. Asser's Handleiding tot de beoefening van het Nederlands Burgerlijk recht; Algemeen deel, Zwolle: W.E.J. Tjeenk Willink 1974 Kuijk 1936 G.J.H Kuijk, Praeadviezen over openbare veiling : veilingcondities, preadvies van de Broederschap van Candidaat-Notarissen in Nederland en zijne Koloniën, Den Haag : Belinfante-Schinkel 1936 De Pinto 1845 A. De Pinto, Handleiding tot het Wetboek van Burgerlijke regtsvordering, ‘‘s-Gravenhage : Gebroeders Belinfante 1845
Artikelen Van Oostrom-Streep 2013 N.C. van Oostrom-Streep, Registergoederen veilen via internet : een voorstel met enkele open einden, Civiel en fiscaal tijdschrift Vermogen ftV 2013 p.5-10 Vonck 2011 F.J. Vonck, Executoriale verkoop van registergoederen via het internet, WPNR, 2011/6882 Spanjaard 2010 J.H.M. Spanjaard, Internetveilingen: geen easy riding, VrA 2010,3, p.3-12 Van Daal 2007 G.C. van Daal, Internetveilen: is de wet nog van deze tijd?, TvI 2007,16, p.81 Kortmann 1997 S.C.J.J. Kortmann, Derden in het faillissementsrecht, AA 46 (1997) p.316-322 Stein 1992 H. Stein, executoriale verkoop: wat is dat eigenlijk?, p.71-74 in (ON)zekerheid en nieuw recht, Deventer : Kluwer 1992
35
Kamerstukken Kamerstukken II, 1915-16, 211. nr.3 Kamerstukken II, 1915-16, 211, nr.4 Kamerstukken II, 1915-16, 211, nr.5 Kamerstukken II, 1969-70, 10560, nr.3 Kamerstukken II, 1970-71, 10981, nr.3 Kamerstukken II, 1970-71, 10981, nr.4 Kamerstukken II, 1970-71, 10981, nr.5 Kamerstukken II 1980-81, 16593, nr.3 Kamerstukken II 2012/13, 33 484, nr. 2 Kamerstukken II 2012/13, 33 484, nr. 3
Jurisprudentie Hof den Bosch 9 juli 2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:2988 Rechtbank Utrecht 16 januari 2012, ECLI:NL:RBUTR:2012:BV3852 Rechtbank Arnhem 21 juni 2011, ECLI:NL:RBARN:2011:BR6041 Rechtbank Arnhem, 16 januari 1997, NJKort 1997/14 HR 28 september 1991, NJ 1991,247
36