Doe laefs maar ins Een zachte g, gastvrijheid, heerlijke vlaaien en positieve lijfspreuken. Limburgse thuiszorg doet een mens goed. Thuiszorg lijkt de laatste jaren alleen maar synoniem met teruggang, bezuinigingen en eerder minder dan meer zorg. In werkelijkheid proberen de meeste instellingen te blijven doen waar het om gaat: de cliënt centraal stellen en hem/haar de beste zorg bieden. Relevant was te gast bij een kleine particuliere thuiszorgorganisatie in Limburg en sprak met twee medewerkers, Karin Clercx-Vorage en Jack Gerrits. Zij vertellen wat hun werk zo bijzonder maakt. Opvallend is hun positieve instelling. ‘Geniet van het leven zolang het kan.’ ‘Elke dag geleefd is er weer eentje meegenomen.’ Uit hun mond, met hun professionele achtergrond, klinkt dat als een wijze aansporing.
NVVE, Postbus 75331, 1070 AH Amsterdam • fotografie: Charlotte Bogaert; tekst: Anja Krabben; vormgeving: Kees Wagenaars
Karin Clercx-Vorage: ‘“Meisjes in jullie witte uniform, wat jullie doen is enorm. Onder een wit uniform klopt een gevoelig hart.” Een van mijn cliënten van vroeger, toen ik nog bij het Groene Kruis werkte als wijkverpleegster, zong dat altijd. Een oud boertje. Op een ochtend vond ik hem dood op bed. Hij wilde altijd koffie met mij drinken en stond er op dat ik dan een koekje nam. “Als wij er niet meer zijn, zijn er altijd nog de koekjes,” zei hij dan. Voor ik bij het Groene Kruis werkte, heb ik zeven jaar gewerkt in een verpleeghuis. Ik stapte over naar het Groene Kruis omdat ik de wijk in wilde. Dat heb ik twintig jaar gedaan. En met veel plezier. Tussen één en twee hielden we spreekuur in het Groene Kruis-gebouw in het dorp. We hielden ook preventieve huisbezoeken. Bij de gemeente vroeg ik lijsten op met namen van mensen van 75 jaar en ouder. Die belde ik dan en vroeg: “Mag ik u opzoeken?” Dat werkte super. Je vroeg naar hun voeding en keek hoe ze leefden. Als er dan later iets was, kwamen ze eerder naar je toe, want ze kenden je al. Op een gegeven moment mocht dat niet meer, het werd te duur. Er veranderden meer dingen. Alle Groene Kruis-gebouwen gingen dicht, veel taken mocht ik niet meer doen, zoals spreekuren bijvoorbeeld. Mijn werk werd minder gevarieerd. Ik had het gehad. Ik ben heel blij dat ik die oude tijd nog heb meegemaakt.’
Van sommige cliënten leer ik. Ik kom nu bij een vrouw die een bepaalde oosterse levenswijze heeft. De rust die zij uitstraalt is bijzonder. Door haar ga ik lezen over deze levensstijl, het maakt me nieuwsgierig en het verrijkt me. Door dit werk mag je aanwezig zijn op de meest bijzondere momenten in een mensenleven. Tijdens mijn Groene Kruis-periode heb ik geboortes gezien en het grote geluk dat daar bij hoort. En ik heb mensen zien sterven, zien strijden, met kortademigheid, pijn, maar ook de bijzondere sfeer gevoeld die er kan zijn in een sterfkamer. Ik werk nu vooral in de nachtdienst, drie keer in de week. Vaak gaat het dan om mensen die ernstig ziek zijn en niet meer beter kunnen worden. In die gevallen telt nog sterker dat je er niet alleen voor de cliënt bent, maar ook voor de anderen. De zorg rondom een stervende strekt zich uit tot de omgeving. Wat speelt zich rondom hem of haar af? Als ik binnenkom maak ik kennis met iedereen. Kinderen kunnen met heel veel vragen zitten, en angstig zijn. Ik krijg andere vragen dan de huisarts, en ben eerder een aanspreekpunt voor de meest diverse zaken. Verpleegkundigen zijn natuurlijk ook echt met de zorg bezig, letten overal op. Ligt hij prettig? Heeft hij een goede matras? Wil hij graag uit bed of kost het te veel energie? Redt zijn vrouw het nog?’
‘Ik sprong een gat in de lucht toen ik bij deze organisatie kon
‘De manier waarop mensen doodgaan, in openheid, be-
komen werken. Hier kan ik weer dingen doen die ik bij mijn oude werkgever niet meer mocht, zoals intakes houden. Doordat we kleinschalig zijn, kunnen we continuïteit bieden. Bij mijn vorige werkgever kon het voorkomen dat ik bij iemand kwam die zei: “U bent de achtenveertigste.” Bij ons ziet een cliënt zo min mogelijk verschillende mensen. Je bent te gast bij iemand. De cliënt bepaalt hoe de dingen gebeuren. Als hij elke dag wil douchen, prima. Dat was vroeger in de wijk wel anders. “Douche iemand maximaal drie keer per week”, werd er gezegd. Het is de kunst open te staan voor anderen, om niet je eigen regels op te leggen. Maar je moet ook geen toneel spelen. Ik ben gewoon mezelf, maar pas me wel aan. Je komt ergens binnen en hebt snel door hoe iemand is. Je neemt mensen zoals ze zijn. Ook als ze vervelend zijn of zeuren. Want hoe komt het dat ze zeuren? Misschien heeft ze slecht geslapen, of heeft hij constant pijn. Het ligt in ieder geval niet aan jou, dus je hoeft het je niet persoonlijk aan te trekken.’
rustend of angstig, heeft te maken met hun karakter en met wat ze hebben meegemaakt. Wat heeft iemand gezien als voorbeelden bij ouders of vrienden? Soms speelt het geloof een rol. Niet altijd willen mensen erover praten en ook dat moet je respecteren. Een paar weken geleden overleed een collega aan longkanker. Ze was pas 51 jaar, nog jong. Ik had goed contact met haar, ook privé. Ze had een verkoudheid die maar niet over ging. Ze kreeg onderzoeken – ik ben bij sommige mee geweest – en het bleek dat ze een tumor in haar longen had. Toen is het heel snel gegaan. Behandeling was niet meer mogelijk. Ik heb haar nog opgezocht, maar ze wilde het er niet over hebben. Ze vroeg hoe het met mij ging, maar wilde niet over zichzelf praten. Dat vond ik moeilijk. Daarom heb ik haar een kaart gestuurd en daarop heb ik precies geschreven hoe ik haar vind, welke mooie momenten we met elkaar hebben doorgebracht op het werk, wat we hebben meegemaakt. Ze was erg betrokken bij de cliënten. Ik schreef dat ik dat super vond. Ze heeft gekozen voor euthanasie en een crematie in stilte en kleine kring. Echt afscheid nemen kun je dan niet. Ik respecteer dat, want zo was ze, maar het is moeilijk. Gelukkig is er een herdenkingsbijeenkomst georganiseerd op het werk. Dat vond ik erg fijn. We hebben koffie gedronken, vlaai erbij, een minuut stilte gehouden en over haar gesproken. Ik had een mooie foto van haar in een lijstje gedaan en erbij gezet, hadden we haar er toch nog bij. Zoals zij het in stilte heeft gedaan, wil ik het niet. Ik zou het liefst in eigen omgeving sterven als dat kan. Thuis. Met mensen
‘Ik houd van spreuken, verzamel ze en stuur mensen ook vaak een kaart met een spreuk. Geneet van het laeve zolang esse kins, maak spas en plezeer, doe laefs toch maar ins!!! Ook dit is een mooie: het zijn de kleine dingen die het doen. Ik herinner me een vrouw die niet lang meer zou leven. Ze wilde iedere dag lippenstift op. Je moet dan aanvoelen dat dat voor haar belangrijk is. Als ik bij iemand in de badkamer sta, kijk ik altijd verder dan het washandje en de zeep.
Karin Clercx-Vorage, 47 jaar, getrouwd, geen kinderen. Houdt van saxofoon spelen, lezen, ‘vooral non-fictie met een positieve boodschap’, fotograferen, ‘portretten en natuurfoto’s’, en het bewerken van foto’s. Maakt samen met haar man deel uit van de Schutterij St. Sebastianus in Herkenbosch, in 1997 en 2003 was ze koningin. Ze is verzorgende 3 IG en werkt sinds april 2006 bij A1 Topzorg.
‘Ik kijk in de badkamer van een ander altijd verder dan het washandje en de zeep’
‘Het is heel bijzonder als mensen hun mooie herinneringen met je willen delen’
waarvan ik houd. Ik zou er open in zijn, zeggen wat ik voel en wil. Ik wil de dingen graag zelf in de hand houden. Mocht ik ernstig ziek worden, dan wil ik alles zelf kunnen regelen. Dat kan ook euthanasie betekenen, zeker als het echt lijden is. Ik denk niet dat ik bepaalde mensen nog iets zou moeten of willen zeggen. Ik doe dat nu al zo vaak mogelijk. Ik zeg bijvoorbeeld tegen vrienden of collega’s: “Ik vind je een topper” of “ik houd van je”. “Dat heb je goed gedaan” of “ik ben blij met je vriendschap.” Veel mensen stellen dat uit tot de laatste fase, of doen het zelfs dan nog niet. Mocht ik plotseling overlijden, aan een hartaanval bijvoorbeeld, dan zou dat ook niet erg zijn, want ik hoef geen dingen meer af te sluiten.’
Jack Gerrits: ‘Ik ben iemand die wil dat de ander het beter heeft dan ik. Privé en op het werk. Ik help eerst de ander en dan pas mezelf. Ik wil iets kunnen betekenen voor anderen. Je zou kunnen zeggen dat ik mezelf wegcijfer. Maar ik krijg er ook wat voor terug. Mensen praten heel open over hun gevoelens als ze weten dat er écht iemand naar ze luistert. Dat geeft ze een goed gevoel, en dat geeft míj weer een goed gevoel. Het doet me wel wat als mensen zeggen dat ze het mooi of knap vinden wat ik doe. Misschien is het soms zwaar, zowel lichamelijk als geestelijk, maar de waardering die je ervoor krijgt is enorm. Ik was 19 toen ik met dit werk begon. Ik ging werken en leren tegelijk in het verpleeghuis. Ik vond het meteen hartstikke leuk. Ik was nog erg jong, maar gaandeweg leer je. En de begeleiding was vanaf het begin af aan goed. Nadat ik geslaagd was, ben ik daar blijven werken. Ik zag veel type ziektebeelden, het was heel leerzaam. Er was een speciale afdeling met patiënten die kunstmatig beademd werden. ’s Nachts stond je daar als verpleegkundige helemaal alleen voor. De verpleeghuisarts was wel bereikbaar, maar niet in huis aanwezig. Ging er een alarm af, dan betekende het dat er iets mis was met de machine en je op de blaaspomp moest overschakelen om iemand zuurstof te geven. Pas na afloop besef je dat je even daarvoor iemands leven in handen hebt gehad. Ik herinner me een dementerende aids-patiënt met incontinentie, die ik elke dag onder de douche hielp. Er was toen bij aids nog sprake van geïsoleerde verpleging, waardoor de zorg meer dan anderhalf uur duurde. Dan kon het gebeuren dat je klaar was en alles had opgeruimd en vanuit de gang hoorde: “Jack.” Had hij het weer in zijn broek gedaan. Erg? Nee, voor mij is het op dat moment het belangrijkste dat de patiënt zich snel weer prettig voelt. En gêne heb ik niet. Ontlasting of braaksel van anderen, ik heb het nooit vies gevonden. Nee, het moet gewoon opgeruimd worden, zodat de patiënt zich snel weer op zijn gemak voelt. De thuiszorg betekent vaak korte contacten. We doen er weliswaar alles aan dat er niet te veel wisselende gezichten zijn, maar vaak gaat het proces zo snel dat ik me afvraag: heb ik genoeg verzorging en aandacht gegeven? In het verpleeghuis ben je altijd in
de buurt. In een thuiszorgsituatie moet je het in enkele uren doen, en dan ga je weer naar de volgende. Maar aan de andere kant, juist doordat je bij mensen thuis komt kun je ook weer veel sneller een vertrouwensrelatie krijgen. Ik leer altijd veel van de intakegesprekken, helemaal als daar ook kinderen bij zijn. Ik wil graag weten wie de mens is achter de zorgvraag. Zeker als het om ernstige ziektes gaat, kun je soms diepe gesprekken hebben met mensen. Ik wil dan de mens echt ontmoeten. Op zich is daar niet veel voor nodig, als mensen hun mooie herinneringen met je willen delen is dat al heel bijzonder.’
‘Mensen die sterven maken zich vaak zorgen over degenen die ze achter laten. En mensen rond de stervende denken vaak niet genoeg gedaan te hebben voor de zieke. Die zorgen probeer ik weg te nemen. Zeg: “Datgene wat je hebt kunnen doen, hoe klein ook, is/was goed.” Ik heb in al die jaren denk ik zo’n honderd mensen dood zien gaan. Het blijft bijzonder dat je op die momenten er bij mag zijn. Je herkent na een tijd bepaalde patronen, maar elke situatie is weer uniek. Stervenden en omgeving zitten met verschillende vragen. Het is mooi als je het proces goed kunt aansturen, zodat iedereen er vrede mee heeft. Je geeft antwoord op vragen, helpt mensen op weg, ook al kun je niet altijd kant-en-klare oplossingen bieden. Bepaalde vragen komen steeds terug. Bijvoorbeeld: waarom overkomt mij dit nu? Het moment dat duidelijk wordt dat genezing niet meer mogelijk is, moet je iemand opvangen, praten, begeleiden. Ik ben eerlijk. Zeg: “Het is niet anders.” Vertel ook dat het geen kwestie is van “had ik maar dit of dat gedaan”, nee, het is het gevolg van een lichamelijk proces. “Dit is de situatie en daar moet je mee verder.” Er komen dan zowel vragen van “lichamelijke aard” als geestelijke vragen. Die eerste zijn het makkelijkst te beantwoorden. Lichamelijke klachten zijn vaak nog te behandelen. Je kunt geruststellen, maar ook eerlijk voorbereiden op wat er nog kan komen aan pijn, bedlegerigheid et cetera. Zingevingsvragen zijn iets anders. De een komt er snel mee, de ander wil er niet over praten. Dat is heel wisselend. En als ze echt niet willen praten, moet je begrip tonen. Maar ook duidelijk zeggen: “Mocht er iets zijn, u wilt iets kwijt, geef het dan aan.” Je moet mensen in hun waarde laten, het er niet uittrekken als ze niet willen.’ ‘Ik herinner mij één bijzonder mooi overlijden. Van een oudere wat statige vrouw, ze was altijd tip top in orde. Ze had negen kleinkinderen die vaak op bezoek kwamen en daar genoot ze zichtbaar van. Ze kon moeilijk praten vanwege afasie en was afhankelijk van een rolstoel, maar ze had er vrede mee. Op een gegeven moment kreeg ze longontsteking. Ze verslechterde snel. Ze vond het goed zo en wilde niets meer. Op een ochtend voelde ze zelf aan dat er iets te gebeuren stond. Ik heb de kinderen ge-
Jack Gerrits, 36 jaar, samenwonend, één (stief )kind. Houdt van voetbal, wandelen, mountainbiken, lezen, theaterbezoek, muziek luisteren, ‘mijn hondjes’ en ‘mijn nieuwe gezinnetje’. Hij is verpleegkundige en werkt sinds december 2007 bij A1 Topzorg. Hij neemt zijn werk zelden mee naar huis. ‘Vaak heb ik het al op de plaats daar gelaten. Anders is de autorit naar huis, met de radio aan, voldoende om verfrist weer thuis te komen.’
beld. Die moesten van diverse plekken komen. Toen ze er allemaal waren, zeiden haar kinderen: “Mam, het is goed, iedereen is hier.” Je zag haar stralen. Ze lachte, keek iedereen aan met een blik van “fijn dat jullie er allemaal zijn”, ging rustig liggen, viel in slaap en overleed kort daarop. Dat heb ik maar een keer zo meegemaakt. Geweldig vond ik dat. Meestal gaat het anders, gepaard met pijn bijvoorbeeld. Er is gelukkig wel verbetering opgetreden in de loop der jaren op pijnbestrijdingsgebied. Vroeger was het echt van “niet zeuren”. Of de pastoor kwam erbij en die zei: “Het is goed, dat hoort erbij, pijn lijden.” Dat is verbeterd, maar het mag van mij nóg beter. Ook als het gaat om aandacht voor de hele mens. Aandacht voor de levensvragen die hij heeft. Het gaat om de totale zorg. Sommige mensen vergeet je nooit meer. En soms neem je dingen mee naar huis, maar ik weet daar goed mee om te gaan. Dat moet ook, anders kun je dit werk niet doen. Dat wil niet zeggen dat het soms niet moeilijk is. Zeker als de thuissituatie minder gaat. Ik ben gescheiden, niet omdat de relatie op zich verkeerd was, maar ik had het gevoel: er is meer in het leven, ontwikkeling, zelfontplooiing. Er was meer sprake van een broer-zus relatie. Ik heb nu een nieuwe relatie. Mijn vriendin heeft een kind, een zoontje van acht. Dat gaat heel goed. Ik heb haar op het werk leren kennen. Doordat we hetzelfde werk doen, begrijpt zij wat ik meemaak, zonder dat we het thuis uitgebreid over het werk hoeven te hebben.’
‘Ik heb nog niet meegemaakt dat een cliënt om euthanasie vroeg. Overigens is dat bij ons geen probleem. We gaan het gesprek daarover openlijk aan en zullen – als de cliënt dat wil – de huisarts erbij halen of het samen met de familie bespreken. Maar ik denk dat Limburgers wat bescheidener zijn ten opzichte van bijvoorbeeld Hollanders. Hier praat je er niet zo makkelijk over, en dat geldt met name voor de oudere generatie. Ik heb wél eens meegemaakt dat de familie vroeg de dood te versnellen. Familie die aan het pushen was: “Geef er wat morfine bij.” Pinksteren kwam er aan en ze wilden graag met vakantie. Uiteraard ga je daar niet op in, maar het ergste was dat de vrouw inderdaad nog voor Pinksteren is overleden. Gelukkig zijn dat uitzonderingen. Als je mij vraagt hoe ik dood zou willen gaan, dan zeg ik: het liefste gewoon in mijn slaap. Dat is het mooiste, misschien niet voor mijn omgeving, maar wel voor mezelf. Nee, ik zie weinig aantrekkingskracht in een sterfbed en het uitgebreid afscheid nemen van iedereen. Mij te veel rompslomp. Ik neem de zaken heel nuchter. Ik heb een goed leven gehad en ben tevreden met hoe ik heb geleefd. Dat kan ik nu al op mijn zesendertigste zeggen. Dat ligt aan mijn instelling, ik geniet van de kleine dingen en zoek het leven niet in materiële zaken. Elke dag geleefd, is er weer eentje meegenomen. Als je elke dag één keer iemand met een vraag hebt kunnen helpen, kan de dag niet meer stuk.’ Met dank aan Hermine Lamers van Topzorg A1.