interview
Eén weekje theater heeft weinig zin. Wij investeren in continuïteit Via het programma Find Your Talent onderzoekt de Engelse overheid methoden om de kunstparticipatie onder de Engelse jeugd te vergroten. In de eerste fase, tot 2011, gaat het om regionale proefprojecten die als voorbeeld moeten dienen voor de rest van het land. Opmerkelijk is dat ook het economisch belang van kunst als motief wordt aangevoerd. Door Roel Mazure
Ver van de mainstream
T
ussen 2008 en 2011 investeert de Engelse overheid 25 miljoen pond (29 miljoen euro) in het ontwikkelen van ideeën voor het vergroten van de kunst- en cultuurparticipatie van de Engelse jeugd. De Engelsen doen dat door middel van een programma dat Find Your Talent is genoemd. ‘De afgelopen tien, twaalf jaar is in Engeland het besef gegroeid dat
kunst en cultuur belangrijk zijn voor de ontwikkeling van kinderen en jongeren’, legt Paul Kaiserman, directeur van ArtForms Music & Arts Initiatives van de gemeente Leeds, uit door de telefoon. In september sprak hij over dit project tijdens het festival Kunstfactor Live! in Amsterdam, Kaap Kunst spreekt hem eerder, in augustus, als hij net terug is van vakantie. ‘Een groeiend bewustzijn van het be-
Ver van de mainstream
4
Economie De Engelse overheid heeft verschillende motieven om de kunstparticipatie
‘We vermijden bij het scholierenfestival het woord ‘kunst’, we noemen het ‘fun’
Paul Kaiserman (62) is master in de theaterwetenschappen. Hij verzorgde bij het Redbridge Drama Center in Londen dramaworkshops voor scholen, werkte als hoofd Drama van een grote middelbare school in Leeds en als Drama Advisor voor de Leeds Education School Improvement Service. Momenteel is hij in diezelfde stad directeur ArtForms van de afdeling Onderwijs.
lent - het ministerie voor Children, Schools and Families, het ministerie voor Culture, Media and Sport, de Arts Council (het Engelse equivalent van onze Raad voor Cultuur) en de MLA (de Engelse organisatie voor Musea, bibliotheken en archieven) - betogen bovendien dat die creativiteit ook in andere economische sectoren van levensbelang is. Reden genoeg om de kunstparticipatie, de –educatie, en de diversiteit daarin te stimuleren. Maar hoe? Kaiserman legt uit: ‘Niemand weet hoe we de kunstparticipatie effectief kunnen vergroten. Daarom is 25 mil-
joen pond beschikbaar gesteld voor tien gemeenten of regio’s die met dat geld proefprojecten gaan uitvoeren. Die tien zogenaamde ‘pathfinders’ gaan allerlei dingen proberen in de hoop methoden, processen of structuren te ontwikkelen die aantoonbaar de kunstparticipatie vergroten en die ook elders ingezet kunnen worden.’ De belangstelling voor Find Your Talent bleek groot. Een kleine 150 gemeenten en regio’s dienden plannen in; tien daarvan werden geselecteerd en kregen geld om (een deel van) hun plannen uit te voeren. Eén daarvan is de conglomeratie Leeds in het noorden van Engeland.
om allerlei redenen (vaak logistieke!) bekaaid af. Ten tweede zijn de bestaande projecten volgens Kaiserman vooral vanuit de aanbieders ontwikkeld en niet vanuit de doelgroepen. ‘Het gevolg daarvan is dat kinderen incidenteel een week kunnen snuffelen aan theater’, vertelt Kaiserman. ‘Een jaar later is er weer eens een theateractiviteit op school, maar vaak herhaalt die min of meer wat de kinderen een jaar eerder ook al deden. Wat ontbreekt, is een logisch vervolg, een pad waarop scholieren nieuwe dingen kunnen ontdekken en werkelijk hun eigen talent of belangstelling kunnen ontwikkelen.’
Heterogeen
Stepping Stones
Leeds was ooit een belangrijke industriestad, met name door de wolindustrie. Inmiddels is Leeds een belangrijk financieel centrum met een internationaal gerenommeerde universiteit. De geschiedenis en de actuele positie van de stad hebben bijgedragen tot een zeer heterogene bevolking. ‘Van steenrijk tot straatarm, met in totaal 118 nationaliteiten’, schetst Kaiserman. Op het gebied van kunst heeft de stad veel te bieden. Leeds is de thuishaven van organisaties met internationale bekendheid als het Northern Ballet Theater, het West Yorkshire Playhouse en Opera North. Daarnaast telt de stad een groot aantal kleinere, al dan niet gesubsidieerde, kunstgezelschappen en onafhankelijke kunstenaars. ‘Veel van die organisaties voeren ook projecten uit voor en met scholen’, vertelt Kaiserman. ‘Want dat is veiligste weg om subsidie van de Arts Council of de gemeente te krijgen.’ Voor scholieren gebeurt er in Leeds dus voldoende. Maar... ten eerste is de verspreiding van schoolprojecten onevenwichtig. Scholieren in armere buitenwijken komen er bijvoorbeeld
Waar Leeds sinds 2008 mee bezig is, is niet minder dan een omslag in het denken van de kunstaanbieders. ‘We investeren bewust niet in projecten, want die hebben we hier genoeg’, aldus Kaiserman. ‘Wel in de infrastructuur.’ Daarbij gaat het niet alleen om de bereikbaarheid van het aanbod voor meer jongeren, maar vooral om logische ketens binnen het aanbod. ‘We willen stepping stones ontwikkelen’, noemt Kaiserman dat. ‘Scholieren hebben weinig aan vier keer in vier jaar een introductieworkshop theater. Er is meer continuïteit en verdieping nodig om scholieren de kans te geven te ontdekken wat hen aanspreekt.’ Wat hiervoor nodig is, is samenwerking. ‘We bouwen dan ook aan een netwerk van kunstaanbieders en docenten die samen ketens willen vormen. Samen zullen zij moeten leren om vanuit de scholieren te denken – wat kunnen die scholieren al, wat willen ze verder, welke volgende stap kunnen en willen zij zetten? - en niet meer vanuit het aanbod dat die organisaties vanouds al hadden.’ Het is een enorme uitdaging om dit idee voor de hele regio te realiseren.
Ver van de mainstream
lang van kunst en cultuur dus, maar veel kinderen komen buiten school nog steeds niet of nauwelijks met kunstactiviteiten in aanraking. Het gevolg daarvan is dat kunst en cultuur qua participatie van de jeugd achterloopt op sport, waarin in Engeland het afgelopen decennium veel is geïnvesteerd. Met Find Your Talent* willen we wat van die achterstand wegwerken’, aldus Kaiserman.
door de jeugd een impuls te geven. Deels is dat een bekend rijtje: kunstparticipatie helpt de creativiteit te ontwikkelen, draagt bij aan meer zelfvertrouwen en discipline en leert jongeren om samen te werken. Kortom, kunstparticipatie is belangrijk voor de persoonlijke ontwikkeling. Bovendien geldt: jong geleerd is oud gedaan. En daarmee komen we op een tweede hoofdmotief: de Engelse economie. Op dit moment is de Engelse kunst- en cultuursector en de creatieve industrie goed voor 7,3 procent van de economische activiteiten in het land. Op jaarbasis zou het om zo’n 60 miljard pond gaan. De verwachting is dat die sector de komende jaren nog zal groeien. Daar hebben de Engelsen creatieve mensen voor nodig. De initiatiefnemers van Find Your Ta-
Kaiserman beseft dat dat in de beperkte tijd niet gaat lukken. Daarom wordt het idee ook op kleinere schaal beproefd. Het oog is daarbij gevallen op Seacroft/Mansion, een achterstandswijk in het oosten van Leeds, zes kilometer buiten het centrum, waar veel mensen werkloos zijn, veel immigranten wonen en het opleidingsniveau over het algemeen laag is. Kaiserman: ‘Ook daar krijgen scholen wel kunstprojecten aangeboden, maar ook daar ontbreekt samenhang doordat aanbieders elkaar eerder beconcurreren dan samenwerken.’ Om dat te doorbreken en de onderlinge communicatie te verbeteren, heeft de stad in die wijk een conferentie georganiseerd voor kunstenaars, kunstorganisaties, leraren en docenten. Het duidelijkste resultaat daarvan is een groot ‘fun weekend’ dat in september op de grootste school in de wijk wordt georganiseerd. ‘We vermijden bewust het woord ‘kunst’, maar leggen de nadruk op het plezier van de activiteiten die we aanbieden’, aldus Kaiserman. Het festival moet scholieren en hun ouders in contact brengen met verschillende kunstdisciplines en hen wijzen op mogelijkheden in de wijk.
Crisis Een tweede resultaat van de conferentie is de samenwerking tussen drie scholen in de wijk. Alle drie boden zij theater als naschoolse activiteit, maar door samen te werken en de groepen op hun eigen niveau te begeleiden, kunnen zij hun leerlingen nu een ‘groeipad’ bieden. ‘Stepping stones, waarvan er nog veel meer kunnen ontstaan, puur omdat betrokkenen
Bertien Minco reageert: ‘Keten-denken is in Nederland ook nodig.’ ‘Er is in Nederland tegenwoordig veel geld beschikbaar voor kunstparticipatie’, zegt Bertien Minco, directeur van het Jeugdcultuurfonds, ‘maar ook bij ons is er weinig samenhang tussen die potjes en projectjes. Daarom vind ik de keten-aanpak van Leeds zo interessant. Daar zouden we in Nederland ook eens aan moeten werken.’ Volgens Minco worden er in Nederland wel veel initiatieven genomen voor kinderen en jongeren op het gebied van kunstparticipatie. ‘Maar net als in Leeds gaat het vaak om losse projecten, terwijl je kinderen een ‘kunstcarrière’ zou gunnen, met doorontwikkeling en geleidelijke verdieping.’ Die versnippering komt het Jeugdcultuurfonds ook tegen bij het werven van gemeenten om mee te doen aan het fonds. ‘Regelmatig krijg ik te horen dat een gemeente niet mee wil doen omdat het een eigen aanpak heeft. Dan willen ze bijvoorbeeld met vouchers gaan werken. Veel andere gemeenten zijn juist wél geïnteresseerd, omdat de ‘voucher’-aanpak niet of onvoldoende heeft gewerkt. Kennelijk hebben gemeenten daarover geen onderling contact. Doodzonde, want daardoor gaat er eigenlijk geld verloren.’
(aanbieders en scholen) elkaar tijdens die conferentie hebben leren kennen’, zegt Kaiserman hoopvol. Met dezelfde ketenaanpak richt Leeds zich ook op een specifieke doelgroep:
Ver van de mainstream
6 Speciale aandacht is er voor de 1400 weeskinderen, kinderen in tehuizen en kinderen die uit huis zijn geplaatst de 1400 weeskinderen, kinderen in tehuizen en kinderen die om welke reden dan ook uit huis zijn geplaatst. ‘Die vallen vaak tussen de wal en het schip, omdat zij erg weinig middelen hebben om aan kunstactiviteiten mee te doen. We ontwikkelen mogelijkheden voor die kinderen, zodat ook zij
achtergrond met verschillende disciplines in aanraking komen, een passie kunnen ontdekken en uiteindelijk zelf kunnen aangeven wat ze willen.’ Hoewel Kaiserman optimistisch is over de projecten, maakt hij zich zorgen over de voortgang van Find Your Talent ná 2011. Want in principe zouden daarna succesvolle methoden of projecten over het land uitgerold moeten worden. Onduidelijk is of dat werkelijk gaat gebeuren. ‘Die 25 miljoen pond tot en met 2011 zijn verzekerd, maar over de periode daarna is nog niets beslist’, legt hij uit. Het politieke klimaat in Engeland zou tegen die tijd veranderd kunnen zijn. Bovendien kampt ook Engeland met de krediet-
Hoog tijd voor een revival van de echte majorette
crisis en valt nog maar te bezien wanneer het herstel intreedt. Het is te hopen dat Engeland tegen die tijd een creatieve regering heeft die zich realiseert hoe belangrijk kunstparticipatie kan zijn om de economie aan te zwengelen. l
Paul Kaiserman nam op 24 september samen met onder andere de Amsterdamse cultuurwethouder Carolien Gehrels deel aan het openingsdebat ‘Kunst dichtbij Mensen’ van het festival Kunstfactor Live!. Kunstfactor werkt aan een verslag van dit debat, dat op termijn op www.kunstfactor.nl wordt gepubliceerd.
advertentie
Anti-kernwapenbeweging, discotijdperk, punk en prestatiemaatschappij lieten hun sporen na in de klassieke majorettecultuur. Hoe een ooit populaire vorm van amateurkunst zich terugtrekt in haar schulp. ‘Majorettes houden het ook vaak voor gezien in de ‘vriendjes-leeftijd’. Dat kan dan écht niet meer.’ Door Francine van der Wiel
M
Het Prins Bernhard Cultuurfonds zet zich in voor cultuur en natuurbehoud. Jaarlijks steunen we bijna 4.000 projecten op grote en kleine schaal. Denk aan muziek, toneel, beeldende kunst, letterkunde, natuur en monumentenzorg. Naar welke vorm van cultuur gaat uw interesse uit? Als u donateur wordt, steunt u daarmee de cultuur die u raakt. Donateur bent u al vanaf € 3,- per maand of € 25,- per jaar. Word nu donateur: ga naar www.cultuurfonds.nl
Prins Bernhard Cultuurfonds geeft cultuur de kans
Ver van de mainstream
Geef, word donateur!
Foto uiltjes - Rob Reijnen - Foto Natura
Voor cultuur die u raakt
ijn buurmeisje Margot was majorette. Op nationale, plaatselijke en andere feestdagen trok zij een pakje aan dat mij, drie à vier jaar jonger dan de rijzige blondine, mateloos intrigeerde. Witte, kuithoge laarzen met kwastjes, kort plissérokje, blauwe uniformjas met goudgele tressen, en als klap op de vuurpijl een imponerend hoofddeksel waarop, meen ik mij te herinneren, een gouden ket-
ting prijkte. Er hoorden ook dikke, bruine pantys bij, maar die vond ik niet mooi. En een stokje natuurlijk, waarmee Margot kunstig jongleerde. Ik probeerde het ook wel eens, dat draaien met de ‘baton’, maar bleek geen aanleg te hebben. Verder werd ik niet bijzonder aangetrokken door het idee om met de drumband (waar Margots jongere zusje Karin in zat) de straat op te gaan, zeker niet in de winter - die panty’s konden dan wel dik
Ver van de mainstream
8 Min of meer gelijk met de koelkast en de automobiel waaide de majorette over uit de VS
zijn, maar het leek me toch koud. Bovendien was de vriendschap met Karin en Margot niet heel innig. Ze waren van Duitse komaf en in de jaren zestig was dat een overweging van belang, zelfs voor een achtjarige. Ik bleef dus gewoon op turnen, maar heb wel altijd een zwak behouden voor kleurige, barokke uniformjassen. De afgelopen decennia zijn die regelmatig in het modebeeld opgedoken. In de jaren tachtig bijvoorbeeld zorgde Prince voor een hernieuwde populariteit van strak getailleerde, breed-
geschouderde jassen met goudstiksel, epauletten en rijk versierde manchetten. En ook in de eenentwintigste eeuw zijn de ‘secundaire kenmerken’ van de majorette al weer in geweest. Behalve bij de majorette zelf.
Spectaculair optreden De majorette van toen bestaat niet meer. In Nederland althans niet meer in haar traditionele verschijningsvorm. Die ‘traditie’ gaat overigens niet zo heel ver terug en is niet eens inheems - om te spreken van verdwij-
nend nationaal cultuurgoed is dan ook te veel eer. De majorette zoals hierboven beschreven is na de Tweede Wereldoorlog - min of meer tegelijk met koelkast en automobiel - uit de Verenigde Staten overgewaaid naar Europa, waar zij, na een destijds als spectaculair ervaren optreden van een Amerikaanse college brass band in Kerkrade in 1958, in ons land een
Ver van de mainstream
Suzanne de Hoon (15) en Karen Mathijssen (14) van Majorettenvereniging St. Cecilia uit Rijsbergen na afloop van de Brabantse Majoretten Kampioenschappen in Zundert. Foto Martijn van de Griendt
snelle opmars maakte. Voordien kende het overwegend calvinistische Nederland zulk wuft en zinnenprikkelend vermaak niet. Ja, de Roomsen hadden vanouds hun dansmarietjes bij het carnaval, maar waag het niet die te verwarren met echte majorettes! Dansmarietjes hupsen maar wat aan: handen in de zij, beentjes in de lucht. Ze doen niets met een baton, want dat kunnen ze niet. Majorettes daarentegen maken echte shownummers en beconcurreren elkaar in regionale, landelijke en internationale competi-
ties. Ze zíjn er dus nog wel. Er is ook sprake van een eigen majorettecultuur. Maar die is niet ongevoelig gebleken voor invloeden van buitenaf en de veranderende tijdgeest. Eigenlijk heeft het beeld dat velen nog hebben van de majorette in ons land maar zo’n twintig jaar bestaan. In de jaren tachtig al begonnen de meisjes zich lichtelijk te generen voor hun ‘militaristische’ uitmonsteringen en die ongemakkelijke, ouderwetse kolbak op hun hoofd. Het paste niet in de tijdgeest: niet bij de punkbeweging, niet bij de anti-kernwapenbeweging en niet bij het discotijdperk, dat felgekleurde, gladglimmende gympakjes tot standaarduitrusting van elke modebewuste meid maakte. Het ‘dikke pak’ viel dus al snel in ongenade, om over de hoofdtooien maar te zwijgen. Tegenwoordig schijnen vrijwel alleen majorettes uit de voormalige Oostbloklanden zich nog in deze ‘klederdracht’ te vertonen, maar dat lijkt ook zijn langste tijd gehad te hebben. Sinds de jaren tachtig is het beeld dus gaan schuiven, en tegenwoordig gaan de meeste majorettes gekleed in pakjes die nog het meest weghebben van kunstschaatsjurkjes - nauwsluitende, dunne lycra creaties, met fantasie-applicaties en glitters. De make-upkwast wordt ook flink gehanteerd - wat dat betreft lijken de hedendaagse majo-
rettes wel wat op figuurzwemsters en vrouwelijke danssportbeoefenaars.
Gezellig De majorette van vandaag is ook meer geneigd tot sportieve hoogstandjes dan haar voorgangster - een gevolg van de steeds grotere prestatiegerichtheid in de maatschappij, maar ook van de opkomst van het twirlen. Dancetwirl, eveneens een Amerikaanse vinding, is eigenlijk een soort verzelfstandiging van majorette (een goed werkwoord is nooit gevonden: ik majoret, wij majoretten?). Twirlers lopen niet meer per se ‘voor de muziek uit’, als een soort decoratie, maar zijn autonome performers. Twirlen is dan ook meer sport dan cultuur. Wat majorette is, weten veel verenigingen zelf niet eens meer; de ene keer is het cultuur, de andere keer sport, afhankelijk van wat subsidietechnisch het voordeligst is. En hoewel majorettes meer aan choreografie en batonbeheersing (twirlen, dus eigenlijk) zijn gaan doen, vormen twirl- en majoretteconcoursen strikt gescheiden circuits. Twirlers worden ook boos als ze voor majorettes worden versleten, want dat is oubollig. Twirlverenigingen heten ook niet meer ‘Johan Friso’ of ‘St. Caecilia’, maar hebben - net als majorettekorpsen die zich hebben losgemaakt van de plaatselijke harmonieën, drumbands en fanfares - klinkende Engelse namen als The Flying Stars of DigTwirl Almere.
Maar toch... majorettes zijn anders. Want majorettes doen het toch in eerste instantie voor de gezelligheid, het gemeenschapsgevoel, de lol van het samen bezig zijn. Niet voor niets zijn het vooral kleinere gemeentes die nog ‘echte’ majoretteverenigingen hebben, al dan niet verbonden aan een muziekkorps. In de dorpen, daar gebeurt het. Het stadse bestaan biedt te veel concurrerende verstrooiing. Maar in het dorp zetten nog altijd veel jonge meiden - Nederland kent nog zo’n 12.000 majorettes - de stap naar volwassenheid binnen de vertrouwde grenzen van de vereniging. Hoe dat eruit ziet, is in 2004 in beeld gebracht door Maartje Bakers. Met haar documentairefilm Dansmariekes (foúte titel!) liet zij het publiek kennismaken met de meiden van drumfanfare Beatrix uit Dongen. Bakers had twee jaar daarvoor al de werelden van een twirlster en een majorette in beeld gebracht in Gekheid met een stokje, waarbij de twirlster - harder, individualistischer, competitiever - een aanzienlijk minder sympathieke indruk maakte dan de majorette, die gerust ook nog wel een patatje mét of een bitterballetje lustte. Want het moet wel leuk blijven, natuurlijk.
Twima’s Majorettes vatten hun activiteiten dus meer als hobby op: een keer per week
kaap kort
Muziekkorpsen houden vaak alleen nog een majorette-afdeling aan met het oog op de contributie-inkomsten die dan regelrecht naar het instrumentenfonds vloeien
oefenen is voldoende. De organisatie van de majoretteverenigingen is meestal vrij informeel en nog vaak een zaak van grijze mannen die al jaren op hun post zitten. Daar begint verandering in te komen, maar het heeft de weinig vernieuwingsgerichte cultuur lange tijd bepaald. Langzamerhand echter roeren steeds meer vrouwen van rond de veertig zich. Ooit waren zij zelf majorette, tegenwoordig begeleiden zij de jonkies. Zij willen vooruit - er wordt gesproken over de mogelijkheid om het majoretteveld, inclusief twirling, om te vormen tot een ‘breedtesport’, waarbij twirling als topsport een Olympische status zou moeten krijgen. Voorlopig echter is men er echter nog niet in geslaagd om als ‘twima’s’ één zelfstandige overkoepelende bond te vormen, wat een eis is van het IOC. In deze tak van sport zijn zelfs de aloude zuilen (‘Chr.’ of ‘Kath.’) nog herkenbaar. Zo’n eigen bond, met een eigen, volwassen sport, zou misschien de redding van het majorette-wezen in Nederland kunnen betekenen. Maar de kans bestaat dat de klassieke majoret-
Dit is het eerste deel van een serie over golfbewegingen binnen de amateurkunst. Welke ooit populaire kunstvormen zijn door de tijdsgeest naar de periferie verdreven en welke komen juist op? In de volgende Kaap Kunst: textiele werkvormen. Macramé werd weer salonfähig en kunstzinnig breien is ook weer hip.
te, juist door met de tijd mee te gaan, door de tijd zal worden ingehaald. De toegenomen populariteit van het twirlen heeft een ‘kannibaliserend’ effect op de Nederlandse majorettepopulatie: steeds meer meiden, zeker degenen die méér willen met hun stokje, kiezen definitief voor het coolere twirlen. Van de 12.000 majorettes is nu zo’n tien procent twirler, maar hun aantal is groeiende, ten koste van hun minder prestatiegerichte zusters. Majorettes houden het ook vaak voor gezien als ze in de ‘vriendjes-leeftijd’ komen. Dat kan dan écht niet meer. Twirlers hebben een langere adem. Veel verenigingen lijden dus een kwijnend bestaan en muziekkorpsen houden vaak alleen nog een majorette-afdeling aan met het oog op de contributie-inkomsten - die dan regelrecht naar het instrumentenfonds vloeien. Zo lijkt de majorette van weleer steeds verder in haar schulp te kruipen. Sinterklaas en de koningin moeten het stellen met basisschoolleerlingetjes in kakelbonte make-up en flinterdunne pakjes waar de zedenpolitie de wenkbrauwen bij fronst. Nee, dan die bruine pantys (zonder lycra), die kolbakken en die dikke jassen. Het is hoog tijd voor een revival van de ‘echte’ majorette, die fiere high steppin’ en strutting schone met haar elegante baton, die trots in de kleuren van haar vereniging voor de muziek uit marcheert. l
DAD - Open doek voor aanstormend filmtalent
D
AD (Digital Art Direction), een initiatief van Kunstfactor, is actief tijdens het Holland Animation Film Festival (HAFF) dat van 4 t/m 8 november plaatsvindt in Utrecht. Tijdens het festival, dat de crème de la crème van de internationale animatiefilm laat zien, krijgen amateurfilmers, semi-professionals en studenten de kans hun werk te presenteren tijdens DAD: Open Doek. Na afloop krijgen ze deskundig commentaar van festivalbezoekers. De organisatoren zijn vooral geïnteresseerd in nieuw materiaal op het snijvlak van animatie, games, film en motion gfx. Vooral makers die nieuwe wegen najagen en die de grenzen verkennen tussen film en andere disciplines als beeldende kunst, theater, muziek en dans zijn van harte uitgenodigd om hun werk te laten zien. Open Doek gaat waarschijnlijk plaatsvinden op zaterdag 7 november in ‘t Hoogt, Utrecht. Materiaal op DVD of mini DV kan worden gestuurd naar DAD, p/a Holland Animation Film Festival, Hoogt 4, 3512 GW Utrecht. Wie het eerst komt wie het eerst maalt. Ook docenten komen aan hun trekken tijdens het festival. Kunstfactor, het Utrechts Centrum voor de Kunsten (UCK) en het HAFF organiseren op 5 november in Theater Kikker de studiemiddag ‘Animatie in het voortgezet onderwijs’. Met presentaties, good practices en onderlinge inspiratie. DAD is een platform voor de nieuwe generatie amateurkunstenaars, studenten en aanstormende talenten die met behulp van digitale technieken nieuwe vormen van animatie ontwikkelen. www.haff.nl
De toegankelijkheid van cultuur
Ver van de mainstream
Ver van de mainstream
10
Elk jaar initieert de Chronisch Zieken en Gehandicapten Raad Nederland een landelijke Week van de Toegankelijkheid. Dit jaar is het thema, van 10 tot 17 oktober: Kunst & Cultuur. Het accent ligt op lokale activiteiten. Gehandicapten en chronisch zieken beoordelen in hun dorp, buurt of stad hoe goed de mogelijkheden zijn om, zowel actief als passief, gebruik te maken van bijvoorbeeld de muziekschool of de toneelvereniging. Verder veel creatieve publieksactiviteiten waarin samen kunst en cultuur kan worden beleefd, en politieke debatten. www.weekvandetoegankelijkheid.nl.
SKVR in nood De Stichting Kunstzinnige Vorming Rotterdam (SKVR) kampt met een tekort, zo heeft directeur Ocker van Munster bekend gemaakt. De SKVR biedt onder het motto Kunst voor Rotterdammers, aan meer dan 100.000 (veelal jonge) mensen korte en langere cursussen aan. Er zullen, aldus een inschatting van het AD, ‘tonnen bijmoeten, willen de cursisten niets van de financiële problemen merken’. Van Munster heeft aan de bel getrokken bij wethouder voor cultuur Rik Grashoff. De gemeente Rotterdam ondersteunt de SKVR jaarlijks met ongeveer tien miljoen euro. Grashoff heeft op zijn beurt de gemeenteraad geadviseerd het tekort niet aan te zuiveren. De onderhandelingen zijn in volle gang.
Iedereen Filmt
Al zo’n 25 jaar reikt het Hogenbijl Fonds de Hogenbijlprijs (dit jaar 15000 euro) uit aan een amateurfilmer of een organisatie die zich op bijzondere wijze voor de amateurfilm heeft ingezet. Het fonds heeft nu een boekje uitgegeven met essays, persoonlijke ontboezemingen en achtergrondverhalen over amateurfilm. Het is gratis en kan worden besteld bij bestuurslid Henk Siekmans:
[email protected].
Ver van de mainstream
12 kaap kort
Fotoshop je ideale landschap
Code culturele diversiteit In zijn beleidsbrief van 24 april 2009 signaleert minister Plasterk dat er in de culturele sector onvoldoende urgentie wordt gevoeld om de diversiteit van de sector te doen toenemen. Hij beveelt aan een sectorbrede Code culturele diversiteit te ontwikkelen, naar voorbeeld van eerdere soortgelijke codes zoals de codes Tabaksblatt en Cultural Governance en de charter Talent naar de Top. De sectorinstituten onderschrijven de noodzaak hiervan en namen het initiatief tot de ontwikkeling van deze code, waarbij overigens wel wordt gevreesd dat die ‘een papieren tijger’ blijft en niet als dynamisch instrument wordt gezien binnen de instellingen. Daarom adviseren zij daarnaast een implementatie- en scholingstraject op te zetten. De instituten willen hiermee een beleidsverandering op gang brengen ten aanzien van personeel, bestuur, publieksbereik, programmering en samenwerking. Culturele diversiteit is voor de sector belangrijk om, zo stellen de branche-organisaties, aansluiting te blijven houden met de pluriformiteit in de samenleving. Tijdens de ontwerpfase voert de werkgroep die de code opstelt geregeld overleg met de sector, mei 2010 moet de code gereed zijn.
Rectificatie In het nieuwsbericht Trends in cultuurparticipatie in Kaap Kunst 3 is een foutje geslopen. Niet 42% van de Nederlanders deed in 2007 aan muziek, maar 21%. Dat maakt beeldende kunst tot koploper onder de beoefende kunstvormen.
Foto Jeljer te Wies
Terugblikken op Europa Cantat Op http://ecu.web-log.nl/2009/ staan verslagen en vooral veel filmpjes van hét zangfestival dat deze zomer in ons land plaatsvond: Europa Cantat. Zo kan onder meer het bijzondere optreden van Het Nederlands Studenten Kamerkoor worden terugbekeken, dat Bi-Ba-Bo van Simeon Ten Holt opvoerde aan het begin van de openingsceremonie (foto). Verder weblogs, foto’s en veel getallen: er namen 80 koren deel en er waren 2619 deelnemers, afkomstig uit 50 landen. 14,7 procent van de deelnemers was afkomstig uit Nederland. De concerten trokken zo’n 30.000 bezoekers en het Europa Cantat Youtube- channel stond eind juli bovenaan de meest bekeken You Tube kanalen, met ruim 1.000 bezoekers per dag.
Meral Taygun. Foto uit besproken boek, fotograaf Jorn van Eck.
Turks theater bestaat niet
B
ij Kunstfactor is het boek Turks theater bestaat niet uitgekomen, over de ontwikkeling van het Turkse theater, professioneel en amateur, in Nederland. In het boek staan onder meer pregnante en openhartige interviews met Turkse theatermakers van het eerste uur. Onder hen is Meral Taygun, oud artistiek leider van de Amsterdamse Toneelschool. Zij zegt tegen Gerard Kooistra en Ramazan Tunç over Turkstalig toneel: ‘De oudere generatie komt, maar de jongere generatie spreekt die oude taal niet meer. In Nederland zaten destijds de zalen voor een paar dagen vol wanneer je een voorstelling uit Turkije haalde. Maar dan kwamen mensen toch vooral af op de ster die ze kenden via de satelliet. Het is vooral iets voor de oude generatie. Het Turks van de tweede en derde generatie die hier geboren zijn, is niet zo goed. Ik zal je daarover iets vertellen. We gaven eens een voorstelling met de Freie Volksbühne. Na afloop van de voorstelling komt een prachtig meisje naar me toe en ze bedankt me in heel gebrekkig Turks voor de voorstelling. Dus ik zeg: ‘Maar je spreekt heel goed Turks’. Waarop zij zegt: ‘Maar ik bén Turks’. De tweede en derde generatie heeft volgens mij niet zoveel interesse meer in de Turkse taal, behalve dan voor de zomervakanties. Misschien zie ik het fout, maar dat is wat me opvalt.’
Heeft u last van de crisis? Meldpunt crisis en kunsteducatie
Naar aanleiding van een vraag van de Raad voor Cultuur onderzoekt Kunstfactor de effecten van de financiële crisis op de actieve kunstbeoefening. Dit kunnen kortingen zijn op subsidies van overheden, waardoor bijvoorbeeld minder geld gaat naar amateurkunstactiviteiten, ondersteuning van de amateurkunst of kunsteducatie. Het kan ook gaan om het wegvallen of verminderen van toegezegde financiële ondersteuning door fondsen of sponsors. Dit kan ertoe leiden dat activiteiten, concerten, producties of tentoonstellingen geschrapt moeten worden, dat er minder vraag naar lessen of ondersteuning ontstaat, dat verenigingen hun aantal leden zien slinken, oftewel, dat de actieve kunstbeoefening last heeft van de crisis. Heeft uw activiteit, vereniging of organisatie last van de crisis? Mail naar
[email protected] of kijk op www.kunstfactor.nl. Kunstfactor analyseert de gegevens en stelt ze – geanonimiseerd - beschikbaar voor beleidsmakers, politici en andere geïnteresseerden. Crisismeldingen kunt u sturen naar
[email protected]
Ook Kunstconnectie, de branchevereniging voor kunsteducatie, heeft de behoefte om een goed beeld te krijgen van de gevolgen die de kredietcrisis heeft op de (financiële) situatie bij de lidinstellingen. Het gaat om waarnemingen die aantoonbaar het gevolg zijn van de financiële crisis. René Eysermans van de Kunstconnectie: ‘Bij vaker voorkomende, generale negatieve effecten, bijvoorbeeld als gemeentes langjarige afspraken openbreken, kunnen we in overleg gaan met de Vereniging Nederlandse Gemeentes en met het ministerie. In andere gevallen kunnen we wellicht met individueel advies van dienst zijn. We verwachten dat eventuele effecten, zoals een lager aantal inschrijvingen of gemeentelijke bezuinigingen, dit najaar zichtbaar worden.’ Crisismeldingen kunnen worden gedaan bij
[email protected]
Turks theater bestaat niet is vanaf 12 oktober verkrijgbaar en kost € 10,00 inclusief verzendkosten. Zie www.kunstfactor.nl, kijk onder ‘publicaties’. Meer foto’s van Jorn van Eck in deze Kaap Kunst op pagina 18 en verder, en op de cover.
Kunstweek Ver van de mainstream
Meldpunt crisis en amateurkunstsector
Digitaland presenteert van 31 oktober t/m 14 januari in Kasteel Groeneveld in Baarn de resultaten van een digitale wedstrijd voor fotomanipulatie. Honderden fotografie-experimenteerders stuurden hun visie, wens of droom in van hun ideale landschap. Kunstfactor riep iedereen met een digitale camera en een computer op mee te doen om een foto te maken van z’n leefomgeving, en die door middel van Photoshop, Gimp of Paint Shop Pro bij te kleuren of anderszins te manipuleren. Bekijk de inzendingen op www.digitaland.nl.
Van 7 t/m 15 oktober vindt de jaarlijkse Kunstweek plaats, met onder meer de verkiezing van de ‘Kunstenaar van het jaar’ en de ‘Kunststad van het jaar’. In de door stichting Kunstweek uitgegeven boekwerken (Wie is wie in de kunstwereld en Nederland Kunstland) kunnen, aldus de stichting, amateurkunstenaars zich ook presenteren. www.kunstweek.nl
Fotografeer je nieuwe wereld Het Europees Jaar van de Creativiteit en Innovatie 2009 bood professionele en amateur-fotografen van alle leeftijden uit de EU de kans mee te doen aan de fotowedstrijd Verbeeld je een nieuwe wereld. Fotografen werden uitgenodigd een visie te scheppen op de toekomst van henzelf, Europa of de wereld. Onze verbeeldingskracht is het middel waarmee we alles kunnen benaderen, vormgeven en leren kennen; vooral in dit nieuwe millennium is creativiteit nodig ‘to imagine a new world’, laat de Europese Commissie op de site vaststellen, onder aanhaling van Henri Cartier-Bresson en Albert Einstein. Stemmen op je favoriete foto kan op www.imagine2009.eu.
Nieuwe vacaturebank amateurkunst Kunstfactor heeft aan haar site een vacaturebank voor artistieke en docerende functies binnen de amateurkunst en de kunsteducatie toegevoegd. Een vacature plaatsen is gratis. www.kunstfactor.nl
Ver van de mainstream
14
interview
‘Je moet emanciperen niet integreren’
instellingen als de SKVR waar meestal te weinig expertise is om met de culturele achtergrond van de deelnemers om te gaan.’ Omdat het bureau Mobiliteit in Muziek van Marieke Knol en Mimoun Himmit eerder succesvolle voorrangswijkprojecten voor de SKVR had ontwikkeld, kwam de vraag bij hen terecht om blazersonderwijs te ontwikkelen dat de brassbandcultuur in Rotterdam en omstreken een impuls zou geven. Himmit: ‘Na een pilot van drie workshops en een cursus van twaalf weken was de uitval minimaal: van de twintig hadden vijftien deelnemers, van wie de meesten tussen de 15 en 22 jaar, het hele scholingstraject afgerond. Bij het eerste gezamenlijke optreden stond er een brassband op méér dan volle blazerssterkte op het podium. Dat was al in jaren niet meer voorgekomen. Dít is dus brass, dacht ik.’ Inmiddels heeft het project geresulteerd in de Music Matters Brassbandschool (nu onderdeel van het World Music and Dance Centre), waar jongeren worden opgeleid tot brassbandblazer. Geheim van het succes? Himmit: ‘Altijd uitgaan van wat deze jongeren zélf belangrijk vinden.’
De brassbandcultuur in Rotterdam en omstreken stond onder druk door een tekort aan koperblazers, maar een opleidingstraject wilde maar niet goed van de grond komen. Mimoun Himmit en Marieke Knol kregen jongeren wél aan de trompet en de tuba. ‘Er worden door kunst(ondersteunende)instellingen nog veel inschattingsfouten gemaakt.’ Door Sander Hiskemuller
‘Caribische jongeren lopen van oudsher eerder warm voor percussie. Ze vinden drummen veel stoerder. Maar door de verminderde populariteit van blaasinstrumenten moesten de schaars geworden koperblazers voor optredens worden ingehuurd. En steeds trad bij elk brassbandoptreden weer datzelfde selecte blazersgroepje aan, dat daar veel geld voor vroeg. De brassbandcultuur werd als het ware van binnenuit uitgehold.’ Een eerder project van de SKVR om
jongeren aan het blazen te krijgen, had uitgewezen dat Caribische jongeren moeilijk te bereiken zijn. En waren ze eenmaal binnen, dan zaten ze de rit niet uit. Himmit: ‘Van de twintig deelnemers bleven er twee over. Het was toen duidelijk dat er geen regulier lesprogramma voor de brassbandjongeren kon worden uitgerold. Er was een cultuuromslag nodig. Van zowel de kant van de Caribische jongeren, die niet gewend zijn om de gang naar een muziekschool te maken, als van kunst-
Hoe vulden jullie de ‘p’ van personeel in? Himmit:’In het eerste brassbandproject van de SKVR kregen de jongens les van een goede vakspecialist, maar hij had geen kennis van hun specifieke muziek en cultuur. Caribische jongeren zijn het niet gewend om individueel les te krijgen, ze opereren vanuit de groep. Daarom hebben we er ook muzikanten uit het veld bijgevraagd. Zij ‘snappen’ hoe overdracht in deze sociale structuren werkt, maar ze missen didactische vaardigheden.
‘We merken vaak dat er een subsidiemotief is om te werken met cultureel diverse groepen. Maar aan echte openheid ontbreekt het vaak’ Ver van de mainstream
I
n 2006 vroeg de Stichting Kunst Onder Andere van de SKVR Mimoun Himmit en Marieke Knol van bureau Mobiliteit in Muziek een scholingstraject te organiseren voor Nederlands-Antilliaanse en -Surinaamse jongeren die in brassbands spelen. Brassbandmuziek is enorm populair onder Caribische jongeren in Rotterdam, maar ze kozen er vrijwel nooit meer voor om een blaasinstrument te bespelen. Er ontstond een tekort aan blazers. Mimoun Himmit:
Hoe ontwikkel je muziekonderwijs voor jongeren met een cultureel diverse achtergrond dat aanslaat? Mimoun Himmit: ‘Dan kom je automatisch uit bij de bekende marketingmix, ofwel de drie ‘p’s’. De p van personeel – wie zet je voor de groep, product – wat bied je ze aan, en plaats – waar bied ik het aan en wat zijn mijn distributiekanalen.’ Marieke Knol: ‘Het klinkt zo simpel, maar in de praktijk worden projecten voor cultureel diverse groepen niet of nauwelijks op die manier tegen het licht gehouden. Dat is dan ook vaak de reden dat de doelstellingen niet worden gehaald.’
De combinatie vak-veld bleek een gouden formule. De kunstvakdocent leerde het Caribische idioom – in muzikaal en cultureel opzicht –, terwijl je de brassmuzikant zag denken: “wauw, mijn vakcollega bouwt zijn les wel heel strak op”. Met welke aanpassing in overdracht kreeg de kunstvakdocent te maken? Himmit: ‘De hele westerse benadering van muziek is gericht op constructie, compositie. Niet-westerse muziek is dat niet. Vaak zet je gewoon maar ergens in, op je gevoel. Een docent moet beginnen met iets wat direct resultaat heeft, waardoor de jongeren het ook meteen in de praktijk kunnen gebruiken. De manier waarop is belangrijk. Je kunt ‘Vader Jakob’ met ze spelen (neuriet zachtjes en klassiek melodieus), of je speelt ‘VADER JAKOB, VADER JAKOB’ (drumt een Caribisch ritme met zijn handen op tafel). De drempel van het centrale SKVRgebouw is te hoog voor deze kids.Lesgebouwen aan de Noordoever van de Maas zijn ver weg voor deze jongeren, en dus blijven ze weg. Als je in hun wijk gaat opereren – in dit geval ‘op Zuid’ – zit je midden in de Caribische sociale netwerken en tussen de brassbands die daar repeteren. Alles gaat op basis van vertrouwen: “kom es kijken of de muziekschool wat je voor je is”. Dan komen de jongeren vanzelf.’ Waarom zijn er niet meer cultureel diverse projecten zo succesvol als deze? Het klinkt allemaal zo eenvoudig. Knol: ‘Er worden door kunstondersteunende instellingen veel inschattingsfouten gemaakt. Je moet jezelf altijd afvragen hoe de doelgroep het ervaart, daar moet je de vorm op afstellen.’ Himmit: ‘Zo bleek het belangrijk om de activiteiten niet op doordeweekse avonden te plannen waarop brassbands trainen. Maar in de zomer tre-
16 Ver van de mainstream
gastcolumn Boris van der Ham
den ze in de weekends vaak op. Als organisatie zul je dus altijd een zekere mate van flexibiliteit moeten inbouwen.’ Knol: ‘In ons werk voor culturele instellingen stuiten we vaak op hun onbegrip: ‘is dat allemaal wel nodig? Moet dat nou zo?’. Himmit: ‘Het is voor organisaties lastig om flexibel te zijn. Veel instellingen, zoals de SKVR bijvoorbeeld, hebben het zwaar op dit moment. Dit brassbandproject heeft gewerkt omdat het de tijd heeft gekregen om zich te ontwikkelen. Dat kost wel geld.’ Overheidssteun lijkt vooral gericht op integratiebevordering. Dat is niet jullie uitgangspunt. Knol: “De overheid vindt dat cultuur een onderdeel moet zijn van het integratiebeleid. Dat idee is een erfenis van staatssecretaris Van der Ploeg, dat gelukkig door de fondsen is bijgesteld. De overheid ‘denkt’ probleemgericht: “we hebben een probleem op het ge-
Mimoun Himmit en Marieke Knol Mimoun Himmit (1970, Nador, Marokko) studeerde commerciële economie aan de H.E.A.O. en richtte samen met Marieke Knol in 1999 Mobiliteit in Muziek op, een bureau dat projecten initieert, ontwikkelt en coördineert in opdracht van kunstinstellingen als de SKVR. Marieke Knol (1976, Beek) studeerde kunst- en cultuurwetenschappen (richting niet-westerse kunst en cultuur).
bied van sociale cohesie en dat moet worden opgelost”. De fondsen denken anders, meer zo van: “dit is inspirerend, laten we het steunen”. Probleemgericht denken is niet vruchtbaar, is onze ervaring. Als je je richt op de rijkdom van verschillende culturele uitingen kun je van daaruit verder bouwen.’ Himmit: ‘Wij zijn bezig met kunst en cultuur, niet met integreren. Wij gaan uit van wat de cultureel diverse kunstuiting als autonóme vorm nodig heeft. Ik weet zeker dat onze werkwijze op lange termijn emanciperend werkt. Deze Caribische jongeren zijn waanzinnig muzikaal, maar het systeem van naar een muziekschool gaan zat nog niet tussen de oren. Daar moet je eerst aan werken voordat je andere dingen van ze kunt verwachten.’ Knol: ‘Stel dat een koor alleen voor vrouwen van Turkse komaf bedoeld is. Als het op de lange termijn zo werkt dat er steeds meer Turkse vrouwen participeren en daardoor maatschappelijk actiever worden, heeft dat op termijn misschien wel tot gevolg dat ze zich aansluiten bij een tangoclub. Je zou zo’n vrouwenkoor als overheid juist moeten stimuleren.’ Mobiliteit in Muziek wordt wel ingehuurd door instellingen die integratiebevordering vaak op het eerste plan hebben. Dat moet frictie geven. Himmit: ‘Je kunt wel bruggen bouwen. Ik heb geïnitieerd dat de brassbandjongeren samen konden spelen met muzikanten van de Marinierska-
Authentiek toneel pel. Vanuit de idee dat beide groepen er artistiek sterker van worden. Maar ik merk dat de stap vanuit de cultureel diverse muziek makkelijker richting ‘westerse’ muziek wordt gezet, dan andersom. Er was niet zo veel nieuwsgierigheid naar de brasskids, hoe die conga’s en bongo’s zo lekker kunnen klinken. De toenadering moest grotendeels vanuit de kids komen.’ Knol: ‘We merken vaak dat er een subsidiemotief is om te werken met cultureel diverse groepen. Maar aan echte openheid ontbreekt het vaak.’ Himmit: ‘Integratie lijkt altijd eenrichtingsverkeer: de allochtoon moet in het systeem van de autochtonen komen. Maar volgens mij is integratie alleen mogelijk op basis van tweerichtingsverkeer. Een muzikant van het Mariniersorkest houdt zich dat ene middagje bezig met culturele diversiteit. De rest van de tijd trekt hij zich weer terug in zijn bastion omdat de noodzaak ontbreekt om zich ermee bezig te houden. Mensen met een dubbele culturele achtergrond zijn gedwongen om continú divers te denken. Zij kunnen zich niet terugtrekken in hun vertrouwde wereldje. Aanpassen is hun tweede natuur.’ Knol: ‘Eigenlijk ben je als allochtoon een goed getraind kosmopolitisch wezen. Je hebt een stapje voor in de realiteit van de cultureel diverse maatschappij. En dan zegt iedereen dat je nóg meer moet integreren, dat je het fout doet. Terwijl het probleem in feite bij de autochtoon ligt.’ Himmit: (lacht) ‘Wat dat betreft richten we onze projecten misschien wel op de foute doelgroep.’ l
T
heater is een van de oudste kunstvormen. En nog steeds actueel. Theater en politiek hebben ook raakvlakken. In de Romeinse en Griekse oudheid werd theater gebruikt om maatschappelijke onvrede en debat uit te beelden. Maar ook tussen acteurs en politici zijn er overeenkomsten. Beiden verhouden ze zich tot een publiek, en zijn het hun zintuiglijke eigenschappen (horen, spreken) die als belangrijk instrument worden ingezet. Vooral in het televisietijdperk wordt het persoonlijke van een politicus steeds belangrijker. Een politicus die niet ‘waarachtig’ is wordt snel ontmaskerd. De camera is dodelijk, net zo do-
De zucht om authenticiteit verhoudt zich niet altijd tot goede politiek
Ver van de mainstream
Alles gaat op basis van vertrouwen: ‘kom eens kijken of dit iets voor je is’
delijk als de reactie van een kritisch publiek op een onwaarachtige acteur. In 2001 schreef de beroemde Amerikaanse toneelschrijver Arthur Miller het boekje ‘On politics and the Art of Acting’. Hij stelde dat een politicus heel zorgvuldig een rol moet uitkiezen die goed bij hem past. Miller stelt dat hoe hoger je invloed en je macht is, hoe lastiger het is om te ‘doen alsof’. Juist als iemand voor een belangrijke functie opgaat, zoals het presidentschap van Amerika, dan is die geloofwaardigheid essentieel. Hij schreef: ‘Dan wordt de televisiecamera een microscoop, en kijkt de hele wereld mee door het oculair. De kandidaat wordt dan afgerekend op zijn zelfbeheersing en standvastigheid, eigenschappen die gevaarlijk worden uitvergroot en net zo doorslaggevend zijn voor zijn welslagen als ze zijn voor de acteur die in zijn eentje in het spotlight staat, met om zich heen een donker toneel en tegenover zich duizend critici.’ De zucht om authenticiteit is juist in dit mediatijdperk essentieel om te overleven. Nadeel van die zucht is dat het zich niet altijd verhoudt tot goede politiek. Waar in een toneelstuk de perso-
nages vooral authentiek moeten zijn om het drama te vergroten, is dat in de politiek niet altijd het meest verstandig. Waar in Hamlet of in Romeo & Julia de hoofdpersonages door misverstanden, en gebrek aan begrip, uiteindelijk sterven, willen we die uitkomst niet in de Tweede Kamer. Waar in het theater verhalen slecht mogen aflopen, willen we dat het in de Kamer goed afloopt. Om uiteindelijk tot een vreedzame afloop te komen moeten politici dus compromissen sluiten. Ze kunnen niet blijven debatteren voor het debatteren. Maar door de dodelijke televisielens wordt dat steeds ingewikkelder en wordt halsstarrigheid gevoed. Gelukkig zijn er ook toneelstukken die ons wijzen op de gevolgen van zulk gedrag. 2500 jaar geleden schreef Sophocles het stuk Antigone over de rechtlijnige koning Creon die door zijn zoon en schoondochter wordt gesmeekt tot het loslaten van zijn halsstarrige ‘authenticiteit’. Hij luistert niet, en verliest een groot deel van zijn gezin. Wijze toneellessen. l
Boris van der Ham (1973) is Kamerlid en cultuurwoordvoerder voor D66. Hij studeerde aan de Toneelacademie in Maastricht en acteerde voor onder meer Toneelgroep De Appel, voordat hij overstapte naar de politiek.
verbinden en ontmoeten
18 Mumbai CST De meeste van de meer dan 18,1 miljoen inwoners van Mumbai gaan met de trein naar hun werk. Tijdens de spitsuren staan gemiddeld 16 mensen per vierkante meter opeengepakt in de wagons en Jorn van Eck legde het vast.
Deze jonge fotograaf werkt momenteel in het kader van het project Kunst in de metro vanuit hetzelfde idee aan een serie foto’s die op groot formaat aan de binnenkant van een van de Amsterdamse metrostellen wordt geplakt. Begin volgend jaar zijn ze te zien. Kunst in de metro is een initiatief van Kunstenaars&Co, de gemeente Amsterdam en het Amsterdams Fonds voor de Kunst. Jorn van Eck maakte recent de portretten voor het boek Turks theater bestaat niet, over de ontwikkeling van het Turkstalige theater in Nederland. Lees daarover meer op pagina 13.
Ver van de mainstream
20
Foto Jorn van Eck
22 Ver van de mainstream
xchtergrond
xie wordt er nou verliefd op ‘n zwaan Zwanenmeer Bijlmermeer begon als een ontmoeting tussen professionele balletdansers en danslustige jongeren en mondde uit in een grote-zalen-productie en een spin-off voor scholieren in 20 steden. Over botsende culturen, euforische momenten en uitverkochte zalen. Door Francine van der Wiel
A
andacht voor community art is in Nederland een relatief nieuw verschijnsel. Om grote kunstinstellingen te stimuleren de banden met de gemeenschap te verstevigen, hebben de subsidiegevers geld beschikbaar gesteld. Het Nationale Ballet (HNB) maakte daar in 2006 gebruik van. Voor hun eerste avontuur op het gebied van comoeilijk voor hen zomaar wat te improviseren, zonder duidelijke richting.’ Volgens Liem had de begeleiding vanuit HNB wel w
Ver van de mainstream
xx: ‘Dat is het vreemde van het huidige community art-beleid: het geld wordt aan de grote instellingen toegekend, en die besteden het dan uit aan de organisaties waar de echte expertise zit’
Foto Jean van Lingen
24 Ver van de mainstream
achtergrond
Eindelijk tijd voor kunst
collectief 5e Kwartier, dat ook meewerkte aan de ontwikkeling van het educatieprogramma.
Xxxdsen (Het Nationale Ballet): ‘Balletdansers kunnen niet voluit een doorloop doen als ze eerst de hele middag hebben zitten praten’ lijk voor hen zomaar wat te improviseren, zonder duidelijke richting.’ Volgens Liem had de begeleiding vanuit HNB wel wat intensiever gemogen, ook gezien de omvang van het project. ‘Je kunt niet alles van een maker verwachten. Dat is het vreemde van het huidige community art-beleid: het geld wordt aan de grote instellingen toegekend (in dit geval Het Nationale Ballet, red.), en die besteden het dan uit aan de organisaties waar de echte expertise zit. Ze ontwikkelen er eigenlijk geen beleid op, maar scoren wel punten bij de subsidiënten. De verhouding ligt dus een beetje scheef. Wij hebben het kunnen doen omdat we in onze organisatie gewend zijn allemaal met zes
Alle filmpjes van Zwanenmeer Bijlmermeer II zijn te zien op http:// www.youtube.com/user/ZmBmII
petten op te lopen. Bij HNB is die flexibiliteit minder aanwezig - een grote organisatie kan vaak minder goed omgaan met afwijkende processen. ’ Brandsen, diplomatiek: ‘De verwachtingen omtrent de rol en verantwoordelijkheden van een choreograaf/maker liepen duidelijk uiteen. Dat is pas gaandeweg gebleken.’
Filmpjes Parallel aan de voorstelling Zwanenmeer Bijlmermeer II liep een educatief traject: in alle twintig steden die de reisvoorstelling aandeed, werden drie filmpjes gemaakt met leerlingen van een lokale school. Het eindresultaat werd tijdens de voorstellingen vertoond. Op die manier raakten de jongeren toch betrokken bij het geheel, al stonden ze niet meer samen met de professionele dansers op het toneel. Het filmproject werd ontwikkeld en uitgevoerd door kunstenaars-
Door veel kunstencentra wordt de ouderendoelgroep verwaarloosd, stelt Arend Nijhuis. Hij organiseerde vorig jaar de interdisciplinaire talentenjacht Age on Stage. Karin Idzinga maakte een voorstelling met acteurs van rond de tachtig: het was een groot succes.
Bien etonnés Ondanks alle perikelen kijken alle betrokkenen met tevredenheid terug op hun ervaringen. Vooral omdat de belangrijkste doelstelling – een nieuw en ander publiek bereiken – is geslaagd. Liem kan bovendien haar eerste grote-zaalproductie op het cv bijschrijven. De 29 voorstellingen van Zwanenmeer Bijlmermeer II waren vrijwel zonder uitzondering uitverkocht en publieksgroepen waren bien etonnés de se trouver ensemble. Van Ellinckhuijsen: ‘Veel kinderen van niet-westerse komaf, mét hun ouders. Ook traditioneel balletpubliek, dat niet wist wat ze overkwam, maar dat de voorstelling wel als enorm inspirerend heeft ervaren. Het waren echt werelden die elkaar ontmoetten. Ik krijg nog kippenvel als ik eraan denk.’ Brandsen: ‘Sommige dingen zijn niet goed uit de verf gekomen, en ik zou de volgende keer een betere balans in de cast willen zien: even veel balletdansers als hiphoppers. Maar de energie spetterde van het toneel af. Er is echt iets veroorzaakt. En dat wil je toch, als kunstenaars.’ l www.donthitmama.nl, www.het-ballet.nl, www.5ekwartier.nl
Door Lonneke Groen
I
Ver van de mainstream
Foto Jean van Lingen
‘Jongeren vinden film reuze spannend,’ zegt Van Ellinckhuijsen. ‘Ze denken het te kennen, maar ontdekken meteen dat er heel veel aan te leren is: dat je een kader moet bepalen, dat iedereen stil moet zijn tijdens opnames... En wat is dat eigenlijk, een dansfilm? Je kunt dus meteen met artistieke vragen aan de slag, laten zien dat kunst een serieus vak is en dat je bij dans niet alleen aan competitie hoeft te denken, zoals in de televisieprogramma’s van vandaag.’
n 2030 bestaat volgens statistici 63% van de Nederlandse bevolking uit 65+-ers. De vergrijzing is nu al duidelijk merkbaar en dat is iets waar commerciële partijen en maatschappelijke organisaties slim en niet zonder succes op inspelen. Kijk naar de stevige positie die omroep Max in relatief korte tijd in het omroepbestel heeft ingenomen, naar het grote bereik van Plus magazine. Ouderen kunnen met leeftijdsgenoten op vakantie naar Ibiza en volgen speciale cursussen Spaans. Maar voor hen die zich artistiek willen ontwikkelen, zijn de mogelijkheden vaak beperkt, stelt Arend Nijhuis, adviseur/projectcoördinator muziek bij het Gelders Kenniscentrum voor Kunst en Cultuur (KCG). ‘En dat geldt vooral voor hen die individueel met kunst bezig willen zijn. ‘Er zijn te weinig podia, en muziekscholen zouden zich ook
wel eens wat meer op die doelgroep mogen richten.’ De ouderendoelgroep is gefragmenteerd: van vitale vijftigers tot hulpbehoevende bejaarden, van hoog opgeleide babyboomers tot zeventigers met alleen lagere school. Nijhuis rekent onder de ouderendoelgroep de vijftigen zestigplussers. Met de jongeren tot 18 jaar is dit de leeftijdsgroep die de meeste tijd heeft om zich met kunst bezig te houden, stelt hij. Ze hebben doorgaans hun werkend leven achter zich liggen en pakken oude, kunstgerelateerde hobby’s weer op of willen nieuwe ontwikkelen, ook vanuit gezelligheidsoogpunt. ‘Voor hen is het voorzieningenniveau wisselend. Geschikte groepsactiviteiten als harmonieorkesten en fanfares zijn er genoeg. Ook in de hoek van de beeldende kunsten zijn er speciale ini-
tiatieven voor ouderen. Er bestaan speciale seniorenfotoclubs. Die ontstaan vooral doordat het leeftijdsverschil zo groot is met die andere grote groep die zich met amateurkunst bezighoudt, de jongeren. Het is niet zo dat er sprake is van een lager lestempo.’
Wachtliljsten Anders ligt het bij veel kunstencentra, waaronder de muziekscholen. Nijhuis vindt het jammer dat zij richting de senioren geen proactieve houding aannemen. Zo is het beleid van muziekscholen vrijwel uitsluitend gericht op kinderen, met als gevolg dat de gebouwen vaak tot de tweede helft van de middag leeg staan. Ouderen zouden er overdag prima gebruik van kunnen maken. De muziekscholen voelen de nood-
Ver van de mainstream
26 zaak niet om ouderen als serieuze doelgroep te zien, stelt Nijhuis. Muziekonderwijs aan kinderen wordt gesubsidieerd, er is sprake van lange wachtlijsten van leergierige kinderen. Docenten en methodiek zijn vaak gericht op kinderen en jongeren. Nijhuis: ‘Hoog tijd dat de directies van muziekscholen hun mentaliteit veranderen. Muzieklessen voor ouderen worden niet gesubsidieerd, maar om de hoogte van de lesgelden onder controle te houden, kunnen voor ouderen groepslessen worden georganiseerd. Die zijn betaalbaarder dan een privéles. Ouderen komen vaak ook voor de gezelligheid. Bied ’s ochtends een blokfluitles aan voor acht cursisten, en ik weet zeker dat die meteen vol zit.’ Als de oudere zich artistiek heeft ontwikkeld, groeit vaak ook de behoefte om op te treden. Toch zijn er voor hen nauwelijks goede open podia: ‘Vaak hebben ouderen nu pas tijd om iets met hun talent te doen. Ze denken: het is nu of nooit. Maar bij open podia in buurthuizen is het niveau vaak niet hoog genoeg en aan de meeste talen-
tenjachten zit een maximumleeftijd. Voor jongeren heb je Kunstbende, voor vijftigplussers is er bijzonder weinig.’ Het bracht het KCG ertoe om vorig jaar juni het interdisciplinaire festival Age on Stage te organiseren. In acts van maximaal tien minuten konden de deelnemers het voor het oog van jury en publiek tegen elkaar opnemen. Op de 55-plusbeurs in de Arnhemse Rijnhal werden flyers uitgedeeld. Er was veel free publicity en uiteindelijk waren er zestig aanmeldingen: veel meer dan Nijhuis had verwacht. Het niveau bleek hoog. ‘Voorafgaand aan de wedstrijd waren er audities, en ook hadden we talentcoaches aangewezen. De deelnemers bleken blij te zijn te worden afgerekend op kwaliteit. Ze waren streng voor zichzelf, ze ervoeren de tips en kritiek van de talentcoaches als een hoogtepunt en deden het fantastisch. Fysieke conditie en leeftijd waren geen beperkende factoren, een vrouw van 75 zong de sterren van de hemel.’ Ondanks het succes van de eerste editie is het bij dat ene initiatief gebleven. Het blijkt lastig hiervoor subsidie los te krijgen. Nijhuis: ‘De overheid vergeet dat de mensen zelf ook wat kun-
nomen. Het was een groot succes.’ Het valt zowel Arend Nijhuis als Idzenga op dat oudere performers zich niet langer beter voordoen dan ze zijn; ze durven zichzelf te laten zien. Dit maakte ook veel indruk op Grize lokactrice Margreet van der Werf (66). ‘Eerlijk gezegd was het spelen met acteurs die zelfs nog wat ouder waren dan ik zo inspirerend dat ik er met heimwee op terug kijk. Ik verbaasde me over al de mogelijkheden en talenten die zich in Leppehiem verborgen houden.’ Naturel, ongekunsteld spel zie je heel erg bij oudere mensen op het toneel, vertelt ze. Nijhuis denkt dat het in dit kader helpt dat er ‘een stukje bescherming’ is wanneer mensen onder leeftijdsgenoten optreden. ‘Ze geven zich dan gemakkelijker bloot, en dat komt de kwaliteit alleen maar ten goede.’ De voorstelling Grize Lok van Theatergroep Broos biedt een kijkje achter de geraniums. Foto Theatergroep Broos.
Heimwee
nen. Die wil ouderen vooral graag verzorgen: stopcontacten lager hangen, drempels uit het huis verwijderen. Maar het imago en de moraal van ouderen kun je heel makkelijk opkrikken door juist dit soort festivals te organiseren.’
Haar eerste mandoline kreeg Bep van Haasteren als 10-jarig meisje van haar oudere zuster, die er geen tijd meer voor had. Inmiddels speelt Bep al 80 jaar bij het Schiedamse mandolineorkest ONI. ‘Er is maar één ‘club’ en ik heb never nooit gedacht om daar weg te gaan’, zegt ze heel modern. Verwacht van het 18-koppig mandolineorkest geen belegen riedeltjes als Jo met de Banjo. ‘Iedereen denkt bij ouderen vooral aan vrolijke deuntjes. Wij spelen klassieke muziek; zware stukken. Die houden me scherp.’
Onder haar orkestgenoten bevinden zich met name vijftigers, met een paar uitschieters naar onderen, want er zijn ook enkele dertigers lid. De een na oudste bij de vereniging is 82. Die leeftijdsvariatie bevalt Bep wel. Al is ze met haar 90 jaar verreweg de oudste, ze is nog fit genoeg om te spelen. ‘Maar als het glad is, denk ik: vanavond maar niet naar het orkest. Ik ga er mijn leven niet voor wagen.’ Doorgaans is ze iedere woensdag van acht uur tot kwart voor elf aanwezig. ‘Ik zit ook wel eens tot 11 uur gezellig na te praten.’ ONI is zelfs zo belangrijk voor haar, dat ze haar aanleunwoning koos met het oog op de ligging: ze woont tegenover het repeti-
tiegebouw. Om haar heen ziet ze dat niet iedere oudere zo bevoorrecht is om een hobby te hebben. ‘Veel mensen kijken maar een beetje tv, wachten op visite. Ze zijn zeker eenzamer. Onze ‘club’ is zo leuk, op mijn verjaardag verrasten ze me zelfs met een optredentje.’ Ze hadden nog wat cadeautjes, waaronder het erelidmaatschap voor Bep, de enthousiaste eerste mandoliniste. ‘Ik speel de melodie, een beetje eerste viool. Niet dat ik de enige ben; ik heb het toch maar mooi bereikt in die tachtig jaar.’
Ver van de mainstream
Tachtig jaar lid
Gaat Nijhuis uit van hen die zich individueel willen ontwikkelen, Karin Idzenga, regisseur bij Theatergroep Broos, werkte met ouderen in groepsverband. Theatergroep Broos is opgericht in 2003 en werkt vanuit improvisaties. Begin dit jaar ging haar Friestalige theatervoorstelling Grize Lok (Fries voor Grijze Lok / Grijs Geluk) in première. De meespelende acteurs waren overwegend tachtigers, de oudste deelneemster was 94. Plaats: verzorgingstehuis Leppehiem in het Friese Akkrum, waar een groot aantal van de spelers ook woont. ‘Werken met ouderen is zeker anders. Maar als ze eenmaal doorhebben dat je weet waar je mee bezig bent, werken ze geweldig mee.’ Idzenga zag op televisie een uitvoering van Het Zwanenmeer door ZT Hollandia, ook met oudere acteurs. ‘Ik vond het een geweldig concept, ook in sociaal-maatschappelijk opzicht. Ouderen staan niet naast de maatschappij, maar erin. Je laat hen
optreden waarbij je uit gaat van wat ze nog wel kunnen in plaats van wat niet, en probeert hun kwaliteiten te tonen. Zo was er een vrouw die altijd graag had gedanst, maar nu met een rollator loopt. Toen hebben we een tango-rollatordans in het stuk opge-
Masterclasses Er zijn ook beperkingen. Idzenga vertelt dat de mise-en-scène bij Grize Lok een stuk eenvoudiger was vanwege de bewegingsbeperkingen van bepaalde acteurs. Ook moest ze vaststellen dat de spanningsboog van de acteurs lager
‘Bied ’s ochtends een blokfluitles aan voor oudere cursisten en ik weet zeker dat die meteen vol zit’
Ver van de mainstream
28
interview
Waarom...
Ik heb niets met als-hetmaar-leuk-is
Wat beweegt de amateurkunstenaar? Kaap Kunst gaat op zoek naar het antwoord.
...de cello? John Butter (1958) uit Heemstede werkt vier dagen per week bij het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Toen hij begin dertig was, kocht John een cello, nam les en werd amateurmusicus. Hoe is het begonnen? ‘De cello was al jaren mijn lievelingsinstrument. Vanwege dat mooie, diepe geluid en dat enorme bereik. Luister eens naar de cello-suites van Bach; die zijn zo mooi! Maar ondanks die liefde kwam het er nooit van om zelf te gaan spelen. Tot ik op een keer voor mijn werk in Londen was en mijn vriendin belde: “Er hangt een briefje bij Albert Heijn: cello te koop.” Dat was een onorthodoxe plek om een cello aan te bieden. Toch kwam het instrument van kenners van de muziekwereld. Het bleek de cello te zijn van de vrouw van de bekende basklarinettist Harry Sparnaay. Bovendien werd gezegd dat het eerder de oefencello was geweest van Taco Kooistra (voorheen cellist bij het Asko Ensemble, tegenwoordig vooral actief als dirigent, red.).’
Een van de vele koren in Urk is Geke’s Tiental, een christelijk koor annex zangschool voor kinderen in de basisschoolleeftijd. Het koor treedt al bijna dertig jaar op en produceerde tien cd’s. Oprichtster Geke van der Sloot: ‘Ik ben degene die alles in werking moet stellen, maar ik doe het met liefde.’
Een buitenkansje? ‘Ik had natuurlijk geen benul van prijzen of kwaliteit. Dus zocht ik contact met cello-docente Ingrid Snitker, hier in Heemstede. Die heeft die cello voor me gekeurd en akkoord bevonden. Dus een paar dagen later stond er opeens een cello in mijn huis. Vervolgens moest ik zelf nog “gekeurd” worden door mevrouw Snitker. Want die vroeg zich af of ik wel bereid was om regelmatig te studeren en ook solfège te doen.’
Door Diet Scholten
Kon je de discipline opbrengen? ‘Niet altijd natuurlijk. Ik heb een drukke baan, inmiddels twee dochters en maak veel gebruik van het Amsterdamse cultuuraanbod. Maar inmiddels is de cello wel een onmisbaar deel van mijn leven. Ik ga weliswaar niet meer iedere week naar les, maar nog wel iedere veertien dagen. En ik speel zeker een paar keer per week. Voor mij is cellospelen een soort yoga. Het is heerlijk om daarmee te ontspannen na het werk.’ Heb je nog enige ambitie met de cello? ‘Het gaat me om celleren, niet om excelleren. Natuurlijk heb ik die cello-suites van Bach af en toe op de lessenaar en probeer ik daar stukjes van. Ik vind het wel jammer dat ik geen tijd heb om vast in een orkest of kleiner ensemble te spelen. Ik speel wel samen met mijn docente, en in het atelier van haar man spelen we ook wel eens met een groter gezelschap. Mijn dochters van 17 en 19 spelen viool en klarinet. Messiaen heeft een prachtig stuk geschreven voor viool, klarinet, cello en piano. Dat Quatuor pour la fin du temps zou ik ooit eens met mijn dochters willen spelen.’ (R.M.)
A Ver van de mainstream
was. ‘De repetities duurden iedere keer slechts een uur. En ik moest meer aandacht aan de randvoorwaarden schenken. Bijvoorbeeld door gezellig aan tafel te beginnen, met een bakje koffie erbij. Regelmatig vroeg ik even: begrijpt u het allemaal, kunt u het volgen?’ Margreet van der Werf, die zelf niet in het verzorgingstehuis woont, is het spelen tussen ouderen goed bevallen. Even was ze bang of het publiek bereid zou zijn het bejaardentehuis te bezoeken voor een toneelvoorstelling. ‘In het kader van de acceptatie van ouderen was het een goed idee om het publiek naar het verzorgingstehuis te laten komen, maar toch vermoedde ik dat sommigen zouden denken: Ja, dààg, ik ga toch niet naar theater in een bejaardentehuis?’ Het was de kwaliteit die het publiek over de streep trok. Waren de eerste bezoekers nog vooral familieleden van de bewoners van Leppehiem, latere voorstellingen trokken een groeiend aantal toeschouwers van buiten het tehuis en van buiten Akkrum. De voorstelling haalde de Leeuwarder Courant met als kop: ‘Fenyn en feest efter de geraniums’, en ook het Friesch Dagblad besteedde er aandacht aan. ‘De deelnemende verpleeghuisbewoners leefden helemaal op,’ vertelt Idzenga. ‘Iemand uit het dorp wil nu een toneelgroep oprichten op de Leppehiem. In andere verzorgingstehuizen hebben we vier masterclasses gegeven.’ Idzenga denkt dat zowel de ouderen zelf als de kunsteducatiesector op het idee moeten worden gebracht dat ouderen nog prima bezig kunnen zijn met amateurkunst. ‘Het moet misschien naar een 65-plusser toekomen, maar daarna gaan ze er ook volledig voor. Dorpstoneel, fanfares: het is in principe voor iedereen toegankelijk, dus zou het mooi zijn als mensen hun weg daarheen weten te vinden.’ l
Geke van der Sloot (1964) volgde een opleiding bij de PABO en heeft daarnaast het diploma Muziek Basisonderwijs. Ze ontving in 1993 een oorkonde van de Kunstenbond CNV en in 2005 een Koninklijke onderscheiding voor haar werk op het gebied van muzikale vorming van kinderen.
ls zestienjarige op de Pabo ondervond Geke van der Sloot dat het met het zangonderwijs droevig gesteld was. ‘Zingen was en is mijn grote liefde, dus ik raakte daar erg boos en gefrustreerd over. Datzelfde jaar begon ik met een groep kinderen te zingen, en dat is nooit meer opgehouden. Ik was er al mee begonnen voor ik het hoe en wat helemaal kon uitdenken.’ De christelijke grondslag stond voor haar wel van meet af aan vast. In de statuten is onder meer te lezen dat de zangschool het evangelie wil verbreiden door middel van positieve evangelische muziek op een voor kinderen
aansprekend niveau. De ouders worden geacht deze doelstellingen te onderschrijven, of ze nu gelovig zijn of niet. ‘Ieder kind is welkom, als het zich maar wil inzetten. Discipline vind ik erg belangrijk, ik heb niets met de opvatting van als-het- maar-leuk-is.’ Zes dagen per week – van 18.15 tot 19.45 uur – is de zangschool open. Er zijn ruim twintig leerlingen, allemaal meisjes. ‘Dat is niet wat ik wil, maar de jongens komen gewoonweg niet.’ De kinderen hebben iedere een eigen lesrooster. In het begin komen ze meestal een of twee keer per week, later wordt dat vaker. De tien beste kinderen vormen Geke’s Tiental en treden regel-
30 Ver van de mainstream
Een nog onbekende veldwerker
Eenpitter Geke van der Sloot temidden van de jonge zangeressen van haar koor.
dus regelmatig worden ook teksten gerepeteerd. Na hun 13e moeten de kinderen het koor verlaten om plaats te maken voor de jongere lichting, al
Christelijke koren in Nederland Bij de vier christelijke koorkoepels zijn anno 2009 zo’n 3285 koren aangesloten. Het gaat om: NSGV (katholiek) > 1425 koren > 89060 leden KCZB (protestant) > 1700 koren > 70000 leden BCGZN (gereformeerd) > 97 koren > 3600 leden NBKZO (katholiek) > 63 koren > 2875 leden (wordt per 1-1-2010 opgeheven) Zij zijn met een aantal andere zangkoepels bij de Vereniging Nederlandse Korenorganisaties aangesloten. Een belangrijk motief voor lidmaatschap is de collectieve afkoop van Bumarechten bij een uitvoering. Voor liturgische koren worden door de kerken rechten afgedragen, zij zijn daarom meestal niet bij een bond aangesloten. Dit maakt een nauwkeurige schatting van het aantal christelijke koren moeilijk. Geke’s Tiental is lid van de KCZB. Volgens directeur André Meijster is zijn achterban zeer pluriform: ‘van Gereformeerde Bonders tot mensen die geen band hebben met de christelijke grondslag van de KCZB. Die is in 1886 statutair vastgelegd en luidt dat zingen een gave van God is en een middel om het evangelie te verspreiden. Dat statuut kan niet gewijzigd worden – zo’n vooruitziende blik hadden de oprichters destijds wel. Tegenwoordig hoeven koorverenigingen het statuut niet meer te onderschrijven om lid te worden. Zij worden dan wel uitgesloten van bestuurlijke zeggenschap.’ Cijfers over voorgaande jaren zijn niet beschikbaar, maar Meijster signaleert wel een trend dat het aantal aangesloten koren bij christelijke koepels daalt.
blijven sommige oud-leerlingen als solist aan het koor verbonden.
Klankideaal Geke van der Sloot doet de organisatie van dit alles naast haar baan bij een school voor moeilijk lerende kinderen. Het koor en de zangschool krijgen immers geen subsidie. Een moeizame weg, vindt ze. De gemeente Urk wijst de subsidieaanvragen af, waardoor de andere overheden ook niet snel over de brug komen. ‘Urkers zijn zanglustig en kunnen goed en vrijuit zingen. Dat je het zingen of de stem zou kunnen cultiveren begrijpen ze niet goed, zingen is voor hen gewoon een ontspanning. Waarom zou je daarvoor moeten betalen?’ Wel geeft het Prins Bernhard Cultuurfonds eens in de drie jaar een bijdrage, er is een vriendenclub van donateurs en een actief Comité van Aanbeveling, met onder meer Leen La Rivière – voorzitter van de Kunstenbond CNV – en operazanger Marco Bakker. Het zijn dus de optredens en de opbrengsten van de cd die het koor financieel gezond moeten houden. Op 26 september wordt de tiende cd gepresenteerd; Marco Bakker heeft daar belangeloos aan meegewerkt, evenals de vaste begeleider Benny Lu-
Ver van de mainstream
matig in het land op. ‘Allemaal willen ze zo snel mogelijk in het koor komen. Ze merken bovendien dat hun stem zich ontwikkelt als ze elke dag zingen, en krijgen zo een innerlijke motivatie.’ De les heeft een vaste opbouw. ‘Na het inzingen zingen we canons en klassieke religieuze stukken. Het laatste halfuur is de feitelijke repetitie van Geke’s Tiental, met vooral christelijk repertoire dat ik zelf geschreven of gearrangeerd heb. De andere kinderen luisteren en kijken toe, en steken er tegelijkertijd ook wat van op. ‘Alles moet uit het hoofd gezongen worden,
demann, die in het verleden gitarist bij Toon Hermans was. ‘De cd heet Geef ze een kans en is een eerbetoon aan Majoor Bosshardt, die twee jaar geleden overleed. Zij was iemand die met alle rangen en standen, gelovigen en niet-gelovigen, kon omgaan. Heel inspirerend. Op de cd staan liederen waarvan ik denk dat Majoor Bosshardt ze mooi zou hebben gevonden’, aldus Geke van der Sloot.
Het lesgeld is bewust laag gehouden: de ouders betalen €12 per maand, een bedrag dat niet in verhouding staat tot het aantal lesuren. ‘Ik wil absoluut geen elitaire school zijn, dat druist in tegen mijn principes. Daar draag ik dus zelf de financiële consequenties van, want ik word voor mijn werk niet betaald.’ Andere kinderkoorscholen, zoals de Kinderkoor Academie Nederland, vragen noodgedwongen een bedrag van €300 tot €1000 per jaar, afhankelijk van de intensiteit van de lessen. Bij Vocaal Talent Nederland – waaronder het Nationaal Kinderkoor Nederland valt – betalen ouders €500 per jaar voor een opleidingstraject voor hun muzikale kinderen. Beide clubs opereren bovendien landelijk. Geke van der Sloot is meer een eenpitter, die zich op Urk en omgeving richt. Zelf zegt ze over de verschillen met andere particuliere zangscholen: ‘Ik weet wie wat doet in de kinderkoorwereld, en ik denk dat we ongeveer dezelfde ideeën over zangonderwijs hebben. We vinden allemaal dat het treurig gesteld is met het zingen in het basisonderwijs, en dat het zangonderwijs in ere hersteld moet worden. De uitwerking is alleen heel anders, net als het repertoire. Mijn basisrepertoire is christelijke muziek, die ik volgens een romantisch klankideaal wil uitvoeren. Daarbij – en bij kleinschaligheid – voel ik me het meeste thuis.’ l
Wie zetten zich in voor de amateurkunst in ons land? Ingrid Stoepker (37) van Keunstwurk tilt de Friese amateurdans naar een hoger niveau, maar de subsidie loopt terug. ‘We moeten ons meer als cultureel ondernemer gaan opstellen.’ Wat is je achtergrond? ‘In mijn jeugd heb ik op hoog niveau geturnd. In die tijd is mijn passie voor het verenigingsleven ontstaan. Later heb ik aan de Rotterdamse Dansacademie de opleiding tot docent jazz/moderne dans gevolgd. Na mijn afstuderen heb ik in Friesland op verschillende plekken als dansdocente gewerkt. In Sneek ging ik de coördinatie doen van de dansafdeling van het Centrum voor de Kunsten. Sinds 2007 ben ik voor 23 uur in de week projectleider dans bij Keunstwurk. Daarnaast geef ik nog steeds een avond in de week dansles en leid ik de dansgroep 3DEE.’
Wat doet Keunstwurk? ‘Keunstwurk is ontstaan uit de fusie van een aantal stichtingen gericht op verschillende kunstdisciplines. Keunstwurk stimuleert de amateurkunstbeoefening, cultuureducatie en de professionele kunsten in Friesland. We fungeren als makelaar door jaarlijks door middel van zo’n honderd projecten amateurkunstenaars, scholen en kunstdocenten bij elkaar te brengen. Onze inzet is breed. Aan de ene kant stimuleren we kunstparticipatie, maar we begeleiden ook talentvolle jongeren en stimuleren tot professionaliteit en meer deskundigheid. We worden gesubsidieerd door de provincie. Daarnaast krijgen we incidenteel subsidies van het rijk, gemeenten, fondsen en particulieren.’ Wat is jouw rol? ‘Ik heb een beperkt budget. Daarmee begeleid en stimuleer ik aan de ene kant dansdocenten en aan de andere kant jong danstalent. Maar ik probeer ook om door middel van projecten meer mensen in contact te brengen met dans. Ik zal drie voorbeelden noemen. Veel dansdocenten werken alleen en hebben behoefte aan bijscholing. Ik heb nu een intervisiegroep voor dansdocenten georganiseerd. Van een geheel andere orde is het probleem van veel kostuumdansgroepen in Friesland. Hun ledental loopt terug. Daarmee dreigt er kennis van volksdansen verloren te gaan. Daarom gaan we nu een groot aantal folkloristische dansen digitaal vastleggen. Een bijzonder project is Dansdynamiet. Daarvoor maken choreografen van Noord Nederlandse Dans, Internationaal Danstheater en Don’t hit mama met zes verschillende groepen een nieuwe choreografie. Van die zes groepen bestaan er drie uit amateurdansers en drie uit niet-dansers, namelijk een groep allochtone vrouwen, een groep CIOS-studenten en een groep brugklassers uit Dokkum. Op 8 november presenteren de groepen zich in Drachten.’ Grootste uitdaging? ‘Onze subsidie loopt terug. Dat betekent dat we ons meer als cultureel ondernemer moeten gaan opstellen en wat commerciëler moeten worden om een groter publiek te bereiken. Ik hoop dat we daarin slagen zonder concessies te doen aan de kwaliteit van onze dienstverlening en onze projecten.’ (R. M.)
Ver van de mainstream
32
opinie
Multiculturaliteit is geen tijdelijk probleem
21 augustus 2007, Angel (links) en Steven in Manhattan. Culturele, sociale en etnische diversiteit wordt door de meeste New Yorkers ervaren als verrijking. In ons land ligt dat anders, stelt Ozkan Kolpinar. Foto Martijn van de Griendt
ken over nieuwe vormen van stimulering en ondersteuning. Waarom? Omdat we momenteel voortdurend achter de feiten aan hollen. Landsgrenzen vervagen in een snel tempo, de nationale staat verliest aan macht. De oude sociale structuren raken steeds meer gefragmenteerd. Van daaruit ontstaan steeds weer nieuwe leefstijlen en subculturen. Met als gevolg dat Nederland
Richt multicultureel kunstbeleid niet op makers of op publiek, maar op het zoeken naar een antwoord op een veranderende wereld, stelt Ozkan Golpinar. ‘Nederland heeft vreemdelingen nodig om zichzelf te begrijpen’ Door Ozkan Golpinar
En dat terwijl er zoveel te winnen valt. Het vraagt wel om een voortdurende aanpassing. Steeds meer kunstenaars worden in hun kunstuitingen beïnvloed door, of maken deel uit van, andere culturele tradities en hedendaagse artistieke ontwikkelingen elders, hetzij door migratie, hetzij door internationale uitwisseling. Ze zoeken hun inspiratie niet alleen binnen, maar steeds vaker ook buiten de grenzen van Nederland. Bovendien komen de betekenis en
kwaliteit van kunst op een andere manier tot stand en dienen zich andere opvattingen aan omtrent kunstenaarschap. Nog te vaak sluiten kunstinstellingen hiervoor de ogen. Zij doen alsof culturele diversiteit een tijdelijk probleem is dat vanzelf overgaat met de integratie van minderheidsculturen in een dominante cultuur. Maar zo gemakkelijk werkt het niet. Als kunst en kunstenaars veranderen, dan vraagt dat van de sector om voortdurend na te den-
Soapies Desondanks ontbreekt een visie over hoe wij in Nederland onze gezamenlijke toekomst zien. Welke randvoorwaarden gaan culturele beleidsmakers scheppen voor een breed palet aan verhalen en beelden in de toe-
Welke randvoorwaarden gaan culturele beleidsmakers scheppen voor een breed palet aan verhalen en beelden in de toekomst? Ver van de mainstream
E
r zijn boekenkasten vol geschreven over de ghettoisering van onze cultuursector. Talloze essays over teruglopende bezoekersaantallen, polemieken over cultuuroverstijgende en -verbindende waarden en argumenten. Maar er is geen enkel zinnig stuk verschenen waarin uit de doeken wordt gedaan, hoe kunstenaars met een bi-culturele achtergrond ingezet kunnen worden om de Nederlandse kunstensector in zijn geheel te verrijken.
steeds meer bevolkt raakt met mensen die overal en nergens meer thuishoren.
komst? Daar is nog geen antwoord op. Er wordt voortdurend gesproken over bedreigingen, niet over kansen. Terwijl juist de groepen cultureel diverse makers voor de broodnodige vernieuwing kunnen zorgen. Een paar jaar geleden publiceerden Shervin Nekuee en Chris Keulemans een indringend essay met als titel ‘Transnationalisme wanneer niets meer samenvalt’. In hun inleiding schrijven zij dat ‘een samenleving die de transnationale identiteit negeert, de etniciteit van de migrant continu problematiseert en zijn loyaliteit wantrouwt, die een moraal propageert maar niet waarmaakt, dwingt tot het bouwen van verdedigingsmuren. De migrant raakt meer aan de eigen etniciteit gebonden en gaat er minder speels mee om, minder bewust van de context. Etniciteit is dan niet langer een onderdeel van het zelfbeeld, het wordt een alles beheersend bewustzijn.’
Ver van de mainstream
34 Indipop voor Hindoestanen, Rai-concerten waar overwegend Berbers of afkomen... Veel amateurkunstenaars bewegen zich binnen de eigen zuil En dat is ook vaak wat we in de afgelopen twintig jaar te zien kregen op het toneel en in films. Gestolde verhalen vol heimwee. Verhalen over ontheemding en het grote gemis. Het gemis aan relaties met blonde klasgenootjes, het niet kunnen aarden in de Hollandse kleigrond. Dit alles keer op keer gepresenteerd als zijnde de enige thema’s die het leven van migranten bepalen. Kunstenaars en vooral ook beleidsmakers maken vaak de denkfout dat multicultureel kunstbeleid primair gericht zou moeten zijn op allochtone makers of publiek. Maar multicultureel kunstbeleid gaat over iets heel anders. Het heeft vooral te maken met het zoeken naar een antwoord op een veranderende wereld. Vanzelfsprekend is dit niet voorbehouden aan bi-culturele, maar ook aan autochtone kunstenaars. Nederland heeft juist nu kunstenaars nodig die zowel diep vertrouwd zijn met onze cultuur en geschiedenis als daarvan mijlenver verwijderd zijn. Nederland heeft, hoe absurd het ook mag klinken, vreemdelingen nodig om zichzelf te begrijpen. Nederland heeft juist vreemdelingen nodig om zichzelf te begrijpen. Waarom kunnen we als samenleving wel reflecteren over vrouwelijkheid en feminisering en hebben we geen enkel dragend perspectief voor mannelijkheid? De dansvoorstelling Hombre, van choreograaf John Wooter, plaatst
mannelijkheid terug in een culturele context. Waarom bezingen we wel de crime passionel en wenden we ons hoofd af van de droefenis van de erewraak? De Turkse productie Dilek van Theater Rast gaat daarover. Maar er zijn meer kunstenaars die ons inkijkje geven in het maatschappelijke theater van de 21e eeuw. De toneelstukken van Made in Da Shade/Cosmic, het geëngageerde Zwanenmeer Bijlmermeer, gemaakt door Nita Liem van Don’t Hit Mama waarbij straatjongeren uit de Bijlmer de confrontatie aangaan met balletdansers van het Nationaal Ballet. Het werk van Stichting Likeminds, van Jurgen Tjon a Fong. Zulke mensen geven onze culturele toekomst vorm en zij zouden met lauwerkransen omhangen moeten worden. Deze nieuwe garde is bij uitstek in staat om zowel de subtiliteiten van de Nederlandse cultuur goed te portretteren, als de confrontatie met diezelfde cultuur aan te gaan. Maar voordat zij op waarde worden geschat, valt er nog een lange weg te gaan. Iedere emanciperende groep moet door een muur van afwijzing en misverstand heen. Zeker als de samenleving van mening is dat er helemaal niets hoeft te veranderen onder het motto: meedoen, conformeren en er vooral niet over praten.
Zuilen Naast de theatermakers, musici en choreografen die reflecteren op de samenleving, zijn er de kunstenaars die
zich bewegen binnen hun eigen zuil. Bij veel cultuuruitingen is vaak alleen ruimte voor de eigen (traditionele) cultuur. Dit geldt zowel voor Nederlanders als voor nieuwkomers, en het is bij uitstek van toepassing op de amateurkunst. De initiatieven zijn vaak niet alleen etnisch georganiseerd maar ook sterk cultuurgebonden: Indipop voor Hindoestanen, Antilliaanse Brassbands waar alleen Arubanen in zitten, Rai-concerten waar overwegend Berbers of afkomen. Het publiek dat deze talrijke, vaak kleinschalige presentaties, voorstellingen en tentoonstellingen bezoekt, bestaat voornamelijk uit familie, bekenden en liefhebbers uit de kleine kring van vrienden. Met name deze laatste publieksgroepen maken in de regel geen tot weinig gebruik van het reguliere culturele aanbod. Er is sprake van een grote loyaliteit aan het genre, het repertoire en aan de kunstenaar(s). Ondersteuning van deze groepen wordt vaak gezien als sleutel tot integratie. Wel wordt gesteld dat het niet de bedoeling kan zijn dat deze groepen zich afzonderen. Maar het willen behouden van de eigen cultuur én het willen horen bij een eigen club is een natuurlijk fenomeen. Of we het nou leuk vinden of niet, we moeten allemaal leren om te leven in een omgeving die cultureel divers is en waar cultuur geen gegeven meer is, maar telkens weer aan de hand van conversaties wordt uitgevonden. l Ozkan Golpinar is programmamanager bij het Fonds Beeldende Kunsten Vormgeving en Bouwkunst. Hij schreef dit artikel op persoonlijke titel.