—3—
EEN PINGOBIEL Over een pinguïn met borsthaar en zonnebril, een auto die kan varen en een vader die niet kan rijden.
Vliegen lukt niet. Het is de hoogste tijd voor een nieuw topoverleg tussen ma en pa. Ik druk mijn oren tegen de ijsmuur van hun slaapkamer. Fezel fezel fezel … ‘Pako, je kunt niet boven je stand leven. Er zal wel een reden zijn waarom wij niet kunnen vliegen. Trouwens, terwijl je vliegt, mag je niet telefoneren. Dat schijnt gevaarlijk te zijn. Een hele reis lang niet bellen … Ik mag er niet aan denken.’ ‘Wat zou dat heerlijk zijn,’ antwoordt pa nors. ‘Hoog in de lucht en verlost van je getelefoneer. Gut, Pinga, wat zou het leven simpel en mooi zijn.’ Je moet weten: ma is verslaafd aan telefoneren. Ze kreeg voor haar verjaardag een iPhone. Sindsdien belt ze hele dagen met haar vriendinnen. Zelfs wanneer ze schaatst, houdt ze er niet mee op. Soms kruipt ze in een hoekje en praat zachter in de telefoon. Als Pella dan vraagt: ‘Ma, met wie bel je nu weer?’ dan bloost ze en ze stottert: ‘P… p… p… pardon’. Maar goed, waar waren we gebleven? Juist: pa en ma liggen in bed en zoeken een manier om op de Noordpool te geraken.
- 16 -
‘Pako, het heeft geen zin dat ik me langer verzet. Oké, we verhuizen. Misschien valt het nog wel mee. Maar als we niet kunnen vliegen, moeten we over land. Dan hebben we een auto nodig. Zo simpel is dat. Jij bent de baas, dus jij moet alles regelen. Ik ga gewoon mee.’ ‘Een auto? Ben je helemaal van je ratjepetatje? Ik kan niet eens rijden!’ Pa klinkt verschrikt. Hij is geen echte man. Pim, de enige autoverkoper op de Zuidpool, lacht er altijd om. ‘Pako, wanneer word je eens een echte vent?’ Pa vindt Pim een macho: een pinguïn met een snor en borsthaar en een zonnebril en een gouden horloge. Pa moet niets van hem hebben. Alleen al daarom wil hij geen auto. Alleen al daarom wil hij niet leren rijden. ‘Toch moeten we een auto kopen. Pim heeft speciale modellen in de aanbieding.’ ‘Hoe weet jij dat?’ vraagt pa nors. ‘Eh, dat heeft hij me verteld.’ ‘O ja? Wanneer dan wel?’ ‘Ik belde met zijn buurvrouw. Die vertelde het me.’ Ma klinkt erg zenuwachtig. ‘En wat is er dan zo speciaal aan die speciale modellen?’ ‘Pim verkoopt een nieuw type. Een pingobiel. Daarmee kun je rijden en varen. Een kruising tussen een boot en een auto.’ ‘Maar Pinga, moet ik je nu nog duizend keer in je kop hameren dat ik niet kan rijden? Wat moeten we met een pingobiel?’ ‘Je moet leren rijden. Alle mannen kunnen het. Het wordt tijd dat ook jij een echte man wordt. Ik schaam me dood. Al mijn vriendinnen vinden je een mietje. Doe er wat aan.’
- 17 -
‘Kinderen, pa en ik gaan naar de autoshop bij Pim. We gaan een pingobiel kopen,’ kondigt ma de volgende ochtend aan. Pella: ‘Een wat?’ Ma: ‘Een pingobiel. Die kan rijden en varen.’ Pella: ‘Waar is dat nu weer goed voor? Eerst willen jullie naar de Noordpool, daarna willen jullie vliegen, nu willen jullie een auto. Jeetje, wanneer worden jullie volwassen?’ Ik: ‘Dom wicht, snap je dan niet dat we daarmee naar de Noordpool rijden.’ Pingerdepingu word ik van dat kind. Ma: ‘Als we niet kunnen vliegen, dan maar over zee en over land.’ Ik: ‘Pa kan niet eens rijden.’ Pa vloekt. Ma: ‘Hij zal het onderweg wel leren. De reis is lang genoeg. Wanneer we op de Noordpool aankomen, is hij de beste chauffeur ter wereld.’ Pella: ‘En ben ik zo wagenziek als een zeeleeuw in een bakfiets.’ Ik: ‘Jij hebt altijd wat. Die pingobiel is een superidee. Als pa niet wil leren rijden, doe ik het wel.’ Ma: ‘Jij blijft met je vleugels van het stuur.’ Pa, mopperend: ‘Al goed, al goed, ik leer het wel.’ Ma: ‘Je zult wel moeten.’ Pa: ‘Wat ruik je speciaal. Heb je parfum op? Je ruikt naar vers zeewier.’ Ma: ‘Dat gaat je geen moer aan.’ Pa: ‘En heb je een nieuwe handtas?’ Ma: ‘Maak een beetje voort, man. Voor je het weet zijn de pingobielen uitverkocht. Als je wilt verhuizen, moet je er wat voor overhebben.’ Ma en pa waggelen ervandoor, de wijde ijsvlakte in. Ma voorop, pa erachteraan. Ze verdwijnen achter de horizon.
- 18 -
Nu kan ik Pella plagen zonder een standje van ma te riskeren. Ze verdikt met de seconde. Hoe dikker ze wordt, hoe makkelijker ze omvervalt. Ik hoef nog maar te blazen en ze gaat al onderuit. ‘Pella, snel! Er loopt een ijslolly voorbij.’ ‘Waar?’ ‘Daar!’ Pella rent zo hard haar lijf het kan verdragen. Een ijslolly, daar moet je wat voor overhebben. Ze sleffert buiten adem langs me heen. Ik steek mijn rechterpoot uit. Succes verzekerd. Pella tuimelt voorover, en schuift bergaf. Almaar sneller zoeft ze naar beneden. Het donkerblauwe water van de zee komt steeds dichterbij. Eerst een plof. Dan een plens. Daar verdwijnt zus in het water. ‘Lekker koel?’ Pella dobbert even in het water en klautert dan weer op het ijs. Haar vette vacht druipt van het zeewater. Ze schudt zich droog en kijkt of haar dons weer mooi op zijn plaats zit. ‘Dat zet ik je betaald, rotjong. Later, als ik een ijssalon heb, betaal je dubbel.’ Een auto kopen zonder mij erbij, denk ik plots? Sapperdesnavel, heb je van je leven! Voor belangrijke beslissingen hebben ze mij gewoon nodig. Intelligent, snel, sympathiek, vlot in de omgang. En vooral: zo goed als beroemd. Ik haast me achter mijn ouders aan. Ik houd mijn pinguïnoren en -ogen wijd open.
- 19 -
‘Hoe kunnen we de auto betalen? We hebben geen geld?’ Ma kijkt bedenkelijk naar pa. Een pingobiel krijg je niet voor niets. ‘Eerst horen hoeveel zo’n ding moet kosten. We vinden er wel iets op.’ Daar is Pims autowinkel al: Pims Prachtauto’s. Prima Power voor Puike Pinguïns. De slagzin knippert in fel licht boven de etalage. Pim is een gladde verkoper. Niemand kan aan zijn verkooptalent weerstaan. Een paar pinguïns lopen opgewonden rond de wagens die staan te blinken in de showroom. Kleine, grote, snelle, met en zonder dak, luxueuze. Auto’s in alle soorten, maten, kleuren en gewichten. Pinguïns zijn echte mannen: van auto’s worden ze opgewonden. ‘Wie we daar hebben! Pientere Pako en pico bella Pinga!’ Pim lacht zijn gouden, glinsterende tanden bloot. Hij schudt met zijn rechtervleugel, zodat iedereen zijn glimmende horloge kan zien. Ma kijkt hem vol bewondering aan. Wat een charme. Wat een pracht. En oh zo cool. Pa blijft zakelijk. ‘Pim, heb je nog een pingobiel?’ ‘Pingobielen? In prachtige promotie, pientere Pako!’ Pim wijst naar een knalrood exemplaar. ‘Kan dat ding echt varen en rijden?’ Hij ziet er wel mooi uit, moet pa toegeven. ‘Prachtprestaties!’ Pim tikt nonchalant op de motorkap van de rode auto. Die blinkt als een gladde zeespiegel. ‘Wat moet dat ding kosten?’ Ma denkt aan het geld dat we niet hebben. Ze snuffelt giechelend door haar spiksplinternieuwe handtas. ‘Pietluttig prijsje!’ antwoordt Pim. ‘Duizend pingels.’ Hij knipoogt naar ma.
- 20 -
‘Zoveel hebben we niet,’ zegt pa nors. ‘Kunnen we later betalen?’ De autoverkoper kijkt hem bedenkelijk aan. Alleen voor ma kan er een glimlach af. ‘Ik heb een voorstel,’ zeg ik snel. ‘Ik word een beroemd schrijver. En beroemde schrijvers verdienen stapels pingels.’ Wat zouden pa en ma zijn zonder hun pientere zoon? ‘Ik kom die pingobiel later betalen.’ Pim denkt na. ‘Puik plan,’ lacht hij dan. Weer knipoogt hij naar ma. Ze kijkt verlegen. Ze is fier op het voorstel van haar zoon. Ik denk dat Pim voor de moeder van zo’n wonderpinguïn wel een en ander door de vleugels wil zien. Ma en pa kopen de rode pingobiel. Pim legt uit waar alle hendeltjes en knopjes voor dienen. Pa let goed op, want dadelijk moet het gaan gebeuren. Dan rijden ze de winkel uit, de ijsvlakte in. Pim zal vast merken dat pa niet kan rijden. Sapperdesnavel, dat wordt lachen. ‘Pim, ik kan niet rijden,’ biecht pa dan toch maar op. ‘Proberen. Poepsimpel,’ stelt Pim hem gerust. Pa en ma stappen opgewonden in hun nieuwe auto. Ik glip achterin. Pa draait de contactsleutel om. De pingobiel schiet vooruit. Recht door de etalageruit. Het glas vliegt aan diggelen. Pa duwt op het gaspedaal en de pingobiel scheert als een komeet door de ijsvlakte. ‘Pardon Pim!’ roept ma nog en ze zwaait met haar handtas door het opengedraaide raampje. ‘Let toch op!’ schreeuwt ze naar pa. ‘Ik rijd,’ hijgt pa. Hij klemt beide vleugels rond het stuur en tuurt voor zich uit. Makkelijker dan hij gedacht had. Beetje naar rechts, beetje naar links. Beetje sneller, beetje trager.
- 21 -
‘Pinga, ik rijd!’ jubelt pa. Ma zwiebert door de auto. Ze begint langzaam paars te zien. ‘Pako als je wilt dat we levend op de Noordpool komen, zul je je rijstijl moeten aanpassen.’ ‘Je hoorde toch wat Pim zei: proberen, poepsimpel.’ ‘Prachtvent,’ stamelt ma. ‘Pico pello.’ Ik word witter dan sneeuw. Als dit maar goed komt. Onze hele pinguïnkolonie kijkt verschrikt op. Je hoort ons immers van ver aankomen. Pa stuurt als een gek. Ma houdt zich met beide vleugels aan haar handtas vast. De ogen wijd opengesperd. Pella staart ons verstijfd van schrik aan. ‘Pa!’ Pa probeert te remmen. Hij gaat slippen. De auto draait als een tol om zijn j as. M Ma schreeuwt de hele Zuidpool bijeen. ‘Geen ‘Ge n paniek, paaniek i k ik heb h b alles ll onder o ‘Geen controle!’ roept pa. De pingobiel komt tot stilstand. Een reuzegrote wolk van sneeuw en ijs dwarrelt neer. Pa stapt uit. Ik wring me uit de koffer. Ma klimt naar buiten, ze trilt op haar poten. Zoiets heeft ze nog nooit meegemaakt. Eerst puike Pim en daarna Pako’s woeste rit. ‘Als dit jouw rijstijl is, ben ik weg. Potversakkerse Pako! Panische prietprater!’ Ma is bang en boos.
- 23 -
‘Ik reed toch goed? Geen ongelukken. Een paar kleine pinguïnnetjes net niet geraakt. Knap toch. Rijden met een pingobiel is een fluitje van een cent.’ Pa huppelt opgewonden rond zijn rode bolide. ‘Luister eens, ik zeg het nog één keer: als je als een roekeloze waaghals door het verkeer raast, scheid ik van je.’ ‘Ach, stel je toch niet aan. Waar zou je heen gaan? Wie zou jou willen?’ ‘Pim. Charmant, vlot in de omgang, rijk, attent, gouden horloge, heerlijk parfum. Alles wat een pinguïnvrouwenhart sneller doet slaan. Pezig, prachtig, pronkend, prima, pantastisch. Alles wat jij niet bent.’ ‘Prietpraat.’
- 24 -