MASTERTHESIS FISCALE ECONOMIE
Een
onderzoek
naar
de
eenvoud
en
fraudegevoeligheid van het Europese btw-stelsel voor grensoverschrijdende transacties
Naam
Rene Storij
Universiteit
Tilburg University
Opleiding
Master Fiscale Economie | Accent Indirecte Belastingen
Studentnummer
474820
Afstudeerdatum
24 april 2013
Examencommissie
Prof. dr. H.W.M. van Kesteren D. Euser MSc.
Masterthesis Rene Storij
Inhoudsopgave
INHOUDSOPGAVE LIJST VAN AFKORTINGEN .................................................................................................. V
HOOFDSTUK 1
INLEIDING .............................................................................................. 1
Paragraaf 1.1
Algemene inleiding ...................................................................................... 1
Paragraaf 1.2
Onderzoeksvraag.......................................................................................... 3
Paragraaf 1.3
Verantwoording van de opzet ...................................................................... 3
Paragraaf 1.4
Afbakening onderwerp ................................................................................. 3
HOOFDSTUK 2
GESCHIEDENIS VAN DE BTW IN EUROPA ...................................... 5
Paragraaf 2.1
Inleiding ....................................................................................................... 5
Paragraaf 2.2
Nationale heffing van omzetbelasting.......................................................... 5
Paragraaf 2.3
Europese invloed op de nationale heffing van omzetbelasting .................... 5
Paragraaf 2.3.1 Totstandkoming Europese samenwerking ................................................ 6 Paragraaf 2.3.2 Eerste en Tweede Richtlijn ....................................................................... 6 Paragraaf 2.3.3 Zesde Richtlijn .......................................................................................... 7 Paragraaf 2.3.4 Afschaffing van de fiscale grenscontroles ................................................ 8 Paragraaf 2.3.5 Btw-richtlijn .............................................................................................. 9 Paragraaf 2.3.6 Overige Europese invloed op de nationale heffing van btw ..................... 9 Paragraaf 2.4
Ontwikkelingen met betrekking tot het huidige Europese btw-stelsel ....... 10
Paragraaf 2.4.1 Documenten Europese Commissie voorafgaand aan het Groenboek over het btw-stelsel ......................................................................................... 11 Paragraaf 2.4.2 Groenboek van de Europese Commissie ................................................ 13 Paragraaf 2.4.3 Reacties en resultaten op het Groenboek van de Europese Commissie . 14 Paragraaf 2.5
Samenvatting en conclusies ....................................................................... 15
II
Masterthesis Rene Storij
Inhoudsopgave
HOOFDSTUK 3
GRENSOVERSCHRIJDENDE TRANSACTIES BINNEN DE EU ...... 17
Paragraaf 3.1
Inleiding ..................................................................................................... 17
Paragraaf 3.2
Goederenverkeer ........................................................................................ 17
Paragraaf 3.2.1 Intracommunautaire levering .................................................................. 18 Paragraaf 3.2.2 Bewijslast bij een intracommunautaire levering..................................... 18 Paragraaf 3.2.3 Intracommunautaire verwerving ............................................................. 20 Paragraaf 3.3
Dienstenverkeer tussen de lidstaten ........................................................... 22
Paragraaf 3.4
Overige administratieve verplichtingen ..................................................... 23
Paragraaf 3.5
Samenvatting en conclusies ....................................................................... 25
HOOFDSTUK 4
FRAUDE MET GRENSOVERSCHRIJDENDE BTW-TRANSACTIES .. .................................................................................................................. 27
Paragraaf 4.1
Inleiding ...................................................................................................... 27
Paragraaf 4.2
Carrouselfraude .......................................................................................... 27
Paragraaf 4.2.1 Geschiedenis ........................................................................................... 28 Paragraaf 4.2.2 Schadelijke gevolgen .............................................................................. 30 Paragraaf 4.3
Genomen maatregelen om carrouselfraude te bestrijden ........................... 32
Paragraaf 4.3.1 Verleggingsregeling ................................................................................ 32 Paragraaf 4.3.2 Weigeren van het recht op aftrek van voorbelasting ............................. 34 Paragraaf 4.3.3 Aansprakelijkheidsregeling .................................................................... 35 Paragraaf 4.3.4 Overige maatregelen genomen door lidstaten ........................................ 37 Paragraaf 4.3.5 Maatregelen genomen op EU-niveau ..................................................... 38 Paragraaf 4.4
Samenvatting en conclusies ....................................................................... 39
HOOFDSTUK 5
OPLOSSINGEN DOOR SAMENWERKING LIDSTATEN EU ........... 41
Paragraaf 5.1
Inleiding ..................................................................................................... 41
Paragraaf 5.2
Oplossingen op het gebied van administratieve samenwerking ................ 41
III
Masterthesis Rene Storij
Inhoudsopgave
Paragraaf 5.2.1 VIES ....................................................................................................... 42 Paragraaf 5.2.2 Informatie-uitwisseling tussen lidstaten ................................................. 45 Paragraaf 5.3
Oplossingen op het gebied van gezamenlijke fraudebestrijding................. 47
Paragraaf 5.3.1 Gezamenlijke risicoanalyse en het uitwisselen van succesvolle bestrijdingsmethoden .............................................................................. 47 Paragraaf 5.3.2 Gezamenlijke belastingcontrole en grensoverschrijdende EUcontroleteams .......................................................................................... 49 Paragraaf 5.4
Verbeteren van de relatie tussen belastingautoriteiten en ondernemers ..... 51
Paragraaf 5.5
Samenvatting en conclusies ........................................................................ 52
HOOFDSTUK 6
OPLOSSINGEN MET BETREKKING TOT HET HUIDIGE BTWSTELSEL ................................................................................................. 55
Paragraaf 6.1
Inleiding ..................................................................................................... 55
Paragraaf 6.2
Het belasten van grensoverschrijdende transacties binnen de EU ............. 55
Paragraaf 6.3
Digitale factuur via de overheid ................................................................. 57
Paragraaf 6.4
Herziening van de wijze waarop btw wordt geïnd ..................................... 59
Paragraaf 6.5
Verleggingsregeling .................................................................................... 60
Paragraaf 6.6
Persoonlijke oplossing ............................................................................... 62
Paragraaf 6.7
Samenvatting en conclusies ....................................................................... 65
HOOFDSTUK 7
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN ................................................ 67
Paragraaf 7.1
Inleiding ..................................................................................................... 67
Paragraaf 7.2
Beantwoording onderzoeksvraag ............................................................... 67
LITERATUURLIJST ............................................................................................................... 71
JURISPRUDENTIELIJST ....................................................................................................... 83
IV
Masterthesis Rene Storij
Lijst van afkortingen
LIJST VAN AFKORTINGEN Art.
Artikel
Btw
Belasting over de toegevoegde waarde
Btw-richtlijn
Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PbEG 2007, L 346)
EC
Europese Commissie
EEG
Europese Economische Gemeenschap
Eerste Richtlijn
Eerste richtlijn betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting (67/227/EEG)
EU
Europese Unie
HR
Hoge Raad der Nederlanden
HvJ EU
Hof van Justitie van de Europese Unie (voor 1 december 2009: Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen)
IW 1990
Invorderingswet 1990
Raad
Raad van Europa
Tweede Richtlijn
Tweede richtlijn betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting (67/228/EEG)
VIES
VAT Information Exchange System
VwEU
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
Wet OB
Wet op de omzetbelasting 1968
Zesde Richtlijn
Zesde richtlijn betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (77/388/EEG).
V
Hoofdstuk 1
HOOFDSTUK 1 Paragraaf 1.1
Inleiding
INLEIDING Algemene inleiding
Sinds de Eerste Wereldoorlog wordt in Europa, via nationale heffingen, omzetbelasting geheven. Geleidelijk aan zijn de nationale stelsels van omzetbelasting geharmoniseerd opdat deze stelsels uiteindelijk vervangen zijn door een gezamenlijk Europees btw-stelsel. 1 Voor 1993 vonden, ondanks de harmonisatie van de nationale stelsels van Europese landen, fiscale grenscontroles plaats in Europa. Indien goederen uit andere lidstaten werden ingevoerd vond het belastbare feit ‘invoer’ plaats, vrij van belasting was de levering van goederen door ondernemers 2 naar andere lidstaten. 3
Op 1 januari 1993 werd het huidige Europese btw-stelsel, het zogenoemde overgangsstelsel, van toepassing. 4 Tegelijkertijd zijn de fiscale grenscontroles in de EU verdwenen. Vanaf dit moment werd de heffing van grensoverschrijdende leveringen van goederen binnen de EU verplaatst van de aangifte aan de fysieke grens naar de btw-aangifte van de afnemer in de lidstaat van aankomst van de goederen. Het doel van deze wijziging lag in de gedachte dat de interne markt tot stand moest worden gebracht. 5 Dit is volgens art. 14 VwEU een ruimte zonder binnengrenzen waarin het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal is gewaarborgd.
Het overgangsstelsel zou aanvankelijk in 1997 worden vervangen door een definitief stelsel, waarbij de heffing van btw zou gaan plaatsvinden in de lidstaat van oorsprong. 6 Dit is echter nooit gebeurd, en sinds 1993 bestaat er discussie over het huidige btw-stelsel, volgens mij vanwege de gedachte dat het stelsel niet heeft gezorgd voor een optimale werking van de interne markt in de EU. Het is niet zo dat het btw-stelsel sinds 1993 hetzelfde is gebleven, maar aanpassingen 7 aan het stelsel hebben naar de mening van de EC geen bevredigend
1
In 1967 traden de Eerste (Richtlijn 67/227/EEG van de Raad van 11 april 1967) en Tweede Richtlijn (Richtlijn 67/228/EEG van de Raad van 11 april 1967) inzake omzetbelasting in werking. 2 Wanneer ik in dit onderzoek het begrip ‘ondernemer’ gebruik, bedoel ik hiermee ‘een belastingplichtige voor de btw’. De Btw-richtlijn gebruikt het begrip ‘belastingplichtige’. 3 Beelen e.a. 2012, hoofdstuk OB.0.0.10.D.b Opheffing grenscontroles. 4 Van Hilten & Van Kesteren 2010, p.37. 5 COM(85)310 def., p. 4. 6 Van Hilten & Van Kesteren 2010, p.37. 7 Zo zijn in 2010 de plaats-van-dienst regels met betrekking tot btw-transacties sterk gewijzigd. Deze regels bepalen welk land btw mag heffen ten aanzien van een belastbare dienst.
1
Hoofdstuk 1
Inleiding
resultaat gehad. 8 Zo vindt de EC dat er een sterkere samenhang met de interne markt bewerkstelligd moet worden, het potentieel van het stelsel als mogelijke inkomstenbron versterkt dient te worden, en het stelsel de nalevings- en inningskosten moet verlagen. 9
Op 1 december 2010 heeft de EC de discussie over het huidige Europese btw-stelsel opnieuw doen laten oplaaien. Op deze datum nam de EC namelijk een groenboek aan over de toekomst van de btw, met als titel: “Naar een eenvoudiger, solider en efficiënter btw-stelsel”. 10 Betrokkenen werden uitgenodigd om kritisch te kijken naar alle aspecten van het Europese btw-stelsel. Een jaar later bracht de EC een mededeling uit met de resultaten van het Groenboek. 11 Zij pleit hierin onder andere voor een eenvoudiger en meer fraudebestendig btw-stelsel.
De lasten die ontstaan bij grensoverschrijdende btw-transacties binnen de EU, moeten volgens de EC voor ondernemers en belastingautoriteiten verminderen. 12 Naar de zienswijze van de EC zijn de oorzaken van deze lasten hoofdzakelijk te vinden in Europese wetgevings- en belastingadministratieve kwesties. 13 Volgens de EC geven sommige ondernemers zelfs de voorkeur aan handel met ondernemingen die gevestigd zijn buiten de EU, ten opzichte van handel met ondernemingen binnen de EU. 14 Het hoeft geen verwondering te wekken dat de btw-opbrengsten in de EU als gevolg hiervan waarschijnlijk afnemen.
Een andere oorzaak van dalende btw-opbrengsten is een speciale vorm van btw-fraude, de zogenoemde carrouselfraude. Carrouselfraude is de benaming voor het verschijnsel dat met goederen of diensten transacties worden verricht tussen ondernemers in meerdere lidstaten van de EU, met het doel misbruik te maken van het recht op aftrek van voorbelasting. Deze fraude leidt niet alleen tot een vermindering van btw-inkomsten, één van de andere nadelige gevolgen is dat bonafide ondernemingen een concurrentienadeel ondervinden ten opzichte van fraudeurs die de btw incasseren maar niet voldoen. 15 Het is naar de zienswijze van de EC
8
COM(2010)695 def., p.4. COM(2010)695 def., p. 4. 10 COM(2010)695 def. 11 COM(2011)851 def. 12 COM(2010)695 def., p. 4. 13 COM(2011)851 def., p. 7. 14 COM(2011)851 def., p. 4. 15 Wolf 2012b. 9
2
Hoofdstuk 1
Inleiding
dan ook van groot belang dat deze vorm van btw-fraude in de toekomst sterk wordt teruggedrongen. 16
Paragraaf 1.2
Onderzoeksvraag
Naar aanleiding van het voorgaande kan de volgende onderzoeksvraag worden gesteld:
“Hoe ziet het huidige Europese btw-stelsel voor grensoverschrijdende transacties eruit en hoe kan dit worden aangepast zodat er een eenvoudiger en tegelijkertijd meer fraudebestendig stelsel ontstaat?”
Paragraaf 1.3
Verantwoording van de opzet
In hoofdstuk twee zal de geschiedenis van de heffing van algemene indirecte verbruiksbelastingen in Europa worden besproken. Dit is van belang om de huidige kenmerken van het btw-stelsel in te zien. Daarnaast worden de recente ontwikkelingen met betrekking tot de opgelaaide discussie over het huidige stelsel behandeld. Vervolgens wordt in hoofdstuk drie aandacht geschonken aan de kenmerken en administratieve verplichtingen van grensoverschrijdende btw-transacties binnen de EU. In het daaropvolgende hoofdstuk komt het fenomeen carrouselfraude aan de orde. In hoofdstuk vijf en zes zal worden bekeken hoe het huidige btw-stelsel aangepast kan worden zodat er een eenvoudiger en tegelijkertijd fraudebestendiger btw-stelsel ontstaat. Hierbij wordt niet alleen gekeken naar de mogelijkheden door samenwerking tussen de lidstaten van de EU, maar ook naar oplossingen met betrekking tot het huidige btw-stelsel. Ten slotte geef ik mijn conclusies van dit onderzoek in hoofdstuk zeven.
Paragraaf 1.4
Afbakening onderwerp
In dit onderzoek wordt een gedeelte van het huidige Europese btw-stelsel onderzocht. Er zal hoofdzakelijk worden gekeken naar grensoverschrijdende transacties tussen ondernemers binnen de EU. Transacties met ondernemers en personen die gevestigd zijn buiten de EU blijven derhalve buiten beschouwing. De (administratieve) lasten voor bedrijven en belastingautoriteiten worden geanalyseerd en er wordt op zoek gegaan naar mogelijkheden tot vermindering van deze lasten. Ook zal worden nagegaan hoe de fraudegevoeligheid van grensoverschrijdende transacties, die plaatsvinden tussen ondernemers in de EU, kan afnemen.
16
COM(2010)695 def., p. 5 en 6.
3
Hoofdstuk 1
Inleiding
De aandacht zal alleen worden gevestigd op de zogenoemde carrouselfraude die binnen de EU plaatsvindt. Andere vormen van btw-fraude maken geen deel uit van dit onderzoek. 17
17
Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan zwarte handel of het terugvragen van teveel voorbelasting door middel van valse facturen.
4
Hoofdstuk 2
HOOFDSTUK 2 Paragraaf 2.1
Geschiedenis van de btw in Europa
GESCHIEDENIS VAN DE BTW IN EUROPA Inleiding
Om inzicht te krijgen in het huidige Europese btw-stelsel van grensoverschrijdende transacties is het van belang eerst de geschiedenis van algemene indirecte verbruiksbelastingen in Europa te bespreken. Dit zal gebeuren door het beschrijven van de wijze van heffing door de jaren heen. Daarnaast wordt aandacht geschonken aan de jarenlange discussie over het huidige btwstelsel, ook wel bekend als het overgangsstelsel.
Paragraaf 2.2
Nationale heffing van omzetbelasting
Duitsland voerde als eerste land in West-Europa een omzetbelasting in, zowel van de fabrikanten als van de groothandelaren en de detaillisten werd belasting geheven. 18 Deze invoering vond plaats ten tijde van de Eerste Wereldoorlog, in 1916. Het land verkeerde in financiële problemen en de heffing van omzetbelasting werd als een uitstekende, tijdelijke remedie gezien. Echter, door de belangrijke bijdragen aan de Duitse schatkist, werd de tijdelijke maatregel niet meer afgeschaft. 19 Door de crisis in de jaren dertig voelden ook andere landen in Europa zich genoodzaakt extra inkomsten te genereren. Zo ook Nederland, dat in 1934 de omzetbelasting in de vorm van een cumulatief cascadestelsel 20 introduceerde. 21 Daar waar de situatie tijdens de Eerste Wereldoorlog als aanleiding kan worden gezien voor de invoering van een nationale heffing van omzetbelasting door individuele Europese landen, zo kan de Tweede Wereldoorlog naar mijn mening worden gezien als de aanleiding voor een geharmoniseerde heffing van btw in West-Europa. De nationale heffing van omzetbelasting in Europa ontwikkelde zich intussen wel behoorlijk door tot uitgebreide belastingstelsels in de jaren zestig.
Paragraaf 2.3
Europese invloed op de nationale heffing van omzetbelasting
In deze paragraaf komt de harmonisatie van de heffing van btw in Europa aan bod. Door middel van richtlijnen, verordeningen en Europese jurisprudentie is de huidige heffing van btw niet meer te vergelijken met de eerste stelsels van omzetbelasting in Europa.
18
Kogels 2006. Kogels 2006. 20 Dit is een stelsel waarbij een meermalige heffing plaatsvindt in alle fasen van productie en distributie, zie Van Hilten & Van Kesteren 2010, p.19. 21 Van Hilten & Van Kesteren 2010, p. 5. 19
5
Hoofdstuk 2
Paragraaf 2.3.1
Geschiedenis van de btw in Europa
Totstandkoming Europese samenwerking
Op het moment dat de Tweede Wereldoorlog tot een einde was gekomen, realiseerden de West-Europese landen zich dat politieke en economische samenwerking er enerzijds voor zou zorgen dat de wederopbouw werd versneld, en anderzijds de kans op nieuwe conflicten in de toekomst zou afnemen. Dit resulteerde onder andere in het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap (EEG-Verdrag) in 1957. 22 Het verdrag tussen België, de Bondsrepubliek Duitsland, Frankrijk, Italië, Luxemburg en Nederland werd in Rome gesloten. Door het vormen van een douane-unie en het harmoniseren van de belastingwetgevingen van de lidstaten werd beoogd een gemeenschappelijke markt van goederen en diensten tot stand te brengen. 23 Hoe de indirecte belastingen in het belang van de gemeenschappelijke markt konden worden geharmoniseerd diende volgens art. 99 EEGverdrag te worden onderzocht door de EC. De EC reageerde hierop door in 1960 drie subgroepen in te stellen die, volgens een aantal hypothesen, de mogelijkheden om de beoogde harmonisatie te verwezenlijken zouden bestuderen.
24
De uitkomsten hiervan werden
bekendgemaakt in het ABC rapport. 25 In combinatie met een rapport van het Fiscale en Financiële Comité, 26 dat ging over verschillende belastingsystemen en het vormen van een gemeenschappelijke markt, werd de lidstaten aangeraden de cumulatieve cascadestelsels te vervangen door een belasting over de toegevoegde waarde met aftrek van voorbelasting. Op dat moment had alleen Frankrijk een btw-stelsel zoals dat werd omschreven en aangeraden in de twee rapporten. 27 Voor de overige vijf landen lag een grote verandering aangaande de heffing van omzetbelasting in het vooruitzicht.
Paragraaf 2.3.2
Eerste 28 en Tweede 29 Richtlijn
Op 11 april 1967 was het dan zover, de Europese btw werd geboren door de inwerkingtreding van de Eerste en Tweede Richtlijn inzake omzetbelasting. 30 Lidstaten moeten een richtlijn in hun nationale regelgeving verwerken, maar mogen zelf bepalen – binnen bepaalde grenzen –
22
Beelen e.a. 2012, hoofdstuk OB.0.0.10.C Het EEG-Verdrag en de harmonisatie van de omzetbelasting. Beelen e.a. 2012, hoofdstuk OB.0.0.10.C Het EEG-Verdrag en de harmonisatie van de omzetbelasting. 24 Terra & Wattel 2008, p. 75. 25 Europese Commissie, 1962: algemeen rapport van de subgroepen A, B en C, ingesteld ter bestudering van de verschillende mogelijkheden tot harmonisatie van de omzetbelastingen; kortweg: ABC-rapport. 26 Rapport van het Fiscaal en Financieel Comité onder voorzitterschap van F. Neumark; Brussel 1962. 27 Van Hilten & Van Kesteren 2010, p. 34. 28 Eerste richtlijn betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting (67/227/EEG). 29 Tweede richtlijn betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting (67/228/EEG). 30 Kogels 2006. 23
6
Hoofdstuk 2
Geschiedenis van de btw in Europa
hoe zij dit doen. 31 Derhalve werd enige interpretatieruimte aan de lidstaten overgelaten.
Uit de considerans van de Eerste Richtlijn valt op te maken dat voornaamste doelstelling van de invoering gelegen lag in het instellen van een gemeenschappelijke markt waarin een gezonde mededinging bestaat en waarvan de kenmerken analoog zijn aan die van de binnenlandse markt. 32 Dit diende te gebeuren door een harmonisatie van de wetgevingen inzake omzetbelasting tot stand te brengen. 33 Vervolgens zou de harmonisatie het mogelijk maken dat het belasten bij invoer en het ontlasten bij uitvoer in het handelsverkeer tussen de lidstaten werd afgeschaft. 34 De vorm van het stelsel was een btw-stelsel waarbij werd geheven van goederen en diensten tot en met de kleinhandelsfase. 35 Tevens voorzag het stelsel in een recht op aftrek van voorbelasting. 36
De Tweede Richtlijn bepaalde, geheel volgens hetgeen kan worden opgemaakt uit de volledige titel van deze richtlijn, hoe de structuur van het gemeenschappelijk stelsel werd vormgegeven en daarnaast wat de wijze was waarop het stelsel werd toegepast.
Paragraaf 2.3.3
Zesde Richtlijn 37
Net als de invoering van de Eerste en Tweede Richtlijn kan de introductie van de Zesde Richtlijn in 1977 worden gezien als een mijlpaal in de historie van de harmonisatie van de btw in Europa. Uit de considerans van de Zesde Richtlijn kan afgeleid worden dat de nationale wetgevingen op allerlei gebieden verder geharmoniseerd dienden te worden. Er bestonden namelijk nog steeds verschillende nationale systemen in de lidstaten en hierdoor werden niet alle ondernemers in de lidstaten gelijk behandeld. 38 Als voorbeeld voor de verschillende behandeling kan worden genoemd de ongelijke toepassing van vrijstellingen. 39 Daarnaast was er nog een wijziging ten opzichte van de Eerste en Tweede Richtlijn. De lidstaten dienden een gedeelte van de op hun grondgebied geheven btw af te staan aan de
31
Van Hilten & Van Kesteren 2010, p. 40. Volgens de eerste overweging van de considerans van de Eerste Richtlijn. 33 Volgens de derde overweging van de considerans van de Eerste Richtlijn. 34 Volgens de derde overweging van de considerans van de Eerste Richtlijn. 35 Volgens de vierde en vijfde overweging van de considerans van de Eerste Richtlijn. 36 Art. 2 Eerste Richtlijn. 37 Zesde richtlijn betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (77/388/EEG). 38 Terra & Wattel 2008, p. 79. 39 Terra & Wattel 2008, p. 79. 32
7
Hoofdstuk 2
Geschiedenis van de btw in Europa
EU. 40 Om een gelijkwaardige bijdrage tussen de inwoners van verschillende lidstaten te realiseren was ook dit een reden om de verschillen tussen de nationale wetgevingen verder te elimineren. 41
Paragraaf 2.3.4
Afschaffing van de fiscale grenscontroles
Door middel van fysieke grenscontroles werd tot 1 januari 1993 de invoer van goederen, ook van goederen die afkomstig waren uit andere lidstaten, gecontroleerd. Midden jaren tachtig was de EC van mening dat hier verandering in moest komen door het vormen van een interne markt in Europa. 42 Dit is een ruimte zonder binnengrenzen waarin het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal is gewaarborgd. 43 Om dit te bereiken was een verdere harmonisatie van de btw nodig. Het stelsel dat uiteindelijk voor deze interne markt is ingevoerd staat bekend als het ‘overgangsstelsel’. Aanvankelijk dacht men aan een systeem waarbij geen onderscheid gemaakt zou worden tussen binnenlandse leveringen en leveringen naar andere lidstaten. 44 Met behulp van een verrekeningssysteem, waarbij de btw-opbrengsten rechtstreeks naar de EU zouden gaan en deze later zouden worden verdeeld tussen de lidstaten, zou het onderscheid tussen binnenlandse leveringen en leveringen naar andere lidstaten volgens de EC kunnen verdwijnen. 45 Omdat dit systeem niet haalbaar bleek, vanwege het verzet van lidstaten tegen het verrekeningssysteem dat niet werd vertrouwd, koos men voor de zogenoemde overgangsregeling. 46 Tegelijkertijd met de invoering van het overgangsstelsel, overeenkomstig het bestemmingslandbeginsel 47, zijn de fiscale grenzen definitief verdwenen, en is een ondernemer die goederen uit een andere lidstaat koopt in de lidstaat van bestemming van de goederen btw verschuldigd, deze handeling wordt een intracommunautaire verwerving 48 genoemd. 49 In de lidstaat van vertrek is op deze goederen de vrijstelling (met het recht op aftrek van voorbelasting)
50
van toepassing, volgens de zogenoemde
40
Zie de tweede overweging van de considerans van de Zesde Richtlijn. Deze gedachte vond haar oorspong in het zogenoemde ‘Eigen-Middelbesluit’ (Besluit van 21 april 1970, nr. 70/243, PbEG 1970 L 94). 41 Terra & Wattel 2008, p. 79 & 80. 42 COM(85)310 def., p. 6. 43 COM(85)310 def., p. 6. 44 COM(96)328 def., p. 14. 45 Beelen e.a. 2012, hoofdstuk OB.0.0.10.D.b Opheffing grenscontroles. 46 Beelen e.a. 2012, hoofdstuk OB.0.0.10.D.b Opheffing grenscontroles. 47 Volgens dit beginsel dient consumptie belast te worden in het land waar het verbruik plaatsvindt. 48 Art. 2, eerste lid, onderdeel b, Btw-richtlijn. 49 Op basis van art. 168, onderdeel c, Btw-richtlijn heeft deze ondernemer recht op aftrek van voorbelasting indien deze btw-belaste prestaties verricht. 50 Nederland past het nultarief toe op een intracommunautaire levering, waarmee hetzelfde effect wordt bereikt als bij een vrijstelling met recht op aftrek.
8
Hoofdstuk 2
Geschiedenis van de btw in Europa
intracommunautaire levering. 51 De fiscale grenzen binnen de EU zijn verdwenen vanwege het gegeven dat het belastbare feit, de intracommunautaire verwerving, dient te worden aangegeven op de binnenlandse aangifte in plaats van het aangeven aan de fysieke grens. 52 Het overgangsstelsel, dat aanvankelijk met ingang van het jaar 1997 zou worden vervangen door een definitief systeem, is op dit moment nog steeds van toepassing. 53
Paragraaf 2.3.5
Btw-richtlijn 54
Naast de reeds besproken richtlijnen en het afschaffen van de fiscale grenscontroles, zorgde de invoering van de Btw-richtlijn op 1 januari 2007 voor de nodige veranderingen. Deze veranderingen hadden voornamelijk te maken met de structuur en de formulering van de richtlijnbepalingen. De herstructurering was nodig omdat er sinds de invoering van de Zesde Richtlijn bijna negentig mutaties hadden plaatsgevonden. 55 Deze mutaties hadden ervoor gezorgd dat de richtlijn ondoorzichtig en moeilijk leesbaar was geworden. 56 Volgens de considerans van de Btw-richtlijn zijn in principe geen materiële wijzigingen doorgevoerd ten opzichte van de Zesde Richtlijn. 57
Paragraaf 2.3.6
Overige Europese invloed op de nationale heffing van btw
Naast richtlijnen zijn er nog twee instrumenten die een grote invloed hebben op de nationale heffing van btw door de lidstaten.
Ten eerste zijn dat verordeningen. Een verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat, 58 dit in tegenstelling tot een richtlijn. Deze laatste kan namelijk ruimte voor interpretatie overlaten aan de lidstaten. Daar dit niet altijd gewenst is, omdat bepaalde bepalingen in het geharmoniseerde btw-stelsel op een gelijke manier dienen worden uitgelegd en toegepast in verschillende lidstaten, is de eerste btw-verordening in 2005 in werking getreden. 59 Een verordening dient derhalve ter uitvoering van bepaalde maatregelen uit de richtlijn. De “BTW-Verordening 2005” is later vervangen door de “BTW51
Art. 138 & 169, onderdeel b, Btw-richtlijn. Art. 2, eerste lid, onderdeel b, Btw-richtlijn. 53 Van Dongen 2007. 54 Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (Btw-richtlijn). 55 Quigley 2007, p. 158. 56 Van Hilten & Van Kesteren 2010, p. 38. 57 Volgens de derde overweging van de considerans van de Btw-Richtlijn. 58 Art. 288 VwEU (Art. 249 ten tijde van het EG-Verdrag). 59 Verordening (EG) nr. 1777/2005 van de Raad van 17 oktober 2005 houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van de Zesde Richtlijn (De BTW-Verordening 2005). 52
9
Hoofdstuk 2
Geschiedenis van de btw in Europa
Verordening 2011”. 60 Deze laatste verordening beoogt de interne markt te bevorderen door vaststelling van gemeenschappelijke maatregelen die moeten leiden tot een grotere eenvormigheid bij de toepassing van het bestaande btw-stelsel. 61 De verordening lijkt meer duidelijkheid te bieden over hoe dienstverrichters om moeten gaan met de vraag in welke lidstaat de door hun verrichte dienst belastbaar is, en daarnaast is het begrip ‘vaste inrichting’ uitgebreid. 62 Naast verordeningen heeft ook de jurisprudentie van het HvJ EU 63 een grote invloed op de nationale heffing van btw in de lidstaten van de EU. Het HvJ EU ziet erop toe dat de btwrichtlijn in alle lidstaten van de EU op dezelfde wijze worden uitgelegd. 64 Een nationale rechter kan het HvJ EU verzoeken om door middel van een prejudiciële beslissing een uitspraak te doen over de uitlegging van een communautaire bepaling of term. 65
Paragraaf 2.4
Ontwikkelingen met betrekking tot het huidige Europese btwstelsel
Op 1 januari 2013 was het twintig jaar geleden dat de fiscale grenzen in de EU zijn verdwenen, en tegelijkertijd het overgangsstelsel werd ingevoerd. Sindsdien bestaat er discussie over de houdbaarheid van dit stelsel, maar deze discussie heeft niet geresulteerd in een ander, definitief stelsel. Mijns inziens zijn belangrijke onderdelen van de discussie enerzijds de mate van eenvoud en anderzijds de mate van fraudegevoeligheid van grensoverschrijdende transacties binnen de EU, die kleven aan dit overgangsstelsel. In deze paragraaf wordt in chronologische volgorde aandacht besteed aan de inspanningen van de EC aangaande het overgangsstelsel, waarbij voornamelijk gekeken zal worden naar de relevante onderdelen voor dit onderzoek, namelijk eenvoud en fraudegevoeligheid. Specifieke documenten afkomstig van de EC met betrekking tot btw-fraude zullen in hoofdstuk vijf en zes worden besproken.
60
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad van 15 maart 2011 houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, PbEG L77/1 van 23 maart 2011 (de BTW-Verordening 2011). 61 Volgens de tweede en de vierde overweging van de considerans van de BTW-Verordening 2011. 62 Merkx 2011. 63 Hof van Justitie van de Europese Unie (voor 1 december 2009: Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (HvJ EG)). 64 Van Dongen 2007. 65 Van Hilten & Van Kesteren 2010, p. 43.
10
Hoofdstuk 2
Paragraaf 2.4.1
Geschiedenis van de btw in Europa
Documenten Europese Commissie voorafgaand aan het Groenboek over het btw-stelsel
Op 22 juli 1996 heeft de EC een algehele hervorming van het gemeenschappelijke btw-stelsel voorgesteld. 66 Eén van de achterliggende gedachten was volgens de EC het versterken van het concurrentievermogen van de Europese economieën in de wereld. De interne markt diende verder geharmoniseerd te worden. De moeilijkheden van het overgangsstelsel zorgden er namelijk voor dat bedrijven hieronder leden, en dit had ook een negatieve uitwerking op consumenten en de belastingadministraties. 67 Daarnaast was de EC van mening dat de gevolgen voor de btw-opbrengsten aanzienlijk waren vanwege de aanname dat het overgangsstelsel gelegenheid gaf tot fraude of belastingontwijking. 68
Een hoofdkenmerk van de voorgestelde hervorming was de afschaffing van elk onderscheid tussen binnenlandse en grensoverschrijdende (binnen de EU) handelingen.
Enerzijds moest een bedrijf al zijn handelingen kunnen administreren op één enkele plaats voor de gehele Gemeenschap (belastingheffing moest plaatsvinden op basis van de ‘fiscale woonplaats’). 69 Deze gedachte doet mij denken aan het één-loket-systeem (zie paragraaf 2.4.3). Anderzijds zou de directe toewijzing van de btw-opbrengsten aan lidstaten worden afgeschaft. 70 De btw-opbrengsten zouden niet meer direct naar de lidstaten toevloeien, maar eerst verzameld worden door de EU. De EC had hiervoor een systeem in gedachten waarbij op statistische basis vastgesteld kon worden op welke manier de herverdeling van de opbrengsten tussen lidstaten zou kunnen plaatsvinden. 71
In 2000 maakte de EC in een mededeling een nieuwe strategie duidelijk om het btw-stelsel te moderniseren, vereenvoudigen en te versterken. 72 Men was namelijk tot de conclusie gekomen dat de Raad 73 weinig vooruitgang had geboekt met de voorstellen van de EC in 1996. De nieuwe strategie moest ervoor zorgen dat het een grotere bijdrage zou leveren aan 66
COM(96)328 def. COM(96)328 def., p.12: Volgens de EC veroorzaakte de overgangsregeling kosten die volgens schattingen van sommige ondernemingen tot 20% van hun totale fiscale kosten konden oplopen. 68 COM(96)328 def., p.13. 69 Oorspronkelijk, bij de voorstellen van de EC in 1987, moest belastingheffing plaatsvinden op basis van de plaats van oorsprong van de prestatie. 70 COM(96)328 def., p. 16. 71 COM(96)328 def., p. 16 & 17. 72 COM(2000)348 def. 73 De Raad van de Europese Unie dient anoniem te beslissen over de invoering van een nieuw btw-stelsel (op grond van art. 113 VwEU). 67
11
Hoofdstuk 2
Geschiedenis van de btw in Europa
legale handelstransacties op de interne markt, en tegelijkertijd een extra toename van gevallen van fraude, vooral carrouselfraude, zou tegengaan. 74 Hoewel de EC opnieuw aangaf dat een btw-stelsel dat is gebaseerd op belastingheffing in de lidstaat van oorsprong de interne markt beter zal laten functioneren, verwachtte zij dat een belangrijke vooruitgang op dit gebied in de nabije toekomst onwaarschijnlijk was. 75 Om die reden stelde de EC een actieprogramma voor de korte termijn voor, met de volgende hoofddoelstellingen: De vereenvoudiging en de modernisering van de bestaande regels, een uniformere toepassing van de huidige bepalingen en een nieuwe uitvoering van de administratieve samenwerking. 76 Voor dit onderzoek is het volgende doel uit deze mededeling interessant: Er moest een herziening komen van de regels inzake de administratieve samenwerking en de wederzijdse bijstand. 77 De toenmalige communautaire rechtsinstrumenten op dit gebied voldeden volgens de EC niet. Verder werd, zoals al eerder is aangehaald, het probleem van grensoverschrijdende fraude, de carrouselfraude, steeds meer zorgwekkend. 78
Drie jaar na de lancering van het actieprogramma vond de EC het tijd om de balans op te maken van de vooruitgang die was geboekt. Ook presenteerde zij opnieuw een mededeling met de nieuwe initiatieven die de EC in de daaropvolgende jaren van plan was te nemen. 79
Ten aanzien van de fiscale verplichtingen kwam de EC tot de conclusie dat er een aantal initiatieven was genomen die de lasten voor Europese ondernemingen hadden verlicht. Het gaat hier om de afschaffing van de fiscaal vertegenwoordiger, 80 de vervulling van fiscale verplichtingen langs elektronische weg en de harmonisatie van factuurvereisten en acceptatie van elektronische facturering. 81 Op het gebied van administratieve samenwerking heeft de Raad, op initiatief van de EC, zijn goedkeuring gegeven aan de richtlijn die ziet op de verbetering van de wederzijdse bijstand bij de invordering van schuldvorderingen.
82
Daarnaast is de administratieve samenwerking op btw-gebied verbeterd door invoering van
74
COM(2000)348 def., p. 5 & 14. COM(2000)348 def., p. 5. 76 COM(2000)348 def., p. 8. 77 COM(2000)348 def., p. 8. 78 COM(2000)348 def., p. 14. 79 COM(2003)614 def. 80 De lidstaten kunnen sindsdien niet langer aan grensoverschrijdende ondernemers binnen de EU de verplichting opleggen een fiscaal vertegenwoordiger aan te wijzen. 81 COM(2003)614 def., p. 4. 82 Richtlijn 2001/44/EG van de Raad van 15.6.2001 (PB L 175 van 28.6.2001). 75
12
Hoofdstuk 2
Geschiedenis van de btw in Europa
een verordening. 83 Ten derde is het Fiscalis-programma 2003-2007, met als doel de administratieve samenwerking tussen lidstaten te verbeteren, goedgekeurd. Ten slotte werden ter bestrijding van de carrouselfraude intensieve werkzaamheden verricht in het SCAC (Permanent Comité inzake administratieve samenwerking). 84 De EC was van mening dat de fraude alleen binnen aanvaardbare grenzen zou kunnen worden gehouden door een steeds verdergaande samenwerking tussen de lidstaten. En indien de carrouselfraude niet in bedwang kon worden gehouden door samenwerking diende er, naar de zienswijze van de EC, op communautair niveau een debat over de toekomst van het gemeenschappelijk btw-stelsel worden gevoerd. 85
Paragraaf 2.4.2
Groenboek van de Europese Commissie
In 2010 was de EC van plan om het btw-stelsel ingrijpend te herzien. 86 Door middel van het Groenboek 87 over de toekomst van de btw wilde zij een debat op gang brengen en vroeg alle betrokkenen hun visie te geven op alle aspecten van het btw-stelsel. 88 Voor mijn onderzoek is een aantal onderdelen van dit Groenboek zeer relevant. Op het gebied van fraudegevoeligheid en eenvoud van grensoverschrijdende transacties kaartte de EC de volgende onderwerpen aan: de btw-behandeling van grensoverschrijdende transacties in de interne markt, derogaties en snel reactievermogen van de EU om te reageren op btw-fraude, bescherming van bonafide bedrijven tegen mogelijke betrokkenheid bij btw-fraude, de wijze waarop btw wordt geïnd, een efficiënte en moderne handhaving van het btw-systeem en de vermindering van administratieve lasten en stroomlijnen van btw-verplichtingen. 89 Naast het aankaarten van deze problemen en het raadplegen van betrokkenen gaf de EC ook zelf mogelijke oplossingen. De voorgestelde oplossingen die in mijn ogen kunnen bijdragen aan een eenvoudiger en tegelijkertijd meer fraudebestendig btw-stelsel zullen worden behandeld in de hoofdstukken vijf en zes van dit onderzoek.
83
Verordening (EG) 1798/2003 van 7.10.2003 (PB L 264 van 15.10.2003). COM(2003)614 def., p. 13: In het SCAC werden intensieve werkzaamheden verricht op het gebied van risicoanalyse, geïnformatiseerde audit en controle ter bestrijding van de carrouselfraude. 85 COM(2003)614 def., p. 24. 86 COM(2010)695 def., p. 4. 87 Een groenboek (green paper) is een document van de EC dat moet uitnodigen tot verdere discussie over mogelijk te ontwikkelen beleid. Groenboeken zijn vaak een opmaat voor concrete voorstellen. 88 COM(2010)695 def. 89 COM(2010)695 def. 84
13
Hoofdstuk 2
Paragraaf 2.4.3
Geschiedenis van de btw in Europa
Reacties en resultaten op het Groenboek van de Europese Commissie
Een jaar nadat de EC het Groenboek over de toekomst van de btw aannam, presenteerde zij haar plannen voor het btw-stelsel in een mededeling. 90 Ondertussen waren ruim 1700 reacties binnengekomen van bedrijven, academici, burgers en belastingautoriteiten. Opmerkelijk is dat de EC niet langer vasthoudt aan de doelstelling om uiteindelijk tot een definitief btw-stelsel dat is gebaseerd op het oorsprongbeginsel te komen. Zij heeft zich hier de afgelopen 15 jaar namelijk steeds sterk voor gemaakt. De EC vermeldt echter dat lidstaten hebben aangegeven dat deze doelstelling politiek onhaalbaar is. 91
Het stelsel dat de EC in de mededeling voor ogen heeft is een eenvoudig, efficiënt en neutraal en
daarnaast
solide
en
fraudebestendig
btw-stelsel,
dat
is
gebaseerd
op
het
bestemmingsbeginsel. 92 Voor dit onderzoek zijn de onderdelen aangaande een eenvoudig én een fraudebestendig btw-stelsel relevant.
Met betrekking tot een eenvoudig btw-stelsel is de EC van plan het huidige systeem op een aantal onderdelen te wijzigen. Allereerst heeft het één-loket-systeem hoge prioriteit. 93 Op dit moment is het één-loket-systeem van toepassing voor aanbieders van langs elektronische weg verrichte diensten die zijn gevestigd in een land buiten de EU. In 2015 zal dit systeem ook van toepassing zijn voor aanbieders (gevestigd in de EU) van telecommunicatie-, omroep- en elektronische diensten aan eindverbruikers in de EU. 94 Een dienstverrichter doet één aangifte van alle in de EU verschuldigde btw in zijn lidstaat van vestiging of in een lidstaat naar keuze (als de dienstverrichter buiten de EU is gevestigd) indien het één-loket-systeem van toepassing is. 95 De EC is van plan dit concept vanaf 2015 te verruimen. 96 De plannen met betrekking tot het één-loket-systeem tonen gelijkenissen met hetgeen over dit onderwerp al voorgesteld werd door de EC in 1996 (zie paragraaf 2.4.1).
De EC geeft daarnaast aan dat zij in 2013 zal voorstellen dat er in alle talen een gestandaardiseerde btw-aangifte beschikbaar moet zijn waarvan ondernemers in de gehele EU 90
COM(2011)851 def. COM(2011)851 def., p. 5. 92 COM(2011)851 def., p. 6. 93 COM(2011)851 def., p. 7. 94 COM(2011)851 def., p. 7 & 8. 95 Merkx 2012. 96 COM(2011)851 def., p. 8. 91
14
Hoofdstuk 2
Geschiedenis van de btw in Europa
gebruik kunnen maken. 97 Het standaardiseren van de btw-aangifte is mijns inziens een goede zaak omdat de administratieve lasten van bedrijven hierdoor zullen afnemen. Tevens is de EC van plan de standaardisering uit te breiden naar andere btw-verplichtingen zoals registratie, facturering en bewijsmateriaal ter rechtvaardiging van een vrijstelling of de verlegging. 98
Met betrekking tot een fraudebestendig btw-stelsel geeft de EC aan in 2012 een voorstel te doen voor een snel reactiemechanisme. 99 Met behulp van dit mechanisme kunnen lidstaten onmiddellijk maatregelen treffen indien fraude wordt geconstateerd (zie paragraaf 6.5). Volgens de EC zijn de huidige procedures niet flexibel genoeg om een snelle en gepaste reactie te garanderen. 100
Verder zal de EC de maatregelen die zij de afgelopen jaren heeft genomen ter bestrijding van fraude onderzoeken en indien nodig zullen er nieuwe initiatieven worden genomen. 101 De EC is voorstander van het delen van succesvolle benaderingen tussen lidstaten. 102 Zij heeft het dus niet zozeer over een gezamenlijke aanpak maar om een aanpak waarbij de uitwisseling van werkmethoden centraal staat.
Tenslotte vestigt de EC de aandacht op een alternatieve wijze waarop btw wordt geïnd en gecontroleerd. 103 Een vergelijkbare wijze zal de revue passeren in hoofdstuk zes van dit onderzoek.
Paragraaf 2.5
Samenvatting en conclusies
Door middel van richtlijnen, verordeningen en Europese jurisprudentie is de oorspronkelijke nationale heffing van omzetbelasting getransformeerd tot een geharmoniseerde heffing van btw in de EU. Daarnaast zijn de fiscale grenzen vanaf 1993 verdwenen en vinden er bij een grensoverschrijdende btw-levering van goederen een intracommunautaire levering en een intracommunautaire verwerving plaats. Het huidige Europese btw-stelsel staat ook bekend als het overgangsstelsel.
97
COM(2011)851 def., p. 9. COM(2011)851 def., p. 9. 99 COM(2011)851 def., p. 13; De EC heeft dit voorstel ondertussen ingediend, namelijk op 31 juli 2012; zie COM(2012)428 final. 100 COM(2011)851 def., p. 13. 101 COM(2011)851 def., p. 13. 102 COM(2011)851 def., p. 14. 103 COM(2011)851 def., p. 14. 98
15
Hoofdstuk 2
Geschiedenis van de btw in Europa
Onder andere op het gebied van fraudegevoeligheid én eenvoud bij grensoverschrijdende transacties voldoet het stelsel volgens de EC en de naar aanleiding van het Groenboek geraadpleegde personen en instanties niet meer. Dit komt mede doordat de manier waarop handel wordt gedreven in de EU sterk is veranderd. In het verleden heeft de EC dan ook veel voorstellen gedaan om het btw-stelsel beter te laten functioneren.
In het volgende hoofdstuk zal uitgebreid worden stilgestaan bij de behandeling van grensoverschrijdende btw-transacties binnen de EU. De administratieve verplichtingen aangaande deze transacties hebben grote gevolgen voor het bedrijfsleven en de belastingautoriteiten. Het hoofdstuk is belangrijk om later in het onderzoek op zoek te gaan naar oplossingen om het Europese btw-stelsel voor grensoverschrijdende transacties eenvoudiger en meer fraudebestendig te maken.
16
Hoofdstuk 3
Grensoverschrijdende transacties binnen de EU
HOOFDSTUK 3 GRENSOVERSCHRIJDENDE TRANSACTIES BINNEN DE EU
Paragraaf 3.1
Inleiding
Het handelsverkeer tussen Europese lidstaten bestaat uit de leveringen van goederen en het verrichten van diensten. Een groot deel van deze leveringen en diensten vormen een belastbaar feit op grond van de Btw-richtlijn. Door middel van de plaats-van-levering en de plaats-van-dienst regels voor de btw wordt bepaald in welke lidstaat zich een belastbaar feit voordoet en welke lidstaat gerechtigd is btw te heffen. In deze paragraaf wordt de werking van grensoverschrijdende btw-transacties binnen de EU toegelicht en daarnaast worden de btw-gevolgen van deze transacties behandeld.
Om enig idee te krijgen van de totale waarde van alle leveringen en diensten binnen de EU, en vanuit de lidstaten naar andere landen in de wereld, is onderstaand figuur weergegeven. 104 De gegevens hebben betrekking op het jaar 2011.
Figuur 3.1 4000 Miljarden euro's
3500 3000 2500 2000
Uitgaande diensten
1500
Uitgaande goederenleveringen
1000 500 0 Binnen de EU
Naar de rest van de wereld 2011
Paragraaf 3.2
Goederenverkeer
Leveringen van goederen kunnen worden onderverdeeld in twee soorten leveringen. De eerste is de levering van een goed door een ondernemer aan een andere ondernemer. Deze transactie wordt een business-to-business (B2B) levering genoemd. Levert een ondernemer aan een 104
Figuur 3.1 is opgesteld aan de hand van gegevens die afkomstig zijn van Eurostat, het bureau van de statistiek van de EU, gevestigd in Luxemburg: http://epp.eurostat.ec.europa.eu/portal/page/portal/eurostat/home (Voor het laatst geraadpleegd op 1-12-2012).
17
Hoofdstuk 3
Grensoverschrijdende transacties binnen de EU
particulier, dan is sprake van een business-to-consumer (B2C) levering. De behandeling van deze laatste transactie wordt in dit onderzoek buiten beschouwing gelaten.
Paragraaf 3.2.1
Intracommunautaire levering
De lidstaten dienen op grond van art. 138 Btw-richtlijn de intracommunautaire levering vrij te stellen. Lid 1 omschrijft de definitie van deze levering. De intracommunautaire levering is van toepassing indien een ondernemer goederen levert 105 aan een andere ondernemer of aan een niet-belastingplichtige rechtspersoon 106 die als zodanig handelt, en deze afnemer is gevestigd in een andere lidstaat. Bovendien dienen de goederen, door of voor rekening van de leverancier of de afnemer, te worden verzonden of vervoerd naar een andere lidstaat. Naast de vrijstelling heeft de leverancier, die de presterende ondernemer is, recht op aftrek van voorbelasting. 107 Overigens passen sommige lidstaten, waaronder Nederland, het nultarief toe op een intracommunautaire levering, 108 waarmee hetzelfde effect wordt bereikt als bij een vrijstelling met recht op aftrek.
Paragraaf 3.2.2
Bewijslast bij een intracommunautaire levering
Om de vrijstelling (en het recht op aftrek van voorbelasting) van toepassing te laten zijn dient de intracommunautaire levering derhalve aan twee voorwaarden te voldoen: de goederen moeten zijn geleverd aan een andere ondernemer of aan een nietbelastingplichtige rechtspersoon die als zodanig handelt, en deze afnemer is gevestigd in een andere lidstaat. de goederen moeten, door of voor rekening van de leverancier of de afnemer, zijn verzonden of vervoerd naar een andere lidstaat.
De meest gebruikelijke manier om aan de eerste voorwaarde te voldoen is dat de leverancier een geldig btw-identificatienummer van zijn afnemer op de aangifte vermeldt. De leverancier dient dit nummer te achterhalen en vervolgens te controleren op geldigheid. Om het btwidentificatienummer van een afnemer te toetsen kunnen leveranciers gebruik maken van het
105
Op grond van art. 14, eerste lid, Btw-richtlijn wordt als ‘levering van goederen’ beschouwd, de overdracht of overgang van de macht om als eigenaar over een lichamelijke zaak te beschikken. 106 Rechtspersonen, die geen ondernemer zijn voor de btw, kunnen onder bepaalde omstandigheden toch een btw-identificatienummer hebben en worden op deze wijze gelijk behandeld met ‘gewone’ ondernemers voor de btw. 107 Art. 169, onderdeel b, Btw-richtlijn. 108 Op grond van art. 9, tweede lid, onderdeel b en Tabel II, post a.6, Wet OB 1968.
18
Hoofdstuk 3
Grensoverschrijdende transacties binnen de EU
VAT Information Exchange System (VIES). 109 Indien de leverancier twijfelde over de geldigheid van het nummer kon men voorheen dit nummer ook nog controleren bij de belastingdienst van de eigen lidstaat. 110 Vanaf 1 oktober 2012 is uitsluitend het VIES beschikbaar om de geldigheid van een btw-identificatienummer te controleren. 111 Op de website van het VIES geeft de EC aan dat aan het VIES geen rechten kunnen worden ontleend.
Het HvJ EU heeft onlangs het arrest VSTR gewezen waaruit blijkt dat de belastingdienst van een lidstaat niet automatisch de vrijstelling 112 mag weigeren indien de leverancier geen geldig btw-identificatienummer van zijn afnemer op de aangifte vermeldt. 113 Wanneer de leverancier te goeder trouw handelend en na alles te hebben gedaan dat redelijkerwijs van hem kan worden verlangd, het btw-identificatienummer niet kan opgeven en bovendien aanwijzingen verstrekt waaruit op afdoende wijze kan blijken dat de afnemer een ondernemer is die bij de betrokken handeling als zodanig handelt, mag de lidstaat de vrijstelling niet weigeren. Daarnaast heeft het HvJ EU met het arrest Mecsek-Gabona geconcludeerd dat de leverancier niet verplicht is btw te betalen op de enkele grond dat het btw-identificatienummer van de afnemer met terugwerkende kracht door een lidstaat is geschrapt. 114 Ik ben het volledig met Grandcolas 115 eens, dat de verschillen in structuur met betrekking tot de btw-identificatienummers, ertoe kan leiden dat er verwarring optreedt bij zowel ondernemers als belastingautoriteiten. Zo verschilt onder andere het aantal getallen waar dit nummer uit bestaat per lidstaat. 116
Naast het voldoen aan de eerste voorwaarde dient de leverancier het vervoer naar een andere lidstaat aan te tonen. Aan de hand van jurisprudentie van het HvJ EU is de verdeling van de bewijslast duidelijker geworden. Uit het arrest Teleos Plc blijkt dat de leverancier geen 109
Te raadplegen via: http://ec.europa.eu/taxation_customs/vies/ Vervaet & Van Den Oetelaar 2011, p.14. 111 Zie nieuwsbericht Nederlandse Belastingdienst via: http://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/bldcontentnl/themaoverstijgend/nieuws/120910_een_adres_voo r_controle_btw-identificatienummers (Voor het laatst geraadpleegd op 5-4-2013). 112 In deze (Duitse) zaak ging het niet om het toepassen van de vrijstelling maar om het nultarief. Duitsland past (evenals Nederland) het nultarief toe op een intracommunautaire levering, waarmee hetzelfde effect wordt bereikt als bij een vrijstelling met recht op aftrek. 113 HvJ EU 27 september 2012, zaak C-587/10, NTFR 2012/2402, (VSTR). 114 HvJ EU 6 september 2012, zaak C-273/11, LJN BX8044, (Mecsek-Gabona). 115 Grandcolas 2008. 116 Zie Question 11 van de Frequently Asked Questions (FAQ) op de website van het VIES: http://ec.europa.eu/taxation_customs/vies/faq.html (Voor het laatst geraadpleegd op 5-4-2013). 110
19
Hoofdstuk 3
Grensoverschrijdende transacties binnen de EU
naheffing ontvangt indien de documenten waarmee het vervoer is aangetoond achteraf vals blijken te zijn, maar hij te goeder trouw heeft gehandeld. 117 Eveneens mag geen vrijstelling ten aanzien van een intracommunautaire levering worden geweigerd op het moment dat het bewijs voor een dergelijke levering niet op tijd is geleverd, dit volgt uit het arrest Albert Colleé. 118 Uit het arrest Twoh International BV valt af te leiden dat de bewijslast volledig bij de leverancier ligt en een lidstaat niet verplicht is om de lidstaat van aankomst van de goederen om inlichtingen te verzoeken. 119 Deze recente arresten tonen aan dat er nog altijd veel onduidelijkheid bestaat aangaande de verdeling van de bewijslast ten aanzien van het aantonen van het vervoer naar een andere lidstaat.
Naast het op de hoogte zijn van de verdeling van de bewijslijst met betrekking tot het aantonen van vervoer naar een andere lidstaat is het voor ondernemers en de belastingautoriteiten van belang om te weten welke bewijsdocumenten toereikend zijn voor de toepassing van de vrijstelling. Omdat hierover in de Btw-Richtlijn geen nadere bepalingen te vinden zijn biedt nationale wetgeving en jurisprudentie hiervoor uitsluitsel. Indien Nederland als voorbeeld wordt genomen wordt duidelijk dat het bewijs uit boeken en bescheiden moet blijken.
120
De HR oordeelde in 2003 dat facturen, CMR-vrachtbrieven, pakbonnen,
betalingsbewijzen en kopiefacturen waarop voor ontvangst is getekend, toereikend zijn voor het te leveren bewijs. 121
Paragraaf 3.2.3
Intracommunautaire verwerving
De tegenhanger van de intracommunautaire levering is de intracommunautaire verwerving. Op grond van art. 2 lid 1 onderdeel b Btw-richtlijn vormt de intracommunautaire verwerving een belastbare prestatie voor de btw. De plaats van deze verwerving is volgens de hoofdregel de plaats waar de goederen zich bevinden op het tijdstip van aankomst van de verzending of van het vervoer naar de afnemer. 122 De afnemer verwerft de goederen en is btw tegen het voor die goederen geldende tarief verschuldigd. 123 Per saldo draagt de afnemer in veel gevallen
117
HvJ EG 27 september 2007, zaak C-409/04, LJN BB5910 (Teleos Plc). HvJ EG 27 september 2007, zaak C-146/05, LJN BB5911, (Albert Colleé). 119 HvJ EG 27 september 2007, zaak C-184/05, LJN BB6670, (Twoh International). 120 Art. 12, eerste lid, Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968. 121 HR 18 april 2003, nr. 37 790, BNB 2003/267. 122 Art. 40 Btw-richtlijn. 123 Art. 2, eerste lid, onderdeel b, Btw-richtlijn. 118
20
Hoofdstuk 3
Grensoverschrijdende transacties binnen de EU
geen btw af omdat hij op basis van art. 168 onderdeel c Btw-richtlijn recht op aftrek van voorbelasting heeft. 124
Nu de werking van een grensoverschrijdende goederentransactie in de EU is uiteengezet volgt een voorbeeld van een dergelijke transactie. Hetgeen hiervoor is besproken is echter niet bij elke grensoverschrijdende goederentransactie van toepassing, er bestaan namelijk uitzonderingen en speciale regels. Indien nodig zullen deze later in dit onderzoek besproken worden.
In het volgende voorbeeld wordt een eenvoudige grensoverschrijdende goederentransactie in de EU nagebootst. Een ondernemer met een fabriek in Frankrijk (Ondernemer A) levert stoelen voor 100 euro (exclusief btw) aan een ondernemer met een warenhuis in Spanje (Ondernemer B), ook regelt Ondernemer A voor deze prijs het vervoer naar Spanje.
Figuur 3.2 Voorbeeld grensoverschrijdende goederentransactie binnen de EU:
124
Ervan uitgaande dat de afnemende ondernemer alleen btw-belaste prestaties verricht.
21
Hoofdstuk 3
Paragraaf 3.3
Grensoverschrijdende transacties binnen de EU
Dienstenverkeer tussen de lidstaten
Net als bij de levering van goederen kan het verrichten van een dienst worden onderverdeeld in twee soorten diensten. Het verrichten van een dienst van de ene ondernemer aan de andere ondernemer wordt een B2B-dienst genoemd. De dienst verricht aan een particulier staat bekend als een B2C-dienst. De behandeling van deze laatste dienst wordt in dit onderzoek buiten beschouwing gelaten.
Art. 2 lid 1 onderdeel d Btw-richtlijn bepaalt dat een dienst die in een lidstaat door een belastingplichtige voor de btw onder bezwarende titel wordt verricht, een belastbaar feit is voor de btw. Vervolgens is in art. 24 lid 1 Btw-richtlijn omschreven wat een dienst voor btwdoeleinden is. Dit is elke handeling die geen levering van goederen is.
Om na te gaan waar een dienst wordt verricht, om aldus te achterhalen in welke lidstaat de dienst belastbaar is, wordt er gekeken naar de plaats-van-dienst-regels als opgenomen in art. 43 t/m 59 ter. Btw-richtlijn. Op grond van de hoofdregel worden diensten die worden verricht aan andere ondernemers belast in het land waar de afnemer de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd. 125 Indien een dienst wordt verricht aan een vaste inrichting van de andere ondernemer, dan geldt als plaats van dienst de plaats waar deze vaste inrichting is gevestigd.
Ook bij het dienstenverkeer tussen ondernemers in verschillende lidstaten zijn er uitzonderingen en speciale regels. Indien nodig zullen deze later in dit onderzoek worden besproken.
De ondernemer, die een dienst verricht aan een andere ondernemer (of aan een voor btwdoeleinden geïdentificeerde niet-belastingplichtige rechtspersoon) die in een andere lidstaat is gevestigd, hoeft deze afnemer geen btw in rekening te brengen. 126 Op de uitgaande factuur vermeldt de dienstverrichter vervolgens dat de btw wordt geheven van de afnemer, omdat de verleggingsregeling geldt indien de hoofdregel van toepassing is. Art. 196 Btw-richtlijn bepaalt namelijk dat de btw in dit geval verschuldigd is door de afnemer van de dienst. Deze afnemer heeft recht op aftrek van voorbelasting op basis van art. 168 onderdeel a Btw-richtlijn indien de dienst wordt gebruikt voor de belaste handelingen van de ondernemer. 125 126
Art. 44 Btw-richtlijn. Op grond van art. 196 Btw-richtlijn.
22
Hoofdstuk 3
Grensoverschrijdende transacties binnen de EU
In het volgende voorbeeld wordt een eenvoudige grensoverschrijdende dienst binnen de EU nagebootst. Een ondernemer met een bouwadviesbureau in Duitsland (Ondernemer A) verricht een adviesdienst voor 100 euro (exclusief btw) aan een ondernemer met een ontwerpbureau in Zweden (Ondernemer B).
Figuur 3.3 Voorbeeld grensoverschrijdende dienst binnen de EU:
Paragraaf 3.4
Overige administratieve verplichtingen
Om het btw-identificatienummer van een afnemer te toetsen kunnen leveranciers gebruik maken van het VIES. Dit systeem wordt door lidstaten gebruikt als administratief controlestelsel. Leveranciers zijn namelijk verplicht om periodiek opgave te doen van de intracommunautaire leveringen per btw-identificatienummer, dit wordt ‘listing’ genoemd. 127 Met behulp van de gegevens die door de leveranciers worden verschaft, kunnen lidstaten de intracommunautaire leveringen en verwervingen in de btw-aangiften ‘matchen’. Per 1 januari 127
De listing-plicht bestaat op grond van art. 262 Btw-richtlijn.
23
Hoofdstuk 3
Grensoverschrijdende transacties binnen de EU
2010 dienen ook dienstverrichters periodiek een lijst in te dienen waarop zij de diensten vermelden waarvan heffing naar de afnemer in een andere lidstaat is verlegd. 128 Door dit listing-systeem kunnen opgegeven intracommunautaire leveringen en diensten “gematcht” worden met respectievelijk de in een lidstaat opgegeven intracommunautaire verwervingen en de diensten waarbij sprake was van verlegging. 129
Naast de listing-verplichting hebben internationaal opererende ondernemingen te maken met verschillende manieren waarop de administratieve verplichtingen dienen te worden vervuld. De oorzaak hiervan ligt in het feit dat deze verplichtingen in de Btw-richtlijn zijn gedefinieerd in ruime termen. 130 Alleen de btw-aangifte wordt hierop wellicht een uitzondering dankzij de voornemens van de EC. 131 Verder heeft een internationaal opererende onderneming met meerdere belastingautoriteiten te maken en dit kan taalproblemen opleveren. Dit alles zorgt ervoor dat de administratieve lasten van het huidige btw-stelsel met betrekking tot grensoverschrijdende transacties binnen EU voor ondernemingen zwaar zijn. Overigens kan de administratieve lastendruk bij bijvoorbeeld grensoverschrijdende ketentransacties, afhaaltransacties, of leveringen aan particulieren, nog groter zijn. 132
Deze paragraaf zou niet compleet zijn zonder te vermelden dat op 1 januari 2013 de zogenoemde factureringsrichtlijn in werking is getreden. 133 Door deze richtlijn zal een verdergaande harmonisatie in de EU plaatsvinden op het gebied van facturering, waardoor administratieve lasten voor ondernemers zullen verminderen. Met deze richtlijn heeft de richtlijngever onder andere nagestreefd dat de papieren en de elektronische factuur gelijk worden behandeld. 134 Verder is duidelijk bepaald van welke lidstaat de factureringsregels van toepassing zijn, en daarnaast is het door de invoering van de richtlijn mogelijk gemaakt vereenvoudigde facturen uit te reiken. 135
128
Op grond van Art. 262, lid c, Btw-Richtlijn. Wolf 2005. 130 Lejeune, Daou & De Maeijer 2012. 131 Zie paragraaf 2.4.3. 132 Zie Grandcolas 2008, p.131 t/m 135. 133 Richtlijn 2010/45/EU van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat de factureringsregels betreft, PB L189. 134 Beelen e.a. 2012, hoofdstuk OB.6.4.3.H Factureringsregels per 1 januari 2013. 135 Beelen e.a. 2012, hoofdstuk OB.6.4.3.H Factureringsregels per 1 januari 2013. 129
24
Hoofdstuk 3
Paragraaf 3.5
Grensoverschrijdende transacties binnen de EU
Samenvatting en conclusies
In dit hoofdstuk is onderzocht hoe grensoverschrijdende btw-transacties en de daaraan verbonden administratieve lasten in de EU er precies uitzien.
Allereerst is de werking van grensoverschrijdende goederenleveringen en de administratieve lasten voor ondernemers ten aanzien van deze leveringen beschreven. Daaruit is gebleken dat ondernemers ten aanzien van de intracommunautaire levering recht hebben op een vrijstelling en recht op aftrek indien voldaan wordt aan twee voorwaarden. Het moet gaan om goederen die geleverd zijn aan een andere ondernemer 136 die in een andere lidstaat is gevestigd én de goederen moeten, door of voor rekening van de leverancier of de afnemer, zijn verzonden of vervoerd naar een andere lidstaat. In de praktijk blijkt dat in bepaalde gevallen de administratieve lasten hoog zijn omdat soms niet precies duidelijk is hoe de presterende ondernemer aan zijn verplichtingen moet voldoen. Jurisprudentie van het HvJ EU heeft de laatste jaren wel meer duidelijkheid gebracht.
Voor de afnemer van de goederen zijn de administratieve lasten aanzienlijk lager. Deze verricht in veel gevallen een intracommunautaire verwerving in de lidstaat waar de goederen aankomen en is btw verschuldigd tegen het tarief van die lidstaat. Per saldo draagt deze ondernemer vaak geen btw af op de aangifte omdat er een recht van aftrek van voorbelasting bestaat indien de goederen gebruikt worden voor btw-belaste prestaties.
Vervolgens zijn de werking van grensoverschrijdende diensten en de administratieve lasten voor ondernemers ten aanzien van deze diensten bestudeerd. In veel geval is de afnemer van een grensoverschrijdende dienst in de EU btw verschuldigd omdat de verleggingsregeling van toepassing is. Deze afnemer heeft recht op aftrek van voorbelasting indien de dienst wordt gebruikt voor de belaste handelingen van de ondernemer.
Zowel leveranciers van goederen als dienstverrichters hebben te maken met listingverplichtingen. Men dient periodiek bij te houden met wie grensoverschrijdende transacties zijn bedreven en wat de omvang van de transacties zijn geweest.
136
Of aan een niet-belastingplichtige rechtspersoon die als ondernemer handelt.
25
Hoofdstuk 3
Grensoverschrijdende transacties binnen de EU
Mijns inziens zijn de administratieve lasten ten aanzien van grensoverschrijdende transacties in een aantal gevallen hoog. Het is voor de algehele bedrijvigheid en welvaart in de EU geen goed signaal dat sommige ondernemers, vanwege de administratieve lasten, liever handel bedrijven met ondernemingen die zijn gevestigd buiten de EU dan met ondernemingen die binnen de EU zijn gevestigd. 137
Het is in mijn visie toe te juichen dat per 1 januari 2013 de zogenoemde factureringsrichtlijn in werking is getreden. Naar alle waarschijnlijk zullen de lasten voor ondernemers afnemen omdat er verdere harmonisatie in de EU zal plaatsvinden op het gebied van facturering.
Later in dit onderzoek zal worden onderzocht hoe de eenvoud met betrekking tot grensoverschrijdende btw-transacties binnen de EU kan toenemen. Eerst zal in het volgende hoofdstuk gekeken worden naar de zogenoemde carrouselfraude. Onderzocht zal worden hoe deze vorm van btw-fraude werkt en op welke manier er in de EU wordt geprobeerd de schade hiervan te minimaliseren.
137
COM(2011)851 def., p. 4.
26
Hoofdstuk 4
Fraude met grensoverschrijdende btw-transacties
HOOFDSTUK 4 FRAUDE MET GRENSOVERSCHRIJDENDE BTWTRANSACTIES Paragraaf 4.1
Inleiding
De afgelopen jaren zijn door de EC en de lidstaten veel inspanningen verricht om fraude met grensoverschrijdende btw-transacties te reduceren. Het gaat hier om de zogenoemde carrouselfraude die haar oorzaak vindt in het btw-systeem waarvan grensoverschrijdende transacties onderdeel uitmaken. In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de kenmerken, oorzaken, meest voorkomende vormen en de schadelijke gevolgen van deze fraude. Daarnaast komt de bestrijding van carrouselfraude aan bod.
Paragraaf 4.2
Carrouselfraude
Intracommunautaire btw-fraude (hierna: carrouselfraude), is een fraudevorm waarbij fraudeurs in de EU gebruik maken van de vrijstelling die geldt voor intracommunautaire leveringen 138 en/of de verleggingsregeling die bij grensoverschrijdende diensten binnen de EU van toepassing kan zijn. Dezelfde partijen, waaronder één of meerdere ‘ploffer(s)’ 139 en één of meerdere bonafide ondernemers, leveren en kopen herhaaldelijk dezelfde goederen of diensten 140 terwijl de ‘ploffer(s)’ wel btw in rekening brengt/brengen aan zijn afnemer(s) maar deze vervolgens opzettelijk niet afdraagt/afdragen aan de belastingautoriteiten.
In de volgende afbeelding wordt een eenvoudige vorm van carrouselfraude met goederen weergegeven:
138
Doordat de intracommunautaire levering van toepassing is hoeft een afnemer (in het geval van carrouselfraude de ‘ploffer’) geen btw te betalen aan zijn leverancier. 139 Met een ploffer wordt een ondernemer bedoeld die onvindbaar probeert te blijven voor de belastingautoriteiten. Een ploffer wordt ook wel een ‘missing trader’ genoemd. In Engelstalige documenten wordt carrouselfraude dan ook vaak vervangen door ‘missing trader intra-community fraud’ (MTIC-fraud). 140 Grensoverschrijdende diensten kunnen ook worden gekocht zonder btw te betalen aan de dienstverrichter. Op grond van art. 44 Btw-richtlijn is de plaats van dienst namelijk gelegen in de lidstaat waar de ontvanger van de dienst is gevestigd, vervolgens vindt er verlegging plaats op grond van art. 196 Btw-richtlijn, waardoor de ontvanger van de dienst btw is verschuldigd.
27
Hoofdstuk 4
Fraude met grensoverschrijdende btw-transacties
Figuur 4.1
Paragraaf 4.2.1
Geschiedenis
Carrouselfraude vindt waarschijnlijk haar oorsprong in de jaren zeventig van de vorige eeuw. In dat decennium werd deze vorm van fraude voor de eerste keer ontdekt in Nederland. 141 Dankzij de ‘Benelux-regeling’, 142 bestond een systeem waarbij voor alle ondernemers in de Benelux een ‘verleggingsregeling bij invoer’ werd toegepast voor goederen die uit een ander land in de Benelux werden ingevoerd. 143 Op deze manier konden goederen vrij van btw worden gekocht en vervolgens verkochten fraudeurs de goederen, inclusief btw, door aan binnenlandse afnemers. Door het niet afdragen van deze btw aan de belastingautoriteiten en het steeds overdoen van dezelfde transacties was de carrouselfraude in Europa een feit. Deze 141
Wolf 2010b, p.33. Zie Braun & Koubia 2007, voetnoot 12: Dit systeem werd ingevoerd op 1 januari 1971 met het oog op de eenmaking van het Benelux douanegebied per 1 februari 1971. 143 Braun & Koubia 2007; Wolf 2010b, p. 38. 142
28
Hoofdstuk 4
Fraude met grensoverschrijdende btw-transacties
fraude, die plaatsvond voordat het ‘overgangsstelsel’ van toepassing werd, werd onder andere gepleegd met videorecorders. 144
De carrouselfraude explodeerde toen de fysieke grenzen in 1993 binnen de EU werden afgeschaft. 145 Vanaf dat moment konden goederen afkomstig uit iedere andere lidstaat vrij van btw worden verkocht. Bovendien was het voor nationale belastingautoriteiten lastig om carrouselfraude in een vroege fase te detecteren vanwege het grensoverschrijdende karakter van de fraude. 146
In principe kunnen carrousels worden opgezet met alle soorten goederen. Fraudeurs geven echter de voorkeur aan goederen die klein van omvang en daarnaast licht zijn, maar het meest belangrijke is dat zij een hoge waarde vertegenwoordigen. 147 Als de goederen tevens eenvoudig verhandelbaar zijn kunnen in een korte periode grote bedragen aan btw worden verdiend. 148 Enkele bekende voorbeelden van soorten goederen waarmee carrouselfraude is gepleegd zijn mobiele telefoons en computerchips. 149 Er zijn echter ook fraudegevallen bekend van goederen waarbij het minder snel wordt verwacht, zoals pannen en autobanden. 150
Naast carrouselfraude met goederen, waren reeds in 1996 gevallen bekend waar helemaal geen goederen bij de transacties waren betrokken, er bestond alleen een stroom facturen waarop fictieve goederen stonden vermeld. 151 Op deze manier kon nog makkelijker worden gefraudeerd, omdat geen goederen dienden te worden ingekocht en verzonden.
Rond 2006 verlegden fraudeurs hun werkzaamheden naar het plegen van carrouselfraude met eenvoudig verhandelbare diensten. 152 De meest omvangrijke fraude werd ontdekt in de handel van emissierechten. 153 Emissierechten, vergunningen voor de uitstoot van een bepaalde hoeveelheid broeikasgas, zijn vrij verhandelbaar en bij de inkoop van een dergelijk recht in
144
Nieuwenhuizen 2006. Amand & Boucquez 2011. 146 Amand & Boucquez 2011. 147 Nieuwenhuizen 2006. 148 Wolf 2012b, p.41. 149 Toet 2012. 150 Braun & Koubia 2007. 151 Tweede Kamer, vergaderjaar 1996-1997, Aanhangsel 255 B. Samenvatting WODC-rapport, brief 2 oktober 1996, V-N 1996/4794, 25. 152 Ainsworth 2011. 153 Wolf 2012b. 145
29
Hoofdstuk 4
Fraude met grensoverschrijdende btw-transacties
een andere lidstaat is de heffing van btw verlegd naar de afnemer. 154 Door de mogelijkheid om dit recht vrij van btw te krijgen ontstaat een situatie waar carrouselfraude tot stand kan komen. Fraudeurs kunnen het product met btw verkopen aan binnenlandse leveranciers en vervolgens de ontvangen btw niet afdragen aan de belastingautoriteiten. De keuze van fraudeurs om met emissierechten te handelen is gelegen in het feit dat emissierechten niet worden getransporteerd (maar bijgeschreven op een rekening), een hoge waarde vertegenwoordigen en dat deze via elektronische beurzen kunnen worden verhandeld. 155 Om deze vorm van carrouselfraude te plegen is het gebruik maken van een laptop voldoende. 156
In de loop der jaren zijn meer ingewikkelde structuren gebruikt om carrouselfraude te plegen dan de structuur die te zien is in paragraaf 4.2. Het doel hiervan is dat de fraude zo laat mogelijk door de belastingautoriteiten wordt ontdekt. Zo wordt er in de transactieketen ook gebruikt gemaakt van zogenoemde bufferbedrijven. Dit zijn bedrijven die op een legitieme wijze dezelfde producten verhandelen om de transactieketen minder zichtbaar te maken voor de belastingautoriteiten en zij worden geplaatst tussen de ondernemer die de producten uit een andere lidstaat inkoopt (Ondernemer B uit het voorbeeld op p. 28) en de ondernemer (Ondernemer C uit het voorbeeld op p. 28) die het product aan het einde van keten weer verkoopt aan een ondernemer in een andere lidstaat. Er is een fraudezaak bekend waarbij zelfs tweehonderd bufferbedrijven werden ontdekt. 157 In de meeste gevallen zijn de bufferbedrijven zich ervan bewust dat zij betrokken zijn bij carrouselfraude. 158 De enige reden dat deze bedrijven zich in de transactieketen bevinden, is dat belastingautoriteiten minder snel ontdekken dat er sprake is van een carrousel, vanwege het aantal transacties dat plaatsvindt tussen meerdere partijen.
Paragraaf 4.2.2
Schadelijke gevolgen
De schadelijke gevolgen van carrouselfraude zijn te verdelen in een aantal onderdelen. Deze onderdelen worden in deze paragraaf besproken.
154
Wolf 2012b. Wolf 2012b. 156 Ainsworth 2011. 157 Efstratios 2012, p. 42. 158 COM(2004)260 def., p. 6. 155
30
Hoofdstuk 4
Fraude met grensoverschrijdende btw-transacties
Als gevolg van carrouselfraude lopen de lidstaten en de EU 159 btw-inkomsten mis. 160 Het kan niet exact worden berekend hoeveel inkomsten worden misgelopen door carrouselfraude omdat niet alle fraudezaken worden ontdekt. De schattingen over de totale misgelopen btwinkomsten lopen in de literatuur uiteen en zijn naar mijn mening niet voldoende onderbouwd. Vaak wordt er verwezen naar het Reckon-rapport 161 waarin is onderzocht hoeveel de totale schade van niet-geïnde btw-inkomsten voor lidstaten is. In dit rapport wordt echter niet specifiek over carrouselfraude gesproken. Af en toe komen er toch redelijk betrouwbare cijfers naar buiten over de omvang van schade door carrouselfraude. Zo schatte de EC dat de schade in 2000 al 8 miljard euro voor de gehele EU bedroeg. 162 Jaren later deden ook individuele lidstaten een poging om de schade voor hun land te berekenen. In Nederland ging het in de jaren 2003-2007 en 2008-2011 om achtereenvolgens 131 miljoen (minimaal) en 39 miljoen euro (minimaal) per jaar. 163 Het Verenigd Koninkrijk schatte de schade op 1,5 á 3 miljard euro per jaar, ongeveer 2% van de totale btw-inkomsten. 164 Ook Duitsland beraamde het verlies op 2% van alle btw-inkomsten voor het land. 165 Hoewel er dus geen harde cijfers zijn over de totale omvang van btw-inkomsten die in de EU worden misgelopen als gevolg van de carrouselfraude is mijn schatting dat het de afgelopen jaren om minimaal enkele tientallen miljarden euro’s per jaar ging.
Daarnaast kunnen bonafide bedrijven als gevolg van de carrouselfraude in een zwakkere concurrentiepositie terecht komen. Frauderende ondernemingen kunnen hun verkoopprijzen namelijk laag houden omdat zij deze kunnen compenseren met de inkomsten die zij verkrijgen door het niet afstaan van ontvangen btw aan de belastingautoriteiten. 166 Als gevolg van carrouselfraude kunnen derhalve concurrentieverstoringen optreden.
Ook lopen bonafide ondernemingen gevaar doordat zij in sommige gevallen aansprakelijk kunnen worden gesteld voor de btw-schade die veroorzaakt wordt door carrouselfraude (zie paragraaf 4.3.3) of doordat lidstaten hen in bepaalde situaties het recht op aftrek van voorbelasting kunnen weigeren (zie paragraaf 4.3.2). 159
Van Hilten & Van Kesteren 2010, p. 35; Een deel van de in de lidstaten geheven omzetbelasting komt aan de EU toe. 160 Zie bijvoorbeeld: COM(2000)348 def., p. 6.; COM(2006)404 def., p. 4. 161 Reckon Report, Study to quantify and analyse the VAT gap in the EU-25 Member States, 21 september 2009. 162 COM(2000)348 def., p. 6. 163 Kamerstukken II 2012/13, 31 880, nr. 6, p.14. 164 Persbericht EU, Memo/06/221, 31 mei 2006. 165 COM(2006)404 def., p. 4. 166 Wolf 2010b, p. 45.
31
Hoofdstuk 4
Fraude met grensoverschrijdende btw-transacties
Indien inkomsten die afkomstig zijn van carrouselfraude worden aangewend om andere (georganiseerde) criminele activiteiten te starten ontstaan er nog meer negatieve gevolgen voor de maatschappij. Onder andere de Duitse Rekenkamer heeft al eens een verband gelegd tussen carrouselfraude en de georganiseerde misdaad. 167
Tenslotte bestaat de kans dat het vertrouwen in het belastingstelsel als gevolg van carrouselfraude daalt, met het resultaat dat ook de belastingmoraal afneemt. 168 Dit kan er vervolgens weer voor zorgen dat er nog minder btw-inkomsten binnenkomen omdat bonafide ondernemers gaan proberen hun btw-afdrachten op een illegale manier zo laag mogelijk te houden. Op die manier worden bonafide ondernemers dus malafide ondernemers.
Het hoeft geen verwondering te wekken dat de bestrijding van carrouselfraude in mijn optiek van groot belang is om deze schadelijke gevolgen tegen te gaan. In de volgende paragraaf zal gekeken worden naar de maatregelen die in het verleden zijn genomen om carrouselfraude te bestrijden.
Paragraaf 4.3
Genomen maatregelen om carrouselfraude te bestrijden
In deze paragraaf zal gekeken worden naar de maatregelen die zijn genomen om carrouselfraude te bestrijden. Het gaat hier zowel om maatregelen van lidstaten afzonderlijk als om maatregelen die genomen zijn op EU-niveau. Tevens zal relevante jurisprudentie van het HvJ EU met betrekking tot carrouselfraude de revue passeren.
Paragraaf 4.3.1
Verleggingsregeling
Op basis van art. 395 lid 1 Btw-richtlijn kunnen lidstaten afwijkende maatregelen treffen ten einde de belastinginning te vereenvoudigen of bepaalde vormen van belastingfraude of – ontwijking te voorkomen. Enkele lidstaten hebben, met als doel het bestrijden van carrouselfraude, van deze mogelijkheid gebruik gemaakt door middel van het introduceren van een verleggingsregeling.
167
In Braun & Koubia 2007 wordt verwezen naar het volgende Duitstalige document: Handelsblatt, ‘Rechnungshof: Leichtes Spiel für Steuerbetrüger’, 2 augustus 2005; zie ook Efstratios 2012, p. 7. 168 Braun & Koubia 2007.
32
Hoofdstuk 4
Fraude met grensoverschrijdende btw-transacties
Het gevolg van een verleggingsregeling is dat de afnemer van een binnenlandse transactie, in plaats van de leverancier, btw is verschuldigd. Het risico verdwijnt dat een zogenoemde ploffer wel btw in rekening brengt aan zijn afnemer maar deze vervolgens niet aan de belastingautoriteiten afdraagt. Lidstaten dienen er wel rekening mee te houden dat een dergelijke bijzondere maatregel pas wettelijk kan worden voorgeschreven nadat toestemming van de EC en de Raad is verkregen. 169
In het volgende voorbeeld wordt een eenvoudige goederenlevering waarop de verleggingsregeling van toepassing is weergegeven.
Figuur 4.2 Voorbeeld verleggingsregeling:
Onlangs heeft een aantal lidstaten een verleggingsregeling ingevoerd voor mobiele telefoons en computerchips. Deze lidstaten zijn in ieder geval het Verenigd Koninkrijk, Italië, Duitsland,
169
Toet 2012.
33
Hoofdstuk 4
Fraude met grensoverschrijdende btw-transacties
Oostenrijk en Nederland. 170 Ook is de verleggingsregeling in het verleden enkele malen toegepast om carrouselfraude met emissierechten te voorkomen. 171
In hoofdstuk zes van dit onderzoek zal worden getoetst of de verleggingsregeling een effectief bestrijdingsmiddel is tegen carrouselfraude.
Paragraaf 4.3.2
Weigeren van het recht op aftrek van voorbelasting
Lidstaten kunnen een deel van de schadelijke gevolgen van carrouselfraude, namelijk de niet afgedragen btw door ‘ploffers’ 172, herstellen door het weigeren van het recht op aftrek van voorbelasting bij de afnemers van de ploffers. Jurisprudentie van het HvJ heeft duidelijk gemaakt in welke gevallen het weigeren van het recht op aftrek (niet) mogelijk is.
Uit de gevoegde zaken Optigen, Fulcrum en Bond House blijkt dat de aftrek niet geweigerd kan worden bij een afnemer die niet weet of kan weten van gepleegde fraude in dezelfde distributieketen. 173 De desbetreffende ondernemers kochten computerchips bij ondernemers die eveneens gevestigd waren in het Verenigd Koninkrijk en verkochten de goederen vervolgens door aan ondernemers die in andere lidstaten waren gevestigd. De Britse rechter vroeg zich af of Optigen, Fulcrum en Bond House, die geen weet hadden of konden hebben van fraude die plaatsvond in de voorafgaande schakel, recht hadden op aftrek van voorbelasting. Allereerst ging het HvJ EG in op een vraag of er wel sprake was van een levering van goederen door een ondernemer, en daarmee een economische activiteit, indien fraude plaatsvindt in dezelfde distributieketen. Het HvJ EG besloot dat er sprake was van leveringen door een ondernemer, als voldaan wordt aan de daarvoor geldende objectieve criteria, onafhankelijk van het oogmerk van andere ondernemers in dezelfde keten en/of de frauduleuze aard van andere handelingen uit de keten. 174 Tenslotte kan volgens het HvJ EG het recht op aftrek niet worden aangetast zolang de ondernemer niet weet of kan weten dat er
170
Wolf 2012c; Zie voor de Nederlandse verleggingsregeling het Besluit van 25 mei 2012, nr. BLKB 2012/226M, Staatscourant 2012, nr. 10882. 171 Wolf 2010b, p.45. 172 Voor het begrip ‘ploffer’, zie paragraaf 4.2. 173 HvJ EG 12 januari 2006, gevoegde zaken nr. C-354/03, nr. C-355/03 en nr. C-484/03, V-N 2006/7.20, (Optigen, Fulcrum en Bond House). 174 HvJ EG 12 januari 2006, gevoegde zaken nr. C-354/03, nr. C-355/03 en nr. C-484/03, V-N 2006/7.20, (Optigen, Fulcrum en Bond House).
34
Hoofdstuk 4
in
een
Fraude met grensoverschrijdende btw-transacties
voorafgaande
handeling
in
dezelfde
distributieketen
btw-fraude
heeft
plaatsgevonden. 175
In hetzelfde jaar, namelijk ook in 2006, legde de Belgische hoogste rechter enige vragen met betrekking tot het recht op aftrek voor aan het HvJ EG. In de gevoegde zaken Kittel en Recolta ging het om twee Belgische ondernemers die onderdeel uitmaakten van een distributieketen waarin carrouselfraude was gepleegd. 176 Een nationale regeling verklaarde de verkoopovereenkomst nietig wegens strijdigheid met de openbare orde op grond van een ongeoorloofde oorzaak aan de zijde van de verkoper. Deze regeling leidde tot het verlies van het recht op aftrek voor de afnemer. Het HvJ EG besloot dat de toenmalige Zesde Richtlijn zich tegen een dergelijke regeling verzette wanneer een ondernemer niet wist of had kunnen weten dat de transactie deel uitmaakte van fraude door de verkoper. 177 Verder is het aan de nationale rechter om het recht op aftrek te weigeren indien aan de hand van objectieve elementen wordt vastgesteld dat de ondernemer wist of had moeten weten dat hij door zijn aankoop deelnam aan een transactie die onderdeel is van btw-fraude. 178 Een voorbeeld waarin een dergelijke situatie zich voordeed is een casus uit de Nederlandse rechtspraak. 179 De nationale rechter weigerde het recht op aftrek van voorbelasting van een Nederlandse ondernemer die handelde in elektronische apparatuur. Voldoende feiten en omstandigheden toonden aan dat de ondernemer deelnam aan carrouselfraude en daarin een actieve rol vervulde. 180
Paragraaf 4.3.3
Aansprakelijkheidsregeling
Enkele lidstaten hebben in het verleden een hoofdelijke aansprakelijkheidsregeling als maatregel tegen de carrouselfraude geïntroduceerd. Op basis van deze regeling kan een afnemer van goederen die zijn of worden gebruikt in het kader van carrouselfraude, hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld voor de btw-schade, wanneer de afnemer wist of behoorde te weten dat de ter zake van de aan hem plaatsgevonden hebbende levering verschuldigde btw niet of niet volledig is of zal worden voldaan. 181
175
HvJ EG 12 januari 2006, gevoegde zaken nr. C-354/03, nr. C-355/03 en nr. C-484/03, V-N 2006/7.20, (Optigen, Fulcrum en Bond House). 176 HvJ EG 6 juli 2006, gevoegde zaken nr. C-439/04 en nr. C-440/04, V-N 2006/42.13, (Kittel en Recolta). 177 HvJ EG 6 juli 2006, gevoegde zaken nr. C-439/04 en nr. C-440/04, V-N 2006/42.13, (Kittel en Recolta). 178 HvJ EG 6 juli 2006, gevoegde zaken nr. C-439/04 en nr. C-440/04, V-N 2006/42.13, (Kittel en Recolta). 179 Rechtbank s’-Gravenhage 28 november2012, nr. AWB 12/459, LJN BY7087. 180 Rechtbank s’-Gravenhage 28 november2012, nr. AWB 12/459, LJN BY7087, r.o. 19. 181 Braun e.a. 2011, hoofdstuk EBR. 6.1.6. (Carrousel)fraudebestrijding.
35
Hoofdstuk 4
Fraude met grensoverschrijdende btw-transacties
Art. 205 Btw-richlijn staat een dergelijke regeling toe. Dit artikel biedt lidstaten namelijk de mogelijkheid te bepalen dat een andere persoon dan degene die tot voldoening van belasting is gehouden, hoofdelijk verplicht is de btw te voldoen. Nederland heeft in 2002, overigens in navolging van Duitsland, 182 een soortgelijke regeling ingevoerd en deze is vormgegeven in art. 42c IW 1990. De Nederlandse regeling wordt als voorbeeld gebruikt om de werking van een aansprakelijkheidsregeling na te bootsten.
De Nederlandse regeling is alleen geldig voor de handel in risicogoederen, zoals telecommunicatie- en computerapparatuur. 183 Om vast te stellen of de afnemer van de fraude ‘wist of behoorde te weten’ moet de afnemer op enigerlei wijze voordeel hebben behaald bij de niet betaalde btw in de transactieketen. 184 Art. 42c, lid 2, tweede volzin, IW 1990 bepaald wanneer sprake is van een voordeel:
“Voor de toepassing van de eerste volzin wordt een ondernemer in ieder geval geacht voordeel te hebben behaald als aan hem voor de goederen een vergoeding in rekening is gebracht die op het tijdstip van de levering lager is dan het bedrag dat bij vrije mededinging zou moeten worden betaald of die lager is dan de vergoeding die aan zijn leverancier of aan elk van de leveranciers ter zake van voorafgaande verkrijgingen van die goederen in rekening is gebracht.”
Een aansprakelijk gestelde afnemer beschikt over de mogelijkheid zich te disculperen indien deze afnemer aannemelijk maakt dat de lage prijs geen verband houdt met het niet voldaan zijn van btw. 185
In de zienswijze van Evers worden bonafide handelaren opgezadeld met een zware, en soms wellicht onmogelijke bewijslast. 186 Ik ben het met deze auteur eens omdat afnemers in veel gevallen geen weet hebben van de prijs die ondernemers, voorafgaand in de transactieketen, hebben betaald voor de producten. Er kunnen fikse kortingen zijn bedongen of goederen kunnen tegen bodemprijzen zijn verworven.
182
Evers 2006. Zie art. 40a Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990. 184 Volgens art. 42c, lid 2, eerste volzin, Invorderingswet 1990. 185 Art. 42c, lid 2, Invorderingswet 1990. 186 Evers 2006. 183
36
Hoofdstuk 4
Fraude met grensoverschrijdende btw-transacties
Ondanks de inspanningen die ondernemers moeten verrichten om te voorkomen dat zij aansprakelijk worden gesteld voor de btw-schade, lijkt een aansprakelijkheidsregeling als maatregel tegen carrouselfraude in overeenstemming met het Europese recht. Naar aanleiding van een aansprakelijkheidsregeling in het Verenigd Koninkrijk is enkele jaren geleden een procedure gestart. Vervolgens besloot de Engelse hoogste rechter prejudiciële vragen te stellen aan het HvJ EG. In het FTI-arrest heeft het HvJ EG zich vervolgens uitgesproken over de aansprakelijkheidsregeling. 187 Het HvJ EG staat een dergelijke regeling toe, al moeten lidstaten bij de uitoefening van deze bevoegdheid de algemene communautaire rechtsbeginselen, in het bijzonder het evenredigheidsbeginsel, in acht nemen.
188
Een
aansprakelijkheidsregeling, zoals onder andere in Nederland, Duitsland en het VerenigdKoninkrijk van toepassing is om carrouselfraude te bestrijden, lijkt derhalve in overeenstemming met het Europese recht. Paragraaf 4.3.4
Overige maatregelen genomen door lidstaten
Naast de reeds besproken maatregelen hebben lidstaten andere inspanningen gedaan met als doel het terugdringen van carrouselfraude. Achtereenvolgens worden de genomen maatregelen van Spanje, België en Nederland besproken. Deze maatregelen dienen als voorbeeld voor de moeite die lidstaten hebben genomen om carrouselfraude te bestrijden.
Doordat Spanje zich als lidstaat sinds 2005 heeft gericht op risicogebieden kunnen de belastingautoriteiten onder andere fraude-netwerken en valse facturen detecteren. 189 Naar alle waarschijnlijkheid is carrouselfraude voorkomen door onder meer het controleren van bedrijven voordat deze konden worden geregistreerd, en het weigeren van het verstrekken van btw-identificatienummers. 190 De risicoanalyses en de hierop gebaseerde maatregelen waren het gevolg van een ‘plan om belastingfraude te voorkomen’. 191
België heeft evenals Spanje geprobeerd om carrouselfraude tegen te gaan. De speciale eenheid OCS 192 beschrijft carrouselfraudetechnieken, raamt de omvang van de fraude en de daaruit voortvloeiende verliezen voor de Belgische schatkist, verricht juridische analyses,
187
HvJ EG 11 mei 2006, nr. C-384/04, LJN AX6516, (FTI). Wolf 2010b, p. 163. 189 Borselli 2008. 190 In Borselli 2008 wordt verwezen naar Spaanstalige documenten van het Agencia Tributaria. 191 Borselli 2008. 192 OSC staat voor Ondersteuningscel (btw-fraude) – Cellule de Soutien (Fraude TVA). 188
37
Hoofdstuk 4
Fraude met grensoverschrijdende btw-transacties
verstrekt advies en stuurt onderzoeken aan. 193 Indien de OCS fraude heeft opgespoord kan het de onderzoeksresultaten hiervan snel doorspelen aan lokale belasting- en wetgevende autoriteiten. 194
Naar aanleiding van een gezamenlijk onderzoek naar intracommunautaire btw-fraude met het Rekenhof van België en het Bundesrechnungshof van Duitsland in 2009, 195 heeft de Nederlandse Algemene Rekenkamer in kaart gebracht welke acties tot en met 2012 zijn ondernomen om carrouselfraude in Nederland te bestrijden.
196
Allereerst hebben de
Nederlandse belastingautoriteiten ruim 40% meer personeel ingezet om btw-fraude te bestrijden, hierdoor is ook de aandacht voor carrouselfraude toegenomen. 197 Daarnaast zijn inactieve btw-nummers buiten gebruik gesteld en zijn waarschuwingsbrieven verstuurd om ondernemers te wijzen op het risico dat zij lopen om bij carrouselfraude betrokken te raken. 198
Het is in mijn visie toe te juichen dat lidstaten op individuele basis proberen de schade van carrouselfraude te beperken. Het is echter de vraag of de inspanningen daadwerkelijk hebben geleid tot een aanzienlijke vermindering van carrouselfraude in de EU. In hoofdstuk vijf van dit onderzoek zal gekeken worden naar de mogelijkheden die lidstaten hebben om op basis van onderlinge samenwerking de schadelijke gevolgen van carrouselfraude in de gehele EU te reduceren.
Paragraaf 4.3.5
Maatregelen genomen op EU-niveau
Een belangrijke maatregel die enkele jaren geleden is genomen op EU-niveau is dat de basis voor samenwerking tussen lidstaten op btw-gebied, verordening 1798/2003, is aangepast.199 Volgens de Raad, die het voorstel heeft gedaan voor het herschikken van de verordening 200, was het doel hiervan de lidstaten de middelen te verschaffen om grensoverschrijdende btwfraude efficiënter te bestrijden. 201 Het voorstel bevatte een reeks bepalingen die tot doel
193
Verslag van het Rekenhof aan de Kamer van Volksvertegenwoordigers over de intracommunautaire btwfraude 2009, p. 16. 194 Borselli 2008. 195 Kamerstukken II 2008/09, 31 880, nrs. 1-2. 196 Kamerstukken II 2012/13, 31 880, nr. 6. 197 Kamerstukken II 2012/13, 31 880, nr. 6, p. 3. 198 Kamerstukken II 2012/13, 31 880, nr. 6, p. 3. 199 Van der Hel-van Dijk 2010a. 200 Op 7 oktober 2010 is de herschikte verordening (EU) Nr. 904/2010 in werking getreden. 201 COM(2009)427 def., p. 2.
38
Hoofdstuk 4
Fraude met grensoverschrijdende btw-transacties
hadden de bestrijding van grensoverschrijdende fraude efficiënter te organiseren en de inning van de belasting beter te garanderen. 202
Een onderdeel betrof het ontstaan van Eurofisc. Om de informatie-uitwisseling tussen fraudeeenheden van lidstaten mogelijk te maken is in het verleden gebruik gemaakt van het European Carousel Network (Eurocanet). In 2010 is besloten deze vorm van informatieuitwisseling in de nieuwe Europese verordening 203 te regelen omdat sommige lidstaten twijfelden over de juridische basis van Eurocanet. 204
Door deze wijziging is Eurofisc ontstaan, een gedecentraliseerd netwerk zonder rechtspersoonlijkheid. 205 Eurofisc is ingesteld ter bevordering en vergemakkelijking van multilaterale en gedecentraliseerde samenwerking waardoor doelgericht en snel tot bestrijding van specifieke soorten fraude kan worden opgetreden. 206
De opzet van Eurofisc is het voorkomen van schade dat door btw-fraude wordt aangericht door het snel en actueel uitwisselen van informatie over fraude, waardoor deze in een vroeg stadium kan worden gedetecteerd. 207 In hoofdstuk vijf van dit onderzoek zal verder worden getoetst of de aanpassingen aan de verordening eraan bijdragen het btw-stelsel meer fraudebestendig te maken.
Paragraaf 4.4
Samenvatting en conclusies
In dit hoofdstuk is onderzocht op welke manier carrouselfraude in de EU kan plaatsvinden. De voornaamste oorzaak van de fraude ligt in de vrijstelling die geldt voor intracommunautaire leveringen en in de verleggingsregeling voor grensoverschrijdende diensten. Hierdoor heeft de afnemer de mogelijkheid goederen of diensten aan te kopen zonder btw te betalen (aan de ondernemer die voorafgaat in de transactieketen). Het grensoverschrijdende karakter van de transacties maakt het probleem nog lastiger voor overheden en belastingautoriteiten.
202
COM(2009)427 def., p. 3. Verordening (EU) nr. 904/2010. 204 Kamerstukken II 2008/09, 31 880, nrs. 1-2, p.13. 205 Volgens de achttiende overweging van de considerans van de Verordening (EU) nr. 904/2010. 206 Volgens de achttiende overweging van de considerans van de Verordening (EU) nr. 904/2010. 207 Thiemann 2009. 203
39
Hoofdstuk 4
Fraude met grensoverschrijdende btw-transacties
Er is een vijftal schadelijke gevolgen van carrouselfraude genoemd. Het naar mijn mening grootste en belangrijkste schadelijke gevolg is dat enorme btw-inkomsten worden misgelopen door de lidstaten en de EU.
Mijns inziens is het logisch dat er enkele maatregelen zijn genomen om carrouselfraude te bestrijden. Door middel van een verleggingsregeling zijn afnemers, in plaats van leveranciers van een transactie, in een aantal gevallen btw verschuldigd. Daarnaast kan op grond van Europese jurisprudentie in gevallen waarin ondernemers weten of hadden moeten weten dat deel wordt genomen aan een transactie die onderdeel is van fraude, het recht op aftrek worden geweigerd. Naast de aansprakelijkheidsregeling die door enkele lidstaten is ingevoerd met de mogelijkheid om afnemers hoofdelijk aansprakelijk te stellen voor geleden btw-schade bij carrouselfraude, hebben sommige lidstaten ook op individuele basis maatregelen genomen. Tenslotte zijn er ook op EU-niveau inspanningen verricht om carrouselfraude tegen te gaan, en wel door middel van het aanpassen van een verordening om de samenwerking met betrekking tot informatie-uitwisseling tussen lidstaten te verbeteren.
In eerste instantie heb ik niet het gevoel dat de omvang van carrouselfraude in de EU door de genomen maatregelen aanzienlijk is verminderd. Wellicht is de omvang van carrouselfraude in sommige lidstaten verminderd als gevolg van individueel genomen maatregelen, maar de kans is groot dat de fraude zich op dat moment heeft verplaatst naar lidstaten die geen maatregelen hebben genomen om carrouselfraude te bestrijden. 208 Er wordt met goede wil geprobeerd de schade te beperken maar een gezamenlijke en daadkrachtige aanpak op de lange termijn ontbreekt. Daarnaast ligt de focus vooral op het ‘pakken’ van ondernemers op het moment dat de verboden feiten al hebben plaatsgevonden.
In hoofdstuk vijf en zes van dit onderzoek worden enkele maatregelen die in dit hoofdstuk zijn besproken verder uitgelicht zodat duidelijk zal worden of mijn gevoel het juiste is. Allereerst wordt in hoofdstuk vijf onderzocht hoe de lidstaten door middel van samenwerking kunnen komen tot een eenvoudiger en meer fraudebestendig Europees btw-stelsel voor grensoverschrijdende transacties. 208
Zie Kamerstukken II 2011/12, nr. DGB/2012/2925: In deze brief aan de Tweede Kamer gaf de Staatssecretaris van Financiën van Nederland aan dat btw-fraude met mobiele telefoons en computeronderdelen zich mede naar Nederland had verplaatst. De oorzaak was dat Nederland, in tegenstelling tot het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Italië en Oostenrijk geen derogatie van de Europese Commissie had gekregen om een verleggingsregeling in te voeren voor de handel in mobiele telefoons en computeronderdelen.
40
Hoofdstuk 5
Oplossingen door samenwerking lidstaten EU
HOOFDSTUK 5 OPLOSSINGEN DOOR SAMENWERKING LIDSTATEN EU
Paragraaf 5.1
Inleiding
Het doel van dit onderzoek is te bestuderen op welke manier een eenvoudiger en tegelijkertijd meer fraudebestendig Europees btw-stelsel voor grensoverschrijdende transacties gevormd kan worden. In dit hoofdstuk wordt onderzocht of een verbeterde samenwerking tussen de lidstaten kan leiden tot oplossingen aangaande het btw-stelsel. Hierbij moet worden gedacht aan oplossingen op het gebied van administratieve samenwerking tussen de lidstaten van de EU. Daarnaast worden oplossingen op het gebied van gezamenlijke fraudebestrijding bestudeerd. Tenslotte wordt onderzocht of een verbeterde relatie tussen belastingautoriteiten en ondernemers een positieve bijdrage kan leveren aan het huidige btw-stelsel.
Paragraaf 5.2
Oplossingen op het gebied van administratieve samenwerking
De rechtsgrondslag betreffende de administratieve samenwerking en de bestrijding van fraude op het gebied van de btw is Verordening (EU) Nr. 904/2010 (hierna aangeduid als de huidige verordening).
209
Deze verordening is een herschikking van Verordening (EG) nr.
1798/2003 210 (hierna aangeduid als de basisverordening). Deze basisverordening heeft in 2003 de verordening 211 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van btw, en de richtlijn 212 betreffende de wederzijdse bijstand op het gebied van de directe belastingen vervangen.
213
Uit de considerans van de basisverordening blijkt dat deze twee
rechtsinstrumenten hun nut hadden bewezen maar niet meer beantwoordden aan de nieuwe behoeften op het gebied van administratieve samenwerking. Door het invoeren van de basisverordening werden er duidelijker en bindende regels vastgesteld met betrekking tot de samenwerking tussen lidstaten. Tevens was het de bedoeling dat de uitwisseling van inlichtingen tussen de lidstaten sneller zou worden uitgevoerd teneinde fraude doeltreffender
209
Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad van 7 oktober 2010 betreffende de administratieve samenwerking en de bestrijding van fraude op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde (herschikking). 210 Verordening (EG) nr. 1798/2003 van de Raad van 7 oktober 2003 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 218/92. 211 Verordening (EEG) nr. 218/92 van de Raad van 27 januari 1992 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de indirecte belastingen (BTW). 212 Richtlijn 77/799/EEG van de Raad van 19 december 1977 betreffende de wederzijdse bijstand van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten op het gebied van de directe belastingen. 213 Volgens de veertiende overweging van de considerans van Verordening (EG) Nr. 1798/2003.
41
Hoofdstuk 5
Oplossingen door samenwerking lidstaten EU
te bestrijden. 214 Zoals reeds is aangehaald heeft een herschikking van de basisverordening geresulteerd in de huidige verordening. Dit gebeurde omdat de basisverordening herhaaldelijk en ingrijpend was gewijzigd en daarnaast waren er nieuwe wijzigingen nodig. Enkele van de belangrijkste wijzigingen aangaande de administratieve samenwerking tussen lidstaten waren als volgt geformuleerd: 215 •
“De lidstaten krijgen een grote verantwoordelijkheid op het gebied van administratieve samenwerking met als doel de btw-opbrengsten van alle lidstaten te beschermen.”
•
“De lidstaten krijgen de verplichting om de naam en het adres die bij een btwidentificatienummer horen, langs elektronische weg te bevestigen. Voorts krijgen de ondernemers garanties ten aanzien van de betrouwbaarheid en het gebruik van deze gegevens.”
In het vervolg van deze paragraaf wordt onderzocht of de invoering van de huidige verordening tot resultaten heeft geleid. Aandacht zal worden besteed aan achtereenvolgens het VIES en de informatie-uitwisseling tussen lidstaten.
Paragraaf 5.2.1
VIES
In hoofdstuk drie van dit onderzoek is gebleken dat het VIES wordt gebruikt voor twee doeleinden. Enerzijds dient het als controlemiddel voor ondernemers die transacties verrichten met ondernemers die gevestigd zijn in een andere lidstaat. Zij kunnen achterhalen of daadwerkelijk zaken gedaan gaat worden met ondernemers die gevestigd zijn in de EU en dit heeft weer gevolgen voor de afhandeling (voor btw-doeleinden) van de transactie. Anderzijds gebruiken lidstaten het VIES als administratief controlestelsel door met behulp van ‘listing’gegevens van ondernemers intracommunautaire leveringen en verwervingen in de btwaangiften te ‘matchen’. Tevens worden opgegeven diensten gekoppeld indien er sprake was van een grensoverschrijdende dienst waarbij verlegging heeft plaatsgevonden.
Met betrekking tot de eerste functie van het VIES, het controlemiddel voor ondernemers, wordt door een aantal auteurs geconcludeerd dat het systeem ineffectief is doordat de database
214 215
Volgens de dertiende overweging van de considerans van Verordening (EG) Nr. 1798/2003. COM(2009)427 def., p. 4&5.
42
Hoofdstuk 5
Oplossingen door samenwerking lidstaten EU
van geregistreerde ondernemers niet altijd up-to-date is. 216 Hierdoor kan er misbruik van btwidentificatienummers plaatsvinden en dit maakt het systeem onbetrouwbaar. 217 Zo kunnen ondernemers die niet-traceerbaar zijn en met behulp van hun btw-identificatienummer fraude plegen soms lange tijd, tot aan het intrekken van het nummer, misbruik blijven maken van het nummer. 218
Ten aanzien van de tweede functie van het VIES, het gebruik door lidstaten als administratief controlestelsel met behulp van de ‘listing-gegevens’, kom ik tot de slotsom dat verbeteringen aan het systeem welkom zijn. Het duurt namelijk lang voordat de belastingautoriteiten van de lidstaat van bestemming van de goederen of diensten kunnen nagaan of de waarde van de intracommunautaire verwervingen of de opgegeven diensten, die is opgegeven door de afnemer, juist is.219 De eerste oorzaak hiervan is dat ondernemers in het verleden voor alle grensoverschrijdende transacties binnen de EU per kwartaal aangifte dienden te doen. Deze ‘opgaaf intracommunautaire prestaties’ diende vervolgens binnen een maand vanaf het eind van het tijdvak bij de belastingautoriteiten binnen te zijn.
Nadat de ‘listing-gegevens’ daaropvolgend worden gecommuniceerd naar de lidstaat van aankomst van de goederen/diensten kan er een mismatch worden ontdekt.
220
De
belastingautoriteiten kunnen alleen via het VIES-kantoor van hun eigen lidstaat contact opnemen met het VIES-kantoor van de andere lidstaat en deze neemt contact op met de betreffende belastingautoriteiten waarmee men de mismatch nader wenst te onderzoeken. 221 Dit is de tweede oorzaak van de lang durende procedure. Door dit tijdrovende proces kan er ondertussen weer vele malen carrouselfraude zijn gepleegd.
Een positieve verandering voor dit proces is mijns inziens dat het tijdvak van de ‘listing’verplichtingen ten aanzien van intracommunautaire leveringen met een substantiële waarde enkele jaren geleden is gewijzigd van een kwartaal naar een maand (in beginsel dient de listing voor intracommunautaire leveringen derhalve per kalendermaand plaats te vinden).222 Vanaf 1 januari 2012 bepaalt art. 263 Btw-richtlijn namelijk dat het tijdvak voor de opgaaf 216
Lejeune, Kontanidis & Cortvriend 2009. Lejeune, Kontanidis & Cortvriend 2009; Maessen 2007. 218 Kamerstukken II 2008/09, 31 880, nr. 1-2, p. 19. 219 Efstratios 2012. 220 Bijvoorbeeld: De waarde van de opgegeven intracommunautaire levering wijkt af van de waarde van de intracommunautaire verwerving. 221 Efstratios 2012. 222 Beelen e.a. 2012, hoofdstuk OB.2A.1.2.A.c1 Listing; algemeen. 217
43
Hoofdstuk 5
Oplossingen door samenwerking lidstaten EU
van intracommunautaire leveringen ten hoogste een maand is, tenzij deze leveringen in het betreffende kwartaal en in de vier voorafgaande kwartalen niet de waarde van 50.000 euro hebben overschreden (in dat geval mag de listing voor intracommunautaire leveringen ook per kalenderkwartaal
plaatsvinden).
223
Deze
maandelijkse
listing-verplichting
voor
intracommunautaire leveringen vindt zijn oorspong in een voorstel van de EC in 2007. 224 Art. 263 Btw-richtlijn bepaalt dat de termijn voor het indienen van de listing-gegevens ten aanzien van intracommunautaire leveringen ten hoogste één maand is vanaf het eind van het tijdvak. Sinds 1 januari 2010 hebben ook dienstverrichters een listing-verplichting. 225 Het tijdvak voor de listing-verplichting betreffende grensoverschrijdende diensten binnen de EU waarvan de heffing naar de afnemer is verlegd is in beginsel een maand. Ondernemers hebben echter de keuze de listing-verplichting per kwartaal te vervullen. De termijn voor het indienen van de listing-gegevens ten aanzien van de diensten is ten hoogste één maand is vanaf het eind van het tijdvak.
In mijn optiek dienen lidstaten het VIES serieus te nemen en het systeem daadwerkelijk te gebruiken om ondernemers te ondersteunen bij het uitvoeren van grensoverschrijdende transacties. Een voorbeeld kan worden genomen aan de Nederlandse belastingautoriteiten. Deze hebben de laatste jaren gewerkt aan het opschonen van inactieve btwidentificatienummers die een potentieel frauderisico vormden. 226 Zo zijn er alleen al in 2011 ruim 27 000 nummers ingetrokken. 227 Mijns inziens zou iedere lidstaat zich in ieder geval moeten inzetten om het VIES up-to-date te houden door het opschonen van inactieve btwidentificatienummers. Dit zou een eerste stap zijn om het vertrouwen in het systeem, zowel bij ondernemers als bij belastingautoriteiten, te laten toenemen.
Daarnaast lijkt het mij verstandig dat er een situatie ontstaat waarbij meer informatie via het VIES kan worden opgevraagd. Op dit moment zijn de geldigheid van een btwidentificatienummer en de naam- en adresgegevens van ondernemers de enige informatie die
223
Tot 1 januari 2012 ging het om een bedrag van 100.000 euro per kwartaal. COM(2007)758 def., p. 5. 225 Op grond van art. 262, lid c, Btw-richtlijn. 226 Kamerstukken II 2012/13, 31 880, nr. 6, p. 3. 227 Kamerstukken II 2012/13, 31 880, nr. 6, p. 10. 224
44
Hoofdstuk 5
Oplossingen door samenwerking lidstaten EU
kunnen worden opgevraagd.
228
Amand en Boucquez zijn van mening dat het VIES
uitgebreide informatie over geregistreerde ondernemers zou moeten te bevatten. 229 De auteurs zouden graag zien dat er informatie beschikbaar komt over de vraag of een ondernemer ‘compliant’ is geweest. Dit idee is in mijn visie toe te juichen, echter denk ik dat de lasten voor belastingautoriteiten enorm zullen toenemen indien deze informatie beschikbaar moet zijn. Beter lijkt het mij om er in eerste instantie voor te zorgen dat naast het btwidentificatienummer ook daadwerkelijk de naam- en adresgegevens van ondernemers kunnen worden opgevraagd. Het is op dit moment namelijk nog niet mogelijk om deze gegevens van ondernemers uit alle lidstaten te controleren. 230 Indien blijkt dat de belastingautoriteiten ervoor kunnen zorgen dat deze gegevens up-to-date en betrouwbaar zijn, kan mijns inziens vervolgens worden overwogen om meer informatie beschikbaar te stellen, bijvoorbeeld over de mate van naleving zoals Amand en Boucquez hebben voorgesteld.
Paragraaf 5.2.2
Informatie-uitwisseling tussen lidstaten
Op basis van de huidige verordening zijn er drie manieren waarop de belastingautoriteiten van lidstaten informatie met elkaar kunnen uitwisselen. Deze manieren zijn: •
Het verzoeken om informatie en wederzijdse bijstand. 231 Deze vorm van uitwisseling is te verdelen in gewone informatie-uitwisseling en informatie-uitwisseling tussen gespecialiseerde fraude-eenheden. 232
•
Spontane informatie-uitwisseling. 233
•
Spontane geautomatiseerde informatie-uitwisseling. 234
Op grond van art. 4 van de huidige verordening dient iedere lidstaat een centraal verbindingsbureau aan te wijzen dat bij delegatie de primaire verantwoordelijkheid draagt voor de contacten met de andere lidstaten op het gebied van de administratieve samenwerking. 228
Zie art. 31, eerste lid Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad van 7 oktober 2010 betreffende de administratieve samenwerking en de bestrijding van fraude op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde (herschikking). 229 Amand & Boucquez 2011. 230 Zo geeft de Nederlandse Belastingdienst op haar website aan dat de naam- en adresgegevens van ondernemers die zijn gevestigd in Duitsland (nog) niet controleerbaar zijn via het VIES: http://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/bldcontentnl/belastingdienst/zakelijk/btw/zakendoen_met_het_ buitenland/btw_nummers_controleren/ (Voor het laatst geraadpleegd op 20-2-2013). 231 Op grond van art. 7 Verordening (EU) Nr. 904/2010. 232 Kamerstukken II 2008/09, 31 880, nr. 1-2, p. 54. 233 Op grond van art. 13 & 15 Verordening (EU) Nr. 904/2010. 234 Op grond van art. 13 & 14 Verordening (EU) Nr. 904/2010.
45
Hoofdstuk 5
Oplossingen door samenwerking lidstaten EU
Een dergelijk verbindingsbureau wordt ook een Central Liaison Office (hierna CLO) genoemd. 235 In Nederland zijn de functies van dit bureau verdeeld over een kantoor in Almelo en in Amsterdam. 236 CLO Almelo verwerkt onder andere opgaven van intracommunautaire leveringen en voert informatie in ten behoeve van het VIES, CLO Amsterdam treedt op als ‘frontoffice’ voor de internationale informatie-uitwisseling. 237
Vervolgens bepaalt art. 10 van de huidige verordening dat de termijn voor het verstrekken van inlichtingen (ingeval een verzoek om informatie en wederzijdse bijstand volgens art. 7 van de huidige verordening) uiterlijk drie maanden na de datum van ontvangst van het verzoek is. De termijn wordt ingekort tot uiterlijk een maand indien de inlichtingen reeds ter beschikking staan.
In het verleden (ten tijde van de basisverordening) werd de termijn voor het verstrekken van inlichtingen regelmatig overschreden. 238 Het komt mij onwaarschijnlijk voor dat de huidige verordening hier verandering in heeft gebracht of zal gaan brengen. De termijn voor het verstrekken van inlichtingen is namelijk niet veranderd in vergelijking met de termijn in de basisverordening. Het is naar mijn mening van groot belang dat inlichtingen op korte termijn worden verstrekt, zeker in het geval dat de inlichtingen betrekking hebben op grensoverschrijdende transacties. 239 Daarnaast geeft Grandcolas aan dat de kwaliteit van informatie-uitwisseling vaak te wensen over laat. 240 Zo wordt de informatie geregeld beschikbaar gesteld in een buitenlandse taal. 241 In dit verband pleit ik voor informatieuitwisseling in de Engelse taal. Op die manier kunnen misverstanden worden voorkomen en daardoor zal zowel de kwaliteit als de frequentie van de uitgewisselde informatie toenemen.
In het licht van het bovenstaande meen ik dat de huidige verordening een solide basis vormt voor het uitwisselen van (btw-gerelateerde) informatie tussen de belastingautoriteiten van lidstaten. Een voorwaarde voor een succesvolle uitwisseling is mijns inziens echter dat de 235
Kamerstukken II 2012/13, 31 880, nr. 6, p. 9. Kamerstukken II 2008/09, 31 880, nr. 1-2, p. 43. 237 Kamerstukken II 2008/09, 31 880, nr. 1-2, p. 43. 238 Speciaal Verslag nr. 8/2007 van de Rekenkamer over de administratieve samenwerking op het gebied van BTW & Grandcolas 2008. 239 Mijns inziens dient deze vorm van informatie-uitwisseling voornamelijk gebruikt te worden voor het onderzoeken van grensoverschrijdende transacties waarbij afwijkende gegevens zijn ontdekt. In de situatie waar vermoed wordt dat carrouselfraude plaatsvindt of heeft gevonden lijken mij andere methoden van samenwerking effectiever. Zie hiervoor paragraaf 5.3. 240 Grandcolas 2008. 241 Grandcolas 2008. 236
46
Hoofdstuk 5
Oplossingen door samenwerking lidstaten EU
lidstaten zich inspannen voor een snelle en duidelijke uitwisseling van informatie. Het op tijd én in het Engels beschikbaar stellen van informatie zal de lidstaten middelen kosten, maar alleen dan is er een kans dat carrouselfraude (gedeeltelijk) bestreden kan worden door middel van deze vorm van samenwerking. Carrouselfraude kan in een kort tijdsbestek worden gepleegd en naar mijn mening kan alleen het snel en duidelijk beschikbaar stellen van informatie bijdragen aan de bestrijding van deze fraude.
Paragraaf 5.3
Oplossingen op het gebied van gezamenlijke fraudebestrijding
Een belangrijke wijziging in de huidige verordening ten opzichte van de basisverordening aangaande gezamenlijke fraudebestrijding is de volgende: 242 •
“Er wordt een rechtsgrond gecreëerd voor het opzetten van een permanente structuur die kan worden gebaseerd op een gemeenschappelijk georganiseerde risicoanalyse en zal een multilaterale, snelle en doelgerichte inlichtingenuitwisseling mogelijk maken, zodat de lidstaten adequaat en gecoördineerd kunnen optreden tegen nieuwe vormen van fraude.”
In deze paragraaf zal dan ook worden onderzocht op welke manier een gezamenlijke risicoanalyse en een gezamenlijke belastingcontrole kunnen bijdragen aan de bestrijding van carrouselfraude. Daarnaast wordt bestudeerd of andere oplossingen, namelijk de inzet van grensoverschrijdende EU-controleteams en het uitwisselen van bestrijdingsmethoden, eenzelfde bijdrage kunnen leveren.
Paragraaf 5.3.1
Gezamenlijke risicoanalyse en het uitwisselen van succesvolle bestrijdingsmethoden
Lidstaten kunnen een risicoanalyse gebruiken als een manier om fraude te voorkomen. Omdat ondernemers die carrouselfraude trachten te plegen in het bezit moeten zijn van een btwidentificatienummer is de preventieve risicoanalyse een essentieel onderdeel geworden bij het bestrijden van deze fraudevorm. 243 Veel lidstaten gebruiken software en elektronische databases die informatie bevatten met betrekking tot ondernemers, te denken valt aan de economische sector waarin zij handel drijven en de geschiedenis van betalingen en
242 243
COM(2009)427 def., p. 5. Borselli 2008.
47
Hoofdstuk 5
Oplossingen door samenwerking lidstaten EU
teruggaven van btw. 244 De Nederlandse belastingautoriteiten schenken in bepaalde gevallen meer aandacht aan wisselingen in leiding of eigendom van een onderneming. 245 Bezien vanuit het gevaar dat carrouselfraude zich snel kan verplaatsen naar andere lidstaten ben ik van mening dat lidstaten gezamenlijke risicoanalyses moeten uitvoeren. 246 Op die manier wordt fraudeurs geen prikkel gegeven om vanuit of via een andere lidstaat te gaan ‘werken’. Amand en Boucquez stellen zich op het standpunt dat Eurofisc 247 het juiste kader is om preventieve en gezamenlijke risicoanalyses op te zetten. 248
In dit verband zijn Fiscalis en Eurofisc mijns inziens tevens geschikte instrumenten om succesvolle bestrijdingsmethoden tegen carrouselfraude uit te wisselen. Enerzijds geldt ook hier het argument dat carrouselfraude zich minder snel kan verplaatsen naar andere lidstaten omdat de succesvolle bestrijdingsmethoden kunnen worden gedeeld. 249 Anderzijds worden personeel en middelen bespaard indien de belastingautoriteiten niet individueel op zoek gaan naar succesvolle bestrijdingsmethoden maar deze met elkaar delen. 250 Hier dient naar mijn mening de ‘communautaire houding’ van lidstaten te prevaleren boven het halen van individuele successen. 251 Niet voor niets was één van de aanleidingen voor het herschikken van de basisverordening dat elke lidstaat in toekomst de btw-inkomsten van alle lidstaten zou proberen te beschermen. 252
Door middel van het Eurofisc-netwerk kan snelle uitwisseling van doelgerichte inlichtingen tussen lidstaten worden bewerkstelligd. 253 Minder enthousiast ben ik over de keuze die lidstaten hebben om deel te nemen aan Eurofisc. 254 Op die manier blijft de kans bestaan dat sommige lidstaten niet mee willen werken aan gezamenlijke risicoanalyses. Dit zou kunnen 244
Borselli 2008. Brief Staatssecretaris van Financiën van 28 augustus 2009, nr. DGB2009/4495 U. 246 Zie noot 208 van dit onderzoek voor een voorbeeld van een situatie waar carrouselfraude zich snel verplaatst heeft. 247 Zie voor een beschrijving van Eurofisc paragraaf 4.3.5 van dit onderzoek. 248 Amand & Boucquez 2011. 249 Zie bijvoorbeeld: Nieuwsbericht Staatssecretaris Weekers; De Nederlandse Belastingdienst onderzoekt matchingverschillen (ontdekt door het vergelijken van gegevens uit het buitenland middels het VIES met btwaangiften die in Nederland worden gedaan) en heeft deze aanpak uitgedragen aan andere lidstaten: http://www.rijksoverheid.nl/nieuws/2012/09/27/weekers-rekenkamerrapport-steun-in-de-rug-voor-aanpak-btwfraude.html (Voor het laatst geraadpleegd op 30-3-2013). 250 COM(2011)851 def., p. 14; De Europese Commissie deelt dit argument en ziet graag dat belastingautoriteiten voortbouwen op ervaringen van andere lidstaten. 251 Deze houding komt overeen met de gewenste ‘communautaire houding’ die door de Europese Commissie wordt aangehaald in onder andere COM(2004)260, COM(2006)254 en COM(2007)758. 252 COM(2009)427 def., p. 4&5. 253 Art. 33, eerste lid, Verordening (EU) Nr. 904/2010. 254 Art. 34, eerste lid, Verordening (EU) Nr. 904/2010. 245
48
Hoofdstuk 5
Oplossingen door samenwerking lidstaten EU
leiden tot verplaatsingen van carrouselfraude binnen de EU. Fiscalis 255 kan gebruikt worden om bijvoorbeeld seminars of werkbezoeken te realiseren om op die manier risicoanalyses en succesvolle bestrijdingsmethoden te presenteren en wellicht te delen. Nogmaals wil ik benadrukken dat een ‘communautaire houding’ in mijn ogen een voorwaarde is voor het succesvol toepassen van genoemde methoden.
Paragraaf 5.3.2
Gezamenlijke belastingcontrole 256 en grensoverschrijdende EUcontroleteams
In situaties waar is geconstateerd dat er (naar alle waarschijnlijkheid) carrouselfraude wordt of is gepleegd is het op reguliere wijze uitwisselen van informatie tussen belastingautoriteiten naar mijn mening niet effectief genoeg. 257 Eén van de belangrijkste pijlers om carrouselfraude te bestrijden is het snel en rechtstreeks uitwisselen van informatie tussen belastingautoriteiten. Dit komt omdat de ‘carrousel’ zich in veel gevallen in meerdere lidstaten bevindt en in een korte periode met grote hoeveelheden btw kan worden gefraudeerd. Daarnaast kan het zijn dat de ‘ploffer’ 258 erg snel onvindbaar is voor de belastingautoriteiten. Een naar mijn mening positieve ontwikkeling is dan ook geweest dat belastingautoriteiten de mogelijkheid kregen om bevoegde ambtenaren aan te wijzen die rechtstreeks informatie kunnen uitwisselen. 259 Op dit moment is deze mogelijkheid vormgegeven in art. 4, derde lid van de huidige verordening.
Een proef met gezamenlijke controles door belastingambtenaren die werd uitgevoerd door Nederlandse en Duitse belastingautoriteiten in 2005 en 2006 is positief uitgevallen. 260 Een dergelijke proef is naar mijn mening toe te juichen. Dit voorbeeld laat zien dat als lidstaten zich inspannen om op een geschikte en wettelijke manier informatie uit te wisselen er positieve resultaten behaald kunnen worden. Voor zover ik hebben kunnen nagaan heeft de
255
Het Fiscalis-programma biedt financiële steun aan (belastinggerelateerde) evenementen waarbij vertegenwoordigers van lidstaten aanwezig zijn, IT-systemen en trainingmodulen. Zie: http://ec.europa.eu/taxation_customs/taxation/tax_cooperation/fiscalis_programme/participating/index_en.htm (Voor het laatst geraadpleegd op 30-3-2013). 256 Om verwarring te voorkomen wordt in dit onderzoek alleen de generieke term ‘gezamenlijke belastingcontrole’ gebruikt. Zie Van der Hel-van Dijk & Kamerling 2005 voor een uitleg van de verschillende termen die worden gebruikt voor controle. 257 De wijzen waar op reguliere manier informatie kan worden uitgewisseld zijn besproken in paragraaf 5.2.2 van dit onderzoek. 258 Voor het begrip ‘ploffer’, zie paragraaf 4.2. 259 COM(2004)260 def., p. 8; Deze mogelijkheid werd geïntroduceerd door de invoering van Verordening (EG) nr. 1798/2003. 260 Kamerstukken II 2008/09, 31 880, nr. 1-2, p. 58.
49
Hoofdstuk 5
Oplossingen door samenwerking lidstaten EU
proef geen vervolg gehad. Wel is aanbevolen de nog aanwezige obstakels bij de samenwerking tussen lidstaten weg te nemen. 261
Hoewel het voor belastingambtenaren tevens mogelijk is om in een andere lidstaat deel te nemen aan een controle, wordt van deze mogelijkheid weinig gebruik gemaakt. 262 Een oorzaak hiervan is dat de meeste lidstaten de aanwezigheid van buitenlandse belastingambtenaren alleen toestaan indien de ondernemer op wie het onderzoek betrekking heeft hiermee akkoord gaat. 263
Het is mijns inziens onbegrijpelijk dat nationale wetgeving ervoor kan zorgen dat gezamenlijke belastingcontroles niet altijd kunnen worden uitgeoefend. Zoals aangegeven is gebleken dat dergelijke onderzoeken effectief kunnen zijn. Het lijkt erop dat lidstaten ingezetenen ondernemers willen beschermen en zich om die reden niet genoeg inspannen om te trachten de btw-inkomsten van alle lidstaten te beschermen.
Met de invoering van de basisverordening werd het ook mogelijk dat antifraude-eenheden aan een gezamenlijke belastingcontrole deel konden nemen. 264 In 2004 sprak de EC haar voorkeur uit voor het vormen van deze eenheden. 265 Volgens de EC vroeg de carrouselfraude om gespecialiseerde antifraude-eenheden met voldoende verantwoordelijkheid om snel en daadkrachtig op alle niveaus actie te kunnen ondernemen. 266 Een dergelijke antifraudeeenheid staat ook wel bekend als een grensoverschrijdend EU-controleteam. 267 Opvallend is dat de EC in 2011 opnieuw heeft medegedeeld de mogelijkheid van een grensoverschrijdend EU-controleteam te bestuderen. 268 Dit wil zeggen dat er zeven jaar lang nauwelijks verdere inspanningen door de EC zijn verricht om deze teams op te richten.
Het grootste voordeel van een grensoverschrijdend EU-controleteam is dat er meer samenhang komt met betrekking tot een grensoverschrijdend onderzoek. Met Van der Helvan Dijk deel ik de mening dat alleen het uitwisselen van gegevens tussen lidstaten niet de
261
Kamerstukken II 2008/09, 31 880, nr. 1-2, p. 58. Grandcolas 2008. 263 Grandcolas 2008. 264 COM(2004)260 def., p. 8. 265 COM(2004)260 def., p. 17. 266 COM(2004)260 def., p. 17. 267 In Engelstalige documenten wordt vaak de term ‘cross-border audit team’ gebruikt. 268 COM(2004)260 def., p. 17. 262
50
Hoofdstuk 5
Oplossingen door samenwerking lidstaten EU
bedoeling kan zijn van grensoverschrijdende samenwerking. 269 Lejeune, Daou en De Maeijer wijzen op het bijkomende voordeel dat de nalevingskosten voor ondernemers zullen verminderen.
270
Dit komt volgens de auteurs doordat de mogelijkheid bestaat dat
belastingautoriteiten een gezamenlijke benadering ten opzichte van bijvoorbeeld de acceptatie van de uitkomst van een onderzoek of minder vergaande administratieve verplichtingen voor ondernemers kunnen overeenkomen. 271
Paragraaf 5.4
Verbeteren van de relatie tussen belastingautoriteiten en ondernemers
Op 1 oktober 2012 heeft de EC een EU-btw-forum 272 opgericht. Het forum is een communicatiekanaal op EU-niveau waar belastingautoriteiten, de EC en vertegenwoordigers van het bedrijfsleven van gedachten kunnen wisselen over praktische kwesties met betrekking tot btw-administratie. 273 Het EU-btw-forum is opgericht omdat een breder forum werd gemist waarbij alle fiscale autoriteiten betrokken zijn, voornamelijk als het ging om grensoverschrijdende kwesties. 274 Met behulp van het EU-btw-forum hoopt men dat alle deelnemende stakeholders kunnen bijdragen aan de stroomlijning van het beheer van het btwstelsel en op die manier nalevingskosten helpen te verlagen en btw-inkomsten veilig te stellen. 275
De oprichting van het forum sluit mijns inziens enigszins aan bij de benadering van ‘horizontaal toezicht’ die de Nederlandse belastingautoriteiten enkele jaren hebben gekozen. De basis voor horizontaal toezicht is wederzijds vertrouwen, begrip en transparantie. 276 De ondernemer krijgt, in ruil voor vrijwillige en actuele verstrekking van fiscaal relevante gegevens, snel zekerheid over zijn belastingpositie en wordt zo min mogelijk ‘lastig gevallen’ door de belastingautoriteiten.
277
Het EU-btw-forum is met ‘horizontaal toezicht’ te
vergelijken omdat het platform de relatie tussen ondernemers en belastingautoriteiten probeert
269
Van der Hel-van Dijk 2010a. Lejeune, Daou & De Maeijer 2012. 271 Lejeune, Daou & De Maeijer 2012. 272 Meer informatie over het EU-btw-forum en over deelnemende organisaties is te vinden op de website van de Europese Commissie, via de volgende link: http://ec.europa.eu/taxation_customs/taxation/vat/key_documents/eu_vat_forum/index_en.htm 273 COM(2011)851 def., p. 9. 274 COM(2011)851 def., p. 9. 275 Volgens de zevende overweging van de considerans van Besluit van de Commissie van 3 juli 2012 tot oprichting van het EU-btw-forum (2012/C 198/05). 276 Huiskers-Stoop 2012. 277 Huiskers-Stoop 2012. 270
51
Hoofdstuk 5
Oplossingen door samenwerking lidstaten EU
te verbeteren. 278 Anderszijds verschilt het forum van ‘horizontaal toezicht’ omdat bij dit toezicht (in een aantal gevallen) ondernemers ook (belasting)afspraken kunnen maken ten aanzien van individuele kwesties. Dit is bij het EU-btw-forum niet de bedoeling. Het doel is het bespreken en eventueel oplossen van algemene problemen bij het beheer van het Europese btw-stelsel. 279
Omdat het EU-btw-forum pas enkele maanden in bedrijf is, is het nog niet mogelijk om de gevolgen van de invoering te toetsen. Wellicht kan het ondernemers op een ongedwongen wijze meer bijbrengen over carrouselfraude en mogelijke consequenties. Kortom, de komende jaren zal onderzocht moeten worden of het EU-btw-forum een bijdrage heeft geleverd aan de bestrijding van carrouselfraude. Ook zal dan blijken of het EU-btw-forum ervoor heeft gezorgd dat de eenvoud van het btw-stelsel is toegenomen. Wellicht ondervinden ondernemers profijt van de informele communicatie die plaats kan vinden met belastingautoriteiten.
Paragraaf 5.5
Samenvatting en conclusies
In dit hoofdstuk is onderzocht of er oplossingen door middel van samenwerking tussen de lidstaten van de EU bestaan om dit stelsel voor grensoverschrijdende transacties eenvoudiger en tegelijkertijd meer fraudebestendig te maken.
Allereerst zijn oplossingen op het gebied van administratieve samenwerking bestudeerd. Geconcludeerd is dat de huidige verordening een solide basis vormt voor het uitwisselen van (btw-gerelateerde) informatie tussen de belastingautoriteiten van lidstaten. Op dit moment spannen de lidstaten zich echter onvoldoende in om een snelle en duidelijke informatieuitwisseling te garanderen. Naar mijn mening kan dit worden opgelost door informatie op tijd én in het Engels beschikbaar te stellen.
Daarnaast is gebleken dat het VIES ineffectief is doordat de database niet altijd up-to-date is. Ook zijn op dit moment onvoldoende gegevens via het VIES op te vragen. Een eerste stap, om het vertrouwen in het VIES door ondernemers te laten toenemen, is het up-to-date houden van het systeem door onder andere het verwijderen van inactieve btw-identificatienummers en 278
Volgens de achtste overweging van de considerans van Besluit van de Commissie van 3 juli 2012 tot oprichting van het EU-btw-forum (2012/C 198/05). 279 Volgens de achtste overweging van de considerans van Besluit van de Commissie van 3 juli 2012 tot oprichting van het EU-btw-forum (2012/C 198/05).
52
Hoofdstuk 5
Oplossingen door samenwerking lidstaten EU
het snel toevoegen van nieuwe ondernemers alsook het wijzigen van gegevens. Een tweede stap is het daadwerkelijk beschikbaar stellen van naam- en adresgegevens van ondernemers. Eventueel kunnen later nog enkele aanvullende gegevens, zoals over de mate van naleving, bekend worden gemaakt.
Tevens is in dit hoofdstuk onderzocht of er binnen de huidige mogelijkheden van het btwstelsel oplossingen bestaan op het gebied van gezamenlijke fraudebestrijding. Ik ben tot de slotsom gekomen dat preventieve en gezamenlijke risicoanalyses een bijdrage kunnen leveren aan de bestrijding van carrouselfraude. Hetzelfde geldt voor het uitwisselen van succesvolle bestrijdingsmethoden, dit wordt al door enkele lidstaten gedaan. Deze onderdelen van samenwerking kunnen worden vormgegeven via Fiscalis en Eurofisc.
Gebleken is dat gezamenlijke belastingcontroles kunnen bijdragen aan een succesvolle fraudebestrijding. Helaas kan nationale regelgeving er op dit moment voor zorgen dat buitenlandse belastingambtenaren niet onder alle omstandigheden in een andere lidstaat aanwezig kunnen zijn. Om meer samenhang met betrekking tot een grensoverschrijdend onderzoek te bewerkstelligen kunnen grensoverschrijdende EU-controleteams worden ingezet. Naar mijn mening dient de EC dient een actieve rol te spelen in de ontwikkeling van deze teams.
Tenslotte is het een positieve ontwikkeling dat de EC onlangs een EU-btw-forum in werking heeft gesteld. Het EU-btw-forum kan de relatie tussen ondernemers en belastingautoriteiten verbeteren. Daarnaast is het een platform voor het bespreken en eventueel oplossen van algemene problemen die ontstaan bij het ‘beheer’ van het Europese btw-stelsel. Het is echter te vroeg om te onderzoeken of deze methode succesvol kan zijn om uiteindelijk een eenvoudiger en tegelijkertijd minder fraudegevoelig btw-stelsel te ontwikkelen.
Benadrukt moet worden dat een ‘communautaire houding’ mijns inziens een voorwaarde is voor het succesvol toepassen van alle genoemde methoden. Carrouselfraude dient naar mijn mening bestreden te worden door middel van een gezamenlijke aanpak van de lidstaten. Ik merk op dat de genoemde methoden waarschijnlijk geen definitief einde kunnen maken aan de carrouselfraude in de EU. Wel kunnen ze een belangrijke bijdrage leveren aan de bestrijding van deze fraude. In hoofdstuk zes van dit onderzoek wordt onderzocht of er
53
Hoofdstuk 5
Oplossingen door samenwerking lidstaten EU
inhoudelijke oplossingen met betrekking tot het huidige btw-stelsel bestaan om carrouselfraude wel geheel te verbannen.
54
Hoofdstuk 6
Oplossingen met betrekking tot het huidige btw-stelsel
HOOFDSTUK 6 OPLOSSINGEN MET BETREKKING TOT HET HUIDIGE BTW-STELSEL
Paragraaf 6.1
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt bestudeerd of er inhoudelijke oplossingen met betrekking tot het huidige Europese btw-stelsel voor grensoverschrijdende transacties bestaan om dit stelsel eenvoudiger en tegelijkertijd meer fraudebestendig te maken. Verschillende oplossingen worden onder de loep genomen. Naast het belasten van grensoverschrijdende transacties zijn dit het versturen van een digitale factuur via de overheid, de herziening van de wijze waarop btw wordt geïnd en een algemene verleggingsregeling. Tenslotte wordt in de voorlaatste paragraaf van dit hoofdstuk mijn persoonlijke oplossing gepresenteerd.
Paragraaf 6.2
Het belasten van grensoverschrijdende transacties binnen de EU
De Btw-richtlijn bevat op dit moment nog steeds een bepaling die aangeeft dat de huidige ‘overgangsregeling’ ten aanzien van grensoverschrijdende transacties zal worden vervangen door een definitieve regeling. 280 Indien deze definitieve regeling van toepassing zou worden, dienen leveranciers en dienstverrichters bij iedere grensoverschrijdende transactie btw in rekening te brengen (en af te dragen) in de lidstaat van waaruit de levering of dienst zijn oorsprong vindt. De afnemer is vervolgens gerechtigd de btw in aftrek te brengen in de lidstaat waar hij is gevestigd.
281
Dit heeft tot gevolg dat ‘ploffers’ 282 niet meer de
mogelijkheid hebben een goed of een dienst uit een andere lidstaat te kopen zonder btw te betalen (aan de leverancier of dienstverrichter). In de huidige ‘overgangsregeling’ bestaat deze mogelijkheid wel en (mede hierdoor) vindt carrouselfraude op grote schaal plaats.
De EC heeft onlangs aangegeven dat er geen redenen meer zijn de definitieve regeling, die is gebaseerd op het beginsel van belastingheffing in de lidstaat van oorsprong, tot stand te brengen. 283 De lidstaten en het Europees parlement hebben namelijk aangegeven dat dit stelsel politiek onhaalbaar is. 284 De EC vermeldt dat belastingheffing bij de oorsprong onaanvaardbaar is gebleken omdat enerzijds de btw-tarieven sterk zouden moeten worden 280
Art. 402, eerste lid, Btw-richtlijn geeft aan dat de huidige ‘overgangsregeling’ zal worden vervangen door een definitieve regeling, gebaseerd op belastingheffing in de lidstaat van oorsprong van de goederenleveringen en diensten. 281 Wohlfahrt 2011. 282 Voor het begrip ‘ploffer’, zie paragraaf 4.2. 283 COM(2011)851 def., p. 5. 284 COM(2011)851 def., p. 5.
55
Hoofdstuk 6
Oplossingen met betrekking tot het huidige btw-stelsel
geharmoniseerd om te voorkomen dat tariefverschillen koopbeslissingen beïnvloeden, en anderzijds een verrekeningssysteem zou moeten worden opgezet om ervoor te zorgen dat de btw-opbrengsten toevallen aan de lidstaat van verbruik. 285 Daarnaast zouden lidstaten ten aanzien van de inning van hun btw-opbrengsten gedeeltelijk afhankelijk worden van elkaar. 286
Er zijn alternatieven denkbaar waarbij grensoverschrijdende transacties binnen de EU niet belast worden tegen het tarief van de lidstaat van waaruit de levering of dienst zijn oorsprong vindt, maar tegen een tarief dat geldt voor de gehele EU. Hierdoor zullen geen competitieverstoringen optreden en ook een vergaande harmonisatie van btw-tarieven hoeft niet plaats te vinden. 287 Regelmatig worden de auteurs Keen en Smith aangehaald die in 1996 VIVAT (viable integrated VAT) voorstelden.
288
Volgens dit systeem wordt een
gemeenschappelijk btw-tarief toegepast op alle B2B-transacties. 289 Vervolgens bepalen de lidstaten afzonderlijk welk tarief zij toepassen op transacties van ondernemers naar nietondernemers (B2C-transacties). 290
VIVAT heeft als voordeel dat het plegen van carrouselfraude minder aantrekkelijk wordt omdat ondernemers geen goederen of diensten uit andere lidstaten meer aan kunnen kopen zonder btw (aan de leverancier/dienstverrichter) te betalen. Daarnaast is het voor leveranciers niet meer nodig het vervoer van goederen naar een andere lidstaat aan te tonen (zie paragraaf 3.2.2). 291 Tevens vervalt de intracommunautaire verwerving als belastbaar feit, alsmede de daarbij horende verplichtingen (zie paragraaf 3.2.3). 292
Een nadeel is dat een verrekeningssysteem noodzakelijk is. Dit was een van de redenen die ervoor zorgden dat de EC afzag van de definitieve regeling die gebaseerd is op belastingheffing in de lidstaat van oorsprong van de goederenlevering en diensten. Het verrekeningssysteem dient er bij het VIVAT-systeem voor te zorgen dat btw die is ontvangen
285
COM(2010)695 def., p. 7. COM(2010)695 def., p. 7. 287 Borselli 2008. 288 In Wohlfart 2011 & Aujean, Valenduc & Wolf wordt verwezen naar het volgende document: Michael Keen & Stephen Smith, ‘The future of Value-Added Tax in the European Union’, Economic Policy 1996, p. 375-411. 289 Aujean 2012; Dit tarief geldt derhalve voor binnenlandse en grensoverschrijdende btw-transacties tussen ondernemers. 290 Aujean 2012. 291 Aujean, Valenduc & Wolf 2013. 292 Aujean, Valenduc & Wolf 2013. 286
56
Hoofdstuk 6
Oplossingen met betrekking tot het huidige btw-stelsel
in de lidstaat van de leverancier of dienstverrichter wordt toegewezen aan de lidstaat waar de afnemer deze btw in aftrek heeft kunnen brengen. 293
Wolf vraagt zich af of carrouselfraude door het VIVAT-systeem niet eenvoudiger wordt gemaakt. 294 Hoewel ik zijn opvatting onderschrijf, dat fraude over het algemeen minder snel ontdekt zal worden als aftrek en betaling niet in dezelfde lidstaat plaatsvinden, 295 ben ik ervan overtuigd dat lidstaten voldoende mogelijkheden hebben om dit probleem op te lossen. Zoals ik in hoofdstuk vijf heb aangegeven wordt er dan wel een ‘communautaire houding’ van deze lidstaten verwacht om de in dat hoofdstuk genoemde methoden succesvol toe te passen.
In mijn optiek zou het VIVAT-systeem kunnen zorgen voor een eenvoudiger en tegelijkertijd meer fraudebestendig Europees btw-stelsel voor grensoverschrijdende transacties. Het is echter niet waarschijnlijk dat lidstaten een verrekeningssyteem in het btw-stelsel goed zullen keuren. Zij worden dan namelijk gedeeltelijk afhankelijk van elkaar ten aanzien van de inning van hun btw-opbrengsten.
Paragraaf 6.3
Digitale factuur via de overheid
In 2007 zond Nieuwenhuizen een open brief aan de EC met daarin de boodschap dat hij een oplossing voor ogen had die het unieke systeem van de btw in stand hield en die daarnaast de carrouselfraude kon bestrijden. 296 Volgens de auteur dienen facturen digitaal via de computers van de belastingautoriteiten bij de afnemer terecht te komen. 297 Daarnaast dient in de Btwrichtlijn een regeling te komen die bepaalt dat een afnemer geen recht op aftrek van voorbelasting heeft indien deze afnemer geen digitale factuur via de belastingautoriteiten heeft ontvangen. 298
Een voordeel van deze wijziging zal zijn dat de belastingautoriteiten al op het moment van de facturering weet hebben van de transactie. 299 Het hoeft geen verwondering te wekken dat fraudeurs dit niet plezierig vinden en carrouselfraude hierdoor naar alle waarschijnlijkheid zal
293
Aujean 2011. Wolf 2010b, p. 173. 295 Wolf 2010b, p. 173. 296 Nieuwenhuizen 2007b; Zie voor de Nederlandse vertaling: Nieuwenhuizen 2007a. 297 Nieuwenhuizen 2007a. 298 Nieuwenhuizen 2007a. 299 Nieuwenhuizen 2007a. 294
57
Hoofdstuk 6
Oplossingen met betrekking tot het huidige btw-stelsel
afnemen. 300 Mijns inziens blijft het plegen van carrouselfraude nog steeds mogelijk, maar het wordt fraudeurs erg lastig gemaakt om in korte tijd enorme hoeveelheden btw te ontvangen van afnemers en deze vervolgens niet af te dragen. ‘Ploffers’ 301 kunnen immers nog steeds verdwijnen nadat ze de btw van hun afnemer hebben ontvangen, maar doordat de belastingautoriteiten beschikking hebben over alle facturen wordt het eenvoudiger om de fraude op te sporen en lijkt het nagenoeg onmogelijk te worden de ‘carrousel’ voor langere tijd draaiende te houden.
Minder enthousiast ben ik over de nadelen van de beoogde wijziging. De huidige situatie van een maandelijkse belastingaangifte dient vervangen te worden door een dagelijkse stroom facturen. Aan de ene kant zorgt dit voor een lastenverzwaring voor ondernemers en anderzijds dienen de belastingautoriteiten enorme hoeveelheden informatie te verwerken.
Nieuwenhuizen stelt zich op het standpunt dat ondernemers die transacties met geringe bedragen (< 10.000 euro) uitvoeren kunnen worden ontzien, en daarnaast zal de digitale overheidsfactuur volgens hem geen technische problemen opleveren. 302 Deze laatste stelling verdedigt de auteur door aan te geven dat de Nederlandse digitale aangifte geen problemen opleverde voor de computers van de Nederlandse belastingautoriteiten. 303 Dit lijkt mij echter geen valide onderbouwing omdat de wijziging, wil deze succesvol zijn, plaats moet vinden in 27 lidstaten. Het is maar de vraag of alle lidstaten ervoor kunnen zorgen dat er geen technische- en uitvoeringsproblemen zullen ontstaan door de toenemende hoeveelheid aan informatie. Wolf stelt zich, naar mijn mening terecht, op het standpunt dat door de enorme hoeveelheid informatie die de belastingautoriteiten te verwerken krijgen het denkbaar is dat een teruggave van btw wordt verleend terwijl de daarmee corresponderende betaling van btw door de ploffer achterwege blijft. 304 Indien er technische- of uitvoeringsproblemen ontstaan wordt het risico gelopen dat carrouselfraude zich verplaatst naar de lidstaten waar de belastingautoriteiten het minst succesvol zijn in het verwerken en analyseren van alle informatie.
300
Nieuwenhuizen 2007a. Voor het begrip ‘ploffer’, zie paragraaf 4.2. 302 Nieuwenhuizen 2007a. 303 Nieuwenhuizen 2007a. 304 Wolf 2010b, p. 179. 301
58
Hoofdstuk 6
Oplossingen met betrekking tot het huidige btw-stelsel
Dit alles wil echter niet zeggen dat ik de oplossing van Nieuwenhuizen kansloos acht, integendeel zelfs. Met Braun en Kaubia 305 ben ik van mening dat de EC er goed aan zal doen het idee van Nieuwenhuizen op haalbaarheid te onderzoeken.
Paragraaf 6.4
Herziening van de wijze waarop btw wordt geïnd
In 2009 heeft de High Level Group (HLG) 306 een voorstel gedaan waarin een real-time btwstelsel (RT VAT) werd aanbevolen.
307
Volgens het RT VAT systeem dienen alle
elektronische btw-transacties 308 uitgevoerd te worden via bankrekeningen en vervolgens splitst de financiële instelling de transactie, waarna het btw-gedeelte naar de belastingautoriteiten wordt getransporteerd. 309 Indien en voor zover de afnemer recht heeft op aftrek van voorbelasting zal dit btw-bedrag weer worden overgemaakt naar de bankrekening van de afnemer van de transactie. 310 Het stelsel maakt het uitreiken van facturen overbodig omdat leveranciers op een ‘VAT Transaction Unit’ betreffende gegevens vermelden die in het systeem aan de betreffende betaling werd gekoppeld. 311 Het RT VAT systeem kan volgens enkele auteurs mogelijk worden gemaakt door de systemen te gebruiken die vandaag de dag onder andere creditcardbetalingen faciliteren. 312
Het grootste voordeel van het voorgestelde systeem is dat fraudeurs geen btw meer in handen krijgen en dus ook geen kans hebben om deze niet af te dragen. 313 Carrouselfraude zou dus verleden tijd zijn en dit is een zeer bemoedigende gedachte. Er is mijns inziens echter ook een aantal vraagtekens te zetten als het gaat om de daadwerkelijke uitvoering van het systeem. Hoe dient bijvoorbeeld om te worden gegaan met transacties die niet elektronisch worden betaald? Daarnaast is het de vraag of de belastingautoriteiten van iedere lidstaat in staat zijn alle transacties te volgen en op korte termijn btw terug kunnen storten aan afnemers die hier recht op hebben. Het zal immers, niet alleen voor ondernemers maar ook voor belastingautoriteiten, een ingrijpende aanpassing vragen in de wijze waarop btw wordt afgewikkeld. 314 De EC voorspelt dat het model van gesplitste betaling een positieve kosten305
Braun & Koubia 2007. Efstratios 2012; De High Level Group is opgericht om de Europese Commissie te adviseren over het reduceren van administratieve lasten. 307 Efstratios 2012. 308 Ainsworth 2011: Dit geldt voor zowel B2B- als B2C-transacties. 309 Wohlfahrt 2011. 310 Ainsworth 2011. 311 Wolf 2010b, p. 181. 312 Jennings 2010; Wohlfahrt 2011. 313 Ainsworth 2011. 314 COM(2010)695 def., p. 21. 306
59
Hoofdstuk 6
Oplossingen met betrekking tot het huidige btw-stelsel
batenverhouding heeft. 315 Maar de EC heeft tevens aangegeven dat het model negatieve reacties van bedrijven en belastingdeskundigen heeft opgeleverd, vanwege de onbekende gevolgen op het gebied van de cashflow, de nalevingskosten en commerciële kwesties. 316 Toch is de EC nog niet van plan het model van de gesplitste betaling te verwerpen. 317
Indien het systeem ook op grensoverschrijdende transacties (zoals voorgesteld) wordt toegepast zal het btw-stelsel er niet eenvoudiger op worden. Een real-time btw-stelsel kan worden uitgevoerd volgens het oorsprong- of het bestemmingslandbeginsel. 318 Het is nog maar de vraag of alle lidstaten het unaniem 319 eens kunnen worden met betrekking tot de keuze voor het oorsprong- of het bestemmingslandbeginsel.
Hoewel het real-time btw-stelsel carrouselfraude zou kunnen verminderen en misschien wel zou kunnen elimineren, komt het mij onwaarschijnlijk voor dat dit stelsel daadwerkelijk op korte termijn zal worden ingevoerd. Er bestaan immers nog teveel onduidelijkheden aangaande dit voorgestelde stelsel.
Paragraaf 6.5
Verleggingsregeling
Eerder in dit onderzoek is gebleken dat enkele lidstaten een specifieke (en tijdelijke) binnenlandse verleggingsregeling hebben geïntroduceerd met als doel het bestrijden van carrouselfraude. 320 Als gevolg van een verleggingsregeling is de afnemer van een transactie, in plaats van de leverancier, btw verschuldigd. Het risico verdwijnt dat een zogenoemde ploffer wel btw in rekening brengt aan zijn afnemer maar deze vervolgens niet aan de belastingautoriteiten afdraagt. Indien er verlegging plaatsvindt geeft de afnemer namelijk de btw aan in zijn aangifte en trekt deze af in dezelfde aangifte.
Om carrouselfraude te voorkomen dient een verleggingsregeling op korte termijn te worden ingevoerd om de bijbehorende schade te beperken. In een korte periode kan namelijk met grote hoeveelheden btw worden gefraudeerd. Het verkrijgen van toestemming voor een
315
COM(2010)695 def., p. 21. COM(2011)851 def., p. 15. 317 COM(2011)851 def., p. 15. 318 Wohlfahrt 2011. 319 Art. 113 VWEU vereist unanimiteit inzake de bepalingen die betrekking hebben op de harmonisatie van de wetgevingen inzake de indirecte belastingen. 320 Zie paragraaf 4.3.1 voor de verleggingsregeling ten aanzien van mobiele telefoons en computerchips die enkele lidstaten in het verleden hebben ingevoerd. 316
60
Hoofdstuk 6
Oplossingen met betrekking tot het huidige btw-stelsel
specifieke verleggingsregeling duurt minimaal acht maanden. 321 Deze procedure is mijns inziens te traag. De EC onderschrijft deze opvatting en verwijst naar een voorbeeld van de schade die in korte tijd kan ontstaan. 322 Europol schat het verlies in verband met de handel in emissierechten tussen juni 2008 en december 2009 namelijk op 5 miljard euro. De EC heeft op 31 juli 2012 een voorstel voor een snel reactiemechanisme gedaan. 323 Indien dit voorstel wordt goedgekeurd, zou de EC lidstaten zeer snel kunnen machtigen om tijdelijke derogatie-maatregelen te nemen tegen plotseling opduikende en grootschalige fraude met omvangrijke financiële gevolgen. 324 Naar mijn mening is dit een positieve ontwikkeling. Echter meen ik dat carrouselfraude bestreden zou moeten worden vanuit een gemeenschappelijke benadering door de lidstaten. Het verplaatsen van carrouselfraude blijft namelijk nog steeds mogelijk indien een lidstaat, in tegenstelling tot een andere lidstaat, door middel van een snel reactiemechanisme een verleggingsregeling heeft ingevoerd.
Een alternatief voor een specifieke verleggingsregeling kan een algemene verleggingsregeling zijn. Als gevolg hiervan is het probleem dat carrouselfraude zich naar andere lidstaten verplaatst opgelost. Oostenrijk heeft voorgesteld om de verleggingsregeling van toepassing te verklaren op alle schakels van de productie- en handelsketen. 325 Carrouselfraude wordt dan uitgesloten omdat ‘ploffers’ 326 niet meer in het bezit kunnen komen van btw (afkomstig van hun afnemer). 327
Er kleven echter enkele nadelen aan het toepassen van een algemene verleggingsregeling. Doordat er geen gefaseerde betalingen van btw meer plaatsvinden, de btw wordt immers geheel betaald door de partij die levert aan de eindverbruiker, neemt het risico op andere vormen van fraude toe. 328 Het risico van het verzamelen van btw wordt verlegd naar de detailhandel, 329 en dit kan bijvoorbeeld leiden tot meer zwarte handel. 330 Alle btw dient
321
Wolf 2012b; COM(2012)428 final; Voor het verlenen van een machtiging voor een dergelijke derogatie is een voorstel van de Europese Commissie vereist dat door de Raad moet worden goedgekeurd. 322 COM (2012) 428 final; In dit document wordt door de Europese Commissie verwezen naar het Persbericht van Europol van 9 december 2009 – "Fraude met CO2-emissierechten kost Europese belastingbetaler meer dan 5 miljard euro". 323 COM(2012)428 final. 324 COM(2012) 722/2. 325 Nieuwenhuizen 2006. 326 Voor het begrip ‘ploffer’, zie paragraaf 4.2. 327 Wohlfahrt 2011. 328 Wolf 2012b. 329 Wohlfahrt 2011.
61
Hoofdstuk 6
Oplossingen met betrekking tot het huidige btw-stelsel
namelijk in de laatste schakel van de productie- of distributieketen te worden verzameld en zwarte verkopen zullen leiden tot aanzienlijke prijsvoordelen ten opzichte van de concurrentie. Bovendien komt de administratieve druk bij deze sector te liggen. 331 Daarnaast is het niet meer mogelijk btw-schade die is ontstaan door fraude te herstellen door middel van een aansprakelijkheidsstelling of het weigeren van recht op aftrek. 332
In het licht van het bovenstaande meen ik dan ook dat een specifieke of een algemene verleggingsregeling geen duurzame oplossing is om het huidige Europese btw-stelsel eenvoudiger en tegelijkertijd meer fraudebestendig te maken.
Paragraaf 6.6
Persoonlijke oplossing
Het doel van dit onderzoek is het vinden van een manier waarop er een eenvoudiger en tegelijkertijd meer fraudebestendig Europees btw-stelsel voor grensoverschrijdende transacties kan ontstaan.
Om tot een dergelijk stelsel te komen gaat mijn persoonlijke voorkeur uit naar het VIVATsysteem. Volgens dit systeem wordt een gemeenschappelijk btw-tarief toegepast op alle B2Btransacties 333 binnen de EU. Vervolgens bepalen de lidstaten afzonderlijk welk tarief zij toepassen op transacties van ondernemers naar niet-ondernemers (B2C-transacties).
VIVAT heeft als voordeel dat het plegen van carrouselfraude minder aantrekkelijk wordt omdat ondernemers geen goederen of diensten uit andere lidstaten meer aan kunnen kopen zonder btw (aan de leverancier/dienstverrichter) te betalen. Daarnaast is het voor leveranciers niet meer nodig het vervoer van goederen naar een andere lidstaat aan te tonen (zie paragraaf 3.2.2). 334 Tevens vervalt de intracommunautaire verwerving als belastbaar feit, alsmede de daarbij horende verplichtingen (zie paragraaf 3.2.3). 335 Met de invoering van het VIVATsysteem ontstaat derhalve een eenvoudiger en meer fraudebestendig Europees btw-stelsel.
330
Wolf 2012b. Braun & Koubia 2007. 332 Braun & Koubia 2007; De maatregelen zijn besproken in paragrafen 4.3.2 en 4.3.3 van dit onderzoek. 333 Zowel binnenlandse als grensoverschrijdende transacties. 334 Aujean, Valenduc & Wolf 2013. 335 Aujean, Valenduc & Wolf 2013. 331
62
Hoofdstuk 6
Oplossingen met betrekking tot het huidige btw-stelsel
Omdat de lidstaten een verrekeningssysteem 336 in het btw-stelsel naar alle waarschijnlijkheid niet (op korte termijn) zullen goedkeuren presenteer ik tevens een ‘next-best-oplossing’.
Deze persoonlijke next-best-oplossing is een combinatie van een idee van de auteurs Amand en Boucquez en van het real-time btw-stelsel (zie paragraaf 6.4). Allereerst zal ik de mening van Amand en Boucquez bespreken. 337 Deze auteurs zijn, naar aanleiding van een maatregel tegen fraude in de Belgische bouwsector, 338 voorstanders om het VIES als cruciale informatiebron te laten functioneren om carrouselfraude te bestrijden. 339 Ondernemers moeten volgens de auteurs via het VIES kunnen achterhalen of een ondernemer ‘compliant’ is en kunnen vervolgens bepalen of zij de transactie met deze leverancier laten doorgaan. Als een afnemer vervolgens zaken heeft gedaan met een ‘ploffer’ die niet voldeed aan zijn verplichtingen tot naleving (de afnemer heeft dit via het VIES te weten kunnen komen), kan de afnemer later niet aantonen dat hij niet wist dat hij onderdeel uitmaakte van een carrouselfraude-keten. 340 Volgens het real-time btw-stelsel dienen alle elektronische btw-transacties 341 uitgevoerd te worden via bankrekeningen en vervolgens splitst de financiële instelling de transactie, waarna het btw-gedeelte naar de belastingautoriteiten wordt getransporteerd. 342 Indien en voor zover de afnemer recht heeft op aftrek van voorbelasting zal dit btw-bedrag weer worden overgemaakt naar de bankrekening van de afnemer van de transactie. 343
De eerste functie van het door mij vormgegeven systeem is dat lidstaten actuele en relevante informatie over ondernemers die gevestigd zijn op hun grondgebied beschikbaar (blijven) stellen via het VIES. De informatie moet up-to-date zijn en zoals Armand & Boucquez voorstelden aangeven of ondernemers aan hun verplichtingen tot naleving hebben voldaan 336
Dit verrekeningssyteem is noodzakelijk om te zorgen dat btw die is ontvangen in de lidstaat van waaruit de levering of dienst zijn oorsprong vindt, wordt toegewezen aan de lidstaat waar de afnemer deze btw in aftrek heeft kunnen brengen. 337 Amand & Boucquez 2011. 338 Amand & Boucquez 2011; Ondernemers die actief zijn in de bouwsector kunnen op een website van de Belgische overheid informatie vinden over de ‘nalevingsstatus’ van andere ondernemers. Indien een leverancier niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan (dit is te controleren via de website) dient de afnemer een gedeelte van de factuur direct aan de belastingautoriteiten over te maken. 339 Amand & Boucquez 2011. 340 Amand & Boucquez 2011. 341 Ainsworth 2011: Dit geldt voor zowel B2B- als B2C-transacties. 342 Wohlfahrt 2011. 343 Ainsworth 2011.
63
Hoofdstuk 6
Oplossingen met betrekking tot het huidige btw-stelsel
(bijvoorbeeld in het afgelopen jaar). Dit onderdeel van het door mij voorgestelde systeem heeft een waarschuwingsfunctie voor belastingautoriteiten en een beschermingsfunctie voor ondernemers.
Met behulp van informatie over de naleving van leveranciers/dienstverrichters kunnen afnemers ervoor kiezen om de ontvangen factuur te betalen volgens het real-time btw-stelsel. Indien
zij
dit
doen
krijgt
de
leverancier/dienstverrichter
een
bericht
van
de
belastingautoriteiten met daarin aangegeven dat de deze geen btw meer verschuldigd is. De mogelijkheid voor afnemers om de ontvangen factuur te betalen volgens het real-time btwstelsel zal alleen gaan gelden voor binnenlandse B2B-transacties met een waarde van minimaal 10.000 euro. De reden hiervoor is dat ‘kleine’ ondernemers op die manier worden ontzien en het systeem van grensoverschrijdende transacties niet ingewikkelder wordt gemaakt dan het al is. Het meest schadelijke gevolg van carrouselfraude, namelijk het niet afdragen van ontvangen btw, vindt plaats in een zuiver binnenlandse situatie. De huidige overgangsregeling voor grensoverschrijdende transacties kan om die reden blijven voortbestaan. 344
De tweede functie van het systeem maakt het mogelijk dat lidstaten voor binnenlandse B2Btransacties in bepaalde sectoren, en met een waarde van minimaal 10.000 euro, kunnen eisen dat afnemers de ontvangen factuur betalen volgens het real-time btw-stelsel. Een afnemer wordt vervolgens recht op aftrek van voorbelasting geweigerd indien de factuur niet is betaald volgens het real-time btw-stelsel. Het voordeel van deze functie is dat de belastingautoriteiten meer zekerheid van btw-inkomsten hebben ten aanzien van transacties die plaatsvinden in sectoren waarvan men verwacht dat er op grote schaal carrouselfraude wordt gepleegd. 345 Ook voor deze functie van het systeem worden kleine ondernemers ontzien en wordt het systeem van grensoverschrijdende transacties niet ingewikkelder gemaakt.
Een nadeel van deze next-best-oplossing is dat de eenvoud van grensoverschrijdende transacties binnen de EU niet zal toenemen. Leveranciers dienen nog steeds het vervoer van goederen naar een andere lidstaat aan te tonen. Tevens blijft de intracommunautaire verwerving bestaan als belastbaar feit, alsmede de daarbij horende verplichtingen.
344
Een verrekeningssysteem tussen de lidstaten is derhalve niet nodig. Ter uitvoering van deze mogelijkheid voor lidstaten kan worden gedachte aan een ‘snel reactiemechanisme’ dat is besproken in paragraaf 6.5 van dit onderzoek. 345
64
Hoofdstuk 6
Oplossingen met betrekking tot het huidige btw-stelsel
Hier staat tegenover dat de schade door carrouselfraude mijns inziens aanzienlijk zal afnemen. Ook is geen verrekeningssysteem nodig zoals dit wel het geval is bij het VIVAT-systeem.
Omdat op dit moment niet duidelijk is of een real-time btw-stelsel mogelijk gemaakt kan worden, 346 zou ik het verstandig vinden om het voorgestelde systeem bij wijze van proef te testen in één van de 27 lidstaten.
Paragraaf 6.7
Samenvatting en conclusies
In dit hoofdstuk is onderzocht of er inhoudelijke oplossingen met betrekking tot het huidige btw-stelsel voor grensoverschrijdende transacties zijn om dit stelsel eenvoudiger en tegelijkertijd meer fraudebestendig te maken.
De eerste mogelijkheid die bestudeerd is bestond uit het belasten van grensoverschrijdende transacties binnen de EU. Geconcludeerd is dat er bij alle varianten van dit idee een verrekeningssysteem nodig is waardoor lidstaten gedeeltelijk afhankelijk van elkaar worden als het gaat om het innen van btw-opbrengsten. Ondanks dat vooral bij het VIVAT-systeem, waarbij intracommunautaire transacties worden belast tegen een tarief dat geldt in de gehele EU, de carrouselfraude zal afnemen, valt het niet te verwachten dat lidstaten een dergelijk stelsel zullen goedkeuren.
Het systeem waarbij afnemers hun facturen digitaal via de computers van de belastingautoriteiten ontvangen, heeft als voordeel dat belastingautoriteiten al op het moment van facturering weet hebben van een transactie. Dit maakt het onaantrekkelijk om fraude te plegen. Toch kleven er enkele nadelen aan dit systeem en het is vooral de vraag of er geen technische- en uitvoeringsproblemen zullen ontstaan bij belastingautoriteiten door de toenemende stroom aan informatie.
Voor het real-time btw-stelsel bestaan ook twijfels over de uitvoerbaarheid. Bij dit systeem dienen alle elektronische btw-transacties uitgevoerd te worden via bankrekeningen en vervolgens splitst de financiële instelling de transactie, waarna het btw-gedeelte naar de belastingautoriteiten wordt getransporteerd. Het grootste voordeel van het voorgestelde 346
Jennings 2010 & Wohlfarth 2011 geven aan dat het systeem kan worden mogelijk gemaakt door de systemen te gebruiken die vandaag de dag onder andere creditcardbetalingen faciliteren.
65
Hoofdstuk 6
Oplossingen met betrekking tot het huidige btw-stelsel
systeem is dat fraudeurs geen btw meer in handen krijgen en dus ook geen kans hebben om deze niet af te dragen.
Ook is een algemene verleggingsregeling bestudeerd. Als gevolg van de verleggingsregeling wordt de afnemer van een transactie, in plaats van de leverancier, btw verschuldigd. Het risico verdwijnt dat een zogenoemde ploffer wel btw in rekening brengt aan zijn afnemer maar deze vervolgens niet aan de belastingautoriteiten afdraagt. Een nadeel van een algemene verleggingsregeling is onder andere dat er geen gefaseerde betalingen van btw meer plaatsvinden, waardoor het risico op andere vormen van fraude toeneemt. Tevens ben ik niet enthousiast over een specifieke verleggingsregeling, zelfs niet indien het voorstel voor een snel reactiemechanisme wordt goedgekeurd, omdat carrouselfraude naar mijn mening bestreden zou moeten worden vanuit een gemeenschappelijke benadering door lidstaten.
Tenslotte is mijn persoonlijke oplossing gepresenteerd die naar mijn mening kan bijdragen aan een meer fraudebestendig btw-stelsel. Deze oplossing is een combinatie van een aantal voorgestelde alternatieven die eerder in dit hoofdstuk werden besproken.
66
Hoofdstuk 7
Conclusies en aanbevelingen
HOOFDSTUK 7 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN Paragraaf 7.1
Inleiding
Op 1 januari 1993 werd het huidige Europese btw-stelsel, het zogenoemde overgangsstelsel, van toepassing. Tegelijkertijd zijn de fiscale grenscontroles in de EU verdwenen. Onder andere de EC heeft in het verleden gepleit voor een eenvoudiger en meer fraudebestendig btw-stelsel. Naar de zienswijze van de EC moeten de lasten voor ondernemers en belastingautoriteiten die ontstaan bij grensoverschrijdende btw-transacties binnen de EU verminderen. Ook is het volgens de EC van groot belang dat carrouselfraude, waarbij misbruik wordt gemaakt van het recht op aftrek van voorbelasting, in de toekomst sterk wordt teruggedrongen.
Paragraaf 7.2
Beantwoording onderzoeksvraag
In dit onderzoek staat de volgende onderzoeksvraag centraal:
“Hoe ziet het huidige Europese btw-stelsel voor grensoverschrijdende transacties eruit en hoe kan dit worden aangepast zodat er een eenvoudiger en tegelijkertijd meer fraudebestendig stelsel ontstaat?”
Door middel van richtlijnen, verordeningen en Europese jurisprudentie is de oorspronkelijke nationale heffing van omzetbelasting getransformeerd tot een geharmoniseerde heffing van btw in Europa. De huidige werking van grensoverschrijdende btw-transacties in de EU kan zorgen voor hoge administratieve lasten voor ondernemers. Als het om goederenleveringen gaat moet een leverancier, om in aanmerking te komen voor een vrijstelling en recht op aftrek, namelijk aantonen dat deze goederen zijn verzonden of vervoerd naar een ondernemer die is gevestigd in een andere lidstaat. Daarnaast hebben leveranciers, evenals dienstverrichters, te maken met listing-verplichtingen als zij zich bezig houden met grensoverschrijdende transacties.
Een ander belangrijk kenmerk van het huidige Europese btw-stelsel is dat er op grote schaal carrouselfraude plaatsvindt. Carrouselfraude is de benaming voor het verschijnsel dat met goederen of diensten transacties worden verricht tussen ondernemers in meerdere lidstaten van de EU, met het doel misbruik te maken van het recht op aftrek van voorbelasting. De
67
Hoofdstuk 7
Conclusies en aanbevelingen
voornaamste oorzaak van de fraude ligt in de vrijstelling die geldt voor intracommunautaire leveringen en in de verleggingsregeling die geldt voor grensoverschrijdende diensten. Hierdoor heeft de afnemer de mogelijkheid goederen of diensten aan te kopen zonder btw te betalen. Een leverancier die vervolgens btw ontvangt als gevolg van een binnenlandse transactie en deze niet afdraagt aan de belastingautoriteiten wordt een ‘ploffer’ genoemd. Een vijftal schadelijke gevolgen van carrouselfraude is in dit onderzoek genoemd. Het naar mijn mening belangrijkste schadelijke gevolg is dat enorme btw-inkomsten (mijn schatting is dat het de afgelopen jaren om minimaal enkele tientallen miljarden euro’s per jaar ging) worden misgelopen door de lidstaten en de EU.
Om carrouselfraude te bestrijden hebben sommige lidstaten maatregelen genomen. Onder andere de Nederlandse belastingautoriteiten hebben extra personeel ingezet om de schade te beperken. Een gezamenlijke en daadkrachtige aanpak op de lange termijn ontbreekt echter. De focus ligt op dit moment vooral op het ‘pakken’ van ondernemers wanneer de verboden feiten al hebben plaatsgevonden.
De lidstaten hebben verschillende mogelijkheden om door middel van samenwerking carrouselfraude te bestrijden. Verordening (EU) Nr. 904/2010 vormt een solide basis voor het uitwisselen van (btw-gerelateerde) informatie tussen de belastingautoriteiten van lidstaten. Deze lidstaten spannen zich naar mijn mening echter onvoldoende in om een snelle en duidelijke informatie-uitwisseling te garanderen. Ook is gebleken dat het VIES ineffectief is doordat de database niet altijd up-to-date is en er onvoldoende gegevens zijn op te vragen.
Lidstaten kunnen, indien zij een ‘communautaire houding’ aannemen, door gezamenlijke samenwerking en fraudebestrijding een bijdrage leveren aan de bestrijding van carrouselfraude. Gedacht kan worden aan preventieve en gezamenlijke risicoanalyses, gezamenlijke belastingcontroles, grensoverschrijdende EU-controleteams en het uitwisselen van succesvolle bestrijdingsmethoden. Daarnaast kunnen lidstaten het vertrouwen in het VIES laten toenemen door het verwijderen van inactieve btw-identificatienummers en het daadwerkelijk beschikbaar stellen van naam- en adresgegevens van ondernemers.
De onderzochte inhoudelijke oplossingen om het huidige Europese btw-stelsel voor grensoverschrijdende transacties eenvoudiger en tegelijkertijd meer fraudebestendig te maken waren het belasten van grensoverschrijdende transacties binnen de EU, het digitaal facturen 68
Hoofdstuk 7
Conclusies en aanbevelingen
via de overheid, het real-time btw-stelsel en de verleggingsregeling. Voor de meeste oplossingen geldt dat de nadelen (voorlopig in ieder geval) groter zijn dan de voordelen. Misschien is daarom niet vreemd dat het ‘overgangsstelsel’ nog steeds van toepassing is.
Toch zou het VIVAT-systeem naar mijn mening kunnen zorgen voor een eenvoudiger en tegelijkertijd meer fraudebestendig Europees btw-stelsel voor grensoverschrijdende transacties. Volgens dit systeem wordt een gemeenschappelijk btw-tarief toegepast op alle B2B-transacties. Vervolgens bepalen de lidstaten afzonderlijk welk tarief zij toepassen op transacties van ondernemers naar niet-ondernemers (B2C-transacties). Door voor dit systeem te kiezen zullen de lasten voor ondernemers afnemen en zal het plegen van carrouselfraude minder makkelijk en minder aantrekkelijk worden. Een nadeel van het VIVAT-systeem is dat een verrekeningssysteem noodzakelijk is. Omdat de lidstaten hebben aangegeven dat zij (nog) geen vertrouwen in een dergelijk systeem hebben, heb ik tevens een persoonlijke oplossing gepresenteerd.
De persoonlijke oplossing bestaat uit een combinatie van het real-time btw-stelsel en het beschikbaar stellen van gegevens ten aanzien van de ‘nalevingsstatus’ van ondernemers via het VIES.
Met behulp van dit systeem kunnen afnemers aan de hand van informatie over de ‘nalevingsstatus’ van leveranciers/dienstverrichters ervoor kiezen om de ontvangen factuur via een financiële instelling te betalen, die vervolgens het btw-gedeelte naar de belastingautoriteiten transporteert. Dit onderdeel van het door mij voorgestelde systeem heeft een waarschuwingsfunctie voor belastingautoriteiten en een beschermingsfunctie voor ondernemers.
Daarnaast kunnen lidstaten eisen dat afnemers de ontvangen factuur betalen volgens het realtime btw-stelsel indien de binnenlandse transactie (met een waarde van >10.000 euro) heeft plaatsgevonden in een specifieke sector waarvan wordt vermoed dat er op grote schaal carrouselfraude wordt gepleegd. Een afnemer wordt vervolgens recht op aftrek van voorbelasting geweigerd indien de factuur niet is betaald volgens het real-time btw-stelsel.
De overgangsregeling blijft hierdoor bestaan en lidstaten kunnen door middel van administratieve
en
gezamenlijke
fraudebestrijding
afwijkende
grensoverschrijdende 69
Hoofdstuk 7
Conclusies en aanbevelingen
transacties onderzoeken en indien nodig actie ondernemen. Nogmaals dient te worden vermeld dat van de lidstaten een ‘communautaire houding’ wordt verwacht. Opgemerkt dient te worden dat de eenvoud ten aanzien van grensoverschrijdende transacties in het door mij voorgestelde systeem niet zal toenemen. Ook is het nog maar de vraag of het systeem technisch en praktisch uitvoerbaar is.
Het hoeft geen verwondering te wekken dat ik hoop dat de lidstaten zich realiseren dat er mogelijkheden bestaan om het aantal gevallen van carrouselfraude sterk te verminderen zonder dat dit zal leiden tot enorme toenamen van kosten en administratieve lasten. Investeringen zullen mijns inziens op de lange termijn worden terugverdiend. Ik raad de lidstaten daarom aan het VIVAT-systeem nog eens goed te bestuderen en het verrekeningssysteem dat daarbij nodig is te heroverwegen. Indien dit verrekeningssysteem niet haalbaar is dienen de lidstaten een andere oplossing te zoeken. Ik zou het verstandig vinden om in dat geval het door mij voorgestelde systeem (een combinatie van het real-time btw-stelsel en het beschikbaar stellen van gegevens ten aanzien van de ‘nalevingsstatus’ van ondernemers via het VIES) bij wijze van proef te testen in één van de 27 lidstaten.
Omdat in het verleden naar alle waarschijnlijkheid al voor honderden miljarden euro’s aan btw-inkomsten is misgelopen als gevolg van de carrouselfraude, en de lidstaten zich naar mijn mening onvoldoende inspannen om dit in de toekomst te voorkomen, wil ik de lidstaten het volgende citaat van Johan Cruijff voorhouden:
“Als je niet kan winnen moet je zorgen dat je niet verliest”
70
Literatuurlijst
LITERATUURLIJST Ainsworth 2011 R.T. Ainsworth, ‘Technology Can Solve MTIC Fraud – VLN, RTvat, D-VAT certification’, International VAT Monitor May/June 2011.
Amand & Boucquez 2011 C. Amand & K. Boucquez, ‘A new defence for victims of EU missing-trader fraud?’, International VAT Monitor July/August 2011.
Aujean 2011 M. Aujean, ‘Towards a Modern EU VAT System: Associating VIVAT and Electronic Invoicing’, EC Tax Review 2011-5.
Aujean 2012 M. Aujean, ‘Harmonization of VAT in the EU: Back to the Future’, EC Tax Review 2012/3.
Aujean, Valenduc & Wolf 2013 M. Aujean, C. Valenduc & M. Wolf, ‘Reform of the EU VAT system for intra-community transactions’, International VAT Monitor January/February 2013.
Beelen e.a. 2012 S.T.M. Beelen e.a., Cursus belastingrecht, Omzetbelasting, Deventer: Kluwer 2012.
Borselli 2008 F. Borselli, ‘Pragmatic policies to tackle VAT fraud in the European Union’, International VAT Monitor September/October 2008.
Braun e.a. 2011 K.M. Braun, Cursus belastingrecht, Europees belastingrecht, Deventer: Kluwer 2011.
Braun & Koubia 2007 K.M. Braun & M. Koubia, ‘Btw-carrouselfraude: geen kruid tegen gewassen?’, Maandblad Belasting Beschouwingen 2007/10. 71
Literatuurlijst
Bruijsten & Van Rij 2009 C. Bruijsten & M.L.A. van Rij, ‘De invloed van de EU op de administratieve lastendruk’, WFR 2009/284.
Van Dongen 2003 A. van Dongen, ‘Op weg naar een communautaire BTW’, NTFR 2003-251.
Van Dongen 2005 A. van Dongen, ‘De eerste BTW-verordening’, BtwBrief 2005-12.
Van Dongen 2007 A. van Dongen, ‘Harmonisatie van de btw: doel of middel?’, NTFR 2007-36.
Van Dongen 2008 A. van Dongen, ‘Bewijslast(verdeling) intracommunautaire leveringen toegelicht’, NTFR 2008-6.
Efstratios 2012 P. Efstratios, ‘Halting the Horses: EU Policy on the VAT Carousel Fraud in the EU Emissions Trading System’, EC Tax Review 2012-1.
Evers 2006 C. Evers, ‘Btw-carrouselfraude; aanpakken met de botte bijl of bestrijden bij de wortel?’, Forfaitair 2006/163.
Grandcolas 2008 C. Grandcolas, ‘Managing VAT in a Borderless World of Global Trade: VAT Trends in the European Union – Lessons for the Asia-Pacific Countries’, Bulletin for international taxation April 2008.
Van der Hel-van Dijk & Kamerling 2005 E.C.J.M van der Hel-van Dijk & R.N.J. Kamerling, ‘Gezamenlijke belastingcontroles in de Europese Unie’, WFR 2005/289. 72
Literatuurlijst
Van der Hel-van Dijk 2010a E.C.J.M. van der Hel-van Dijk, ‘Aanpassing verordening (EG) nr. 1798/2003: efficiëntere bestrijding btw-fraude?’ , WFR 2010/525.
Van der Hel-van Dijk 2010b E.C.J.M. van der Hel-van Dijk, ‘Europa kan belastingcontroles effectiever uitvoeren’, WFR 2010/160.
Van der Hel-van Dijk 2011 E.C.J.M. van der Hel-van Dijk, ‘The European Union and More Effective Tax Audits’, Bulletin for International Taxation March 2011.
Van Hilten & Van Kesteren 2010 M.E. van Hilten & H.W.M. van Kesteren, Omzetbelasting, Deventer: Kluwer 2010.
Huiskers-Stoop 2012 E.A.M. Huiskers-Stoop, ‘Horizontaal toezicht en de eerste uitkomsten van een enquête onder middelgrote ondernemingen’, Maandblad Belasting Beschouwingen 2012/03.
Jennings 2010 C. Jennings, ‘The EU VAT System – Time for a New Approach?’, International VAT Monitor July/August 2010.
Jiménez 2012 A.M. Jiménez, ‘Towards a Homogeneous Theory of Abuse in EU (Direct) Tax Law’, Bulletin For International Taxation April/May 2012.
Kogels 2006 H. Kogels, ‘De omzetbelasting: Van tijdelijke crisismaatregel tot structurele topscoorder’, Maandblad Belasting Beschouwingen 2006/05.
Kogels 2011a
73
Literatuurlijst
H. Kogels, ‘De Nederlandse omzetbelasting in vier episoden’, Maandblad Belasting Beschouwingen 2011/12.
Kogels 2011b H. Kogels, ‘Some Remarks on the Future of VAT’, EC Tax Review 2011-6.
Lejeune, Daou & De Maeijer 2012 I. Lejeune, J. Daou & S. de Maeijer, ‘The European Commission’s Communication on the Future of VAT: A Recipe for Growth?’, International VAT Monitor March/April 2012.
Lejeune, Kotanidis & Cortvriend 2009 I. Lejeune, S. Kotanidis & E. Cortvriend, ‘Joint and Several Liability relating to IntraCommunity Acquistions’, International VAT Monitor September/October 2009.
Lejeune, De Maeijer & Vermeire 2013 I. Lejeune, S. de Maeijer & L. Vermeire, ‘Quick reaction mechanism against EU VAT fraud’, International VAT Monitor March/April 2013.
Maessen 2007 J.J.J. Maessen, ‘Europa radeloos over carrouselfraude’, WFR 2007/473.
Merkx 2011 M.M.W.D. Merkx, ‘Btw-uitvoeringsverordening uitvoerbaar?’, WFR 2011/1308.
Merkx 2012 M.M.W.D. Merkx, ‘Groenboek BTW: werkelijkheid of toekomstmuziek?’, TFO 2012/124.1
Nieuwenhuizen 2006 W.A.P. Nieuwenhuizen, ‘Gooi niet het btw-kind met het fraude-water weg!’, NTFR 2006/653.
Nieuwenhuizen 2007a W.A.P. Nieuwenhuizen, ‘Column: Dé oplossing voor btw-carrouselfraudes – een open brief aan de Europese Commissie’, Belastingbrief 2007/07.
74
Literatuurlijst
Nieuwenhuizen 2007b W.A.P. Nieuwenhuizen, ‘The solution for combating VAT carousel frauds’, EC Tax Review 2007-5.
Van der Paardt 2005 N.G. van der Paardt, ‘VAT in the EU: one-stop (but no shop)’, EC Tax Review 2005-2.
Quigley 2007 P. Quigley, ‘The new European VAT Directive’, International VAT Monitor May/June 2007.
Seer & Gabert 2011 R. Seer & I. Gabert, ‘European and International Tax Cooperation: Legal Basis, Practice, Burden of Proof, Legal Protection and Requirements’, Bulletin for International Taxation February 2011.
Terra & Wattel 2008 B.J.M. Terra & P.J. Wattel, European Tax Law, Deventer: Kluwer 2008.
Thiemann 2009 P.B.R. Thiemann, ‘Kamerbrief over Eurofisc’, NTFR 2009/2474.
Toet 2012 M.J.M.A. Toet, ‘Btw-carrouselfraude’, NTFR 2012/1475.
Vervaet & Van Den Oetelaar 2011 F.L.J. Vervaet & M.C. van den Oetelaar, BTW en internationaal zaken doen, Deventer: Kluwer 2011
Vyncke, Cordewener & De Broe 2011 K. Vyncke, A. Cordewener & L. de Broe, ‘Towards a Simpler, More Robust and Efficient VAT System by Levying VAT at EU Level’, International VAT Monitor July/August 2011.
Wolf 2005 R.A. Wolf, ‘Het BTW-identificatienummer; hulpmiddel of dwangmiddel?’, WFR 2005/196. 75
Literatuurlijst
Wolf 2010a R.A. Wolf, ‘The sad history of carbon carousels’, International VAT Monitor November/December 2010.
Wolf 2010b R.A. Wolf, Carrouselfraude; Een Europees probleem vanuit Nederlands perspectief; analyse van fiscale regelgeving en jurisprudentie, Den Haag: Sdu Uitgevers 2010.
Wolf 2012a R.A. Wolf, ‘VAT Pitfalls in Intra-EU Commodity Trade’, EC Tax Review 2012-1.
Wolf 2012b R.A.Wolf, ‘Carrouselfraude; lekkende leidingen of dreigende dijkdoorbraak?’, Forfaitair 2012/227.
Wolf 2012c R.A. Wolf, ‘Verleggingsregeling mobiele telefoons en computerchips’, NTFR 2012/1376.
Wohlfahrt 2011 B. Wohlfahrt, ‘The Future of the European VAT System’, International VAT Monitor November/December 2011.
Zubeldia 2011 G.E. Zubeldia, ‘Administrative Burdens on Cross-Border B2B Services under EU VAT’, International VAT Monitor July/August 2011.
76
Literatuurlijst
DOCUMENTEN EUROPESE COMMISSIE
EC, 1962, algemeen rapport van de subgroepen A, B en C, ingesteld ter bestudering van de verschillende mogelijkheden tot harmonisatie van de omzetbelastingen (ABC-rapport).
COM(85)310 definitief, Brussel 14 juni 1985: De voltooiing van de interne markt. Witboek van de Europese Commissie aan de Europese Raad.
COM(96)328 definitief, Brussel 22 juli 1996: Een gemeenschappelijk btw-stelsel - Een programma voor de interne markt.
COM(2000)348 definitief, Brussel 7 juni 2000: Strategie ter verbetering van de werking van het btw-stelsel in het kader van de interne markt – Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement.
COM(2003)614 definitief, Brussel 20 oktober 2003: Balans en bijstelling van de prioriteiten van de btw-strategie - Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement en Sociaal Comité.
COM(2004)260 definitief, Brussel 16 april 2004: Over de toepassing van regelingen betreffende administratieve samenwerking op het gebied van btw-fraude – Verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement. COM(2006)254 definitief, Brussel 31 mei 2006: Over de noodzaak om een gecoördineerde strategie te ontwikkelen ter verbetering van de bestrijding van belastingfraude – Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité. COM(2006)404 definitief, Brussel 19 juli 2006: Overeenkomstig artikel 27, lid 3, van Richtlijn 77/388/EG – Mededeling van de Commissie aan de Raad. COM(2007)758 definitief, Brussel 23 november 2007: Over enkele basiselementen voor de ontwikkeling van een btw-fraudebestrijdingsstrategie in de EU – Mededeling van de Commissie aan de Raad.
77
Literatuurlijst
COM(2008)109 definitief, Brussel 22 februari 2008: Over maatregelen tot wijziging van het btw-stelsel met het oog op fraudebestrijding – Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement. COM(2009)427 definitief, Brussel 18 augustus 2009: Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de administratieve samenwerking en de bestrijding van fraude op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde. COM(2010)695 definitief, Brussel 1 december 2010: Groenboek over de toekomst van de btw – Naar een eenvoudiger, solider en efficiënter btw-stelsel.
COM(2011)851 definitief, Brussel 6 december 2011: Over de toekomst van de btw – Naar een eenvoudiger, solider en efficiënter btw-stelsel aangepast aan de eengemaakte markt – Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité.
COM(2012)428 final, Brussel 31 juli 2012: Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat betreft een snellereactiemechanisme tegen btw-fraude. COM(2012)722/2, Brussel: Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad; Actieplan ter versterking van de strijd tegen belastingfraude en belastingontduiking.
PARLEMENTAIRE STUKKEN (NEDERLAND) Brief Staatssecretaris van Financiën van 28 augustus 2009, nr. DGB2009/4495 U. Voor het laatst geraadpleegd op 7 april 2013 via http://www.rijksoverheid.nl/documenten-enpublicaties/kamerstukken/2009/11/20/maatregelen-aanpak-intracommunautaire-btwfraude.html
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996-1997, Aanhangsel 255 B. Samenvatting WODC-rapport, brief 2 oktober 1996, V-N 1996/4794, 25.
Kamerstukken II 2008/09, 31 880, nrs. 1-2. 78
Literatuurlijst
Kamerstukken II 2011/12, nr. DGB/2012/2925. Voor het laatst geraadpleegd op 7 april 2013 via http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2012/05/29/btwcarrouselfraude.html
Kamerstukken II 2012/13, 31 880, nr. 6.
OVERIGE BRONNEN -
Besluiten
Besluit van 21 april 1970, nr. 70/243, (PbEG 1970 L 94) (‘Eigen-Middelenbesluit’).
-
Rapporten
Rapport van het Fiscaal en Financieel Comité onder voorzitterschap van F. Neumark, Brussel 1962.
Reckon Report, Study to quantify and analyse the VAT gap in the EU-25 Member States, 21 september 2009. Voor het laatst geraadpleegd op 7 april 2013 via http://ec.europa.eu/taxation_customs/resources/documents/taxation/tax_cooperation/combatin g_tax_fraud/reckon_report_sep2009.pdf
Speciaal Verslag nr. 8/2007 van de Rekenkamer over de administratieve samenwerking op het gebied van BTW, P6_TA(2008)0581. Voor het laatst geraadpleegd op 7 april 2013 via http://eurlex.europa.eu/smartapi/cgi/sga_doc?smartapi!celexapi!prod!CELEXnumdoc&lg=nl &numdoc=52008IP0581&model=guichett
Verslag van het Rekenhof aan de Kamer van Volksvertegenwoordigers (van België) over de intracommunautaire btw-fraude 2009. Voor het laatst geraadpleegd op 7 april 2013 via https://www.rekenhof.be/NL/Publicaties/Fiche.html?id=243bc840-fdbf-4997-8cc3485b72e5cc98
79
Literatuurlijst
-
Persberichten
Persbericht EU, Memo/06/221, 31 mei 2006.
-
Richtlijnen
Richtlijn 67/227/EEG
Richtlijn 67/227/EEG van de Raad van 11 april 1967 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting (Pb 71 van 14-4-1967). (Eerste Richtlijn inzake omzetbelasting).
Richtlijn 67/228/EEG
Richtlijn 67/228/EEG van de Raad van 11 april 1967 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting (Pb 71 van 14-4-1967). (Tweede Richtlijn inzake omzetbelasting).
Richtlijn 77/388/EEG
Zesde richtlijn betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag, nr. 77/388/EEG, vastgesteld op 17 mei 1977, PbEG 1977, nr. L 145, zoals daarna diverse malen gewijzigd.
Richtlijn 77/799/EEG
Richtlijn 77/799/EEG van de Raad van 19 december 1977 betreffende de wederzijdse bijstand van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten op het gebied van de directe belastingen (PB L 336).
Richtlijn 2001/44/EG
Richtlijn 2001/44/EG van de Raad van 15 juni 2001 (PB L 175 van 28.6.2001).
Richtlijn 2006/112/EG
Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PbEU L 347). (de Btw-richtlijn). 80
Literatuurlijst
Richtlijn 2010/45/EU
Richtlijn 2010/45/EU van de Raad van 13 juli 2010 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat de factureringsregels betreft (PbEU L189). (De factureringsrichtlijn).
-
Verordeningen
Verordening (EEG) nr. 218/92
Verordening (EEG) nr. 218/92 van de Raad van 27 januari 1992 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de indirecte belastingen (BTW), (PB L 24).
Verordening (EG) nr. 1798/2003
Verordening (EG) nr. 1798/2003 van de Raad van 7 oktober
2003
betreffende
de
administratieve
samenwerking op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 218/92, (Pb EU 2003 L 264).
Verordening (EG) nr. 1777/2005
Verordening (EG) nr. 1777/2005 van de Raad van 17 oktober 2005 houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van de Zesde Richtlijn (Pb EU L 288) (De BTW-Verordening 2005).
Verordening (EU) nr. 904/2010
Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad van 7 oktober
2010
betreffende
de
administratieve
samenwerking en de bestrijding van fraude op het gebied van
de
belasting
over
de
toegevoegde
waarde
(herschikking) (Pb EU L 268).
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad 81
Literatuurlijst
van de Raad van 15 maart 2011 houdende vaststelling van
maatregelen
ter
uitvoering
van
Richtlijn
2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (Pb EG L77/1 van 23 maart 2011). (de BTW-Verordening 2011).
-
Websites
http://ec.europa.eu/taxation_customs/taxation/vat/key_documents/eu_vat_forum/index_en.htm
http://ec.europa.eu/taxation_customs/taxation/tax_cooperation/fiscalis_programme/participati ng/index_en.htm
http://ec.europa.eu/taxation_customs/vies/
http://ec.europa.eu/taxation_customs/vies/faq.html
http://epp.eurostat.ec.europa.eu/portal/page/portal/eurostat/home
http://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/bldcontentnl/themaoverstijgend/nieuws/1209 10_een_adres_voor_controle_btw-identificatienummers
http://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/bldcontentnl/belastingdienst/zakelijk/btw/zak endoen_met_het_buitenland/btw_nummers_controleren/
http://www.rijksoverheid.nl/nieuws/2012/09/27/weekers-rekenkamerrapport-steun-in-de-rugvoor-aanpak-btw-fraude.html
82
Jurisprudentielijst
JURISPRUDENTIELIJST
Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen •
HvJ EG 12 januari 2006, gevoegde zaken nr. C-354/03, nr. C-355/03 en nr. C-484/03, V-N 2006/7.20, (Optigen, Fulcrum en Bond House)
•
HvJ EG 11 mei 2006, nr. C-384/04, LJN AX6516, (FTI).
•
HvJ EG 6 juli 2006, gevoegde zaken nr. C-439/04 en nr. C-440/04, V-N 2006/42.13, (Kittel en Recolta).
•
HvJ EG 27 september 2007, nr. C-409/04, LJN BB5910, (Teleos Plc).
•
HvJ EG 27 september 2007, nr. C-146/05, LJN BB5911, (Albert Colleé).
•
HvJ EG 27 september 2007, nr. C-184/05, LJN BB6670, (Twoh International).
•
HvJ EU 6 september 2012, nr. C-273/11, LJN BX8044, (Mecsek-Gabona).
•
HvJ EU 27 september 2012, nr. C-587/10, NTFR 2012/2402, (VSTR).
Nationale Jurisprudentie -
Nederland
•
HR 18 april 2003, nr. 37 790, BNB 2003/267
•
Rechtbank s’-Gravenhage 28 november2012, nr. AWB 12/459, LJN BY7087.
83