EEN ODE AAN MIJN VADER
HET RELAAS VAN 30 JAAR LANG ONDERNEMEND PLANNEN, UITVOEREN EN BEHEREN
Henk Werksma
TNO Inro, Delft
[email protected] mei 2004
Een ode aan mijn vader Het relaas van 30 jaar lang ondernemend plannen, uitvoeren en beheren Dit is het verhaal van mijn vader. Geboren en getogen in Krimpen aan de IJssel, wonend aan de rivierzijde van de IJsseldijk: een leven dat vanaf ‘den beginne’ vervlochten is met water. Trots verhaalt hij nog wel eens over zijn haven, waar hij zijn roeiboot stalde, die hij als jochie had aangelegd. Trots omdat die haven resultaat was van de dynamiek van het water: door de getijdenbeweging van de rivier en zuiging van de scheepvaart slibde zijn haven nooit dicht! Over een studiekeuze heeft hij nooit lang hoeven na te denken: weg- en waterbouwkunde in Delft. In 1971 studeerde hij af in de afstudeerrichtingen planologie en hydraulica. Als afstudeeropdracht ontwikkelde mijn vader een ruimtelijk plan voor de buitendijkse delen van het grondgebied van de gemeenten Krimpen aan de IJssel en Krimpen aan de Lek. Een honderd hectare groot waterrijk gebied. Dit afstuderen veroorzaakte direct forse wijzigingen in bestemmingen en gebruik van deze gronden omdat het gebied in relatie werd gebracht met een grootschalig ingrijpen in de Nederlandse zoetwatergetijdendelta. Door de Deltawerken werd de Nederlandse getijdendelta gedecimeerd waardoor het plangebied uniek werd. De realisering van de nieuwe bestemmingen en een passend beheer was echter een kwestie van vele jaren. Daarmee een planproces dat rijke stof biedt voor zijn zoon, evenals zijn vader civiel-technicus en planoloog, om lering uit te trekken met betrekking tot ondernemend plannen. Dit is een ode aan mijn vader. I. Een buitendijks gebied Op steenworp afstand van het ouderlijk huis van mijn vader bevond zich een buitendijks gebied waaronder het Stormpoldervloedbos (zie figuur 1). Een verrommeld gebied met uiteenlopende functies: een in onbruik geraakte getijdengriend, bedrijventerrein, een jachthaven, graspolderland, twee in onbruik geraakte balkengaten en ook grote delen met alleen maar de functie ‘waterstaatsdoeleinden’. Delen van het gebied waren reeds weggebaggerd om ruimte te maken voor de scheepvaart. Het leek wel een soort tussenfase tussen dat wat ooit geweest was en dat wat de maakbare samenleving er van ging maken.
Figuur 1: Buitendijkse gronden bij Krimpen
Aan het begin van onze jaartelling maakte het gebied deel uit van een dynamisch getijdenlandschap met uitgestrekte vloedbossen, riet- en biezenvelden. Dat rivierenlandschap kreeg na de middeleeuwen een steeds grotere economische betekenis: voor visserij (onder andere zalm), steenbakkerijen, rietmattenmakerijen en voor de griendcultuur. Wat die griendcultuur had betekend, hoorde mijn vader vertellen door oude Krimpenaren. Vanaf de 18e eeuw geleidden die de groei van de wilgen zodanig dat de takken gebruikt konden worden als ‘geriefhout’ voor schopstelen, bonenstaken en vooral ook ‘hoephout’: voor hoepels van vaten. Het afvalproduct gebruikten ze dan weer voor vele waterhuishoudkundige werken die in Holland meer en meer werden uitgevoerd. Het planten- en dierenleven, zo verhaalden de Krimpenaren, was er zeer rijk. Zo kwamen er rond 1925 roerdomp en otter er nog volop voor. En de huiskamers werden er in mei versierd met de prachtige zomerklokjes - alleen voorkomend in zoetwatergetijdengebieden - die er bij duizenden groeiden. In de rivier zelf zat toen nog zalm. De Rotterdammers reisden daarvoor graag af naar het beroemde Zalmhuis in Kralingseveer. Na de tweede wereldoorlog, waarin mijn vader werd geboren, had het gebied zijn economische waarde grotendeels verloren: de griendcultuur was tanende. Het gebied werd deels weer uit handen gegeven; aan de natuur en de dynamische getijdenrivier. Maar helaas niet meer aan de rivier van weleer. In de rivier van na de oorlog was geen zalm te vinden maar wel vreemde elementen als: PCB’s, DDT, zware metalen, oliën, aldrin, hexachloorbutadieen, pentachloorbenzeen, etc. Het totale zoetwatergetijdengebied kwam verder meer en meer onder druk te staan van grote stadsuitbreidingen, oprukkende industrieën en moderne scheepvaart. Door die ontwikkelingen zijn alle stroomafwaarts van Krimpen gelegen vloedbossen nu verdwenen. Ook het buitendijkse gebied bij beide Krimpens stond vanaf de jaren ’45 onder druk. Tijdens de studietijd van mijn vader was het een verrommeld gebied. Daarom aasden uiteenlopende functies op ruimte in het gebied. Er waren plannen voor de aanleg van een autosnelweg die met een tunnel de Nieuwe Maas moest kruisen. Er werd ruimte geclaimd voor de aanleg van een rioolwaterzuiveringsinstallatie en de aanleg van een schippershaven. Verder was de gemeente Krimpen aan de IJssel begonnen met het transformeren van de aangrenzende nog grotendeels agrarische Stormpolder naar een bedrijventerrein. De verhalen van de oude Krimpenaren, het verleden van het gebied en de toenmalige ruimtelijke dynamiek in het gebied waren voor mijn vader aanleiding om dit buitendijkse gebied te verkiezen tot afstudeerproject. Daarmee begon een jarenlang proces van ondernemend plannen…… II Het afstudeeronderzoek naar de Buitendijkse Krimpens (1971 - 1973) De buitendijkse gebieden tussen Krimpen aan de IJssel en Krimpen aan de Lek vormen een geografische en natuurlijke eenheid. Er zijn vier deelgebieden te onderscheiden: 1) De Griend 2) De Krom 3) De Noord en 4) De Zaag (zie figuur 2).
Figuur 2: Het plangebied bestaat uit vier delen (Bron: Werksma 1971)
In het afstudeeronderzoek zijn het verleden en heden van de buitengronden onderzocht. Vervolgens zijn ook de toekomstige ontwikkelingen grondig en integraal geanalyseerd. In die analyse en de uitkomsten speelt water een belangrijke rol. Toevallig was mijn vader hiertoe goed in staat door zijn specialisaties in hydraulica en planologie. Uit de analyse bleek dat de (sector)analyses tot dat moment zeer onvoldoende waren uitgevoerd. De belangrijkste conclusie was dat de beleidsmakers van het Deltaplan de ecologische gevolgen van de afname van het getijdengebied nog maar weinig of niet hadden onderzocht en gecommuniceerd. Van een watertoets was destijds nog geen sprake. En van een analyse van de grondlaag uit de lagenbenadering had toen nog niemand gedroomd. Mijn vader onderkende in zijn wateranalyse de vergaande consequenties wel. Door de aanstaande afsluiting van de Haringvliet en Volkerak zou het waardevolle Nederlandse zoetwatergetijdengebied worden gedecimeerd. Maar de buitendijkse gronden tussen de beide Krimpens zouden onder invloed blijven staan van 1,5 meter getij. Dit inzicht zette het plangebied in een volstrekt ander daglicht. In dat licht kwam mijn vader tot het inzicht dat een zo groot mogelijk deel van de daartoe geschikte delen van het plangebied de bestemming getijdennatuur moest krijgen. Iets wat in die tijd nog niet of nauwelijks was onderkend. Tientallen jaren later lees ik dat ook terug in het juryrapport voor de ‘Landschapspenning ZuidHolland 1994’: ‘De heer Werksma was één van de eersten in Nederland die naar buiten kwam met ideeën over natuurontwikkeling in het rivierengebied.
Hij ventileerde zijn plan om de getijdenwerking terug te brengen in een periode waarin door uitvoering van de Deltawerken het water juist werd beteugeld. Ideeen die vergelijkbaar zijn met het Stormpoldervloedbos zijn later ook ontwikkeld in onder meer het Plan Ooievaar en het plan voor de Blauwe Kamer bij Rhenen e.d. Mede om die reden stelt de jury voor de heer Werksma een landschapspenning toe te kennen’. De potentiële bestemming getijdennatuur werd bij voorbaat al bedreigd door de toen volop actuele plannen voor de aanleg van een rioolwaterzuiveringsinstallatie nabij de Griend en het even actuele plan om ten behoeve van de industrialisatie van de Stormpolder de brug naar die polder te vervangen door een dam. Dat zou leiden tot een onaanvaardbare watervervuiling in de Griend en haar omgeving. In het licht van de analyse in het afstudeeronderzoek merkte mijn vader deze dan ook aan als zeer ongewenst. Maar ja, dat kan je wel in een plan schrijven maar dat wendt de bedreiging niet af. De besluitvorming over de voorstellen voor deze twee projecten zou immers vrijwel gelijktijdig met zijn afstuderen gaan plaatsvinden. Daarom was snelle actie geboden en die werd dus ondernomen (!). Mijn pa besefte dat een student wellicht niet heel veel gewicht in de bestuurlijke schaal zou kunnen leggen. Daarom waren zwaargewichten van harte welkom. Als zodanig diende al de in het afstudeeronderzoek opgenomen uitspraken van professor Zonneveld zich aan. Professor Zonneveld was toen, en ook nu nog, een vooraanstaande deskundige op het gebied van zoetwatergetijdengebieden. Professor Zonneveld onderschrijft in bijlage 4 van het afstudeerwerk de (water)analyse van mijn vader en de natuurwaarde van het plangebied. Verder zocht pa contact met de directeur van het Zuidhollands Landschap de heer Weidema als belangenbehartiger en zelfs potentiële koper van het getijdengebied. Met het oog op de snel naderende raadsvergadering bracht Weidema een persbericht uit: ‘Laatste getijdengriend in Krimpen aan de IJssel bedreigd’. In het persbericht wordt onder meer inzichtelijkheid geëist in de te maken keuzen voor de getijdengriend. Daags later werd al de raadsvergadering gehouden waarin een besluit zou worden genomen over de aanleg van de dam. Naar aanleiding van het persbericht mocht mijn vader in die vergadering zijn visie geven. ‘In het Lagerhuis’ trof hij de directeur van het ingenieursbureau dat de gemeente had geadviseerd de dam te bouwen. Uiteindelijk gaf de gedegen visie van mijn vader die gebaseerd was op zowel een degelijke wateranalyse als een integrale analyse van de ruimtelijke ordening van het plangebied en ondersteund werd door uitspraken van professor Zonneveld de doorslag: geen dam maar een brug, geen schippershaven of industrie in de Griend maar de bestemming getijdennatuur. De verdere uitwerking van deze ingrijpende koerswijziging werd door beide Krimpens vaardig opgepakt. Al in januari 1971 – het afstudeerwerk van mijn vader dateert van februari 1971 – krijgt bij de herziening van het bestemmingsplan De Kleine Zaag de bestemming natuur toegevoegd. In 1973 krijgt de Griend in een nieuw bestemmingsplan voor de Stormpolder de bestemming natuurgebied. Deze bestemmingen zijn conform het globale bestemmingsplan zoals mijn vader voorstelde in zijn afstudeeronderzoek.
Wat kan zijn zoon hiervan leren? - Start een planproces met een gedegen verkenning van de feiten van het plangebied en zijn context. De feiten van het plangebied vertelden het verhaal van honderden jaren geschiedenis. Deze unieke geschiedenis werd bedreigd door de ruimteclaims in en rondom het plangebied. De analyse van mijn vader bracht aan het licht dat de zoetwatergetijdengebieden door de uitvoering van de Deltawerken gedecimeerd zouden worden. Door deze gedegen en integrale analyse kwam de planningsopgave voor het plangebied in een heel ander licht te staan. - Betrek in een planproces sector-, facet- en gebiedskennis. Mijn vader slaagde in een gedegen ruimtelijke analyse doordat hij toevalligerwijs deze drie kenmerken in zich verenigde. Ten eerste was hij een waterdeskundige door zijn specialisatie in hydraulica. Ten tweede was hij méér dan een sectorspecialist: door zijn specialisatie in planologie was hij in staat een integrale analyse neer te leggen. Ten derde was hij als autochtoon goed in staat om gebiedsspecifieke kennis aan te boren en te leveren. Om in een planproces succesvol te zijn, zijn de aanwezigheid van deze drie kennisvormen (in een planteam) van essentieel belang. - Zet wanneer actie geboden is zonodig zwaargewichten in. Het vergevorderde stadium waarin de sectorplannen zich bevonden maakte snelle actie noodzakelijk om een vereiste koerswijziging in te zetten. Bewust is er daarom voor gekozen gebruik te maken van zwaargewichten als professor Zonneveld en directeur Zuidhollands Landschap Weidema. - Werk aan draagvlak en vertrouwen bij beleidsmakers en- beslissers. De opgebouwde coalitie tussen mijn vader, professor Zonneveld en directeur Weidema schiep draagvlak en vertrouwen tussen de plannenmakers en de Krimpense beleidsmakers. Dit vertrouwen werd zeker ook ondersteund doordat de ruimtelijke visie voor de raadsleden veel herkenbare toegankelijke gebiedsspecifieke informatie bevatte. Zo kwam het dat na het uitbrengen van het persbericht Werksma niet alleen raadsleden opzocht maar dat ook raadsleden hem thuis opzochten. - Eis transparantie bij het maken van (complexe) bestuurlijke keuzen. De kern van het persbericht dat Weidema uitbracht werd gevormd door de eis om transparantie in de te maken keuzen. Daar werd door de burgemeester vervolgens alle ruimte voor gegeven. In de belangrijke raadsvergadering traden zowel het betrokken adviesbureau (dat voor aanleg dam adviseerde) als mijn vader (geen dam in verband met de natuurwaarde van de griend) als spreker op. - Zet in het planproces de ‘sence of urgency’ helder neer. De ruimtelijke visie van mijn vader maakte als snel duidelijk dat de nieuwe inzichten fors strijdig waren met de voorliggende plannen voor griend en Stormpolderdam. Dat veroorzaakte bij de raadsleden al direct een grote mate van ‘sence of urgency’ en vervolgens voor de nieuwe koers grote betrokkenheid en bestuurlijk draagvlak. In het vervolg van het relaas over mijn vader beperkt de beschrijving zich tot de realisatie van de bestemming natuurgebied van De Griend. Met die bestemming gaat het gebied al gauw verder onder de meer toepasselijke naam Stormpoldervloedbos.
III. 15 jaar voorbereiding op de herinrichting (1973-1990) De toekenning van de bestemming ‘natuur’ voor het vloedbos in het bestemmingsplan was een belangrijke stap voorwaarts. Maar daarmee was het doel, een goed functionerend vloedbos, nog niet bereikt. Herinrichting was noodzakelijk. Het afstudeeronderzoek van mijn vader gaf daarvoor al een schets. Mijn vader stuurde aan op een snelle herinrichting. Snel omdat de urgentie hoog was: de vervuiling door diverse veroorzakers moest teniet gedaan worden gestopt, het gebied moest worden beschermd tegen erosie door te sterke golfaanval van de drukke scheepvaart op de Nieuwe Maas en tegen het gevaar van oprukkende urbanisatie. Deze urgentie werd door Krimpen onderkend. De gemeente zette dan ook fors in op herinrichting en overdracht van het vloedbos aan het Zuidhollands Landschap. Betrokken partijen maken financiële middelen vrij, een bescheiden honderdduizend gulden. Maar de voortgang raakte vervolgens danig in het slop. Plotseling overleed de directeur van Het Zuidhollands Landschap de heer Weidema. Een key-speler: hij voerde de regie over het proces. Bij het Zuidhollands Landschap ontstond vervolgens een lange periode van discontinuïteit in de directie. De regie daar viel weg. En ook in Krimpen neemt de trekkracht met het verstrijken van de jaren af. En mijn vader verhuisde naar Zwolle om daar zijn eerste baan te aanvaarden: planoloog bij de provincie Overijssel. Vanuit Zwolle probeert hij de ontwikkelingen rondom het vloedbos te volgen en doet wat in zijn vermogen ligt het proces vlot te trekken. In 1982 wordt door het toenmalige Openbare Lichaam Rijnmond een eerste plan voor herinrichting opgesteld. Bij het doornemen van het plan staat mijn vader versteld. Het houdt op geen enkele wijze rekening met de ruimtelijke visie zoals in het afstudeeronderzoek vastgelegd. Het plan is eenzijdig recreatief georiënteerd en houdt volstrekt onvoldoende rekening met het specifieke getijdenkarakter. Gelukkig hoeft pa niet veel te doen om het plan tegen te houden: het is (gelukkig) een factor 12 te duur. In 1983 volgt een nieuw herinrichtingsplan opgesteld door het Zuidhollands Landschap. Ook dit plan staat, hoewel minder, op gespannen voet met het oorspronkelijke plan van mijn vader. En ook dit plan blijkt met 300.000 gulden nog te duur te zijn. Dan gaat in 1984 de eigendom van het gebied van Krimpen over naar het Zuidhollands Landschap. Hiermee lijkt de herinrichting in een versnelling te komen. In nauw overleg met de plaatsvervangende directeur Roörda van Eijsinga stelt mijn vader in 1985 het definitieve herinrichtingsplan op. Voordat uiteindelijk de uitvoering daadwerkelijk van start gaat, moeten er nog diverse uitvoeringsbarrières worden genomen. Ondanks de afstand is mijn vader daarbij steeds betrokken omdat zijn kennis, zowel wat betreft gebied als zijn ruimtelijke visie en zijn netwerken daarbij moeilijk kunnen worden gemist. In 1989 is er de dreiging van de aanleg van een persleiding voor ongezuiverd rioolwater. Mijn vader treedt in overleg met het zuiveringsschap. In dit overleg wordt duidelijk dat de aanleg van deze persleiding onherstelbare schade zal toebrengen aan het Stormpoldervloedbos. Besloten wordt de zuiveringsinstallatie te situeren op de Hoge Zaag. In het overleg wordt onderkend dat deze ontwikkeling wel strijdig is met de ruimtelijke visie en daarom niet ideaal maar wellicht toch beter dan een voortzetting van vestiging van bedrijven als de dan al aanwezigen: straalbedrijf, autosloperij en een vuilverwerkingbedrijf.
Wat kan zijn zoon hiervan leren? - Benut bij nog te ontwikkelen bestemmingen de mogelijkheden van een ontwikkelingsgericht globaal bestemmingsplan. Het afstudeeronderzoek van mijn vader bevat een voorstel voor een globale bestemming van het plangebied. Dat is bewust zo gedaan: enerzijds worden zo de toekomstige bestemmingen in hoofdlijnen veilig gesteld. Anderzijds kan bij de latere uitwerking van het plan op maatschappelijke ontwikkelingen adequaat worden ingespeeld. Dat zou met een gedetailleerd bestemmingsplan, dat een verrassingsvrije toekomst schetst, niet kunnen. Uit deze periode blijkt dat ernstige bedreigingen die niet stroken met het globale bestemmingsplan zoals de projecten ‘persleiding’ en ‘plan Rijnmond’ kunnen worden afgewend omdat deze strijdig zijn met de essentie van het ruimtelijk plan. De verhuizing van de rioolwaterzuiveringsinstallatie was wel mogelijk: het doet geen afbreuk aan de essentie van het plan. - Zorg voor continuïteit van een goede regie; zeker als de uitvoering lang op zich laat wachten. Door allerlei onvoorziene ontwikkelingen (uitvoeringsbarrières) liet de uitvoering lang op zich wachten. Daardoor melden zich ook nieuwe spelers in het veld. Essentiële plandoelen dreigen dan al gauw in het gedrang te komen. Bij een goede regievorming (ook op afstand) en vastgelegde randvoorwaarden kan het beter zijn om voor verder uitstel te kiezen dan voor een slechte herinrichting zoals het ‘Plan Rijnmond’. - Zorg voor voldoende trekkracht in het project. In de lange periode tussen het bestemmen van functies en uitvoeren van het project is de trekkracht weggevallen. Bij het Zuidhollands Landschap door een tragische gebeurtenis, bij beide gemeenten Krimpen bleek het uithoudingsvermogen op deze lange termijn ook beperkt. Zodoende gebeurt er lange tijd weinig. IV. Het voorspel op de herinrichting (1990 – 1992) In 1990 treedt een nieuwe directeur aan bij het Zuidhollands Landschap: de heer Polderman. Met hem zoekt mijn vader samenwerking met de gemeente Krimpen aan de IJssel bij de verdere uitwerking van het herinrichtingsplan. In overleg met de gemeente werden meerdere door mijn vader opgestelde inrichtingsvarianten besproken. Uiteindelijk wordt gekozen voor een variant waarin de belangen van beide partijen worden gecombineerd. Het Zuidhollands Landschap richt zich primair op het Stormpoldervloedbos (natuurbescherming en –beleving) en de gemeente Krimpen aan de IJssel op de oeverzone die recreatief zal worden ingericht. Er wordt een recreatief natuurwandelpad geprojecteerd waar diverse aspecten van de getijdenlandschap volop te beleven zijn. De omkade hakgriend met klepduiker biedt een cultuurhistorische dimensie, de getijdengeulen met daarin een peilschaal bieden een unieke waterdimensie en het riet, de biezen en het vloedbos een natuurdimensie. In een samenwerkingsconstructie met twee opdrachtgevers lijkt nu de herinrichting ook financieel haalbaar.
Figuur 3: Schets voor de herinrichting van het Stormpoldervloedbos
Maar dan dreigt het proces opnieuw te stranden. Milieuvergunningen worden in datzelfde jaar 1990 niet verkregen. Reden: bodemmonsters tonen aan dat de bodem ernstig is vervuild. De consequentie hiervan is dat alle te vergraven grond naar het bergingsdepot De Slufter moet worden afgevoerd. Een financiële ramp vanwege de hoge stortingskosten. Maar mijn vader weet dankzij zijn diepgaande gebiedsanalyse bij zijn afstuderen dat de bodem niet in die mate vervuild kan zijn. Wat blijkt? De monsters zijn fout genomen. De dreiging is afgewend. Maar dan nog blijft het spannend. Er volgen nog twee laatste uitvoeringsbarrières, gevormd door de twee buren van het Stormpoldervloedbos. Voor de herinrichting is het noodzakelijk dat het naastgelegen vuilverwerkingsbedrijf zijn grenzen verlegd. De gemeente Krimpen aan de IJssel weet dit in goed overleg voor elkaar te krijgen. De andere buur - een familiebedrijf van de toenmalige premier van Nederland! - gooit roet in het eten, vlak voor de start van de werkzaamheden. Het bedrijf stort puin in het Stormpoldervloedbos, eigendom van het Zuidhollands Landschap. Met veel inspanning, met juridische hulp en in samenwerking met de ook gedupeerde Rijkswaterstaat weet mijn vader met de directeur van het bedrijf een oplossing te vinden.
Inmiddels is het 1991 geworden. De herinrichting lijkt werkelijkheid te worden. Polderman, directeur Zuidhollands Landschap, draagt het werk op aan twee medewerkers. Er wordt echter weer onvoldoende gecoördineerd. Ondanks grote inzet bereiken ze niet het beoogde resultaat. Het door hen opgestelde detailplan doet onvoldoende recht aan het unieke karakter van het Stormpoldervloedbos. Het wijkt op essentiële punten te veel af van het oorspronkelijke plan. Hierdoor neemt de voorbereidingstijd weer toe. Uiteindelijk wordt er besloten tot een openbare aanbesteding. Mijn vader levert een flinke bijdrage: hij schrijft de bestekken en leidt de aanbesteding. De firma Van den Herik komt als winnaar uit de bus. Maar de offerte overschrijdt het beschikbare budget met een factor twee. Wederom komt de uitvoeringswagen tot stilstand. Wat kan zijn zoon hiervan leren? - Zoek wanneer financiële middelen niet toereikend zijn voor de beoogde kwaliteitssprong naar koppeling van belangen van meerdere partijen en verbreedt daarmee het opdrachtgeverschap. Het in 1990 voorliggende herinrichtingsplan leek wel financieel haalbaar maar zonder risico’s was het niet. Door de coalitievorming tussen het Zuidhollands Landschap en de gemeente konden de belangen van beide partijen gecombineerd worden en leek het plan financieel haalbaar. - Voer ook tijdens de uitwerkingsfase een goede regie om de ambities van het ruimtelijke plan ten uitvoer te brengen. In de uitwerkingsfase werd meermalen om op zich wellicht respectabele pragmatische redenen te veel afgeweken van de essenties van het ruimtelijke plan. Deze afwijkingen waren daarom niet acceptabel. - Zorg in het traject naar het uitvoeringsplan en bestekken voor grondige kennis van de uitvoeringswereld en benut kansen die deze kennis aanreikt. Uiteindelijk geven pure uitvoeringsaspecten veelal de doorslag in het wel of niet realiseren van gestelde ambities. Ook kunnen in deze fase nog nieuwe (hogere) ambities worden toegevoegd. Een aardig voorbeeld daarvan is de vervanging van een degelijke beproefde civieltechnische oeververdediging die in de aanbestedingsfase vervangen werd door een natuurvriendelijke oeververdediging die toen juist in ontwikkeling was. Dat leidde later bij de uitvoering zelfs tot medewerking van Rijkswaterstaat die experimentele materialen toepaste. De resultaten daarvan zijn opgenomen in het ‘Handboek Natuurvriendelijke Oevers’. - Zorg ervoor dat je met voldoende en juiste mensen werkt die complementair aan elkaar zijn en met wie het (bij voorkeur) ook op persoonlijk vlak goed klikt. Op diverse momenten in het planproces blijkt dat personen van het toneel verdwijnen, werkzaamheden gedelegeerd worden en organisaties te kort schieten. Pas op het moment dat er weer capabele en enthousiaste mensen op het toneel verschijnen, komt er schot in de zaak.
V. Uitvoering van de herinrichting (1992 / 1993) In het voorjaar 1992 gaat de telefoon in huize Werksma. Van den Herik aan de lijn. Hij stelt voor de uitvoering ter hand te nemen. Zijn aanbod: het leveren van een kraan met machinist die onder directie van het Zuidhollands Landschap de werkzaamheden gaat uitvoeren. Mijn vader reageert enthousiast en geeft aan dat er een goede kans is om onder deze constructie binnen het budget de herinrichting uit te voeren. Ook het Zuidhollands Landschap reageert positief. Zij stellen mijn vader aan als uitvoerder. Gedurende de periode maart 1992 tot september 1993 volgt dan in enkele fasen de geslaagde uitvoering. Lachend gaf mijn vader in gesprek over deze periode aan dat alleen daarover al een boek geschreven kan worden. Ik antwoord dat hij dat, nu hij met pensioen is, dat maar moet doen. ‘Een man is pas een man als hij zich heeft voortgeplant, een boom heeft geplant én een boek heeft geschreven’, voeg ik er lachend aan toe. Gedurende de uitvoering werkt mijn vader actief aan de communicatie over de herinrichting. Lezend in de velen (kranten)artikelen besef ik dat pa wel door had wat scoort in de pers: focus op elementen waaraan mensen betekenis hechten zoals cultuurhistorie, de natuur- en getijdenbeleving en bekende personen. Dit communicatieproces, wat ook gericht is op de lokale pers, creëert het nodige draagvlak en enthousiasme. En dat het gewerkt heeft, merkte ik bij een bezoek aan het plangebied in de aanloop van deze ode. We kwamen op de Zaag enkele wandelaars tegen. Na een leuk gesprek over voorkomende vlinders en vogels op de Zaag gaven wij, mijn vader en ik, aan dat wij verder moesten: op naar het Stormpoldervloedbos. Tot mijn verbazing weet onze gesprekspartner, rond de 40 jaar oud, spontaan te melden dat ene Peter, nee eeehhh, Pier Werksma dat gebied ontwikkeld heeft tot wat het nu is. Heimelijk ben ik een beetje trots op mijn vader. Het voert te ver om op deze plaats aan alle publiciteit aandacht te besteden. Het hoogtepunt mag echter niet onvermeld blijven. Op uitnodiging van wethouder Van Veen brengt minister Hedy d’Ancona in juni 1993 met een WVCcommissie een bezoek aan het Stormpoldervloedbos. Zij opent het dan juist gereed gekomen natuurpad. Professor Zonneveld houdt onder een zeer zonnige hemel voor het bezoek een lezing over de natuur en cultuur van het zoetwatergetijdengbied. De minister reageert enthousiast: ‘ik ben voor eeuwig vriend van de griend!’ (zie figuur 4). Op 16 september 1993 volgt de officiële afronding van de herinrichting. Een groots gebeuren met in het feestelijk versierde gemeentehuis lezingen van de directeur Zuidhollands Landschap, het Wereld Natuurfonds, Rijkswaterstaat en mijn vader. Daarna begeven de genodigden zich per bus naar het Stormpoldervloedbos voor een afrondingsceremonie. Ditmaal onder een regende hemel.
Figuur 4: Lokale kranten citeren massaal de quote van Minister Hedy d’Ancona
Wat kan zijn zoon hiervan leren? - Benut de kennis, expertise en netwerken die zijn opgedaan in de ruimtelijke planvorming in de uitvoeringsfase. In het geval van het Stormpoldervloedbos is dit uitstekend gelukt: de initiatiefnemer in de planvorming was tegelijkertijd ook de uitvoerder. Normaal gesproken zal dit niet zo zijn. Maar het verhaal leert dat het kennen van de geschiedenis van het project en de essenties van het project bij de uitvoering van eminent belang zijn. Zo kunnen gestelde ambities in het ruimtelijk plan ook bij de uitvoering bewaakt worden. - Zorg voor zo veel mogelijk publiciteit rondom je project en vergeet daarbij niet de kracht van de lokale media en de publicitaire werking van leuke bijeenkomsten en bekende personen. Tijdens de herinrichting is veelvuldig gepubliceerd in lokale media en tijdschriften. Daarnaast werden op de ijkpunten van de uitvoering bijeenkomsten georganiseerd voor de bevolking zoals een demonstratie griendhouthakken. Dat alles zorgde voor veel enthousiasme, bekendheid en draagvlak bij de bevolking, bestuurders en in dit geval natuurorganisaties. Focus in de communicatie vooral op aspecten waaraan mensen betekenis hechten. Bij de herinrichting van het Stormpoldervloedbos spelen vooral cultuurhistorische aspecten een belangrijke rol. Bij de herinrichting is veel aandacht besteed aan de cultuurhistorische dimensie van het gebied. In het Stormpoldervloedbos gaat het hierbij vooral om de hakgrienden en de boeiende getijdenbeweging zoals het eeuwenlang geweest was. Dat spreekt mensen aan op hun identiteit.
VI. Het functioneren en beheren van het vloedbos (1993 – anno nu) Het Stormpoldervloedbos functioneert weer zoals vloedbossen in de Nederlandse Rijndelta eeuwenlang deden. Maar beheer blijft in dit dynamische natuurgebied van eminent belang. Getijdengeulen, natuurvriendelijke oeververdediging en kaden met overlaten moeten goed blijven functioneren, óók bij noordwesterstormen en springtij. Monitoren van de natuurontwikkeling en toezicht en zonodig bijsturen van het watersysteem blijven nodig. Mijn vader had dankzij uitstekende faciliteiten van zijn werkgever in Zwolle de mogelijkheid gehad om gedurende de uitvoering veel tijd te besteden aan zijn ‘planologisch kind’. Maar ook daaraan kwam een einde. Nog even heeft hij meegewerkt aan het opstellen van een beheersplan voor het Stormpoldervloedbos en aan natuurmonitoring door Rijkswaterstaat. Als afronding schrijft hij in 1994 een beheersbrief aan het Zuidhollands Landschap. Daarin wijst hij onder andere op enkele nog resterende werkjes en een aantal kinderziektes. Tevens adviseert hij bij het beheer van het watersysteem zonodig een beroep te doen op Rijkswaterstaat. In 1994 ontvangt mijn vader voor zijn inzet bij het Stormpoldervloedbos de Landschapspenning van de provincie Zuid Holland. Het juryrapport vermeld: ‘De heer ir. Pier Werksma heeft zich bijna 25 jaar lang beijverd voor het veilig stellen van het Stormpoldergriend, nu genoemd Strompoldervloedbos, in Krimpen aan de IJssel. Als student aan de Technische universiteit Delft heeft hij in een scriptie al gewezen op het potentiële beheer als natuurgebied inclusief een gedeelte als hakgriend. […]. Daarin is hij met medewerking van anderen geslaagd.’ In de eerste jaren na de herinrichting blijkt het vloedbos geheel conform de intenties te functioneren. Door de getijbeweging slibben de geulen niet dicht! Na een aantal jaren blijkt het beheer van het vloedbos niet voldoende. Bij het Zuidhollands Landschap is er te weinig menskracht. Wel treedt Klaas de Boer naar voren: een zeer enthousiaste vrijwilliger die een welkome en nuttige bijdrage levert. Maar voor het beheer van het complexe watersysteem is specifieke deskundigheid noodzakelijk. Die ontbreekt. Gevolg is dat door plaatselijke wateroverslag over de kaden, de erosie daarvan langzaam maar zeker gaat toenemen. Op één punt blijkt ook de natuurvriendelijke oeververdediging onvoldoende, mogelijk (mede) door (te) weinig beheer. Verder staakt het Zuidhollands Landschap na een aantal jaren het beheer van de hakgriend. Een vergelijkbare ontwikkeling is te zien bij het beheer door de gemeente van het natuurwandelpad. De beoogde verdere recreatieve aankleding van dat pad blijft achterwege. De aanbevolen cultuurhistorische samenwerking met streekmuseum wordt niet verder uitgebouwd. Aan de intenties uit 1993 wordt kennelijk weinig of geen trekkracht gegeven. Vooral de erosie van de kaden is een punt dat mij vader bij zijn spaarzame bezoeken aan het vloedbos met zorg gaat vervullen. Hij overlegt daarover eerst met enkele potentiële probleemoplossers waaronder een in Krimpen woonachtige Rijkswaterstater, tevens liefhebber van het vloedbos. Later neemt mijn vader contact op met nieuwe directeur Van den Berg van het Zuidhollands Landschap en met de nog steeds in functie zijnde wethouder Van Veen. Met hen maakt mijn vader in 2001 een inspectietocht door het vloedbos.
Beiden blijken overtuigd van de noodzaak om aanvullende maatregelen te nemen en zijn ook bereid daarvoor te investeren. Van den Berg zal daarbij hulp van Rijkswaterstaat vragen. Nog datzelfde jaar schrijft mijn vader een advies voor aanvullende maatregelen. In 2002 maakt Rijkswaterstaat een plan dat begin 2003 wordt uitgevoerd met sponsoring van de Nationale Postcode Loterij en een forse bijdrage van Rijkswaterstaat. Daarbij wordt op aandringen van de gemeente Krimpen (!) ook de hakgriend weer in ere hersteld. Het is te hopen dat deze aanpassing en de beheerservaringen van het eerste decennium leiden tot een duurzaam beheer van dit unieke vloedbos in de toekomst. Bij ons bezoek in april 2004 ligt het Stormpoldervloedbos er schitterend bij: er is dan een hoog hoogwater waardoor de hakgriend vol gestroomd is, door de getijdenbeweging stroomt het water zichtbaar door de geulen. Het vloedbos oogt woest, grillige wilgen met ontluikend groen, een waas van gele spindotterbloemen, veelal ‘kopje-onder’, en plaatselijk witte zomerklokjes. ‘Die schoonheid is een heel groot ding. Wie haar, waar dan ook, in haar volle zuiverheid gekend heeft, weet welk een levenswaarde zij vertegenwoordigt. Het is veel meer dan enkel een idyllische of romantische achtergrond, die verdwijnt, waar een landschap verminkt wordt. Er gaat iets te loor van de zin van het leven’ (Huizingae in Geschonden wereld; geciteerd in de scriptie van mijn vader).
Figuur 5: Beeld van het Stormpoldervloedbos
Wat kan zijn zoon hiervan leren? - Draag na realisatie van een project zorg voor een goed beheersysteem van onderhoud, monitoring, evaluatie en zonodig bijstelling van het uitgevoerde en/of zelfs van de aanvankelijke plandoelen. De (fysieke) uitvoering van herinrichting betekende beslist nog niet dat daarmee de eigenlijke plandoelen waren bereikt. Dat bleek in de loop van de jaren toen het beheer van het vloedbos wegviel. Ruimtelijke plannen beogen in de eerste plaats fysieke condities te creëren om verdere fysieke en maatschappelijke ontwikkelingen mogelijk te maken. Dat geldt zeker voor een ontwikkelingsgericht (globaal bestemmings)plan als het plan van mijn vader. Echt ondernemend plannen gaat verder dan alleen het uitvoeren! - Zoek om nieuwe trekkracht te mobiliseren om het beheer ter hand te nemen contact met enthousiaste betrokkenen (van destijds). Aanvankelijk leek het erop dat de plandoelen werden teruggeschroefd: opgeven hakgriend en erosie van de kaden. De strategie van mijn vader was hierbij om eerst de directe omgeving te stimuleren deze terugval te keren: via contacten met beheerder en genoemde in Krimpen woonachtige medewerker Rijkswaterstaat. Toen dat onvoldoende lukte werd hoger ingestoken: overleg met directeur van het Zuidhollands Landschap en de destijds betrokken wethouder. Strategie: laat de betrokkenen met eigen ogen zien wat de schade is van een slecht beheer. Uiteindelijk bleek bij de heren nog voldoende betrokkenheid te zijn bij het vloedbos en bijbehorende plandoelen om al snel tot actie over te gaan en de gebleken kinderziektes te genezen. VII Wat kan de planningswereld hiervan leren? Met een plan veranderen we de werkelijkheid niet. Wel vormen goede plannen, gebaseerd op een gedegen en integrale analyse van het plangebied de context, het uitgangspunt en referentiekader voor een succesvol ingrijpen in die ruimte. Maar bovenal is een gedreven initiatiefnemer met een lange adem achter het ontwikkelingsplan een voorwaarde voor succes. En dan nog laat de ruimtelijke werkelijkheid zich niet makkelijk veranderen. Het verhaal van mijn vader laat zien dat juist wanneer er maatschappelijke beweging is, er kansen zijn om projecten te ontwikkelen onder de paraplu van een ruimtelijk plan. En juist op die momenten dat bedreigingen en kansen opdoemen uit het niets, is het zaak actief te worden in de arena. Het verhaal van mijn vader illustreert hoe hij onverdroten vorm heeft gegeven aan ondernemend plannen, uitvoeren én beheren. En dat heeft alles te maken gehad met entrepreneurship, regievorming, trekkracht mobiliseren, coalitievorming en strategievorming. En daarmee zijn de lessen van zijn zoon ook de lessen voor de ontwikkelingsgerichte planningswereld in de context van de 21ste eeuw.
Schriftelijke bronnen Provincie Zuid Holland (1994) Landschapsprijs Zuid Holland 1994 (brochure); Den Haag Werksma, P. (1971) De buitendijkse gronden tussen Krimpen aan de IJssel en Krimpen aan de Lek (afstudeerscriptie); Delft Werksma, P. (1971) Laatste getijdengriend bedreigd in Krimpen aan de IJssel (persbericht); Krimpen aan de IJssel Werksma, P & I.S. Zonneveld (1992) De veiligstelling van het stormpoldervloedbos; In: Zuidhollands Landschap, 21e jaargang (1992) nummer 1, blz. 7-10 Werksma, P. (1992) Herinrichting stormpoldervloedbos gereed; start voor verdere natuurontwikkeling langs de Lek / Nieuwe Maas; In: Zuid-Hollands Landschap, 22e jaargang (1993), nummer 2, blz. 4-6. Ook als brochure. Werksma, P. (1971-heden) Dossier buitendijkse gronden tussen beide Krimpens, Zwolle Zonneveld, I. S. & P. Werksma (1992) Zoetwatergetijdenlandschappen; In: Zuidhollands Landschap, 21e jaargang (1992) nummer 1, blz. 4-7 Mondelinge bronnen Gesprekken tussen vader en zoon