t ran sfe r
vakblad over internationalisering in het hoger onderwijs
Een nieuwe missie: hulp, handel en onderwijs
5
jaargang 21 | april 2014
ontwikkelingssamenwerking zoekt aansluiting bij internationaliseringsagenda
ocw | afrika groeit als studentenmarkt | op zoek naar een veilige plek om arabisch te oefenen | de nieuwe hbo-titulatuur: internationaal herkenbaar? | en veel meer...
5 Transfer is een onafhankelijk vakblad voor internationale samenwerking in het hoger onderwijs en onderzoek. Transfer is ook online: www.nuffic.nl/transfer. Transfer is een uitgave van de Nuffic, de Nederlandse organisatie voor internationale samen werking in het hoger onderwijs. Verschijnt acht keer per jaar. Redactie Els Heuts (hoofdredacteur), Annelieke Zandvliet en Ralph Aarnout Aan dit nummer werkten mee Caspar de Bok, Annemieke Bosman, Sam van den Eijnden, Janneke Juffermans, Bram Logger, Yvonne van de Meent, Martine Postma, Ellen Touw, Rineke Wisman, Han van der Horst. Beeld Guy Ackermans, Joyce van Belkom/HH, Buitenlandse Zaken, Geoff Caddick/ EPA, Sicco van Grieken/Nuffic, Henriëtte Guest, Maarten Hartman, Daniel Hayduk/ Buitenlandse Zaken, Ahmed Jallanzo/ ANP, Jan Luursema, George Mollering/ANP, Davide Monteleone/HH, picture alliance/ DPA, Bram Saeys/HH, Tara Todras-Whitehill/ HH, Robin Utrecht/ANP. Redactieraad Ries Agterberg (DUB), Sebastiaan den Bak (Neth-ER), Klaartje van Genugten (Fontys), Leonard van der Hout (Hogeschool van Amsterdam), Joep Huiskamp (TU Eindhoven), Erwin Ploeger (Unesco-IHE) Redactieadres Nuffic, Postbus 29777, 2502 LT Den Haag, tel.: 070 – 4260126 / 4260144 / 4260122 fax: 070 – 4260399 e-mail:
[email protected],
[email protected],
[email protected] Abonnementen Transfer is gratis verkrijgbaar. Geïnteresseerden kunnen zich voor een gratis abonnement aanmelden via www.nuffic.nl/transfer. Adreswijzigingen Abonnees kunnen adreswijzigingen doorgeven via het contactformulier op www.nuffic.nl/transfer Vormgeving en lay-out Sabrina Luthjens BNO en Christina Schürmann (www.makingwaves.nl) Druk Drukkerij Verloop, Alblasserdam Overname artikelen Het overnemen en vermenigvuldigen van artikelen uit Transfer is slechts geoorloofd na schriftelijke toestemming van de hoofd redactie. Omslag Minister Ploumen op Zanzibar tijdens een missie naar Mozambique en Tanzania. Foto: Daniel Hayduk/Buitenlandse Zaken Transfer 6, jaargang 21, verschijnt op 15 mei.
transfer
De koopman en de docent Maar liefst 27 keer ging de Nederlandse regering vorig jaar op handelsmissie. Dat was fors meer dan voorgaande jaren, zo benadrukte de regering zelf in een nieuwsbericht; toen bleef de teller steeds onder de twintig steken. Als minister van Buitenlandse Handel is Lilianne Ploumen koploper in het leiden van zulke missies. Het mes snijdt daarbij aan twee kanten, legde zij in het nieuwsbericht uit. De missies stellen het bedrijfsleven in staat om miljarden aan orders binnen te slepen, goed voor duizenden Nederlandse banen. ‘Tegelijkertijd kunnen we in een groot aantal ontwikkelingslanden echt een verschil maken met de nieuwe agenda voor hulp, handel en investeringen. Meer en meer van die landen willen een handelsrelatie met Nederland die tot duurzame groei en banen leidt’, aldus de minister, die ook ontwikkelingssamenwerking in haar porte feuille heeft. In de agenda voor hulp, handel en investeringen die Ploumen vorig jaar presen teerde, komen kennisinstellingen eveneens aan bod. Vrijwel zonder uitzonde ring gekoppeld aan het bedrijfsleven. ‘We nemen bedrijven en kennisinstel lingen mee op economische missies’, schrijft de minister onder andere. Waar vroeger de dominee hand in hand met de koopman de wijde wereld in trok, hebben vertegenwoordigers van universiteiten en hogescholen die plek nu ingenomen. Hun aanwezigheid maakt bijvoorbeeld de belangstelling van de Nederlandse industrie voor de enorme gasvondst in oostelijk Afrika minder verdacht, vertelt Bert Geers van de TU Delft in dit nummer van Transfer. Zelf kwam hij tijdens de missie naar Mozambique en Tanzania in gesprek met allerlei betrokkenen, tot op het hoogste niveau. Geers hoopt dat zijn universiteit daardoor een grote rol kan gaan spelen in het opleiden van de lokale bevolking die de gasvoorraad te gelde moet maken. Naar schatting kan de gaswinning de komende tien jaar 150 miljard opleveren. Maar nu is het nog zoeken naar geld om het project op te zetten dat Geers in gedachten heeft. Terwijl Buitenlandse Zaken probeert verbanden tussen hoger onderwijs en bedrijfsleven te stimuleren, bekijkt het ministerie ook hoe de eigen ontwik kelingsagenda kan aansluiten bij de internationaliseringsvisie die de collega’s bij OCW formuleren. Dat lijken tegenstrijdige dingen, zegt Yvonne Stassen in deze Transfer, maar dat hoeft niet zo te zijn. Zij denkt aan het mogelijk maken van ervaringsplaatsen voor NFP-studenten. Alles in het belang van de BV Nederland. annelieke zandvliet
[email protected]
r
inhoud
10–19
23
27
3
Ontwikkelingssamenwerking via het hoger onderwijs Nieuwe inzichten, koerswijzigingen, krimpende budgetten. Hoe staat het ervoor met ontwikkelingssamenwerking via het hoger onderwijs? In deze Transfer extra aandacht voor dat thema. We spreken Yvonne Stassen, op het ministerie van Buitenlandse Zaken verantwoordelijk voor de programma’s NFP en NICHE (p. 10–12). Welke kansen bieden de Europese onderzoeks- en onderwijsprogramma’s voor capaciteitsopbouw (p. 14–15)? En welke kansen heeft Nederland op de groeiende onderwijsmarkt in Afrika (16–17)? Een medewerker van de TU Delft vertelt over meegaan op handelsmissie met een minister (p. 18–19). Plus een optimistische opinie van een internationaliseerder van de Universiteit Utrecht (p.13).
Arabisch oefenen buiten Egypte Nu de onrust in het Midden-Oosten voortduurt, wordt het voor studenten Arabisch, Midden-Oostenstudies en islamkunde steeds lastiger om op een veilige bestemming buitenlandervaring op te doen. Voorheen gebeurde dat vaak in Caïro, maar het Nederlands-Vlaams instituut daar heeft het voorjaarsprogramma geschrapt. Wat nu?
De nieuwe hbo-titulatuur: internationaal herkenbaar? Na vijftien jaar discussiëren is er dan eindelijk een regeling die de titels van Nederlandse hbo-afgestudeerden in het buitenland beter herkenbaar moet maken. Is alles nu duidelijk en iedereen tevreden? Transfer zet de veranderingen op een rij en peilt de stemming.
En verder 2 Colofon en redactioneel 4 Kort nieuws 20 Orange Carpet Award 2014 voor Delfts MOOC22 Column Ellen Touw 26 Sorry? Pardon! Misverstanden in het buitenland 29 Aanpakken: internationaliseerders aan het werk 30 Gelezen 31 Onbekend terrein: roeier Sjoerd Hamburger over zijn
project
studieverblijf in Oxford
4
nieuws
i, too, am oxford
Nare opmerkingen. Vooroordelen. Racisme. Er studeren in Oxford meer gekleurde studenten dan ooit tevoren, maar nog dagelijks worden ze ‘anders’ bejegend en buitengesloten. Onder het motto ‘I, too, am Oxford’ fotografeerden ze elkaar, met op een whiteboard de opmerkingen die ze naar hun hoofd geslingerd krijgen. Sociale media stonden al gauw bol van de foto’s. Bekijk de hele serie op www.itooamoxford.tumblr.com
Onderzoek naar eigen bijdrage verplicht buitenlands studieonderdeel Minister Bussemaker wil dat de Onderwijsinspectie onderzoek doet naar kosten die studenten moeten maken voor verplichte studieonderdelen, buiten het collegegeld om. In ruim een maand tijd kwamen hier 124 meldingen over binnen bij het ISO. De studentenorganisatie heeft die geanonimiseerd gebundeld in een zwartboek. In 35 gevallen gaat het over kosten voor een studiereis of excursie, nog eens drie meldingen betreffen een stage in het buitenland. Zo vertelde een student journalistiek over een verplichte buitenlandreis in het eerste en tweede jaar. “Als je zegt dat je het niet kunt betalen, wordt er simpelweg gezegd dat je dan maar moet gaan liften en couch surfen. Als je niet
april 2014 | transfer
gaat, dan krijg je de studiepunten niet. Zo simpel is het.” Een ander maakte melding van een verplichte buitenlandstage van minimaal twaalf weken, die studenten zelf moeten organiseren. “Wanneer er niets gevonden wordt, mag de student het in het vijfde jaar nóg een keer proberen. Dit alles op eigen kosten, jawel.” In haar antwoord op Kamervragen van de SP bevestigt de minister dat instellingen aan studenten in principe geen extra bijdrage mogen vragen om studiepunten te behalen. Dat mag alleen voor vrijwillige activiteiten. Het ISO heeft de twaalf hogescholen en tien universiteiten waar de meldingen over gingen, daar in een brief op gewezen. (AZ)
5
Zwitserse deelname aan EU-programma’s beperkt Zwitserland mag in 2014 niet volwaardig meedoen aan de Europese programma’s Erasmus+ en Horizon 2020. Dat heeft de Europese Commissie besloten na een Zwitsers referendum, waarin een kleine meerderheid stemde voor het beperken van de toestroom van migranten uit EU-landen. De EU wil niet dat Zwitserland profiteert van de voordelen van de EU, maar ondertussen Europese burgers beperkt toelaat. Daarom wordt Zwitserland niet langer behandeld als een geassocieerd land, maar als een ‘derde
1,2
miljoen
Zoveel jonge toeristen trekt Amsterdam ieder jaar. Toch studeren er maar 6.750 internationale studenten in onze hoofdstad; slechts 6,6 procent van de studenten populatie. Amsterdam scoort slechter dan andere Nederlandse studenten steden en loopt ook behoorlijk achter bij Europese hoofdsteden. Londen is koploper met ruim 100.000 buiten landse studenten, Kopenhagen en Wenen hebben ruim drie keer zoveel als Amsterdam. The Class of 2020, dat deze gegevens presenteerde, wijt de geringe populariteit van Amsterdam als studiebestemming aan het beperkte aantal Engelstalige opleidingen en een gebrek aan ambitie.
land’. Het moet zo zelf de financiering inbrengen voor deelname aan Horizon 2020 of Erasmus+. De Zwitserse regering heeft hiervoor inmiddels een speciaal fonds opgericht. Jaarlijks gaan zo’n 2.500 Zwitserse studenten met een Erasmusbeurs naar het buitenland en studeren bijna 3.000 EU-studenten in Zwitserland. Uit Nederland gingen in 2011/’12 108 Erasmus-studenten naar Zwitserland. Dat jaar gebruikten 145 Zwitserse studenten een Erasmusbeurs om naar ons land te komen. Zolang Zwitserland de status van derde
land heeft, worden aanvragen voor deelname aan Horizon 2020 strenger beoordeeld. Dit is een gevoelige maatregel. Zwitserse instellingen ontvingen zo’n € 1,8 miljard uit het Zevende Kaderprogramma, de voorganger van Horizon 2020. Zwitserse onderzoekers, studenten, docenten en andere belanghebbenden hopen via petities de Europese Commissie en de Zwitserse regering te bewegen alsnog op korte termijn een associatieverdrag te sluiten. (RA)
Europese MOOC’s
verdeling over vakgebieden
Humanities
13%
Social sciences
19%
Natural science
7%
8%
21%
Applied sciences
14%
Mathematics & statistics
Science & Humanities technology
Business
14%
Arts
3%
totaal aantal MOOC’s: 559
bron: european moocs scoreboard
april 2014 | transfer
6
nieuws
De beurs van…
Angst voor buitenlands diploma
mohammed rafi (26)
bachelor agricultural economics aan de business school nederland te den haag
Je komt uit Afghanistan. Lukt het om in jouw land een goed landbouwbeleid van de grond te krijgen?
“Veiligheid is nog altijd een groot probleem in Afghanistan, dat kun je dagelijks in de krant lezen. Boeren worden door de taliban gedwongen papavers te telen in plaats van andere gewassen en de overheid krijgt daar maar moeilijk grip op. Toch ben ik ervan overtuigd dat wij uit dit dal kunnen komen. Eerder via de weg van economische ontwikkeling, dan door geweld met geweld te bestrijden.”
Wat heeft Afghanistan de wereldmarkt te bieden?
“Nergens vind je zulke verrukkelijke granaatappels, amandelen en saffraan als bij ons. Als boeren eenmaal beter begrijpen hoe de wereldmarkt werkt en hoe zij hun producten aantrekkelijk kunt positioneren, valt er een hoop voor hen te winnen. Het is zaak de stap te zetten van farming naar business farming, zoals dat dan heet.”
Wat steek je op van jouw studie hier in Nederland? “Vooral hoe het wel moet, maar in een enkel opzicht ook hoe het niet moet. Als wij in Afghanistan de bankensector van de grond kunnen gaan tillen, hoop ik dat wij niet eerst de fouten hoeven te maken die jullie hier in het westen hebben gemaakt.” (AB)
april 2014 | transfer
Foto: Guy Ackermans
Jaarlijks komen honderden studenten, promovendi en cursisten uit ontwik kelingslanden naar Nederland met een NFP-beurs. Wie zijn zij en wat doen zij?
Europese werkgevers nemen graag mensen aan die een tijdje in het buitenland hebben gestudeerd. Die zijn volgens hen vindingrijk, durven risico’s te nemen en ze spreken hun talen. Maar wie een hele opleiding in het buitenland heeft gevolgd, is minder in trek. Werkgevers twijfelen aan de waarde van buitenlandse diploma’s en zijn bang dat sollicitanten te weinig weten van het land waar ze willen werken. Dat blijkt uit onderzoek van het Maastrichtse Researchcentrum voor Arbeidsmarkt en Onderwijs (ROA) in
opdracht van de Europese Commissie. Aanleiding voor het onderzoek is de Europese angst voor een ‘skills mismatch’: dat studenten dingen leren waar werkgevers niet op zitten te wachten. Een goede cijferlijst, relevante werkervaring en voldoende opleidings niveau staan voor werkgevers voorop. Ook aan de status van de instellingen hechten zij waarde. Buitenlandervaring komt pas daarna in beeld; het geeft de doorslag als sollicitanten verder even geschikt zijn. (RA)
Zuidoost-Azië introduceert ‘Europese’ studiepunten Universiteiten in Zuidoost-Azië zetten dit jaar een systeem op voor erkenning van verworven studiepunten. Het pilotproject, dat geënt is op het Europese studiepuntensysteem ECTS, moet de samenwerking tussen universiteiten verbeteren en uitwisseling van studenten vereenvoudigen. Met het Academic Credit Transfer Framework for Asia (ACTFA) wordt geëxperimenteerd in heel Zuidoost-
Azië: van China en Indonesië tot in Japan en Zuid-Korea, zo meldt The Pie News. Het systeem is gebaseerd op studiebelasting, uitgedrukt in uren. Nu wordt nog gewerkt met weinig transparante systemen. Aan veel Chinese universiteiten worden bijvoorbeeld geen studiepunten toegekend voor afstudeerscripties of stages. Dit maakt uitwisselbaarheid van studieresultaten problematisch. (RA)
Buitenlandse promovendi citeren slordig Promovendi aan Nederlandse universiteiten leveren kwalitatief goed onderzoek. Maar in hun opleiding zouden statistiek, methodologie en ethische vorming meer aandacht moeten krijgen. Dat concludeert de Onderwijsinspectie in haar toezichtrapport op het stelsel van promoties. Vooral de toenemende aantallen buitenlandse promovendi hebben volgens de inspectie een ‘intensiever cursusaanbod’ nodig. Zij zouden vaak niet weten hoe ze correct moeten citeren. In haar rapport gaat de inspectie ook in op de problematiek rondom joint
doctorates. Met deze in 2010 geïntroduceerde gezamenlijke graad zouden promovendi in staat worden gesteld twee jaar aan een Nederlandse en twee jaar aan een buitenlandse instelling onderzoek te doen. De introductie van joint doctorates blijkt echter problematisch. Wettelijke kaders in verschillende landen zijn moeilijk met elkaar verenigbaar en promotieprocedures bij Nederlandse en buitenlandse universiteiten lopen meer uiteen dan gedacht. Concrete verbeterpunten worden niet genoemd. (RA)
7
dergelijke initiatieven aan de tien onderwijsinstellingen met de meeste studenten uit het buitenland in kaart. Om die in een breder kader te kunnen plaatsen, beschreef de studentenbond ook enkele vergelijkbare projecten elders. Buddyprogramma’s van hogeronderwijs instellingen blijken vaak georganiseerd te zijn op facultair niveau, concludeert de LSVb, en niet centraal. Soms worden ze aangestuurd door het international office, in Studenten wegwijs maken is wat buddy's vooral doen. andere gevallen door medewerkers van de Universiteiten en hogescholen moeten marketing- en communicatie-afdeling. hun buddyprogramma’s veranderen En na afloop van de introductieweek om te bereiken dat die bijdragen aan de worden buddy’s meestal behoorintegratie van buitenlandse studenten. lijk vrijgelaten in de mate waarin zij Dat stelt de LSVb op basis van ondercontact hebben met ‘hun’ buitenlandse zoek in het kader van het actieplan studenten. Make it in the Netherlands. Dat het moeite kost om Nederlandse Het actieplan beoogt dat meer interbuddy’s aan te trekken, blijkt eveneens nationale studenten na het afronden een algemeen verschijnsel. Daarom van hun opleiding hier blijven schakelen onderwijsinstellingen ook werken. Buddyprogramma’s leiden internationale studenten die hier tot integratie en kunnen daar dus aan al wat langer zijn in als buddy. Zij bijdragen, is het idee. De LSVb bracht kunnen kersverse studenten uit het
buitenland weliswaar prima wegwijs maken en ondersteunen, vindt de studentenbond, maar vormen geen oplossing voor de ‘bubble’ waarin die vaak verkeren. Programma’s waarin Nederlandse en buitenlandse studenten gelijkwaardige deelnemers zijn en die langer duren dan de introductieperiode, vergroten volgens de LSVb de kans op integratie. De studentenbond adviseert hoger onderwijsinstellingen daarom om in hun buddyprogramma’s meer nadruk te leggen op het doorbreken van de ‘bubble’. Zo zouden ze meer geld beschikbaar moeten stellen voor groepsactiviteiten, die zich bij uitstek lenen om ongedwongen samen te zijn. Een-op-een-contact met een internationale student daarentegen vergt meer inspanning van de Nederlandse buddy. Is een programma juist gericht op ondersteuning, dan zou een beloning in de vorm van studiepunten Nederlandse studenten over de streep kunnen trekken om buddy te worden. LSVb, Erasmus Student Network en Nuffic organiseerden vorige maand samen met de universiteiten van Eindhoven en Maastricht een bijeenkomst voor coördinatoren van buddyprogramma’s. Er zijn ook plannen voor een buddydag, die waarschijnlijk in september plaatsvindt. (AZ)
shell nederland @shell_nederland
Speech @DickBenschop bij #NufficCongres over belang internationalisering onderwijs en samenwerking met bedrijfsleven http:// po.st/8QNXnS
en
u -b e r z
cv
Foto: Henriëtte Guest
Integratie door buddyprogramma’s kan beter
beurs
deadline
start studie/onderzoek
Rusland, zomerbeurs
7 mei
1 jul 2014
Japan, studie- en onderzoeksbeurs
20 jun bij ambassade
apr of okt 2015
Duitsland, kort onderzoek
1 jul
vanaf jan 2015
Meer informatie op www.wilweg.nl/cv
duwo @duwonl
Buitenlandse student wil zich thuis voelen in Nederland http://ow.ly/ uHLoJ
april 2014 | transfer
8
nieuws
Foto: Joyce van Belkom/HH
D66 bedingt twee miljoen voor internationale werving
Paul van Meenen (links) en Alexander Pechtold..
De Nuffic krijgt in 2015 en 2016 in totaal € 2 miljoen voor het werven van buitenlandse studenten. Als gevolg van het herfstakkoord tussen de coalitie partijen, D66, de ChristenUnie en de SGP viel voor beide jaren € 20 miljoen vrij. D66 bedong dat dit
geld in onderwijs wordt geïnvesteerd. Vooral in het binnenland, maar ook Nederlandse scholen in het buitenland profiteren. “Nederlanders verdienen hun geld over de hele wereld. Dan moet ons onderwijs ook over de grens kijken”, aldus woordvoerder onderwijs Paul van Meenen van D66. “Ondernemende mensen moeten we belonen, in plaats van het onderwijs voor hun kinderen op het spel te zetten. En omgekeerd zorgen we dat buitenlandse studenten de weg naar onze scholen vinden.” Met twee keer € 1 miljoen kan de Nuffic volgens D66 ‘nieuwe kansen’ pakken in Zuid-Afrika, LatijnsAmerika en Turkije, waar het Nederlands instituut in Ankara (NIHA) vanaf volgend jaar geen subsidie meer krijgt. Daarnaast wil de partij dat het geld wordt gebruikt om in China te werven voor het beroeps onderwijs. Overigens moet de Nuffic nog steeds bezuinigen op de Netherlands Education Support Offices (Nuffic Neso’s), omdat minister Bussemaker er structureel minder geld voor uittrekt. (AZ)
Rusland stelt strengere eisen aan buitenlandse studenten Internationale studenten die een academische opleiding in Rusland willen volgen, moeten vanaf 2015 aan strenge eisen voldoen. Het Russische ministerie van onderwijs heeft een overzicht opgesteld met kennis en vaardigheden waarover zij moeten beschikken. Alle studenten moeten goede kennis van de Russische taal en cultuur en van onder meer wis-, natuur- en scheikunde hebben. Daarnaast gelden specifieke eisen per vakgebied. Zij moeten zich deze kennis eigen maken in een speciaal voorbereidend jaar, bestaande uit 38 college- en 4 tentamenweken. Na afronding mogen zij toelatingsexamen doen voor een Russische universiteit. Omdat nationale onderwijssystemen te veel van elkaar verschillen, moet er een univer-
april 2014 | transfer
sele norm worden vastgesteld, aldus Gulnara Krasnova, directeur internationale samenwerking van de Universiteit van de Vriendschap der Volkeren in een toelichting op University World News. Onderwijsinstellingen zouden zelf mogen beslissen over de criteria per vakgebied. Momenteel studeren er meer dan 250.000 buitenlandse studenten in Rusland, uit zo’n 150 landen. De meeste van hen zijn afkomstig uit voormalige Sovjetstaten als Moldavië, Tadzjikistan, Oezbekistan en Oekraïne. Eerder kondigde het Russische ministerie van onderwijs aan meer internationale studenten te willen aantrekken. Nu vormen zij 2,3 procent van de totale studenten populatie, in 2018 moet dat 10 procent zijn. (RA)
9
Foto: Bram Saeys/HH
EU-parlement: zoekjaar verlengen en bijbaan niet beperken opvolgers, die in mei worden gekozen, om de definitieve tekst vast te stellen. Als het aan het huidige parlement ligt, komen de EU-lidstaten internationale studenten Studenten van verder tegemoet dan de buiten de EU mogen Europese Commissie nu in Nederland een jaar geleden voormaximaal tien uur stelde. De Commissie per week werken. wilde een maximum van twintig uur stellen aan Internationale studenten moeten een bijbaan; een verdubbeling van de onbeperkt kunnen werken naast hun urennorm die nu in Nederland geldt. opleiding. En na het behalen van hun Van het EP mogen studenten onbeperkt diploma moeten zij anderhalf jaar de werken naast hun opleiding, al kunnen gelegenheid krijgen om werk te zoeken lidstaten wel eisen stellen aan hun of een bedrijf op te zetten. Dat vindt studievoortgang. Een zoekjaar voor afgestudeerden, zoals het huidige Europees Parlement (EP). Nederland dat al kent, was een ander Een overgrote meerderheid van het EP voorstel van de Commissie. Ook dat stemde in met een concept-richtlijn gaat het parlement nog niet ver genoeg: over voorwaarden voor toelating en afgestudeerden zouden anderhalf jaar de verblijf van onder meer onderzoekers gelegenheid moeten krijgen om een baan en studenten van buiten de EU. De te vinden of een bedrijf op te zetten. parlementariërs laten het over aan hun
Verder vindt het EP dat niet alleen onderzoekers hun gezin moeten kunnen meenemen. Dit zou eveneens voor studenten moeten gelden. En de voorgestelde termijn van dertig dagen voor de behandeling van een visumaanvraag wil het parlement ook stellen aan een eventueel beroep daartegen. De huidige regels bestaan al ruim tien jaar en zijn ouderwets, benadrukte Eurocommissaris Cecilia Malmström van Binnenlandse Zaken voorafgaand aan de stemming in het parlement. Nu kan het gebeuren dat een student voldoet aan de voorwaarden voor een verblijfsvergunning en zelfs een Europese beurs krijgt, maar dat een inreisvisum uitblijft. Terwijl Europa talent goed kan gebruiken. In hoeverre de regels worden aangepast, hangt niet alleen af van het nieuwe parlement. De lidstaten hebben nog geen gemeenschappelijk standpunt ingenomen. Malmström sprak de hoop uit dat in het najaar een besluit valt. (AZ)
enda ag
datum
organisator
evenement
locatie
meer informatie
10 apr
Actiegroep Duits
Dag van de Duitse taal
o.a. Den Haag
machmit.nl/web/dag-duitsetaal-2014/
10 apr
ACA
Funding student mobility – Scholarships, grants and loans
Brussel
www.aca-secretariat.be
17 apr
Vereniging Hogescholen
Jaarcongres
Den Bosch
www.vereniginghogescholen. nl/
24 apr
Nuffic
Cospa-dag
Utrecht
www.nuffic.nl/cospa
april 2014 | transfer
10
interview
yvonne stassen (bz) over de switch in de benadering van onderwijs
‘Ontwikkelingsbeleid en belang van BV Nederland gaan prima samen’
Onderwijs behoort niet tot de speerpunten in het afgeslankte ontwikkelingsbeleid. Maar dat betekent niet dat universiteiten en hogescholen geen rol meer hebben in de internationale samenwerking verzekert Yvonne Stassen, die bij het ministerie van Buitenlandse Zaken verantwoordelijk is voor de hogeronderwijsprogramma’s NFP en NICHE. “We bekijken hoe we hoger onderwijs kunnen neerzetten als exportproduct.”
april 2014 | transfer
Foto: Buitenlandse Zaken
11
Buitenlandse Zaken helpt universiteiten en hogehet kader van beurzenprogramma NFP, hun curricula scholen bij het invullen van hun internationale beter kunnen laten aansluiten bij de speerpunten. agenda. Meedenken en ondersteunen, dat is in “Dan kunnen NFP-bursalen bij terugkeer hun hier toenemende mate de rol van het directoraat-generaal verworven kennis inzetten ten faveure van hun land Internationale Samenwerking, denkt Yvonne Stassen. en kunnen zij ook aanhaken bij partnerprogramma’s Sinds augustus is zij daar plaatsvervangend direcwaarin die speerpunten centraal staan.” teur van de Directie Sociale Ontwikkeling en in die Stassen merkt dat universiteiten en hogescholen op functie is ze onder meer verantwoordelijk voor de hun beurt kijken waar het beleid van het departement hogeronderwijsprogramma’s NFP en aansluit bij hun internationaliseringsagenda. “Soms is er veel meer NICHE. “In Afrika zit een enorm een link met buitenlandse handel, Onderwijs en onderzoek zijn overigens niet de beleidsterreinen waar groeipotentieel, ook voor waar deze minister – in tegenstelling het meeste werk in zit. ‘Seksuele onderwijssamenwerking” tot haar voorgangers – ook verantwoordelijk voor is. Hogescholen en reproductieve gezondheidszorg hebben vaak meer belang bij buuren rechten’, één van de vier speerpunten van het Nederlandse ontwiklanden en bij landen waar Nederland kelingsbeleid, vraagt de meeste aandacht. Een andere intensieve handelsrelaties mee heeft, dan met landen prioriteit van minister Ploumen, ‘vrouwenrechten en waar we ontwikkelingsrelaties mee hebben. Dus die gendergelijkheid’, valt ook onder Stassens directie. shift maken hogeronderwijsinstellingen eveneens.” Net als de samenwerking met maatschappelijke orgaOp zich is dat helemaal niet slecht, vindt Stassen. Al nisaties. “Maar van deze vier poten heeft onderwijs de zou ze wel graag zien dat hogescholen en universiteiten zich iets meer gingen richten op Afrika, ook afgelopen jaren wel voor de meeste reuring gezorgd”, buiten de context van ontwikkelingssamenwerking. merkt ze op. “Wij beschouwen landen in Afrika als opkomende Want onderwijs werd door het vorige kabinet bestempeld als posterioriteit. Ben Knapen, die ontwikmarkten voor de toekomst. Daar zit nog een enorm kelingssamenwerking toen in zijn portefeuille had, groeipotentieel, economisch maar zeker ook voor bezuinigde ook flink op het beurzenprogramma onderwijssamenwerking.” NFP en het capaciteitsopbouwprogramma NICHE. BV Nederland “Minister Ploumen heeft redelijk integraal het beleid Ook met het ministerie van OCW is er nauw contact van haar voorganger overgenomen”, zegt Stassen, om ‘beleidsrijk de samenwerking te intensiveren’, en met enige nadruk, “als eerste minister voor zoals Stassen dat noemt. “Onze ontwikkelingsagenda Ontwikkelingssamenwerking ooit in de geschiedenis.” en de internationaliseringsagenda van OCW lijken Ze nam de keuze voor vijftien partnerlanden en de twee tegenstrijdige dingen, maar wat mij betreft vier speerpunten water, voedselzekerheid, veiligheid en rechtsorde en seksuele rechten van Knapen hoeft dat niet zo te zijn. In deze functie heb ik veel over. Dat Ploumen onderwijs nauwelijks van belang beter op het netvlies gekregen dat de internationaliseringsagenda van OCW heel sterk is gericht op de vindt voor haar beleid, weerspreekt Stassen echter. BV Nederland. Zoals het werven van buitenlandse “Básisonderwijs is een posterioriteit, dat zijn we aan studenten, om de tekorten op de arbeidsmarkt voor het afbouwen. Onderwijs an sich, en vooral beroepsonderwijs in relatie tot de speerpunten, is dat zeker een deel kunnen opvullen.” niet. En dat verklaart onder andere dat wij blijven OCW presenteerde afgelopen najaar een actieplan inzetten op NFP en NICHE.” om buitenlandse afgestudeerden meer aan Nederland te binden. Terwijl van NFP-bursalen juist uitdrukSwitch kelijk wordt verwacht dat ze na het afronden van de De nadruk op de vier speerpunten heeft wel geleid studie terugkeren naar het land van herkomst. Toch tot een switch in de benadering van onderwijs, legt ziet Stassen een mogelijkheid om het actieplan en NFP Stassen uit. Binnen het ministerie is bijvoorbeeld een te koppelen. “Voor een deel doen NFP-bursalen hier medewerker die zich bezighoudt met beroepsonderkennis op waar in Nederland een tekort aan is. Daarom wijs overgeplaatst naar de directie die over water en wil ik met OCW nagaan of we ervaringsplaatsen voedselzekerheid gaat, om de inbedding van beroepskunnen koppelen aan leerplaatsen. Dan help je de onderwijs in die speerpunten verder te bevorderen. En tekortsectoren hier en geef je bursalen de kans om ook in het contact met de hoger onderwijs zie je dezelfde praktijkervaring mee terug te nemen naar een ontwikkelingsland.” switch. Daar wordt bekeken hoe de instellingen in
april 2014 | transfer
12
Stassen wil de onderwijsinstellingen ook wat tegemoet komen. Binnen NICHE, het programma waarin Nederlandse organisaties samenwerken met organisaties in ontwikkelingslanden om daar het hoger (beroeps)onderwijs te versterken, wordt het overgrote deel van de projecten tegenwoordig uitgevoerd door consultancybureaus. Nederlandse universiteiten en hogescholen doen steeds minder mee. Volgens Stassen ligt dat niet alleen aan de strikte richtlijnen van NICHE, met projecten die uitgaan van de behoeften in het partnerland en via tenders worden toegewezen aan een of meer organisaties in Nederland. Stassen ziet nog een andere oorzaak. “Hogeronderwijsinstellingen voeren niet alleen steeds meer een eigen agenda, maar ze worden ook vaak afgerekend op andere doelen. Om hoog te scoren in de internationale rankings moeten zij bijvoorbeeld onderzoek presenteren en artikelen kunnen laten zien. Terwijl het bij NICHE puur om het versterken van een onderwijsinstelling in een van de partnerlanden gaat. Dus daar zit frictie.” Wat Stassen betreft wordt aan NICHE-projecten een onderzoekscomponent toegevoegd die mee kan tellen voor de ranglijsten. “Dan gaat het wel om toegepast onderzoek”, benadrukt ze, “want het moet direct ontwikkelingsrelevantie hebben.” Stassen denkt dat daar nog best wat stappen in te zetten zijn en verwacht dat de belangstelling van de hogeronderwijsinstellingen voor dit programma daarna weer toeneemt.
Handelsmissies Aan de andere kant vindt Stassen het positief dat hogescholen en universiteiten verder kijken dan de Nederlandse overheid als partner en donor. “Onderwijsinstellingen onderzoeken steeds meer hoe ze links kunnen leggen met andere organisaties en gezamenlijk ook weer nieuwe fondsen kunnen aanboren.” Stassen ziet dat graag, zeker nu er in Nederland steeds minder geld beschikbaar is voor ontwikkelingssamenwerking en wil dit daarom stimuleren en ondersteunen. Een manier om dat te doen, zijn de vijf kennisplatforms die het ministerie heeft opgezet. Een voor elk van de speerpunten, plus een algemeen kennisplatform over ongelijkheid en economische ontwikkeling in Afrika ten zuiden van de Sahara. Binnen deze plat-
april 2014 | transfer
forms komen bedrijven, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties samen om kennis te delen. “Maar ze bespreken ook wat ze gezamenlijk kunnen doen op een bepaald thema”, vertelt Stassen. “Zo wordt de stap om in de praktijk samen een programma op te stellen en als consortium op een tender in te schrijven ook eenvoudiger.” Daarnaast is Stassen in overleg met onder meer het ministerie van OCW over deelname van onderwijsinstellingen aan handelsmissies. “De onderwijsprogramma’s zijn lange tijd een op zichzelf staand blok geweest”, zegt Stassen. “En ik denk dat dat een hindernis vormde om samen te werken met de Nederlandse private sector of maatschappelijke organisaties. Door de kennisplatforms en gezamenlijke missies proberen we verbanden te leggen. We bekijken met z’n allen hoe we hoger onderwijs kunnen neerzetten als exportproduct en mee kunnen nemen binnen de gekozen prioriteiten.”
annelieke zandvliet
‘Ware generalist’
Yvonne Stassen heeft net gevierd dat ze twintig jaar in dienst is bij Buitenlandse Zaken. In die periode heeft zij enkele posities op het ministerie in Den Haag bekleed, maar vooral ‘buiten gezeten’, in vijf landen op vier continenten. En inhoudelijk heeft ze zich inmid dels beziggehouden met onderwerpen van vrijwel alle directoraten. “Dus op zich ben ik een ware generalist”, concludeert ze. Onderwijs en onderzoek zijn ook niet helemaal nieuw voor Stassen. Zo had zij in Suriname onderwijs in haar pakket en behandelde zij beursaanvragen voor NFP in Iran en Sudan. In die beide landen had Stassen ook contact met onderwijsinstellingen over capaciteitsopbouwprojecten, bijvoorbeeld dat van UNESCO-IHE bij het oostelijk Nijlbassin. En in Afghanistan had zij met onderwijs te maken vanuit het wederopbouwprogramma. (az)
13
Foto: Maarten Hartman
opinie
‘Pessimisme over capaciteitsopbouw is niet nodig’
Weinig Nederlandse universiteiten hebben nog centraal beleid voor capaciteitsopbouw. Maar dat is geen reden om te somberen, vindt Caspar de Bok. De kwaliteit van de projecten neemt toe, en universiteiten stellen zich volgens hem betrokkener op dan voorheen. Wat de Universiteit Utrecht aan capaciteitsopbouw doet? Instellingsbreed – strikt genomen – helemaal niets. Sommige van onze faculteiten of departementen, zoals Diergeneeskunde en Rechtsgeleerdheid, nemen regelmatig deel aan capaciteitsopbouw projecten. Maar als universiteit hebben wij daar al sinds 2005 geen algemeen beleid meer voor. En wij zijn zeker niet de enige. In Nederland zijn weinig universiteiten meer die actief capaciteitsopbouw stimuleren. Ze hebben nauwelijks nog financiële ruimte om zich met capaciteitsopbouw als opzichzelfstaande activiteit bezig te houden. Als je daarnaar kijkt vanuit het traditionele idee van ontwikkelingssamenwerking, dan kun je de indruk krijgen dat de bijl aan de wortel van de capaciteitsopbouw in het hoger onderwijs is gezet. Maar zulk pessimisme is volgens mij niet nodig. Internationalisering mainstream maken, dat was het idee waarmee wij ons beleid in 2005 omgooiden. Het moest geen zaak meer zijn van één centrale dienst, maar het moest echt ingebed zijn in de organisatie. Het doel was de kwaliteit van internatio-
nalisering verbeteren. Het opvangen van internationale studenten moest onderdeel worden van studenten service, ondersteuning van inter nationale staf moest een taak van personeelszaken worden, enzovoort. We wilden dat de hele universiteit zich op internationalisering zou instellen. Met de capaciteitsopbouwprojecten ging het niet anders. Initiatieven daartoe moeten nu écht vanuit de onderwijs- en onderzoeksorganisatie worden gedragen. Decentrale eenheden besluiten vooral tot zulke initiatieven als die de kwaliteit van hun onderwijs en onderzoek ten goede komen. Ze nemen alleen deel als ze duurzame relaties kunnen opbouwen en vanuit hun eigen expertise een concrete bijdrage kunnen leveren, met een duurzaam resultaat. Het aantal projecten is nu weliswaar afgenomen, maar de levensvatbaarheid ervan is sterk verbeterd. Het is dezelfde beweging die je ziet in het Nederlandse beleid voor ontwikkelingssamenwerking. Als land investeren we er minder breed in. Want
wat we doen, doen we veel gerichter. Dat vind ik een positieve ontwikkeling. In het verleden maakte ik me nogal eens zorgen over samenwerkingsprojecten, bijvoorbeeld binnen Tempus, die ophielden zodra de projectfinanciering stopte. Het is goed dat daar kritisch naar wordt gekeken. Raken universiteiten meer in zichzelf gekeerd? Volgens mij niet. Je ziet dat indicatoren voor onderzoekskwaliteit de laatste jaren meer rekening houden met maatschappelijke relevantie en dat universiteiten prestatieafspraken maken met de minister over de societal impact van hun onderzoek. Het besef groeit dat universiteiten hun kennis op een maatschappelijk relevante manier moeten inzetten, en het wordt steeds duidelijker hoe ze op dat vlak kunnen worden beoordeeld en afgerekend. Ook capaciteitsopbouw kan daarvan profiteren.
caspar de bok Caspar de Bok is senior beleidsmedewerker internationalisering en onderzoek aan de Universiteit Utrecht.
april 2014 | transfer
14
achtergrond
10 procent van budget horizon 2020 wordt buiten eu besteed
Europa bevordert capaciteits opbouw nieuwe stijl ciete aandacht voor capaciteitsopbouw. In de calls voor Horizon 2020 komt dat woord niet meer voor. Maar programma’s werd voorheen expliciet wie de teksten goed leest, ziet dat het programma er volop gelegenheid toe biedt, weet Jongebloed. Van de aandacht besteed aan capaciteitsopbouw in ruim 70 miljard euro die de Commissie de komende zeven jaar in Horizon 2020 steekt, wordt naar verwachontwikkelingslanden. De huidige programma’s ting 10 procent buiten de Europese lidstaten besteed. Hoofdzakelijk in minder ontwikkelde landen. Onder – Horizon 2020 en Erasmus+ – doen dat niet. het voorgaande programma bleef het bij vijf procent. Jongebloed: “Het is niet meer zo expliciet geformuleerd Vindt Europa ontwikkelingssamenwerking via als voorheen, maar eigenlijk doet Europa heel wat om onderzoek en innovatie in derde landen te stimuleren.” het hoger onderwijs niet meer belangrijk? De belangrijkste programmalijnen van Horizon 2020 zijn gericht op het bevorderen van excellent science, industrial leadership en societal challenges. “Maar wat wíl Brussel nou precies?” Peter Jongebloed Vooral die laatste is van belang voor wie zich bezighoudt met capaciteitsopbouw, zegt Jongebloed. van de International Helpdesk van Wageningen UR “Klimaatverandering, milieuvervuiling en voedsel krijgt bijna dagelijks onderzoekers aan zijn bureau zekerheid – het ligt voor de hand om met die vraag. Als expert op het onderzoek daarnaar samen te doen gebied van Horizon 2020, het “Het staat er niet meer zo met partners buiten Europa, dus ook onderzoeksprogramma van de expliciet, maar Europa doet in ontwikkelingslanden. Dat wil Europese Commissie, helpt hij heel wat om onderzoek en Horizon 2020 bevorderen.” Wageningse wetenschappers om innovatie in derde landen Vroeger hadden westerse wetenEuropese onderzoeksprojecten in de schappers de neiging om ontwikte stimuleren” wacht te slepen. kelingslanden uit te leggen hoe ze De grote lijn van Horizon 2020 problemen moesten oplossen. Dat is helder: zorgen dat Europa kan dat vaak niet werkte, is inmiddels blijven concurreren met de rest duidelijk, meent Jongebloed. “Natuurlijk, ontwikvan de wereld. Innovatie stimuleren, banen creëren kelingslanden worstelen met problemen waarvan wij en antwoorden formuleren op societal challenges. De in Europa veel afweten – bijvoorbeeld ten aanzien van details zijn ingewikkelder, vertelt Jongebloed. Horizon intensieve landbouw en voedselzekerheid. In zoverre is 2020 is een open programma. Bedrijven, instellingen, universiteiten – iedereen, binnen of buiten capaciteitsopbouw geen achterhaald concept. Maar wij Europa, die vindt dat hij excellent onderzoek verricht, kunnen ook veel leren van partners in ontwikkelingslanden. De grand societal challenges die Horizon 2020 kan aanvragen indienen of meedoen als partner. De benoemt, zijn van ons samen. We hebben elkaar nodig, doelen van het programma zijn breed geformuleerd. als we ze willen oplossen.” Jongebloed: “Bovendien zijn heel veel calls gebaseerd op politieke compromissen. Om te begrijpen wat er Erasmus+ wordt bedoeld, moet je weten hoe ze tot stand zijn Europa competitiever en attractiever maken is ook het gekomen.” doel van Erasmus+. Tot 2020 gaat 14,7 miljard euro om Volop gelegenheid in dat programma. Een fors deel daarvan gaat naar het Voorgaande Europese onderzoeksprogramma’s, zoals bevorderen van studentenmobiliteit binnen Europa. Zo het vijfde en zesde kaderprogramma, hadden expliworden instellingen gedwongen meer samen te werken april 2014 | transfer
Foto: picture alliance/DPA
In Europese onderzoeks- en onderwijs
Foto: George Mollering/ANP
15
Europa kan via Horizon 2020 bijvoorbeeld kennis over intensieve landbouw delen.
Claire Morel. “Europa investeert al lang in het hoger onderwijs in die landen. Hoe beter het met zulke opkomende economieën gaat, hoe meer ons dat oplevert – van getalenteerde studenten en onderzoekers tot handelscontacten. Of kijk naar Rusland. Sommige Russische universiteiten behoren tot de beste van de wereld. Toch investeren we ook in het Russische hoger onderwijs. Simpelweg omdat dat in ons eigen belang is. Kleine uitwisselingsprojecten kunnen een opmaat zijn naar grootschaliger samenwerkingsverbanden.” Studentenuitwisseling via Erasmus+ kan tot meer samenwerking leiden.
en hun onderwijs te moderniseren en verbeteren. Uiteindelijk levert dat afgestudeerden op waarop de Europese arbeidsmarkt zit te wachten, is het idee. Maar Erasmus+ stimuleert ook het hoger onderwijs in niet-Europese landen – wat eerder werd gedaan vanuit zelfstandige programma’s als Tempus en Erasmus Mundus. Jezelf vooruit helpen door een ander bij te staan is ook hier het idee, vertelt Claire Morel, adjunctafdelingshoofd internationale samenwerking in het Directoraat-Generaal Onderwijs en Cultuur van de Europese Commissie. Het doel is hetzelfde als bij de interne Europese mobiliteit, legt Morel uit. “Door Europese en niet-Europese instellingen studenten te laten uitwisselen en ze gezamenlijke opleidingen te laten opzetten, komt samenwerking op gang die de onderwijskwaliteit verhoogt en die kan uitmonden in andere vormen van samenwerking. Bijvoorbeeld op het gebied van onderzoek.” Wat Europa opschiet met investeren in het hoger onderwijs buiten de eigen grenzen? “Kijk naar onze samenwerking met China, India en Brazilië”, zegt
Slagveld Er zijn dus mogelijkheden om met Europese steun projecten op te zetten samen met onderwijs- en onderzoeksinstellingen in ontwikkelingslanden. Maar de concurrentie is groot, waarschuwt Peter Jongebloed. “Hoe harder de lidstaten bezuinigen op onderzoek, hoe meer de ogen zijn gericht op Brussel. Nederlanders zijn altijd zeer succesvol geweest in het binnenhalen van dit soort projecten. Maar de eerste calls gaan een slagveld opleveren, denk ik. Onder meer omdat ze zo breed geformuleerd zijn.” Voor capaciteitsopbouw en mobiliteit van en naar landen buiten de EU is binnen Erasmus+ in het eerste jaar nog helemaal geen budget. De betreffende programmalijn wordt uit andere bronnen gefinancierd dan bijvoorbeeld de interne mobiliteit, en de besluitvorming daarover kost meer tijd. Het bedrag staat al wel vast, weet Claire Morel. “Tot 2020 is 1,68 miljard euro beschikbaar, 10 procent meer dan in de voorgaande beleidsperiode.“ Ze is daar blij mee: ”Dit soort programma’s is ongelooflijk belangrijk voor de soft diplomacy van de Europese Unie. En daaraan doe je nooit genoeg.”
ralph aarnout april 2014 | transfer
16
achtergrond
steeds meer afrikanen studeren over de grens
Nederlands hoger onderwijs gaat meer in Afrika werven Afrika is booming. Nu veel mensen er meer geld te besteden krijgen, zijn Afrikaanse ouders in toenemende mate bereid te investeren in een buitenlandse opleiding voor hun kinderen. Welke kansen liggen er voor Nederland in deze groeiende studentenmarkt? Of Afrika een interessante studentenmarkt is? “Ja en nee”, zegt Rien Bor beslist. Hij is verantwoordelijk voor de internationale onderwijsmarketing van Wageningen University. “Nee, omdat het aantal Afrikaanse studenten en PhD’s meer dan gehalveerd is, sinds de bezuinigingen op de programma’s NFP en NICHE zijn ingezet. En ja, omdat er wel steeds meer ‘zelfbetalers’ naar onze universiteit komen.” Het aantal zelfbetalers – studenten die met eigen geld, of een beurs van hun eigen overheid studeren – komt nog lang niet in de buurt van het aantal NFP- en NICHEstudenten, waarschuwt Bor. “Maar we zijn wel aan het onderzoeken hoe we meer Afrikaanse zelfbetalers kunnen aantrekken.” Afrika boomt. Tot 2050 neemt de Afrikaanse bevolking met meer dan de helft toe, voorspellen de Verenigde Naties. Veel economieën in Afrika groeien als kool, steeds meer gezinnen krijgen er meer geld te besteden en ouders investeren graag in een goede opleiding voor hun kinderen. Aangezien de kwaliteit van veel Afrikaanse universiteiten te wensen overlaat, komen forse mobiliteitsstromen op gang. Was in 2010 al 10 procent van alle internationaal mobiele studenten afkomstig uit Afrika, de komende decennia zal dat percentage naar verwachting alleen maar groeien.
Gevoel van veiligheid In Afrika liggen mogelijkheden, ontdekken steeds meer onderwijsmarketeers. Frankrijk trekt al geruime tijd meer dan 100.000 studenten per jaar uit het continent aan – vooral uit voormalige koloniën. Dat is bijna een derde van alle internationaal mobiele Afrikaanse studenten. Britse en Amerikaanse onderwijsinstellingen bedienden de afgelopen jaren samen ruim 20 procent van die markt. En al die andere studenten? Veel gaan er naar Zuid-Afrika, Marokko en Angola. En naar andere landen die hun best doen om hen binnen te halen. april 2014 | transfer
Tyrell Chisenga kwam met eigen geld uit Zimbabwe naar Nederland. De reden? “Ik wilde een goede opleiding op het gebied van akkerbouw. Nederland staat op dat terrein goed aangeschreven”, vertelt hij. Na een uitvoerige oriëntatiefase trok Chisenga zijn plan. Thuis in Zimbabwe had hij het helemaal uitgezocht: als hij eerst tuinbouw en akkerbouw zou studeren aan de HAS Hogeschool, kon hij daarna doorstromen naar de studie plant sciences in Wageningen. Dat plan werkte: inmiddels heeft Chisenga een baan als onderzoeker bij een zaadveredelingsbedrijf in Enkhuizen. Hij heeft het naar zijn zin in Nederland en wil graag blijven. “De economie is hier niet zo fragiel als in Zimbabwe, dat geeft een gevoel van veiligheid.” Van ambitieuze studenten als Tyrell Chisenga moeten Nederlandse instellingen het hebben, verwacht Rien Bor. “De Britten en de Amerikanen zitten in Afrika al een hele tijd stevig in het zadel met allerlei eenjarige masters, waarvan de kwaliteit overigens niet altijd even duidelijk is. Onze Wageningse masters duren twee jaar. Daar trek je minder gemakkelijk studenten mee.” Om grote aantallen studenten is het de Wageningse universiteit overigens ook niet te doen. Bor: “We streven naar de ideal classroom, naar een goede afspiegeling van de wereldbevolking. Daar zitten óók Afrikanen in. Maar niet in meerderheid.”
Wingewest Het International Institute of Social Studies in Den Haag heeft net als de Wageningse universiteit een traditie in het opleiden van studenten met capaciteitsopbouwbeurzen. Ook in Den Haag neemt het aantal ‘zelfbetalers’ heel voorzichtig toe. De Ghanese Tania Akolgo is een van hen. Met een beurs van de Ghanese overheid studeerde ze hier Environmental studies and agriculture. Ze is net weer
17
Studenten in Liberia doen toelatingsexamen voor een universitaire opleiding.
Foto: Ahmed Jallanzo/ANP
terug in haar moederland. Na haar studie had ze graag gekomen voor tijdelijke uitbreiding van internatio nog werkervaring opgedaan in Nederland, maar de nale werving (zie het nieuwsbericht op p. 8), wil de voorwaarden van haar beurs stonden dat niet toe. Nuffic in de loop van dit jaar Neso-activiteiten Afrika als wingewest voor westerse universiteiten? beginnen in Zuid-Afrika. Vanaf januari 2015 Kees Kouwenaar, beleidsadviseur internationalikan daar voor twee jaar een bescheiden Nesosering aan de Vrije Universiteit Amsterdam, moet vestiging worden geopend, verwacht Beer Schröder, glimlachen bij het idee. “We lopen 25 jaar achter adviseur van de Nuffic-directie. “We willen ons op de Amerikanen en de Britten. Die concurrendeels met werving en deels met capaciteitsopbouw tieslag gaan we niet winnen.” En die strijd moeten gaan bezighouden, en zowel de Nederlandse als de we ook niet wíllen aangaan, vindt hij. Niet alleen Zuid-Afrikaanse instellingen bedienen.” omdat de Afrikaanse onderwijsmarkt voorlopig Rien Bor heeft een wat minder behoedzame minder interessant blijft dan de Aziatische of de houding. Samen met de collega-instellingen uit Indiase. “We hebben gezien hoe het Holland Education Consortium het misgaat als Nederlandse instelheeft hij een aantal doellanden lingen de aantallen buitenlandse “We lopen 25 jaar achter geïdentificeerd. “Volgens mij op de Amerikanen studenten belangrijker gaan vinden was dat een prachtige taak en de Britten, die dan de onderwijskwaliteit”, zegt voor de Nuffic geweest, maar concurrentieslag gaan we als die het niet doet, doen we het Kouwenaar. “De VU zet in op niet winnen” inhoudelijke samenwerking met een zelf wel”, zegt hij. Vooral via het aantal Zuid-Afrikaanse instellingen. netwerk van Wageningse alumni in De studenten komen daar dan Afrika hoopt hij meer zelfbetalende vanzelf wel achteraan, zij het in wat studenten te werven. “Nigeria, beperktere aantallen.” Ghana, Kenia, Tanzania en Zuid-Afrika lijken het meest interessant”, somt hij op. “Ons onderzoek in Alumni die landen is bijna klaar, binnenkort kunnen we actief Intensief samenwerken met Zuid-Afrikaanse beginnen met werven.” instellingen, dat is ook waar de Nuffic op wil ralph aarnout en janneke juffermans inzetten. Met het geld dat onlangs beschikbaar is
april 2014 | transfer
18
achtergrond
kennisinstellingen doen waardevolle contacten op
Foto: Daniel Hayduk/Ministerie van Buitenlandse Zaken
Met de minister mee op
Minister Ploumen (rechts) op Zanzibar tijdens de handelsmissie in Tanzania.
Voor 950 euro, exclusief reis- en verblijfskosten, kun je met ministers mee op handelsmissie. Waarom zou een hogeschool of universiteit dat doen? Bert Geers van de TU Delft kwam tijdens een missie in Tanzania rechtstreeks in gesprek met de minister van Energie. ‘Het is een uitgelezen mogelijkheid om jezelf te presenteren.’ ‘Bedrijven en kennisinstellingen zijn een onmisbare partner in ontwikkeling om hun kennis, technologie en netwerken’, schreef minister Ploumen voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking vorig jaar in de nota Wat de wereld verdient – een nieuwe agenda voor hulp, handel en investeringen. Aan die constatering koppelde zij een concrete actie: ‘We nemen bedrijven en kennisinstellingen mee op economische missies.’ Namens de TU Delft ging Bert Geers in februari, in het kielzog van de minister, mee naar Mozambique en Tanzania. Het zaadje daarvoor werd vorig jaar geplant, tijdens een Nuffic-bijeenkomst van Nederlandse instellingen die betrokken zijn bij NICHE-projecten in Mozambique, vertelt Geers na terugkeer. Daar stelde de Netherlands-African Business Council (NABC) de aanwezige kennisinstellingen voor samen op te trekken april 2014 | transfer
bij deze handelsmissie, die werd georganiseerd naar aanleiding van de ontdekking van een enorme gasbel voor de kust van Oost-Afrika. “Met tweeënhalf keer de omvang van de gasvoorraad bij Slochteren is die de op een na grootste ter wereld”, aldus Geers.
Kwetsbaar Agentschap NL, inmiddels omgedoopt tot Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), sprak in zijn mailing over de missie van ‘belangrijke kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven en kennisinstellingen’. In Mozambique en Tanzania ontbreekt ieder inzicht hoe met de gasvoorraad moet worden omgegaan, hoorde Bert Geers eenmaal daar ook van de betrokken ministers. “Dat maakt ze kwetsbaar. Als politici nu een verkeerde beslissing nemen, kan dat hun landen een hoop geld kosten en worden zij daarop afgerekend.”
19
handelsmissie De ervaring van Nederland met maritieme dienstvertoeval heb ik de Tanzaniaanse minister van Energie lening en gaswinning is uniek in de wereld, zegt Geers. rechtstreeks gesproken”, vertelt Geers. “Op zijn vraag Toch is er concurrentie, onder anderen van de Noren, of wij in staat zijn om brede trainingsprogramma’s op Canadezen en Fransen. “Je moet jezelf dus aantrekte zetten, kon ik antwoorden dat een groot deel van de kelijk maken.” En daar komen de kennisinstellingen Nederlandse delegatie in Delft is opgeleid. Zo’n missie om de hoek kijken, met een behoorlijk netwerk in is dus een uitgelezen mogelijkheid om jezelf te presenteren.” Daarnaast was vooral het Afrika, vooral in Mozambique. “Als contact met het bedrijfsleven nuttig de Nederlandse industrie zonder “Wat het concreet voor de TU. meer haar expertise aanbiedt, is dat oplevert? Misschien is het Dat niet meer onderwijsinstellingen verdacht”, legt Geers uit. “Daarom een wens die nooit vervuld ingingen op het voorstel van de leek het de NABC goed mensen uit wordt. Maar het is het NABC, heeft volgens Geers vooral de publieke sector mee te nemen, om proberen waard” te maken met de aard van de missie. relevante maatschappelijke vraagstukken aan te kaarten. Als een soort “Er zijn niet veel instellingen actief marketinginstrument.” op dit gebied. Mijnbouw wordt De TU Delft had wel oren naar bijvoorbeeld alleen in Delft gegeven. de missie. Bert Geers werkt er voor het valorisatieBovendien is meegaan met een handelsmissie een flinke centrum, dat goede relaties heeft in Mozambique en investering, van ettelijke duizenden euro’s.” Wat zijn Tanzania. Vooral voor de faculteit Civiele Techniek zijn deelname uiteindelijk oplevert, weet Geers nog niet. dat interessante landen. “Wij willen daar graag aan “Het is allemaal heel pril. Ik ben nu bezig mijn huiswerk te doen. Is er voldoende steun binnen de TU, in de slag. Door de gasvondsten bestaat er behoefte om hoeverre kunnen we samenwerken met de Nederlandse grote aantallen mensen op te leiden. Bij de politiek in industrie? Er moeten veel partijen bij elkaar worden Tanzania en Mozambique, maar ook bij de bedrijven die gebracht. Misschien kunnen via NICHE of het minisdaar kansen zien. Want zij worden gedwongen lokale terie van Economische Zaken lokaal mensen worden mensen aan te nemen. Daarom moeten ze iets organiseren dat buiten hun core business ligt. Het opleiden opgeleid. Wellicht is het een wens die nooit vervuld moet topprioriteit krijgen. Hoe, dat is nog onduidelijk: wordt. Maar het is de moeite van het proberen waard.” er is een onconventionele aanpak nodig.” annelieke zandvliet
Discussies
Geers heeft wel een idee: een generiek programma via grootschalige online colleges, dat aan te passen is aan de lokale omstandigheden – bijvoorbeeld in het Portugees voor Mozambique. Lastig daarbij is wel, dat er in de Oost-Afrikaanse landen nauwelijks voldoende bandbreedte is. Dat kan worden opgelost door lokale instellingen het materiaal te laten gebruiken en hosten. Daartoe moeten docenten dan worden opgeleid. Een ander heikel punt is de financiering. “De inkomsten uit de gaswinning worden voor de komende tien jaar op 150 miljard geschat. Maar in de opstartfase is dat geld nog niet beschikbaar.” Naast de TU Delft meldden zich onder anderen vertegenwoordigers van de olie- en gasindustrie, offshore-, logistieke en bouwbedrijven aan voor de missie, maar ook ngo’s. Tijdens de voorbereidingsbijeenkomsten kwam mogelijke samenwerking al aan de orde. De missie zelf gaf gelegenheid tot discussies met allerlei betrokkenen ter plaatse, tot op het hoogste niveau. “Bij
In principe kan iedereen mee
Elk jaar zijn er ongeveer twintig handelsmissies, onder leiding van verschillende ministers. Bestemmingen hangen samen met het belang voor de topsectoren. In principe kan iedereen die zich aanmeldt mee, zegt de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Het programma bestaat uit een seminar, enkele trade dinners met lokale partijen en match making-sessies. Ter plekke wordt een missieboekje uitgedeeld met informatie over de deelnemers. De komende maanden staan missies op het programma naar Rusland (onder voorbehoud), Turkije, Ghana/Nigeria en Zuid-Afrika. Meer informatie op LinkedIn: ‘Handelsmissies met ministers (RVO)’. (AZ)
april 2014 | transfer
20
achtergrond
orange carpet award 2014 daarvan kan worden terugverdiend door online ook betaalde modules aan te bieden. Maar een sluitende MOOCbegroting is niet haalbaar, weet Van Valkenburg. Toch lonen de cursussen wel degelijk. “De onderwijsvorm van de MOOC’s wordt ook op de campus steeds meer toegepast. Door hun studenten naar instructiefilmpjes te laten kijken, houden docenten in hun colleges meer tijd over voor interactie. Zo stimuleren de MOOC’s onderwijsvernieuwing.” Foto’s: Sicco van Grieken/Nuffic
Aandacht voor expertise
De uitreiking aan Willem van Valkenburg van de TU Delft (tweede van rechts).
winnaar: tu delft
Delft zet fors in op gratis online-onderwijs De Nuffic reikte vorige maand voor de zesde keer de Orange Carpet Award uit, een onderscheiding voor bijzondere internationaliseerders en innovatieve internationaliseringsprojecten in het hoger onderwijs. Dit jaar ging de prijs naar de TU Delft, die veel succes boekt met haar Massive Open Online Courses (MOOC’s). Transfer sprak met de winnaar én de andere twee finalisten. Ze hadden een goed doortimmerd projectplan en hun inschatting van de studentenaantallen bleek te kloppen. Toch zijn ze bij de Technische Universiteit Delft nog steeds overdonderd door het succes van hun Massive Open Online Courses (MOOC’s). Binnen een halfjaar tijd trokken hun online-cursussen over waterzuivering en zonne-energie in totaal ongeveer 80.000 studenten. “Het was een groot avontuur en keihard werken”, vertelt projectleider Willem van Valkenburg. En het succes smaakt naar meer.
april 2014 | transfer
Universitaire expertise gratis en voor niets beschikbaar stellen aan iedereen die er maar belangstelling voor heeft, dat is het idee achter MOOC’s. Al sinds het seizoen 2006/2007 verspreidt de TU Delft haar kennis in verschillende openbare online modules. In 2012 ontdekte het grote publiek de mogelijkheden van online cursussen en werden MOOC’s razend populair. Het Delftse college van bestuur besloot er fors op in te zetten. Voorlopig kosten de MOOC’s de universiteit nog flink wat geld – ongeveer een ton per cursus. Een deel
Maar het belangrijkste is dat de cursussen volop aandacht voor Delftse expertise genereren. Van Valkenburg: “Daarvan merken we de effecten nu al. We krijgen meer aanvragen voor onderzoeksopdrachten en er melden zich meer campusstudenten en geïnteresseerde promovendi.” Wie wil meetellen als universiteit, moet laten zien waar hij goed in is. En MOOC’s zijn daarvoor uitstekende instrumenten, zo vat Van Valkenburg samen. “Het is moeilijk voorspellingen te doen, omdat de ontwikkelingen zo snel gaan. Maar wij verwachten dat het belang van online onderwijs zeker niet zal verminderen. Steeds meer universiteiten zullen erop inzetten. Zelf hopen we over een paar jaar een stuk of twintig MOOC’s aan te bieden.”
ralph aarnout
21
finalist: ben rankenberg
‘Samenwerking met Balkan is ongelooflijk leerzaam’
Een beetje wonderlijk vindt hij het, dat hij op persoonlijke titel werd genomineerd voor de Orange Carpet Award 2014. Want zijn internationaliseringswerk doet hij met vele anderen samen. “Samen iets opbouwen, daar gaat het om”, zegt docent, projectleider en onderwijsontwikkelaar Ben Rankenberg van Hogeschool Van Hall Larenstein.
Al 25 jaar werkt hij als docent aan projecten op de Balkan. Van Montenegro en Kroatië tot Bulgarije en Roemenië – samen met lokale onderwijsinstellingen zet hij overal onderwijsprogramma’s op. De instellingen profiteren van de Nederlandse ervaring met probleemgestuurd onderwijs, Nederlandse studenten krijgen onvergetelijke stage- en afstudeeropdrachten. “Internationalisering moet méér zijn dan alleen buitenlandse studenten naar Nederland halen”, vindt Rankenberg. “Ik vind het pas interessant worden als ik de ogen van Nederlandse studenten in het buitenland open zie gaan. Of als ik ze jaren na hun afstuderen tegenkom, en ze hoor vertellen over een opdracht in Servië of Bosnië.”
Rankenberg heeft een zwak voor de Balkan. De cultuur en de humor liggen er verrassend dicht bij de Nederlandse. En toch is alles er anders. De Balkan kent bijvoorbeeld veel kleinschalige bedrijven en onontdekte niches. “Ik zet nu met studenten een complete productielijn voor rozenbottels op in Servië”, vertelt de Nederlander. “De studenten zien elke stap in de keten. Dat is ongelooflijk leerzaam.” Door Nederlandse telers, veredelaars en leveranciers bij zijn projecten te betrekken, kan hij het onderwijs naar een hoger plan tillen, vertelt Rankenberg. “Bedrijven innoveren enorm snel, daar moet je aansluiting bij zoeken. Zo hou je je onderwijs up to date, en zorg je dat het aansluit op de arbeidsmarkt.” (RA)
finalist: maastricht school of management
‘Onvergetelijke ervaringen door mentorprogramma’ Het begon met één student, een medewerker van de Oegandese belastingdienst. Het Career Office van Maastricht School of Management (MSM) bracht hem in contact met een manager van de belastingdienst in Heerlen. De twee hadden leuke gesprekken, de Oegandees stak veel op van een rondleiding bij zijn Heerlense ‘collega’s’ en geleidelijk groeide een vriendschappelijk contact tussen student en manager. “Het eerste mentorschap dat we organiseerden, was direct een schot in de roos”, vertelt Ellen Narinx van MSM. “We zochten een manier om onze MBA-studenten te laten ervaren hoe het er in het dagelijks leven van een manager aan toegaat. We vonden dat
hun opleiding méér moest bieden dan alleen theoretische kennis.” Na deze eerste positieve ervaring werden meer mentoren gezocht. Het ging steeds sneller, vertelt Narinx. “Onze studenten zijn academisch afgestudeerden uit de hele wereld. Managers van bedrijven en instanties in de regio bleken het heel interes-
sant te vinden een van hen onder hun hoede te nemen.” Inmiddels staat de teller op ruim zestig matches. De persoonlijke motivatie van de student en een goede klik tussen mentor en student, dat is essentieel voor een geslaagd mentoraat, weet Narinx. Welke activiteiten student en mentor samen ondernemen en hoe vaak ze elkaar zien, laat MSM aan henzelf over. Narinx: “Laatst vertelde een Ghanese student dat hij met zijn mentor naar een concours hippique was geweest. Hij had het verbijsterend gevonden; in zijn thuisland kende hij paarden alleen als werkbeesten. Zulke eyeopeners maken zo’n mentorprogramma onvergetelijk. Voor de student én voor de mentor.” (RA)
april 2014 | transfer
22
column
De Chinezen waren er vroeg bij in Afrika. Al aan het begin van de vijftiende eeuw zette Zheng He, de Chinese Columbus, voet op het Afrikaanse continent. Hij keerde terug naar zijn vaderland met schepen vol ivoor, mirre, zebra’s en zelfs de lievelingsgiraffe van de Sultan van Malindi als cadeau voor de Chinese keizer. Begin jaren zeventig van de vorige eeuw bouwde de Volksrepubliek China in Afrika aan de Tanzania-Zambia Railway, vanuit de filosofie van Mao Zedong dat arme landen bevrijd moesten worden van het juk van het Westers imperialisme. De bouw van deze spoorlijn zorgde er mede voor dat, met steun van veel Afrikaanse landen, de Republiek China (Taiwan) haar zetel in de Veiligheidsraad moest afstaan aan grote broer, de Volksrepubliek China. China’s filosofie is nu: ‘gelijkheid en wederzijds voordeel, samenwerking en win-win, en gemeenschappelijke ontwikkeling’. Vanuit dat gedachtegoed heeft China overeenkomsten gesloten met Afrikaanse landen voor de levering van grondstoffen. Hardhout, olie, metalen en steenkool zijn broodnodig voor de nog steeds groeiende Chinese economie. In 2013 was de export vanuit Afrika naar China goed voor 200 miljard dollar. Sinds 2000 heeft China bovendien zo’n 50
april 2014 | transfer
ellen touw
Foto: Henriëtte Guest
China helpt zichzelf én Afrika
miljard dollar in Afrika besteed aan directe hulp en ontwikkelingsprojecten. Ook verstrekken Chinese banken op grote schaal leningen aan Afrikaanse landen voor dammen, waterkrachtcentrales en infrastructuurprojecten. Toch is het niet alles goud wat er blinkt. Veel projecten worden uitgevoerd door Chinese aannemers, die met hun lage tarieven lokale bedrijven uit de markt drukken. Materieel en menskracht voor grote bouwprojecten worden vaak volledig uit China overgevlogen, zodat de projecten niet of nauwelijks werkgelegenheid of inkomsten voor de lokale bevolking opleveren. Als er al Afrikaanse arbeiders worden aangenomen, dan is dit meestal op tijdelijke contracten en tegen slechtere voorwaarden dan Chinese arbeiders. Ook de kwaliteit van de door Chinese aannemers uitgevoerde werken laat soms te wensen over. Het Luanda
General Hospital in Angola, in 2006 officieel geopend door de Chinese premier Wen Jiabao, vertoonde vier jaar later zodanige scheuren en mankementen dat personeel en patiënten wegens instortingsgevaar moesten worden geëvacueerd. Legendarisch is de snelweg tussen Koforidua en Oyoko in Ghana. Die werd voor 5,7 miljoen dollar aangelegd door een Chinees bedrijf, maar na een jaar was een deel van het wegdek al weggespoeld door de regen en was groot onderhoud nodig. Zelf heb ik na een forse regenbui in Ethiopië met een busje tot aan de assen in het water gestaan op een door Chinezen aangelegde asfaltweg. Een lokale ingenieur gaf mij daarvoor de volgende verklaring: bij de aanleg van wegen gebruiken Chinese aannemers de bestaande dirt road, vullen de ergste kuilen, stampen het geheel nog eens flink aan en voorzien de weg van een dunne laag asfalt. De weg wordt niet opgehoogd en er wordt geen drainage aangelegd, zodat in de regentijd sloten en beekjes over de weg stromen, in plaats van er langs. Het fenomeen heeft zelfs een naam: ‘Painting the road black, Chinese style’. Ellen Touw is beleidsmedewerker internationalisering bij de TU Delft.
23
Foto: Davide Monteleone/VII/HH
achtergrond
Zamalek, de wijk van Caïro waar het NVIC is gevestigd.
alternatieven voor verblijf in onrustig egypte zijn schaars
‘In theehuizen in het MiddenOosten leer je het best Arabisch’ De onrust in het Midden-Oosten treft ook studenten in het Nederlandse hoger onderwijs. Want waar kunnen studenten Arabisch, Midden-Oosten-studies en islamkunde nu de broodnodige buitenlandervaring opdoen? “Als je je Arabisch wilt oefenen, ga dan elke week naar een andere shoarmazaak of pizzeria. Het gesprek gaat misschien niet verder dan ‘met of zonder uitjes’, maar je kunt in elk geval je Arabisch uitproberen.” Ronald Kon, coördinator van het buitenlandsemester van de opleiding Arabisch aan de Universiteit Leiden, zegt het voor de grap wel eens tegen studenten. Maar er zit een serieuze ondertoon in de opmerking. Alle opleidingen Arabisch, Midden-Oosten-studies
en islamkunde in Nederland – zes universitaire, een aan de Hogeschool Zuyd – hebben een min of meer verplicht buitenlandsemester in het tweede jaar. De meeste vullen dat in via het Nederlands-Vlaams Instituut in Caïro (NVIC), maar dat heeft een streep moeten halen door het voorjaarsprogramma van 2014. Het is te onrustig in Egypte. Zonde, vindt Rudolf de Jong. Hij is directeur van het NVIC, dat ook programma’s aanbiedt voor studenten
april 2014 | transfer
24
Egyptologie, archeologie, islamkunde en andere opleidingen. Volgens hem hadden er best studenten kunnen komen. “Wij zitten op een eiland in de Nijl. Het is hier sinds de revolutie in 2011 eigenlijk altijd rustig geweest.”
Krantenkoppen Volgens De Jong zijn het vooral de universiteitsbesturen die niet willen dat het voorjaarssemester doorgaat. “Zij volgen het advies van Buitenlandse Zaken. Het ministerie ontraadt alle niet-essentiële reizen. Maar is een verblijf in het Midden-Oosten voor een student Arabisch niet essentieel?” Toch snapt hij de universiteiten wel. “Zij zien de krantenkoppen al voor zich als het mis gaat: ‘Universiteit stuurt studenten de dood in.’” Ook buitenlandcoördinator Ronald Kon, zelf net terug uit Caïro, had het wel aangedurfd. “Ik had in het besluit ook graag een overweging willen horen die beter onderbouwd is dan ‘Buitenlandse Zaken zegt het’. Want wanneer is de situatie in Egypte dan wel stabiel genoeg?” Kon kreeg studenten aan zijn bureau die op eigen houtje naar Caïro wilden. Maar hen kon hij niet helpen. “Het kan als je een docent bereid vindt op persoonlijke titel college te geven. Maar je krijgt het niet omgezet in de 30 ECTS voor een halfjaar. Het levert vertraging op.”
Dus is het zoeken naar alternatieven voor Caïro, maar die zijn schaars. Een vergelijkbaar instituut in Damascus is dicht door de burgeroorlog in Syrië en bezuinigingen. Ook instituten in oprichting in Amman en Beirut zijn wegbezuinigd. Vrijwel alle tweedejaars Arabisch komen daardoor nu in Rabat terecht, bij het Nederlands Instituut in Marokko (NIMAR).
Wegafzettingen “Een uitstekende oplossing”, vindt Wout van Bekkum, als hoogleraar semitische talen en culturen verantwoordelijk voor het buitenlandsemester van studenten Midden-Oosten-studies aan de Rijksuniversiteit Groningen. Maar is Marokko niet een beetje het Almelo van de Arabische wereld? Van Bekkum bestrijdt dat: “Natuurlijk, Egypte is het centrum van de Arabische wereld. Maar ook in Marokko kun je je onderdompelen in een andere cultuur.” Hij benadrukt dat uiteindelijk alle studenten mee zijn gegaan naar Rabat. Niels Imholz (23), nu masterstudent Midden-Oostenstudies aan de Radboud Universiteit Nijmegen, studeerde daar in 2011 een tijdje. Ook hij zou eigenlijk naar Caïro gaan. “We waren net twee weken in Egypte toen daar de revolutie begon. De telefoonlijnen waren afgesloten, met de taxi zijn we langs wegafzettingen naar het vliegveld gegaan. Zo’n erva-
Opheffing dreigt voor nimar In 2006 richtte Jan Hoogland, destijds docent
zend handtekeningen om het Nimar open te hou
Arabisch aan de Radboud Universiteit, het
den en is naarstig op zoek naar nieuwe financiers.
Nederlands Instituut in Marokko (NIMAR) op.
“Onze begroting is 450.000 euro per jaar. We kijken
Nu vecht hij tegen de dreigende sluiting. Anders
nu of we kunnen aanhaken bij Erasmus+. Of samen
dan het NVIC in Cairo, dat geld krijgt van universi
werken met andere landen en een European Institute
teiten, wordt het Nimar volledig gefinancierd door
for Maghreb Studies opzetten.”
het ministerie van Onderwijs. De Tweede Kamer
Hoopvol was het contact, eind februari, met het
besloot vorig jaar de geldkraan per 1 juli 2015 dicht
Franse Centre Jacques Berque in Rabat, waar Franse
te draaien.
sociaal wetenschappers een jaar studeren. “Zij waren
“Het is wrang dat instituten in bijvoorbeeld Turkije
erg onder de indruk van ons onderwijsprogramma.
wel open blijven”, verzucht Hoogland. “Zeker nu
Misschien kunnen we samengaan.” Ook overweegt
het onrustig is in Egypte, zie je hoe belangrijk het
Hoogland de studiepunten die studenten aan het
Nimar is voor arabisten in opleiding. Er zijn 360.000
Nimar halen, te ‘verkopen’. “Nu gooien universitei
Marokkaanse Nederlanders. Het zou gek zijn om
ten oneerbiedig gezegd gewoon een deel van hun
geen Nederlands instituut in Marokko te hebben.”
lesprogramma bij ons over de schutting. We zouden
Maar Hoogland geeft niet op. Hij verzamelde dui
daarvoor best geld kunnen vragen.” (BL)
april 2014 | transfer
25
ring wens je geen enkele student toe. Ik begrijp wel dat ze het semester nu niet laten doorgaan.” Na terugkomst uit Caïro kon Imholz meteen door naar Marokko. “Daar ben ik goed opgevangen. Het NIMAR is kleinschalig, je kent al snel iedereen. Ik heb er een geweldige tijd gehad, me ondergedompeld in de berbercultuur. Alleen voor mijn taalontwikkeling had ik er niet zo veel aan. Marokkaans-Arabisch is heel anders dan Egyptisch-Arabisch.”
Meer gedoe Daarom is niet iedereen blij met een vervangend programma in Rabat. De opleiding Arabisch aan de Universiteit van Amsterdam is, meer dan die bij andere universiteiten, gericht op het Egyptische dialect. “Wij hebben onze studenten gewezen op de mogelijkheid van Rabat”, zegt buitenlandcoördinator Robbert Woltering. “Maar ze hebben er zelf voor gekozen iets anders te zoeken, dichter bij Egypte.” Zeven UvA-studenten zitten nu een semester aan de Bir Zeit Universiteit in Ramallah, op de Westelijke Jordaanoever. “Het geeft wat meer gedoe met omzetten van studiepunten”, zegt Woltering, die ook liever had gezien dat het programma in Caïro gewoon was doorgegaan. “In Caïro moeten ze erom lachen: wij vinden Egypte te gevaarlijk, en sturen onze studenten in plaats daarvan naar de Palestijnse gebieden.”
Justus Bekkering zit nu Ramallah, en het bevalt hem goed. “Palestina biedt een geweldige, zij het heftige mogelijkheid om buitenlandervaring op te doen in een Arabisch land. Ik wilde niet naar Rabat, want ik vind het Marokkaans dialect totaal niet aantrekkelijk. Ik ben Arabisch gaan studeren omdat ik me verstaanbaar wil kunnen maken in het Midden-Oosten.” In principe gaan de opleidingen ervan uit dat de situatie in Caïro zal verbeteren en dat studenten in de toekomst weer naar het NVIC kunnen. Mocht dat niet gebeuren, dan dreigen nieuwe problemen. Want ook de toekomst van het NIMAR in Rabat is ongewis. Het instituut heeft nog financiering tot 2015 en moet dan dicht (zie kader).
Slap aftreksel Waar moeten studenten dan heen? “Dan moeten we meer energie steken in banden met individuele universiteiten in stabielere landen”, zegt Ronald Kon van de Universiteit Leiden. Hij denkt aan Jordanië, Oman of Saoedi-Arabië. “Maar met zulke partners is het lastiger om programma’s samen te stellen die voldoen aan onze kwaliteitseisen. Een andere optie is samenwerken met culturele instituten van andere EU-landen.” Groningen heeft wel samenwerkingsverbanden met universiteiten in het Midden-Oosten, weet Wout van Bekkum. Maar die zijn er meer op gericht Arabische studenten naar Nederland te halen om ze hier voor veel geld op te leiden tot bijvoorbeeld arts. Een andere, controversiële oplossing ligt volgens Ronald Kon dichter bij huis. “Ze zeggen wel eens: de echte hoofdsteden van de Arabische wereld zijn Londen en Parijs. Daar heb je gigantische migranten gemeenschappen en instituten als de School of Oriental and African Studies. Je kunt zeggen: dat is een slap aftreksel, maar het is maar net hoe je het inkleedt.” Bij sommige collega-docenten vindt Kon wel gehoor voor zijn proefballonnetje. Maar studenten zitten niet te wachten op een buitenlandverblijf in Londen of Parijs. Zij willen gewoon naar het Midden-Oosten. Student Justus Bekkering: “Juist in de theehuizen, de bazaars en bij de kapper word je gedwongen Arabisch te spreken. Daar leer je de taal het beste.”
Foto: NIMAR
bram logger
april 2014 | transfer
26
Een vrouw die de lakens uitdeelt, dat is even wennen tip:
april 2014 | transfer
In deze rubriek vertellen studenten over uitglijers en misverstanden in den vreemde.
wie: Inge Brands (21)
studie: Derdejaars internatio-
“Een kliekje vormen met andere Nederlanders, dat wilde ik niet. Daarom koos ik voor de buitenlandse campus van Stenden met de minste Nederlandse studenten. In Qatar kwam ik in een internationale wereld terecht. En hoewel er op de campus evenveel mannen als vrouwen rondliepen, zaten er in mijn klas maar twee vrouwen: een meisje uit India en ik. Een belangrijke studieopdracht was het organiseren van een evenement voor een goed doel. Mijn plan werd gekozen, zo werd ik projectleider. Daarom gaf ik een reactie toen een van mijn klasgenoten zei, dat hij niet het t-shirt kon aantrekken waaraan wij als organisatie herkenbaar zouden zijn. Want hij moest om vier uur zijn thob – zo’n Arabische witte jurk – aan naar zijn werk. Een smoes, dacht ik. Ik zei, in een volle klas: ‘Kom, dat lukt je best. Na afloop heb je tijd zat om je thob weer aan te trekken.’ Er viel een stilte. Daarna begon iedereen
met elkaar te fluisteren. Later werd mij verteld dat ze in het openbaar alleen maar in hun thob mogen rondlopen. Tijdens het evenement vroeg ik jongens uit mijn klas om iets schoon te maken. Tot twee keer toe werd mijn verzoek genegeerd. Ze waren niet gewend aan een vrouw die de lakens uitdeelde. Toen heb ik iedereen bij elkaar geroepen. Het ging niet om mij, legde ik uit, maar om het project. Daarna werd mijn leiderschap geaccepteerd. Door alle misverstanden en strubbelingen twijfelde ik regelmatig aan mezelf. Gelukkig vertelden een paar studenten mij vlak voor mijn vertrek dat ze me zouden missen. Dan heb ik het toch goed gedaan, dacht ik toen. Want ik weet hoe terughoudend ze zijn. Ik wil nu graag terug naar Qatar, dus ik ben bezig te bekijken of ik daar ook een stage kan doen.”
rineke wisman
Portret Jan Luursema; stadsbeeld Qatar Tara Todras-Whitehill/HH.
naal media- en entertainment management, Stenden buitenlandervaring: minor aan Stenden-campus in Qatar
‘Verdiep je in de cultuur en religie en ga met een open mind.’
In het weekeinde trok ze met vrienden door de woestijn, doordeweeks leefde ze als in een Amerikaanse metropool. Inge Brands is nog maar net terug uit Doha (Qatar), maar wil nu alweer terug. Ondanks de misverstanden.
sorry? pardon!
achtergrond
27
de nieuwe hbo-titulatuur
Of Arts, of Science, of Laws en nog zeven andere smaken Na vijftien jaar touwtrekken is er eindelijk een nieuwe titulatuurregeling die de internationale herkenbaarheid van de Nederlandse hbo-diploma’s moet vergroten. Maar het ‘gezucht en gesteun’ over het ‘klein-Nederlands gefriemel’ is nog niet helemaal verstomd. Transfer zet de veranderingen op een rij en peilt de stemming. Wat is er nieuw? Hbo’ers kunnen voortaan dezelfde bachelor- en mastertitels krijgen als afgestudeerden van de universiteiten. De toevoegingen of Arts, of Science en of Laws zijn niet meer gereserveerd voor academisch geschoolde bachelors en masters.
Waarom moest het anders? Hogescholen hameren er sinds de introductie van het bachelor/master-systeem op dat hun afgestudeerden zijn opgezadeld met internationaal onge bruikelijke titels. Enkel en alleen omdat Nederland het onderscheid tussen hbo en wo per se tot uitdrukking wilde laten komen in de titulatuur. ‘Daardoor wordt tweederde van de Nederlandse studenten internatio naal op achterstand gezet’, voerde het hbo keer op keer aan. Lang was dat tevergeefs. Maar in 2010 sloeg de stemming om toen de commissie-Veerman, die adviseerde over de toekomstbestendigheid van het hoger onderwijs, ook pleitte voor het opheffen van het wettelijke onderscheid tussen wo- en hbo-titulatuur.
Krijgen alle hbo’ers voortaan een ‘universitaire’ graad? Nee. Na overleg met onder meer de Vereniging Hogescholen is bij ministerieel besluit een referentielijst vastgesteld met mogelijke toevoegingen aan de graad per soort opleiding. Naast of Arts, of Science en of Laws zijn er nog zeven andere toevoegingen: of Business Administration, of Fine Arts, of Education, of Engineering, of Nursing, of Social work en of Music.
Ook de hbo-titels Advanced Nurse practitioner en Physician Assistant staan op de referentielijst.
Wanneer mag een opleiding zo’n nieuwe graad afgeven? De nieuwe regeling geldt sinds 1 januari, maar de nieuwe titels kunnen niet meteen gebruikt worden. Accreditatieorganisatie NVAO toetst tijdens de accreditatie of de titel die een opleiding wil hanteren, passend is. Maar omdat sommige opleidingen nog lang niet aan de beurt zijn voor een beoordeling, is er een versnelde procedure bedacht. De NVAO heeft een lijst opgesteld met clusters van vergelijkbare opleidingen. Als zeventig procent van zo’n cluster recent (sinds 2012) geaccrediteerd is, dan mogen de nog niet beoordeelde opleidingen ook de nieuwe titels afgeven. Nu is dat bijvoorbeeld al het geval bij de circusopleidingen. De nieuwe titulatuur wordt overigens niet met terugwerkende kracht afgegeven aan wie al afgestudeerd is.
Zijn de hogescholen nu tevreden? Er is nog wel kritiek te horen. ‘Tussen de nieuwe hbograden van de NVAO zit nog steeds klein-Nederlands gefriemel’, twitterde bestuursvoorzitter Hein van Oorschot van de NHTV bijvoorbeeld. Hij vindt de nieuwe titulatuur onnodig ingewikkeld, legt hij telefonisch uit. Ook buiten zijn hogeschool hoort hij allerlei ‘gezucht en gesteun’. “Dat komt doordat er allerlei varianten en smaken zijn. Er zijn meer graden dan verwacht. Zo krijgen hbo-afgestudeerden tech-
april 2014 | transfer
28
niek soms de titel Bachelor of Engineering, terwijl bij de technische universiteiten BSc de standaard is. Het brandt niet, maar het wekt wat irritatie. Er heeft weer iemand zitten knutselen terwijl dat niet nodig was.”
Wie zijn de winnaars? De afgestudeerden van de circusopleidingen bijvoorbeeld. Zij moesten tot voor kort als Bachelor of Circus Arts door het leven, omdat in Nederland het kunstvakonderwijs tot het hbo behoort. Wat aan buitenlandse werkgevers soms moeilijk is uit te leggen; internationaal worden kunstopleidingen meestal door een universiteit verzorgd. Die misverstanden en onduidelijkheden zijn passé nu de circusartiesten zich Bachelor of Arts mogen noemen.
Zijn alle nieuwe graden net zo internationaal herkenbaar? Herkenbaar misschien wel. Maar niet overal gangbaar, want internationaal bestaan er verschillen. De referentielijst veroorzaakte daarom twijfel bij opleidingsmanager Wilfred Diekmann van de master social work aan de Hogeschool van Amsterdam. Wie die opleiding heeft afgerond, mocht zich Master of Social Work noemen en dat blijft zo. Maar dat is niet
de meest logische keus, denkt Diekmann. “MA, zoals in Duitsland, ligt waarschijnlijk meer voor de hand. Maar in het Verenigd Koninkrijk kan het ook een MSc zijn.” De opleidingsmanager gaat zich met zijn collega’s elders in het land over de kwestie te buigen. Zelf opteert hij niet voor een MSc, al zit er een behoorlijke dosis onderzoek in de master. “Die titel zou ik reserveren voor een opleiding met een zwaar accent op onderzoek.”
Zijn er nog aanpassingen mogelijk? Tot half april kunnen opleidingen evidente fouten en onzorgvuldigheden in de clustering melden bij de NVAO. Wie wil afwijken van de referentielijst, moet wachten op accreditatie. Het visitatiepanel kan oordelen dat een andere graad internationaal gangbaarder is. Maar dat moet goed beargumenteerd worden én voor het hele cluster gelden. Pas over zes jaar, als alle opleidingen geaccrediteerd zijn, zal het titulatuurdebat dus pas echt verstommen.
annelieke zandvliet Met dank aan Patrick Cramers (Codarts), Emiel de Groot (Vereniging Hogescholen) en Stephan van Galen (NVAO).
Wie een circusopleiding afrondt, mag zich voortaan
Foto: Robin Utrecht/ANP
Bachelor of Arts noemen.
april 2014 | transfer
29
Wat komt er kijken bij internationalisering in het hoger onderwijs? Betrokkenen vertellen over hun werk.
Foto : Jan Luursema
aanpakken
‘De winkel op orde krijgen, dat is onze prioriteit’ Het Bureau Buitenlandstages (BBS) van de Hanzehogeschool Groningen pakt internationalisering net even anders aan. Coördinator Marius Bremmer (56) krijgt dan ook regelmatig nieuwsgierige collega’s van andere hogescholen op bezoek. De basis voor het BBS werd gelegd door Bremmer zelf. “Voor mijn geboorte was mijn vader een halfjaar ‘leendominee’ bij de Gereformeerde Kerk op Curaçao”, vertelt hij. “Thuis hadden we mooie foto’s van zijn tijd daar. Die maakten mij als kind al nieuwsgierig naar het buitenland. Wellicht is dat de reden dat ik eind jaren tachtig de eerste was die vanuit het hbo op grotere schaal stages op de Antillen ontwikkelde.” Het BBS ontstond dus bottom-up: Bremmer regelde op eigen houtje al buitenlandstages voordat er een bureau werd opgericht. “In eerste instantie deed ik dat voor studenten Facility Management die ik toen les gaf, maar het balletje rolde snel verder. Voor ik het wist, bemiddelde ik voor meer opleidingen. In 2002 vroeg de hogeschool of ik met een collega een businessplan kon opstellen voor onze diensten.” Inmiddels bemiddelen Bremmer en zijn collega’s voor twintig opleidingen van acht verschillende instituten binnen
de Hanzehogeschool. De meerwaarde van het BBS schuilt volgens hem juist in deze brede aanpak. “Omdat we voor meer opleidingen werken, hebben we schaalvoordelen”, licht hij toe. “Als we bijvoorbeeld negentien studenten met verschillende achtergronden op Sint Maarten kunnen plaatsen, dan loont het om de bedrijven daar eens te bezoeken. Voor een afzonderlijke opleiding die er maar twee naar de Cariben kan sturen, wordt dat snel te kostbaar.” Daarnaast heeft het BBS synergie voordelen, zoals Bremmer ze noemt.
Supermarkt “Stel, we zitten bij een bedrijf in Suriname om het te hebben over stageplekken voor communicatiestudenten. In dat gesprek kan blijken dat ze eigenlijk ook studenten bedrijfseconomie kunnen gebruiken. Voor ons is zoiets dan eenvoudiger te regelen.” Tijdens collegejaar 2012–2013 verzorgde het BBS bijna driehonderd buitenland
stages, maar nog steeds valt er volgens Bremmer genoeg te winnen. Omdat het BBS niet met alle instituten van de Hanzehogeschool een overeenkomst heeft, moet het buitenlandse bedrijven die studenten met een specifieke opleiding zoeken bijvoorbeeld wel eens teleurstellen. “Het voelt dan een beetje alsof we een supermarkt zijn die de klant niet van cola kan voorzien door problemen met de leverancier.” Het BBS werkt daarom aan een breder netwerk met nog meer verschillende opleidingen. Onlangs gaf Bremmer op uitnodiging van het college van bestuur een presentatie voor de directeuren van alle instituten. “Onze winkel verder op orde krijgen, dat is de prioriteit voor dit jaar. Want hoe meer studenten de kans krijgen op een goede buitenlandstage, des te beter.”
sam van den eijnden
april 2014 | transfer
30
gelezen
Duitsland, een Fachbereich voor specialisten Over internationale samenwerking in het hoger onderwijs wordt veel gepubliceerd. Historicus Han van der Horst bespreekt in elke Transfer een werk dat hem is opgevallen. Deze keer Nieuw nabuurschap. Nederland en Duitsland na de val van de muur van Jacco Pekelder. “Kijk, hij weet de weg nog,” zei mijn vader steevast als hij een auto met een Duits nummerbord zag passeren. Daarmee belichaamde hij de ‘geefmijn-fiets-terug’-houding die heel wat Nederlanders decennia lang tegenover Duitsland innamen. Tegelijkertijd keken zij naar ARD en ZDF, want iedereen met minimaal mulo had een jaar of drie Duits gehad. In de 21e eeuw sloeg het beeld van onze oosterburen vrij abrupt ten positieve om – en raakten Duitsers eraan gewend in Nederland Engels te spreken, aangezien de kennis van hun taal hier te lande aan een uitstervingsproces onderhevig raakte. Met hun Atlantische focus denken de Nederlanders aan Engels genoeg te hebben. Niettemin is Duitsland verreweg onze belangrijkste handelspartner, terwijl Nederlandse zakenlieden voor een geschatte acht miljard euro per jaar aan kansen mislopen, omdat ze geen Duits spreken. Jacco Pekelder stelt het tussen neus en lippen door vast in zijn beknopte studie
april 2014 | transfer
over de relaties tussen Nederland en Duitsland sinds 1989. Op een rustige en diplomatieke toon herinnert Pekelder ons aan de ene pijnlijkheid na de andere, te beginnen met de diplomatieke activiteiten rond het Duitse herenigingsproces van premier Lubbers en zijn minister van Buitenlandse Zaken Van den Broek. In Bonn – toen nog de hoofdstad van West-Duitsland – werden die als onverdiend, hinderlijk en frustrerend ervaren. Vervolgens schetst hij de inspanningen van hooggeplaatste en goedwillende intellectuelen aan beide zijden van de grens om meer wederzijds begrip te kweken en meer verifieerbare kennis te verspreiden.
Algemeen schouderophalen Eén hoofdstuk is gewijd aan het hoger onderwijs en dat stemt niet vrolijk. Was er dan sprake van ledigheid en algemeen schouderophalen? Integendeel, er werden tal van
initiatieven ontplooid, waarvan het Duitsland Instituut (Pekelder werkte er zelf enkele jaren) het bekendste is. Alleen, het haalde allemaal zo verrekte weinig uit. De belangstelling voor Duitsland is geen schaduw van die voor de Verenigde Staten van Amerika. Of kunt u uit uw blote hoofd vertellen wie de minister van Buitenlandse Zaken in Berlijn is? Welke film de Gouden Beer kreeg? Bij welke boekhandel in uw stad ze Duitse boeken op voorraad hebben? Duitsland is een Fachbereich voor specialisten geworden. Wie regelmatig beurzen voor studie in het buitenland bezoekt, weet dat. Je ziet daar de lege stands van Duitse universiteiten, terwijl de studenten in de rij staan voor Engeland en de Verenigde Staten. Toch laat Jacco Pekelder ons achter met een boodschap van hoop. Het kan allemaal veel sneller, maar er worden stappen vooruit gezet, constateert hij. De normalisering van de NederlandsDuitse betrekkingen noemt hij terecht een bevrijding. Daarmee betreden wij een nieuw toneel: Duitsland en Nederland, in een nieuw nabuurschap, nauwer verbonden dan ooit tevoren.
han van der horst Jacco Pekelder, Nieuw nabuurschap. Nederland en Duitsland na de val van de muur. Boom, 2014. Prijs €19,90. ISBN: 9789089532503
31
onbekend terrein
‘De Nederlandse polderstructuur heb ik in Oxford niet gezien’ Het was niet louter voor het roeien dat Sjoerd Hamburger een master in Oxford ging doen. Maar de mogelijkheid om twee keer mee te doen aan de vermaarde Boat Race tegen Cambridge, speelde wel een rol. Een studie in de Verenigde Staten had meer voor de hand gelegen als het hem vooral om het roeien te doen was geweest, vertelt Sjoerd Hamburger, inmiddels fulltime consultant en parttime roeier. “Coaches van Amerikaanse roeiprogramma’s gaan de grote internationale toernooien af om mensen te ronselen. Op basis van sportprestaties stellen zij scholarships beschikbaar. In de Verenigde Staten zou alles voor mij zijn betaald.” Hamburger koos echter voor een ‘interessante studie’ – Evidence Based Social Intervention – aan een ‘interessante universiteit’: Oxford. Het roeien maakte deze bestemming extra interessant, maar bood hem geen voordeel bij de toelatingsprocedure. “De roeivereniging had geen invloed op de selectie. Veel meer dan een huis zoeken, konden ze niet voor mij doen.”
Hamburger moest dus ook zelf het collegegeld van enkele tienduizenden euro’s ophoesten. “Dat is een rib uit je lijf. Een studie aan Oxford alleen voor een plek in het roeiteam, zou een dure grap zijn geweest.” Aanvankelijk viel de combinatie van hard studeren en trainen Hamburger heel zwaar. Hoe belangrijk de universiteit van Oxford de jaarlijkse Boat Race ook vindt, van een aangepast studieprogramma voor haar roeiteam was geen sprake. “Zo’n topuniversiteit doet geen concessies voor een amateurevenement”, legt Hamburger uit. In Utrecht, waar hij eerder studeerde, was dat anders. “In de polderstructuur daar kon ik wel afspraken maken met docenten over bijvoorbeeld het later inleveren van een opdracht. Die flexibiliteit heb ik in Oxford niet gezien.”
Het tweede halfjaar, na de belangrijke roeiwedstrijd, hoefde Hamburger niet meer op gezette tijden te trainen en had hij meer ruimte voor de studie. Het roeien en studeren met veel buitenlanders heeft zijn blik verbreed, zegt Hamburger. “Aannames waarbij je je heel comfortabel voelde, bleken niet te kloppen. ‘De Afrikaan’ bestaat niet, net zomin als ‘de Europeaan’ en ‘de Amerikaan’. Je verliest snel de nuance als het niet over je eigen wereld gaat.” Verder vielen de omgangsvormen in Engeland hem op. “Dat daar meer een klassensysteem is, merk je pas als je er zit.” Sinds zijn periode in Oxford heeft Hamburger overal ter wereld vrienden. Afgelopen zomer ging hij van een bruiloft in Philadelphia via een vriendin in Calgary naar een roei wedstrijd in Seoul. “En als het even kan, ben ik natuurlijk elk jaar bij The Boat Race.”
annelieke zandvliet
april 2014 | transfer
Foto: Geoff Caddick/ANP
Bekende Nederlanders blikken terug op hun studieverblijf in het buitenland.