Een kwestie van samenspel Verpleegkundigen opleiden voor het algemene ziekenhuis
Een uitgave van:
NVZ vereniging van ziekenhuizen Oudlaan 4 Postbus 9696 3506 GR Utrecht t 030 273 98 83 E
[email protected] vormgeving | idity fotografie | Studio Braaf druk | Drukkerij Wilco oplage | 500 exemplaren 1e druk
NVZ vereniging van ziekenhuizen
Een kwestie van samenspel Verpleegkundigen opleiden voor het algemene ziekenhuis
Een landelijk onderzoek door het kba, Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt in opdracht van NVZ vereniging van ziekenhuizen i.s.m. Calibris, Kenniscentrum voor Leren in de Praktijk in Zorg,Welzijn en Sport.
4 Een kwestie van samenspel
16
‘Als het niet goed is, zeg je het maar – dat doe ik ook’ Robert Koch is directeur Zorg en Welzijn van roc Midden Nederland
24
'Beroepsonderwijs en arbeidsmarkt: working apart together' Anky Veldman is lid van het college van bestuur van roc Aventus en voorzitter van de bedrijfstakgroep Gezondheidszorg, Dienstverlening en Welzijn (gdw) van de mbo Raad.
32
'Op alle niveaus de aansluting zoeken' Harm Drost is directeur van de Faculteit Gezondheidszorg van de Hogeschool Utrecht en voorzitter van het sectoraal adviescollege hoger gezondheidszorg onderwijs en André
Boer is directeur van het Instituut voor
Verpleegkundige Studies van de Hogeschool Utrecht
38
'Leerlingen regionaal opleiden' Elise Merlijn is bestuurder Abvakabo FNV
52
'Andere tijden, nieuwe profilering verpleegkundigen en verzorgenden' marian kaljouw is directeur van de St. Antonius Academie en voorzitter van Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (v&vn), de landelijke beroepsvereniging van verpleegkundigen en verzorgenden
62
'Meer verpleegkundigen in de raden van bestuur' nicolet zeller is lid van de raad van bestuur van Ziekenhuis Gelderse Vallei •
inhoud
5
Inhoud Voorwoord • 6 Over dit boek • 9 1 De sterke band tussen opleiding en beroep van verpleegkundigen • 11 infographic i ▶ Ontwikkeling van het verpleegkundig beroepsonderwijs in Nederland • 14
2 Opzet van het onderzoek • 20
infographic ii ▶ Onderzoeksactiviteit en -thema's • 21
3 Veranderingen in de zorg • 28
infographic iii ▶ Ontwikkelingen • 30
4 Niveau van de beginnend verpleegkundige • 36
infographic iV ▶ Niveau • 37
5 Rollen van de beginnend verpleegkundige • 42
infographic v ▶ Rollen • 43
6 Kerntaken van de beginnend verpleegkundige • 45
infographic vi ▶ Kerntaken • 47
infographic Vii ▶ Takenpakket • 50
7 Kennis en vaardigheid van de beginnend verpleegkundige • 56 8 Opvattingen over het opleiden van verpleegkundigen • 58 infographic viii ▶ Leren in de praktijk • 59
infographic ix ▶ Rolverdeling • 61
9 Afsluiting • 64 Bijlagen • 69
1 Respondenten interviews • 70 | 2 Leden van de klankbordgroep 72 3 Deelnemer s aan de conferentie • 71 | 4 Leden van de projectgroep 72 5 Verpleegtechnische handelingen van beginnend verpleegkundigen • 74
6 Beheersing van leerstofgebieden • 78 | 7 Gevraagde rekenvaardigheden • 84
Bronnen • 85
6 Een kwestie van samenspel
Voorwoord
Verpleegkundigen in ziekenhuizen krijgen te maken met een toenemende complexiteit in het werk. De zorgvraag neemt toe door de vergrijzing en tegelijkertijd dwingt marktwerking ziekenhuizen ertoe om hun zorg zo efficiënt mogelijk te organiseren. Dit geeft een stevige druk tot productiviteitsverbeteringen.
De verpleegkundige van nu heeft verder ook te maken met steeds beter geïnformeerde en mondiger patiënten, taakherschikking, toepassingen van nieuwe technologieën, de daarbij behorende verpleegtechnische handelingen en een toenemende hoeveelheid administratieve werkzaamheden om de geleverde kwaliteit van zorg te kunnen verantwoorden. Kortom, de verpleegkundige van nu draagt een steeds groter wordende verantwoordelijkheid, namelijk het bieden van kwalitatief hoogwaardige zorg aan de patiënt, in een veeleisende werkomgeving die voortdurend in ontwikkeling is. Hoe kan de beginnende beroepskracht die als verpleegkundige in de ziekenhuizen wil starten nu optimaal worden voorbereid op deze (hoog-)complexe werkomgeving? Om deze uitdagende vraag te kunnen beantwoorden is het in de eerste plaats van belang dat ziekenhuizen hun wensen ten aanzien van de beroepsinhoud van de beginnend verpleegkundigen formuleren. Welke bagage heeft de beginnend verpleegkundige nodig aan kennis en vaardigheden? En hoe zien de opleiders, zowel in de ziekenhuizen als in het beroepsonderwijs hun rol in het ‘klaarstomen’ van de beginnend verpleegkundige? Voor de NVZ vereniging van ziekenhuizen was dit aanleiding om de ziekenhuizen aan het woord te laten. In samenwerking met Calibris, Kenniscentrum voor Leren in de Praktijk in Zorg, Welzijn en Sport, is aan kba, Kenniscentrum Beroepsonderwijs
voorwoord
Arbeidsmarkt opdracht gegeven een landelijk onderzoek uit te voeren onder de algemene ziekenhuizen naar de beroepsinhoud van beginnend verpleegkundigen. De ziekenhuizen hebben gezamenlijk het hier aan u gepresenteerde beeld geschetst van wat de behoeftes zijn om de beginnend verpleegkundige in de steeds complexer wordende werkomgeving een succesvolle start te laten doormaken. Dit beeld is een momentopname. De ziekenhuizen zijn aan voortdurende ontwikkelingen onderhevig, waardoor ook het beeld van wat de beginnend verpleegkundigen moeten kunnen en kennen geen statisch gegeven is. De opleidingsinhoud zal met de jaren bijgesteld moeten worden. Idealiter zou de opleidingsinhoud gelijke tred moeten houden met de continue ontwikkelingen in de werkomgeving. De leden van de NVZ hebben de intentie uitgesproken om de nodige inzet te willen geven. Opleiden betreft niet alleen de vraag wat, maar ook wie. Wie gaan er voor zorgen dat de verpleegkundige studenten de voorbereiding krijgen die zij nodig hebben? De meningen over de kwaliteit van de huidige uitstroom uit de verpleegkundige beroepsopleiding zijn verdeeld, zo verwoorden ook prominente betrokkenen in de diverse interviews die u in dit boek aantreft. In de interviews worden persoonlijke opvattingen geventileerd door diverse beleidsbeslissers uit zowel het onderwijs, het ziekenhuisbestuur als ook uit de beroepsgroepvertegenwoordiging. Zij geven vanuit hun diverse invalshoeken een vanzelfsprekend, ‘gezond’ spanningsveld weer van het opleidingsvraagstuk; de opleidingsvraag van het werkveld en het aanbod van het verpleegkundig beroepsonderwijs. Over één ding is iedereen het eens: opleiden van verpleegkundigen? Dat is gewoon een kwestie van samenspel. De inhoud van dit boek geeft aan dat er nog veel werk te verzetten is. Onderwijs en beroepsinhoud moeten beter op elkaar aansluiten om uiteindelijk goede basiszorg voor de patiënt te realiseren. Dit is de opgave waar we voor staan. Ik wens u veel plezier bij het lezen en een mooi samenspel tussen opleiders van scholingsinstellingen en zorgorganisaties toe. Utrecht, najaar 2011 Roelf H. de Boer Voorzitter NVZ vereniging van ziekenhuizen
7
inleiding | over dit boek
Van de hondervijftigduizend verpleegkundigen in Nederland werken er zo’n zeventigduizend in algemene ziekenhuizen. Zij leveren en coördineren de dagelijkse verpleegkundige zorg die patiënten nodig hebben en doen dat in een omgeving die steeds hogere eisen stelt aan hun vakbekwaamheid.
Over dit boek
Om daaraan te voldoen en ook in de toekomst de benodigde zorg te kunnen blijven leveren, is het cruciaal dat opleidingen aankomende beroepskrachten zo goed mogelijk voorbereiden op het werk in de praktijk. Eén van de voorwaarden daarvoor is dat duidelijk is wat de algemene ziekenhuizen precies vragen van beginnend beroepskrachten. Daarover gaat dit boek. Op basis van het onderzoek dat de NVZ daarnaar heeft laten uitvoeren, wordt in kort bestek beschreven welke kennis en vaardigheden verpleegkundigen als beginnend beroepskracht in het algemene ziekenhuis nodig hebben. Dit boek is bedoeld voor alle betrokkenen bij de afstemming van het verpleegkundig beroeponderwijs op de praktijk in algemene ziekenhuizen. Dat zijn landelijke organisaties van werkgevers en vakbonden, maar ook raden van bestuur van ziekenhuizen, roc’s, hogescholen, docenten, praktijkopleiders en studenten. Die zullen daarbij samen moeten optrekken, zo blijkt uit de interviews die naar aanleiding van de onderzoeksresultaten zijn gehouden en in het boek worden beschreven. Het onderzoek van de NVZ kan daarbij zowel vertrek- als oriëntatiepunt zijn. Hoe is dit boek opgebouwd? In hoofdstuk 1 komt eerst de aanleiding voor het onderzoek aan de orde en in hoofdstuk 2 de manier waarop dat is uitgevoerd. De onderzoeksresultaten staan in de hoofdstukken 3 tot en met 8. Daarin komt ook een aantal personen aan het woord die nauw zijn betrokken bij het leren en werken van verpleegkundigen. Zij gaan onder andere in op de vraag wat er moet gebeuren om de aansluiting tussen het verpleegkundig beroepsonderwijs en de praktijk in algemene ziekenhuizen te verbeteren. Als afsluiting van het boek wordt in hoofdstuk 9 vooruitgeblikt; wat leren de onderzoeksresultaten en opvattingen van de geïnterviewde betrokkenen over de inspanningen die worden gevraagd om beginnend verpleegkundigen zodanig op te leiden dat ze in de complexiteit van het algemene ziekenhuis goed van start kunnen?
9
1 | de sterke band tussen opleiding en beroep
11
1 Verpleegkundigen behoren tot de beroepsgroepen waarin vrijwel alleen mensen met een specifieke opleiding werkzaam zijn. Dat is ook het geval bij beroepen als artsen of leraren basisonderwijs, maar bijvoorbeeld niet bij manager s of organisatieadviseur s waarin mensen met uiteenlopende opleidingsachtergronden werken. In het geval van verpleegkundigen speelt uiteraard een rol dat een beroepsbeoefenaar ingeschreven dient te staan in het BIG register. Juist daardoor kan het vak van verpleegkundige alleen worden uitgeoefend door mensen met een diploma van een verpleegkundige opleiding.
De sterke band tussen opleiding en beroep van verpleegkundigen
Het verpleegkundig onderwijs bestaat momenteel uit de middelbare beroepsopleiding Verpleegkundige en de hogere beroepsopleiding Verpleegkunde. De middelbare beroepsopleiding is ingericht op grond van het ‘Kwalificatiedossier Verpleegkundige’ waarin is vastgelegd welke competenties aan het eind van de opleiding van de (beginnend) verpleegkundige verwacht worden. Basis voor het kwalificatiedossier vormt het ‘Beroepscompetentieprofiel mbo verpleegkundige’ uit 2007. Leidraad voor de hogere beroepsopleiding zijn de beroepscompetenties voor de hbo-verpleegkundige die zijn beschreven in de publicaties ‘Met het oog op de toekomst’ uit 2001 en ‘Doordacht verplegen’ uit 2007. Gezien de sterke band tussen opleiding en beroep is het duidelijk dat het verpleegkundig beroepsonderwijs van cruciale betekenis is voor de kwaliteit van deze beroepsgroep. Dat wordt nog eens versterkt doordat het werk in de gezondheidszorg de afgelopen jaren sterke veranderingen heeft ondergaan, met aanzienlijke gevolgen voor de competenties waarover beroepskrachten in de
12 Een kwestie van samenspel
gezondheidszorg moeten beschikken. Zo blijkt uit onderzoek van Den Boer en Hövels (1999) dat verpleegkundigen veel sterker dan andere beroepsgroepen een verschuiving in hun competenties signaleren in de richting van meer specialisatie. Ook vinden verpleegkundigen dat de competenties op hun vakgebied belangrijker worden dan competenties op andere vakgebieden. Beide verschuivingen versterken het profiel van de verpleegkundige. De aansluiting tussen de verpleegkundige beroepsopleiding en de beroepspraktijk is een punt van voortdurende aandacht van betrokken partijen. Vanuit die betrokkenheid is de afgelopen jaren door veel algemene ziekenhuizen bij herhaling kritiek geuit op de opleidingen tot verpleegkundige, zowel op mbo als hbo-niveau. De kritiek op de middelbare beroepsopleiding betreft de breedte van de opleiding en het ontbreken van uitstroomrichtingen. Mbo studenten leren de aansluiting tussen de competenties om te werken in een keur van de verpleegkundige contexten, zoals verzorgings- en verpleeghuiberoepsopleidingen en zen, revalidatiecentra, geestelijke gezondheidsde beroepspraktijk is een zorg en diverse ziekenhuizen. Daardoor hebben punt van voortdurende zij zich onvoldoende kunnen verdiepen in het aandacht voor de werk in het algemene ziekenhuis. Wat de hbobetrokken partijen opleiding betreft, vindt men het in de algemene ziekenhuizen vooral moeilijk om dit kwalificatieniveau aan te laten sluiten bij de functiestructuur in het ziekenhuis: voor hbo-verpleegkundigen zijn geen duidelijke beroepspaden waarin gebruik kan worden gemaakt van hun competenties. Vrijwel alle afgestudeerde hbo-verpleegkundigen starten daarom in het ziekenhuis in een functie op mbo 4. Volgens de algemene ziekenhuizen voldoet de beginnend verpleegkundige (iemand die nog maar net het diploma heeft gehaald en in een startfunctie als verpleegkundige werkzaam is) niet aan de eisen om in het ziekenhuis aan de slag te gaan. Gezien de toenemende zorgvraag, de oplopende personeelstekorten en de vergrijzing van het personeelsbestand, is juist de kwaliteit van nieuwkomers in het ziekenhuis van belang om ook in de toekomst de verpleegkundige zorg op peil te houden. Een van de voorwaarden voor een goede aansluiting tussen verpleegkundige beroepsopleidingen en het algemene ziekenhuis
1 | de sterke band tussen opleiding en beroep
is dat duidelijk is wat de ziekenhuizen precies van startende verpleegkundigen vragen. Ziekenhuizen vinden het echter moeilijk om aan te geven aan welke eisen een beginnende verpleegkundige zou moeten voldoen. Het blijkt lastig te zijn om vereiste competenties te baseren op (ontwikkelingen in) het werk en die te vertalen van een opleidingsvraag naar het onderwijs. Dit bemoeilijkt een effectieve samenwerking tussen ziekenhuizen en scholen. Deze situatie was voor de NVZ vereniging van ziekenhuizen, die daarbij samenwerkte met Calibris, kenniscentrum voor leren in de praktijk in Zorg, Welzijn en Sport, aanleiding een project te starten om de band tussen opleidingen en werkveld te versterken. Om te beginnen zou in dat project duidelijk moeten worden wat algemene ziekenhuizen nu precies van beginnend verpleegkundigen vragen. Dat is onderzocht en de wijze waarop dat is gebeurd en de resultaten daarvan worden in de volgende hoofdstukken gepresenteerd. Een gedetailleerd verslag van het onderzoek staat zowel op de website van de NVZ als van Calibris.
infographic I : tijdlijn
▸
ontwikkeling van het verpleegkundig beroepsonderwijs in Nederland
13
14 Een kwestie van samenspel
Ontwikkeling van het verpleegkundig beroepsonderwijs in Nederland* 1878 Start van de opleiding voor ‘beroepsverpleegsters’ in het Binnengasthuis en Buitengasthuis te Amsterdam. De opleiding wordt verzorgd door de Vereeniging voor Ziekenverpleging, een afdeling van de Noord-Hollandse Vereniging ‘Het Witte Kruis’.
1970 Opleiding ziekenverpleging B wettelijk erkend.
1985 MBO-V wordt opgenomen in het Middelbaar Dienstverleningsen GezondheidszorgOnderwijs (MDGO) en geactualiseerd tot MDGO-VP (Verpleging).
1921 Invoering van de Wet op de Ziekenverpleging, een wettelijke bescherming van het diploma voor ziekenverpleging. Daarbij werden een diploma A (algemene ziekenverpleging) en een diploma B (psychiatrische ziekenverpleging) onderscheiden.
1978 Verpleegkundige opleiding in de zwakzinnigenzorg (Z-opleiding) wettelijk erkend.
1996 Start beroepsopleidingen voor helpende, verzorgende en verpleegkundige als onderdeel van de Kwalificatiestructuur Beroepsonderwijs. De opleidingen vallen voortaan onder het Ministerie van OCW.
infographic i | ontwikkeling van het verpleegkundig onderwijs
15
* Met dank aan het Florence Nightingale Instituut.
1947 Eerste zelfstandige verpleegsterschool in Nederland, voor ‘lekenverplegenden’.
1972
Start eerste mbo-opleiding Verpleegkundige (MBO-V) in Eindhoven. Start eerste hbo-opleiding Verpleegkunde (HBO-V) in Leusden en Nijmegen.
2004 Start eerste geaccrediteerde en bekostigde hbo-masteropleidingen Advanced Nursing Practice en Physician Assistant.
1967 Opleiding ziekenverpleging A wettelijk erkend.
1980 Start doctoraalopleiding ‘Verplegingswetenschap’ bij de Universiteit Maastricht, de eerste universitaire opleiding in Nederland op het gebied van de verpleging.
2009 Wettelijke erkenning van vijf verpleegkundige specialismen: preventieve zorg bij somatische aandoeningen; acute zorg bij somatische aandoeningen; intensieve zorg bij somatische aandoeningen; chronische zorg bij somatische aandoeningen en geestelijke gezondheidszorg.
robert koch directeur Zorg en Welzijn van ROC Midden Nederland
interview | robert koch
17
‘Als het niet goed is, zeg je het maar – dat doe ik ook’
‘Betrokkenheid van het onderwijs bij de arbeidsmarkt is een must: zonder die markt zijn we als onderwijs niets. ROC en zorginstelling hebben weliswaar elk hun eigen wettelijke taken die we van elkaar moeten respecteren, maar samen hebben we de opdracht om met elkaar goede beroepsbeoefenaren op te leiden. Om dat te realiseren, moeten onderwijs en praktijk elkaar tegenkomen. Dat geldt voor alle niveaus, want om goed in de keten te kunnen samenwerken, moet je bestuurlijke rugdekking hebben. In de visie van ROC Midden Nederland staan twee kernbegrippen waar ik me heel goed in kan vinden: co-makership en co-design. Die begrippen geven aan dat je met je partners op zoek bent naar de inhoud van de opleiding, de structuur van de opleiding en de manier waarop het overleg daarover plaatsvindt. Als je elkaar daarin tegenkomt en vindt, betekent dat je echte partners bent.’
‘Het allerbelangrijkste onderdeel in het curriculum is het praktijkleren (leren op de werkplek); daar gaat het om. Als ROC moeten we ervoor zorgen dat dat goed geregeld is en dat
18 Een kwestie van samenspel
we de zorginstelling daarin maximaal faciliciteren. Op hun beurt moet de instelling zorgen voor een context waarin de student echt kan leren en het beroep van verpleegkundige kan ontdekken: wat betekent het om in een team samen te werken, met artsen samen te werken, onregelmatig te werken? Het al dan niet beschikbaar hebben van praktijkbegeleiding is de meest cruciale factor in de opleiding. Volgens mij moet 90 procent van alle aandacht in de praktijk uitgaan naar het leren werken en het leren van het vak. Het is onze taak als ROC om zorginstellingen zo min mogelijk te belasten met allerhande voorschriften en formulieren, zodat ze de volle aandacht kunnen besteden aan studenten het vak te leren. De vraag is hoe wij als ROC het maximaal mogelijk kunnen maken om binnen de context van de wet- en regelgeving op te leiden met een minimale inspanning aan “gedoe” en het maximale aan begeleiding.’
‘Het leren in de praktijk is een gedeelde verantwoordelijkheid van ROC en zorginstelling. Dat geldt zowel voor het ‘wat’ als het ‘hoe’. Uiteraard hebben we als ROC wel onze formele opdrachten en moeten we aan het kwalificatiedossier voldoen; daarover kan geen twijfel bestaan. Maar het kwalificatiedossier geeft de kaders aan waarbinnen veel mogelijk is en die we op maat van de zorginstelling kunnen invullen. Daarbij gaan we er vanuit dat er respect is voor onze opdracht om studenten te kwalificeren als verpleegkundigen, dat is immers onze corebusiness. Zoals aangegeven, kan het kwalificatiedossier op allerlei manieren worden ingekleurd. Dus als je als zorginstelling studenten wilt interesseren voor je regio of organisatie, maak daar dan gebruik van. Of neem bijvoorbeeld een thema als patiëntveiligheid dat momenteel zeer actueel is: we zouden wel gek zijn om daar geen aandacht aan te besteden. Dat kan binnen het kwalificatiedossier, dat is geen enkel probleem. Onze ervaring is wel dat het in de regio vaak beter lukt om de ruimte te zoeken en van de mogelijkheden in het kwalificatiedossier gebruik te maken dan op landelijk niveau.’
‘Samenwerken is een must; dat geldt voor alle opleidingen en leerwegen. Het kan niet zo zijn dat ziekenhuizen zeggen ‘sorry, bij ons is het heel erg moeilijk, we willen alleen maar de
interview | robert koch
19
vierdejaars.’ Als je kiest voor opleiden, kies je voor stagiaires vanaf het eerste jaar. Veel studenten zijn erg gemotiveerd om door te stromen naar de ic of naar de ambulance, maar als je ze pas in het vierde jaar wilt ontvangen en dan constateert dat ze geen ziekenhuiservaring hebben, dan hebben we wel de verkeerde discussie.’
‘Als ROC moeten we ervoor zorgen dat we de zorginstelling maximaal faciliteren. Op hun beurt moet de instelling zorgen voor een context waarbinnen de student echt kan leren en ontdekken.' ‘Op diverse manieren proberen we ervoor te zorgen dat de verbinding tussen de opleiding op school en in de zorginstelling zo goed mogelijk is. Zo komen we regelmatig bij elkaar op bezoek, geven beroepskrachten uit de zorginstellingen les op school of op de afdeling en zijn docenten van het ROC werkzaam in het ziekenhuis waar ze studenten begeleiden. Ook hebben we een vast team gevormd om zaken als loopbaan, leren en examineren goed op orde te krijgen. Door samen op te trekken en ons beide te beschouwen als mede-eigenaar van de opleiding, is alles oplosbaar. En we mogen elkaar best aanspreken op dingen die niet goed gaan, zolang we elkaar maar respecteren. Als het instroomniveau te laag is, moeten wij als ROC daar aan werken. En als onze stagevoorbereiding slecht is, zijn wij aan zet. Maar als de praktijkbegeleiding niet goed is, moeten we dat ook kunnen zeggen – en dan doen we mee om dat te verbeteren. De dialoog, daar gaat het om.’
20 Een kwestie van samenspel
2 Opzet van het onderzoek
Centrale vraag in het onderzoek was: over welke kennis en vaardigheden moeten beginnend verpleegkundigen volgens de algemene ziekenhuizen beschikken om in een algemeen ziekenhuis te kunnen functioneren? In het verlengde daarvan is gepeild welke opvattingen men in algemene ziekenhuizen heeft over de plek waar kennis en vaardigheden zouden moeten worden verworven (op school of in de praktijk?) en over de rol die zij voor zichzelf zien bij het opleiden van verpleegkundigen.
In het onderzoek zijn uitsluitend respondenten uit de algemene ziekenhuizen betrokken. Het ging ten slotte om de eisen die in de algemene ziekenhuizen worden gesteld aan de beginnend verpleegkundige (de vraag). Er is in het onderzoek geen onderscheid gemaakt naar opleiding (mbo of hbo), noch naar leerweg. De manier waarop die beginnend verpleegkundige is opgeleid (het aanbod) is uiteraard relevant, maar komt later in het project van de NVZ en Calibris aan de orde. De onderzoeksvragen zijn via een combinatie van kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeksmethoden aan de orde gesteld. Daarbij waren diverse functionarissen uit de algemene ziekenhuizen betrokken: verpleegkundigen, managers, afdelingshoofden en opleidingsfunctionarissen. Deze respondenten waren afkomstig uit zowel grote, kleine, topklinische als niet-topklinische ziekenhuizen, uit alle delen van het land en uit ziekenhuizen met meer of minder locaties. Centrale onderzoeksthema’s waren de ontwikkelingen in het ziekenhuis, de kwaliteiten van de beginnend verpleegkundige en de wijze waarop zij worden opgeleid.
opzet van het onderzoek
ZIEKENHUIS INTERVIEWS in ziekenhuizen 66 respondenten uit 21 ziekenhuizen
ontwikkelingen?
vragenlijst verpleeg technische handelingen 35 respondenten uit 21 ziekenhuizen
conferentie 33 respondenten uit 21 ziekenhuizen
rol, taken, kennis en vaardigheden? verpleegtechnische handelingen?
opleiding school en ziekenhuis: wie doet wat?
verpleegtechnische handelingen?
klankbordgroep 12 respondenten uit 8 ziekenhuizen
schriftelijke enquete 55 respondenten uit 45 ziekenhuizen
beginnend verpleegkundige
19
rol, taken, kennis en vaardigheden? verpleegtechnische handelingen?
ontwikkelingen?
rol, taken, kennis en vaardigheden? verpleegtechnische handelingen?
rol, taken, kennis en vaardigheden? verpleegtechnische handelingen?
infographic II | onderzoeksactiviteiten en -thema’s
school en ziekenhuis: wie doet wat?
22 Een kwestie van samenspel
Onderzoeksactiviteit 1 Interviews in ziekenhuizen In 21 algemene ziekenhuizen zijn interviews gehouden met in totaal 66 respondenten: managers, afdelingshoofden, opleidingsfunctionarissen en verpleegkundigen zelf. De keuze voor deze gesprekspartners is ingegeven door de ervaring dat hiermee de belangrijkste invalshoeken worden gedekt die van belang zijn voor het benoemen van de vereiste kennis en vaardigheden. Gespreksonderwerpen waren: ontwikkelingen in en rondom het ziekenhuis, de gevolgen daarvan voor het werk van de verpleegkundige in het ziekenhuis, de vereiste kennis en vaardigheden van de beginnende verpleegkundige en het opleiden van verpleegkundigen. Bij de selectie van ziekenhuizen is zoveel mogelijk gelet op een spreiding naar omvang (klein of groot), wel of niet topklinisch, aantal locaties en regio. Een overzicht van de respondenten is opgenomen in bijlage 1. Onderzoeksactiviteit 2 Vragenlijst verpleegtechnische handelingen De geïnterviewde respondenten uit onderzoeksactiviteit 1 is gevraagd een lijst in te vullen met verpleegtechnische handelingen, of een collega te vragen dat te doen. Men kon daarop aangeven in welke mate beginnend verpleegkundigen die handelingen moeten beheersen. In totaal hebben 35 respondenten uit 21 ziekenhuizen de vragenlijst ingevuld. Onderzoeksactiviteit 3 Klankbordgroep In aanvulling op de gesprekken met lijn- en opleidingsmanagers in ziekenhuizen is een klankbordgroep van 12 verpleegkundigen en opleidingsfunctionarissen geraadpleegd (zie bijlage 2 voor de namen en functies van de deelnemers). Doel daarvan was om na te gaan of de uitkomsten van de interviews herkenbaar waren en om dieper in te gaan op onderzoeksthema’s, zoals het takenpakket van beginnend verpleegkundigen. Ook heeft de klankbordgroep de conceptvragenlijst met verpleegtechnische handelingen beoordeeld op herkenbaarheid en relevantie.
2 | opzet van het onderzoek
Onderzoeksactiviteit 4 Schriftelijke enquête De uitkomsten van de interviews en van de discussies in de klankbordgroep zijn via een schriftelijke enquête voorgelegd aan een brede groep respondenten en ziekenhuizen. Ook is aan hen een gedetailleerde lijst voorgelegd met leerstofgebieden met de vraag welke daarvan van belang zijn voor een beginnend verpleegkundige. Aan deze enquête hebben 55 respondenten uit 45 ziekenhuizen meegedaan. De enquête is door diverse functionarissen ingevuld; in de meeste gevallen waren dat medewerkers op de gebieden van p&o en verpleegkunde (zoals afdelingshoofden).
Onderzoeksactiviteit 5: Conferentie Als afsluiting van het onderzoek is een conferentie georganiseerd. Tijdens deze conferentie is de beschrijving van kennis en vaardigheden van de beginnend verpleegkundige voorgelegd aan verpleegkundigen, managers en opleidingsfunctionarissen uit diverse ziekenhuizen. Centrale vraag was of de beschrijving herkenbaar, volledig en toekomstgericht is. Tevens is ingegaan op de vraag hoe de opleiding van verpleegkundigen er idealiter uitziet en welk rol ziekenhuizen daarbij zelf willen spelen. Aan de conferentie is deelgenomen door 33 personen uit 21 ziekenhuizen (zie bijlage 3). Tot slot: het onderzoek is uitgevoerd door het Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt (KBA) uit Nijmegen. De KBAonderzoekers werden bijgestaan door een projectgroep waarmee geregeld de opzet, voortgang en tussentijdse resultaten van het onderzoek zijn besproken. De namen van de leden van de projectgroep staan in bijlage 4.
23
anky veldman lid van het college van bestuur van ROC Aventus en voorzitter van de bedrijfstakgroep Gezondheidszorg, Dienstverlening en Welzijn (GDW) van de MBO Raad.
interview | anky veldman
25
‘Beroepsonderwijs en arbeidsmarkt: working apart together.’
‘De bedrijfstakgroep GDW houdt zich namens de ROC’s bezig met alle onderwerpen die te maken hebben met onderwijsontwikkeling gerelateerd aan de vraagontwikkeling vanuit de zorg, dienstverlening, welzijn en sport. We zijn de verbindende schakel tussen middelbaar beroepsonderwijs en arbeidsmarkt, zowel op landelijk als regionaal niveau. Belangrijk instrument daarbij zijn de kwalificatiedossiers waarin staat wat wij in onze opleidingen aan kennis, vaardigheden, attitude, competenties moeten bijbrengen of wat een student zich dankzij het onderwijs zelf kan en eigen moet maken. Dat wordt bepaald door het werkveld; in het geval van de verpleegkundigen door de zorgbranches. We merken dat de kijk daarop in het zorgveld de laatste jaren in een hoog tempo verandert. Die veranderende wensen kunnen echter niet voor elke branche tot in
26 Een kwestie van samenspel
detail worden gehonoreerd. Op dit punt is er sprake van een spanningsveld tussen de behoefte van het werkveld en de taakstelling van de ROC’s. Het mbo moet deelnemers opleiden voor het totale zorgveld en bovendien is onze wettelijke opdracht om deelnemers drievoudig te kwalificeren: naast de beroepscompetenties zijn dat leren, loopbaan en burgerschap.’
Een ander punt is dat van beginnende beroepskrachten steeds meer wordt gevraagd, zeker in een krappe arbeidsmarkt. Ook stagiaires krijgen daar al mee te maken. We merken dat ziekenhuizen steeds explicietere eisen stellen aan stagiaires voordat ze daar terecht kunnen. En hoewel wij daar begrip voor hebben, zien we dat die eisen steeds verder opschuiven. We moeten echter beseffen dat je in de regel echt de volle vier jaar nodig hebt om als beginnend verpleegkundige aan de slag te kunnen. Als deelnemers op stage gaan, zijn ze nog maar koud twee jaar onderweg en dan kun je een aantal dingen nog niet van ze vragen. We zijn daarover ook landelijk in gesprek en ik denk dat die gesprekken niet altijd heel erg goed lopen, maar daar zeg ik vast niets nieuws mee.’
‘Als we in staat blijven om landelijk kaders te bepalen én om op regionaal niveau de ruimte in de kwalificatiedossiers optimaal te benutten, kunnen we echt stappen verder komen
interview | anky veldman
27
‘Ik geef toe dat tijdens de omslag die we maken van het oude eindtermenonderwijs naar competentiegericht onderwijs, de focus even wat is weggeweest van het kennispeil. Daar richten we ons nu op, maar we merken dat daarover geen eenduidig beeld bestaat in de zorg. Als onderwijs zeggen wij uitdrukkelijk (en dat is echt ons standpunt): als jullie goed kunnen verwoorden wat verpleegkundigen moeten weten, waarom en tot in welke extensie, dan is het aan ons om daar onderwijs van te maken. En in dat expliciteren van wat er aan kennis, kunde, vaardigheden, attitude en competenties zou moeten zijn, zijn de branches aan zet. Dat is de bijdrage die we van hen vragen. Je bent partners in het opleidingendeel. Je doet het weliswaar in een gescheiden traject, maar het is wel samen. Dat echte partnerschap ontbreekt op een aantal punten. Dat heeft onder andere te maken met het feit dat wij beroepsonderwijs zijn, en verpleegkundigen opleiden die niet alleen in het algemene ziekenhuis terecht kunnen, maar ook in academische ziekenhuizen, de thuiszorg of het verpleeghuis.’
‘Op regionaal niveau is het juist veel minder lastig om elkaar te vinden in de inhoud van de opleiding en de regionale inkleuring daarvan. Omdat het gaat over daadwerkelijke stageafspraken of over daadwerkelijke betrokkenheid bij onderwijsprogrammering, komen een regionaal ziekenhuis en een regionale ROC daar eigenlijk altijd wel goed uit. Het kwalificatiedossier geeft die ruimte en het zit in onze wettelijke opdracht om daarvan optimaal gebruik te maken. Waar dat kan, doen we dat.’
‘Een van de grootste belemmeringen voor een betere aansluiting tussen het verpleegkundig beroepsonderwijs en de arbeidsmarkt, is dat het onderwijs en de ziekenhuizen de boel op landelijk niveau per branche gaan dichttimmeren. Als we echter in staat blijven om landelijk de kaders te bepalen én om op regionaal niveau de ruimte in de kwalificatiedossiers optimaal te benutten, kunnen we echt stappen verder komen.’
28 Een kwestie van samenspel
3 Veranderingen in de zorg
Tijdens de interviews is gevraagd of de respondenten merken dat gaande of toekomstige ontwikkelingen in het ziekenhuis en de zorg invloed hebben op de werkzaamheden van de verpleegkundigen. De genoemde ontwikkelingen zijn vervolgens in de schriftelijke enquête opgenomen.
Deze ontwikkelingen spelen nu in meestal een groot deel van de betrokken ziekenhuizen of er wordt verwacht dat men er op korte termijn mee te maken krijgt. In infographic III staan de ontwikkelingen zoals ze zijn opgenomen in de enquête, met het percentage respondenten dat denkt dat de ontwikkeling gevolgen zal hebben voor de kennis en vaardigheden waarover de verpleegkundige moet beschikken. De ontwikkelingen staan niet op zichzelf, ze zijn gevolgen van trends en beïnvloeden elkaar. De veranderende patiëntenpopulatie Door de vergrijzing van de bevolking krijgen ziekenhuizen steeds meer te maken met oudere patiënten met multiple pathologie; meerdere ziektebeelden tegelijk, waardoor de toe te passen verpleegtechniek ingewikkelder wordt. Die patiëntengroep is tegelijkertijd kleurrijker samengesteld en vaak ook mondiger. De patiënt is steeds meer regisseur van het eigen zorgtraject. Van de verpleegkundige wordt gastvrijheid verwacht en een servicegerichte houding. Voorlichting geven aan de patiënt en diens omgeving wordt ook steeds belangrijker. Patiënten blijken ook steeds gemakkelijker over regionale grenzen heen te kijken. Welk ziekenhuis voert bijvoorbeeld een bepaalde hartoperatie het beste uit, of welk ziekenhuis profileert zich het beste op het gebied van kindergeneeskunde? Marktwerking Dit soort keuzes, maar ook de regelgeving en financiering van de overheid en de bewegingen binnen en tussen de verschillende ziekenhuizen bevordert de marktwerking. Om aan de groeiende vraag naar zorg te kunnen voldoen, zal de productiviteit moeten
3 | Veranderingen in de zorg
verbeteren en zullen instellingen zich richten op de kerntaken. Het gevolg is dat ondersteunende diensten worden uitbesteed en het werk op de afdelingen specialistischer gaat worden en de verpleegkundige de basiszorg aan helpenden zal overlaten. Deze verschuivingen bemoeilijken ook de directe inzet van de beginnend verpleegkundigen. Andere organisatie van het werk Door onder andere de toenemende vraag naar zorg en het tekort en groeiende verloop van verpleegkundigen, dreigt de werkdruk voor de verpleegkundige te stijgen. Patiënten blijven korter, maar door een hoge turn-over blijven bedden wel bezet. De verpleegkundige gaat productie draaien en zal efficiënter moeten werken. De inzet van technologie maakt het mogelijk steeds complexere problematiek te behandelen in een (nog) korter tijd. Het werk wordt onvoorspelbaarder. Ook verpleegtechnisch wordt het ingewikkelder. Er moet bedrijfsmatiger worden gewerkt en meer samengewerkt binnen de zorgketen. De relatief eenvoudige gevallen zullen niet meer in het algemene ziekenhuis terechtkomen, de revalidatie vindt elders plaats. Er zullen steeds meer zelfsturende teams van verpleegkundigen komen. Kwaliteit van zorg Toenemende wet- en regelgeving, de regisserende patiënt en de concurrentiestrijd tussen de algemene ziekenhuizen zijn allen aanleiding voor de grotere aandacht voor kwaliteit van het zorgaanbod. Patiëntveiligheid wordt belangrijker. Ziekenhuizen zullen die veiligheid continu moeten bewaken en verbeteringen doorvoeren, evalueren, aanpassen en vastleggen. De verpleegkundige zal bijdragen aan de transparantie van de primaire processen.
infographic iii | ontwikkelingen
volgende blz.
▸
Welke ontwikkelingen in de zorg en het algemene ziekenhuis hebben gevolgen voor de kennis en vaardigheden van de verpleegkundige? De genoemde percentages zijn het aandeel van de in totaal 55 respondenten dat vindt dat de betreffende ontwikkeling gevolgen heeft voor de kennis en/of vaardigheden van de verpleegkundige.
29
30 Een kwestie van samenspel
Patiënten worden mondiger 98% Meer oudere en ziekere patiënten 96% Steeds grotere rol van ICT (zoals invoering EPD) 96% Verpleegtechniek wordt ingewikkelder 96% Patiënten worden regisseur van hun eigen zorgtraject 96% Het werk op de afdelingen wordt steeds specialistischer 94% Informatiestromen
worden steeds meer gedigitaliseerd 93% Het werk van een verpleegkundige wordt steeds minder voorspelbaar 93% Er moet meer gebeuren in minder tijd 92% Bedrijfsmatiger werken 92% Meer servicegericht werken 92% Meer aandacht voor kwaliteit 92% Patiëntveiligheid wordt belangrijker 92% Patiëntenvoorlichting wordt belangrijker 90% Werkdruk wordt hoger 89% Toenemende regelgeving 88% Invoering van zelfsturende teams van verpleegkundigen 88% Door de hoge eisen aan effectief en efficiënt werken, wordt het steeds
infographic III • ontwikkelingen
31
lastiger beginnend verpleegkundigen in te zetten 88% Hogere turn-over van patiënten 87% Alles moet kunnen worden verantwoord 87% Niet het verpleegkundig vak verandert, maar de snelheid en de onvoorspelbaarheid van het werk 86% Verpleegkundig werk wordt steeds meer ‘productie draaien’ 86% Meer aandacht voor gastvrijheid en bejegening 83% Het patiëntenproces komt centraal te staan 80% Zelf functiegericht opleiden van personeel 80% Processen worden steeds meer vastgelegd 79% Toename van ambulante zorg 79% De nazorg van patiënten wordt belangrijker 78% De patiënt komt centraal te staan 71% Meer functiedifferentiatie (waaronder de aanstelling van helpenden en verpleegkundig specialisten) 69% De verpleegkundige basiszorg wordt in toenemende mate door helpenden uitgevoerd 60% Outsourcing van ondersteunende diensten (bedden opmaken, maaltijden verzorgen) neemt toe 50% Toename van het verloop onder verpleegkundigen 43% Dreigend tekort aan verpleegkundigen 43% BBL’ers krijgen geen contract meer voor onbepaalde tijd 30%
Harm Drost en André Boer Harm Drost (r) is directeur van de Faculteit Gezondheidszorg van de Hogeschool Utrecht en voorzitter van het sectoraal adviescollege hoger gezondheidszorg onderwijs. André Boer (l) is directeur van het Instituut voor Verpleegkundige Studies van de Hogeschool Utrecht.
interview | harm drost en andré boer
33
‘Op alle niveaus de aansluiting zoeken’
‘Theorie en praktijk zijn te lang gescheiden werelden geweest, terwijl zorgprofessionals opleiden juist samen moet gebeuren. Opleiden is een gezamenlijke verantwoordelijkheid en je moet dus ook steeds samen op zoek om theorie en praktijk zo goed mogelijk op elkaar te laten aansluiten, zowel regionaal als landelijk. Voortdurend moeten we ons vragen stellen als: wat vraagt de praktijk, wat kunnen wij als het om onderwijs gaat en wat moet er in het ziekenhuis (de praktijk) gebeuren?’
'Op landelijk niveau laten als hogescholen op diverse manieren zien dat we die verantwoordelijkheid voor het opleiden van zorgprofessionals serieus nemen. Zo nemen we bijvoorbeeld regelmatig het initiatief om voor diverse zorgopleidingen arbeidsmarktonderzoek te laten uitvoeren. Doel van dergelijke onderzoeken is om duidelijk te maken wat precies de vraag is van de arbeidsmarkt naar zorgprofessionals: wat wordt er in dat opzicht van het beroepsonderwijs gevraagd en hoe kunnen we daarop antwoorden? Een goed voorbeeld daarvan is het onderzoek naar de behoefte aan nurse practitioners en physician assistants, dat is
34 Een kwestie van samenspel
uitgevoerd op initiatief van de gezamenlijke hogescholen die daar opleidingen voor aanbieden. Op basis van het onderzoek weten we hoeveel nurse practitioners en physician assistants nodig zijn en opgeleid moeten worden en krijgen we informatie om de opleidingen inhoudelijk aan te passen aan ontwikkelingen in de beroepspraktijk. Als sectoraal adviescollege voor het hoge gezondheidszorgonderwijs stimuleren wij zeer dat opleidingen dergelijke onderzoeken laten uitvoeren, omdat we die informatie nodig hebben.’
‘Op het niveau van de Hogeschool Utrecht hebben we met het UMC Utrecht de afgelopen jaren intensief samengewerkt om de praktijk en het onderwijs beter op elkaar af te stemmen. Daarbij hebben we nadrukkelijk gekeken naar wat je op welk moment in de opleiding doet, maar ook hoe je in de praktijk van alledag kunt leren. Dat moet je doen vanuit onderwijskundige principes: hoe komt leren in de praktijk tot stand en hoe kun je daar als verpleegkundige op reflecteren met studenten? Door dit soort vragen met elkaar aan de orde te stellen, kunnen we concreet invulling geven aan onze gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het opleiden van hbo-zorgprofessionals. Zo zijn docenten van ons in het UMC aan het begeleiden en geven beroepskrachten van het UMC in ons instituut les. Ook zijn we bezig de stageperiode uit te breiden naar in totaal 90 weken, waarvoor we precies afspreken wat op school en in de praktijk gebeurt. Ook op die manier werken we aan het terugdringen van de scheiding tussen theorie en praktijk, want dat wordt steeds meer één geheel.’
‘Er worden soms te hoge eisen gesteld aan leerlingen die nog in de opleiding zitten en juist in het ziekenhuis komen om het vak te leren. Die leerlingen zitten midden in een leerproces dat vier jaar duurt. En dan nog moet er daarna een slag gemaakt worden om hen te laten doorgroeien naar goede verpleegkundigen. Ook zou er meer oog moeten zijn voor het verschil tussen mbo en hbo-verpleegkundigen. Hbo’ers kunnen natuurlijk veel meer en daar zou meer gebruik van moeten worden gemaakt. Ook over dergelijke zaken moeten we samen het gesprek aan gaan.’
interview | harm drost en andré boer
35
‘De hbo-professional moet constant bezig zijn met de innovatie van de beroepspraktijk. Dit betekent dat je als hbo'er een innovatieve, professionele en zelfbewuste medewerker bent. Dat zien we nog te weinig.’
‘Het is van belang om steeds de vraag te stellen: waar hebben we het eigenlijk over? Zijn we in staat om die vraag goed onder woorden te brengen? Bovendien is dat steeds weer een andere vraag omdat de maatschappij voortdurend verandert. Ook zorgprofessionals zelf moeten zich die vraag stellen. Zo komt er steeds meer aandacht voor technologie, voor onderzoek en voor het onderbouwen van verpleegkundig en paramedisch handelen. Als beroepskracht moet je daar je handelen en je gedrag door laten beïnvloeden. Je moet dat steeds weer willen oppakken; na vier jaar studeer je af maar eigenlijk begin je dan pas. De hbo-professional moet constant bezig zijn met innovatie van de beroepspraktijk. Dit betekent dat je als hbo’er een innovatieve, professionele en zelfbewuste medewerker bent. Dat zien we nog te weinig.’
36 Een kwestie van samenspel
4 Niveau van de beginnend verpleegkundige
Door veranderingen in de zorg veranderen de omstandigheden waaronder verpleegkundigen hun werk moeten kunnen doen. Een van de vragen die daarbij kan worden gesteld is of daarmee ook het niveau van de beginnend verpleegkundige verandert of zou moeten veranderen.
Managers en beroepskrachten in ziekenhuizen vinden dat beginnend verpleegkundigen op een hoger niveau hun werk moeten kunnen uitvoeren dan enkele jaren geleden. Dat komt vooral doordat de context van het werk hogere eisen stelt aan het functioneren van beroepskrachten. Voorbeelden daarvan zijn de snelheid waarmee ontwikkelingen plaatsvinden, de onvoorspelbaarheid van het werk en de toegenomen rol van ICT. Hierdoor moeten verpleegkundigen hun werk op een andere manier kunnen uitvoeren: snel, zelfstandig, vraaggericht en flexibel. Bovendien moeten ze in staat zijn prioriteiten te stellen, nieuwe dingen snel op te pakken en de gehele zorgketen kunnen overzien. In de algemene ziekenhuizen bestaat het beeld dat het niveau van de beginnend verpleegkundige (dat volgens de respondenten daalt) en het niveau van het werk (dat stijgt) uit elkaar groeien. Anders geformuleerd: het niveau van de beginnend verpleegkundige blijft achter bij de eisen die in de praktijk aan het werk worden gesteld. Dat geldt niet alleen voor de context waarin verpleegkundigen moeten kunnen werken, maar ook voor de bagage waarover ze dienen te beschikken. Uit de interviews blijkt dat gedegen kennis van anatomie, fysiologie en pathologie essentieel is om een goede gesprekspartner te zijn voor artsen en medewerkers van andere afdelingen. De verpleegkundige zal zich nu en in de toekomst goed en sterk moeten kunnen profileren als deskundig zorgverlener.
infographic IV: niveau
▸
Opvattingen van respondenten over het niveau van de beginnend verpleegkundige De genoemde percentages zijn het aandeel van de in totaal 55 respondenten dat het met de betreffende uitspraak eens is.
infographic iV • niveau
37
De veranderingen in het werk maken het nodig dat het niveau van de beginnend verpleegkundige toeneemt 93% Het opleidingsniveau van de verpleegkundige blijft achter bij de eisen die in de praktijk aan het werk van de beginnend verpleegkundige worden gesteld 92% Het niveau van de werkzaamheden van de verpleegkundige verandert 91% Het niveau van de studenten die met de opleiding beginnen, is afgenomen 89%
Het niveau van de beginnend verpleegkundige daalt 78% Het vereiste niveau van een beginnend
verpleegkundige is niet voor het hele ziekenhuis gelijk, maar hangt af van de afdeling 58% Het niveau van de beginnend verpleegkundige neemt toe vanwege de toename van beroepsoverstijgende competenties 36% Het niveau van de beginnend verpleegkundige is absoluut onvoldoende 34% Het niveau van de beginnend verpleegkundige is toegenomen 18%
elise merlijn bestuurder abvakabo fnv
interview | elise merlijn
39
‘Leerlingen regionaal opleiden’
‘Abvakabo FNV is op verschillende manieren betrokken bij de afstemming van onderwijs en arbeidsmarkt. Op landelijk niveau is dat bijvoorbeeld het geval via het opstellen en vaststellen van beroepscompetentieprofielen. Ook proberen we via cao’s, arbeidsmarktfondsen of onze participatie in het kenniscentrum voor beroepsonderwijs en bedrijfsleven (Calibris), te werken aan een beter opleidingsklimaat in bedrijven. Daarbij gaat onze aandacht niet alleen uit naar de kwaliteit van de beroepsopleidingen, maar ook naar de mogelijkheden van werknemers in de zorgsector om zich verder te ontwikkelen en zo voor de zorg behouden te blijven. Dat is belangrijk omdat de arbeidstevredenheid van mensen in de zorg, zoals in de ziekenhuizen, vooral zit in de inhoud van het werk. We moedigen werkgevers aan om dat mogelijk te maken, omdat dat ons als zorgsector kan onderscheiden van onze concurrenten op de arbeidsmarkt. Zorginstellingen moeten daar samen met de ondernemingsraad werk van maken; dat gebeurt nog te weinig.’
40 Een kwestie van samenspel
‘Ik heb de indruk dat ziekenhuizen nog te weinig oog hebben voor de toekomst: de mensen die we over een paar jaar nodig hebben, moeten we nú gaan opleiden. Ik zou er wel voor voelen om voor iedereen die in de zorg gaat werken een soort individueel opleidingsplan te maken. Daarin zou moeten worden aangegeven op welke manier mensen zich in hun vak gedurende hun loopbaan verder kunnen scholen. Dat kan een goed alternatief zijn voor het bezwaar dat ziekenhuisdirecteuren hebben tegen het inhuren van ZZP’ers of het betalen van arbeidsmarkttoelagen voor bepaalde gespecialiseerde verpleegkundigen.’
‘We zijn erg blij dat recentelijk is vastgesteld dat het kwalificatiedossier voor de mbo-verpleegkundige wordt verbijzonderd naar vier branches, waaronder de ziekenhuizen. Dat is goed voor de leerlingen die per se in een bepaalde branche willen gaan werken. Maar het is ook goed voor de instellingen, omdat die betrokken stagiaires krijgen. Bovendien is een verpleegkundige in een ziekenhuis iets anders dan een medewerker in een instelling voor gehandicaptenzorg of de geestelijke gezondheidszorg. Goed beroepsonderwijs sluit aan bij de wensen van de arbeidsmarkt, stelt mensen in staat zich optimaal te ontwikkelen en is dus een gedeeld belang van werkgevers en werknemers. Ik zie het als een gezamenlijke opgave voor beide partijen om die functies van het beroepsonderwijs mogelijk te maken.’
‘Opleiding en praktijk zouden veel dichter bij elkaar moeten worden gebracht. Dat kan bijvoorbeeld op de manier van leerafdelingen. Doe dat dan niet in een bepaalde zorginstelling, maar organiseer dat regionaal. Maak regionale zorgopleidingen waarbij je zorgt voor een goede algemene ontwikkeling en waarin jonge mensen de mogelijkheid krijgen om kennis te maken met het verpleegkundig vak in de verschillende branches. Die branches zijn en blijven weliswaar concurrenten, maar leerlingen hebben verschillende interesses en we kunnen beter nadenken over hoe wij het verpleegkundig vak in de regio aantrekkelijk kunnen maken met die vier uitstromen.’
interview | elise merlijn
41
‘Goed beroepsonderwijs sluit aan bij de wensen van de arbeidsmarkt, stelt mensen in staat zich optimaal te ontwikkelen en is dus een gedeeld belang van werkgevers en werknemers’
‘Er zijn verschillende doelgroepen, dus hebben we verschillende leerwegen nodig om verpleegkundigen op te leiden. Een goed voorbeeld daarvan zag ik laatst in Utrecht waar vijf instellingen in de geestelijke gezondheidszorg een verkort opleidingstraject (BBL) met baangarantie aanbieden voor verpleegkundige GGZ. Het traject is bedoeld voor 40-plussers met een opleiding op mbo of havo-niveau. Voor dergelijke mensen heb je een dergelijk traject gewoon nodig, dat kan niet anders. Maar 17-jarigen een BBL-traject aan te bieden; nee. Geef die gewoon een algemeen vormende opleiding met een specialisatie binnen het beroep waar instellingen op zitten te wachten.’
‘De grootste bedreigingen voor de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt is dat de werkgevers onvoldoende aandacht hebben voor de (verdere) scholing van werknemers en dat het verpleegkundig beroepsonderwijs blijft zoals het nu is: competentiegericht, roc’s die fabrieken zijn geworden en met docenten die ver van het werkveld af staan en een hbo-opleiding die een onduidelijk perspectief biedt voor verpleegkundigen in het ziekenhuis.’
42 Een kwestie van samenspel
5 Rollen van de beginnend verpleegkundige
Binnen het beroep heeft de (beginnend) verpleegkundige ver schillende rollen, waarvan de invulling ook verandert door de gesignaleerde ontwikkelingen. We beschrijven de rollen die Pool e.a. (2001) onder scheiden in de domeinen zorg, organisatie van zorg en beroep.
Zorg In dit domein is sprake van twee rollen: de beginnend verpleegkundige als zorgverlener en als regisseur. Voor de rol als zorgverlener is duidelijk dat door de kortere ligduur en de complexere patiëntenpopulatie er meer op een beginnend verpleegkundige afkomt dan voorheen. Gemakkelijke beginnerspatiënten zijn er immers nauwelijks meer. De aard en intensiteit van de tweede rol, regisseur, neemt in belangrijke mate toe. In ziekenhuizen wordt men zich steeds meer bewust van het feit dat het ziekenhuis een onderdeel in de totale zorgketen is. Gevolg hiervan is dat de verpleegkundige moet kunnen optreden als casemanager van de patiënt en vanuit die rol samenwerkt met andere partijen in de keten: verpleeg- en verzorgingshuizen, huisartsen, zorgverzekeraars, de overheid, belangenorganisaties en de familie van de patiënt. Organisatie van zorg De rollen in dit domein zijn ontwerper en coach. Het ontwikkelen van werkprocedures, routines en improvisaties is één van de capaciteiten die van belang zijn voor de rol van ontwerper. De beginnend verpleegkundige zal steeds vaker en ook sneller in staat
infographic V: rollen
▸
Opvattingen van respondenten over de rol van de beginnend verpleegkundige. De genoemde percentages zijn het aandeel van de in totaal 55 respondenten dat het eens is met de stellingover een veranderingen in de rol van de verpleegkundige.
infographic V • rollen
43
Verpleegkundigen zijn meer dan voorheen verantwoordelijk voor het zelf op peil houden van hun deskundigheid 96% Verpleegkundigen moeten meer vraaggericht gaan werken 96% De verpleegkundige moet kunnen optreden als casemanager van de patiënt 95% Verpleegkundigen krijgen
meer te maken met overdracht van informatie 91% Elke verpleegkundige moet de rol van regisseur kunnen vervullen 89% Verpleegkundigen krijgen meer te maken met het regelen van nazorg 85% Verpleegkundigen krijgen meer te maken met de familie van de patiënt 82% Verpleegkundigen
krijgen meer te maken met stroomlijning van preoperatieve diagnostiek 70% De beginnende verpleegkundige krijgt meer verantwoordelijkheid dan vroeger 60% Verpleegkundigen krijgen meer te maken met het regelen van voorzorg (voorafgaand aan de opname) 47% De beginnende verpleegkundige krijgt sneller verantwoordelijkheid dan vroeger 47%
44 Een kwestie van samenspel
moeten zijn om inhoud en organisatie van het zorgaanbod te veranderen. Organisatievernieuwingen zijn eerder regel dan uitzondering en beginnend verpleegkundigen moeten daarmee uit de voeten kunnen. Het vervangen van bestaande procedures of het invoeren van nieuwe vraagt om een flexibele en daadkrachtige instelling. Bij de rol van coach zijn vooral het geven en ontvangen van feedback van belang. Zorg wordt veelal multidisciplinair georganiseerd, waarbij feedback geven en ontvangen een onmisbare rol speelt. Dit geldt ook voor de relatie met patiënten, die steeds meer regisseur worden geacht van hun eigen zorgtraject. Het vraaggerichte werken in combinatie met het sturen op zelfredzaamheid en regie over het eigen leven, zijn elementen waarbij een verpleegkundige ook een coachende rol zal gaan vervullen. Beroep De rol als beroepsbeoefenaar heeft vooral betrekking op professionalisering en innovatie. Ook dit is van belang voor beginnend verpleegkundigen, die net als de meer ervaren verpleegkundigen verantwoordelijk zijn voor het zelf op peil houden van de eigen deskundigheid. In de huidige beroepspraktijk in algemene ziekenhuizen wordt verwacht dat men, na een korte inwerkperiode, snel zelfstandig kan werken. Zelfstandig nieuwe dingen eigen maken en implementeren in het dagelijkse werk, worden de komende jaren belangrijke kwaliteiten. Die zijn ook bruikbaar bij de invoering van zelfsturende teams van verpleegkundigen. Het zijn juist deze kwaliteiten die maken dat verpleegkundigen mee kunnen blijven doen omdat het hen in staat stelt de snelheid en onvoorspelbaarheid van het werk op te vangen.
6 | kerntaken
45
6 In het huidige beroepscompetentieprofiel van de mbo-verpleegkundige worden negen kerntaken onder scheiden. Door veranderingen in de zorg, verandert ook de invulling van de kerntaken. De mate waarin dat gebeurt, varieert.
Kerntaken van de beginnend verpleegkundige
Vooral de kerntaken 2, 6 en 8 blijken momenteel in de algemene ziekenhuizen aan verandering onderhevig te zijn. Uit de interviews in de ziekenhuizen blijkt dat dit bij het verpleegtechnisch handelen (kerntaak 2) vooral zit in de kwantitatieve toename van taken en de vernieuwende medische technieken. Bij het organiseren van zorg (kerntaak 6) speelt de nadruk op efficiënter werken een belangrijke rol. En tot slot wordt het bevorderen van de kwaliteit van zorg (kerntaak 8) vooral aangejaagd door de vereiste transparantie en verantwoording. De kerntaken uit het beroepscompetentieprofiel zijn ook voor beginnend verpleegkundigen in het algemene ziekenhuis van belang. Dat geldt vooral voor de eerste zes taken. De andere taken vormen ook deel van het takenpakket, maar het idee is dat die gaandeweg wel in orde komen. Hieronder wordt per kerntaak kort aangegeven wat het belang daarvan is voor een beginnend verpleegkundige en welke invulling die daaraan zou moeten geven. Taak 1: Ondersteunen van de zorgvrager bij de persoonlijke basiszorg Deze taak is en blijft belangrijk voor elke verpleegkundige: het is de kern van de zorg. Men verwacht dat op termijn relatief eenvoudige, verzorgende taken worden overgenomen door verpleegkundig assistenten of helpenden. Ook wordt verwacht dat het ondersteunen van de zorgvrager zich meer zal ontwikkelen naar het bevorderen van de zelfredzaamheid en autonomie van de patiënt. Omdat er sprake is van complexer wordende zorgsituaties, zal een groter ap-
46 Een kwestie van samenspel
pél worden gedaan op kennis en vaardigheden die beginnend verpleegkundigen onder andere in staat stellen de juiste inschattingen te maken, taken te delegeren of om snel te kunnen schakelen. Taak 2 Verpleegtechnisch handelen Dit is in alle algemene ziekenhuizen een zeer belangrijke kerntaak, die bovendien complexer wordt vanwege de zwaardere zorgvraag van de patiënten. De ‘eenvoudige gevallen’ worden niet meer in het ziekenhuis behandeld maar op een andere plek in de zorgketen. Ook zal door de vergrijzing de intensiteit van verpleegtechnische handelingen toenemen. Hierdoor wordt een groot beroep gedaan op vakinhoudelijke kennis en vaardigheden. In het beroepscompetentieprofiel van de mbo-verpleegkundige wordt aangegeven over welke verpleegtechnische handelingen een verpleegkundige zou moeten beschikken. Beginnend verpleegkundigen in algemene ziekenhuizen moeten bijna driekwart van die handelingen kunnen toepassen en beheersen (zie bijlage 5). Van de rest hoeven ze alleen theoretisch op de hoogte te zijn. Aan de lijst kunnen een aantal verpleegtechnische handelingen worden toegevoegd: PEG-sondevoeding toedienen, thoraxdrainage, port-a-catch aanprikken en verzorgen, glucose meten, bladderscan en fixatietechnieken. Taak 3 Begeleiden van de zorgvrager op psychosociaal gebied en zingeving Op dit gebied worden aan een beginnend verpleegkundige minder strenge eisen gesteld dan aan een beroepskracht met meer ervaring. Sommige afdelingen proberen dit op te lossen door een beginnend beroepsbeoefenaar niet de zwaarste ‘gevallen’ voor te zetten. Een ander punt is dat doorlooptijden steeds korter worden, waardoor er minder contactmogelijkheden zijn. De beginnend verpleegkundige moet hiermee om kunnen gaan. Taak 4 Ondersteunen van de zorgvrager en mantelzorg bij het voeren van de regie over het eigen leven Deze taak zal in belang en complexiteit toenemen. Door een kortere ligduur in het ziekenhuis gaan mensen eerder naar huis en
infographic VI • kerntaken
47
Taak 8: Bijdragen aan bevorderen van kwaliteit van zorg 68% Taak 6: organi-
seren van zorg 63% Taak 9: Ontwikkelen
en professionaliseren van het beroep van verpleegkundige 59% Taak 2: Verpleegtechnisch handelen 57% Taak 4: Ondersteunen van de zorgvrager en mantelzorg bij het voeren van de regie over het eigen leven 50% Taak 7: Bijdragen aan de organisatie en het beheer van de werkeenheid 50% Taak 5: Preventie toepassen door het geven van voorlichting, advies en instructie 49% Taak 3: Begeleiden van de zorgvrager op psychosociaal gebied en zingeving 43% Taak 1: Ondersteunen van de zorgvrager bij de persoonlijke basiszorg 31%
infographic VI: kerntaken
▴
Opvattingen van respondenten over de veranderingen in de kerntaken van van de verpleegkundige. De genoemde percentages zijn het aandeel van de in totaal 55 respondenten dat vindt dat de betreffende taak verandert.
48 Een kwestie van samenspel
zal er vroegtijdig ‘geregisseerd’ moeten worden. Bovendien neemt de patiënt een steeds autonomere en mondiger houding aan. Een voorbeeld hiervan is het uitdraaien van medische informatie op het internet door patiënten die daarmee een eigen diagnose stellen. De (beginnend) verpleegkundige moet dus enerzijds de patiënt aanmoedigen en stimuleren tot zelfredzaamheid en anderzijds grenzen kunnen stellen om voldoende veiligheid te waarborgen. Hiervoor is inzicht noodzakelijk in methodes van het begeleiden en het afstemmen op de individuele behoeften van de zorgvrager. Taak 5 Preventie toepassen door het geven van voorlichting, advies en instructie Dit is ook voor beginnend verpleegkundigen een belangrijke en essentiële taak. Een complicerende factor is dat door een kortere doorlooptijd dezelfde informatie in een korter tijdsbestek geleverd moet worden. Er participeren steeds meer partijen (zoals familie, verzekeraars en andere zorgverleners) die invloed (willen) hebben op het zorgproces. Het geven van voorlichting, advies en instructie zal dus voor een beginnend verpleegkundige nu en in de toekomst een aanzienlijk deel van het takenpakket zijn. Dat vereist constructief samenwerken met andere disciplines en goede communicatieve vaardigheden. Taak 6 Organiseren van zorg De organisatie van zorg wordt door tal van interne en externe ontwikkelingen beïnvloed. Voorbeelden zijn: de marktwerking en (als gevolg daarvan) het bedrijfsmatiger en efficiënter werken, de toegenomen snelheid van handelen, de noodzaak om prioriteiten te stellen en de multidisciplinaire organisatie van het werken in teams. Ook krijgen verpleegkundigen steeds meer te maken met administratieve taken, onder andere vanwege de toenemende vraag naar transparantie en verantwoording. Verpleegkundigen moeten dus effectief omgaan met hun tijd en situaties snel in kaart kunnen brengen. Dat geldt ook voor beginnend verpleegkundigen.
6 | kerntaken
Taak 7 Bijdragen aan de organisatie en het beheer van de werkeenheid Of deze taak tot het takenpakket van een beginnend verpleegkundige behoort, wordt in ziekenhuizen verschillend beantwoord. De meningen daarover variëren van het kunnen leveren van een kleine bijdrage tot de opvatting dat juist beginners komen met nieuwe, frisse ideeën waarvan organisatie en werkeenheid goed gebruik kunnen maken. Daarnaast vindt een aantal respondenten dat beginnend verpleegkundigen eerst ‘het vak’ maar eens moeten leren en dat taak 7 later wel aan de orde komt. Taak 8 Bijdragen aan bevorderen van kwaliteit van zorg Beginnend verpleegkundigen moeten kunnen signaleren wat beter kan en dat doorspelen aan ervaren collega’s en dienen goed georganiseerd en gestructureerd te kunnen handelen. Dit wordt van hen verwacht omdat de zorg steeds meer volgens richtlijnen en procedures verloopt. Door tijdsdruk en een kortere ligduur kan kwaliteitsborging en -ontwikkeling in het gedrang komen; beginnend verpleegkundigen moeten hiermee om kunnen gaan. Taak 9: Ontwikkelen en professionaliseren van het beroep van verpleegkundige Deze laatste kerntaak behoort ook tot het werk van beginnend verpleegkundigen, maar op het niveau van de beginnend beroepsbeoefenaar. Verpleegkundigen zijn zelf verantwoordelijk voor het op peil houden van hun kennis. Dit geldt ook voor het leveren van een bijdrage aan de ontwikkeling van het beroep. Beginnend verpleegkundigen worden op dit gebied nog vaak gecoacht en gestimuleerd.
infographic VII | takenpakket
volgende blz.
▸
Uitspraken over het takenpakket van verpleegkundigen. De genoemde percentages zijn het aandeel van de in totaal 55 respondenten dat het met de betreffende uitspraak eens is.
49
50 Een kwestie van samenspel
De verpleegkundige moet kunnen omgaan met snelle veranderingen 100% De verpleegkundige moet snel kunnen handelen 100% Digitale vaardigheden worden voor de verpleegkundige steeds belangrijker 100% Het werk van verpleegkundigen vraagt steeds meer schakelvaardigheden 100% Verpleegkundigen krijgen meer coördinerende taken 98% Verpleegkundigen moeten een brede blik hebben op de gehele zorgketen 98% Alles staat of valt met communicatie: met de patiënt, met de familie, met collega’s, met de arts en met andere disciplines 98% De verpleegkundige moet prioriteiten kunnen stellen: wat behoort tot mijn taak, wat zijn mijn verantwoordelijkheden en wat ligt in mijn invloedssfeer? 98% Verpleegkundigen krijgen meer taken op het gebied van coachen en stimuleren
infographic VII • takenpakket
51
van leerlingen 94% De verpleegkundige moet efficiënter kunnen werken dan vroeger 94% Beroepsoverstijgende vaardigheden (zoals kunnen omgaan met verantwoordelijkheid, reflectie, zelfsturing) worden voor een verpleegkundige steeds belangrijker 93% Competenties zoals zorgprogrammering, werkbegeleiding en kwaliteitszorg worden steeds belangrijker voor verpleegkundigen 92% Verpleegkundigen moeten flexibeler kunnen werken 91% De verpleegkundige moet meer samenwerken met andere disciplines 90% Verpleegkundigen krijgen meer administratieve taken 87% De beginnend verpleegkundige moet sneller intensieve zorg kunnen bieden dan voorheen 83% Verpleegkundigen krijgen meer organisatorische taken 82% Verpleegkundigen gaan taken van de arts overnemen 65% De verpleegkundige gaat meer taken delegeren 63% Verpleegkundigen krijgen meer logistieke taken 53%
marian kaljouw directeur van de St. Antonius Academie en voorzitter van Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN), de landelijke beroepsvereniging van verpleegkundigen en verzorgenden.
interview | marian kaljouw
53
‘Andere tijden, nieuwe profilering van verpleegkundigen en verzorgenden’
‘De achterban van V&VN bestaat uit verpleegkundigen en verzorgden die in alle hoeken van onze samenleving werken. Behalve in de ziekenhuizen, werken zij in de thuiszorg, ouderenzorg, verstandelijk gehandicaptenzorg en geestelijke gezondheidszorg. Ook zijn verpleegkundigen werkzaam in de openbare gezondheidszorg, bij defensie en justitie. In al die verschillende sectoren worden heel uiteenlopende eisen aan hen gesteld. Van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport hebben wij de opdracht gekregen om na te gaan wat de rol en de bijdrage van verpleegkundigen en verzorgenden is in de veranderende samenleving en zorg en die te beschrijven in toekomst-
54 Een kwestie van samenspel
gerichte beroepsprofielen. Aanleiding daarvoor zijn de verwachte grote tekorten aan verzorgend en verpleegkundig personeel en de veranderende zorgvraag, die veel meer dan voorheen betrekking heeft op chronisch zieken en ouderen. Verpleegkundigen en verzorgenden spelen daarbij een cruciale rol. Het gaat om een enorme groep beroepskrachten van wie in de toekomst veel gevraagd gaat worden. Daarom zijn we ook zo snel al met VWS in gesprek geraakt en zijn we het er hartgrondig met elkaar over eens dat de toekomst vandaag al is begonnen en de voorbereiding erop niet meer uitgesteld kan worden. Het onderzoek dat de NVZ heeft uitgevoerd naar de beginnende verpleegkundige past daar goed bij.’
'Hoe de beroepsuitoefening er straks uitziet, is niet exact te voorspellen. Wel weten we wat er in de zorg op ons afkomt en dat er drastische maatregelen nodig zijn om aan de toekomstige zorgvraag te voldoen. We beseffen allemaal heel goed dat zoals we het nu doen, ook in de ziekenhuizen, niet houdbaar is. De toekomst staat dan ook centraal in het project Verpleegkundigen & Verzorgenden 2020, dat V&vn leidt. Daarbij laten we ons van strategisch advies voorzien van een stuurgroep onder voorzitterschap van Pauline Meurs* . We beginnen bij de praktijk en laten de beroepsgroepen eerst zelf aan het woord. Hoe zien zij hun beroep in 2020? Daarna gaan we in gesprek met stakeholders. Eind 2011 ronden we het project af met de oplevering van nieuwe, toekomstgerichte beroepsprofielen voor verpleegkundig specialisten, verpleegkundigen, verzorgenden en helpenden.’
‘Die nieuwe profielen zouden wel eens wezenlijk anders kunnen zijn dan die we nu hebben. Immers: wijzelf en de hele wereld om ons heen zijn aan behoorlijk aan het veranderen. We kunnen het ons gewoon niet permitteren om alles te blijven doen zoals nu gebeurt: daarvoor ontbreken mensen en middelen. Waarom zouden duur opgeleide
Pauline Meurs is hoogleraar Bestuur van de Gezondheidszorg aan het instituut Beleid en Management Gezondheidszorg (iBMG) van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Eerder was zij onder andere voorzitter van de commissie Health Care Governance.
interview | marian kaljouw
55
‘Het zwaartepunt voor de inzet van verpleegkundigen zal niet meer in het ziekenhuis liggen. Ik denk dat het grootste deel van het werk van verpleegkundigen straks wordt uitgevoerd buiten het ziekenhuis.’
medisch specialisten dingen doen die verpleegkundig specialisten ook kunnen? Op hun beurt kunnen verpleegkundigen allang handelingen uitvoeren die nu verpleegkundig specialisten doen. Ook huisartsen doen veel werk dat door verpleegkundigen gedaan kan worden. Dus: wat let ons? Centrale vraag is: wat moet er voor de patiënt gedaan worden en wie kan wat het beste doen tegen de beste prijs? Ik denk dat het antwoord op die vraag verrassend zal zijn, ons een totaal andere voorstelling van zaken gaat geven dan de huidige situatie laat zien. Wie weet leidt dat wel tot hele nieuwe beroepen. In elk geval zal het zwaartepunt voor de inzet van verpleegkundigen niet meer in het ziekenhuis liggen. Ik denk dat het grootste deel van het werk van verpleegkundigen straks wordt uitgevoerd buiten het ziekenhuis.’
De zorg moet anders worden georganiseerd, we hebben geen keuze. Wat er precies allemaal gaat gebeuren, hangt mede af van de bezuinigingen die worden doorgevoerd, de plaats waar ze worden doorgevoerd en de wijze waarop dat gebeurt. Maar dat de zorg gaat veranderen staat als een paal boven water. Dat valt niet tegen te houden.’
56 Een kwestie van samenspel
7 Kennis en vaardigheden van de beginnend verpleegkundige
Gezien de snelle ontwikkelingen en de gevolgen daarvan voor de werkzaamheden op de afdelingen, is het niet verwonderlijk dat algemene ziekenhuizen goed kijken naar de kennis en vaardigheden van beginnend verpleegkundigen.
Op vier punten bestaat kritiek: ▸ De kennis van anatomie, fysiologie en pathologie schiet tekort. Verpleegkundigen kunnen hun werk niet doen zonder gedegen kennis van deze vakgebieden, is de opvatting van de ziekenhuizen. Die kennis is bovendien nodig om gesprekspartner te kunnen zijn voor andere zorgverleners, zoals artsen. ▸ Beginnende verpleegkundigen zijn onvoldoende in staat klinisch te redeneren omdat ze moeilijk verbanden kunnen leggen; ze ontberen het ‘niet-pluis-gevoel’ en de klinische blik. ▸ De rekenvaardigheid van beginnende verpleegkundigen laat zeer te wensen over. ▸ Zelfsturing en het nemen van verantwoordelijkheid zijn in het algemene ziekenhuis noodzakelijke vaardigheden. Beginnende verpleegkundigen kunnen dat onvoldoende. Voor anatomie, fysiologie en pathologie en verpleegkundig rekenen is door de algemene ziekenhuizen aangegeven welke kennis en vaardigheden voor een beginnend verpleegkundige van belang zijn; dat staat in bijlagen 6 en 7. De overzichten in bijlagen 6 en 7 laten zien dat in algemene ziekenhuizen de volgende eisen worden gesteld aan de kennis en vaardigheden van beginnend verpleegkundigen: ▸ Op het gebied van anatomie moeten beginnend verpleegkundigen beschikken over kennis van alle stelsels (kunnen aanwijzen, benoemen en/of herkennen). ▸ Voor fysiologie geldt dat de beginnend verpleegkundige van alle stelsels de functie en de werking moet kunnen beschrijven.
7 | kennis en vaardigheden
▸ Wat betreft pathologie moet men kunnen benoemen wat oorzaken, verschijnselen van en complicaties bij aandoeningen zijn. Of beginnend verpleegkundigen van alle aandoeningen de verschijnselen en complicaties moeten kunnen herkennen en daartussen verbanden kunnen leggen, daarover zijn de meningen veel meer verdeeld. ▸ De beginnend verpleegkundige moet voor alle aandoeningen en vrijwel alle onderzoeken behandelmethoden kunnen benoemen. Over het toepassen van verpleegkundige acties bij verschijnselen en complicaties is men minder eensgezind, daar bestaat een zelfde verdeling van meningen op dezelfde onderwerpen als bij het herkennen van pathologie. ▸ De beginnend verpleegkundige moet alle voorgelegde rekenvaardigheden kunnen toepassen.
57
58 Een kwestie van samenspel
8 Opvattingen over het opleiden van verpleegkundigen
Het verpleegkundig beroepsonderwijs dient verpleegkundigen voor te bereiden op een goede start in de praktijk. Welke rol willen de algemene ziekenhuizen spelen bij de invulling van het beroepsonderwijs: is dat een zaak van de school, het ziekenhuis of van beide samen? Voor de algemene ziekenhuizen is dat duidelijk.
Wat moet op school en wat in de praktijk worden geleerd? Er bestaat in de algemene ziekenhuizen een breed gedragen opvatting over de plaats waar verpleegkundigen hun vak leren; zowel op school als in het ziekenhuis. De opleiding in het ziekenhuis is vooral van belang omdat dat een krachtige leeromgeving is (‘hier is geen dag en geen patiënt hetzelfde’) en omdat aankomend verpleegkundigen de kneepjes van het vak vooral leren van ervaren verpleegkundigen. Waarom is het ziekenhuis zo’n goede leeromgeving? Dat komt vooral vanwege de levensechte situatie, waarin leerlingen leren van deskundigen en waarin volop gelegenheid is om te leren door te doen. Daarbij gaat het om het oefenen (leren beheersen) van verpleegtechnische en praktische vaardigheden, van de rollen die je als verpleegkundige hebt, de houding die van je wordt gevraagd, routines, situaties inschatten en het omgaan met steeds wisselende omstandigheden. Gewenste rolverdeling Dat ziekenhuizen betrokken willen zijn bij de opleiding van verpleegkundigen, is in geen enkel ziekenhuis onderwerp van discussie. Leerlingen zijn de werknemers van morgen, opleiden is een
infographic VIII | leren in de praktijk
▸
stellingen over het leren in de praktijk De genoemde percentages zijn het aandeel van de in totaal 33 respondenten dat het met de betreffende stelling eens is.
infographic VIII • leren in de praktijk
59
Verpleegkundige is een beroep dat je in een binnenschoolse plus een buitenschoolse situatie leert 100% Er is verschil in inzetbaarheid tussen beginnende verpleegkundigen van de bol en de bbl 94% Er is verschil in kwaliteit tussen beginnende verpleegkundigen van de bol en de bbl 92%
Leerling-verpleegkundigen die alleen in het ziekenhuis zijn opgeleid, hebben een beperkte blik van het werken als verpleegkundige 77% Elke verpleegkundige afdeling in de kliniek is geschikt om verpleegkundigen op te leiden 69% Verpleegkundige is een beroep dat je leert in de praktijk 66% De inservice-opleiding moet weer worden ingevoerd 19% In de opleiding tot verpleegkundige moet een strikte rolverdeling bestaan tussen school en ziekenhuis: de school zorgt voor de theorie, het ziekenhuis voor de praktijk 15% Leerafdelingen deugen niet: leerlingen leren niet van medeleerlingen, maar van ervaren verpleegkundigen 0%
60 Een kwestie van samenspel
maatschappelijke plicht, leerlingen houden je bij de les en door zelf op te leiden heb je direct invloed op de opleiding. Bovendien is opleiden leuk. Ziekenhuizen willen niet alleen invloed hebben op de inhoud van de opleiding, maar ook op de wijze waarop die inhoud wordt gerealiseerd. Het zal dan ook niet verbazen dat vrijwel alle algemene ziekenhuizen het opleiden van verpleegkundigen zien als een gedeelde verantwoordelijkheid van ziekenhuis en beroepsonderwijs. Volgens de ziekenhuizen moet die verantwoordelijkheid op alle niveaus gestalte krijgen: strategisch, tactisch en operationeel. Een belangrijke reden om betrokken bij de opleiding te zijn, is de opvatting dat de opleiding van verpleegkundige kwalificeert voor een beroep en de kennis van dat beroep in de ziekenhuizen zit. In sommige ziekenhuizen komt het delen van de verantwoordelijkheid er op neer dat het ziekenhuis moet vaststellen wat er aan de orde moet komen en dat scholen bepalen hoe dat gebeurt. Andere ziekenhuizen gaan verder en willen dat het ziekenhuis ook bij de uitvoering is betrokken (‘het ziekenhuis moet weer opleider worden’), en dat bijvoorbeeld het praktijkdeel van de opleiding uitsluitend in het ziekenhuis plaatsvindt. Vrijwel iedereen vindt dat de theorie en praktijk beter op elkaar moeten worden afgestemd en dat er meer ziekenhuispraktijk in de opleiding moet komen. Om de gewenste rolverdeling te realiseren, moet het contact met de opleidingen verbeteren. Dat contact is er op veel plaatsen wel, maar in bijna elk ziekenhuis vindt men dat dit beter kan. Suggesties daarvoor zijn het zorgen voor structureel contact (in plaats van de incidentele contacten van nu) en direct contact tussen werkbegeleider, stagebegeleider en docent (in plaats van via de opleidingsadviseur). Contacten met het onderwijs zouden moeten starten met het gezamenlijk vaststellen en analyseren van de problemen in de opleiding en de doelen om die aan te pakken. Ook de contacten tussen ziekenhuizen onderling en met andere zorgaanbieders (in de regio) over het opleiden van verpleegkundigen, zouden beter moeten. Belangrijk doel van dat (regionale) contact is het bereiken van consensus over wat er geleerd moet worden en hoe dat moet worden gerealiseerd. infographic Ix | rolverdeling
▸
Stellingen over rolverdeling school en ziekenhuis De genoemde percentages zijn het aandeel van de in totaal 33 respondenten dat het met de betreffende stelling eens is
infographic IX • rolverdeling
61
Het beeld is dat docenten van de opleiding tot verpleegkundige niet of nauwelijks stage lopen in het ziekenhuis 100% De theorie op de opleiding moet niet alleen worden verzorgd door docenten, maar ook door professionals uit de ziekenhuispraktijk, zoals artsen, verpleegkundigen en paramedici 100% Verpleegkundigen opleiden is een gezamenlijke verantwoordelijkheid én taak van ROC’s, HBO-V’s enerzijds en ziekenhuizen anderzijds 100% Investeren in het opleiden van verpleegkundigen is investeren in de kwaliteit van zorg 100% Verpleegkundigen opleiden begint bij het management 100% Elk ziekenhuis moet beschikken over een toekomstgericht opleidingsplan 100% De branche moet eisen formuleren waaraan ziekenhuizen die verpleegkundigen opleiden, moeten voldoen 100% Ziekenhuizen moeten op regionaal niveau gezamenlijk met de scholen afspraken maken over de afstemming tussen onderwijs en arbeidsmarkt 100% De competenties waarover een verpleegkundige aan het eind van de opleiding moet beschikken zijn vastgelegd in een kwalificatiedossier. ROC’s moeten de opleiding hierop baseren. Het kwalificatiedossier moet mede gebaseerd worden op de beschrijving van de eisen die ziekenhuizen aan beginnende verpleegkundigen stellen 100% Docenten van de opleiding tot verpleegkundige moeten ten minste eenmaal per twee jaar stage lopen in het ziekenhuis 96% Ziekenhuizen moeten niet alleen invloed hebben op de inhoud van het onderwijs, maar ook op de manier waarop wordt geleerd 96% Ook het opleiden van verpleegkundigen is een bedrijfsproces dat efficiënt en effectief moet verlopen 96% Elke werkbegeleider moet didactisch worden geschoold 86% Het beeld is dat er nauwelijks professionals uit de ziekenhuispraktijk worden ingeschakeld bij theorie 100% Efficiënter en bedrijfsmatiger werken in het ziekenhuis gaat ten koste van het opleiden van verpleegkundigen 75%
nicolet zeller lid van de raad van bestuur van Ziekenhuis Gelderse Vallei
interview | nicolet zeller
63
‘Meer verpleegkundigen in de raden van bestuur’
‘De complexiteit van de ziekenhuiszorg is de afgelopen jaren sterk toegenomen en steeds specialistischer geworden. Hierdoor zijn de eisen aan verpleegkundigen in het ziekenhuis steeds hoger worden, terwijl ik merk dat het niveau van de opleidingen voor verpleegkundigen juist is afgenomen. Ook worden de opleidingen naar mijn idee te generalistisch ingericht. Het grootste effect daarvan zien we op mbo-niveau. Als ik kon kiezen, zou ik daarom vooral hboverpleegkundigen aanstellen. Maar die keus heb ik niet; ze zijn er niet, en misschien laten de financiën het ook wel niet toe.’
'De patiëntenpopulatie van het ziekenhuis is door de jaren heen veranderd. Vroeger lagen er bijvoorbeeld mensen in het ziekenhuis met een hoge bloeddruk en waren er op de 25 bedden drie of vier met een infuus. Tegenwoordig ligt, bij wijze van spreken, elke patiënt aan een infuus. De zorg is intensiever en complexer geworden. Ik vind dat je van een net afgestudeerde verpleegkundige mag verwachten dat die binnen twee tot drie maanden ingewerkt is op de afdeling waar zij komt te werken. En dat ze uit de voeten
kan met datgene wat ze geleerd heeft. Dat is nu niet zo. In ziekenhuizen merken we dat pas afgestudeerden te weinig kennis hebben van anatomie, fysiologie en ziekteleer. Als je die basiskennis niet beheerst, ben je ook niet in staat om als verpleegkundige diagnoses te stellen, om observaties met elkaar in verbinding te brengen. Dat is wat er mist. Verpleegkundigen leren de combinaties niet meer te maken – en dat heeft echt alles te maken met de inrichting van het onderwijs. De basiskennis waar je je leven lang op kunt doorredeneren, komt te weinig aan bod.’
‘Ik ben het fundamenteel oneens met een werkverdeling waarin mbo-verpleegkundigen de zorg leveren aan het bed en een enkele hbo‘er wordt aangenomen voor de moeilijker zaken daaromheen. Verpleegkundigen leveren zorg aan het bed, en niet op een kantoortje waar je protocollen maakt. Wassen is inderdaad geen handeling waarvoor je op hbo-niveau moet worden opgeleid, maar tijdens het wassen kijk je, praat je en analyseer je en oefen je je vak van verpleegkundige uit. Natuurlijk heb ik waardering voor de mbo-verpleegkundigen. Zij leveren na een gedegen inwerkperiode goede zorg, maar zijn meer taakgericht. Een hbo’er denkt breder. Coördinatie van zorg is een taak van iedere verpleegkundige, of je nu een mbo of een hbo-opleiding hebt. Dat moet je leren. De basis daarvoor wordt gelegd in je opleiding. Ik ben kritisch over de inrichting van het onderwijs, omdat het onvoldoende aansluit bij de praktijk.’
Mijn ideaal dat ik alleen met hbo-verpleegkundigen in het ziekenhuis zou willen werken, wordt zeker niet door iedereen gedeeld, dus ik denk niet dat ik hiervoor in de branche de handen op elkaar krijg. Uiteraard snap ik dat we hier in Ede nog in een gunstige regio zitten. De personeelsproblematiek in de Randstad is van een heel andere orde, waardoor je het daar niet kunt permitteren om bepaalde mensen niet aan te nemen. Toch zal het waarschijnlijk wel een verschil maken als er meer verpleegkundigen in de raden van bestuur zouden zitten. Meer diversiteit. Ik vind dat we er naar moeten streven dat de kern waarom het in het ziekenhuis gaat, de zorg, ook vertegenwoordigd is op het hoogste niveau van de organisatie.’
interview | nicolet zeller
65
‘Coördinatie van zorg is een taak van iedere verpleegkundige, of je nu een mbo- of een hbo-opleiding hebt. Dat moet je leren. De basis daarvoor wordt gelegd in je opleiding. Ik ben kritisch over de inrichting van het onderwijs, omdat het onvoldoende aansluit bij de praktijk ’
Ik zal mijn idealen wel niet bereiken in mijn carrière, maar het geeft wel een richting aan. Ergens in het midden zouden onderwijs en de branche elkaar toch moeten kunnen vinden. Helaas moet ik constateren dat het beroepsonderwijs veelal zijn eigen weg gaat (zoals met het competentiegericht opleiden en breed opleiden van verpleegkundigen) en zich daarbij te weinig gelegen laat liggen aan de vragen van de branche. Als hier een mbo of hbo-verpleegkundige in dienst komt, moet die eerst nog een jaar een opleiding volgen om als verpleegkundige te kunnen worden ingezet. Bovendien zie je dat elke afdeling zijn eigen specialisatie gaat organiseren. Vroeger hadden we acht specialistisch verpleegkundige opleidingen, en nu wil iedere afdeling zijn specialistische opleiding. Dat is een duidelijk signaal dat de basisopleiding niet goed genoeg is voor de algemene verpleegafdeling. Dergelijke signalen zouden toch door het beroepsonderwijs moeten worden opgepikt?’
66 Een kwestie van samenspel
9 Afsluiting
In dit boek is beschreven wat het werk in algemene ziekenhuizen vraagt van de kennis en vaardigheden van de beginnend verpleegkundige; iemand die nog maar net het diploma heeft gehaald en in een startfunctie als verpleegkundige werkzaam is.
Het boek is gebaseerd op een onderzoek dat de NVZ heeft laten uitvoeren om dat in kaart te brengen. Een van de duidelijkste resultaten betreft de kennis die nodig is om verpleegkundige zorg te kunnen leveren. Vooral op het gebied van anatomie, fysiologie en pathologie en verpleegkundige rekenen zijn inspanningen nodig om te voorkomen dat het niveau dat daarvoor nodig is en het niveau van de beginnend verpleegkundige, uit elkaar groeien. Een ander helder resultaat is dat ziekenhuizen zich sterk betrokken voelen bij het opleiden van verpleegkundigen. Dit geldt zowel voor het meebepalen van de inhoud als de uitvoering van delen van de verpleegkundige beroepsopleidingen op mbo- en hbo-niveau. Het beschrijven van de kennis en vaardigheden van beginnend verpleegkundigen is voor de NVZ een eerste stap om ziekenhuizen uit te dagen en te stimuleren een visie te formuleren op de verpleegkundige opleidingen en op hun eigen rol in het realiseren van die visie. De komende tijd wordt daar verder aan gewerkt. Daarbij gaat het in de kern om twee vragen. De eerste vraag is wat andere actoren (roc’s, hogescholen, beroepsorganisaties en andere branches) vinden van de onderzoeksresultaten. Vervolgens is de vraag aan de orde hoe de opvattingen van de algemene ziekenhuizen, gegeven de opvattingen van andere actoren, kunnen worden gerealiseerd. De interviews in dit boek geven alle aanleiding met vertrouwen verder te werken aan een optimale afstemming van de opleiding en beroepspraktijk van verpleegkundigen. De bereidheid om dat samen te doen, de waardering voor theorie en praktijk als onlosmakelijke componenten van de opleiding, het respect voor elkaars verantwoordelijkheden en het kritisch beschouwen van de eigen prestaties, zijn daarvoor de ingrediënten bij uitstek. Tot slot. Dit boek ging over de beginnend verpleegkundige in het algemene ziekenhuis. Elk jaar verlaten enkele duizenden verpleegkundigen met een diploma de opleiding. Daarvan gaat een groot deel in het algemene ziekenhuis aan de slag. Het is in ieders belang dat de start van verpleegkundigen in het ziekenhuis goed verloopt; de zorg kan ze niet missen.
9 | afsluiting
67
69
bijlageN
70 Een kwestie van samenspel
1
Respondenten interviews
ziekenhuis
naam en functie
Albert Sweitzer Ziekenhuis
Mw. A. Klaassen » Operationeel manager Mw. G. van Hooijdonk » Opleidingsadviseur Mw. T. Crezée » Divisiemanager Dhr. R. de Bruijn » Divisiemanager Dhr. F. Lamerus » Afdelingshoofd Mw. C. Jeurgens » Senior opleidingsfunctionaris Mw. N. Crombach » Teamleider verpleging Mw. M. van Egmond » Manager bedrijfsvoering Mw. T. van Sonsbeek » Opleidingsfunctionaris Mw. J. Visser-Van Leeuwen » Hoofd opleidingen Dhr. N. van Ham » Hoofd Mw. A. van Waarsenburg » Hoofd Mw. M. Berends » Manager Dhr. K. van der Laan » Operationeel manager Mw. M. Boudewijnse » Opleidingsfunctionaris Dhr. T. Akkermans » Afdelingshoofd Mw. M. Verhoog » Praktijkbegeleider Dhr. H. Biezemans » Sectormanager Mw. R. Janssen » Teamleider opleidingen Mw. A. Pierik » Afdelingscoördinator Dhr. W. Vletter » Zorgmanager Dhr. C.W. Spierenburg » Clusterhoofd Mw. A. Voormanns » Hoofd afdeling oost Mw. M. Smitsschauten » Praktijkopleider Mw. D. van der Veen » Praktijkopleider Dhr. H. Vullings » Afdelingsmanager Dhr. C. Hoezen » Sectormanager Dhr. R. Bremmers » Opleidingsfunctionaris Dhr. J. Erlingen » Praktijkopleider vervolgopleidingen Dhr. H. van Herwaarden » Procesmanager Mw. E. Faust » Verpleegkundige Mw. A. Akkermans » Centrummanager Dhr. J. Blik » Unithoofd Dhr. H. Oost » Unithoofd Mw. M. Fokke » Opleidingsadviseur Dhr. T. Koelman » Zorggroepmanager Mw. S. Sawitzki » Verpleegkundige Dhr. G. Reijnders » Afdelingsmanager
Amphia Ziekenhuis
Canisius Wilhelmina Ziekenhuis
Catharina ziekenhuis
Deventer Ziekenhuis
Franciscus Ziekenhuis Roosendaal
Gelre Ziekenhuizen
Gemini Ziekenhuis Den Helder
Laurentius Ziekenhuis
Maaslandziekenhuis
Martini Ziekenhuis
Medisch Centrum Alkmaar
bijlage 1 | respondenten interviews
71
ziekenhuis
naam en functie
Medisch Centrum Haaglanden
Mw. T. Vermoen » Opleidingsfunctionaris Mw. C. Goldman » Organisatorisch manager Dhr. H. Selier » Zorgmanager Mw. C. Voorveld » Coördinator verpleegk.opl. Mw. E. Huiskes » Teamhoofd Mw. L. Schoolkate » Bedrijfskundig manager Mw. J. Cohn » Bedrijfsleider Dhr. N. Jansen » Afdelingsleider Dhr. B. Swarte » Afdelingsleider Mw. H. van Rossum » Teamleider Dhr. W. Moerland » Bedrijfsleider Mw. C. Luijbregts » Praktijkopleider Mw. I. Kamp » Opleidingsadviseur Mw. C. Kolle » Verpleegkundige, werkbegeleider Mw. M. van Hest » Organisatorisch manager Mw. M. de Wee » Zorggroepmanager Mw. C. Nieveen » Opleidingsadviseur Mw. M. Kuijpers » Zorgmanager Mw. M. van Belsen » Zorgmanager Mw. G. Schoonewelle » Teamleider Mw. L. Mooser » Verpleegk., werkbegeleider Dhr. W. van der Kolk » Leidinggevende Dhr. B. Jansen » Clustermanager Mw. H. Burghgraef » Opleidingsadviseur Mw. J. Santing » Opleidingsadviseur Dhr. A. van den Berg » Zorgmanager Mw. H. Ketelaar » Unitmanager Mw. S. Laoukili » Praktijkbegeleidster
Medisch Spectrum Twente
Onze Lieve Vrouwe Gasthuis
Rijnland Ziekenhuis
Rode Kruis Ziekenhuis Tweesteden Ziekenhuis
Waterland Ziekenhuis
Wilhelmina Ziekenhuis Assen
Ziekenhuis Rivierenland
72 Een kwestie van samenspel
2
Leden van de klankbordgroep
ziekenhuis
naam
Bernhoven
Dhr. Han van den Broeke » Praktijkopleider & verpleegkundige Dhr. Cor Vogels » Verpleegkundige
Canisius Wilhelmina Ziekenhuis
Mw. Mariëlle Kersten » Senior verpleegkundige
De Tjongerschans
Mw. Gezina Sloots » Verpleegkundige
Deventer Ziekenhuis
Mw. Henriët Arends » Verpleegkundige Mw. Christel Hekkert » Opleidingsfunctionaris
Franciscus Ziekenhuis Roosendaal
Mw. Nicole Stigter » Senior verpleegkundige neurologie Dhr. Eric Schüller » Verpleegkundige chirurgie
Sint Lucas Ziekenhuis
Mw. Algreet Tamminga » Afdelingshoofd chirurgie/interne
Spaarne Ziekenhuis
Mw. Anqelique Muller » Opleidingsadviseur/docent
Stichting Bronovo-Nebo
Mw. Magda Veldhuis » Praktijkbegeleider Mw. Annefien Tigelaar » Praktijkbegeleider
bijlage 2 & 3 | klankbordgroep & conferentiedeelnemers
Deelnemers aan de conferentie
73
3
naam
ziekenhuis
functie
H. Arends W. Baronner M. de Boer H. Burghgraef M. Dings J. v.d. Heijkant C. Hekkert S. Hoogkamp C. Jeurgens E. Kooij M. Loomans R. Lorist J. v.d. Maat A. Martens A. Muller F. Niessen E. Paddenburg R. Puik A. v. Roosmalen G. Rutten E. Schippers P. Slegers G. Sloots A. v.d. Spiegel M. Stigter B. Swarte W. Teekens J. Tournoy D. v.d. Vegt M. Veldhuis P. Verheulen F. Vig C. Weitenberg
Deventer Ziekenhuis Rijnland Ziekenhuis Heliomare Wilhelmina Ziekenhuis Assen VieCuri Ikazia Ziekenhuis Deventer Ziekenhuis De Tjongerschans Amphia Ziekenhuis Ziekenhuis Gelderse Vallei Ziekenhuis Rivierenland Onze Lieve Vrouwe Gasthuis Medisch Centrum Alkmaar St. Jans Gasthuis Spaarne Ziekenhuis Ziekenhuis Gelderse Vallei Spaarne Ziekenhuis Meander Medisch Centrum Bernhoven Heliomare ’T Langeland Ziekenhuis St. Jans Gasthuis De Tjongerschans ’T Langeland Ziekenhuis Franciscus Ziekenhuis Roosendaal Onze Lieve Vrouwe Gasthuis Maxima Medisch Centrum Maxima Medisch Centrum Deventer Ziekenhuis Bronovo Ziekenhuis Rivierenland Zuwe Hofpoort Wilhelmina Ziekenhuis Assen
Verpleegkundige Hoofd praktijkopleiding Adviseur leren en opleiden Opleidingsadviseur Coördinator HRD Opleidingscoördinator Adviseur Praktijkbegeleider Senior opleidingsfunctionaris Opleidingscoördinator Opleidingsadviseur Klinisch verpleegkundig opleider Hoofd Opleidingsfunctionaris Opleidingsadviseur Opleidingscoördinator Sectorhoofd Opleidingsadviseur Hoofd verpleegkundige opleidingen Praktijkopleider Opleidingsadviseur Afdelingsmanager Opleidingsfunctionaris Opleidingsadviseur Senior verpleegkundige Klinisch verpleegkundig opleider Coördinator Projectmedewerker onderwijs Operationeel manager Praktijkbegeleider Coördinator/praktijkbegeleider Opleidingscoördinator Praktijkopleider
74 Een kwestie van samenspel
4
Leden van de projectgroep Jaap Scholten
NVZ vereniging van ziekenhuizen projectleider en voorzitter projectgroep)
Jetske van Roest
Prismant (tot 1 december 2008 Calibris secretaris projectgroep
Paul den Boer
Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt (tot 1 juli 2008)
Frank Peters
Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt (vanaf 1 juli 2008)
Koen Kauffman
Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt (vanaf 1 augustus 2008)
Ramon van den Berg
Calibris, kenniscentrum voor leren in de praktijk in Zorg, Welzijn en Sport
Gerda Bos
onafhankelijk lid
Anita Scholten
Canisius Wilhelmina Ziekenhuis
bijlage 4 & 5 | projectgroep en verpleegtechnische handelingen
75
Verpleegtechnische handelingen van beginnend verpleegkundigen
5
Aantal van de in totaal 47 responenten dat vindt dat een beginnend verpleegkundige in het algemeen ziekenhuis deze handeling... moet kennen
een keer
(theoretisch
moet hebben
van op de
uitgevoerd of
moet
Verpleegtechnische handelingen
hoogte zijn)
geoefend
beheersen
Medicijnen checken (dosering etc.), registreren, distribueren
2
2
38
Oplossingen / verdunningen maken
2
5
34
» per injectie (subcutaan)*
0
5
42
» per injectie (intramusculair)*
1
6
40
» per injectie (intraveneus)*
15
12
19
» oraal
0
1
46
» rectaal
1
3
43
» vaginaal
10
4
33
» via de huid
1
2
44
» via de luchtwegen
2
5
40
» via de slijmvliezen
3
8
36
» een perifeer infuus inbrengen
23
17
5
» geneesmiddelen in opgeloste vorm toedienen via een
5
14
28
» rode wonden
4
4
39
» gele wonden
5
7
35
» zwarte wonden
5
11
31
» wonden met hechtingen
4
7
36
» wonden met drains
4
10
33
Hechtingen en tampons verwijderen
3
9
35
Wonddrains verwijderen
4
14
29
Zwachteltechnieken toepassen.
7
10
30
Een tracheacanule en een tracheastoma verzorgen
23
18
2
» vloeistoffen toedienen via perifeer infuus
3
6
38
» vloeistoffen toedienen via centraal infuus
17
18
12
» een centraal infuus controleren
13
17
17
» een infuuspomp en een spuitpomp bedienen
6
7
34
» een infuus inbrengen*
24
13
7
Transfusie
9
14
24
Medicijnen toedienen:
infuussysteem / toedieningssysteem (pomp, kolf, zakje) Wonden verzorgen:
Vloeistoffen parenteraal toedienen
76 Een kwestie van samenspel
Verpleegtechnische handelingen (vervolg) Aantal van de in totaal 47 responenten dat vindt dat een beginnend verpleegkundige in het algemeen ziekenhuis deze handeling... moet kennen
een keer
(theoretisch
moet hebben
van op de
uitgevoerd of
moet
hoogte zijn)
geoefend
beheersen
» catheteriseren van de blaas bij vrouwen*
1
8
38
» catheteriseren van de blaas bij mannen*
8
9
30
» een maagsonde inbrengen*
2
12
33
» een maagsonde en een blaascatheter verzorgen
1
6
40
» blaascatheters en maagsondes observeren en
0
4
43
1
4
14
» blaasspoelen
7
11
28
» maagspoelen
30
14
3
» darmspoelen
22
16
8
» irrigatie van de vagina
33
13
1
» irrigatie van een stoma
13
16
1
Mond en keelholte uitzuigen
21
17
6
» venapunctie toepassen*
30
9
6
» hielprik toepassen bij neonaten*
38
3
2
3
6
38
» chirurgische behandelingen
14
17
16
» intern / neurologisch onderzoek
18
16
12
» andere therapieën gericht op het instandhouden of
20
15
9
32
10
3
» verwondingen, vergiftigingen, verstikking, verslikken
12
7
28
» ademstilstand, circulatiestilstand
9
4
33
Verpleegtechnische handelingen Catheterisaties
controleren Zuurstof toedienen aan een zorgvrager Orgaanspoelingen uitvoeren
Puncties verrichten
Deelnemen aan onderzoek en behandeling door andere disciplines Monsters verzamelen ten behoeve van diagnostiek (steriel en niet-steriel materiaal) Assisteren bij of verrichten van diagnostische onderzoeken / behandelingen i.v.m.:
verbeteren van somatische functies » bevalling en geboorte Eerste hulp verlenen (somatisch) bij:
bijlage 5 | verpleegtechnische handelingen
77
Aantal van de in totaal 47 responenten dat vindt dat een beginnend verpleegkundige in het algemeen ziekenhuis deze handeling... moet kennen
een keer
(theoretisch
moet hebben
van op de
uitgevoerd of
moet
Verpleegtechnische handelingen
hoogte zijn)
geoefend
beheersen
Sonde voeding toedienen
1
12
33
Een voedingspomp bedienen
4
12
31
Een stoma verzorgen
6
11
30
Een zorgvrager met een suprapubische catheter
5
11
31
Een suprapubische catheter verwisselen
31
9
3
De lichaamstemperatuur van een zorgvrager regelen
8
8
31
verzorgen
door middel van koude- of warmtebehandeling Verpleegtechnische handelingen die aan de lijst zouden moeten worden toegevoegd PEG-sondevoeding toedienen
○
Thoraxdrainage
○
Port-a-catch aanprikken en verzorgen
○
Glucose meten
○
Bladderscan
○
Fixatietechnieken
○
* Behoort tot de functionele zelfstandigheid van de verpleegkundige.
78 Een kwestie van samenspel
6
Beheersing van leerstofgebieden
Beheersing van leer stofgebieden voor de beginnend verpleegkundige in algemene ziekenhuizen In deze lijst staat per stelsel van het menselijke lichaam of een beginnend verpleegkundige volgens de respondenten: » wat betreft anatomie en fysiologie: – anatomische kennis van dat stelsel moet beheersen, dat wil zeggen: moet kunnen aanwijzen, benoemen en/of herkennen; – fysiologische kennis zou moeten hebben, dat wil zeggen: de werking en functie van dat stelsel zou moeten kunnen beschrijven; » wat betreft de pathologie: 1 moet kunnen benoemen wat oorzaken, verschijnselen van en complicaties bij aandoeningen zijn; 2 in staat moet zijn om verschijnselen en complicaties te herkennen; » wat betreft de pathologie: 1 behandelmethoden moet kunnen benoemen; 2 op grond van de herkenning van verschijnselen en bij complicaties de juiste verpleegkundige acties moet kunnen ondernemen. In de kolommen staat steeds het aantal ja- en nee-stemmers: ‘55 0’ wil dus zeggen dat 55 respondenten vinden dat een beginnend verpleegkundige dat leerstofgebied moet beheersen, terwijl 0 respondenten vinden dat dit niet hoeft. In vrijwel alle gevallen hebben minder dan 55 respondenten ‘gestemd’. De indelingen in de tabellen zijn overgenomen van: – L. L. Kirchmann (bew. door H.J.M. Schols-Elie) (1997), Anatomie en fysiologie van de mens. Utrecht: Elsevier/De Tijdstroom. – L. L. Kirchmann (herz. door G.G. Geskes en R.P. de Groot). (2003), Anatomie en fysiologie van de mens. Maarssen: Elsevier gezondheidszorg.
bijlage 6 | beheersing van leerstofgebieden
79
behandeling anatomie
fysiologie
pathologie
en verpleging
1
2
1
2
4 Aandoeningen van de botten
47 6
36 18
47 7
35 19
5 Aandoeningen van de
49 5
35 19
50 4
34 20
43 10
31 22
47 6
27 26
45 9
34 19
45 9
33 20
Het bewegingsapparaat Het beenderstelsel 1 Soorten beenderen
55 0
48 6
2 Soorten botverbindingen
53 1
46 8
3 (Onderdelen van) het skelet
54 0
47 7
gewrichten Het spierstelsel 6 De spieren van het
50 4
46 8
menselijke lichaam 7 Aandoeningen van de spieren en de pezen
interne functies Bloedsomloop & het lymfestelsel 8 Soorten bloedcellen
52 2
9 Aanmaak van bloedcellen
52 2
10 Kenmerken van rode
51 3
bloedcellen 51 3
11 Kenmerken van witte bloedcellen
49 4
12 Samenstelling en functies van plasma
50 3
13 Werking van het) Immuunsysteem
52 2
14 Bloedstolling, trombocyten 15 Bloedgroepen en
50 4
50 4
bloedtransfusie 16 Aandoeningen aan de bloedcellen 17 (Werking van) de bloedsomloop
48 6
80 Een kwestie van samenspel
Beheersing van leerstofgebieden (vervolg) behandeling anatomie
18 Hart
53 1
fysiologie
pathologie
en verpleging
1
2
1
2
45 9
40 14
45 9
39 15
45 9
32 21
46 8
32 22
42 12
32 22
44 10
30 23
53 1
19 Aandoeningen aan het hart 20 Bloedvaten
52 2
21 De grote en de kleine
53 1
bloedsomloop 53 1
22 De bloeddruk en de bloedstroom
45 9
23 Onderzoek van de bloedvaten 24 Aandoeningen van de bloedvaten 48 5
25 (werking van) Lymfe en lymfevaten 26 Aandoeningen van de lymfevaten en de lymfeklieren Het spijsverteringsstelsel 27 Het spijsverteringsstelsel,
51 3
49 5
(mond, keelholte, slokdarm, maag, dunne darm dikke darm, alvleesklier, lever, galwegen en de galblaas, buikvlies) 51 3
28 Stofwisseling van voedingsstoffen Het ademhalingsstelsel 29 De bovenste luchtwegen
51 2
52 2
51 3
49 5
52 2
49 5
(neus, mond, farynx en larynx) 30 De onderste luchtwegen (trachea, bronchi, bronchioli en alveoli) 31 De longen
9 44
32 Onderzoek(smethoden) naar het functioneren van de longen 33 Aandoeningen aan het ademhalingsstelsel
43 11
35 19
43 11
32 22
bijlage 6 | beheersing van leerstofgebieden
81
behandeling anatomie
fysiologie
pathologie
en verpleging
1
2
1
2
46 8
33 21
48 6
33 21
het urogenitaal stelsel De nieren en de urinewegen 34 Nieren
51 3
51 3
35 Urinewegen
52 2
49 5
36 Aandoeningen aan de nieren en de urinewegen
47 6
37 Onderzoeksmethoden bij blaas- en nieraandoeningen
46 8
38 Beeldvormende technieken van de nieren en urinewegen De geslachtsorganen 39 Vrouwelijke geslachtorganen
53 1
51 3
40 Mannelijke geslachtorganen
53 1
52 2
41 Aandoeningen aan de
45 9
29 24
46 8
28 25
45 9
28 25
46 8
29 25
geslachtsorganen
het hormoonen zenuwstelsel Het hormoonstelsel 42 Werking van hormonen
51 3
43 Regulering van de afscheiding
48 6
van hormonen 44 De indeling van het
48 6
47 7
hormoonstelsel (HypofyseHypotalamussysteem, pijnappelklier, schildklier, bijschildklieren, bijnieren, alvleesklier, geslachtsorganen) 45 Aandoeningen aan het hormoonstelsel
82 Een kwestie van samenspel
Beheersing van leerstofgebieden (vervolg) behandeling anatomie
fysiologie
pathologie
en verpleging
1
2
1
2
48 6
30 23
48 6
30 24
Het zenuwstelsel 52 2
47 7
47 De cellen van het zenuwstelsel
47 7
43 11
48 Het centrale zenuwstelsel
53 1
49 5
49 Het perifere zenuwstelsel
52 2
48 6
50 Het ruggenmerg en de
53 1
48 6
51 3
48 6
52 De kleine hersenen
52 2
47 7
53 De grote hersenen
52 2
47 7
54 Het vegetatieve zenuwstelsel
50 4
44 10
46 Indelingen van het zenuwstelsel
ruggenmergszenuwen 51 Hersenstam en de hersenzenuwen
55 Aandoeningen van het zenuwstelsel
44 9
56 Onderzoek(smethoden) van de hersenen huid en zintuigen De huid 57 Bouw van de huid
52 2
52 2 50 4
58 Functie van de huid 59 Klieren van de opperhuid
47 7
46 8
60 Haren
43 11
41 13
61 Nagels
42 11
41 13
62 Huidaandoeningen
44 10
33 21
43 11
31 22
45 9
31 23
45 9
31 23
41 12
25 28
42 12
26 28
De zintuigen 63 Gevoelszintuigen
49 4
46 7
64 Spierzintuig
48 5
43 10
65 Chemische zintuigen
44 9
40 13
66 Het gezichtszintuig
50 3
46 7
67 Het gehoorzintuig
50 3
47 6
68 Het evenwichtszintuig
49 4
46 7
69 Aandoeningen aan de zintuigen
bijlage 6 | beheersing van leerstofgebieden
83
behandeling anatomie
fysiologie
pathologie 1
cellen en weefsels De cellen, celdeling, bevruchting, zwangerschap en stofwisseling 70 Bouw van de cellen
50 3
71 Celdeling
51 2
72 Enkele begrippen uit
50 3
de embryologie, foetale ontwikkeling en zwangerschap 50 3
73 Stofwisseling / metabolisme Weefsels (functie en werking van) 74 Epitheelweefsels
51 2
45 8
75 Bindweefsels
51 2
45 8
76 Spierweefsel
51 2
45 8
77 Zenuwweefsel
51 2
44 9
en verpleging 2
1
2
84 Een kwestie van samenspel
7
Gevraagde rekenvaardigheden
dimensies van rekenvaardigheid
moeten beginnend verpleegkundigen beheersen eens
oneens
Getaldimensie Omzettingen van inhoudsmaten en gewichten maken: » kg naar g » g naar mg » mg naar mcg » l naar ml » mg naar μg » g naar kg » mcg naar g
98% 98% 98% 98% 94% 96% 96%
2% 2% 2% 2% 6% 4% 4%
Bewerkingsdimensie Berekenen van vochtbalans: » Aftrekken » Optellen » Vermenigvuldigen » Delen
98% 98% 98% 98%
2% 2% 2% 2%
Toepassingsdimensie Doseringen berekenen:
98%
2%
Medicatie » Berekenen medicatie in mg / ml » Berekenen medicatie in mmol / ml » Berekenen medicatie in tabletten per gift » Berekenen medicatie in mcg / ml
98% 91% 94% 91%
2% 9% 6% 9%
Rekenen met percentages » Berekenen van een percentage » Omzetten van percentage in mg / ml
91% 89%
9% 11%
98% 98%
2% 2%
Oplossen » Berekenen concentratie oplossing in mg / ml » Berekenen toegediende mg, afgeleid van concen tratie oplossing en toedieningstijd en -snelheid
De indeling is overgenomen van: De Jong, C.W. en A.P. Koster (2007), Rekenvaardigheid van verpleegkundigen. Een cross-sectioneel onderzoek in vier ziekenhuizen naar de competentie in de verschillende dimensies, Maastricht: Universiteit Maastricht, Fac. der Gezondheidswetenschappen.
bijlage 7 | rekenvaardigen & bronnen
Bronnen Baker, J.H., & M.J.M. Le Grand-van den Bogaard (red). (1988). Verpleegkundig beroepsprofiel. Zoetermeer: Nationale Raad voor de Volksgezondheid. Beterschap, Het (1987). Historisch overzicht van de ontwikkelingen van de basisopleiding voor het verpleegkundig beroep. Utrecht: Het Beterschap. Boer, P. den en B. Hövels (2004). Ruimte maken en benutten. De aansluiting tussen beschikbare en vereiste competenties bij gediplomeerden van het nieuwe opleidingsstelsel verpleging en verzorging. [OSA-publicatie ZW55]. Tilburg: OSA. Boer, Paul den & Ben Hövels (1999). Contextontwikkelingen en competenties. [OSA-publicatie A171]. Den Haag: Servicecentrum Uitgevers. Commissie Kwalificatiestructuur Verpleging en Verzorging (1996). Gekwalificeerd voor de toekomst. Zoetermeer / Rijswijk: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen / Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Essen, G. van, P.J. Paardekoper, H.F. Talma en W. van der Windt (2006). Arbeid in zorg en welzijn 2006. Stand van zaken en vooruitblik voor de sector zorg en de sector welzijn en maatschappelijke dienstverlening, jeugdzorg en kinderopvang. Utrecht: Prismant. Grip, Andries de (2001). Dynamiek op de arbeidsmarkt en de employability van werkenden. In: Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, jrg. 17, nr. 3, p. 213–221. HBO-raad (2006). Advanced Nursing Practice en Physician Assistant. Hbo-masteropleidingen in de zorg. Den Haag: HBO-raad. Hooykaas, S.H. (1969). Onderzoek van enige verpleegstersscholen. Rijswijk: Geneeskundige Hoofdinspectie van de Volksgezondheid.
85
86 Een kwestie van samenspel
Hövels, Ben, & Paul den Boer (2001). De dynamiek van beroepen onder het gesternte van postindustriële betrekkingen tussen beroepsonderwijs en arbeid. In: Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, jrg. 17, nr. 3, p. 224–238. Kauffman, Koen, Frank Peters en Paul den Boer (2009). Eisen aan de beginnend verpleegkundige: algemene ziekenhuizen aan het woord. Nijmegen: Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt. Liefhebber, S. , J. Mast, J. van de Haterd, J. Luijkx, C. van Dam en R. Verhagen (2007). Beroepscompetentieprofiel mbo-verpleegkundige ten behoeve van onderwijs¬experimenten. Utrecht: MOVISIE, Vilans. Ministerie van Sociale Zaken en Volksgezondheid (1969). Hogere Beroepopleiding Verplegenden. Eindrapport van de Commissie. [Verslagen en mededelingen betreffende de volksgezondheid. Jaargang 1969.] Den Haag: Staatsuitgeverij. Peet, R. van der (2007). Studie- en loopbaanoriëntatie voor hboverpleegkundigen. Eindhoven: Uitgeverij Rob van der Peet. Peters, Frank, & Koen Kauffman (2009). Alle begin is moeilijk. Opvattingen in de algemene ziekenhuizen over de kennis en vaardigheden van beginnende verpleegkundigen en hun rol bij het opleiden van verpleegkundigen. In: Onderwijs en gezondheidszorg, jrg. 33, nr. 6, p. 17–20. Pool, Aart, Clazina Pool-Tromp, Freddy Veltman-Van Vugt en Sia Vogel (2001). Met het oog op de toekomst. Beroepscompetenties van hbo-verpleegkundigen. Utrecht: NIZW. Pool, Aart (2007). Doordacht verplegen: beroepsrollen van de bachelorverpleegkundige. Den Haag: Lemma. Windt, W. van der, E.J.E. Arnold en R.F. Keulen (2007). RegioMarge 2007. De arbeidsmarkt van verpleegkundigen, verzorgenden en sociaalagogen 2007-2011. Utrecht: Prismant.
colofon
Oudlaan 4 Postbus 9696 3506 GR Utrecht 030 273 98 83
[email protected] vormgeving idity, Amersfoort druk Wilco, Amersfoort fotografie Studio Braaf (binnenwerk), Istockphoto.com (cover) oplage 500 exemplaren 1e druk isbn 978-90-817058-1-3