Praktijkvoorbeelden
Een kwestie van
erbij blijven Rekenen en wiskunde in Startblokken van Basisontwikkeling Continuïteit van kinderopvang en peuterspeelzaal naar de groepen 3 (en 4) Niko Fijma
Jonge kinderen spelen zich de wereld in. Al spelend leren zij de wereld en zichzelf kennen. In Startblokken van Basisontwikkeling is spel leidend in het streven naar continuïteit, ook voor rekenen en wiskunde (El’konin, 1980). De 0-2 jarigen moeten het hierbij vooral hebben van beweging en interactie (Karpov, 2005). Kinderen leren steeds beter deel te nemen aan deze activiteiten en ervaren dan ‘aan den lijve’ continuïteit in hun handelen. De leidster/ leerkracht verbindt hieraan de doelen van het vak en ervaart op haar beurt de continuïteit die we ook wel leerlijn noemen. Dit fraaie samenspel tussen betekenisverlening van de kinderen en de ‘agenda’ van de leidster/leerkracht vormt de kern van échte continuïteit voor rekenen en wiskunde. Hoe ziet dit eruit in de praktijk van Startblokken van Basisontwikkeling? Een kwestie van erbij blijven zo blijkt. 28
Het Jonge Kind | juni 2009
Hanneke Verkleij
Erbij blijven: inhoud en activiteiten Jonge kinderen spelen veel en graag. Ze zijn in beweging, maken contact, doen graag mee met oudere kinderen en volwassenen. Ze willen maken. Ze spelen na. Ze raken daardoor betrokken op de werkelijkheid. Een werkelijkheid die ergens over gaat, inhoud heeft.
Een kijkje in het kinderdagverblijf Het boek ‘Wij gaan op berenjacht’ (Oxenbury & Rosen, 1997) is met veel aandacht gelezen. De peuters willen zelf op berenjacht. Ze gaan een héél grote vangen en zijn niet bang. Of toch een beetje? In de hoek van de speelruimte op het kinderdagverblijf staat een huis van karton. Juf Jessica heeft het samen met de kinderen tot een écht huis gemaakt. Een stenen muur, gordijnen voor de ramen, een bel, een nummer bij de voordeur. En natuurlijk is er binnen een heel groot bed, waar je veilig kunt schuilen voor de grote beer. Samen een huis maken is denkwerk, overleg én actie. Jessica volgt de inbreng van de kinderen en verbindt er steeds een nieuwe inhoud aan. De muren van het huis zijn niet mooi vinden de peuters. Ze gaan naar buiten, voelen aan muren, maken krastekeningen door een
blaadje op een steen te leggen en ze maken foto’s. Zo ziet een muur eruit, dat wordt knippen, scheuren, plakken, passen, meten en vooral volhouden, want het huis is groot (120 cm/70 cm/90 cm). De kinderen zijn niet elke dag in het dagverblijf. Daarom maakt Jessica foto’s van de vorderingen en zet er een nummer bij. In de gang hangt de fotoreeks en die stimuleert tot gesprekjes tussen ouders en kinderen. Het stenen plakken is een precies werkje. Wie liever met groter materiaal bezig is werkt aan het hol van de beer. In de hoek vlakbij de buitendeur komt een berenhol. Dat vindt iedereen de beste plek. Er staat een frame van een groot droogrek en daarboven allerlei donkere lappen, planken en stokjes. Daarbinnen is een grote bak zand. Welke beer voelt zich daar niet thuis?De peuters in het berenpak vinden het geweldig.
Het Jonge Kind | juni 2009
29
Thema de bus: de strippenkaart afstempelen
Isabelle Vingerhoets
De kinderen van groep 1/2 van juf Marjolijn worden meestal op de fiets naar school gebracht. Bussen en trams rijden af en aan in de straten die naar de school leiden. De meeste kinderen zijn ook al eens met die tram of bus op stap geweest. In de kring komt dit terloops ter sprake. Voor juf Marjolijn reden om te onderzoeken welke ervaringen de kinderen in haar groep precies hebben met de bus. Ze verwacht dat ze enthousiast zullen reageren als zij het nieuwe thema ‘de bus’ introduceert. In de kring vertelt zij haar eigen ervaringen met de bus. In het dorp waar zij vandaan komt, rijdt geen bus. Als kind zit ze er alleen in als ze op schoolreisje gaat. Met z’n drieën op twee stoelen, weet ze nog. Later gaat ze in de grote stad wonen en neemt ze regelmatig de bus. Als de chauffeur wild en hard rijdt, wordt ze een beetje misselijk. Na dit verhaal mogen de kinderen in tweetallen aan elkaar vertellen wat zíj wel eens meemaken in de bus, hoe ze het vinden en wat ze er allemaal al over weten. Dat levert veel gespreksstof op. Maar ook vragen. Onder andere over de strippenkaart. Hoeveel strippen staan erop? Zijn het er altijd evenveel? Vragen over de cijfers die op de bussen staan. Ik ga met bus 4 en jij met bus 12. Wat betekent dat? Juf Marjolijn heeft het goed ingeschat: de interesse van de kinderen is groot en ze gaan enthousiast plannen maken om een bus te bouwen in hun lokaal. Het valt juf Marjolijn op dat een aantal kinderen nieuwsgierig is naar culturele instrumenten en hulpmiddelen zoals de symbolen op de bussen en strippenkaarten.
Isabelle Vingerhoets
Een kijkje in de kleutergroep
Een kijkje in groep 3 Het is half november en in de groep 3 van juf Jannie vergelijken de kinderen hun verlanglijstjes voor Sinterklaas. De lijstjes worden besproken en de soorten speelgoed geïnventariseerd in een grafiek. Diezelfde dag nog bekijken de kinderen in kleine groepjes een grote kopie van de illustratie uit het prachtige boek ‘Sinterklaas’ (Dematons, 2007). Het is een dwarsdoorsnede van een gedeelte van het huis van Sinterklaas waarin het speelgoed is opgeslagen. De kinderen bekijken nauwkeurig welk speelgoed is opgeslagen en vergelijken dit met hun eigen inventarisatie. De volgende dag maakt de groep een plan voor een speelgoedwinkel in de klas. Hoe delen we de winkel in? Welke spullen kunnen we in de winkel verkopen? De kinderen zijn enthousiast. Ze willen zelf ook spellen bedenken en maken. En er wordt een bezoek aan de speelgoedfabriek, 10 km verderop, voorgesteld. In de periode tot de Kerstvakantie staat het thema ‘speelgoed’ in deze groep dus centraal. In de rekenlessen in deze week is er aandacht voor de getalrij tot 20 (volgorde van de getallen, tellen met sprongen van twee, plaats in de getalrij). Juf Jannie maakt hierbij steeds de verbinding met het tellen van hoeveelheden bij de inventarisatie van het speelgoed. Daar-
30
Het Jonge Kind | juni 2009
Thema de bus: in het bushokje met de routekaart op de wand
naast is er in deze periode aandacht voor het begrijpen van luchtfoto’s, als voorbereiding op het begrijpen en maken van plattegronden. De kinderen vinden het geweldig om een plattegrond van het terrein van het paleis van Sinterklaas te maken aan de hand van de eerste twee pagina’s van het boek ‘Sinterklaas’. Jonge kinderen zijn geïnteresseerd in hun omgeving en de wereld. Ze willen meedoen. Door actuele en interessante inhouden uit de wereld de groep in te halen, worden de kinderen zich bewust van hun groeiende mogelijkheden goed mee te doen. Ze gaan op persoonlijke wijze weet krijgen van de wereld en hun rol daarin. Interessante inhouden en problemen blijven voorop staan. Ze voeden de activiteiten. Inhouden en activiteiten blijven bijeen.
in de goede volgorde opgestempeld. Alle kinderen die de komende tijd de bus nemen zijn volop in de weer met de cijfers die op de strippenkaart staan. Drie strippen om bij de molen te komen, dat vergt precies aftellen en stempelen. Het spel wordt al volop gespeeld, steeds echter. Vooral de rol van de chauffeur komt goed uit de verf. Niet alleen het sturen maar ook zeker het synchroon tellen en afstempelen van de strippenkaart maakt deze rol zeer interessant. Juf Marjolijn slaagt er op deze manier goed in haar rekenwiskundedoelen te verbinden aan het spel van de bus. In de huishoek hangt een grote klok waarop ze de tijd aflezen om op tijd bij de bushalte aan te komen. Portemonnee met 1 en 2 eurostukken en/of strippenkaart gaat mee.
Een kijkje in groep 3
Erbij blijven: reken- wiskunde en andere kernactiviteiten Activiteiten en inhouden zijn dus nauw verbonden. De activiteiten gaan ergens over. De spel- en constructieve activiteiten zijn hierin de spil. Ten behoeve van deze activiteiten en ook vanuit deze activiteiten worden andere activiteiten interessant. Samenhang tussen inhoud en de verschillende activiteiten onderling levert meer verdieping op. Rekenen en wiskunde is verbonden aan voor de kinderen interessante activiteiten.
Een kijkje in het kinderdagverblijf Het hol en het huis zijn klaar. De berenjacht kan beginnen. Wat doen we aan als we op jacht gaan? Jessica haalt de verkleedspullen erbij, een jas, een sjaal en een muts. En hoe trek je dat allemaal handig aan? Wat eerst, wat als tweede? En wat als derde? Een uitdaging op motorisch gebied én rekenwiskundetaal! Welke weg nemen we naar het hol van de beer? Juf gaat zitten met een paar witte vellen. Daar weten de kinderen wel raad mee. Een heleboel strepen en wegen (dubbele strepen) worden getekend. Enkele kinderen maken verschil in de tekening, als de weg ergens overheen gaat of ergens onderdoor. Geweldig! Juf is verrast over zoveel inzicht bij de kinderen. De getekende routes worden opgehangen. De platen van het boek helpen om de weg te vinden als er gespeeld wordt. Eerst is er het hoge gras. Je kunt er niet onderdoor en niet overheen. Je moet er dwars doorheen. De herhaling is houvast, je kunt meedoen en zo maak je het je eigen. De diepe koude rivier, de modder, het woud met de hoge bomen, de sneeuwstorm, dan eindelijk de grot van de beer. Twee grote harige oren, een grote natte neus, twee grote rollende ogen ... EEN BEER! Rennen, snel naar huis, diep onder de dekens. Een avontuur in meerdere opzichten.
Een kijkje in de kleutergroep In de groep 1/2 van juf Marjolijn wordt druk nagedacht en gesproken over het ontwerpen van een bus. De basis is er. De stoel van de chauffeur, een stuur, twee rijen van drie stoelen voor de passagiers en een échte ruitenwisser op het achterraam. Maar de kinderen willen veel meer. Ze willen een echte bushalte bouwen. Vlak bij school staat er ook een. Ze willen strippenkaarten. De cijfersymbolen 1 t/m 8 op de voorkant en 9 t/m 16 op de achterkant worden er door een aantal kinderen zelf netjes en
In de groep 3 van juf Jannie is het thema inmiddels goed op gang gekomen. Het bruist van de activiteiten rond ‘speelgoed’. De speelgoedwinkel is gezamenlijk ingericht en de kinderen spelen erin. Sint en zijn Pieten zijn vaste klanten. Om het spel goed te kunnen spelen zijn er vele activiteiten in de klas: verlanglijstjes schrijven, inpakpapier ontwerpen en maken, nieuwe spellen ontwerpen en maken, prijzen vaststellen en prijslijsten invullen, kassabonnen ontwerpen en schrijven. Daarnaast worden er brieven aan Sinterklaas geschreven en rijmen gemaakt. Ook het komende bezoek aan de spellenfabriek wordt voorbereid. Juf en de kinderen maken een vragenlijst. In de bouwhoek bouwen de kinderen het terrein van Sinterklaas in Spanje na, met behulp van de door hen eerder gemaakte plattegrond én de illustraties uit het prentenboek. Juf Jannie verbindt haar doelen voor rekenen en wiskunde in deze weken natuurlijk aan de thematische betekenisvolle activiteiten. Het klokkijken (hele en halve uren) koppelt ze aan de winkeltijden. Kennis van de getalrij tot 20 (volgorde getallen, terugtellen, plaats in de getalrij) kan ze goed verbinden aan het kopen en verkopen in de winkel én aan de gezelschapsspelen die gespeeld worden. Het geldrekenen (de munten van 1 euro en 2 euro en 5 eurocent en 10 eurocent leren kennen en kunnen betalen met munten van 1 euro en 2 euro) is natuurlijk volop aan de orde in het winkelspel. Een thema is hier dus niet een min of meer toevallige kapstok voor leerstof om de leerstof ‘op te leuken’ in de hoop dat kinderen dit herkennen. Het thema zorgt ervoor dat de leidster/leerkracht en de kinderen samen een traject van aan elkaar verbonden zinvolle activiteiten kunnen opbouwen. De leidster/leerkracht verbindt aan deze thematische activiteiten onderdelen van rekenen en wiskunde. Zij heeft haar ‘agenda’ en zij zorgt er op deze wijze voor dat óók voor haar de activiteiten interessant worden (Fijma, 2003). Rekenwiskundeactiviteiten isoleren we niet van andere kernactiviteiten. Rekenwiskundeactiviteiten en andere kernactiviteiten blijven bijeen.
Erbij blijven: zone van naaste ontwikkeling Interessante rekenwiskundeactiviteiten, verbonden met andere kernactiviteiten, zijn echter niet op voorhand betekenisvol. De kinderen hebben een leidster/leerkracht nodig die niet afwacht, maar actief de betekenissen van de kinderen aanboort en hen stimuleert initiatieven
Het Jonge Kind | juni 2009
31
Hanneke Verkleij
te nemen. De leidster/leerkracht gaat meedoen in de activiteiten van de kinderen en helpt hen in hun deelname aan de activiteiten. Ontwikkeling verloopt immers niet vanzelf.
gespeeld heeft weet hij dan wat de volgende scène is. Juf vraagt dan nog wel of hij de scène vindt kloppen op de tekening. ‘Oh, die streepjes zijn het water van de rivier’.
Een kijkje in het kinderdagverblijf
Een kijkje in de kleutergroep
Er wordt veel gespeeld. In het huis wordt het bed opgemaakt, de lakens gevouwen, thee gezet. In het hol manipuleren en experimenteren de peuters met zand en takjes. Er is ook afgesproken deze week een verteltafel te maken. Maar eerst het rollenspel. De rollen worden verdeeld. Ze gaan op jacht. Juf verkleedt zich als papa, er gaat een échte baby mee en een jongen en een meisje. Op woensdag zijn er ook baby’s. De baby’s doen binnen dit thema mee. Ze genieten van de aandacht in het spel. Ze mogen ook in het huis spelen en kruipen. Robbert, een peuter, gaat ná het spel met juf een begin maken van de verteltafel. Eerst de scènes in de juiste volgorde. Juf pakt een van de getekende routes erbij. Robbert was niet aanwezig toen de routes zijn getekend. Zij is benieuwd of Robbert de routetekening begrijpt. Robbert kijkt er vol interesse naar. Hij herkent de weg door het gras. Juf heeft platen van het boek gekopieerd en Robbert pakt, als hij op de getekende route herkent hoe er gelopen wordt, de plaat erbij. Dat lukt hem behoorlijk. Als hij er niet helemaal uitkomt, laat juf hem de platen zien. Omdat hij het verhaal al meerdere keren gelezen en
Juf Marjolijn in groep 1/2 neemt regelmatig deel aan het spel in de bus. Zij observeert op deze manier dat de rollen van de chauffeur en de passagiers duidelijk zijn voor de kinderen. De handelingen die erbij horen voeren de kinderen goed uit. Zij hoort veel taal die echt hoort bij dit rollenspel.’Meneer, waar wilt u uitstappen?’ ‘Bij het ziekenhuis. Ik ga naar mijn oma.’ ‘Oké, dat zijn dan drie strippen.’ Als de juf naar de bibliotheek wil, zegt de chauffeur: ‘Drie strippen, mevrouw’. De mevrouw is het daar niet mee eens. Naar het ziekenhuis is drie strippen. De bibliotheek is veel verder op de route, toch? De chauffeur snapt het, maar hoeveel strippen dan? Juf helpt. De bibliotheek is veel verder. Is één strip meer dan voldoende? Nee, vindt ook de chauffeur. Het worden twee strippen meer. Hoeveel strippen afstempelen dus? Dat is lastig. Juf helpt weer. Naar het ziekenhuis zijn er drie. De chauffeur telt drie strippen en dan nog twee strippen naar de bibliotheek. Hij telt door: ‘Vier, vijf’, en stempelt vijf strippen af. Voor juf Marjolijn is dit een mooie aanleiding om met een aantal kinderen
32
Het Jonge Kind | juni 2009
in de kleine kring een gesprek te organiseren. De chauffeur in kwestie vertelt het probleem waar hij tegenaan liep. Juf Marjolijn stelt nu de vraag hoe ze dit handig op kunnen lossen. Alle passagiers willen wel goed de route van de bus weten en het precieze aantal strippen dat daarbij afgestempeld moet worden. Mohammed weet nog dat er een lijst bij de bushalte hangt. En dat daarop ook de route staat. Die kunnen zij ook maken. Samen wordt de route afgesproken. Lukas heeft al nagedacht over de uitvoering van de lijst. ‘Foto’s. En pijlen zetten van de school naar het theater, en zo.’ Goed idee vinden de anderen. ‘En hoe weet je in de bus waar je bent?’ ‘We kunnen ook foto’s in de bus hangen. Dan geeft de chauffeur met een knijper aan wat de volgende halte is.’ Dit voorstel komt van de juf. Tot aan het einde van het thema wordt zo het spel gespeeld. De chauffeursrol wordt er alleen maar interessanter door.
Een kijkje in groep 3 Juf Jannie in groep 3 leest een brief voor van Sinterklaas. De routeplannerpiet is alle kaarten kwijtgeraakt. Sint kan het dorp wel vinden, maar vraagt de kinderen of zij een kaart van de wijk willen maken zodat hij de school kan vinden. Dat willen ze natuurlijk! De vraag is: hoe maken we een goede plattegrond van de buurt? Besloten wordt naar de Dorpsstraat te lopen waar Sint het dorp zal inkomen. Vandaar de kortste route lopen en onderweg foto’s en aantekeningen maken. Zo gezegd zo gedaan. Foto’s van kenmerkende plekken worden gemaakt en aantekeningen erbij geschreven (‘iets voorbij het café linksaf’). De volgende dag krijgen de kinderen in drietallen de foto’s en de aantekeningen én een leeg blad. Eerst wordt nog naar de gemaakte plattegrond van het terrein van Sinterklaas gekeken: hoe tekenen we een weg? Hoe tekenen we een huis?. Het begin doen ze samen. Als de kinderen in groepjes aan het werk gaan, schuift juf Jannie
aan bij Anne, Floor en Lars. De richtingen komen aardig op papier. Het tekenen van belangrijke gebouwen is lastig. Ze willen de kerk of de school ‘echt’ tekenen. Hoe weet Sint anders wat het is? Maar ja, wel moeilijk en een beetje raar. Floor: ‘We kunnen het er ook bijschrijven’! Maar hoe doe je dat netjes? Juf Jannie haakt daarop in en zegt dat ze een goed idee heeft. Ze schrijft de letter K bij de kerk en noteert rechtsonder ‘K: kerk’. De kinderen begrijpen het en nemen het over. Op de uiteindelijke plattegrond die wordt gemaakt, staat deze legenda. Jonge kinderen kunnen niet zonder een leidster/leerkracht bij wie ze zich geaccepteerd en veilig weten. Dan pas ‘staan zij toe’ dat de leidster/leerkracht deelneemt aan hun ontwikkeling. Die werkt dus aan het opbouwen van een dusdanige relatie met de kinderen dat zij zich zeker genoeg voelen om zich actief op te stellen in hun eigen ontwikkeling. De leidster/leerkracht is ook degene die de relevante (denk)instrumenten aandraagt, waarmee kinderen hun participatie in betekenisvolle activiteiten verbeteren. Zij zorgt ervoor dat die instrumenten worden ingezet in de gezamenlijke activiteit. Ze doet dat door samen met de leerlingen binnen die activiteit behoeftes aan nieuwe instrumenten op te wekken en zo een zone van naaste ontwikkeling te creëren. Zij neemt de te complexe delen van de activiteit voor haar rekening en ondersteunt de kinderen in die handelingen die zij met haar hulp wel kunnen uitvoeren. De leidster/leerkracht is een betrokken deelnemer aan de activiteiten van de kinderen. In de activiteit blijven de handelingen van de leidster/leerkracht én de handelingen van de kinderen bijeen.
Erbij blijven: Horeb Om goed te kunnen handelen wil je weten wat de kinderen zelfstandig willen en kunnen én wat met hulp. Je moet vaststellen welke activiteiten een zone van naaste ontwikkeling vormen en hoe je die het beste begeleidt, zoals de voorbeelden hiervoor. Er is maar één instrument dat de leidster/leerkracht hierbij kan helpen: Horeb (Handelingsgericht Observeren Registreren en Evalueren van Basisontwikkeling, Janssen-Vos & Pompert, 2007a).
Een kijkje in het kinderdagverblijf
Hanneke Verkleij
Juf Jessica weet wat ze met het spel wil. Er moet ruimte zijn voor de kinderen om veel te handelen en ze verbindt er taal en rekenwiskunde aan. Door meedoen krijgt ze ideeën voor een goed vervolgaanbod. Het spel wordt nu ook gespeeld in de zandtafel. Dat biedt kansen voor ruimtelijke oriëntatie én redeneren! Ze gaat met drie peuters de zandtafel inrichten. Waar komt het gras? Waar de rivier? Waar het hol van de beer? Na de activiteit noteert juf in het kinderdagboek van Dionne: Zij doet enthousiast mee. Ze redeneert en legt hierbij relaties (‘Hier is het hoge gras, dan is daar de rivier.’) Ook gebruikt ze enkele ruimtelijke oriënteringsbegrippen (naast, ervoor, erachter) actief.
Een kijkje in de kleutergroep Juf Marjolijn in groep 1/2 heeft haar rekenwiskundeobservatiepunten voor dit thema uit het observatiemodel voor rekenwiskundeactiviteiten uit Horeb gehaald. Ze heeft ingepland om tijdens dit thema verschillende
Het Jonge Kind | juni 2009
33
aspecten van rekenenwiskunde aan bod te laten komen. Ook heeft ze vier kinderen ingepland om te observeren. Allereerst vindt ze het heel belangrijk dat kinderen plezier hebben in rekenwiskundeactiviteiten. Van deze vier weet ze al dat dit zo is. Ze gaat nu vooral kijken of ze nieuwsgierig zijn naar culturele instrumenten en hulpmiddelen zoals symbolen en schematiseringen. En: willen zij problemen in het spel met betrekking tot hoeveelheden en ruimte écht oplossen, met gebruik van symbolen en representaties? Lukas is een van de vier kinderen die zij observeert. Juf Marjolijn heeft hem bewust uitgenodigd in de kleine kring. Zo komt zij veel te weten over hem als ze het probleem van de route voorlegt. Bij Lukas, die voorstelt om foto’s te gebruiken en pijlen te zetten, schrijft ze in haar logboek: Hij heeft veel plezier en interesse in de activiteit. Doet actief mee en heeft een goed plan om de routekaart te maken. Hij stelt voor met foto’s en pijlen te werken. Hij maakt dus gebruik van dynamische aspecten, geeft een route met een teken aan.
Een kijkje in groep 3 Juf Jannie in groep 3 heeft in haar themaplanning observatiepunten genoteerd. Natuurlijk zijn de doelen die in de rekenwiskundemethode staan richtinggevend. Ze raadpleegt óók het observatiemodel uit Horeb om breder te kijken dan naar specifieke kennis en vaardigheden alleen (Fijma, 2007). Zo heeft ze voor zes kinderen genoteerd dat ze in deze periode wil weten of ze rekenwiskundeproblemen interessant vinden en er plezier aan beleven. En of ze de behoefte hebben om ‘zeker te weten’, een belangrijk kenmerk van rekenwiskundeactiviteiten. Wat de specifieke kennis en vaardigheden betreft wil ze bij deze zes kinderen weten of ze in functionele thematische activiteiten hoeveelheden van 20 kunnen structureren met de vijfstructuur. In de speelgoedwinkel worden ook zakjes knikkers verkocht. In een zakje gaan 5 knikkers. Iedere week wordt de voorraad bekeken en moeten er nieuwe zakjes komen. Juf zorgt ervoor dat ze deze activiteit samen doet met twee van deze kinderen. Na drie keer heeft ze dus van alle zes kinderen een goed beeld gekregen. Ze plant de begeleiding steeds
in haar logboek. De reflecties in het logboek komen via de (digitale!) Horeb automatisch in het kinderdagboek terecht. Zo staat er in het kinderdagboek van Roy: Roy heeft plezier in het vullen van de knikkerzakken. Hij wil ook zeker weten of tien zakjes genoeg zijn en informeert naar de hoeveelheid verkochte knikkers van de afgelopen week. Het tellen met stappen van vijf lukt tot de 20 zelfstandig, daarna met enige hulp (welk tiental komt er na 30 en na 40?). Horeb is een handelingsgericht systeem en het is bedoeld om leerkrachten te helpen hun pedagogisch-didactisch handelen te verbeteren. Horeb is dus veel meer dan een observatie-instrument (Janssen-Vos en Pompert, 2007b). Het is een omvattend kwaliteitsinstrument voor planning van een beredeneerd aanbod, afgestemd op verschillende groepjes kinderen in de groep. Doelgerichte observatie, reflectie op het eigen handelen van de leerkracht en het in beeld krijgen van de ontwikkeling van de leerling. De leerling wordt niet vergeleken met een virtueel landelijk gemiddelde, maar wordt de ‘eigen maat’ genomen. Ontwikkelt de leerling zich optimaal? Daarbij brengt Horeb veel meer in beeld dan alleen de smalle cognitieve elementen. Het garandeert een brede kijk op de ontwikkeling. Zonder Horeb is het onmogelijk Startblokken van Basisontwikkeling goed uit te voeren. Startblokken van Basisontwikkeling en Horeb zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en blijven dus bijeen.
Erbij blijven: leergemeenschap Om verder te komen in je ontwikkeling heb je altijd een ander nodig. Je leert samen, van en met elkaar. Dat geldt ook voor kinderen die kwetsbaar zijn. De leidster/leerkracht gaat niet over tot het ‘bijspijkeren’ van kinderen of vlotte signalering van elke kleine afwijking van de norm. Zij houdt de groep bijeen en zoekt naar afstemming van het aanbod op de behoeften van de kinderen. Dat zagen we al hiervoor.
Jannie de Jong
Een kijkje in het kinderdagverblijf
34
Het Jonge Kind | juni 2009
In het huis spelen Madelief en Roy (2,5jaar). Ze schudden de lakens en sjouwen met de dekens om het bed op te maken. Dan komt Milan (10 maanden) naar binnen kruipen. ‘Nee, niet in, weg’, zegt Madelief. Roy duwt een beetje. Milan huilt direct. Ashraf (bijna 4 jaar) steekt zijn hoofd naar binnen. Juf Jessica vraagt Ashraf of hij wil helpen. De baby wil niet slapen, het bed is niet klaar. Madelief en Roy nemen de hulp aan. Ashraf weet wel raad met de grote lakens. Als het bed klaar is komt Roy met twee kopjes aan. ‘Alles klaar, lekker drinken’. ‘Juf wij willen allemaal thee!’ roept Ashraf. ‘We zijn niet met twee, nog een keer twee dan is goed’. Iedereen aan de thee, ook Milan die vrolijk zwaait met het kopje. Madelief: ‘Pas op warm, niet een flesje’!
Een aantal kinderen in groep 1/2 van juf Marjolijn maakt strippenkaarten. Juf Marjolijn heeft vier kinderen uitgenodigd deze activiteit te doen. Ze weet dat alle vier deze kinderen gemotiveerd zijn om de strippenkaarten te maken en graag aan de gang gaan met het stempelen. Twee van hen beheersen de getallenrij t/m 16. Voor de andere twee wordt het boven de tien wel wat ingewikkeld. Vandaar dat de kinderen in een heterogeen groepje van twee werken. Zo kunnen beide tweetallen goed en zelfstandig vooruit. Eva vindt het fijn dat Raymon haar op weg helpt als ze het boven de tien niet meer alleen kan. En zo werkt het ook bij Koos en Sanna. Ze werken stug door en aan het einde van dit speel/werkuur hebben ze gezamenlijk zes strippenkaarten af. In de evaluatiekring bewonderen de kinderen de kaarten en een aantal raakt zo ook gemotiveerd voor deze activiteit. Strippenkaarten hebben ze tot aan het einde van het thema nooit tekort. Bijna iedereen maakt er in ieder geval een. Kan je even niet vooruit of weet je het niet zeker genoeg? Vraag het gewoon aan een ander kind dat het wel weet.
Een kijkje in groep 3 De kinderen in de groep 3 van juf Jannie maken kerstspellen. Het bezoek aan de spellenfabriek (een groot succes!) maakt duidelijk dat er geen echte kerstspellen daar worden gemaakt. Dan dus zelf aan de slag ermee. De groep gaat in vier groepjes aan de het werk. Er worden vier soorten spellen gemaakt: een memory, een ganzenbordvariant, een puzzel en een kwartet. De groepen zijn door juf Jannie heterogeen samengesteld. Iedere groep maakt een plan met daarin de werkwijze, benodigd materiaal, de taakverdeling, een tijdpad. Regelmatig zijn er evaluaties. Hoe ver is iedere groep met het product? Hoe verloopt het werken in de groep?. De groep van het ganzenbordspel heeft het plan rond. Ze hebben een schets gemaakt van het spel en ook al enkele ideeën opgeschreven voor opdrachten onderweg. Alle zes kinderen hebben er enorme zin in. Er is een lijstje gemaakt van wat er gemaakt moet worden en wie wat gaat doen. Lisa, die nog onzeker is als het om de telrij tot 30 gaat, vindt het geen enkel probleem om samen met Femke de hokken van het pad van het ganzenbord te tekenen en daarin de getallen te noteren. De eerstvolgende keer starten ze wel weer gezamenlijk, want het is hen duidelijk geworden dat ze eerst samen de opdrachten moeten bedenken om te weten wat er verder gemaakt moet worden. Er wordt hard aan de spellen gewerkt en tot aan de zomervakantie (...) nog vaak gespeeld. Het is geen kwestie van achterblijven of afhaken. In Startblokken van Basisontwikkeling telt ieder kind en valt niemand uit de boot. Het bijeenhouden van de groep zorgt ook voor een saamhorigheidsgevoel en dit versterkt het pedagogische klimaat in een groep. Het zorgt ervoor dat een activiteit niet uiteenvalt wanneer men problemen tegenkomt en wanneer conflicten moeten worden overwonnen. Alle leden van de groep willen een groep blijven vormen, ondanks eventuele problemen. Om van en met elkaar te kunnen leren, moet eerst een gevoel van
Hanneke Verkleij
Een kijkje in de kleutergroep
‘togetherness’ ontstaan (Hännikäinen, 2008). De leidster/leerkracht is in het creëren hiervan wederom cruciaal, maar staat voor haar zaak en weet waarom ze het doet. De leerkracht en de kinderen blijven bijeen. Ieder kind blijft er altijd bij en daar groei je van! Niko Fijma is verbonden als nascholer en onderwijsontwikkelaar aan De Activiteit, landelijk centrum voor Ontwikkelingsgericht Onderwijs, Alkmaar/ ’s-Hertogenbosch Met dank aan Janneke Hagenaar en Isabelle Vingerhoets.
Literatuur • Dematons, C. (2007), Sinterklaas. Lemniscaat, Rotterdam • El’konin, D.B. (1980), Psychologie des Spiels. Studien zur kritischen Psychologie. Moskou/Keulen. • Fijma, N. (2003), Zin in rekenen en wiskunde. In: De wereld van het jonge kind, jaargang 30, aprilnummer. • Fijma, N. (2007), Observeren van reken-wiskunde-ontwikkeling. Meer dan vak- en tussendoelen alleen. In: Zone, jaargang 6, nummer 1, Van Gorcum, Assen • Hännikäinen, M. (2008), In: De wereld van het jonge kind, jaargang 36, december. • Janssen-Vos, F. & Pompert, B. (2007a), Handelingsgericht Observeren, Registreren en Evalueren van Basisontwikkeling. Van Gorcum, Assen • Janssen-Vos, F. & Pompert, B. (2007b), Een nieuwe Horeb is uit! Om nog beter te werken aan Basisontwikkeling. In: Zone, jaargang 6, nummer 1, Van Gorcum, Assen • Karpov,Yuriy V.(2005), The Neo-Vygotskian approach to child development. Cambridge University Press • Oxenbury H. & Rosen, M. (1997), Wij gaan op Berenjacht, Gottmer Uitgevers Groep
Het Jonge Kind | juni 2009
35