Pagina 2 van 40
“Een keuze voor de toekomst!” Passende ondersteuning voor een bewust gekozen toekomst
Kelsey van ’t Sant (2011207) Marleen Smits (2013194) Mentorproject Zaltbommel Locatie Oldebarneveldseweg 42 te Zaltbommel Erica Eykema en Monique Bransen Avans Hogeschool te ’s-Hertogenbosch Academie voor Sociale Studies Maartje Franken-Rombouts 1 juni 2011
Onderzoeksrapport “Een keuze voor de toekomst!” Kelsey van ’t Sant (2011207) Marleen Smits (2013194)
Pagina 3 van 40
Voorwoord Voor u ligt het resultaat van het onderzoeksrapport van ons afstudeeronderzoek. Vanaf februari 2011 hebben wij, Kelsey van ’t Sant en Marleen Smits, onze kennis in de praktijk toegepast en zelf een onderzoek tot uitvoering gebracht. Voor de uitwerking van dit rapport is gebruik gemaakt van de richtlijnen uit de studiehandleiding (Academie voor Sociale Studies 's-Hertogenbosch, 20102011). Tijdens het zoeken naar een boeiend afstudeeronderzoek zijn wij in contact gekomen met het Mentorproject Zaltbommel (onderdeel van stichting Orion). In gesprek met Erica Eykema, coördinator Mentorproject Zaltbommel, is er in grote lijnen een onderzoeksvraag naar voren gekomen waar wij de afgelopen maanden mee aan de slag zijn gegaan. Het afstudeerproject is een onderdeel van het vierde jaar van de opleiding Social Work aan de Avans Hogeschool te ’s-Hertogenbosch. Kelsey van ’t Sant heeft in het eerste jaar van de opleiding gekozen voor de richting Sociaal Pedagogische Hulpverlening (SPH) en Marleen Smits heeft toen gekozen voor de richting Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD). In de eerste helft van dit collegejaar (september 2010 t/m januari 2011) hebben wij samen de minor Werken met Jeugd gevolgd. Het feit dat wij een andere richting hebben gekozen binnen deze opleiding leek voor ons in eerste instantie een hindernis binnen het onderzoek. Gaandeweg zijn wij erachter gekomen dat onze verschillende achtergronden, en de daarbij horende kennis en ervaring, juist een positieve impact heeft gehad op onze samenwerking en het onderzoek. Al met al is de afgelopen periode voor ons een leerzame, maar vooral ook leuke ervaring geweest als afsluiting van onze opleiding. Wij willen graag iedereen die betrokken is geweest bij ons onderzoek bedanken voor de begeleiding en medewerking. In het bijzonder willen wij Erica Eykema en Monique Bransen bedanken voor hun goede en motiverende begeleiding tijdens het onderzoek en de kans op afstuderen die zij ons hiermee geboden hebben. Tot slot willen wij ook Maartje Franken bedanken voor de ondersteuning en begeleiding vanuit de opleiding.
Kelsey van ’t Sant en Marleen Smits, ’s-Hertogenbosch, 1 juni 2011
Onderzoeksrapport “Een keuze voor de toekomst!” Kelsey van ’t Sant (2011207) Marleen Smits (2013194)
Pagina 4 van 40
Samenvatting Vanuit het Mentorproject is er vorig jaar een onderzoek opgezet in samenwerking met een groepje studenten van de Avans Hogeschool in Breda. Het onderzoek richtte zich op de betrokkenheid en participatie van ouders als het aankomt op begeleiding van hun kind(eren) bij schoolwerk en het maken van keuzes voor de toekomst. Met de uitkomst van dit onderzoek werd er binnen het Mentorproject opgemerkt dat zij weinig tot geen zicht hebben op het aandeel dat school heeft t.a.v. de begeleiding van leerlingen bij studie- en beroepskeuzes. Met het huidige onderzoek wil het Mentorproject bereiken dat zij meer zicht krijgen op de taken en verantwoordelijkheden die de klassenmentoren hebben zodat zij begeleiding kunnen bieden die een aanvulling is op het aanbod van de klassenmentoren. De vraagstelling die hiervoor in dit onderzoek centraal wordt gezet, luidt als volgt: “Welke aspecten in de begeleiding, op het gebied van studie- en beroepskeuzes van jongeren, kunnen door het Mentorproject Zaltbommel worden opgepakt of verbeterd zodat deze begeleiding een goede aanvulling is op de begeleiding die de jongeren op school krijgen?” Daarbij is de doelstelling om de begeleiding aan jongeren vanuit het Mentorproject beter te laten aansluiten op de begeleiding die de jongeren op school krijgen. In juni 2011 willen wij hiervoor aanbevelingen en verbeterpunten geformuleerd hebben. Aan de hand van de resultaten van dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat het Mentorproject met een zestal aspecten rekening dient te houden willen zij een aanvulling zijn op de begeleiding van scholengemeenschap Cambium. Allereerst is het verkrijgen van meer naamsbekendheid onder decanen en klassenmentoren van scholengemeenschap Cambium een aspect dat kan zorgen voor een betere begeleiding aan jongeren. Daarnaast dient het Mentorproject in de begeleiding van leerlingen niet alleen aandacht te hebben voor de voortgang op school, maar dient ook rekening te houden met het algemeen welbevinden van de leerling. Problemen bij het maken van keuzes kunnen namelijk hun oorsprong vinden in beperkingen van ouders. Verder kan het Mentorproject inspelen op het onderhouden van contact met de decanen. Dit is belangrijk aangezien de decanen de grootste rol hebben bij het voorlichten en adviseren van leerlingen op het gebied van studiekeuzes. Door contact met de decanen te onderhouden blijft het Mentorproject op de hoogte van de aanpak van scholengemeenschap Cambium. Ook is het inspelen op de mogelijke discrepantie tussen de verwachtingen van school over de betrokkenheid van ouders en de werkelijke betrokkenheid die ouders laten zien. Voor school ligt er een grens in het aansporen van ouders op het moment dat zij niet de gewenste betrokkenheid tonen. Het Mentorproject kan op het moment van deze discrepantie de leerling ondersteunen door met de leerling in gesprek te gaan over mogelijke keuzes en erop toe te zien dat de leerling een realistische keuze maakt. In dit onderzoek komt ook naar voren dat culturele verschillen onder leerlingen invloed kan hebben op de keuzes die zij moeten maken. Voornamelijk Marokkaanse leerlingen worden sterk beïnvloed door hun achtergrond. In sommige gevallen kan dit betekenen dat de leerling niet zozeer een keuze maakt vanuit eigen interesses en capaciteiten, maar de verwachtingen van ouders voorop stelt. Daarom dient het Mentorproject ook rekening te houden met de invloed van cultuurgebonden normen en waarden in de begeleiding aan allochtone leerlingen. Tevens kan het Mentorproject een aanvulling zijn door zich te richten op (vroegtijdig) inzicht geven in mogelijke keuzes en gevolgen. Dit is van belang omdat de leerling het lastig kan vinden een keuze te maken wanneer niet duidelijk is wat de gevolgen zijn van hun keuze. Uit dit onderzoek blijkt dat leerlingen niet altijd bewust zijn van de vervolgstudies en beroepskeuzes die zij uitsluiten door het kiezen van een bepaalde richting. Tot slot is de rol van het Mentorproject voornamelijk weggelegd voor leerlingen op het VMBO. De leerlingen op het VMBO vragen ondersteuning bij beroepenoriëntatie, maar men ziet vooral dat de overgang van het VMBO naar het MBO een struikelblok is. Het Mentorproject kan hierop inspelen door in een individueel gesprek met de leerling te achterhalen welke mogelijkheden de leerling heeft en wat binnen die mogelijkheden de leerling het meest aanspreekt. De resultaten van dit onderzoek laten zien dat leerlingen op het HAVO/VWO minder problemen hebben met het maken van studiekeuzes en dat zij enkel ondersteuning vragen op het gebied van beroepenoriëntatie.
Onderzoeksrapport “Een keuze voor de toekomst!” Kelsey van ’t Sant (2011207) Marleen Smits (2013194)
Pagina 5 van 40
Inhoudsopgave Leeswijzer .................................................................................................................... 6 1.
Inleiding en aanleiding van het onderzoek .................................................................. 7 § 1.1 Aanleiding ......................................................................................................... 7 § 1.2 Theoretisch kader ............................................................................................... 7 § 1.3 Probleem- en doelstelling ................................................................................... 11 Probleemstelling ....................................................................................................... 11
2.
Methode ............................................................................................................. 12 § 2.1 Onderzoeksgroep .............................................................................................. 12 § 2.2 Onderzoeksontwerp .......................................................................................... 12 § 2.3 Meetinstrumenten ............................................................................................. 13 § 2.4 Analyse ........................................................................................................... 14
3.
Resultaten .......................................................................................................... 15
4.
Analyse .............................................................................................................. 20
5.
Conclusies en discussie ......................................................................................... 23 § 5.1 Conclusies van de analyse .................................................................................. 23 § 5.2 Hoofdconclusie ................................................................................................. 25 § 5.3 Aanbevelingen ................................................................................................. 26 § 5.4 Discussie en evaluatie ....................................................................................... 27
Bibliografie ................................................................................................................. 29 Bijlagen ..................................................................................................................... 30 Bijlage 1: Logboek .................................................................................................... 30 Bijlage 2: Vakkenpakket HAVO ................................................................................... 36 Bijlage 3: Vakkenpakket VWO ..................................................................................... 37 Bijlage 4: Opzet interviews ......................................................................................... 38
Onderzoeksrapport “Een keuze voor de toekomst!” Kelsey van ’t Sant (2011207) Marleen Smits (2013194)
Pagina 6 van 40
Leeswijzer Dit onderzoeksrapport is hoofdzakelijk geschreven voor drie verschillende partijen, namelijk de opdrachtgever (Mentorproject Zaltbommel), de docentbegeleidster (Maartje Franken) en de projectgroep (bestaande uit Kelsey van ’t Sant en Marleen Smits). Daarnaast kan dit onderzoeksrapport ook nuttig informatie bevatten voor klassenmentoren van scholengemeenschap Cambium te Zaltbommel. De uitkomst van het onderzoek zal voornamelijk relevant zijn voor de leerlingen van het Cambium. Dit omdat zij door het eindresultaat beter passende begeleiding op het gebied van studie- en beroepskeuzes kunnen verwachten vanuit het Mentorproject Zaltbommel. Voordat u het inhoudelijke deel van het onderzoeksrapport gaat lezen volgt hier een korte beschrijving van wat u per hoofdstuk kunt verwachten. In hoofdstuk één wordt de aanleiding van het onderzoek beschreven. Daarnaast zal er het theoretisch kader geschetst worden dat van belang is voor het lezen van het onderzoeksrapport. Het hoofdstuk wordt afgesloten met de probleem- en doelstelling van het onderzoek. In hoofdstuk twee komt naar voren welke onderzoeksmethoden er gedurende het onderzoek zijn ingezet. De volgende onderdelen zullen aan bod komen: onderzoeksgroep, onderzoeksontwerp, meetinstrumenten en analyse. In hoofdstuk drie zal er aandacht geschonken worden aan de resultaten van het onderzoek. Het gaat hier om de uitwerking van de gegevens uit de dataverzameling. In hoofdstuk vier gaan wij door op de resultaten door de analyse van de dataverzameling kenbaar te maken. In het laatste hoofdstuk, hoofdstuk vijf, wordt beschreven welke conclusies en aanbevelingen voortkomen uit het onderzoek. In dit hoofdstuk zullen de conclusies van de analyse geformuleerd worden. Daarna volgt een hoofdconclusie en de aanbevelingen. Tevens zal in dit hoofdstuk geëvalueerd worden op het verloop van het onderzoek en zullen discussiepunten benoemd worden.
Onderzoeksrapport “Een keuze voor de toekomst!” Kelsey van ’t Sant (2011207) Marleen Smits (2013194)
Pagina 7 van 40
1. Inleiding en aanleiding van het onderzoek § 1.1 Aanleiding Het Mentorproject Zaltbommel is een onderdeel van Stichting Orion en richt zich op het bieden van ondersteuning aan jongeren van 15 tot 27 jaar, die zoeken naar een vervolgopleiding na het voortgezet onderwijs of op zoek zijn naar een stageplaats. Daarnaast is het Mentorproject er om jongeren te helpen bij het maken van een CV en het voeren van een sollicitatiegesprek (Stichting Orion). Vanuit het Mentorproject is er vorig jaar een onderzoek opgezet in samenwerking met een groepje studenten van de Avans Hogeschool in Breda. Dit onderzoek richtte zich op de betrokkenheid en participatie van ouders als het aankomt op begeleiding van hun kind(eren) bij schoolwerk en het maken van keuzes voor de toekomst. Het onderzoek heeft tot verschillende aanbevelingen geleid die tot verandering kunnen leiden als het aan komt op begeleiding vanuit het Mentorproject. Het gaat hier dan om bemiddeling tussen ouders en school. Met de uitkomst van dit onderzoek werd er binnen het Mentorproject opgemerkt dat zij weinig tot geen zicht hebben op het aandeel dat school heeft t.a.v. de begeleiding van leerlingen bij studieen beroepskeuzes. Met dit onderzoek wil het Mentorproject bereiken dat zij meer zicht krijgen op de taken en verantwoordelijkheden die de klassenmentoren hebben zodat zij begeleiding kunnen bieden die een aanvulling is op het aanbod van de klassenmentoren. Aangezien, naast het gezin, vooral het Cambium de bron is voor de keuze van de toekomst, vinden de mentoren van het Mentorproject het belangrijk dat er duidelijkheid bestaat over de begeleiding op school en hoe het Mentorproject daar een aanvulling op kan zijn. Vanuit deze insteek kan het Mentorproject voorkomen dat zij begeleiding bieden die op school al geboden wordt.
§ 1.2 Theoretisch kader Binnen het onderzoek zijn er een aantal termen die belangrijk zijn om dit rapport goed te kunnen begrijpen. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan het theoretisch kader waarbij deze termen worden uitgelegd met behulp van literatuuronderzoek. Begeleiding binnen het Mentorproject Om dieper in te gaan op de vorm van begeleiding die binnen het Mentorproject wordt gegeven, zal er eerst gekeken moeten worden naar het begrip mentoring. Het begrip mentoring is belangrijk omdat de begeleiding die volgens het Mentorproject geboden wordt, goed aansluit op de term mentoring. In het Mentorproject zitten namelijk mentoren die zich inzetten voor de begeleiding van jongeren die bijvoorbeeld zoeken naar een stageplaats of advies nodig hebben op het gebied van beroepenoriëntatie en sollicitatievaardigheden. Volgens de auteurs van het rapport Meer dan een steuntje in de rug (Uyterlinde, Lub, de Groot, & Sprinkhuizen, 2009) bestaat er enige spraakverwarring over het begrip mentoring en vanuit dat opzicht wordt er door hen onderscheid gemaakt tussen drie vormen van mentoring. Allereerst is er school- based mentoring voor jongeren. Deze vorm richt zich op het bieden van ondersteuning aan jongeren op het gebied van de schoolcarrière. Ten tweede bestaat er community based mentoring voor jongeren waarbij er wordt ingezet op het begeleiden en ondersteunen van opgroeiende kinderen. Het grote verschil met school- based mentoring is dat het accent bij deze vorm ligt op de sociaal-emotionele ontwikkeling. En als laatste is er mentoring voor specifieke doelgroepen. Hierbij is mentoring gericht op een specifieke doelgroep (bijvoorbeeld inburgeraars met een taalachterstand). Deze vorm van mentoring onderscheid zich van de andere twee vormen door zich vooral te richten op het contact. Naast de omschrijving van het begrip mentoring, maken Uyterlinde, Lub, de Groot en Sprinkhuizen onderscheid in succesindicatoren. Het gaat hier om 4 indicatoren te noemen emotioneel kapitaal, academisch kapitaal, sociaal kapitaal en cultureel kapitaal. Om duidelijk te maken welk onderscheid door Uyterlinde, Lub, de Groot en Sprinkhuizen wordt gemaakt zal hieronder de letterlijke beschrijving van de indicatoren volgen, zoals deze in het rapport zijn omschreven; Emotioneel kapitaal heeft betrekking op het emotioneel welzijn van de leerling. Nemen mentor en leerling verbeteringen waar in het zelfvertrouwen van de leerling? Academisch kapitaal heeft betrekking op de leerprestaties van de leerling. Zijn de schoolcijfers en werkprestaties van de leerling verbeterd en/of is de motivatie voor school toegenomen?
Onderzoeksrapport “Een keuze voor de toekomst!” Kelsey van ’t Sant (2011207) Marleen Smits (2013194)
Pagina 8 van 40
Sociaal kapitaal heeft betrekking op de toegang tot nieuwe sociale hulpbronnen die de leerling dankzij de mentorrelatie heeft verkregen. Het gaat daarbij enerzijds om verbreding van het sociale netwerk van de leerling en anderzijds om verbeterde verhoudingen met mensen in de sociale omgeving. Cultureel kapitaal omvat alle gedragscodes, omgangsvormen en conversatie die van belang zijn om vooruit te komen in de samenleving. (Uyterlinde, Lub, de Groot, & Sprinkhuizen, 2009)
Specifiek gekeken naar de begeleiding vanuit het Mentorproject Zaltbommel kan deze het beste gekoppeld worden aan school- based mentoring voor jongeren. Dit omdat het Mentorproject zich richt op het ondersteunen van de jongeren bij zaken zoals het vinden van een stageplaats of vervolgopleiding. Van de vier succesindicatoren, zoals die eerder genoemd zijn, richt het Mentorproject Zaltbommel zich in het algemeen vooral op het cultureel kapitaal aangezien het doel van het Mentorproject is om er voor te zorgen dat jongeren een grotere kans van slagen hebben op de arbeidsmarkt. Dit wil echter niet zeggen dat de resultaten van het Mentorproject zich niet kunnen richten op één of meer van de andere indicatoren. Jongeren in dit onderzoek Naast de begeleiding van het Mentorproject Zaltbommel wordt er binnen dit rapport ook gesproken over jongeren. Om het beeld over jongeren duidelijk te maken wordt hier weergeven wat jongeren zijn en hoe deze groep er binnen dit onderzoek uitziet. Jongeren zijn zowel jongens als meisjes die vallen binnen de leeftijd van 12 t/m 18 jaar. Tijdens deze levensfase, de zogenaamde adolescentie, is er sprake van ontwikkeling op verschillende vlakken. De ontwikkelingen vinden plaats op lichamelijk gebied, cognitief gebied, sociaal gebied en per ontwikkelingsgebied wordt kort beschreven welke veranderingen plaatsvinden. Lichamelijk; Op dit gebied draait het vooral om verandering die plaatsvinden in en op het lichaam. In deze fase is er sprake van een groeispurt, maar ook de ontwikkeling van de geslachtsorganen. Meisjes gaan menstrueren en bij jongens vind de eerste zaadlozing plaats. Beide sekse worden in deze fase vruchtbaar en het seksuele verlangen neemt toe. Het veranderen van het lichaam brengt in veel gevallen onzekerheden met zich mee. Cognitief; De intelligentie van de jongeren krijgt in deze fase een grotere reikwijdte. In deze fase is de jongere beter in staat om na te denken over moeilijkere vraagstukken dan voorheen. Het probleemoplossend vermogen van de jongeren neemt toe evenals het concentratievermogen. Sociaal; enerzijds is deze fase een fase van het ontwikkelen van de eigen identiteit. Anderzijds raken jongeren, mede door lichamelijke veranderingen, meer geïnteresseerd in de andere sekse. Verder is er sprake van verandering op het gebied van autonomie en verantwoordelijkheid. Jongeren nemen meer afstand van hun ouders doordat zij zelf meer keuzes gaan maken. (Kohnstamm, 2009) Naast de ontwikkelingsfase van jongeren in het algemeen is er ook gekeken naar de huidige generatie in het bijzonder. Deze generatie beslaat alle jongeren die geboren zijn na 1986 en wordt de grenzeloze generatie genoemd. Deze generatie is volgens Spangenberg & Lampert vooral gefocust op uiterlijkheden, kicks, geld, status, consumptie en netwerken, en niet zozeer op het eigen welzijn en dat van de maatschappij. Voor de grenzeloze generatie staat plezier hebben en genieten centraal. “Veel jongeren houden zich, als het even kan, minder serieus bezig met hun toekomst, welke opleiding ze willen gaan volgen en welke plaats ze later willen innemen in de maatschappij.” (Spangenberg & Lampert, 2010). Jongeren die behoren tot de grenzeloze generatie hebben hun eigen dromen waarvan zij hopen dat deze waarheid zullen worden, echter blijkt deze generatie soms weinig realistisch te zijn in dit opzicht. De jongeren zijn veel minder gericht op emancipatie, democratisering, het milieu, maatschappijkritiek en de kritische blik. De interesses die de jongeren hebben richten zich op commerciële en materialistische zaken. Studies die geen uitzicht geven op een riant salaris en een hoge status zijn voor deze generatie minder interessant dan studies die dit wel bieden. Daarnaast is deze jongerengeneratie volgens Spangenberg & Lampert ook minder optimistisch in vergelijking met oudere generaties. Mogelijk doordat dit de eerste generatie kan worden waarbij de jongeren het niet vanzelfsprekend beter zullen krijgen dan hun ouders (Spangenberg & Lampert, 2010). Niet alleen Spangenberg & Lampert, maar ook Allegaert & van Bouchaute schrijven over de jeugd die van dag tot dag leeft. Zij schrijven het volgende; “Jongeren van nu willen zich onderscheiden. Dat wordt ook van hen verwacht. (…) Jongeren moeten zichzelf ontdekken en een eigen identiteit ontwikkelen.” (Allegaert & van Bouchaute, 1999). Daarnaast omschrijven zij dat jongeren vandaag de dag fysiek eerder volwassen zijn, maar tevens langer sociaal afhankelijk zijn dan voorgaande generaties. Jongeren van nu volgen langer
Onderzoeksrapport “Een keuze voor de toekomst!” Kelsey van ’t Sant (2011207) Marleen Smits (2013194)
Pagina 9 van 40
onderwijs, stichten op latere leeftijd een gezin en wonen langer thuis dan andere jongerengeneraties. Volgens Allegaert & Bouchaute heeft dit te maken met de mate van autonomie die zij binnen het ouderlijk gezin vergaren (Allegaert & van Bouchaute, 1999). Al met al hebben de vele veranderingen in de maatschappij invloed op de huidige jongerengeneratie en de ontwikkelingen die zij doormaken tijdens de adolescentie. Waar er in dit rapport wordt gesproken over jongeren dan gaat het specifiek om jongens en meisjes die naar school gaan op scholengemeenschap Cambium te Zaltbommel en die in de tweede klas VMBO, derde klas HAVO of derde klas VWO zitten. De leeftijd van deze jongeren varieert van 13 t/m 17 jaar, maar zij hebben de overeenkomst dat zij een studiekeuze moeten maken in het huidige schooljaar dat zij volgen. Studie- en beroepskeuzes Nu duidelijk is wat jongeren zijn en over welke groep gesproken wordt tijdens onderzoek kunnen we verder met de omschrijving van studie- en beroepskeuzes. Van alle leerlingen op de middelbare school wordt verwacht dat zij keuzes maken voor hun eigen toekomst. Jongeren krijgen de kans om zelf op enig moment in hun schoolcarrière vorm te geven aan het eigen leer- en ontwikkelingsproces. Volgens Vinken vraagt de vrijheid om zelf keuzes te maken om flexibiliteit en het vermogen om verantwoordelijkheid te dragen, maar ook om kennis van alternatieven en het vermogen om überhaupt keuzes te kunnen maken (Vinken, 2002). Jongeren krijgen als het ware de opdracht zich bewust te worden van de keuzes die zij moeten maken. Zij moeten uit een grote hoeveelheid opleidingen kiezen wat bij hen past en welke schoolvakken daar een vereiste voor zijn. En daarnaast is het geen overbodige luxe om te weten wat de samenleving en de arbeidsmarkt van hen vraagt op het gebied van vaardigheden (Vinken, 2002). Studiekeuzes binnen VMBO Het VMBO kent 4 stroming; de theoretische leerweg, de gemengde leerweg, de kaderberoepsgerichte leerweg en de basisberoepsgerichte leerweg. Alle stromingen, met uitzondering van de gemengde leerweg, worden op scholengemeenschap Cambium geboden. Iedere leerweg kent een keuze uit vier sectoren (zie onderstaande tabel) en de leerling maakt deze keuze op z’n vroegst in het tweede leerjaar. Binnen iedere sector wordt een tal van beroepsgerichte programma’s geboden. De keuze van het beroepsgerichte programma valt samen met het aanbod van de school. Naast de vier sectoren is er ook nog de mogelijkheid om Intersectoraal te kiezen. Dit houdt in dat de leerling een combinatie kiest van de beroepsgerichte programma’s. Het gaat hier wel om vooraf bepaalde programma’s (zie onderstaande tabel) (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 2010).
Bron: (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 2010)
Studiekeuzes binnen HAVO en VWO
Pagina 10 van 40
HAVO en VWO zijn twee aparte stromingen binnen het voortgezet onderwijs. HAVO is een vijfjarig traject dat de leerling hoofdzakelijk voorbereid op het HBO. VWO is een zesjarig traject dat de leerling voornamelijk voorbereid op het WO. Een overeenkomst is echter dat de leerlingen van zowel HAVO als VWO in het derde leerjaar moeten kiezen uit een viertal profielen; cultuur en maatschappij, economie en maatschappij, natuur en gezondheid, natuur en techniek. Ieder vakkenpakket bestaat uit een gemeenschappelijk deel (voor iedere leerling van toepassing), een profieldeel (één van de vier bovengenoemde profielen) en een vrij deel. Dit laatste deel geeft de leerling de kans om vakken uit een profiel te volgen (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 2010). Een totaal overzicht van alle mogelijkheden voor HAVO is te vinden in bijlage 2. Voor VWO is het overzicht terug te vinden in bijlage 3. Ook van de jongeren binnen dit onderzoek wordt verwacht dat zij keuzes maken voor hun toekomst. Het gaat hier om twee verschillende keuzes. Enerzijds kiezen de leerlingen uit 3 HAVO en 3 VWO hun vakkenpakket voor de opvolgende jaren. Anderzijds kiezen de 2 VMBO leerlingen uit vier vakken welke twee zij willen behouden en welke twee zij zullen laten vallen. Risicogroepen bij studie- en beroepskeuzes Volgens de Raad voor Werk en Inkomen geeft één op de vijf afgestudeerden, van zowel het MBO, HBO als WO, aan dat zij spijt hebben van hun opleidingskeuze. Deze mensen geven aan dat zij, achteraf gezien, niet voor dezelfde opleiding zouden kiezen. Echter blijkt dat het merendeel van deze mensen na een verkeerde studiekeuze alsnog goed terecht komt. Toch zijn er op het gebied van toekomstbepalende keuzes een viertal risicogroepen te benoemen. Allereerst gaat het hier om jongeren die in het voortgezet onderwijs lang twijfelen over hun vervolgstudie en zich laat aanmelden. Als tweede zijn jongeren met meervoudige problemen (bijv. op psychosociaal vlak) als een risicogroep te benoemen. Een derde risicogroep bestaat uit jongeren die kiezen voor opleidingen in de economische en sociaal-culturele hoek. Deze jongeren vallen onder een risicogroep omdat deze richtingen niet opleiden tot een specifiek beroep wat de kans op uitval vergroot. Als laatste zijn allochtone jongeren een risicogroep te noemen omdat zij thuis vaak te horen krijgen dat ze beter een economisch- administratieve MBO- opleiding kunnen doen (Raad voor Werk en Inkomen, 2008). Loopbaanoriëntatie en -begeleiding Verder zal er in de resultaten en de analyse gesproken worden over Loopbaanoriëntatie enbegeleiding (LOB). Onderwijsinstellingen van alle niveaus gebruiken LOB om hun leerlingen te ondersteunen bij het maken van studie- en beroepskeuzes. De reden dat scholen LOB inzetten is om een gebrekkige studiekeuze bij hun leerlingen te voorkomen aangezien dit negatieve gevolgen met zich mee kan brengen voor de toekomst van de leerling. De gevolgen van een gebrekkige studiekeuze kunnen zijn: Voortijdig schoolverlaten/voortijdig afhaken in het hoger onderwijs Moeilijkheden bij het vinden van een baan of stage Onvoldoende aansluiting bij de vraag vanuit de arbeidsmarkt. De elementen waar LOB zich voor inzet zijn: Contact met de beroepspraktijk Reflectie Zelfmanagement: eigen verantwoordelijkheid benadrukken Duurzame en geïntegreerde begeleiding: LOB integreren in het curriculum en richten op keuzes op langere termijn Instrumenten gebruiken voor dialoog: Gebruik van lesmethoden, POP’s en portfolio’s Beïnvloedingskanalen gebruiken: Ouders en peer groups actief te betrekken Kennismaking met de arbeidsmarkt Differentiatie: Begeleiding aanpassen op het individu Het is van belang dat jongeren een goede keuze kunnen maken voor hun toekomst en daarbij is het noodzaak dat zij genoeg weet hebben van hun eigen interesses en capaciteiten, de mogelijkheden in opleidingen en het toekomstperspectief dat deze opleiding biedt op de arbeidsmarkt. LOB speelt hier duidelijk op in (Raad voor Werk en Inkomen, 2008). Mentoren en klassenmentoren Tot slot zijn de klassenmentoren van het Cambium een belangrijke factor binnen dit onderzoek. Om verwarring tussen de begrippen mentor en klassenmentor te voorkomen wordt er daarom als laatste aandacht besteed aan het verschil tussen deze twee groepen. Een klassenmentor draagt de zorg voor leerlingen op een aantal manieren. Allereerst bewaakt de klassenmentor het welzijn van zijn klas of groep. Daarnaast richt hij zich ook op de begeleiding van leerlingen bij de inrichting van de studie en helpt hen algemene studievaardigheden te verwerven.
Onderzoeksrapport “Een keuze voor de toekomst!” Kelsey van ’t Sant (2011207) Marleen Smits (2013194)
Pagina 11 van 40
Verder bespreekt hij vakoverstijgende studieproblemen met de leerlingen. De klassenmentor helpt zijn leerlingen met persoonlijke ontplooiing en vangt hen op bij persoonlijke of sociale problemen (Konig, 2003). Het verschil met een mentor van het Mentorproject is allereerst dat de klassenmentor werkzaam is op school. Daarnaast houdt de klassenmentor zich voornamelijk bezig met schoolprestaties van leerlingen waar het Mentorproject meer gericht is op ondersteuning bij het vinden van stageplaatsen. Tot slot richt de klassenmentor zich niet alleen op de leerling individueel, maar ook op de gehele klas die hij begeleid terwijl de mentor van het Mentorproject op individueel vlak werkt met de jongere.
§ 1.3 Probleem- en doelstelling Het doel van dit onderzoek is om de begeleiding aan jongeren vanuit het Mentorproject beter te laten aansluiten op de begeleiding die de jongeren op school krijgen. In juni 2011 willen wij hiervoor aanbevelingen en verbeterpunten geformuleerd hebben. Bij deze doelstelling hebben wij een probleemstelling en deelvragen opgesteld; Probleemstelling “Welke aspecten in de begeleiding, op het gebied van studie- en beroepskeuzes van jongeren, kunnen door het Mentorproject Zaltbommel worden opgepakt of verbeterd zodat deze begeleiding een goede aanvulling is op de begeleiding die de jongeren op school krijgen?” Deelvragen
Wat is begeleiding binnen het kader van het Mentorproject? Wat wordt er verstaan onder studie- en beroepskeuzes? Wat wordt er verstaan onder jongeren en wie zijn zij in dit onderzoek? Wat is het verschil tussen een mentor en een klassenmentor? Hoe worden de jongeren begeleid door de klassenmentoren op het gebied van studie- en beroepskeuze? Hoe zien de klassenmentoren de taakverdeling tussen ouders en school? (met betrekking tot studie- en beroepskeuze) Hoe zien de klassenmentoren de taakverdeling tussen school en mentorproject (met betrekking tot studie- en beroepskeuze)
Onderzoeksrapport “Een keuze voor de toekomst!” Kelsey van ’t Sant (2011207) Marleen Smits (2013194)
Pagina 12 van 40
2. Methode § 2.1 Onderzoeksgroep In deze paragraaf wordt de populatie, operationele populatie, de steekproef, steekproeftrekking, de respondenten en benadering van de respondenten behandeld. Populatie Onder populatie vallen alle eenheden waarover in dit onderzoek uitspraken gedaan zullen worden. Dit zijn het Mentorproject Zaltbommel, de klassenmentoren, schooldecanen en afdelingsleiders van scholengemeenschap Cambium in Zaltbommel en de leerlingen van deze school. Tevens bevat de populatie uitspraken over LOB, studie- en beroepskeuzes, cultuurverschillen en de omgang met de leerlingen. De operationele populatie van het onderzoek bestaat uit klassenmentoren van 2 VMBO KB/BB, 3 VMBO tl, 3 HAVO en 3 VWO. Verder bestaat deze populatie ook uit schooldecanen van VMBO KB/BB, VMBO tl, HAVO en VWO, afdelingsleiders en uit leerlingen in de leeftijd van 13 t/m 17 jaar die onder voorgenoemde klassenmentoren vallen. Steekproef Bij dit onderzoek is er sprake van een selecte steekproef aangezien er vooraf door de opdrachtgever bepaald was binnen welke school er onderzoek gedaan zou worden. De reden hiervoor is dat scholengemeenschap Cambium de enige middelbare school in Zaltbommel is en daarom de enige mogelijkheid voor dit onderzoek. Bij deze steekproef kunnen wij spreken van een doelgerichte steekproef. Dit omdat er sprake is van een steekproef die bepaalde kenmerken moet bevatten. Het gaat dan om medewerkers van scholengemeenschap Cambium die gemoeid zijn met studie- en beroepskeuzes van leerlingen en dan specifiek om klassenmentoren, schooldecanen en afdelingsleiders die betrokken zijn bij de eerste studiekeuze die de leerlingen moeten maken (2VMBO, 3HAVO en 3VWO). De steekproef van het onderzoek betreft allereerst één van de drie schooldecanen van scholengemeenschap Cambium in Zaltbommel. Daarnaast bevinden zich in de steekproef 8 klassenmentoren uit de operationele populatie en 2 afdelingleiders. Deze steekproef is representatief omdat alle schoolniveaus van het Cambium aan bod komen. Er is gekozen om van ieder niveau minimaal 2 medewerkers te interviewen zodat de verhoudingen onderling gelijk zijn. De steekproef is voldoende groot voor de uitvoering van een kwalitatief onderzoek. Dit onderzoek is gebaseerd op de gegevens van 11 interviews. Respondenten De respondenten zijn klassenmentoren, afdelingsleiders en schooldecanen van scholengemeenschap Cambium in Zaltbommel. Tijdens het opzetten van het onderzoek is er door de opdrachtgever contact gelegd met mevrouw Joore van scholengemeenschap Cambium. Op 23 maart 2011 zijn er afspraken gemaakt tussen de opdrachtgever, de projectgroep en mevrouw Joore over het houden van de interviews voor het onderzoek. Daarbij is afgesproken met welke personen de interviews gehouden worden en binnen welk tijdsbestek dit zal gebeuren. Verder is toen afgesproken dat mevrouw Joore mogelijke kandidaten voor de interviews zou benaderen en de projectgroep een rooster zou sturen met daarin mogelijke tijden voor het afnemen van de interviews (inclusief de namen van de respondenten). Na enige tijd is deze taak binnen de school van mevrouw Joore overgedragen aan mevrouw Tims.
§ 2.2 Onderzoeksontwerp Dit onderzoek is een kwalitatief en praktijkgericht onderzoek. Een kwalitatief onderzoek is niet gebonden aan cijfermatige gegevens, maar richt zich op de subjectieve betekenisverlening van de onderzochte (Verhoeven, 2010). Dit onderzoek is kwalitatief te noemen omdat de ervaringen en belevingen van de klassenmentoren, afdelingsleiders en schooldecanen nodig zijn om realistische en passende aanbevelingen te kunnen doen aan het Mentorproject Zaltbommel. Om goede aanbevelingen te kunnen doen is het nodig dat er duidelijkheid is over de manier waarop klassenmentoren, afdelingsleiders en schooldecanen een rol spelen in het keuzeproces van hun leerlingen. Als er enkel cijfermatige gegevens verzameld zouden worden blijft belangrijke kennis over de begeleiding onbekend waardoor het Mentorproject niet adequaat kan inspelen op de begeleiding die op school geboden wordt omdat zij daar geen weet van hebben. Daarnaast is er sprake van kwalitatief onderzoek omdat wij gebruik hebben gemaakt van interviews voor het verzamelen van de data. Binnen deze dataverzamelingsmethode is er gekozen voor halfgestructureerde interviews omdat er een aantal onderwerpen waren die vanuit de opdrachtgever graag besproken zouden worden en er tevens ruimte zou blijven voor de eigen
Onderzoeksrapport “Een keuze voor de toekomst!” Kelsey van ’t Sant (2011207) Marleen Smits (2013194)
Pagina 13 van 40
inbreng van de respondent. Die vrije inbreng was voor het onderzoek belangrijk omdat er vanuit de opdrachtgever geen zicht was op de begeleiding van klassenmentoren, afdelingleiders en schooldecanen. Naast de interviews zijn verschillende bronnen gebruikt voor een literatuuronderzoek. De gegevens die daarmee verzameld zijn, zijn uitgewerkt tot het theoretisch kader dat terug is te vinden in § 1.2 Theoretisch kader. Het literatuuronderzoek heeft twee doelen gehad; allereerst is het literatuuronderzoek gebruikt als ondersteuning bij het opstellen van de topiclijst van de interviews. Daarnaast is de gevonden literatuur gebruikt voor de verduidelijking van een aantal belangrijke begrippen in het onderzoek. Interviewprocedure Voor het afnemen van de interviews is er gekozen voor individuele gesprekken met de respondenten. Het selecteren van de respondenten is deels verlopen via mevrouw Joore en deels via mevrouw Tims. De afgenomen interviews hebben een tijdsduur variërend van 15 tot 45 minuten. Dit is exclusief de tijd voor het voorstellen en kenbaar maken van het doel van dit onderzoek. De interviews zijn op locatie afgenomen te weten locatie Courtine en locatie van Heemstraweg in Zaltbommel. De reden voor deze aanpak is om de respondenten tegemoet te komen in tijd en ruimte. Dankzij mevrouw Joore en mevrouw Tims zijn de interviews afgenomen in afgezonderde ruimtes. Slechts in twee gevallen was dit niet mogelijk. Mogelijkheden en beperkingen Tijdens het vormen van het plan van aanpak voor dit onderzoek is er ook gekeken naar de mogelijkheden en beperkingen binnen dit onderzoek. De mogelijkheden aan het begin van het onderzoek: Begeleiding vanuit de opleiding Begeleiding vanuit de opdrachtgever, ook op het gebied van onderzoek Weinig tot geen kosten verbonden aan de uitvoering van het onderzoek Beschikbaar budget vanuit de opdrachtgever Afspraken over samenwerking met scholengemeenschap Cambium Voorziene beperkingen aan het begin van het onderzoek: Druk schema opdrachtgever Druk schema docentbegeleidster Deadline van het project Weinig ervaring met onderzoek vanuit de projectgroep Terugkijkend op de onderzoeksperiode zijn er zaken die het verloop van het onderzoek hebben gestimuleerd. Zo heeft de opdrachtgever een belangrijke rol gespeeld bij het verstreken van informatie en bruikbare literatuur en was tevens de mogelijkheid om veel boeken via de opleiding te gebruiken. Verder kwam er vaak een snelle reactie op vragen aan zowel de opdrachtgever als de docent en zijn er geen problemen geweest met de financiële middelen. Ook is de samenwerking tussen de verschillende leden van de projectgroep goed verlopen. Op het gebied van beperkingen is te noemen dat de samenwerking met scholengemeenschap Cambium niet geheel is verlopen zoals dat gepland was. Op het gebied van het afnemen van de interviews was de projectgroep geheel afhankelijk van de scholengemeenschap en hierdoor ontstonden er problemen met de originele planning en de deadline van het onderzoek. In het plan van aanpak is er te weinig rekening gehouden met de mogelijke afhankelijkheidspositie zoals deze tijdens het onderzoek is ontstaan.
§ 2.3 Meetinstrumenten Als eerste is er gebruik gemaakt van theorie uit het literatuuronderzoek om een afbakening te creëren voor de interviews. Deze afbakening bestond uit een selectie van onderwerpen die in de interviews aan de orde zouden komen. Dit heeft geleid tot de zogenaamde topiclijst. Het proces van theorie omzetten in een topiclijst is als volgt verlopen. In gesprek met de opdrachtgever is besproken wat zij graag willen weten zodat de onderwerpen uit de interviews daar op aan zouden sluiten. Vervolgens is er literatuur gezocht over die onderwerpen en een selectie gemaakt van de meest essentiële informatie. Daarna is de topiclijst opgesteld en zijn de interviewvragen per topic gevormd. De uitwerking daarvan is als concept gedeeld met de opdrachtgever en daar is de definitieve versie van de opzet van het interview uitgekomen. Vervolgens zijn de interviewvragen in de praktijk getoetst door een tweetal proefinterviews te houden op het Cambium en de respondenten van die proefinterviews om feedback te vragen. Dit proces heeft een bijdrage geleverd aan de validiteit van het onderzoek doordat er meerdere malen met de opdrachtgever besproken is wat er tijdens de interviews gevraagd zou worden aan de respondenten.
Onderzoeksrapport “Een keuze voor de toekomst!” Kelsey van ’t Sant (2011207) Marleen Smits (2013194)
Pagina 14 van 40
Verder is de begeleidende docent om hulp en feedback gevraagd tijdens het onderzoek om de betrouwbaarheid van het onderzoek te versterken.
§ 2.4 Analyse De opnames die zijn gemaakt tijdens de interviews zijn uitgetypt. Waar nodig was dit een letterlijk verslag van het interview en anders volstond een samenvatting per topic. Alle interviews zijn vervolgens onderverdeeld in 6 verschillende onderwerpen. Deze onderwerpen waren grotendeels gelijk aan de topics van de interviews. Daarna hebben we bekeken welke waarde er toegekend kon worden aan de gegevens per interview. Hierbij is voor ieder onderwerp aangegeven of de respondent negatief of positief van toonzetting was. De volgende stap die is ondernomen is het noteren van de resultaten. Allereerst is daarvoor per onderwerp gekeken naar de cijfers en daarmee wordt bedoeld dat er is gekeken hoeveel van de respondenten een gelijksoortig antwoord hebben gegeven. Deze antwoorden zijn gemarkeerd in de uitwerking van de interviews en vervolgens is er geturfd om de precieze antwoorden duidelijk te krijgen. Daarna zijn de meest belangrijk uitkomsten verwerkt in een cirkeldiagram, matrix of tabel. Deze bevindingen zijn verwerkt in het hoofdstuk ‘Resultaten’. Op het gebied van resultaten is er ook gekeken naar mogelijke verbanden in de meningen en verbeterpunten uit de interviews. Dit is gedaan door wederom per interview te markeren welke antwoorden door de respondenten zijn gegeven. Ook deze uitkomsten zijn verwerkt in het hoofdstuk ‘Resultaten’. Door per onderwerp te kijken welke antwoorden er waren gegeven en deze vervolgens te markeren werd er een bepaalde ordening in de resultaten aangebracht. Dit heeft geholpen bij de uiteindelijke uitwerking van de resultaten doordat de bruikbare passages gescheiden werden van de onbruikbare passages. Na het uitwerken van de resultaten kwam de uitwerking van de analyse. Hierbij is veel gebruik gemaakt van de resultaten zoals deze te vinden zijn in hoofdstuk 3. Allereerst is er gelezen wat er bij de resultaten is vermeld. Vervolgens werd het mogelijk om, met behulp van de eerdere ordening, te kijken naar de antwoorden achter de cijfers en dieper in te gaan op de gegevens van de interviews. Deze zijn uiteindelijk verwerkt in hoofdstuk 4 van dit rapport. Er is specifiek gelet op het feit dat de analyse geen conclusie mag bevatten.
Onderzoeksrapport “Een keuze voor de toekomst!” Kelsey van ’t Sant (2011207) Marleen Smits (2013194)
Pagina 15 van 40
3. Resultaten In dit hoofdstuk zullen de resultaten van de interviews worden weer weergegeven. geven. Hierbij is het hoofdstuk onderverdeeld in zes kopjes, overeenkomend met de topics zoals deze zijn opgesteld voor de interviews. Het Mentorproject Zaltbommel Tijdens de interviews is naar voren gekomen dat da vijf van de 11 respondenten op enige manier bekend is met het Mentorproject Zaltbommel Van de vijf respondenten die het Mentorproject kennen geven er drie aan dat het enkel gaat om naamsbekendheid en de overige twee hebben in het verleden samengewerkt met het Mentorproject (zie figuur 3.1). Die samenwerking uit zich in het weten dat leerlingen begeleid begeleid worden bij het Mentorproject en het voeren van gesprekken over deze leerlingen. Daarnaast wordt er ook aangegeven dat er vanuit het Mentorproject uitleg is gegeven over de begeleiding die zij kunnen bieden. De samenwerking tussen de respondenten en het het Mentorproject wordt door beiden positief gewaardeerd.
Bekendheid met het Mentorproject Geen bekendheid
Naamsbekendheid
Bekend en samengewerkt met
18%
27%
55%
Figuur 3.1
Ondanks dat niet iedereen ervaring heeft gehad met het Mentorproject is er tijdens het interview toch gevraagd of de respondenten verbeterpunten hebben voor de samenwerking met het Mentorproject.. Van alle respondenten hebben vijf een verbeterpunt in de samenwerking aangegeven. De verbeterpunten richten zich enerzijds op het Mentorproject als schakel tussen school en thuis en anderzijds op een aanvulling van het Mentorproject gericht op de gevolgen van een studiekeuze. Daarnaast benoemt één van de respondenten dat het belangrijk is dat er meer kennis over het Mentorproject komt onder de klassenmentoren en dat het goed is om een duidelijk onderscheid te maken tussen het aanbod van het Mentorproject en de mogelijkheden van een VSV- mentor (vroegtijdige schoolverlaters), die binnen school werkzaam is. Verder bestaan er verschillen in de antwoorden over het moment waarop het Mentorproject ingezet kan worden. Voornamelijk bij de respondenten en die het Mentorproject in zouden zetten om de leerlingen meer inzicht te geven in de gevolgen van hun keuzes is er een verschil te zien. Één respondent denkt dat het Mentorproject vooral in de 3de en 4de klas van het VMBO (kader (kader- en basisberoepsgerichte leerweg) een rol kan spelen, terwijl een andere respondent het Mentorproject in de 2de klas van het VMBO (theoretische leerweg) zou willen inzetten.
Pagina 16 van 40
Loopbaanoriëntatie en –begeleiding begeleiding (LOB) Op het gebied van LOB geven de respondenten aan dat een klassenmentor per week één lesuur heeft. Dit uur is het mentoruur en binnen dat uur wordt aandacht geschonken aan prestaties van de leerlingen, persoonlijke vragen van leerlingen op zowel psychosociaal gebied als op het gebied van schoolprestaties, het bespreken preken van problemen d die ie zich in de klas voordoen en twee van de 11 respondenten geeft ook aan dat er aandacht is voor het bespreken van actualiteiten, maar de nadruk ligt voor alle respondenten op het algemeen welbevinden van de leerlingen. Naast het mentoruur oruur wordt er ook nog tijd gegeven voor zaken als oudergesprekken en het voorbereiden van de mentorlessen. n. Tijdens het interview geven zes van de 11 respondenten aan dat zij voldoende tijd hebben voor LOB. Uit de interviews komt naar voren dat voor de re respondenten spondenten duidelijk is welke keuzes door de leerlingen gemaakt moet worden en wanneer deze keuzes gemaakt moeten worden. Drie van de 11 respondenten geeft aan te werken met een vast programma voor LOB. Volgens alle respondenten is er voor de klassenmentor wel ruimte om een eigen draai te geven aan de mentoruren en overige bijkomstigheden van LOB.
Meer structuur (stappenplan/methode)
Inzicht geven in mogelijkheden op de arbeidsmarkt
Verbeterpunten LOB Meer praktijkbezoeken integreren
Betere taakverdeling onder docenten Figuur 3.2
Op de vraag of er verbeterpunten zi zijn op het gebied van LOB geven twee respondenten aan dat zij zeer tevreden zijn over de invulling van LOB zo zoals als die momenteel verloopt, zij hebben dan ook geen verbeterpunten benoemd. Door de overige respondenten worden verschillende verbeterpunten benoemd. Verbeterpunten die worden genoemd zijn meer structuur in LOB door een stappenplan of gebruik van een methode, de, bij het gebruik van een methode de resultaten gezamenlijk bespreken in de klas, in een vroeg stadium leerlingen inzicht geven in wat zij op de arbeidsmarkt kunnen verwachten bij een bepaalde keuze, meer praktijkbezoeken integreren in het programma door op bezoek te gaan b bij mogelijke vervolgopleidingen en een betere taakverdeling onder alle docenten zodat klassenmentoren zich kunnen concentreren op de taken die bij het klassenmentorschap komen kijken (zie figuur 3.2). Tevens geeft één respondent aan dat het belangrijk is om binnen VMBO BB/KB er op toe te zien dat praktijkdocenten een realistisch beeld geven van hun afdeling zodat de leerlingen een juiste keuze kunnen maken. Taken en verantwoordelijkheden Volgens 11 van de 11 respondenten hebben de oude ouders rs een grote verantwoordelijkheid in het keuzeproces van hun kind. Taken die daarbij horen zijn betrokkenheid tonen door aanwezigheid bij oudergesprekken, weten welke keuze hun kind moet maken, informatie van school tot zich nemen en gebruiken in gesprek met et hun kind, open dagen van vervolgopleidingen bezoeken, regelmatig in gesprek gaan met hun kind over ervaringen in de praktijk en over de mogelijke keuze die hun kind wil gaan maken, maar ook respect hebben voor de keuze die het kind wil maken en hun kind ondersteunen bij het maken van een realistische keuze. De taak van school is volgens de respondenten het geven van voorlichting over de keuzes, zowel aan de leerling als aan ouders. Daarnaast benoemen de respondenten ook dat de klass klassenmentor gesprekken aan n gaat met de leerling, en eventueel met ouders, op het moment dat er vragen zijn. Tijdens zo’n gesprek wordt er advies gegeven of wordt de leerling doorgestuurd naar de decaan voor meer informatie, een interessetest of advies. Op de vraag waar de grens ligt igt van de taken en verantwoordelijkheden van de respondenten wordt er door zes respondenten aangegeven dat hun taak stopt bij het advies geven aan de leerling en ouders. Hier wordt duidelijk dat het vooral de decanen zijn, die gericht op studiekeuzes, begeleiding eleiding kunnen bieden en testen afnemen die de leerling meer inzicht kunnen geven in de mogelijkheden. Verder geven zes respondenten aan dat ze in contact met ouders een grens hebben. Ze zoeken contact met ouders op het moment dat zij signaleren dat de leerling leerling geen steun
Pagina 17 van 40
krijgt in zijn keuze. Dan gaan ze in gesprek met ouders en waar nodig is wordt men doorverwezen naar de decaan. De grens is daar getrokken aangezien de respondenten aangeven dat het daarna buiten hun taak valt. Één van de respondenten ge geeft eft wel aan dat de ouders de keuze van hun kind moeten steunen door een handtekening onder de keuze te zetten en wanneer dit niet gebeurt dan onderneemt de school meer actie omdat de leerling anders niet verder kan op school. Naast de grens in contact met ouders, geeft deze respondent aan dat er een grens is voor wat betreft het functioneren van de leerling.. Op het moment dat een leerling specialistische begeleiding nodig heeft, die de school niet kan bieden, valt hij buiten de taken en verantwoordelijkheden verantwoordelijkhede van de school en wordt de begeleiding en zorg voor de leerling overgedragen aan bijvoorbeeld een rebound traject. Vijf van alle respondenten geeft aan zich niet verantwoordelijk te voelen voor de keuze die de leerling uiteindelijk maakt aangezien zij vin vinden dat de keuze van de leerling erling persoonlijk is. Er zijn vier respondenten die aangeven zich wel verantwoordelijk te voelen voor het keuzeproces dat de leerling doorloopt. Dit komt dan voornamelijk doordat zij zich als onderwijsinstelling verantwoordelijk voelen voor een goede voorbereiding op een vervolgopleiding. Invloed cultuurverschillen op keuzeproces Allereerst geven acht van de 11 respondenten aan dat zij zien dat er verschillen zijn in keuzes als er wordt gekeken naar de culturele achtergrond van de leerlingen. Vijf van deze acht respondenten geven aan dat zij deze verschillen ook terugzien onder hun leerlingen, de overige drie zien deze verschillen wel terug, maar ervaren dit niet in hun eigen klassen omdat er weinig tot geen verschillen in culturele ele achtergronden zijn (m (met name de klassen op de Courtine locatie). De overige drie respondenten die hebben aangegeven geen verschillen hierin te zien op het gebied van studie- en beroepskeuzes, geven aan dat zij het lastig vinden om hier een uitspraak over ov te doen aangezien zij relatief weinig cultuurverschillen meemaken in de klas en hier daardoor ook geen vergelijkingen hebben (zie figuur 3.3) 3.3). Één van deze drie respondenten geeft aan dat de cultuurverschillen ongetwijfeld invloed heeft op het keuzeproc keuzeproces, es, maar ervaart dit niet in zijn klassen en ziet dit ook niet als een probleem bij het keuzemoment.
Culturele verschillen keuzeproces Wel verschillen
Wel verschillen, niet bij eigen leerlingen
Geen verschillen
27% 46% 27%
Figuur 3.3
Van de acht respondenten geven drie als oorzaak van de culturele verschillen aan dat leerlingen l van etnische afkomst, en dan met name de Marokkaanse leerlingen, liever niet in een overall overal naar hun werk gaan. Deze groep leerlingen vindt de beroepen met meer aanzien,, voornamelijk in de administratieve en economische sector, aantrekkelijker. Alle drie de respondenten gaven aan dat deze leerlingen vooral niet et kiezen voor beroepen zoals timmerman of schilder. Daarnaast gaven twee respondenten aan dat ouders een grote rol spelen spe in dit keuzeproces, vooral ouders van Marokkaanse leerlingen vinden status beroepen belangrijk belangrijk. Zo gaf één respondent ondent als voorbeeld dat een vader trots is op zijn zoon als zijn zoon op carrièregebied hoger eindigt dan hijzelf. hijzelf Ten slotte gaven drie respondenten aan dat deze verschillen terug te zien zijn doordat ouders bijvoorbeeld minder betrokken zijn bij het keuzeproces van hun kind en daarbij minder steun/begeleiding biedt. Ook gaven zij aan dat bijv. Maro Marokkaanse ouders minder breed ontwikkeld zijn waardoor zij niet genoeg mogelijkheden hebben om hun kinderen die steun en begeleiding te
Pagina 18 van 40
bieden op het gebied van studiekeuzes. vijf van de acht respondenten gaven daarbij aan hoe zij omgaan met die cultuurverschillen. Twee van deze respondenten gaven aan dat het de eigen keus is van de leerling en dat zij daarbij dus niet verantwoordelijk zijn voor dit keuzeproces. Twee respondenten gaven aan dat zij de leerlingen op een gelijke manier behandelen en daardoor geen uitzonderingen maken voor bijv. Marokkaanse leerlingen. Ten slotte gaf één respondent aan dat hij zijn aanpak niet aansluit op deze verschillen omdat hij van mening is dat hij, als klassenmentor, moeilijk veranderingen teweeg kan brengen als het gaat om cultuurgebonden normen en waarden. Omgang met de leerlingen Aan 11 respondenten is de vraag gesteld welke keuzes de leerlingen in die fase van de opleiding moeten maken. Daaruit werd duidelijk dat de leerlingen in 3 HAVO/VWO, aangegeven door vier respondenten, een vakkenpakket/profielkeuze moeten kiezen. Daarnaast werd duidelijk dat de leerlingen van 2VMBO KB en BB, aangegeven door vijf respondenten, een praktijkafdeling moeten kiezen in het VMBO. Ten slotte werd door twee respondenten aangegeven dat leerlingen van 2 VMBO TL uit vier vakken (Frans, economie, biologie en natuurkunde), twee vakken kiezen die zij willen blijven volgen (zie figuur 3.4).
Keuzes VMBO KB/BB
VMBO TL
HAVO/VWO
Uit de 7 praktijkafdelingen dienen de leerlingen aan het eind van het jaar een afdelingskeuze te maken. Voorafgaand aan deze keuze, kiezen de leerlingen in april 2 afdelingen waaruit later gekozen wordt voor de definitieve afdeling.
Uit de 4 vakken (Frans, economie, biologie en natuurkunde) dienen de leerlingen, voor het eind van het schooljaar, een keuze te maken voor 2 van de 4 vakken.
Uit de 4 profielen (N&G, N&T, C&M, E&M) dienen de leerlingen voor het eind van het schooljaar een keuze te maken. Binnen deze profielen dienen zij ook te kiezen uit verschillende vakken.
Figuur 3.4
Drie van de vijf respondenten van 2 VMBO KB/BB gaven aan dat hun leerlingen de keuze om aan het eind van het schooljaar één van de 7 afdelingen te kiezen als meest moeilijk ervaren. Één respondent gaf aan dat de leerlingen het juist moeilijk vinden om twee afdelingen te kiezen en dat ze in dit geval liever vier afdelingen kiezen. Van deze vijf respondenten gaf één respondent van 2 VMBO KB/BB aan dat de leerlingen de keuze om de juiste studierichting te kiezen van het VMBO naar het MBO, in de 4de klas, als meest moeilijk ervaren. Drie van de vier respondenten van het HAVO/VWO gaven aan dat de leerlingen in deze fase van de opleiding de keuze als meest moeilijk ervaren welke vakken ze erbij nemen. Twee respondenten hebben het daarbij over extra vakken die de leerlingen kunnen kiezen en één respondent heeft het over welke vakken ze binnen het vakkenpakket moeten kiezen en die de leerlingen nodig hebben voor een bepaalde richting in de toekomst. De laatste respondent heeft aangegeven dat de leerlingen het maken van een profielkeuze toch meer als moeilijk ervaren omdat zij bijv. bepaalde interesses hebben in vervolgopleidingen en daar een bepaald profiel voor nodig hebben, maar niet goed zijn in de vakken die dit profiel aanbiedt. Één van de twee respondenten van het VMBO TL geeft aan dat de leerlingen in deze fase van de opleiding makkelijk zijn in keuzes maken omdat deze keuze ook niet heel belangrijk is. Deze respondent geeft daarbij aan dat als ze twee van de vier vakken kiezen, dat ze dan bijna altijd nog drie van de vier sectoren openhouden. Dit ligt dus veel minder strak dan op het HAVO/VWO. De andere respondent heeft aangegeven dat leerlingen het moeilijk vinden als ze een bepaald vak nodig hebben voor een bepaalde richting, maar niet goed zijn in dit vak of het niet leuk vinden, om toch door de zure appel heen te bijten of voor een ander vak te kiezen. Alle respondenten van alle niveaus hebben aangegeven dat zij tijdens het keuzeproces van de leerlingen, wanneer zij moeite hebben met het maken van die keuzes, de leerlingen doorverwijzen naar de decaan. Hij kijkt samen met de leerling gerichter naar zijn interesses en capaciteiten, mocht de leerling daar behoefte aan hebben. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van interessetesten en worden de leerlingen aangespoord om open dagen te bezoeken. De mentor is in
Onderzoeksrapport “Een keuze voor de toekomst!” Kelsey van ’t Sant (2011207) Marleen Smits (2013194)
Pagina 19 van 40
deze gevallen het eerste aanspreekpunt, maar wanneer een leerling er niet uitkomt om een bepaalde lde keuze te maken dan wordt hij doorverwezen naar de decaan. Één respondent gaf daarbij nog aan dat deze keuzes ook besproken kunnen worden op een ouderavond waarbij aandacht wordt besteed aan de cijferlijsten voor bepaalde vakken die nodig zijn voor een bepaalde richting. Aanvulling Mentorproject Negen van de 11 respondenten ondenten geven aan het Mentorproject als aanvulling te zien op de begeleiding die op school hool geboden wordt. De overige twee mentoren van de 11 gaven aan geen idee te hebben in welk opzicht het Mentorproject een aanvulling zou kunnen zijn. Zij gaven daar de reden voor dat het goed geregeld is op school wat betreft studie studie- en beroepskeuzebegeleiding en verder nooit in aanraking zijn gekomen met het Mentorproject omdat zij nog nooit tegen problemen zijn aangekomen.
Ervaring Mentorproject
Beroepenoriëntatie klas 2
delen Aanvulling Mentorproject
Overgang van 4VMBO naar MBO
Vroegtijdig signaleren van probleemleerlingen Figuur 3.5
Van de negen mentoren die wel aangaven enige aanvulling te zien in de begeleiding vanuit vanu het Mentorproject, gaven er twee klassenmentoren aan geen aanvulling van het Mentorproject te zien op hun eigen mentorklassen, ntorklassen, namelijk 3 VWO. Zij gaven daarbij wel aan dat het Mentorproject Mentorprojec een aanvulling kan zijn voor het VMBO, en dan met name voor de leerlingen uit de 4de klas omdat de overgang van het VMBO naar het MBO als een struik struikelblok elblok wordt gezien. De overige zeven klassenmentoren die aangaven een aanvulling te zien vanuit het Mento Mentorproject, project, spreken vooral over de leerlingen in een vroeger stadium bewust maken van wat er allemaal sp speelt eelt en daardoor al eerder voorbereiden op studie- en beroepskeuzes beroepskeuzes. Zij spreken hierbij vooral over de beroepenoriëntatie in de 2de klas. Verder gaven zi zijj ook aan dat het Mentorproject over ervaringen beschikt en in die zin een aanvulling kan zijn op de begeleiding die op school geboden wordt. Ook om meer structuur te bieden. Één respondent re gaf aan dat hij het Mentorproject als aanvulling ziet om bij sommige ge leerlingen eerder aan de bel te trekken voordat het te laat is en zij uitvallen op school. Hij gaf aan dat nu in sommige gevallen te lang wordt doorgegaan om een oplossing binnen de school te vinden en dat als leraren meer bekendheid met dit project pr zouden den hebben, er eerder jongeren naar het Mentorproject doorverwezen kunnen worden (zie figuur 3.5).
Pagina 20 van 40
4. Analyse In deze analyse wordt er verder ingegaan op de resultaten zoals deze staan beschreven in hoofdstuk 3. Voor de analyse zullen dezelfde kopjes aangehouden worden als bij het voorgaande hoofdstuk. De conclusies van de analyse zullen hier nog niet aan bod komen, die zullen te lezen zijn in hoofdstuk 5. Mentorproject Uit de resultaten is op te maken dat de minderheid van de respondenten bekend is met het Mentorproject en dat slechts twee van de respondenten werkelijk met hen gewerkt heeft. Deze respondenten weten wat het Mentorproject inhoud aangezien daar vanuit het Mentorproject uitleg over is gegeven. Het blijkt dat deze uitleg niet is gegeven aan de klassenmentoren van scholengemeenschap Cambium. Het valt op dat van de zes respondenten die werkzaam zijn op de locatie Courtine (VMBO-TL, HAVO en VWO) twee respondenten bekend zijn met het Mentorproject en in beide gevallen gaat om naamsbekendheid en niet om bekend zijn met de mogelijkheden die het Mentorproject kan bieden. Van de vijf respondenten op de locatie van Heemstraweg zijn drie respondenten wel bekend met het Mentorproject, waarvan twee inhoudelijk weten wat het Mentorproject doet en ook in de praktijk met hen in aanraking zijn gekomen. Voor wat betreft de samenwerking heeft de minderheid aangegeven op welk punt zij verbeteringsmogelijkheden zien. Het gaat hier om vijf van de 11 respondenten die een verbeterpunt heeft benoemd. Deze verbeterpunten richten zich op meer naamsbekendheid van het Mentorproject onder de klassenmentoren en op de mogelijkheid dat het Mentorproject een extra schakel wordt tussen de thuissituatie van de leerling en het functioneren op school. Tevens zien twee respondenten het als een mogelijkheid tot meer samenwerking als het Mentorproject de leerlingen meer inzicht zou kunnen geven in de gevolgen van de keuzes die zij moeten maken in hun schoolcarrière. Loopbaanoriëntatie en –begeleiding (LOB) De meerderheid van de respondenten geeft aan dat er voldoende tijd is voor LOB. Daarbij is het belangrijk om te vermelden dat de decanen op het gebied van studiekeuzes het grootste deel van de begeleiding op zich nemen. Per schoolniveau zijn er verschillen te benoemen in de rol van de klassenmentor binnen LOB. Zo valt op dat de klassenmentoren van locatie Courtine in mindere mate ingaan op het welbevinden van de leerling in zijn gehele situatie. Met de gehele situatie van de leerling wordt bedoeld zowel het functioneren op school als het functioneren in de thuissituatie. Één respondent van de locatie Courtine geeft tijdens het interview heel duidelijk aan dat de rol van klassenmentor gericht is op wat er op school gebeurd. Daarnaast komt in de andere interviews naar voren dat de klassenmentoren van voornamelijk HAVO/VWO aangeven weinig problemen te ervaren met hun leerlingen en verwachten dat de leerlingen op het VMBO meer problemen laten zien. Hier staat tegenover hoe de aanpak van locatie van Heemstraweg is geregeld. Éen respondent legde in het interview uit dat er een team is binnen de school met verschillende disciplines die zich richten op het welbevinden van de leerling. Zo hebben ze op die locatie een maatschappelijk werker, orthopedagoog en een counselor die de leerling kan ondersteunen en in het geval van de maatschappelijk werker ook huisbezoeken kan afleggen. Tevens gaf de respondent aan dat de begeleiding vanuit de klassenmentor niet meer alleen gericht is op schoolprestaties, maar dat het van belang is dat de klassenmentor signaleert waar de leerling zowel op school als thuis tegenaan loopt. Een ruime meerderheid (acht van de 11) van de respondenten heeft aangegeven niet te werken volgens een bepaalde methode of vast LOB-programma. Dit geeft de klassenmentoren de ruimte om een eigen invulling te geven aan LOB, echter wordt er ook door meerdere respondenten benoemd dat zij hier meer structuur in zouden willen hebben door opstellen van een stappenplan of het gebruik van een methode. Slechts twee van de respondenten heeft aangegeven volledig tevreden te zijn over de invulling van LOB zoals dit momenteel verloopt en ziet geen punten die op dit gebied verbeterd kunnen worden. De overige negen respondenten zien wel een mogelijkheid om de huidige invulling van LOB te verbeteren (zie hoofdstuk 3, blz. 16).
Onderzoeksrapport “Een keuze voor de toekomst!” Kelsey van ’t Sant (2011207) Marleen Smits (2013194)
Pagina 21 van 40
Taken en verantwoordelijkheden Alle respondenten vinden dat ouders de verantwoordelijk hebben hun kind te begeleiden in het keuzeproces. Betrokkenheid is daarbij de voornaamste taak die de respondenten toekennen aan ouders. Vanuit de respondenten komt naar voren dat zij het vanzelfsprekend vinden dat ouders in gesprek gaan met hun kind over mogelijke studiekeuzes en respect hebben voor de keuzes die hun kind wil maken. Mede door die taken die de respondenten toekennen aan ouders is er ook een grens op dit gebied die geldt voor de respondenten. De meerderheid van de respondenten geeft aan dat er een grens is betreffende het aansporen van ouders op het moment dat zij signaleren dat betrokkenheid bij het keuzeproces ontbreekt. De grens is hier dat de respondenten bij de eerste signalen contact zoeken met ouders, maar dat dit na 1 á 2 gesprekken stopt. Één respondent geeft hier een uitzondering op en dat is op het moment dat er geen handtekening van ouders onder de keuze van de leerling is gezet. In die situatie wordt de eerdergenoemde grens overschreden omdat bij het ontbreken van een handtekening geen keuzes gemaakt mogen worden en de leerling niet kan doorstromen op school. Gekeken naar de taken die school heeft in het keuzeproces van de leerling kan worden gezegd dat de respondenten voorlichting geven over mogelijke keuzes als voornaamste taak zien. Daarbij is wel een grens te noemen namelijk dat de rol van klassenmentoren stopt bij het geven van voorlichting en eventueel advies aan leerlingen die hier om vragen. Wanneer dit niet volstaat rest alleen nog de doorverwijzing naar de decaan. Op het gebied van verantwoordelijkheid hebben vijf respondenten aangegeven zich niet verantwoordelijk te voelen voor de uiteindelijke keuze die de leerling maakt. Dit komt doordat zij vinden dat die keuze persoonlijk is en dat het aan de ouders is om erop toe te zien dat hun kind een realistische keuze maakt. Hierbij is het van belang om te beseffen dat de keuze van de leerling niet hetzelfde is als het keuzeproces dat de leerling doorstaat. Het keuzeproces is namelijk een proces dat gedurende de hele schoolcarrière speelt en waarbij de klassenmentoren en decanen een rol spelen in de voorlichting en begeleiding. Invloed cultuurverschillen op keuzeproces Een grote meerderheid van de respondenten (acht van de 11) heeft aangegeven dat zij op het gebied van de culturele achtergrond van de leerling zien dat dit verschillen oplevert in de keuze die door de leerling gemaakt moeten worden. Het verschil dat bij de respondenten wordt gezien is dat voornamelijk Marokkaanse leerlingen vooral kiezen voor de administratieve en economische richtingen. Daarbij geven de meeste respondenten aan dat zij deze verschillen ook daadwerkelijk in de praktijk ervaren. Als er wordt gekeken naar de verschillende schoolniveaus is daarover te zeggen dat er op de locatie van Heemstraweg (VMBO KB/BB) meer verschillen worden gezien dan op de locatie Courtine (VMBO TL, HAVO en VWO). De enige respondent van de locatie Courtine die onder de huidige leerlingen merkt dat culturele verschillen meespelen bij studiekeuzes, is van VMBO TL. Er kan dus gezegd worden dat vooral de lagere schoolniveaus de culturele verschillen en de invloed daarvan, in de praktijk tegenkomen bij studiekeuzes. Uit de interviews blijkt dat de reden dat verschillen bij de hogere niveaus in mindere mate aan de orde is komt door het lage aantal allochtone leerlingen in die klassen. Een meerderheid van de respondenten die de invloed van culturele verschillen ziet geeft aan hoe zij daarmee omgaan. Uit de interviews wordt duidelijk dat er geen andere aanpak is bij studiekeuzes voor Marokkaanse leerlingen. Omgang met de leerlingen De keuzes die gemaakt moeten worden door de leerlingen zijn per schoolniveau verschillend; leerlingen van het VMBO KB/BB kiezen een praktijkafdeling, leerlingen van het VMBO TL kiezen twee van de vier vakken (Frans, economie, biologie en natuurkunde) en de leerlingen van HAVO/VWO maken een profielkeuze (zie figuur 3.4). Op het VMBO KB/BB is volgens de meeste respondenten de keuze voor de uiteindelijke afdeling het moeilijkste voor de leerlingen. Echter wordt ook aangegeven dat de tussentijdse keuze voor twee afdelingen voor sommige leerlingen moeilijker is. Verder geeft de afdelingsleider van VMBO KB/BB aan dat de keuze voor de juiste vervolgopleiding het moeilijkst is voor de leerlingen van VMBO KB/BB. Wat betreft begeleiding van de leerlingen die moeilijk kunnen kiezen, geven de respondenten aan dat daarvoor contact opgenomen kan worden met de klassenmentor of de decaan. De taak van de klassenmentor is maar klein in het keuzeproces omdat de decaan wordt gezien als de specialist op dit gebied. Toch zijn er meerdere klassenmentoren onder de respondenten die ook zelf gesprekken aangaan met de leerlingen op het moment dat de leerling moeite heeft om te kiezen. Bij VMBO TL valt op dat één van de respondenten aangeeft dat de keuze voor de leerling op dit moment in hun schoolcarrière (2VMBO) geen moeilijkheden met zich meebrengt. De leerlingen kiezen gemakkelijk voor twee van de vier vakken omdat deze keuze geen sterke weerslag heeft op
Onderzoeksrapport “Een keuze voor de toekomst!” Kelsey van ’t Sant (2011207) Marleen Smits (2013194)
Pagina 22 van 40
de keuzes die zij in de rest van de schooljaren moeten maken. Toch wordt door beide respondenten, die werkzaam zijn op de VMBO TL afdeling, opgemerkt dat er leerlingen zijn die moeite hebben om toch te kiezen. Op zo’n moment is de klassenmentor beschikbaar voor advies en kan eventueel ook de expertise van de decaan een rol spelen. De reden dat de leerlingen toch moeite hebben met de keuze is vanwege het gegeven dat zij (niet) goed zijn in drie of vier van de vier vakken en daardoor twijfelen welk 2de vak zij moeten kiezen. Verder kan het ook van invloed zijn dat de leerling al een beeld heeft van wat hij wil doen als vervolgstudie en niet goed weet welke vakken daar het beste bij passen. Voor wat betreft HAVO/VWO is het volgens de respondenten vooral moeilijk voor de leerlingen om een keuze te maken in extra vakken, al weten sommige leerlingen ook niet goed welk profiel het beste aansluit op mogelijke vervolgopleidingen. Voor advies worden de leerlingen doorverwezen naar de decaan omdat hij het beste weet welke mogelijkheden er allemaal zijn voor de leerlingen, ook op het gebied van vervolgstudies. Net als bij de andere niveaus is de klassenmentor ook een mogelijkheid voor de leerlingen om advies te krijgen. Opvallend is hier dat alle schoolniveaus dezelfde aanpak hanteren bij het ondersteunen van leerlingen die nog niet goed weten welke keuze zij willen maken. In alle gevallen kan de klassenmentor om advies gevraagd worden en waar nodig kan de decaan daar dieper op ingaan. Aanvulling Mentorproject De meerderheid van de respondenten ziet een mogelijkheid voor het Mentorproject om in te spelen op de huidige begeleiding op school. Het valt op dat de respondenten van HAVO/VWO aangeven dat zij zelf weinig problemen ervaren bij hun leerlingen en dat zij een rol voor het Mentorproject eerder zien bij het VMBO. Verder is te stellen dat het Mentorproject op twee zaken als mogelijke aanvulling wordt gezien. Enerzijds de leerlingen in een vroeg stadium (1ste en 2de klas) inzicht geven over de mogelijkheden en gevolgen van de keuzes die gemaakt moeten worden. Anderzijds kan het Mentorproject volgens een aantal van de respondenten, waaronder die van HAVO/VWO, een aanvulling zijn door in te spelen op de problemen van sommige leerlingen bij de overgang van het VMBO naar het MBO. Tot slot wordt benoemd dat het Mentorproject ondersteuning kan bieden aan leerlingen waarvan de klassenmentoren signaleren dat zij wellicht zullen gaan uitvallen op school. Hierbij is het wel van groot belang dat er duidelijkheid komt over de mogelijke ondersteuning van het Mentorproject en de mogelijkheden van de VSV- mentor, die in ieder geval op locatie van Heemstraweg, op school aanwezig is.
Onderzoeksrapport “Een keuze voor de toekomst!” Kelsey van ’t Sant (2011207) Marleen Smits (2013194)
Pagina 23 van 40
5. Conclusies en discussie Voordat er wordt ingegaan op de conclusies van het onderzoek zal hier eerst opnieuw worden vermeld wat de probleem- en doelstelling van dit onderzoek zijn. Probleemstelling “Welke aspecten in de begeleiding, op het gebied van studie- en beroepskeuzes van jongeren, kunnen door het Mentorproject Zaltbommel worden opgepakt of verbeterd zodat deze begeleiding een goede aanvulling is op de begeleiding die de jongeren op school krijgen?” Doelstelling Het doel van dit onderzoek is om de begeleiding aan jongeren vanuit het Mentorproject beter te laten aansluiten op de begeleiding die de jongeren op school krijgen. In juni 2011 willen wij hiervoor aanbevelingen en verbeterpunten geformuleerd hebben.
§ 5.1 Conclusies van de analyse In deze paragraaf worden de conclusies van de analyse weergegeven. Net als in de voorgaande twee hoofdstukken worden de conclusies per onderwerp vermeld. Mentorproject Allereerst is te concluderen dat er weinig samenwerking is met de klassenmentoren, decanen en afdelingsleiders van scholengemeenschap Cambium. Dit blijkt uit het feit dat slechts 18% van de ondervraagden (klassenmentoren, decaan en afdelingsleiders) in het verleden met het Mentorproject samengewerkt heeft. Uit de analyse blijkt ook dat het Mentorproject geen uitleg heeft gegeven aan klassenmentoren over de mogelijkheden van het Mentorproject. Hierdoor is de naamsbekendheid onder de klassenmentoren nihil. Daarnaast kan gezegd worden dat er voor het Mentorproject een mogelijkheid is om een betere samenwerking aan te gaan met scholengemeenschap Cambium. Dit blijkt uit de verbeterpunten die door de ondervraagden zijn benoemd. Zo is het een mogelijkheid voor het Mentorproject om in te spelen op de vraag om meer inzicht te geven aan leerlingen wat betreft de gevolgen die hun keuzes met zich meebrengen. Verder is er voor het Mentorproject een mogelijkheid om leerlingen te begeleiden en daarbij zowel de thuissituatie als de voortgang op school in acht te nemen. Dit zou betekenen dat de mentoren van het Mentorproject zich niet alleen richten op ondersteuning bij het maken van studie- en beroepskeuzes, maar ook aandacht hebben voor het algemeen welbevinden van de leerling. Loopbaanoriëntatie- en begeleiding (LOB) Op het gebied van LOB is binnen dit onderzoek te concluderen dat de rol van klassenmentoren kleiner is dan die van de decaan. Als klassenmentor wordt er in verhouding weinig tijd geschonken aan studie- en beroepskeuzes en meer aan de prestaties en het welbevinden van de leerlingen. Voor de samenwerking tussen scholengemeenschap Cambium en het Mentorproject houdt dit in dat het voornamelijk van belang is dat mentoren van het Mentorproject gemakkelijk contact kunnen hebben met de decanen van beide locaties. Wat betreft verbeterpunten voor LOB zijn er een aantal punten waarop het Mentorproject kan inspelen. De ondervraagden zien verbetermogelijkheden voor de aanpak van LOB op school. Zo wordt door meerdere ondervraagden aangegeven dat zij momenteel niet werken volgens een vaste methode of een vast programma. Als verbeterpunt wordt genoemd dat een bepaalde methode voor meer structuur kan zorgen. Dit is voornamelijk een verbeterpunt dat binnen de school opgenomen kan worden, maar ook het Mentorproject kan hier voordeel uit halen. Zo kunnen de mentoren in contact blijven met de school over de methode die zij eventueel willen toepassen zodat zij in hun aanpak rekening kunnen houden met de begeleiding die op school geboden wordt. Taken en verantwoordelijkheden De ondervraagden geven aan dat voorlichting en advies geven de taken zijn die door de school op zich genomen worden. Het gaat hierbij om voorlichting aan leerlingen en ouders op het gebied van studie- en beroepskeuzes. Voorlichting wordt voornamelijk gegeven door de decaan. Voor advies kunnen leerlingen terecht bij de klassenmentor, die hen kan doorverwijzen naar de decaan. Uit het onderzoek blijkt dat de verantwoordelijkheid van ouders bij het keuzeproces van hun kind, volgens de ondervraagden, groot is. De ondervraagden vinden dat ouders betrokkenheid moeten tonen op het moment dat hun kind keuzes moet maken. Wanneer ouders die betrokkenheid volgens school niet laten zien wordt er door school contact met hen opgenomen. Dit is echter niet
Onderzoeksrapport “Een keuze voor de toekomst!” Kelsey van ’t Sant (2011207) Marleen Smits (2013194)
Pagina 24 van 40
vrijblijvend. De school ziet het niet als haar verantwoordelijkheid om toenadering te blijven zoeken als ouders alsnog geen betrokkenheid tonen. Alleen wanneer de keuze van de leerling hieronder lijdt, omdat ouders bijvoorbeeld geen handtekening zetten onder de keuze van hun kind, wordt er opnieuw contact gezocht om te voorkomen dat de leerling niet kan doorstromen op school. De discrepantie die kan ontstaan tussen de verwachtingen van school en de betrokkenheid van ouders is een aspect waarop het Mentorproject een aanvulling kan zijn. Dit kunnen de mentoren van het Mentorproject doen door met de leerling in gesprek te gaan over de mogelijke keuzes en de leerling te ondersteunen bij het maken van een realistische keuze. Invloed cultuurverschillen op keuzeproces De meerderheid van de ondervraagden geeft aan dat culturele verschillen onder leerlingen invloed kan hebben op de studiekeuzes die zij maken. Hieruit kan de conclusie getrokken worden dat de culturele achtergrond van een leerling wel degelijk invloed heeft op de uiteindelijke keuze. Verder is te concluderen dat onder Marokkaanse jongeren die verschillen het duidelijkst naar voren komen. Uit het onderzoek blijkt dat deze groep leerlingen eerder geneigd is om te kiezen voor economische en administratieve richtingen. De oorzaken die hier door de ondervraagden aan toegekend worden zijn dat de Marokkaanse gemeenschap het gevoel heeft dat deze richtingen en de bijpassende beroepen statusverhogend zijn en meer aanzien geven dan bijvoorbeeld technische beroepen. Daarnaast is uit de gegevens van de interviews te concluderen dat er meer culturele verschillen gezien worden op de locatie van Heemstraweg (VMBO KB/BB) dan op de locatie Courtine (VMBO TL, HAVO en VWO). Tevens wordt er door de ondervraagden van locatie van Heemstraweg aangegeven dat er op het VMBO KB/BB ervaring is met culturele verschillen van de huidige leerlingen. Op locatie Courtine wordt dit alleen gezien onder de leerlingen van VMBO TL. Voor het Mentorproject betekent dit dat de mentoren in de begeleiding aan allochtone leerlingen rekening dienen te houden met de invloed van cultuurgebonden normen en waarden die van invloed zijn op studiekeuzes. Daarnaast is het belangrijk dat de mentoren van het Mentorproject zich vooral richten op de leerlingen van de locatie van Heemstraweg aangezien deze locatie meer leerlingen heeft met verschillende etnische achtergronden. Omgang met de leerlingen Op het gebied van studiekeuzes valt te concluderen dat vrijwel alle ondervraagden ervaren dat er leerlingen zijn die moeite hebben met het maken van een passende keuze. Tevens is te stellen dat dit deels afhankelijk is van de leerling zelf en deels van het gebrek aan inzicht betreffende de gevolgen van hun uiteindelijke studiekeuze. Wat betreft het inzicht in de gevolgen, zijn de leerlingen niet altijd op de hoogte van de invloed die hun huidige keuze kan hebben op mogelijke vervolgopleidingen en beroepskeuzes. Klassenmentoren passen hun aanpak niet aan op het moment dat een leerling niet weet welke keuze hij wil maken. Bij vragen is de klassenmentor het eerste aanspreekpunt voor de leerling. Hij geeft advies waar mogelijk en verwijst anders door naar de decaan. De decaan neemt, waar nodig, interessetesten af en geeft verdergaand advies aan de leerling. Wanneer een leerling moeite heeft met het maken van een keuze en daar advies in wil wordt er door alle schoolniveaus gebruik gemaakt van een soortgelijke aanpak. Voor het Mentorproject houdt dit in dat contact met de decanen van scholengemeenschap Cambium belangrijk is. Door direct contact met de decaan kunnen de mentoren aansluiten op de mogelijkheden op school. Aanvulling Mentorproject Er zijn drie aspecten te benoemen waarop het Mentorproject een aanvulling kan zijn op de huidige begeleiding van school. Allereerst door de leerlingen, in de 1ste en 2de klas, meer inzicht te geven in de mogelijkheden en gevolgen van hun toekomstige keuzes. Daarnaast is er een rol voor het Mentorproject weggelegd op het moment dat leerlingen van het VMBO moeten overstappen naar het MBO. Uit het onderzoek blijkt dat de overgang naar vervolgonderwijs vooral op het VMBO als struikelblok wordt gezien. Tot slot is er een mogelijkheid voor het Mentorproject om zich te richten op leerlingen die dreigen uit te vallen. Belangrijk daarin is dat mentoren contact onderhouden met klassenmentoren en de VSV- mentor (vroegtijdige schoolverlaters) binnen de school. Uit het onderzoek blijkt dat het Mentorproject voornamelijk een aanvulling kan zijn op het VMBO omdat daar meer problemen worden gesignaleerd dan op de hogere schoolniveaus.
Onderzoeksrapport “Een keuze voor de toekomst!” Kelsey van ’t Sant (2011207) Marleen Smits (2013194)
Pagina 25 van 40
§ 5.2 Hoofdconclusie Aan de hand van de resultaten van dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat het Mentorproject met een zestal aspecten rekening dient te houden willen zij een aanvulling zijn op de begeleiding van scholengemeenschap Cambium. Allereerst is het verkrijgen van meer naamsbekendheid onder decanen en klassenmentoren van scholengemeenschap Cambium een aspect dat kan zorgen voor een betere begeleiding aan jongeren. Door meer naamsbekendheid te verwerven is er meer ingang voor een samenwerking met scholengemeenschap Cambium. Als tweede aspect is te benoemen dat het Mentorproject in de begeleiding van leerlingen niet alleen aandacht heeft voor de voortgang op school, maar ook rekening houdt met het algemeen welbevinden van de leerling. Hierbij kijkt de mentor niet alleen naar de problemen op het gebied van studie- en beroepskeuzes, maar ook naar de thuissituatie. Uit dit onderzoek blijkt dat de school vrijwel alleen aandacht heeft voor het functioneren op school en daardoor in sommige gevallen niet voldoende aandacht heeft voor problemen die zich thuis afspelen terwijl problemen bij het maken van keuzes hun oorsprong kunnen vinden in beperkingen van ouders. Daarnaast is het ook belangrijk om zicht te hebben op de thuissituatie wanneer een leerling dreigt uit te vallen op school omdat ook hier de oorzaak van uitval kan liggen bij problemen in de thuissituatie. Op het moment dat een leerling dreigt uit te vallen is daar op school een VSV- mentor (vroegtijdige schoolverlaters) voor aanwezig. Wanneer het Mentorproject te maken krijgt met een leerling die dreigt uit te vallen is het belangrijk om daarover contact te hebben met de VSV- mentor. Het derde aspect waar het Mentorproject op kan inspelen is het onderhouden van contact met de decanen. Dit is belangrijk aangezien de decanen de grootste rol hebben bij het voorlichten en adviseren van leerlingen op het gebied van studiekeuzes. Door contact met de decanen te onderhouden blijft het Mentorproject op de hoogte van de aanpak van scholengemeenschap Cambium. Ook op het gebied van LOB is het belangrijk dat het Mentorproject op de hoogte blijft van ontwikkelingen (bijvoorbeeld een nieuwe methode) op school zodat zij in hun eigen begeleiding daar rekening mee kunnen houden en een aanvulling blijven op de begeleiding van school. Door contact te onderhouden met de decanen kan dit gerealiseerd worden. Het vierde aspect is het inspelen op de mogelijke discrepantie tussen de verwachtingen van school over de betrokkenheid van ouders en de werkelijke betrokkenheid die ouders laten zien. Voor school ligt er een grens in het aansporen van ouders op het moment dat zij niet de gewenste betrokkenheid tonen. Het Mentorproject kan op het moment van deze discrepantie de leerling ondersteunen door met de leerling in gesprek te gaan over mogelijke keuzes en erop toe te zien dat de leerling een realistische keuze maakt. Als vijfde aspect komt uit dit onderzoek naar voren dat culturele verschillen onder leerlingen invloed hebben op de keuzes die zij moeten maken. Voornamelijk Marokkaanse leerlingen worden sterk beïnvloed door hun achtergrond. In sommige gevallen kan dit betekenen dat de leerling niet zozeer een keuze maakt vanuit eigen interesses en capaciteiten, maar de verwachtingen van ouders voorop stelt. Daarom dient het Mentorproject rekening te houden met de invloed van cultuurgebonden normen en waarden in de begeleiding aan allochtone leerlingen. Tevens kan het Mentorproject een aanvulling zijn op de begeleiding die door school geboden wordt door zich te richten op (vroegtijdig) inzicht geven in mogelijke keuzes en gevolgen. Dit is van belang omdat de leerling het lastig kan vinden een keuze te maken wanneer niet duidelijk is wat de gevolgen zijn van deze keuze. Uit dit onderzoek blijkt dat leerlingen niet altijd bewust zijn van de vervolgstudies en beroepskeuzes die zij uitsluiten door het kiezen van een bepaalde richting. Tot slot is de rol van het Mentorproject voornamelijk weggelegd voor leerlingen op het VMBO. De leerlingen op het VMBO vragen ondersteuning bij beroepenoriëntatie, maar men ziet vooral dat de overgang van het VMBO naar het MBO een struikelblok is. Het Mentorproject kan hierop inspelen door in een individueel gesprek met de leerling te achterhalen welke mogelijkheden de leerling heeft en wat binnen die mogelijkheden de leerling het meest aanspreekt. De resultaten van dit onderzoek laten zien dat leerlingen op het HAVO/VWO minder problemen hebben met het maken van studiekeuzes en dat zij enkel ondersteuning vragen op het gebied van beroepenoriëntatie.
Onderzoeksrapport “Een keuze voor de toekomst!” Kelsey van ’t Sant (2011207) Marleen Smits (2013194)
Pagina 26 van 40
§ 5.3 Aanbevelingen Uit dit onderzoek zijn meerdere aanbevelingen op te maken. Zoals in de conclusie al naar voren komt, kan het Mentorproject meer naamsbekendheid verwerven. Een aanbeveling hierbij is dat zij hiervoor een presentatie houden op scholengemeenschap Cambium waarbij zij uitleg geven aan klassenmentoren, decanen en VSV- mentor(en) over de begeleiding die zij kunnen bieden aan leerlingen. Hiermee kunnen zij bereiken dat de huidige klassenmentoren en decanen een beeld kunnen vormen bij de doelgroep van het Mentorproject en de inhoudelijke kant van de ondersteuning. Daarnaast kan een presentatie leiden tot een betere samenwerking met decanen en klassenmentoren. Verder is aan te bevelen dat het Mentorproject een informatieve internetsite opricht waarmee zij decanen en klassenmentoren, maar ook leerlingen op ieder mogelijk moment kunnen inlichten over de mogelijkheden die het Mentorproject biedt. Tot slot is er op het gebied van naamsbekendheid aan te bevelen om posters te maken die leerlingen activeert om contact te zoeken met het Mentorproject. Deze posters kunnen op beide locaties ingezet worden. Ook is het Mentorproject aan te bevelen dat zij contacten onderhouden met school, en dan vooral met de decanen en de VSV- mentor(en). In de presentatie die hierboven als aanbeveling wordt genoemd, kan het eerste contact met de decanen en de VSV- mentor gemaakt worden. Dit contact is van belang omdat de decaan in eerste instantie een grote rol speelt in de begeleiding van jongeren op het gebied van studie- en beroepskeuzes. De VSV- mentor is op school aanwezig voor vroegtijdige schoolverlaters, wanneer het Mentorproject dus te maken krijgt met een leerling die dreigt uit te vallen is het belangrijk om daarover contact te hebben met de VSV- mentor. Het is daarbij ook aan te bevelen om deze contacten te blijven onderhouden door bijvoorbeeld één keer per drie maanden telefonisch contact te hebben met de decaan en de VSV- mentor waarbij besproken kan worden welke leerlingen in aanmerking komen voor begeleiding vanuit het Mentorproject. De decaan kan hier het Mentorproject van op de hoogte houden. Tevens is het Mentorproject aan te bevelen om onderzoek te doen naar de begeleiding van allochtone jongeren. In dit onderzoek wordt benoemd dat in de begeleiding van jongeren rekeningen dient gehouden te worden met culturele verschillen, maar hoe het Mentorproject hierop kan inspelen is binnen dit onderzoek niet te benoemen. Nader onderzoek zou hier meer antwoorden op kunnen geven. Een onderzoek naar hoe het Mentorproject zicht kan krijgen op de thuissituatie van een leerling is ook aan te bevelen omdat het voor het Mentorproject belangrijk is om in hun begeleiding ook de thuissituatie te betrekken. In dit onderzoek komt dan ook naar voren waarom dit van belang is, maar hoe het Mentorproject dit kan doen is voor dit onderzoek niet te benoemen. Daarnaast is het Mentorproject ook aan te bevelen om als klankbord te fungeren op het moment dat de betrokkenheid van ouders te wensen overlaat volgens de verwachtingen van school. Dit houdt in dat het Mentorproject individueel met een leerling in gesprek gaat om hem te ondersteunen bij het maken van een realistische keuze. Wanneer een leerling bijvoorbeeld op het VMBO zit en aangeeft de wens te hebben om chirurg te worden, dan is het aan de mentor de taak om te luisteren naar de ideeën van de leerling en vervolgens de leerling bewust te maken van het traject dat daarvoor gelopen moet worden en de mogelijkheden die binnen bereik van de leerling liggen. Ten slotte is als aanbeveling te benoemen dat het Mentorproject voorlichting kan geven aan de leerlingen in de klassen. Momenteel worden er voorlichtingen gegeven in de klassen door de decaan waarin uitleg gegeven wordt welke keuzes de leerlingen moeten maken en wanneer dit moet gebeuren. Het Mentorproject kan van dit moment gebruik maken om (samen met de decaan) een voorlichting te geven aan leerlingen over mogelijkheden binnen het Mentorproject en wat zij voor de leerlingen kunnen betekenen. Dit geldt ook voor ouders die door de decaan op ouderavonden worden ingelicht over de keuzes die hun kind moet maken. Het Mentorproject kan op deze ouderavonden ouders informeren over de mogelijkheden die zij eventueel kunnen bieden aan hun kind.
Onderzoeksrapport “Een keuze voor de toekomst!” Kelsey van ’t Sant (2011207) Marleen Smits (2013194)
Pagina 27 van 40
§ 5.4 Discussie en evaluatie De hoofdconclusie sluit aan op de probleemstelling aangezien het gaat om de aspecten waarop het Mentorproject in kan spelen met als doel een aanvulling te zijn op de begeleiding die school biedt aan jongeren. In de conclusie is sprake van een zestal aspecten die vanuit scholengemeenschap Cambium genoemd zijn als verbeterpunten of die vanuit de analyse geconcludeerd zijn. Daarbij zijn echter wel een aantal punten te noemen die onder discussie gesteld kunnen worden. Allereerst is het de vraag of de verbeterpunten die zijn benoemd door de respondenten weerspiegelen waar de jongeren behoeften aan hebben in keuzebegeleiding. Er is in het onderzoek enkel aandacht geweest voor de ideeën van klassenmentoren, decanen en afdelingsleiders en er is niet gekeken naar de jongeren en de wensen en behoeften die zij hebben. In dit onderzoek zijn hiervoor conclusies getrokken waarvan niet verzekerd kan worden of deze conclusies ook daadwerkelijk aansluiten op de wensen en behoeften van de leerlingen. Daarnaast wordt in de conclusies gesproken over het belang van de betrokkenheid van ouders bij het keuzeproces van hun kind. Dit roept de vraag op of het voor de leerling wel echt zo belangrijk is dat een ouder bij het keuzeproces betrokkenheid toont. Een discussiepunt is of het kind daadwerkelijk lijdt onder de situatie waarin ouders niet betrokken zijn bij de keuzes die hij moet maken. Het kind zit tenslotte in een ontwikkelingsfase waarin hij meer afstand neemt van zijn ouders door zelf meer keuzes te gaan maken (Kohnstamm, 2009). Ten slotte wordt in dit onderzoek geconcludeerd dat het Mentorproject een aanvulling zou kunnen zijn op de begeleiding die door school geboden wordt door zich te richten op (vroegtijdig) inzicht geven in mogelijke keuzes en gevolgen. Daarbij kan benoemd worden dat enkele respondenten denken dat de voorlichting nuttig kan zijn voor leerlingen in de eerste en tweede klas met een leeftijd variërend van 12 t/m 14 jaar. De vraag die hier gesteld kan worden is of leerlingen van die leeftijd al in staat zijn om een beeld te vormen van wat ze nu precies in hun schoolcarrière willen bereiken en welke keuzes ze daarvoor moeten maken. Gekeken naar het onderzoeksproces zijn er zaken te benoem die belemmerend en bevorderend zijn geweest voor het uitvoeren van dit onderzoek. Over het algemeen is het gehele proces positief verlopen. Zo verliep de samenwerking binnen de projectgroep zeer goed doordat de communicatie tussen de projectleden goed verliep. Er werd naar elkaar geluisterd als er nieuwe ideeën waren, maar bij vragen werd door beide leden actief op de ander gereageerd en werd er meegedacht in oplossingen. Op het moment dat er discussies ontstonden waren beide leden in staat om concessies te doen waar dat nodig was. Daarnaast kon er efficiënt gewerkt worden door de beschikbaarheid van meerdere computers en de flexibiliteit van de projectleden. Ook op de momenten dat directe samenwerking niet nodig was, zoals bij het uitwerken van de interviews, is er toch gekozen om samen op één locatie te werken zodat het stellen van vragen direct mogelijk was. Het enige punt van belemmering in de samenwerking tussen de projectleden waren onvoorziene omstandigheden, zoals ziekte, waardoor geplande afspraken uitgesteld of door één van beide projectleden uitgevoerd moesten worden. Wat betreft de samenwerking tussen de projectgroep en de opdrachtgever is te benoemen dat er snel en gemakkelijk contact gelegd kon worden en dat er vaak snel gereageerd werd op vragen vanuit de projectgroep. Ook met de begeleidende docent was het gemakkelijk om contact te leggen en werden er snel reacties gegeven op vragen of verzoeken. Een aanmerking op de samenwerking met de opdrachtgever is de manier waarop de presentatie gepland is. Hierin was het erg prettig dat de opdrachtgever de planning en voorbereiding van de presentatie op zich nam, echter werden sommige afspraken niet in overleg genomen met de projectleden waar dit wel nodig was. Voor de toekomst zou dit door de projectgroep voorkomen kunnen worden door eerder de eisen vanuit de opleiding aan te geven bij de opdrachtgever zodat deze daar meer rekening mee kan houden bij het plannen van de presentatie. Een belemmering voor het onderzoeksproces was de afhankelijkheidspositie van de projectgroep in samenwerking met scholengemeenschap Cambium. Hoewel er in eerste instantie afspraken werden gemaakt over het afnemen van de interviews, zijn die afspraken niet volledig nagekomen. Daarbij heeft de projectgroep voorafgaand aan het onderzoek te weinig rekening gehouden met de mate van afhankelijkheid op dit gebied. Doordat er na de eerste vijf interviews geen contact meer gemaakt kon worden tussen de projectgroepgroep en scholengemeenschap Cambium, stagneerde het verloop van dit onderzoeken en werden bepaalde deadlines niet gehaald. Uiteindelijk kwam er toch weer contact waardoor de projectgroep weer in staat werd gesteld om interviews af te nemen op de school en dat het onderzoek alsnog op tijd afgerond kon worden. Voor de projectgroep geldt dat zij in het vervolg meer rekening dienen te houden met een mogelijke afhankelijkheidspositie door naast de opdrachtgever ook externe partijen in hun samenwerkingsovereenkomst op te nemen zodat afspraken vastliggen en de projectgroep hierop
Onderzoeksrapport “Een keuze voor de toekomst!” Kelsey van ’t Sant (2011207) Marleen Smits (2013194)
Pagina 28 van 40
terug kan vallen als dat nodig is. Daarnaast zou de projectgroep in het vervolg zelf een actievere rol op zich kunnen nemen door initiatieven te nemen en contacten te leggen met mogelijke respondenten. Tot slot het betrekken van de opdrachtgever in een dergelijke situatie zou voor de projectgroep een positief effect kunnen hebben. Als laatste punt voor de evaluatie van het onderzoeksproces is te benoemen dat de projectgroep consequenter had kunnen zijn bij de vraagstelling tijdens het afnemen van de interviews. Tijdens de data-analyse werd duidelijk dat belangrijke vragen niet aan iedere respondent gesteld zijn. Hierdoor waren sommige resultaten niet voldoende bruikbaar om conclusies te trekken terwijl deze gegevens wel een belangrijk aandeel voor de conclusies hadden kunnen zijn. In het vervolg zou het projectteam dit kunnen voorkomen door tussentijds de opnames van de interviews af te luisteren en eventuele belangrijke vragen te noteren en mee te nemen in een volgend interview. Gekeken naar het onderzoeksproduct, de aanbevelingen voor het Mentorproject, zijn er een drietal onderwerpen die van belang zijn bij de evaluatie. Te noemen validiteit, betrouwbaarheid en bruikbaarheid. De validiteit is gewaarborgd door enerzijds het opstellen van de interviewvragen in overleg met de opdrachtgever en anderzijds door het houden van proefinterviews om de opgestelde vragen in de praktijk te toetsen. Uit de proefinterviews kwam naar voren dat de vragen duidelijk waren voor de respondenten en dat het niet nodig was om de vragenlijst aan te passen. Wat betreft de betrouwbaarheid is er rekening gehouden met de mogelijkheid het onderzoek te herhalen door de vragenlijst niet te specifiek te maken zodat alle schoolniveaus een gelijksoortig antwoord zouden kunnen geven. Daarnaast heeft de projectgroep een logboek bijgehouden met daarin de verloop van het onderzoek om zo tijdens het onderzoek terug te kunnen zien welke keuzes er gemaakt zijn in het onderzoeksproces (zie bijlage 1). Verder is belangrijk geweest voor de betrouwbaarheid dat een onafhankelijk persoon mee heeft gekeken bij het onderzoek. Op dit gebied is gebruik gemaakt van de docentbegeleidster van de opleiding die feedback heeft gegeven op o.a. de hoofdstukken ‘Resultaten’ en ‘Analyse’ en daarbij ook een aantal vragen heeft gesteld aan de projectgroep die het onderzoek ten goede zijn gekomen. Tot slot is er op het gebied van betrouwbaarheid aandacht geweest voor triangulatie door niet alleen interviews te houden voor informatie, maar ook literatuur te gebruiken in het onderzoek. Als laatste is de bruikbaarheid te benoemen. Daarin is de samenwerking met de opdrachtgever een belangrijk aspect. Op meerdere momenten tijdens het onderzoek is er gebruik gemaakt van de kennis van de opdrachtgever door om feedback te vragen en deze feedback te verwerken in de vragenlijst of het eindrapport. Hierdoor kreeg de opdrachtgever de mogelijkheid om de projectgroep aan te sturen in het onderzoek en er op toe te zien dat de gegevens zouden leiden tot een antwoord op de hoofdvraag.
Onderzoeksrapport “Een keuze voor de toekomst!” Kelsey van ’t Sant (2011207) Marleen Smits (2013194)
Pagina 29 van 40
Bibliografie Academie voor Sociale Studies 's-Hertogenbosch. (2010-2011). Afstudeertraject ASH. 'sHertogenbosch: Avans Hogeschool. Allegaert, P., & van Bouchaute, B. (1999). Veer10, acht10: De leefwereld van jongeren. Leuven / Apeldoorn: Garant. Kohnstamm, R. (2009). Kleine ontwikkelingspsychologie III De puberjaren. Houten: Bohn Staffleu van Loghum. Konig, A. (2003). In gesprek met de leerling. Houten: Schoolpers. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. (2010). Voortgezet onderwijs 2010-2011. Ministerie van Onderwij, Cultuur en Wetenschap. Raad voor Werk en Inkomen. (2008). Voor de keuze: Effectieve loopbaanoriëntatie en begeleiding. Den Haag: Raad voor Werk en Inkomen. Spangenberg, F., & Lampert, M. (2010). De grenzeloze generatie. Amsterdam: Nieuw Amsterdam. Stichting Orion. (sd). Mentorproject. Opgeroepen op Januari 29, 2011, van Stichting Orion: http://www.stichting-orion.nl/Tekst%20mentorproject/mentor%20project.htm Uyterlinde, M., Lub, V., de Groot, N., & Sprinkhuizen, A. (2009). Meer dan een steuntje in de rug: Succesfactoren van coaching en mentoring onderzocht. Utrecht: Movisie. Verhoeven, N. (2010). Wat is onderzoek? Den Haag: Boom onderwijs. Vinken, H. (2002). Aan ons de toekomst: toekomstverwachtingen van jongeren in Nederland. Assen: Van Gorcum.
Onderzoeksrapport “Een keuze voor de toekomst!” Kelsey van ’t Sant (2011207) Marleen Smits (2013194)
Pagina 30 van 40
Bijlagen Bijlage 1: Logboek Datum
Onderwerp
Onderzoeksfase
Opmerkingen
1-2
Plan van Aanpak
Probleemanalyse
Literatuur gelezen over het vormgeven van het plan van aanpak. Gekozen voor Projectmanagement door R, Grit.
Projectplan, versie 1
3-2
3-2
Plan van Aanpak
Probleemanalyse
Literatuur gelezen over het vormgeven van het plan van aanpak.
Projectplan, versie 1
3-2
8-2
Plan van Aanpak
Probleemanalyse
Lay-out plan van aanpak maken. Starten met het uitwerken van het plan van aanpak.
Projectplan, versie 1
22-2
9-2
Plan van Aanpak
Probleemanalyse
Uitwerken plan van aanpak. Gezamenlijk gewerkt aan Achtergronden en Projectopdracht.
Projectplan, versie 1
22-2
9-2
Afspraak met opdrachtgever
Probleemanalyse
Eerste ontmoeting met M, Bransen. Afspraken gemaakt over de begeleiding en duidelijkheid gekregen over eisen en grenzen van het onderzoek
Projectplan, versie 1
-
10-2
Plan van Aanpak
Probleemanalyse
Uitwerken plan van aanpak. Gezamenlijk gewerkt aan Projectactiviteiten, Producten en Kwaliteit.
Projectplan, versie 1
22-2
14-2
Plan van Aanpak
Probleemanalyse
Uitwerken plan van aanpak. Gezamenlijk gewerkt aan
Projectplan, versie 1
22-2
16-2
Afspraak met docentbegeleider
Probleemanalyse
Kennismaking met de docent. Bespreken van projectvoorstel.
-
-
16-2
Plan van Aanpak
Probleemanalyse
Uitwerken plan van aanpak. Gewerkt aan Projectorganisatie en Planning.
Projectplan, versie 1
22-2
17-2
Plan van Aanpak
Probleemanalyse
Uitwerken plan van aanpak. Gewerkt aan Planning, Kosten/baten en Risico’s.
Projectplan, versie 1
22-2
17-2
Inleveren Plan van Aanpak
Probleemanalyse
Projectplan ingeleverd bij de opdrachtgever voor feedback.
Projectplan, versie 1
22-2
21-2
Plan van Aanpak
Probleemanalyse
Feedback van de opdrachtgever verwerkt in plan van aanpak.
Projectplan, versie 1
22-2
Onderzoeksrapport “Een keuze voor de toekomst!” Kelsey van ’t Sant (2011207) Marleen Smits (2013194)
Verwerken in
Deadline
Pagina 31 van 40
21-2
Samenwerkingsovereenkomst
Probleemanalyse
21-2
Beroepmarkt Cambium
Probleemanalyse
Cambium bezocht en gezien hoe het Mentorproject zich zichtbaar maakt onder leerlingen.
-
-
22-2
Inleveren Plan van Aanpak
Probleemanalyse
Inleveren bij docent en opdrachtgever
Projectplan, versie 1
22-2
23-2
Afspraak met opdrachtgever en docentbegeleider
Probleemanalyse
Feedback ontvangen van docent over het projectplan en nieuwe afspraken gemaakt over het inleveren van de aangepaste versie.
Projectplan, versie 2
28-2
24-2
Plan van Aanpak
Probleemanalyse
Verwerken feedback in het projectplan.
Projectplan, versie 2
28-2
25-2
Plan van Aanpak
Probleemanalyse
Verwerken feedback in het projectplan.
Projectplan, versie 2
28-2
25-2
Inleveren Plan van Aanpak
Probleemanalyse
Versie 2 van het projectplan ingeleverd bij de opdrachtgever.
Projectplan, versie 2
28-2
28-2
Inleveren Plan van Aanpak
Probleemanalyse
Versie 2 van het projectplan ingeleverd bij de docent.
Projectplan, versie 2
28-2
2-3
Plan van Aanpak
Probleemanalyse
Feedback van opdrachtgever verwerkt in projectplan.
Projectplan, definitieve versie
4-3
2-3
Afspraak met docentbegeleider
Probleemanalyse
Bespreken versie 2 van het projectplan. Afgesproken dat eventuele feedback van de docent via de mail verstuurd wordt op 3-3-2011.
Projectplan, definitieve versie
4-3
4-3
Inleveren Plan van Aanpak
Probleemanalyse
Definitief projectplan ingeleverd bij de opdrachtgever en de docent.
Projectplan, definitieve versie
4-3
15-3
Interviewvragen
Onderzoeksontwerp
Opzet voor interviewvragen gemaakt. Gespreksonderwerpen geselecteerd.
Interviews
25-3
15-3
Doorsturen interviewvragen
Onderzoeksontwerp
Opzet interviewvragen gemaild naar opdrachtgever.
Interviews
25-3
17-3
Feedback interviewvragen
Onderzoeksontwerp
Feedback opdrachtgever verwerkt in vragelijsten
Interviews
25-3
Onderzoeksrapport “Een keuze voor de toekomst!” Kelsey van ’t Sant (2011207) Marleen Smits (2013194)
Gegevens verwerken in samenwerkingsovereenkomst.
Samenwerkingsovereenkomst
23-2
Pagina 32 van 40
17-3
Doorsturen interviewvragen
Onderzoeksontwerp
Aangepaste versie van de interviewvragen gemaild naar de opdrachtgever.
Interviews
25-3
17-3
Literatuuronderzoek
Dataverzameling
Bruikbare literatuur gezocht en samengevat.
Eindrapport
29-4
17-3
Samenwerkingsovereenkomst opsturen
Probleemanalyse
Samenwerkingsovereenkomst opgestuurd naar opdrachtgever.
Samenwerkingsovereenkomst
1-4
21-3
Eindrapport
Onderzoeksontwerp
Theorie gezocht over een model voor de uitwerking van het eindrapport. Gekozen voor Wat is onderzoek? door N, Verhoeven.
Eindrapport
1-4
21-3
Literatuuronderzoek
Dataverzameling
Bruikbare literatuur gezocht en samengevat.
Eindrapport
29-4
23-3
Eindrapport
Onderzoeksontwerp
Lay-out gemaakt voor het eindrapport m.b.v. Wat is onderzoek? door N, Verhoeven.
Eindrapport
31-3
23-3
Literatuuronderzoek
Dataverzameling
Bruikbare literatuur gezocht en samengevat.
Eindrapport
29-4
23-3
Afspraak met opdrachtgever
Onderzoeksontwerp
Kennismaking met Annelies Joore van het Cambuim. Besproken wat de mogelijkheden zijn voor het afnemen van de interviews. Er worden 13 interviews afgenomen en 2 proefinterviews. Het streven is om dit voor 224 af te ronden.
Interviews
29-4
25-3
Literatuuronderzoek
Dataverzameling
Bruikbare literatuur gezocht en samengevat.
Eindrapport
29-4
25-3
Logboek
Rapportage
Bijwerken van het Logboek tot heden
Eindrapport
1-6
28-3
Literatuuronderzoek
Dataverzameling
Bruikbare literatuur gezocht en samengevat.
Eindrapport
29-4
31-3
Proefinterviews
Onderzoeksontwerp
Twee proefinterviews gehouden met medewerkers van SG Cambium.
Interviews
1-4
4-4
Eindrapport
Onderzoeksontwerp
Aanleiding van het onderzoek en de doel- en probleemstelling verwerkt in Eindrapport.
Eindrapport
1-6
4-4
Literatuuronderzoek
Dataverzameling
Bruikbare literatuur gezocht en samengevat.
Eindrapport
29-4
Onderzoeksrapport “Een keuze voor de toekomst!” Kelsey van ’t Sant (2011207) Marleen Smits (2013194)
Pagina 33 van 40
5-4
Literatuuronderzoek
Dataverzameling
Definitieve literatuur geselecteerd
Eindrapport
29-4
6-4
Literatuuronderzoek
Dataverzameling
Definitieve literatuur geselecteerd
Eindrapport
29-4
11-4
Interviews
Dataverzameling
Twee interviews afgenomen op S.G. Cambium locatie Courtine
Interviews
22-4
12-4
Interviews
Dataverzameling
Drie interviews afgenomen op S.G. Cambium locatie Courtine
Interviews
22-4
19-4
Interviews uitwerken
Dataverzameling
Verbatim uitwerken interview
Interviews
29-4
19-4
Literatuuronderzoek
Dataverzameling
Uitwerking van één deelvraag aan de hand van literatuur
Eindrapport
29-4
21-4
Interviews uitwerken
Dataverzameling
Verbatim uitwerken interview
Interviews
29-4
21-4
Literatuuronderzoek
Dataverzameling
Verdere uitwerking deelvraag aan de hand van literatuur
Eindrapport
29-4
22-4
Interviews uitwerken
Dataverzameling
Verbatim uitwerken interview
Interviews
29-4
22-4
Literatuuronderzoek
Dataverzameling
Verdere uitwerking deelvraag aan de hand van literatuur
Eindrapport
29-4
26-4
Literatuuronderzoek
Dataverzameling
Afronden uitwerking twee deelvragen
Eindrapport
29-4
28-4
Interviews uitwerken
Dataverzameling
Verbatim uitwerken interview
Interviews
29-4
9-5
Methode
Analyse
Gekeken wat er onder het hoofdstuk ‘Methode’ moet komen
Eindrapport
31-5
9-5
Methode
Analyse
Uitwerken hoofdstuk ‘Methode’
Eindrapport
31-5
10-5
Methode
Analyse
Verder uitwerken hoofdstuk ‘Methode’
Eindrapport
31-5
12-5
Voorbereiding gesprek met docent
Analyse
Bespreken welke vragen op 13-5 besproken moeten worden met de docent
-
13-5
13-5
Gesprek met docent
Analyse
Verloop van het onderzoek besproken met docent en vragen gesteld
-
13-5
16-5
Feedback theoretisch kader
Dataverzameling
Feedback gevraagd op theoretisch kader
-
29-4
Onderzoeksrapport “Een keuze voor de toekomst!” Kelsey van ’t Sant (2011207) Marleen Smits (2013194)
Pagina 34 van 40
17-5
Feedback verwerkt
Dataverzameling
Feedback van de opdrachtgever en de docent verwerkt in het theoretisch kader
Eindrapport
29-4
17-5
Uitwerken interviews
Dataverzameling
Afronden van uitwerking 1e vijf interviews
Interviews
29-4
18-5
Plannen overige interviews
Interviews
Telefonische gesprek met mevrouw Tims over de mogelijkheden voor interviews op 19-5
Interviews
29-4
19-5
Interviews afnemen
Interviews
Afnemen van vier interviews op S.G. Cambium locatie van Heemstraweg
Interviews
29-4
20-5
Uitwerken interviews
Dataverzameling
Uitwerken van de overige vier interviews en proefinterviews
Interviews
29-4
23-5
Uitwerken interviews
Dataverzameling
Uitwerken van overige vier interviews en proefinterviews
Interviews
29-4
24-5
Data analyseren
Analyse
De data uit de interviews analyseren en verwerken in het hoofdstuk ‘Resultaten’
Eindrapport
31-5
25-5
Data analyseren
Analyse
Data verwerkt in ‘Resultaten’ en ‘Analyse’. Matrix en diagrammen gemaakt als ondersteuning van de resultaten.
Eindrapport
31-5
25-5
Feedback gevraagd aan docent en opdrachtgever
Analyse
Feedback gevraagd op de hoofdstukken
-
31-5
26-5
Feedback verwerkt
Analyse
Feedback van de opdrachtgever verwerkt in de hoofdstukken ‘Methode’ ‘Resultaten’ en ‘Analyse’
Eindrapport
31-5
26-5
Conclusies van de analyse
Analyse
Vanuit de analyse van de resultaten zijn conclusie getrokken.
Eindrapport
31-5
27-5
Feedback verwerken
Analyse
Feedback van de docent is verwerkt in het eindrapport
Eindrapport
31-5
27-5
Conclusie van de analyse
Analyse
Conclusie uit de analyse van de resultaten is verwerkt in het eindrapport
Eindrapport
31-5
27-5
Hoofdconclusie
Analyse
De conclusie op de hoofdvraag is uitgewerkt.
Eindrapport
31-5
27-5
Aanbevelingen
Rapportage
Aanbevelingen zijn globaal opgesteld
Eindrapport
31-5
Onderzoeksrapport “Een keuze voor de toekomst!” Kelsey van ’t Sant (2011207) Marleen Smits (2013194)
Pagina 35 van 40
30-5
Discussie en evaluatie
Rapportage
Mogelijke discussiepunten zijn benoemd en globaal in het plan verwerkt en er is nagedacht over onderwerpen voor de evaluatie.
Eindrapport
31-5
30-5
Logboek
Rapportage
Het logboek is bijgewerkt
Logboek
31-5
31-5
Aanbevelingen
Rapportage
Aanbevelingen zijn uitgewerkt en verwerkt in het eindrapport
Eindrapport
31-5
31-5
Discussie en evaluatie
Rapportage
Afronding van de uitwerking van discussiepunten en de evaluatie
Eindrapport
31-5
31-5
Samenvatting
Rapportage
Samenvatting van het onderzoek is gemaakt en geplaatst in het eindrapport
Eindrapport
31-5
31-5
Lay-out en spellingscontrole
Rapportage
De lay-out is overal gelijk gemaakt en het stuk is doorgelezen op fouten
Eindrapport
31-5
31-5
Voorblad
Rapportage
Het voorblad van het eindrapport is gemaakt.
Eindrapport
31-5
31-5
Logboek
Rapportage
Het logboek is afgerond en geplaatst in de bijlage van het onderzoek
Eindrapport
31-5
31-5
Afdrukken en inbinden van het rapport
Rapportage
Het eindrapport is in drievoud afgedrukt en ingebonden
-
1-6
Onderzoeksrapport “Een keuze voor de toekomst!” Kelsey van ’t Sant (2011207) Marleen Smits (2013194)
Pagina 36 van 40
Bijlage 2: Vakkenpakket HAVO
Bron: IB-Groep.nl
Pagina 37 van 40
Bijlage 3: Vakkenpakket VWO
Bron: IB-Groep.nl
Pagina 38 van 40
Bijlage 4: Opzet interviews Interview ‘Een keuze voor de toekomst!’ Algemene informatie Naam Functie Niveau Locatie Datum en tijd Introductie Voorstellen Doel van het onderzoek Mentorproject Zaltbommel Allereerst willen we graag weten wat u al weet aan informatie over het Mentorproject
Bent u bekend met het Mentorproject? Is het voor u duidelijk wat het Mentorproject voor jongeren kan betekenen? Wat zijn uw ervaringen met het Mentorproject? (Toelichting) Hoe komt u in aanraking met het Mentorproject? Ziet u verbeterpunten in de samenwerking met het Mentorproject? Loopbaanoriëntatie en –begeleiding (LOB) RWI (Raad voor Werk en Inkomen) ziet dat onderwijsinstellingen veel goede initiatieven nemen, maar Loopbaanoriëntatie en Begeleiding (LOB) heeft niet altijd de hoogste prioriteit. Om een kloppend beeld te krijgen hoe dit op het Cambium gedaan wordt, willen we graag weten hoe u hier tegenaan kijkt.
Hoeveel uren heeft u in theorie te besteden aan LOB per jaar? Hoeveel uur besteed u in werkelijkheid aan LOB? Is dat in uw ogen voldoende? Wat doet u tijdens de LOBuren? Wordt u zelf in staat gesteld om een invulling te geven aan LOB of is er een vast programma?
Onderzoeksrapport “Een keuze voor de toekomst!” Kelsey van ’t Sant (2011207) Marleen Smits (2013194)
Pagina 39 van 40
Zijn er voor u punten die verbeterd kunnen worden op dit gebied? (Zo ja, toelichting? Taken en verantwoordelijkheden Het Mentorproject wil graag inspelen op een mogelijke discrepantie tussen de begeleiding op school en de begeleiding van huis uit. Om als Mentorproject hier goed op aan te kunnen sluiten is het van belang om te weten waar volgens u de grens van verantwoordelijkheid ligt.
Wat vindt u vanzelfsprekend dat u doet om uw leerling te helpen bij het maken van keuzes? Wat vindt u vanzelfsprekend dat ouders doen om hun kind te helpen bij het maken van keuzes? Waar ligt volgens u de grens van uw taken en verantwoordelijkheden op dit gebied? Heeft u in uw werk meegemaakt dat er ouders zijn die niet voldoen aan de verantwoordelijkheden die u eerder heeft omschreven? (Zo ja doorvragen) Voelt u zich verantwoordelijk voor het keuzeproces van uw leerlingen? (Toelichting en eventueel doorvragen) Culturele verschillen Omdat er bij het Mentorproject jongeren komen met verschillende culturele achtergronden, zijn ze benieuwd of deze cultuurverschillen ook op school naar voren komen en of deze verschillen, volgens u, invloed kunnen hebben op het maken van studie- en beroepskeuzes van leerlingen.
Denkt u dat de culturele achtergrond van de leerling invloed heeft op de studie- en beroepskeuze? Zo ja: Wat denkt u dat de oorzaken zijn van deze verschillen?
Hoe gaat u om met deze verschillen?
Past u daar uw aanpak op aan? (Toelichting) Zo nee: Waardoor heeft de culturele achtergrond van leerlingen, volgens u, geen invloed op het keuzeproces?
Onderzoeksrapport “Een keuze voor de toekomst!” Kelsey van ’t Sant (2011207) Marleen Smits (2013194)
Pagina 40 van 40
Omgang met de leerlingen Het Mentorproject is bedoeld om leerlingen te ondersteunen bij het maken van hun studie- en beroepskeuzes. Om als Mentorproject een aansluitende begeleiding te kunnen bieden, willen wij graag van u weten hoe u omgaat met leerlingen die nog niet weten welke keuzes te maken.
Welke keuzes moeten uw leerlingen maken in deze fase van hun opleiding? Welke keuzes worden door de leerlingen als moeilijk ervaren? Start u een bepaald traject als duidelijk wordt dat een leerling nog niet weet welke keuzes te maken? Welke handelingen voert u uit wanneer duidelijk wordt dat een leerling niet weet welke keuzes te maken? Wat denkt u dat het Mentorproject kan doen voor de leerling die niet weet welke keuzes te maken? Afsluiting Op welke punten kan het Mentorproject voor u een aanvulling zijn bij het keuzeproces van uw leerlingen? Wilt u verder nog iets toevoegen?
Wat vond u van het interview?
Bedanken voor medewerking
Onderzoeksrapport “Een keuze voor de toekomst!” Kelsey van ’t Sant (2011207) Marleen Smits (2013194)