Een Kandelaar van Louter Goud door T. Austin-Sparks Hoofdstuk 1 - Zijn Functie Schriftgedeelten: Exodus 25:31-40; 37:17. Zacharia 4:1-7. “Gij zult een kandelaar van louter goud maken” (Ex. 25:31). Het gaat ons om de kandelaar van louter goud, maar ook om de woorden: “Gij zult maken …” Wat God wil zien is een kandelaar van louter goud, maar er ligt een uitdaging voor ons om die te maken, hem voort te brengen, zodat hij werkelijk te zien is. We willen nu drie aspecten van die kandelaar nader gaan bezien: de functie, het wezen en de vorm. De functie De functie van een kandelaar is dat hij licht geeft. Het is geen ornament, geen mooi voorwerp om naar te kijken, geen mystiek symbool, fascinerend en intrigerend. Nee, hij moet licht geven! Daarvoor dient hij. Naar Gods gedachte en bedoeling begint en eindigt de functie daarmee. In het begin van het boek Openbaring, als de apostel het gezicht wil opschrijven, zegt hij: “En ik keerde mij om, ten einde de stem te zien die met mij sprak. En toen ik mij omkeerde, zag ik zeven gouden kandelaren, en te midden van de kandelaren iemand als eens mensen zoon” (Op. 1:12-13). En naarmate de Heer verder sprak tot en door Zijn dienstknecht, bleek het dat voor iedere gemeente alles draaide om dit ene punt: de functie van de kandelaar. Er worden vele dingen gezegd, maar het meest wezenlijke daarvan was wat Hij zei over het licht. De Heer sprak heel duidelijk dat het voortbestaan van de gemeenten alleen gerechtvaardigd was op grond van de functie van de kandelaar. “Ik zal uw kandelaar van zijn plaats wegnemen.” Wanneer? Zodra het slechts een kandelaar wordt, en geen lichtdrager; als het slechts een ding zonder betekenis is geworden; als het instrument bestaat zonder zijn functie. Als de situatie zó wordt, is het beter de kandelaar weg te nemen. De Heer zei dat Hij dat zou doen. De functie van de kandelaar – en de gemeente is geroepen een kandelaar te zijn – is dat hij licht geeft; dat is alles. Waarachtig licht is een krachtige invloed We willen nog enkele dingen over dit licht zeggen. In de eerste plaats oefent dit licht, waartoe Gods volk geschapen en geformeerd is, een krachtige invloed uit. Waarachtig licht heeft een uitwerking. Alles wat in strijd is met dat licht kan niet blijven bestaan, maar moet wijken. Dat is het bewijs dat het goddelijk licht is. We kennen allemaal iets van die invloed van licht. Wanneer we plotseling uit het duister in de volle zon komen, kunnen we het licht niet verdragen; we doen de handen voor de ogen, want het licht is te fel. Wanneer we licht laten schijnen op een donkere plaats, waar insecten of andere dieren zijn die tot de duisternis behoren en niet tot het licht, gaan ze er snel vandoor. Het licht heeft een uitwerking. Ik bedoel dat het getuigenis van deze kandelaar niet bestaat uit het geven van allerlei informatie. Het is niet alleen maar een weergave van droge feiten. Het is niet alleen maar een zaak van leerstellingen en waarheden. O, hoe gemakkelijk ontaardt datgene wat 1
begon als een krachtig licht, na verloop van tijd in woorden, stromen woorden, en opvattingen – schriftuurlijk, geestelijk, in zekere zin goddelijke opvattingen – maar toch slechts opvattingen. We zakken zo gemakkelijk af tot dat niveau. Dan is de krachtige invloed verdwenen en wordt niet meer ervaren. Dit is een van de uitdagingen aan de zeven gemeenten in Openbaring. Ze hadden hun orthodoxe leer en geloof; ze waren bereid hun leven te geven voor de waarheid; ze haatten bepaalde dingen die niet goed waren; maar de uitwerking, de invloed van het licht was verdwenen. In zekere zin was het wel goed, maar er was geen krachtige werking van het licht meer. De omringende duisternis werd niet geprikkeld en uitgedaagd door het licht. Het koninkrijk van de boze machten werd zich niet bewust dat hier iets was waar het rekening mee moest houden. We weten het allemaal zo goed. Ja, maar dat is niet genoeg. Dat kan ons juist veroordelen. Dit is niet bedoeld als een woord van veroordeling of kritiek, maar verklaart dit niet veel van Gods handelwijze met ons? Misschien hebben we onszelf wel eens beoordeeld vanuit het standpunt van onze leerstellingen en geloofswaarheden, en dan gezegd: “Ja, onze positie is zo precies naar Gods woord, het is zo schriftuurlijk.” Maar zijn we wel eens nagegaan wat de uitwerking van ons geloof is? Welke uitwerking heeft het? Licht, vanuit God bekeken, is niet zo maar kil licht, het heeft een krachtige uitwerking. Deze gemeenten in Klein-Azië werden niet onderzocht op wat ze geloofden of leerden, maar op de uitwerking van hun positie op het rijk der duisternis. Het licht van Gods heiligheid We willen nu een ogenblik stilstaan bij de vraag wat de kandelaar belicht. Wat is het dat in het licht gesteld moet worden? Hij laat niet alleen bepaalde dingen zien, maar hij toont ze zo, dat het een krachtige uitwerking heeft. Een van de dingen die de gouden kandelaar belicht is de eeuwige heiligheid van God, en wel zoals deze wordt geopenbaard in het midden der gemeente, in de persoon van de Zoon des mensen. We lezen in de beschrijving van de Zoon des mensen temidden van de kandelaren: “En zijn hoofd en zijn haren waren wit als witte wol, als sneeuw.” Als u het boek Daniël opslaat, vindt u dat deze beschrijving gegeven wordt van Degene die “De Oude van dagen” genoemd wordt: “… en zijn hoofdhaar blank als wol” (Dan. 7:9). Voor zover ik dit versta, symboliseren het hoofd en de haren als witte wol tijdloosheid, alle tijd samengevat, en volkomen heiligheid, volkomen reinheid. Als je beseft dat in het oordeel alles voor deze “Mensenzoon”, deze “Oude van dagen”, deze “Vader der eeuwigheid” gebracht wordt, begrijp je dat dit betekent dat alle dingen in de eerste plaats beoordeeld worden op grond van Zijn eeuwige heiligheid. De kandelaar brengt dit getuigenis aan het licht, met een geweldige uitwerking. “Gij zult een kandelaar van louter goud maken.” Wat betekent dat? Het betekent dat daar waar God krijgt wat Hij begeert, heiligheid een krachtige invloed, een uitwerking heeft op onheiligheid. Het is onmogelijk dat daar nog iets onheiligs overblijft. Heiligheid is geen woord dat erg geliefd is; men is er bang voor. We kunnen hier nu niet op ingaan. Maar u kunt er zeker van zijn dat in zoverre die ogen als een vuurvlam iets zien wat niet in overeenstemming is met dat hoofd en haar, wit als witte wol, de kracht van dat getuigenis verzwakt wordt, verloren gaat, zodat er geen bestaansrecht voor die kandelaar meer overblijft. Het is een ernstig woord, maar is het niet maar al te waar, dat het mogelijk is heel veel uitmuntende leerstellingen te hebben, waarheid, goddelijke ideeën, bijbelonderricht op een hoog peil, en dat er toch, tegelijkertijd, veel in het persoonlijke leven is dat niet heilig is, niet rein, dat het licht van Gods tegenwoordigheid niet kan verdragen. 2
Hier komt ónze verantwoordelijkheid naar voren. “Gij zult een kandelaar maken.” Er zijn dingen waarmee voor het aangezicht des Heren afgerekend moet worden, omdat ze niet heilig zijn. We hebben het nu over de uitwerking van ons getuigenis op de machten der duisternis, op de duisternis die ons omringt. Niet door ons onderricht, niet door onze waarheid, niet door onze ideeën, maar door de aanwezigheid van iets dat meer is dan woorden, zelfs veel meer dan bijbelse taal, namelijk een daadwerkelijke kracht. Dit is wat op ons hart ligt, dat de krachten der duisternis op ieder vlak iets van onze aanwezigheid zullen merken. Dat is onmogelijk wanneer die machten der duisternis nog iets van duisternis in ons aantreffen, iets van hun eigen terrein. Hun kracht ligt in onheiligheid. Hun kracht is niet ambtelijk, maar ligt in hun natuur. Als ze iets van onheiligheid kunnen doen binnensluipen, hebben ze ons uitgeschakeld. Ze lachen om ons onderricht, ze bespotten dat wat wij ons getuigenis noemen. Het interesseert hen niets hoeveel diepere waarheid wij bezitten. Ze bevinden zich in een machtspositie vanwege de onheiligheid, en we leren uit de Schriften dat de onheiligheid van één leven in een gezamenlijk, corporatief getuigenis, voldoende is om de ontwikkeling van het geheel tegen te houden; één Achan kan heel Israël tot stilstand brengen en tot nederlaag. “Maak een kandelaar.” Ga ermee aan de gang! Dit is uw zaak en mijn zaak. Het licht van de eeuwige heiligheid van God is een geweldige kracht. O, dat het kwade dat binnenkomt weerstaan mag worden, dat men het niet zal tolereren! O, dat de mensen die verkeerd zijn toch mogen beseffen dat ze, willen ze hier blijven, bepaalde dingen in orde moeten maken, dingen die in het licht gekomen zijn, die we niet meer mogen tolereren, niet omdat iemand er iets van gezegd heeft, maar vanwege de aanwezigheid des Heren in heiligheid. Heiligheid is een geweldige kracht. Het licht van deze heiligheid moet schijnen, moet ervaren worden. Het licht van de sterke liefde Gods Vervolgens is het licht van de kandelaar het licht van de sterke liefde van God. Er staat ook geschreven van deze Mensenzoon, dat Hij aan de borsten omgord is met een gouden gordel. Opnieuw symboliek: een gordel spreekt van kracht, kracht tot handelen; de borsten van genegenheid, de zetel der liefde. Hij was aangegord met een machtige kracht van goddelijke liefde, temidden der kandelaren. Zo moet ook de kandelaar, het getuigenis, een uitwerking van dat licht zijn, van de sterkte van goddelijke liefde. Op dit punt moeten wij allen ons falen belijden en neervallen voor de Here. We hebben zoveel waarheid, zoveel onderricht, zoveel kennis, zoveel geestelijke informatie, maar wat zien de mensen in ons van de uitwerking van die liefde? Deze sterke liefde van God is een van die dingen die satan niet kan vatten. Hebt u misschien een verlangen naar vernieuwing op dit punt? Wat voor zin heeft het om door te gaan, wat voor zin heeft het een kandelaar te hebben? Er is geen plaats voor sierkandelaren. De functie rechtvaardigt de kandelaar, en dit is zijn rechtvaardiging: het licht van de kennis der heerlijkheid Gods in het aangezicht van Jezus Christus, uitgedrukt in de sterke liefde van God, de aangording met goddelijke liefde. Luister! “Maak een kandelaar.” Er is iets dat wij moeten doen. We hebben gewacht op een stroom van liefde, op iets dat over ons zou komen. We hebben de Heer gevraagd ons te vullen met liefde. Dat is goed, maar er is ook een andere kant. Maak het! Doe er iets aan! Wij hebben ons aandeel in deze zaak van de sterke liefde Gods. Het zal een geweldige strijd worden – God alleen weet wat voor een strijd! – vanwege het belang en de waarde van zoʼn getuigenis, vanwege de enorme uitwerking die dat zal hebben in het rijk der duisternis, het koninkrijk van de haat. Al die achterdocht en kritiek en twijfel, heel dat veelzijdige werk van de haat van satan, van de simpelste vormen (als je dat kunt zeggen) onder christenen, tot aan dat afschuwelijke toe dat we vandaag in de wereld vinden, satans werk van universele en afschuwelijke haat heeft als enig tegenwicht de sterke liefde Gods. Denk hier eens over na. We moeten hier iets aan doen, wij moeten de 3
kandelaar maken. We kunnen die slechts maken door goddelijke genade, maar we zullen hem maken als we over deze dingen nadenken; we zullen hem maken als we deze dingen onder ogen zien en ons eigen hart onderzoeken voor de Here. Het licht van de kracht van goddelijke gerechtigheid Tenslotte is de kandelaar het licht van de kracht van goddelijke gerechtigheid. Er staat geschreven van de Mensenzoon temidden van de kandelaren, dat “zijn voeten waren gelijk koperbrons, als in een oven gloeiend gemaakt.” Koper is altijd een symbool van kracht, maar het is ook het symbool van gerechtigheid. En aangezien het Zijn voeten zijn die gelijk koperbrons zijn, spreekt dit van Zijn wandel, Zijn wegen, Zijn voetstappen in gerechtigheid, absolute gerechtigheid. Het spreekt van onze activiteiten, de rechtvaardige daden der heiligen, van onze wegen. Voor zover ik het kan zien in de Schriften staat gerechtigheid in de bijbel altijd tegenover de duistere werken van satan. Ongerechtigheid gaat in het Woord van God te allen tijde op de een of andere wijze samen met satan. Het allesomvattende doel van satan is God te beroven van Zijn rechten; en dat is ongerechtigheid in zijn wortel en aard: de rechten van iemand anders wegnemen. En hoewel dit wegnemen van rechten gebeurt tussen mensen onderling, gaat het in wezen om Gods rechten. Als u uw broeder van zijn rechten berooft, berooft u God. Gerechtigheid is dus het tegenovergestelde van ieder werk van satan waarin hij God berooft van wat Hem toekomt. Heel vaak moeten we dat wat wij onze rechten noemen opofferen, zodat de Heer de eer ontvangt. Maar al te vaak wanneer wij op onze rechten staan, gaat het om onze eer en onze rechtvaardiging, niet om die van de Heer. Soms moeten we datgene opgeven waarvan wij denken dat het onze rechten zijn, om de Heer de gelegenheid te geven zich te verheerlijken. Als we deze zaak van ongerechtigheid tot de bodem toe uitspitten, komen we tot de conclusie dat het het zelfleven is in de plaats van de Heer. Denk daar eens over na. Neem een willekeurige daad van ongerechtigheid, spoor de bron op en u zult bemerken dat het elke keer het zelfleven is. En hier is deze Mensenzoon, die teruggekomen is van het kruis. Hij die dood geweest is en die leeft; Hij is temidden van de kandelaren. Hij is de belichaming van die volkomen “zelfloosheid”, die overeenkomt met volkomen gerechtigheid. Dat betekent dat God alles heeft, al Zijn rechten. Wat het ook kost, de Heer moet alles hebben. Het kostte de Zoon des mensen alles, opdat God Zijn rechten zou hebben. Hij zegt feitelijk tegen deze gemeenten: Zie naar mijn voeten! Daar zien we de uitwerking van een volkomen onzelfzuchtigheid, van volkomen voor God zijn, en dat is volkomen van God. “Maak een kandelaar van zuiver goud.” Is dit een harde rede? Maar wat heeft het voor zin om onze samenkomsten te hebben, onze conferenties, onze bijbelstudies, onze literatuuruitgaven, als er geen licht is, licht dat iets uitwerkt? Er moet iets te zien zijn. “Ik keerde mij om teneinde de stem te zien.” De mensen horen dingen en draaien zich om om te zien. Wat zien ze? Een licht, en niet slechts onderricht? Een licht met een krachtige uitwerking? Moge de Here dat waar maken.
4
Hoofdstuk 2 - Zijn Karakter en Vorm Nadat we iets over de functie gezegd hebben, willen we nu iets van het wezen, het karakter van de kandelaar zien. Geheel uit God Het karakter van de kandelaar is, zoals er staat, “louter goud”. Telkens wanneer de kandelaar van het getuigenis in de bijbel ter sprake komt, wordt er uitdrukkelijk bij vermeld dat hij van goud is (Ex. 25, Zach. 4, Op. 1). We weten waarschijnlijk allemaal dat goud in het Woord van God het symbool is van dat wat uit God is. De kandelaar is uit God, de mens heeft er geen plaats. Dus het wezen van de kandelaar spreekt van God. Het resultaat van lijden Maar het is goud dat gelouterd is in het vuur. Ja, het is wel uit God, maar zodra het in verband gebracht wordt met ons, als het in verband met de gemeente gebruikt wordt, zien we deze extra factor: het goud is het resultaat van de vuurgloed der beproeving; dat wat uit God is, wordt geboren uit lijden en moeite. In het lijden van Christus onderscheiden we twee aspecten: Zijn verzoenend lijden, dat uniek is, en het lijden dat te maken heeft met de toebereiding tot heerlijkheid, waarbij de grond voor satans macht wordt vernietigd. Wat dit laatste betreft is het duidelijk dat de satan over de Here Jezus geen macht had; Hij was zonder zonde. Maar tegelijkertijd nam Hij de plaats van de mens in en werd beproefd om te zien of Hij die van Godswege geschonken verantwoordelijkheid van de vrije wil ten behoeve van zichzelf zou aanwenden, los van God. Niet dat Hij een verkeerde wil had, maar in wiens dienst ging Hij die wil stellen? Hij werd beproefd en verzocht in het vuur van enorme vijandschap, in alle vormen van lijden. En in elk lijden ging het om één ding: zou Hij iets anders dan Gods wil kiezen, waardoor Hij aan Zijn lijden kon ontkomen, zodat Hij het veel gemakkelijker zou krijgen? In zulk lijden komen wij ook, en Hij werd in alle dingen verzocht zoals wij, maar zonder te zondigen. Die verzoekingen lagen echter op hetzelfde vlak als de onze. In het vuur van de beproeving hoefde Hij alleen maar Zijn wil over te geven aan satan in plaats van aan de Vader, om van alles af te zijn. Op dit punt komt het getuigenis naar voren. Een getuigenis dat niet meer uit slechts woorden, waarheden en leringen bestaat. Het wordt realiteit, kracht, invloed, tenminste als het tot stand komt door lijden heen. Ik wil graag dat we dit scherp zien. Het kan ons enorm helpen. De Here heeft ons geroepen Hem te dienen en de meerderheid der christenen interpreteert dit dienen in termen van uiterlijke activiteiten, zoals de verkondiging van het evangelie aan de ongeredden, of bijbels onderricht geven, of wat dan ook. Al deze dingen maken deel uit van Zijn roeping en we mogen zeker onze verantwoordelijkheid op deze punten niet over het hoofd zien. Maar hoe ernstig we de Heer ook dienen op al deze terreinen, toch is het lijden voor ons nodig. Misschien denkt u dat als u maar bezig bent met Gods werk, als u gaat waar Hij u zendt en doet wat Hij u opdraagt, als u open bent voor Zijn leiding, enzovoort, de Heer het u wel gemakkelijk zal maken: geen hindernissen, geen tegenslagen, geen ziekte. Maar zo is het nooit geweest en zo zal het ook bij u niet zijn. Lijden noodzakelijk voor een levend getuigenis
5
We kunnen het Nieuwe Testament van drie kanten bekijken. In de eerste plaats vanuit het standpunt van de grote dienaren des Heren, die zoʼn geweldige verantwoordelijkheid hadden. Zij waren de pioniers, zij legden de fundamenten van het evangelie voor deze hele bedeling. Wat een werk hebben zij verricht. De Here wilde toch dat het evangelie overal verkondigd zou worden? Hij wilde toch dat er gemeenten ontstonden? Ja, dat staat vast. Zie hoe volkomen over¬gegeven deze mannen waren, ze lieten niets toe wat Hem aanstoot zou kunnen geven. Ze goten hun leven uit voor God. Toch spreken ze over satan die hen belet (1 Thes. 2:18) en over dodelijk ziek zijn. “Epaphroditus … is ziek geweest, de dood nabij, maar God heeft zich over hem ontfermd, en niet alleen over hem, maar ook over mij, opdat ik niet droefheid op droefheid zou hebben” (Fil. 2:26 en 27). Gods dienaren werden in de gevangenis geworpen en op het ziekbed, en ze hadden alle mogelijke tegenslag. Het leek erop dat wat God wilde op alle mogelijke manieren verhinderd, beperkt en gefrustreerd werd. Is dat niet met elkaar in tegenspraak? Er moet ergens iets fout zijn. Nee! Deze mannen ontkwamen niet aan het lijden. Het was nodig. Dan is er het tweede standpunt, dat van de individuele gemeenten. Van bijna alle gemeenten die in het Nieuwe Testament genoemd worden, wordt er wel iets gezegd over het lijden dat ze moesten doorstaan. Wat een lijden kenden die gemeenten! Toch was het volkomen in overeenstemming met Gods voornemen. Ze waren daar in de wil van God, ze stonden daar voor God, vrijmoedig, maar Hij beschermde hen niet. Hij zei niet tegen satan: “Raak Mijn gezalfden niet aan.” Ze leden, en de apostelen zeiden hen dat het lijden moest komen, het was onvermijdelijk. Dan is er nog een derde standpunt, dat van de universele gemeente. Wat een geschiedenis! Dit geheiligde, dit kostbare, deze parel van grote waarde, de vrouw van het Lam, wat een geschiedenis van lijden, ja, van lijden tot de dood! Denk aan de martelaren onder Nero. Duizenden werden aan stukken gescheurd door de wilde dieren. Wat een geschiedenis! De Here kwam niet tussenbeide door een engel om hen te redden; ze moesten er doorheen. De Here wil niet zozeer een werk als wel een getuigenis. Wat betekent dit allemaal? Het betekent dat het de Heer in de eerste plaats gaat om een getuigenis, niet om een werk. Dat moeten we heel duidelijk gaan zien. Als we dingen gaan zien in het licht van “een werk”, komt er veel verwarring. Mensen geven hun baan op om in “het werk des Heren” te gaan. Maar het gaat de Heer niet in de eerste plaats om het werk. Ik zeg niet dat u geen werk hoeft te doen voor de Heer, maar dat is niet waar het de Heer om begonnen is. Het gaat Hem om een getuigenis, een licht, een levende vlam. Zoals gezegd is het getuigenis meer dan een systeem van waarheid en onderricht. Wees niet te snel met het spreken over allerlei termen, ideeën en waarheden. “Heb je deze waarheid al gezien?” “Heb je die waarheid al gehoord?” Maar zie er veeleer op toe dat er zichtbaar leven van u uitgaat, voordat u iets zegt. Dan zullen de mensen zien dat u iets hebt voordat u spreekt. “U heb iets wat ik nodig heb.” Dat is het getuigenis. Zoiets wordt slechts geboren uit lijden. “Aan u is de genade verleend, voor Christus, niet alleen in Hem te geloven, maar ook voor Hem te lijden” (Fil. 1:29). Dit is u verleend! Het wordt gegeven; het is een gave, om voor Hem te lijden. Zo komt het getuigenis tot stand. Als u mocht denken dat u veel bevrediging en vreugde zult vinden door in het werk des Heren te gaan, dat “in het werk des Heren” te zijn u eindelijk zal geven waar u zo naar hebt verlangd dan zult u ongetwijfeld gedesillusioneerd raken. U zult ontdekken dat het waarschijnlijk veel gemakkelijker zou zijn geweest om te blijven waar u was, dan te zijn in het werk des Heren. 6
Bovendien wil ik opmerken dat hier, op het punt waar het lijden begint, de dienst pas echt effectief wordt. Het is een vaste wet sinds de zondeval van Adam, dat elk beetje vruchtbaarheid van de aarde, van een mensenleven, de uitkomst is van barensweeën, het resultaat van de vuurgloed der beproeving. Vrucht voor God op het geestelijk vlak, werkelijke kracht van het getuigenis, wordt geboren uit lijden en worsteling. Hier verkrijgt de Heer meer dan onze activiteiten. Hij krijgt iets dat niet zomaar in woorden kan worden uitgedrukt en wat niet in uiterlijke activiteiten wordt gevonden. Jesaja 53 spreekt van “moeitevol lijden”, letterlijker: “de arbeid zijner ziel” (S.V.). Dat behaagt God. Daarin is iets voor Hem. Datgene waaraan de heilige Geest zich verbindt Aan dit getuigenis, dat tot stand gekomen is in het vuur, verbindt de heilige Geest zich. In Zacharia 4 beschrijft de profeet wat hij had gezien: de kandelaar geheel van goud, de olijfbomen en de olie die uitvloeit van de olijfbomen naar de kandelaar, waardoor de vlam blijft branden. Merk op wat hij daarna zegt: “Dit is het woord des Heren … : niet door kracht, noch door geweld, maar door mijn Geest.” Waaraan verbindt de heilige Geest zich? Laten we ons eerst afvragen wat we eigenlijk kunnen doen zonder de heilige Geest. Wat is de zin van iets buiten Hem om? Iedere christen zal ermee instemmen dat we het beter kunnen opgeven, tenzij de heilige Geest met ons is. We zijn volslagen afhankelijk van Hem; zonder Hem is er niets. Hoe belangrijk is daarom deze vraag: wat is het, waaraan de Geest zich verbindt? Het antwoord luidt: aan een kandelaar zoals deze; aan iets dat geboren is uit het vuur, uit de oven; aan iets dat met hamerslagen geplet en gesmeed is. Ja, met hamerslagen, maar niet van Gods hand. Vergis u niet op dit punt! Gods hand slaat u niet. Dat beweert satan wel, maar ondertussen doet hij het zelf. Er is slechts één bijbelgedeelte waarin we lezen dat God Zijn kind slaat, en dat is Jesaja 53, en de geslagene is Zijn eigen Zoon. We lezen: “Wij echter hielden hem voor een geplaagde, een door God geslagene en verdrukte.” Maar dat heeft te maken met het werk van de verzoening. God slaat u en mij niet op die wijze. Dr. Pierson illustreerde het als volgt. Hij had een smid en zijn knecht aan het werk gezien. Het ijzer, zo uit het vuur, lag op het aambeeld, nog witgloeiend. De smid zelf had een kleine hamer, maar zijn knecht had een heel grote moker. De smid raakte maar amper het ijzer aan met zijn hamer en dan gaf de knecht een geweldige klap op diezelfde plaats. De smid gaf weer een tikje op een andere plaats, en daar kwam opnieuw de grote hamer met een zware slag. Een jongetje stond erbij te kijken en zei: “Wat gek! Waarom heeft de smid zoʼn klein hamertje?” Dr. Pierson zei: “Beste jongen, hij wijst alleen maar de plaats aan waar de klap gegeven moet worden, en hij laat de ander de klap geven.” Dr. Pierson zegt dat het dikwijls zo is. De Heer ziet iets dat aangepakt, recht gemaakt moet worden. Hij geeft slechts de plaats aan en de duivel doet de rest. Zo laat de Heer de duivel Zijn werk doen, om de heiligen te volmaken. Het schijnt in principe waar te zijn. Laat de vijand u niet wijs maken dat het de Heer is die u al die slagen toebrengt. Het is de duivel die het doet en de Heer laat hem begaan en gebruikt hem. Het feit is dat God een gesmeed werk verlangt, dat is een geslagen werkstuk. Het komt ten eerste tot stand door het vuur en daarna ook door menige slag. Zo krijgt God iets meer in ons leven, of andersom, zo wordt er iets uit de weg genomen in ons leven. Wie niet deze weg is gegaan, is slechts een kandelaar zonder vlam, een ornament. Er zijn veel mooie ornamentale kandelaren, maar daar heb je niets aan. De heilige Geest verbindt zich aan dat wat door het vuur gegaan is. De vorm van de kandelaar – verscheidenheid in eenheid We willen nu naar ons derde punt kijken: de vorm van de kandelaar. We vinden de volledige beschrijving daarvan in Exodus 25. Samengevat komt het hier op neer: de vorm 7
is samengesteld, meervoudig, gezamenlijk (Engels: corporate). Het is een verscheidenheid gevat in een eenheid. Er zijn zes armen aan de centrale schacht. In Openbaring is het beeld enigszins anders, maar het principe blijft gelijk. Daar lezen we van zeven gouden kandelaren, maar er is Iemand als eens mensen zoon temidden daarvan, die ze alle in Zijn hand heeft. Hij maakt ze één door Zijn eigen Persoon. Het is de eenheid van de ene goddelijke Mens, en toch meervoudig; velen, maar Eén. Mijn gedachte is dat God Zijn getuigenis verkrijgt in volheid, niet in onafhankelijke opzichzelfstaande individuen of groepen, maar in iets dat tot een eenheid gesmeed is door Zijn vuur. O, als God daadwerkelijk Zijn kinderen door lijden heen aan elkaar smeedt, ontstaat er iets wat zeer kostbaar is voor Hem. Als we samen door het vuur zijn gegaan, als we door de jaren heen samen door lijden en verdriet gaan, en God heeft ons daardoor één kunnen maken – niet de eenheid van een uiterlijke ordening, een uiterlijke overeenkomst – en in het lijden heeft de satan ons niet kunnen verwarren en verdelen, dàn is er iets tot stand gekomen wat zeer kostbaar is. U weet misschien dat satan altijd probeert ons in het lijden te verdelen. Als u in lijden komt is uw eerste neiging uzelf af te zonderen, of iemand anders de schuld te geven. Dat is het werk van satan. Wanneer God twee of meer mensen in Zijn vuurgloed brengt, is het Zijn bedoeling ons te bevrijden van die persoonlijke elementen die ons van elkaar verwijderd houden, ons verdelen en die scheiding brengen en ons tegen elkaar opzetten, en ons dan samen te brengen. Als u nooit samen door lijden heen gegaan bent weet u niet wat ware eenheid is. Zij die samen door het leven zijn gegaan in beproeving en tegenslag, komen tot een rijpheid die zeer kostbaar is. Eenheid door lijden Zoʼn eenheid is er tussen het Lam en de bruid, en behoort er ook te zijn tussen de leden van Zijn lichaam onderling. Deze kan alleen tot stand komen door lijden heen. Daarom staat God toe dat een gemeente lijdt. Een gemeente gaat samen door een beproeving heen; ze komt eruit tevoorschijn als een innerlijke eenheid, die iets van God tot uitdrukking brengt. Dit kun je niet uitleggen, behalve vanuit Gods standpunt. Het is iets dat zeer kostbaar is voor God. Daarom is het zo veelbetekenend dat het eerste dat over de Zoon des mensen gezegd wordt wanneer Hij wordt voorgesteld temidden van de gouden kandelaren, is dat Hij bekleed is met een tot de voeten reikend gewaad. Voordat de details genoemd worden zie je het geheel, een gewaad van hoofd tot voeten, dat al Zijn leden omhult, dat Hem compleet maakt, één Persoon, de Zoon des mensen. Hij komt tot de gemeenten, en de eerste gemeente is die van Efeze. Hij gaat daar spreken over de eerste liefde. Denk eens aan de geweldige vuurgloed waar deze gemeente doorheen was gegaan! Daardoor was er blijkbaar een heerlijke liefde ontstaan binnen die gemeente. Nu komt Hij, bekleed met Zijn alles omhullend gewaad, naar Efeze toe en zegt: “Er is hier wat gebeurd, er is hier iets mis gegaan, de eerste liefde is verzaakt.” De eenheid was voortgekomen uit Zijn dood, Zijn kruis. In de kracht van Zijn opstanding had Hij alles overwonnen wat tegen eenheid is. Alle verdeeldheid, elke scheuring heeft Hij vernietigd in Zijn dood. Hij komt tevoorschijn, bekleed met één gewaad dat alles bedekt. Nu ziet Hij daar iets dat zoʼn tegenstelling is met het werk van Zijn kruis: verdeeldheid, verlies van de eerste liefde. Hoe nodig is het dat we werkelijk het kruis verstaan in deze zin, dat we het lijden kennen dat ons verlost van het zelfleven, dat afrekent met alles wat verdeelt. Uit dat diepe lijden komen we in een eenheid, door het vuur voortgebracht. Zo wordt het hart van de Heer bevredigd. Ik wil u niet ontmoedigen of terneerdrukken, maar het is iets dat we onder ogen moeten zien. Het gaat mij om een effectief getuigenis dat een krachtige uitwerking heeft, een geestelijke invloed. Geen woorden, geen onderricht, geen uiterlijke vorm, maar de vlam, 8
de kracht van het licht des levens en dat is oneindig veel meer dan woorden. Hier gaat het hart van God naar uit, en daarom behandelt Hij ons zoals Hij dat doet. Wij moeten van onze kant ons hart hierop zetten. Het helpt ons de bedoeling van ons lijden te verstaan. De Heer vertrouwt het ons toe. Het is onlosmakelijk verbonden met het wezenlijke waar ons hart naar uitgaat. Als ik inderdaad iets begrepen heb van het christenleven en de wegen van God, dan gaat het altijd op deze wijze. Ik heb zo dikwijls gezien dat wanneer mensen de Here vroegen om meer kracht, meer leven, meer zegen, meer geestelijke rijkdommen, en dat werkelijk meenden, het dan niet lang duurde of men kwam in grote beproevingen. Zo beantwoordde de Here hun gebed. Ze hadden er niet om gevraagd. Naar alle waarschijnlijkheid hadden ze nergens om gevraagd als ze geweten hadden wat Gods antwoord zou zijn. Zo doet de Here het, naar het geheimenis van Zijn wegen. O, dat we mogen zien dat de Here iets van werkelijke waarde in ons leven verlangt! Iets wat zo kostbaar is in Zijn ogen beschermt Hij niet tegen tegenspoed. Integendeel, juist wat zo kostbaar is voor Hem acht Hij waardig om in Zijn louterend vuur gebracht te worden.
9
Hoofdstuk 3 - Zijn Getuigenis Exodus 25:31-40; Zacharia 4:1-7 We willen in het kort iets zeggen over deze twee schriftplaatsen, waarin we iets lezen over de gouden kandelaar. In Exodus zien we het begin; de Heer richt Zijn getuigenis op, voor de eerste keer. In Zacharia gaat het zoals in alle profetische bediening om herstel, daar het getuigenis min of meer verloren is gegaan. De gouden kandelaar is Gods oorspronkelijke en volledige gedachte. Wanneer de volheid van Zijn gedachte verlies geleden heeft temidden van Zijn volk en temidden van de volkeren, moet er herstel volgen. De Heer grijpt altijd terug naar het oorspronkelijke, naar de basis. Dat wil Hij terugbrengen. Hij is er nooit mee tevreden door te gaan met iets minder dan die oorspronkelijk geopenbaarde gedachte van Hem. Door de jaren heen hebben wij beseft dat de Heer Zijn hand op ons gelegd had in verband met deze gedachte van herstel. Zo is deze bediening ontstaan, om op praktische wijze te laten zien wat Gods gedachte is betreffende een getuigenis hier op aarde. Zo bepaalde de Heer ons vanaf het begin bij deze “kandelaar van louter goud”. In een vorig hoofdstuk hebben we gesproken over de vorm van deze kandelaar, en daar willen we toch nog iets meer over zeggen. De Heer wil ons altijd leiden naar de plaats waar Hij begint, dat is Christus. Het eerste en allesbeheersende aspect van het getuigenis van onze Here Jezus is de volheid van Christus. Hoe Christus is a) Geheel van God We hebben reeds gezegd dat het feit dat de kandelaar van louter goud was, betekent dat het iets voorstelt dat louter van God is. Hierin zien we Christus. Hij was en is volkomen van God, louter van God, volheid, de volheid Gods. Er zijn twee belangrijke getallen in deze kandelaar, namelijk drie en zeven, de getallen van goddelijke volheid en geestelijke volheid. Er zijn drie armen aan weerskanten van de schacht en samen met de schacht zijn het er zeven. Dat is de volheid Gods en de volheid van alles wat geestelijk is. Dat is een sleutel tot het leven van onze Here Jezus. Hij was hier in de dagen van Zijn vlees als Gods kandelaar onder de mensen. In Hem werd openbaar wat het betekent geheel van God te zijn. U weet dat in de beschrijving van de kandelaar staat, dat hij door zijn eigen licht verlicht werd: “… en men zal het licht laten vallen naar de voorkant” (Ex. 25:37). De kandelaar scheen op andere dingen, ja, maar ook op zichzelf. Hij moest in zijn eigen licht staan; en de Here Jezus heeft verschillende malen iets gezegd wat daarmee overeenkomt. Het getuigenis kon in Hem gezien worden, het getuigenis getuigde van Hem. Hij kon voortdurend wandelen in het licht van God. Het getuigenis was waar in Hem, omdat in Hem alles van God was, zoals dat uit talloze bijzonderheden bleek. Bestudeer Zijn innerlijk en uiterlijk leven en merk op hoe alles van God was, hoe Hij voortdurend al het andere afwees dat uit Hemzelf of voor Hemzelf kon zijn, alles wat uit een andere bron voortkwam. Alles in Hem was van God, door en door. Wat is het getuigenis van Jezus? Laten wij toch loskomen van de verkeerde gedachte dat het een bepaald systeem van onderricht zou zijn. Nee, het getuigenis van Jezus, dat hier behoort te zijn, dat God in Zijn huis wil zien, temidden van Zijn volk, temidden van de volkeren door middel van Zijn volk, dat is allereerst iets dat geheel en al losstaat van elke interesse, overweging en ambitie buiten God. Niemand moet ooit iets kunnen toeschrijven 10
aan het werk van de mens. Men moet zeggen: “Dit is van God, dit is geheel van God, dit is de Heer.” Zoals we reeds gezegd hebben wordt dit goud door het vuur voortgebracht. O, wat een werk brengt het vuur tot stand om elke vermenging, elke onzuiverheid uit te zuiveren, zodat tenslotte gezegd kan worden: “Dit is geheel van God, hier is niets meer van de mens in, de enige verklaring hiervoor is de Here.” Ik ben er zeker van dat u in het licht van zoʼn uitspraak de betekenis van de wegen Gods kunt zien. Wat is Hij aan het doen? Hij zoekt een getuigenis voort te brengen waarin de kracht, de wijsheid, zelfs de volharding om door te gaan van God komt, en niet van de mens. Alles uit God, ja, dat is de volheid van Christus. Wat voor ideeën hebben wij toch over de volheid van Christus! “O, dat wij Zijn volheid hadden”, roepen we. Maar dat is onmogelijk tenzij er een volkomen leegheid is. Als Hij alles zal vervullen, moet al het andere weg. Als er nog iets anders overblijft, kan Christus onmogelijk alles zijn in allen. De volheid van Christus vereist een volle plaats. Maar de volheid van Christus is iets waar je in moet binnengaan, iets wat ervaren dient te worden. Wat een volheid! “Neem de wereld, geef mij Jezus”, zingen we. Alleen maar een lied, een sentiment? Of meen je dat werkelijk? We zullen op dat punt getoetst worden of we nog iets buiten Hem willen. Wij kennen ons eigen hart niet. Maar één ding staat vast: het ware getuigenis is geheel van God. Zo was het bij de Here Jezus. b) Allesomvattend; voldoening voor hemel en aarde Het volgende dat we over de volheid van Christus willen opmerken is dat deze allesomvattend is, want Hij omvat zowel de hemel als de aarde. In Exodus vinden we de kandelaar in het Heilige van de tabernakel. Het Heilige is de plaats tussen de voorhof en het Heilige der Heiligen, tussen aarde en hemel. Het is de verbinding van de aarde met de hemel. De persoon van de Here Jezus verenigt hen. Hij staat als de Zoon des mensen tussen de hemel en de aarde in, en verenigt ze in Zichzelf. Volheid, hemels en aards, wordt in Hem gevonden. Hij is niet geheel van deze aarde, van deze wereld. Hij staat er los van; en toch rust Zijn hand erop. Hij staat daar waar al de volkeren hun volheid vinden. De wereld kan in de Here Jezus het antwoord op ieder probleem vinden. Er is geen volk, geen stam, geen natie in deze hele schepping, of hij kan het antwoord op zijn nood, zijn ware nood, in Hem vinden. Hij staat buiten de tijd, Hij is boven de tijd verheven. Hij is evengoed voor de twintigste eeuw als voor de eerste. Alle omstandigheden van alle tijden komen samen in Hem. Maar aan de andere kant vindt ook de hemel in Hem voldoening, want al de hemelse volheid wordt in Hem gevonden. De hemel had ademloos toegekeken toen de Here Jezus op aarde was. In zekere zin hing het bestaan van de hemel immers af van de afloop. De hemel was in grote ernst geïnteresseerd in het drama van het kruis, ja, in het drama van Zijn gehele aardse leven. De hemel keek toe, het ging hun aan. Maar nu is de gehele hemel voldaan om Hem. Ja, God Zelf heeft Zijn voldoening in Hem. De Here Jezus is daar tussen hemel en aarde, en voorziet in alle noden. Hoe allesomvattend is het getuigenis van Jezus! We vinden de kandelaar ook genoemd in het boek Openbaring, en daar zien we de bevestiging van wat ik zojuist heb gezegd. Als u twee tekeningen van de kandelaar zou maken, één naar Exodus en één naar Openbaring, zou u de eerste plaatsen in het Heilige 11
van de tabernakel. Maar waar zou u de andere plaatsen? U zou een kaart nodig hebben van het hele gebied dat toen bekend stond als Asia, en dan zou u een kandelaar neerzetten in Efeze en een in Smyrna, en nog een in Thyatira, en een in Pergamum, enzovoort. En toch zou u zien dat één Mens dat hele gebied bestreek; de kandelaren komen als het ware samen in die ene Mens. Het is Christusʼ getuigenis onder de volkeren. Het is nu niet meer op één plaats geconcentreerd, in het Heilige, het is nu onder de volkeren. Eerst zagen we de kandelaar in het Heilige – alles is in Hem. Maar als we Hem zien temidden van de zeven kandelaren onder de volkeren, dan is Hij in alles: een beeld van Gods uiteindelijke bedoeling dat de volheid die in Hem is overal zal zijn, in de volkeren, in de gehele schepping. Paulus zegt: “De ganse schepping zucht in al haar delen en is in barensnood”, wachtend op de verlossing (Rom. 8:19-22). De schepping zucht. Waarom? Het verlangt naar iets dat het niet heeft. Als we pijn hebben, zuchten we omdat we vrij van pijn willen zijn. We zuchten als er iets verkeerd gaat; we willen dat het goed gaat. De schepping zucht omdat ze iets noodzakelijks mist. Wat heeft ze nodig? Christus, dat is alles. Hij is het antwoord op de nood van de ganse schepping. Christus in alle naties, dat is de uiteindelijke visie. Christus die alles omvat, dat is het getuigenis. Alle nood van hemel, aarde, mens en schepping vindt zijn antwoord in de Here Jezus. Wat een uitdaging voor ons. Is dat het getuigenis waar we over spreken? Christus: meer dan een leer Wat bedoelen we met het getuigenis? Is het Christus in Zijn volheid, die we op die wijze kennen? U zegt misschien: “Natuurlijk, het gaat toch om Christus in het christendom. Daar zijn we het toch allen over eens? Alleen Christus heeft het antwoord op iedere nood.” Ja, dat is allemaal waar wat u zegt, maar zijn het vaak niet slechts woorden, rechtzinnige terminologie? Hoeveel is er in het christendom buiten Christus? O ja, we willen best belijden dat Christus alles is, maar we kennen ons eigen hart niet. De Heer hoeft maar Zijn vinger te leggen bij iets wat ons heel dierbaar is, en de strijd barst los. Dan is het niet zo gemakkelijk om te zeggen: “Christus betekent meer voor mij dan dàt.” Het is geen dogmatisch punt, het is heel praktisch en persoonlijk. En niet alleen persoonlijk: er is zoveel in het christendom wat niet van Christus is, wat buiten Hem om gaat. Alleen het vuur van God kan ontdekken wat er buiten Christus om in ons persoonlijk leven en in het christendom nog aanwezig is. Kijk naar het christendom zoals wij het vandaag in deze wereld kennen! Moeten we helaas niet toegeven dat er veel is dat christendom genoemd wordt, maar dat niet van Christus is? Er is zoveel toegevoegd. Er wordt geen scheiding gemaakt tussen het zuivere goud en zijn onzuiverheden. Het is een zuiver gouden getuigenis, gesmeed in het vuur, waar God naar verlangt. Slechts Zijn ogen zien wat door het vuur moet gaan. Er is een verschil tussen het algemeen, zogenaamd christelijk getuigenis aangaande de Here Jezus, en het werkelijke, geestelijke getuigenis, zeer veel verschil. Ik weet niet of we in dit leven ooit zover zullen komen dat alles zo volkomen Christus is, dat er niets anders meer is. Maar God werkt hier wel naartoe. Alles van God, alles geestelijk, niets vleselijk, alles hemels, niets aards. Wat we voor ogen hebben is niet een beweging, een zending, een werk, een secte, een “gemeenschap” als groep, iets hier op aarde. Het is iets dat achter de mensen ligt die er uitdrukking aan geven, iets wat je moeilijk aan kunt wijzen, maar dat wel zeer wezenlijk is. Deze kandelaar is meer dan een voorwerp, hij is geestelijk en hemels van aard. Met andere woorden, je ziet het voorwerp niet, je ziet de Heer. U bent niet onder de indruk van het ding, van de organisatie, het groepje mensen of de plaats of iets dergelijks, u ontmoet alleen de Heer. “De Here is daar.” Dat is het getuigenis van Jezus. Begeert u dat niet voor uzelf persoonlijk? Als de mensen van ons konden zeggen dat de tegenwoordigheid van de Heer bij ons ervaren werd, dat er iets van de geur van Christus geroken werd toen ze ons ontmoetten, is dat niet het allergrootste dat ze konden zeggen? Is dat niet het antwoord op de diepste 12
verlangens van ons hart? Als door ons samenkomen als kinderen Gods, mensen die in aanraking met ons komen gaan zeggen: “Het zijn niet de mensen, niet wat ze zeggen, niet hun leer, maar op de een of andere wijze ontmoet je daar de Heer Zelf”, is dat niet het grootste dat er gezegd kan worden? Wil de Heer dit kunnen doen, dan is het noodzakelijk dat het vuur een diepgaand werk doet. Dat is de kandelaar van louter goud. Het is de Here Jezus. De Heer geve ons genade om ons hart erop te zetten dat het zo zal zijn, dat onze aanwezigheid hier Zijn aanwezigheid betekent.
13
Hoofdstuk 4 - De Gemeente als het Instrument van het Getuigenis Nadat we onze aandacht gericht hebben op Christus en Zijn volheid, komen we nu tot het instrument dat God uitverkoren heeft om de belichaming te zijn van het getuigenis van de Here Jezus, de gemeente, als het instrument van het getuigenis in deze bedeling. Uiteraard is wat er gezegd is aangaande de volheid van Christus hier ook van toepassing. De gemeente volgt dezelfde lijn als de Here Jezus. Hij zei tot Zijn discipelen, de kiem van Zijn gemeente: “Volg Mij.” O, wat een inhoud! En de geestelijke geschiedenis van de gemeente als het voorwerp van Zijn getuigenis is in die diepe zin een volgen van Christus. Zij volgt Hem in de geestelijke betekenis van iedere stap en ieder stadium van Zijn leven hier op aarde. Geboren uit de heilige Geest In de eerste plaats werd Hij geboren uit de heilige Geest. Ieder instrument voor het getuigenis van Jezus, in de zin zoals we er hier over spreken en zoals God het belichaamt in het symbool van een kandelaar van goud, moet geboren worden, en wel geboren uit God de heilige Geest. Het is niet iets wat u kunt maken en in elkaar zetten; het is niet iets wat u kunt organiseren en arrangeren; het is niet iets wat mensen besluiten te maken: “Wij willen iets vormen, we willen iets oprichten voor de dienst van de Heer.” Zo gaat het helemaal niet. Het moet geboren worden, en wel zoals Hij geboren is, uit de heilige Geest. Het moet regelrecht van God komen. Als u de geboorte van de Here Jezus op één lijn stelt met alle andere geboorten, en het bovennatuurlijke element eruit weg haalt, dan vernietigt u Gods gedachte aangaande het hemelse getuigenis. Als u zelf iets maakt wat erop lijkt, is er geen garantie dat de hemelse vlam erin brandt. Dit moet geboren worden. U kunt dat niet namaken. Dit heeft verstrekkende gevolgen. Meer dan we nu kunnen zeggen. Maar onthoud dat voor elk werk van God geldt, dat u het origineel nooit kunt dupliceren of vermenigvuldigen. Het origineel is van God, niet van de mens. En alles wat van God is moet op deze wijze geboren worden: niet uit de mens, niet uit de wil des vlezes, maar uit God. Het is slechts de eerste stap, maar het is zeer radicaal. U kunt nooit zeggen: “Wat we daar gezien hebben, willen we in onze plaats ook hebben.” Denk niet dat u ooit iets kunt namaken of herhalen, waarvan u denkt dat het goed is. Als God het niet doet zal het uw hart breken als u het toch probeert te doen. Volmaaktheid door beproefdheid Daarna, als het geboren is, moet het beproefd worden, zoals Hij beproefd werd, om tot volmaaktheid te komen. Dat laat in het geval van de Here Jezus geen enkele plaats voor de zonde. Het feit dat de Schrift duidelijk zegt dat Hij door lijden heen volmaakt werd (Hebr. 2:10), en dat “Hij, hoewel Hij de Zoon was, de gehoorzaamheid geleerd heeft uit hetgeen Hij heeft geleden” (Hebr. 5:8), betekent niet dat er enige zonde was in Zijn natuur. Het betekent alleen dat Hij waarachtig mens werd en door alles heen moest gaan waar wij ook doorheen moeten. Hij werd beproefd op het punt van de wil. “Uw wil, niet Mijn wil.” De hel en alle duivelse sluwheid heeft op alle mogelijke wijzen geprobeerd Hem aan te vallen op het punt van de wil, om Hem zo mogelijk één haarbreedte van de wil van de Vader af te doen wijken. Door allerlei verlokkingen, door omkoperij, door aangeboden beloningen, door ernstige moeilijkheden, door afschuwelijke aanvallen, door verraad poogde de vijand Hem te verleiden! Maar Zijn wil bleef trouw aan de Vader. Op die grond werd Hij beproefd, en wij worden op precies dezelfde wijze beproefd. De gemeente moet ook door beproevingen volmaakt worden. De volmaaktheid was in Zijn geval eenvoudig dit, dat Zijn
14
standvastigheid volkomen werd, en dat Hij trouw was tot het einde, zonder ooit in het minst daarvan af te wijken. Door de genade van God, door de kracht van de Geest Gods in ons, roept God ons op om erop toe te zien dat er niets in ons tegen Hem in gaat. Hij heeft de mens een vrije wil verleend, vrijheid om een keus te maken, een besluit te nemen. Dat is een heilige gave van God en Hij verwacht dat we die ook zullen gebruiken. Onze eindbestemming hangt daarvan af, dat we dat vermogen om een keuze te bepalen ook gebruiken. God richt zich op dat wat Hij de mens heeft toevertrouwd: Hij heeft hem gemaakt tot een zedelijk verantwoordelijk persoon. Het zou daarmee in tegenspraak zijn als wij, nu wij Hem toebehoren, gingen zitten wachten tot de Here onze beslissingen voor ons zou nemen, tot Hij iets zou doen dat de gehele zaak oploste, zonder dat wij hierin iets te zeggen zouden hebben. Dan zou God Zichzelf tegenspreken: rekenen op onze wil en toch los daarvan handelen. Ik wil niet zeggen dat er geen tijden en situaties kunnen zijn waarbij God tussenbeide komt en ingrijpt, maar dat is niet het normale. Het normale is dat God verlangt dat onze wil samenwerkt met de Zijne. Op die basis, door iedere denkbare beproeving heen, werd de Here Jezus volmaakt. Op die basis volgen wij de Here Jezus, en op die basis behoort de gemeente te staan, eenswillend met God. Dat betekent menigmaal dat we onze eigen wil moeten prijsgeven, soms betekent het een crisis waarin we voor een verstrekkend ja of nee staan ten aanzien van Gods wil. Dat is niet passief, dat is aktief. We komen dus op de plaats van beproeving. Zo wordt Gods instrument volmaakt. Er is geen gemakkelijke weg, zo van: we geven alles aan Hem en Hij doet het wel; wij hoeven nergens over in te zitten en niets te zeggen of te doen. Dat zou erg gemakkelijk zijn, maar het is nooit Gods weg. Pas op voor die valstrik. De bekrachtiging van God Na de beproeving komt de bekrachtiging. Ik geloof dat de doop van de Here Jezus een uitdrukking was van Zijn volkomen overgave aan de wil van God. Die doop was een voorafschaduwing van het kruis – dood, begrafenis en opstanding – onmiddellijk gevolgd door de bekrachtiging van God: “Deze is mijn Zoon, de geliefde, in wie Ik mijn welbehagen heb.” Dit vatte Zijn hele leven samen, vanaf het moment van Zijn toewijding tot aan het moment van Zijn dood. Daarom was de bekrachtiging van God vanuit de hemel op grond daarvan, dat Hij Zichzelf volledig aan de wil van de Vader had overgegeven, tot de dood toe. Ja, Hij was volkomen dood wat betreft Zijn eigen wil. Dat is een andere wil, een onafhankelijke wil, los van God. Het punt is dat God de aandacht vestigde op iets dat volledig van Hemzelf was. God vestigt nooit de aandacht op de mens als zodanig, en ook niet op onze werken als zodanig, ook al zijn ze voor Hem. God vestigt de aandacht op datgene wat geheel van Hemzelf is, en zo kon Hij aldoor de aandacht vestigen op Zijn Zoon, en zeggen: “Zie, kijk!” Zo zal het ook moeten zijn met het instrument dat het getuigenis van Jezus heeft, hetzij individueel of gezamenlijk (Engels: corporate). God zoekt te allen tijde zo te werken in dat instrument, dat Hij kan zeggen: “Daar ben Ik; zo wilde Ik het hebben. Kijk eens hier, en je zult Mij vinden.” Dan wordt niet iets of iemand verheerlijkt, maar de aandacht wordt gevestigd op wat van Hemzelf is. Als de Heer zal toevoegen tot de gemeente, dan kunt u er zeker van zijn dat Hij niet iets gaat opbouwen dat niet van Hemzelf is, waarin Hij niet ten volle aanwezig is. Het was in de tijd dat de gemeente vol was van de heilige Geest en Christus in het midden regeerde, dat de Here dagelijks toevoegde. Het is het geheim van groei, het is het geheim van opwekking, dat God iets heeft waarin Zijn Zoon in zoʼn mate aanwezig is dat Hij kan zeggen: “Daar ga Ik mee door, daar kan Ik Mijn zegel op drukken, daar kan Ik zielen toevoegen, daar kan Ik bouwen.” Dat is Gods bekrachtiging die op de beproeving volgt. 15
De Here Jezus zegt van Zichzelf: “En ten derden dage word Ik voleindigd” (Lucas 13:32 S.V.; “volmaakt” Eng.V.). Hij werd volmaakt door lijden heen en daarna opgenomen in heerlijkheid. Iets wat nog niet voleindigd is kan nooit opgenomen worden in heerlijkheid. Heerlijkheid is niet slechts een plaats, het is ook een toestand, een staat van heerlijkheid, verheerlijkt te zijn. Nadat Jezus beproefd was en de Vader Zijn zegel daarop had gedrukt werd Hij verheerlijkt. Zo kan ook de gemeente, het instrument van Zijn getuigenis, langs dezelfde weg, door Hem te volgen, verheerlijkt worden omdat ze volmaakt is geworden. Volmaking betekent eenvoudig dat alles wat niet van de Heer is verdwenen is en dat alles wat aanwezig is van de Heer is. Het is de Heer die verheerlijkt wordt in Zijn heiligen. Het is Zijn heerlijkheid, niet de onze. Een tegenstelling met de wereld Dat is heel eenvoudig, maar zo ligt het. Dit voorwerp, dit instrument, deze kandelaar moet daar staan als in regelrechte tegenspraak met alles wat niet uit God is, wat lijnrecht tegenover God staat. Dat betekent een regelrechte tegenstelling met de wereld. Wat bedoelen we met de wereld? Ik denk dat we de wereld, zoals er in de Schrift over gesproken wordt, in twee woorden kunnen samenvatten: winstbejag en zelfverheerlijking. Dat is een verheerlijking die niet van God komt. Is het niet zo dat de geest van deze wereld uit is op winst? Hoe kun je anders de dingen om je heen verklaren of interpreteren? Het is je reinste winstbejag. Hebben – of het nu om grond gaat of om rijkdom of kennis of wat dan ook – het gaat altijd om het hebben, bezitten, voordeel eruit slaan en zo zelf heerlijkheid behalen. Het is heel subtiel, maar het werkt in ons allen. Ja, het zit in ons eigen hart: er voldoening in vinden om een zekere positie te bereiken; tevreden zijn over jezelf omdat je een belangrijke plaats inneemt, invloed uitoefent, een machtspositie bekleedt. Dat is de geest van deze wereld, en dat gaat dwars tegen God in. Christus had een totaal andere geest. En Zijn gemeente, deze kandelaar, dit getuigenis, moet de belichaming zijn van de tegenspraak tegen de wereldgeest en zijn principes. Niet krijgen, maar geven, niet zelf geëerd willen worden, maar verlangen dat Hij in alles verheerlijkt wordt. De Here Jezus zocht niet Zijn eigen eer, maar de eer van Hem die Hem gezonden had. Hij zei: “Ik zoek niet Mijn eer” (Joh. 8:50) en als we het lezen in zijn verband, zien we dat het terugsloeg op de religieuze leiders die om Hem heen stonden, die eer zochten door bezit, positie enzovoort. Nee, deze kandelaar is volkomen in strijd hiermee; het spreekt van een andere geest en een ander principe. Een tegenstelling met de werken van de satan Het spreekt alle werken van satan tegen. We kunnen de werken van de satan in één woord samenvatten: zelfzucht. Ga de geschiedenis van de satan in de Schriften maar na. Reeds in het begin werd hij de tegenstander van God, door iets voor zichzelf te zoeken. De tragedie van de zondeval was dat hij Adam doordrenkte met deze zelfde geest van zelfzucht. “Gij zult … zijn” (Gen. 3:5). De mens wordt met zelfzucht en egoïsme geboren. Je ziet het al in het jongste kind. Hoe graag wil een kind niet in het middelpunt van de belangstelling staan. Die geest hebben wij allemaal. Er kan geen waarachtig getuigenis van Jezus zijn als alles draait om een mens, of om een groep mensen, of om iets op zichzelf. O, wat heeft de satan dat wat anders zo kostbaar voor God geweest zou zijn, bedorven door een mens het middelpunt te maken van alles, door alles om die ene mens te laten draaien. Of door iets zo belangrijk te maken dat de aandacht op heel subtiele wijze van de Heer afgetrokken werd. De mensen worden zo gemakkelijk in beslag genomen door iets, door het werk of een instrument waardoor God wil werken.
16
Zelfzucht komt op allerlei subtiele manieren binnensluipen in het werk van God. De tragedie van veel werk voor God is zeer zeker geweest dat de mensen gingen pronken met hun werk, voor zichzelf winst zochten, een reputatie, naam, plaats, erkenning of titel. Dat alles is onmerkbaar binnengeslopen, maar de Here Jezus is niet meer te zien, doordat mensen en dingen Zijn plaats innemen. Nee, deze kandelaar moet geheel van God zijn, en dit getuigenis moet per definitie in tegenspraak zijn met al het werk van de satan. Ook op het punt van de verdeeldheid. Is dat niet één van de grote werken van de satan om verdeeldheid te brengen, scheuringen, conflicten en partijschappen? O, hoe lang is de satan al bezig om Gods volk te verdelen, net zolang totdat het uiteenvalt in individuele fragmenten. Als het aan hem ligt blijven er geen twee samen in geestelijke gemeenschap! De strijd om geestelijke eenheid is een heel reële strijd tegen de satan en al zijn duistere trawanten. Maar deze kandelaar is één geheel. Hij is niet samengesteld uit losse onderdelen die aan elkaar bevestigd zijn. Er staat dat het één gedreven werk moest zijn. Er zijn geen voegen, geen lassen, geen plaatsen waarvan je kunt zeggen: “Kijk, hier begint het ene en houdt het andere op. Als je het wilt kapotmaken moet je daar beginnen.” Je kunt geen enkele hechting, naad of las vinden. Het is uit één stuk, door het vuur en de hamer gemaakt. Het staat in lijnrechte tegenstelling tot al het werk van de satan. Elke verdeeldheid is het werk van de satan. Het getuigenis van Jezus is in tegenspraak met verdeeldheid. Het is de eenheid van de grote goddelijke liefde. Daarom is iedere vorm van onafhankelijkheid zo afschuwelijk, zo gevaarlijk. Onze onafhankelijke beslissingen, onze eigen weg, ons eigen leven richten grote schade aan. Het kan zijn dat we in dit verband iets kunnen leren uit de wijze waarop de Here Jezus Zijn vrienden kiest. “Ik heb u vrienden genoemd” (Joh. 15:15). “Ik heb u uitgekozen” (Joh. 15:16). “En Hij stelde er twaalf aan, opdat zij met Hem zouden zijn …” (Marc. 3:14). “Hij heeft de zijnen, die Hij in de wereld liefhad, liefgehad tot het einde” (Joh. 13:1). In vele opzichten zou het een stuk gemakke¬lijker zijn geweest als Hij zonder hen geweest was en alleen Zijn weg was gegaan. Waarom koos Hij hen toch bewust, terwijl Hij wist wat het met zich mee zou brengen? Voor Zijn keuze bracht Hij een nacht in gebed door, niet alleen om leiding hierin te vragen, maar ook genade. Waarom? Omdat Hij de werken van de duivel in hen teniet moest doen. Hij had ze iedere dag aan de kant kunnen zetten; Hij had Zijn handen van hen af kunnen trekken, maar dat deed Hij niet. Hij had ze lief tot het einde. En tenslotte, als gevolg van al Zijn geduld, verdraagzaamheid en liefde, zie je hen daar nog intact, met uitzondering van hem, die vanaf het begin nooit werkelijk tot hen behoord had. Nu kan Hij zeggen: “Ik heb hen bewaard in Uw naam … en niemand uit hen is verloren gegaan dan de zoon des verderfs” (Joh. 17:12). Het werk van de duivel is teniet gedaan. De Here heeft een zeer diepgaand werk gedaan; niet alleen ze bij elkaar gehouden. Dat is het getuigenis van Jezus. Het is het tegengestelde van het verdelende werk van de satan. God wil zoʼn instrument, zoʼn vat, een kandelaar, om dat getuigenis in stand te houden. Laten wij ons hart hierop onderzoeken. Het getuigenis voor het werk Is het niet maar al te waar, helaas, dat het werk des Heren dikwijls gehinderd of verknoeid wordt door de werkers zelf? Het is ontzettend dit te moeten zeggen, maar het is waar. De problemen hebben niet zozeer op het werk betrekking als wel op de werkers. Ze kunnen niet met elkaar opschieten, ze kunnen niet samen leven. Soms moeten ze van het ene zendingsveld naar het andere overgeplaatst worden, omdat hun karakters onverenigbaar zijn. Hoe komt dat? U zegt natuurlijk dat dat komt doordat het kruis zijn werk niet in hen heeft kunnen doen. Dat is volkomen waar, maar kan het ook niet zijn dat het komt doordat het werk voorgaat vóór het getuigenis, of zelfs dat het in de plaats van het getuigenis 17
komt? Ze zijn uitgegaan om het werk, niet om het getuigenis. Veronderstel dat ze tot bezinning zouden komen en samen zouden gaan bidden en zeggen: “Kijk, dit is geen getuigenis, dit is in tegenspraak met het getuigenis van Jezus. Waarvoor zijn we hier? Zijn we hiernaartoe gekomen en hebben we alles prijsgegeven alleen maar om wat werk te doen, zonder een getuigenis te hebben voor de Heer? Terwijl we hier bezig zijn van alles te doen, gaan we daarmee regelrecht tegen de Heer Zelf in.” Ik denk dat ze dan òf hun boeltje zouden pakken en naar huis gaan, òf de hele zaak oplossen door te zeggen: “Het getuigenis gaat vóór het werk, want het werk moet voortkomen uit het getuigenis; het mag niet op zichzelf staan. We moeten een grond vinden om sa¬men door te gaan, zó dat God verheerlijkt wordt.” Waarom zijn wij christenen hier op aarde? Zijn we hier om een werk te doen of om een getuigenis te zijn? Zovelen zeggen wel dat het getuigenis des Heren hen ter harte gaat, maar ze zijn verschrikkelijk moeilijk om mee om te gaan. Je komt voortdurend zulke gevallen tegen. Hoe verdrietig is dit. Laten we deze zaak eerlijk en open onder ogen zien. Het getuigenis des Heren ligt ons bijzonder na aan het hart. Het getuigenis van Jezus is volkomen onbaatzuchtigheid, het tegengestelde van zelfzucht, van iedere vorm van zelf¬leven. Dat is het getuigenis van Jezus. Het is niet een bepaald werk doen en dogmaʼs onderwijzen, maar Christus, op deze wijze tot uitdrukking gebracht. Maar zijn we ruziemakers thuis? Is het moeilijk voor onze huisgenoten om met ons om te gaan? Veroorzaken wij altijd moeilijkheden, spanningen en conflic¬ten? Dat is het werk van de duivel en dat is geen getuigenis. Christenen zijn hier op aarde voor een getuigenis, en dat getuigenis moet blijken in ons ver¬mogen om met anderen op te schieten. De enigen die niet met de Here Jezus konden opschieten waren zij die op zichzelf gericht waren, religieus of niet. Alle anderen vonden het heel gemakkelijk om met Hem om te gaan. O, dat we niet iets anders van dit woord “getuigenis” maken dan dit: de Heer Zelf in ons; niet bepaalde waarheden die we aan anderen willen doorgeven, maar de Here Zelf in de eerste plaats. Als de Heer heeft wat Hij verlangt, kan Hij er Zijn hand op leggen en het plaatsen waar Hij wil. Het christendom is helaas een van de vele systemen geworden. Men heeft het idee dat men geroepen is voor het werk des Heren en zegt: “Nu moet ik me voorbereiden voor het werk des Heren,” en gaat dan een cursus volgen aan een bijbelschool. Als men daarmee klaar is zegt men: “Nu ben ik klaar.” Wat bedoelt men daarmee? Klaar – intellectueel of theologisch? Ik weet niet hoe ver u daarmee komt. Het is alleen de Heer die weet wanneer men klaar is. Misschien zou het heel goed zijn dat men daarna weer zijn gewone werk zou opnemen en op de Heer zou wachten tot Hij Zijn roeping bevestigt: “Ja, Ik heb nu verkregen wat Ik wilde en nu zal Ik je laten zien waar Ik je wil hebben.” Je kunt de Heer vertrouwen. Als Hij je voor Zijn dienst geroepen heeft kun je er zeker van zijn dat Hij vroeg of laat die roeping zal bevestigen, zelfs al moet je een tijdlang je gewone werk weer opnemen. De discipelen werden geroepen en gingen daarna terug naar hun visserij, maar de Heer kwam en bevestigde hun roeping. Saulus van Tarsus werd geroepen op de weg naar Damascus en hij ging later naar Antiochië en wachtte daar totdat de Heer kwam en zijn roeping bevestigde. “Nu ben je klaar, nu heb Ik verkregen wat Ik wilde, nu is de tijd aangebroken.” Bent u daar bang voor? Vertrouwt u de Heer op dit punt? De Heer wil uiteindelijk een getuigenis en het kan zijn dat dat getuigenis op zulke plaatsen wordt opgericht, die u nooit zou uitkiezen. U denkt dat het veel gemakkelijker is om het getuigenis uit te dragen als u full-timer bent? Maar dan hebt u het mis. Ik weet uit eigen ervaring hoe moeilijk het is onder alle drukte die het geestelijk werk met zich meebrengt, het getuigenis op de eerste plaats te houden. Wat wij ons getuigenis noemen is niet onze bediening, onze bijbelstudies, ons werk, de artikelen die we schrijven, de toe¬spraken die we houden; dat is niet het getuigenis. Dat heeft allemaal niets te be¬te¬kenen als het niet door iets gedekt wordt dat Gods goedkeuring kan weg¬dragen. Nadat God Mozes 18
geroepen had was er een moment dat God hem zocht te doden, ondanks het feit dat Hij hem zelf op pad gestuurd had (Ex. 4:24). Er ontbrak iets op de achtergrond. U weet wat dat was. Daar moest iets aan gedaan worden. Het gaat om dat wat erachter ligt. Dat is het getuigenis. En de Heer weet wanneer Hij dat verkregen heeft. We kunnen Hem vertrouwen dat Hij ons dan zal gebruiken, wanneer en waar we daarvoor klaar zijn. Wij moeten zelf datgene zijn wat de Here ook op andere plaatsen uitgedrukt wil zien. De heilige Geest weet waar de nood is en wie erin voorzien kan, en Hij brengt die twee samen. Er was een duidelijke nood in Antiochië toen Barnabas daarheen ging (Hand. 11:20-26), en hij, vol van de heilige Geest, zei: “Ik ken de man door wie er in die nood voorzien kan worden.” En zo ging hij naar Tarsus om Saulus naar Antiochië te halen. De Heer weet dat u daar in huis bent, in het monotone werk van alledag, dat geestdodende werk, of in dat bedrijf met zijn dagelijkse sleur die zo weinig inspirerend werkt. U bent daar om door beproeving heen Zijn goedkeuring te verwerven. Als de Heer ziet dat het werk in u klaar is zegt Hij: “Kom, jij bent degene die Ik zoek; Ik heb wat anders voor je; kom hogerop.” Dat het zo moge zijn met uw dienst. Het komt hierop neer dat de Heer meer geïnteresseerd is in een getuigenis dan in een werk. Als wij het werk in de plaats van het getuigenis stellen komt er verwarring. We zijn hier op aarde gesteld tot een getuigenis. Daarom is er zelfs bij Gods grootste en meest gebruikte dienstknechten, ondanks het werk dat zij doen, toch altijd een nieuwe tuchtiging, nieuw lijden nodig. Het lijkt een tegenstelling. Het werk vraagt om een mens, maar die mens is niet bij machte het werk te doen, omdat hij door zoʼn beproeving en lijden heen gaat. Wat een tegenstelling! Maar de Heer heeft liever een geestelijke capaciteit in iemand, dan dat Hij veel werk door hem heen kan doen. De Heer helpe ons hierbij en geve ons genade het te aanvaarden. Ik weet dat het niet gemakkelijk is. Maar begrijp dat de Heer uit is op een kandelaar van louter goud, die een getuigenis uitdraagt. Geen ornament, een pronkstuk, iets wat de aandacht naar zichzelf toe trekt, maar een getuigenis tot de Here Zelf.
19
Hoofdstuk 5 - Het Kruis met Betrekking tot het Getuigenis We hebben in een vorig hoofdstuk gezegd dat er voornamelijk drie aspecten van het getuigenis zijn, uitgedrukt in de kandelaar. Het eerste was de volheid van Christus, het tweede de gemeente als Gods instrument van het getuigenis. We komen nu bij het derde aspect: de noodzaak van het kruis als basis voor al het andere. “Een kandelaar van louter goud”. Een kandelaar is geen kaars die langzamerhand opbrandt. Zoals we in Zacharia lezen is het een “lampenhouder”, die een toevoer heeft vanuit een levende en onuitputtelijke bron van olijfbomen. Dat is beter dan een kaarsenhouder. De brandstof die nodig is voor het getuigenis hoeven we niet zelf te leveren; er staat nergens dat we dat moeten doen. God de heilige Geest is de brandstof voor het getuigenis. Wat een verschil is er tussen dat wat wij kunnen opbrengen als kaarsen en dat waarin Hij kan voorzien; wat een volharding, wat een geweldige effectiviteit is er bij Hem. Iemand zei eens tegen een onvermoeibare werker in Gods Koninkrijk dat hij de kaars niet aan beide kanten kon laten branden. Het antwoord luidde: “Natuurlijk kan ik dat. Het hangt er maar van af hoe lang de kaars is!” Maar ook al heeft men de langste kaars, vroeg of laat is hij opgebrand. Maar de levende fontein, de Geest van God, is onuitputtelijk. Dit even tussen haakjes. De kandelaar gegrondvest op het kruis Deze gehele kandelaar werd gegrondvest op het principe van de dood en opstanding van Christus. Dit is een indrukwekkend feit. Hoe duidelijk blijkt dat uit de kandelaar zelf! Als u de echte kandelaar zou zien, zoals hij gemaakt was volgens de goddelijke voorschriften, en dan uw ogen zou sluiten en uw hand op het voetstuk van de schacht zou leggen, van waaruit de armen naar weerskanten gaan, en als u dan uw hand vanaf de voet omhoog zou bewegen, zou u op een bepaald punt bij een knop komen en uw hand zou niet verder kunnen. Er is iets wat u tegenhoudt. Er is iets wat ons in de weg staat, waardoor we niet verder kunnen, iets wat ons uitdaagt. Als u dan de hand over de knop laat gaan voelt u nog iets anders. Wat is dat? Uw hand voelt er omheen. O, het is de vorm van een bloem met zijn blaadjes wijd open. En als u dat opgemerkt hebt, ontdekt u dat die bloem eigenlijk een kelk is, een vat, een reservoir. Daarna gaat uw hand weer verder. Even later vindt u weer hetzelfde: een knop, een bloem, een kelk. Als uw hand verder omhoog gaat komt u dit opnieuw tegen, in totaal niet min¬der dan vier keer. Vier keer wordt u tegengehouden. Dan komt u bij de armen, drie aan weerszijden. Uw hand gaat langs de onderste arm, totdat hij bij een soortgelijke hindernis komt. Iets verder weer, en daarna nog eens. Op elk van de zes armen vindt u het drie keer herhaald. Vier keer op de schacht en drie keer op iedere arm. Let op het totale aantal. Zou het niet voldoende zijn om één zoʼn ding aan de voet te hebben, aan het begin, en dat daarna alles gladjes zou gaan? Nee, het wordt telkens weer herhaald, deze knop, de bloem en de kelk. Dit is het kenmerk van dit voorwerp van getuigenis. Het kruis – dood, opstanding, overvloedig leven Wat zou die knop voorstellen, wat is het dat u tegenhoudt? U kunt niet verder, iets stopt u. Zegt het niet: “Hier moet u even stilstaan om aandacht te schenken aan iets belangrijks. Hier is de dood van de Here Jezus, hier is het kruis. Ga niet verder zonder de diepe betekenis ervan ter harte te nemen.” U kunt het kruis niet zomaar passeren zonder er acht op te slaan. Als de Heer het kruis op uw weg brengt wordt u plotseling tegengehouden. Dan moet u de betekenis van de dood van de Here Jezus echt ter harte nemen. 20
Maar dan, prijs God, daar bovenop is de bloesem, en het is een amandelbloesem. U weet dat de amandel het type is van de opstanding. De amandelbloesem: nieuw leven, nieuwe hoop, een nieuw vooruitzicht, opstanding; de amandelbloesem: een nieuw jaargetijde breekt aan, want het is de eerste lentebloesem. Het is de voorloper van alle andere bloesem, ja, van alles, en dat is profetisch. Het zegt dat de opstanding gekomen is, een nieuw jaar, een nieuwe lente, een nieuwe volheid. We zien hier dus de dood en de opstanding. En dan een kelk, een vat, een reservoir. Wat is dit? Het spreekt van datgene wat de vrucht van de dood en de opstanding bevat: het nieuwe leven, de Geest, de Geest des levens. “Zo is er dan nu (vanwege de dood en de opstanding) geen veroordeling voor hen, die in Christus Jezus zijn. Want de wet van de Geest des levens heeft u in Christus Jezus vrijgemaakt van de wet der zonde en des doods” (Rom. 8:1,2). Dood, opstanding en een nieuwe Geest des levens binnen in ons. En dan, daar bovenuit, werpt de lamp van het getuigenis zijn licht op de dood en de opstanding en het leven van de Geest, zodat ze altijd zichtbaar zijn. In het licht, dat van boven komt, ziet men dat het getuigenis van Jezus betrekking heeft op Zijn dood, die nee zegt tegen een hele wereld, en op Zijn opstanding, die ja zegt tegen een andere wereld, en op de kracht van een nieuw leven, om daardoor te kunnen leven in die wereld van God. Vier keer komen we het in de schacht, de stam, tegen, en vier is het getal van de schepping. “Zo is dan wie in Christus is een nieuwe schepping” (2 Cor. 5:17), door de dood en de opstanding. In Christus zijn de armen, de ranken, en het geheel vormt een nieuwe schepping. Drie keer komen we het in iedere arm tegen. Drie is het getal van goddelijke volheid. Het is ook het getal van dood en opstanding. “Want gelijk Jona drie dagen en drie nachten in de buik van het zeemonster was, zo zal de Zoon des Mensen in het hart der aarde zijn, drie dagen en drie nachten” (Mat. 12:40). “Breekt deze tempel af en binnen drie dagen zal Ik hem doen herrijzen” (Joh. 2:19). “Het is thans reeds de derde dag, sinds dit geschied is” (Luc. 24:21). Drie – dood, begrafenis, opstanding – aan alle armen van dat getuigenis. Klinkt dat te fantasierijk? We moeten acht slaan op de bijbelse symboliek. Deze dingen zijn niet zonder betekenis. God heeft goddelijke gedachten uitgedrukt in heel Zijn schepping. Onze conclusie is dat het instrument van het getuigenis gegrond is op het principe van de dood en de opstanding van Christus. Het kruis – een innerlijke ervaring In het begin van het boek Openbaring zien we “Iemand als eens mensen zoon”, die zegt: “Ik ben … de Levende, en Ik ben dood geweest, en zie, Ik ben levend tot in alle eeuwigheden” (Op. 1:18). En we zien de zeven gouden kandelaren en de Levende temidden daarvan: het getuigenis van Jezus in de kandelaren. En het getuigenis is de dood en de opstanding van de Here Jezus in iedere kandelaar, ingewerkt in het wezen van dit instrument, in het goud. De bekwame werklieden die deze kandelaar moesten maken, gingen aan het werk met hun gereedschap, hun scherpe en harde werktuigen; ze gingen aan het hameren en snijden, het goud pijnlijk bewerkend, om zo deze symbolen, die zo vaak voorkomen, te maken. Het is niet overdreven om te zeggen, dat als u en ik en het volk des Heren voor Hem zoʼn instrument, zoʼn getuigenis van Jezus willen zijn, het in ons binnenste met veel pijn ingewerkt moet worden. Het is het gevolg van een diep en nauwgezet werk, de dood en de opstanding van de Here Jezus. Het getuigenis – de tegenwoordigheid van de opgestane Heer
21
Ik vraag me af of dat niet juist de betekenis was van de uitdaging aan de gemeenten in Asia. Nadat alles gezegd is over deze gemeenten – wat er mis was en wat er goed was – kunnen we dan niet concluderen dat de Heer ze terug wilde brengen naar het oorspronkelijke getuigenis? Toen de gemeente begon, zoals is opgetekend in de eerste hoofdstukken van het boek Handelingen, was de apostolische boodschap en prediking niet veel meer dan de dood en de opstanding van Jezus, dat Hij die gekruisigd was door God was opgewekt. Dat werd overal verteld. Alles werd daarop gefundeerd. Alles werd daaraan ontleend. Dat was de basis: Christus, gekruisigd en opgewekt. Dat was het ook wat alle moeilijkheden veroorzaakte. Iets dergelijks was er nooit eerder verkondigd; niemand had zoiets ooit gehoord. Een gekruisigd mens – geen twijfel over zijn dood – zou, zonder toedoen van mensenhanden of tussenkomst van psychische krachten, opgestaan zijn uit de doden en leven! Men beweerde dat God dat gedaan had en dat Hij daarmee verklaard had dat alles in deze Opgestane overeenkomstig Zijn eigen gedachte was. God maakte Zich niet één met iets dat slechts gedeeltelijk van Hemzelf was. Hij had Zijn kracht aange¬wend in de opstanding, omdat de situatie volkomen naar Zijn gedachte was. Jezus Christus beantwoordt volledig aan Gods gedachte – alles uit God. Dat was het getuigenis dat alle problemen veroorzaakte op aarde, omdat dat ook in de hel zo was. Nu komt de opgestane Heer, als het ware aan het eind van de bedeling, tot Zijn gemeente en beoordeelt haar naar de eerste basis. Hij zegt feitelijk: “Jullie hebben veel werken, er zijn heel wat goede dingen, er zijn ook slechte dingen, maar of ze nu goed zijn of slecht, de vraag is: is er bij jullie en in jullie de machtige uitwerking van Mijn dood en opstanding? ʻIk ben … de Levende; en Ik ben dood geweest, en zie, Ik ben levend tot in alle eeuwigheden.ʼ Is dat het waarvan getuigd wordt – niet in woord, maar in kracht – door jullie aanwezig¬heid temidden van de naties?” Ik geloof dat we zo de uitdaging aan de ge¬meenten naar waarheid en recht kunnen samenvatten, van het begin tot het ein¬de. In hoeverre is het einde in overeenstemming met het begin? Het is de basis van alles, en men kan er onmogelijk omheen. De gemeente, voortdurend teruggebracht naar het kruis Ik geloof niet dat ik de toepassing te ver doorvoer als ik zeg dat inzoverre deze kandelaar in zijn constructie de voortdurende herhaling heeft van dit getuigenis, de gemeente (en ook het individuele kind van God) herhaaldelijk teruggebracht wordt naar het fundament en eraan herinnerd wordt dat ze er niet omheen kan. Je vordert nooit zover in het christenleven dat je het fundament, het kruis, voorgoed achter je laat. Het kruis in beide aspecten, dood en opstanding, is altijd aanwezig in de geschiedenis van de gemeente. Je kunt nooit het kruis achter je laten, als een afgedaan stadium. Nooit! Ware, geestelijke geschiedenis is dat je telkens weer tegen het kruis aan loopt. Telkens is er weer een nieuwe toepassing. Je komt bij de volgende knop en je kunt niet verder gaan in het opstandingsleven en in de overvloed, totdat je opnieuw het kruis hebt toegestaan dat te raken in je leven wat nodig was. Telkens weer gebeurt dat. Zo moet het gaan in de geestelijke geschiedenis. Het kruis – de weg tot de volheid Maar naarmate je verder komt – en vergeet niet dat je steeds hoger gaat – kom je steeds dichter bij de hemelse volheid, de volheid van Zijn heerlijkheid, de zevenvoudige zegening, dichter bij dat wat bovenaan is: een geestelijke volheid van licht, van getuigenis, van heerlijkheid. Laten we vasthouden dat de toepassing van het kruis van de Here Jezus, 22
of dat nu aan het begin is of later, geen andere bedoeling heeft dan ruimte te maken voor een grotere volheid. Wees toch niet op verkeerde wijze bezig met het doodsaspect van het kruis. Veel mensen zijn zo bezig met hun dood en de noodzaak om te sterven, dat het hun geestelijk leven uitblust. Je vindt geen geestelijk leven in hen, omdat ze almaar bezig zijn met hun gestorven zijn met Christus. Uiteraard is het doodsaspect noodzakelijk, maar het is slechts de weg naar de amandelbloesem en de overvloeiende kelk. Het is een beweging naar boven, een opstandingsbeweging, naar geestelijke volheid toe. Het kruis – de weg naar goddelijke heerlijkheid in de gemeente In wat we hiervoor in het kort gezegd hebben, vinden we het totale geeste¬lijke werk van God om voor Zich een volk te verwerven dat niet slechts een mondeling getuigenis heeft aangaande de feiten en de leer van de dood en op¬standing van de Here Jezus, maar waardoor de Geest een levende vlam is, een levende kracht van het getuigenis, dat spreekt van de werkelijke betekenis van die dood en opstanding. Kort en goed, wat betekent dit, waar komt het op neer? Eenvoudig dit, dat God wil laten zien dat Hij de God van het onmogelijke is, de God van wonderen, de God die boven de natuur staat. Hoe kan Hij dat het beste laten zien? Door ons, enerzijds, daar te brengen waar we de dood van de Here Jezus in ons eigen leven kennen, dood aan onze eigen kracht, onze eigen mogelijkheden en bronnen, onze eigen bekwaamheden, onze eigen onafhankelijkheid. De dood die een einde betekent, zodat we moeten zeggen: “Ik kan niet verder, ik kan niet meer, ik ben aan mijn eind.” Om daarna Hem te ontdekken als de God van een nieuw begin, een wonderbaarlijk nieuw begin, de God der opstanding. Het getuigenis is: “Waar zouden wij zijn zonder God? De enige verklaring hiervoor is, dat het het werk van de Heer is, Gods opstandingswonder. Het is God, en God alleen.” Dat is het getuigenis van Jezus. Het is mogelijk deze dingen te zeggen, en ze te omhelzen als waarheid, maar zijn we ertoe bereid dat het kruis alle grond onder onze voeten weg slaat, ons telkens weer op het punt brengt waar we ten einde raad zijn, aan het einde van al ons kunnen, het einde van alle hoop? Zoals Paulus zegt: “… zodat wij zelfs aan ons leven wanhoopten, … opdat wij niet op onszelf vertrouwen zouden stellen, maar op God, die de doden opwekt” (2 Cor. 1:8,9). Bent u bereid dit als het fundament van uw leven te aanvaarden? Dat is het fundament van heerlijkheid. Dat is het getuigenis. Dat kunnen we niet slechts door het onderwijs dat we ontvangen tot stand brengen. Dat is het gevaar, dat er een volk is dat het onderricht aanvaardt, maar niet staat in het leven en de kracht daarvan. Nu we deze overdenkingen willen afsluiten, geloof ik dat het noodzakelijk en goed is ons neer te buigen voor de Heer. We willen Hem zeggen dat we niet slechts een getuigenis willen hebben bestaande uit woorden, leer, onderricht, informatie, kennis, maar dat we ernaar verlangen in waarheid een belichaming te zijn van het getuigenis van Jezus, in de kracht van de heilige Geest, door de werking van Zijn dood en opstanding in ons.
23